Bij het naderen van de Tweede Wereldoorlog, na de nederlaag van de revolutionaire golf van de jaren 1920, waarbij de Russische revolutie afstierf aan haar isolement en vervolgens vermoord werd door de wereldbourgeoisie en het stalinisme, triomfeerden de contrarevolutie en de verplettering van het wereldproletariaat. In die context zal het anarchisme een fatale stap zetten in zijn evolutie.
Door de blinde wetten van het kapitalisme onherroepelijk voortgestuwd op de weg van het militarisme, bereidt de bourgeoisie in alle landen oorlog voor, of het nu gaat om fascistische of democratische staten, of evengoed in de stalinistische USSR. De impasse die gevormd wordt door de economische crisis laat haar geen ander alternatief dan deze vlucht vooruit in een tweede wereldwijde holocaust. Deze geforceerde mars naar de oorlog, de ware levenswijze van het kapitalisme in verval, brengt het fascisme voort. Dat kon ingesteld worden in landen waar de arbeidersklasse een zware nederlaag geleden had, waar het niet langer nodig was de democratische instellingen in stand te houden die juist als functie hebben het proletariaat te misleiden teneinde het te onderwerpen en te verslaan. Het fascisme bleek de meest aangepaste vorm voor het kapitalisme om de voorbereidingen te treffen die vereist werden door een versnelde gang naar oorlog.
Het ideologisch in de pas brengen voor de imperialistische oorlog achter de vlaggen van fascisme of nazisme, of achter de mythe van het 'socialistisch vaderland' voor het stalinisme, werd bewerkstelligd dankzij de meest afschrikwekkende terreur. Maar in de 'democratisch' gebleven landen moest de bourgeoisie om de arbeiders die de verplettering van revolutionaire bewegingen niet ondervonden hadden een bijzondere misleiding gebruiken : het antifascisme. Door de arbeiders zogenaamd een terrein te bieden waarop ze zich konden mobiliseren om zich te beschermen tegen de verschrikkingen van het fascisme, werd het middel gevonden om hen als kanonnenvlees te mobiliseren in de oorlog, in dienst van één imperialistisch kamp tegen het andere om de democratische staat te verdedigen. Om dat doel te bereiken bediende de bourgeoisie zich, met name in Frankrijk en Spanje, van de volksfronten en de intrede van de linkse partijen in de regering.
In tegenstelling tot het proletarisch internationalisme dat een oproep van de arbeidersklasse was om door de proletarische revolutie een einde te maken aan de eerste wereldslachting, vormde het antifascisme geenszins een middel voor het proletariaat om zijn klassebelangen te verdedigen, maar wel een middel om het aan handen en voeten gebonden over te leveren aan de democratische bourgeoisie.
De toestand van contrarevolutie, die voorkwam uit de nederlaag van het proletariaat, die elke kans op een revolutionaire opstand onmogelijk maakte, moest echter absoluut niet leiden tot een in vraag stellen van de fundamentele principes van het proletarisch internationalisme tegenover de Tweede Wereldoorlog. Er viel geen kamp te kiezen. Het ging er om de bourgeoisie te bevechten, zowel die van het fascistische kamp als die van het democratische.
Gevangen in zijn obsessie 'de vrijheid' te verdedigen tegen het 'autoritarisme', capituleert het anarchisme compleet voor het antifascisme. Voor de oorlog behoren de verschillende stromingen van het anarchisme bij de voornaamste pleitbezorgers van het antifascisme. Dat zal de grote meerderheid van de anarchisten ertoe brengen resoluut partij te kiezen voor de Geallieerden in W.O.II. Ontdaan van elk klassecriterium gebaseerd op de reële sociale verhoudingen die de kapitalistische maatschappij beheersen, wordt het anarchisme ertoe gebracht zich volledig te onderwerpen aan de verdediging van de democratie, die bijzonder doortrapte vorm van de dictatuur van het kapitaal. Bepaalde internationalisten in 1914, zoals Rudolf Rocker, verdedigen de deelname aan de imperialistische oorlog in 1940, argumenterend dat er in 1940, anders dan in 1914, twee radicaal verschillende systemen bestaan en dat de strijd tegen het fascisme de steun rechtvaardigt aan de democratische staten. Deze benadering brengt het grootste aantal anarchisten ertoe fysiek deel te nemen aan de oorlog, in eerste plaats in de imperialistische legers zonder uniform, het maquis van het verzet (1).
In Frankrijk “stelt van bij het begin van de oorlog [de groep CNT-netwerk Vidal in de Pyreneeën] zich ten dienste van het Verzet en werkt hij actief mee met Intelligence Service en het Bureau Central de Renseignement et d'Action (BCRA) van de Gaulle, maar ook met het netwerk Sabot en de groep Combat. (…) Bij gebrek aan een nationale verzetsorganisatie komen de anarchisten weinig in beeld, hoewel ze sterk aanwezig zijn. Vermelden we toch het maquis van de Barrage de l'Aigle (…) een voorname plaats van de opbouw van de CNT in ballingschap en één van de meest actieve verzetsgroepen. Dit maquis is praktisch 100% confederaal, net als het maquis van Bort-les-Orgues. In het algemeen zijn de maquis van het Centraal Massief voor een groot deel samengesteld uit Spaanse anarchisten (...)” (2) “Aanwezig in de maquis in het Zuiden van Frankrijk, in de groepen FFI, FTP, MUR of in autonome groepen (bataillon Libertad in de Cantal, maquis Bidon 5 in de Ariège, in Languedoc-Roussillon) (…) bij honderden zetten [de anarchisten] op Franse bodem de strijd voort die ze tegen het Spaanse fascisme gevoerd hadden” (3). Het bataillon Libertad “bevrijdt de Lot en Cahors. (…) In Foix zijn het de maquisards anarcho-syndikalisten CNT-FAI die op 19 augustus de stad bevrijden” (4).
Zelfde beeld in Italië. Wanneer ze zich op 8 september 1943 aan de Geallieerden overgeven, blijven de regio's centrum en noord in handen van de Duitsers en van de fascistische republiek van Salo. “De anarchisten gooien zich onmiddellijk in de gewapende strijd, vormen wanneer ze er de mogelijkheid toe hebben (Carrare, Genua, Milaan) autonome formaties, of, zoals in de meeste gevallen, sluiten zich aan bij andere formaties zoals de socialistische brigades 'Matteotti', de kommunistische brigades 'Garibaldi' of de eenheden 'Giustizia e Libertà' van de Aktiepartij” (5). Op talrijke plaatsen treden de libertairen toe tot het Comité van nationale bevrijding dat een breed spectrum antifascistische partijen samenbrengt, of organiseren ze Groepen voor patriottische actie (sic!). De anarchisten zijn talrijk in de 28e Brigade Garibaldi die Ravenna bevrijdt. “In Genua opereren de anarchistische strijdgroepen onder de naam Brigade Pisacane, de formatie 'Malatesta', de SAP-FCL Sestri Ponente en de Escadrons van anarchistische actie van Arenzano. (…) Deze activiteiten worden bevorderd door de de Libertair Kommunistische Federatie (FCL) en door de anarcho-syndicalistische vakbond USI die pas weer de kop heeft opgestoken in de fabrieken. (…) De anarchisten richten de brigades 'Malatesta' en 'Bruzzi' op waarbij tot 1300 partisanen aangesloten zijn : deze opereren onder leiding van de formatie 'Matteotti' en spelen een rol van het eerste plan in de bevrijding van Milaan” (6).
De voorbeelden van Bulgarije, waar na de invasie van de USSR in 1941 de Bulgaarse KP maquis organiseert “waaraan talrijke anarchisten deelnemen” (7), of nog de anarchistische anti-Japanse guerrilla in Korea in de jaren 1920-30, wijzen op het algemene karakter van de deelname van de anarchisten aan de imperialistische oorlog.
En velen worden zelfs niet afgeschrikt door het uniform van de democratische imperialistische legers : “De Spaanse Libertairen (…) namen met duizenden deel aan de weerstand tegen het nazisme en honderden onder hen voerden de strijd met de bataljons van France Libre tot in Duitsland” (8). “Kameraden sloten zich aan bij de marcherende regimenten van het Vreemdelingenlegioen en bevonden zich in de voorste linies bij alle gevechten” (9). “Ze werden naar Noord-Afrika gestuurd, of naar Zwart Afrika (Tsjaad, Kameroen). De Tweeden sloten zich vanaf 1940 aan bij de vrije Franse strijdkrachten. Ze sloten zich aan bij de colonnes van generaal Leclerc.” De 2e D.B., voor meer dan 60% Spaans, telde een groot aantal anarcho-syndicalisten en één van haar compagnies “bestond uitsluitend uit Spaanse anarchisten. Aan boord van de tanks 'Ascaso', 'Durruti', 'Casas Viejas' waren zij de eersten die de hoofdstad binnentrokken op 24 augustus 1944” bij de bevrijding van Parijs (10) en het driekleurig vod op het stadhuis hesen !
De houding van de anarchisten tijdens de Tweede Wereldoorlog vloeit direct voort uit degene die ze aannamen tijdens de 'algemene repetitie' van de oorlog in Spanje. Dat stelt in een schel daglicht welke de ware rol was die gespeeld werd door het anarchisme in wat noch een 'klassenoorlog', noch een 'revolutie' was, maar wel een oorlog tussen twee fracties van de Spaanse bourgeoisie die uitmondde in een imperialistisch wereldconflict.
In juli 1936 biedt de CNT omwille van het antifascistisch pact dat zij gesloten had met de partijen van het Volksfront haar steun aan de republikeinse regering om de reactie van het Spaanse proletariaat tegen de staatsgreep van Franco af te leiden naar het antifascisme (11). De CNT verplaatst de strijd van een sociaal, economisch en politiek gevecht van het proletariaat tegen het geheel van de krachten van de bourgeoisie naar een militaire confrontatie die enkel gericht is tegen France, door de arbeiders uit te sturen in de antifascistische milities om zich te laten afslachten op de militaire fronten voor belangen die de hunne niet zijn.
De deelname van de libertairen aan de burgerlijke republikeinse regering van Catalonië en in Madrid toont de evolutie van het anarchisme naar de steun aan de burgerlijke staat. “Na de eerste overwinning op de oproerige generaals, toen we een langdurige en enorm belangrijke oorlog zagen opdoemen, begrepen we dat het uur niet gekomen was om de functie van de regering, van het regeringsapparaat, als beëindigd te beschouwen. Zoals de oorlog een gepast apparaat nodig heeft om tot een goed einde gevoerd te worden – het leger – zo is er ook een orgaan nodig van coördinatie, van centralisatie van alle hulpbronnen en energieën van het land, dat wil zeggen het mechanisme van een staat. (…) Zolang de oorlog duurt moeten wij handelen in de bloedige strijd en moeten wij tussenkomen in de regering. Dit moet inderdaad een oorlogsregering zijn, om oorlog te voeren en te winnen. (…) Wij denken dat de oorlog de eerste zaak is, dat de oorlog moet gewonnen worden als voorafgaandelijke voorwaarde voor om het even welke nieuwe voorwaarde...” (12). Wanneer de arbeiders van Barcelona in mei 1937 in opstand komen, gedragen de anarchisten zich als medeplichtigen van de repressie door het Volksfront en de Catalaanse regering (waar zij in zetelen), terwijl de Franquisten de vijandelijkheden tijdelijk staken om de linkse partijen de kans te geven de opstand te verpletteren.
Door haar steun aan de totale oorlog, door de militarisering van het proletariaat met behulp van de anarchistische collectiviteiten en de antifascistische milities, door het afkondigen van de heilige eenheid met de republikeinse bourgeoisie en het verbod op stakingen, door dat alles neemt de CNT deel aan het mobiliseren van het proletariaat in een oorlog die duidelijk imperialistisch wordt met het engagement van de democratieën en van de USSR aan republikeinse kant, en van Duitsland en Italië aan Franquistische kant. “Vandaag voeren wij geen burgeroorlog, maar een oorlog tegen de bezetters: Moren, Duitsers, Italianen. Het is niet een partij, een organisatie of een theorie die in gevaar is, maar het bestaan van Spanje zelf, van een land dat meester wil blijven over zijn eigen lot, en dat het gevaar loopt re verdwijnen” (13). Het nationalisme van de CNT brengt er haar toe expliciet op te roepen tot de wereldoorlog om de 'Spaanse natie' te redden: “Het vrije Spanje zal zijn plicht doen. Wat zullen de democratieën doen tegenover deze heldhaftige houding ? We mogen hopen dat het onvermijdelijke niet te lang op zich zal laten wachten. De uitdagende en grove houding van Duitsland wordt al onverdraaglijk. (…) De enen en de anderen weten dat de democratieën tenslotte zullen moeten tussenkomen met hun eskaders en hun troepen om de weg te versperren aan die horden redelozen...” (14)
Het verlaten van de belangen van het proletariaat en de houding van de CNT tegenover de imperialistische oorlog wekken heftig verzet op in het anarchistisch kamp (Berneri, Durruti). Maar het onvermogen van deze laatsten om te breken met de positie die stelt dat het tegelijk om een oorlog en om revolutie ging, heeft hen slachtoffer gemaakt van de politiek van nederlaag en oorlogsmobilisatie van het proletariaat. Degenen die waarachtig wilden vechten tegen de oorlog en voor de revolutie slaagden er zo niet in het vertrekpunt te vinden voor een echte revolutionaire strijd : de oproep aan arbeiders en boeren (aan beide zijden, het republikeinse en het Franquistische, gemobiliseerd in de oorlog) om te deserteren, om hun wapens tegen hun officieren te keren, om zich van het front terug te trekken en te strijden in stakingen, betogingen, op een klasseterrein tegen het kapitalisme in zijn geheel.
Nochtans zijn er, bij het uitbreken van de oorlog, tegen de oorlogszuchtige antifascistische golf in, enkele stemmen die zich vanuit het anarchisme verheffen om het terrein van het antifascisme af te wijzen en te bevestigen dat de enige echt revolutionaire opstelling die van het internationalisme is. Zo verklaart de Glasgow Anarchist-Communist Federation in Groot-Brittannië in 1939 : “de huidige strijd stelt rivaliserende imperialismen tegenover elkaar voor de verdediging van hun laagbij-de-grondse belangen. De arbeiders van alle landen behoren tot de onderdrukte klasse en hebben niets gemeen met deze belangen en politieke aspiraties van de heersende klasse. Hun frontlijn is niet de Maginotlijn waar ze ontmoedigd en gedood zullen worden, terwijl hun meesters frauduleuze winsten opstrijken” (15). In het zuiden van Frankrijk ontwikkelt het kleine groepje rond Volin (16) een tussenkomst tegen de oorlog op een duidelijk internationalistische basis : “Het huidig conflict is het werk van de geldmachten van elke natie, machten die uitsluitend en internationaal leven van de uitbuiting van de mens door de mens. (…) Staatshoofden, militaire chefs van alle kleuren en nuances, lopen over van het ene kamp naar het andere, verscheuren verdragen, tekenen er andere, dienen nu eens de Republiek, dan weer de Dictatuur, collaboreren met degenen waar ze gisteren oorlog tegen voerden, en vice-versa en opnieuw vice-versa. (…) het volk betaalt de gebroken potten : het wordt gemobiliseerd voor de democratieën, tegen de democratieën, voor de fascisten, tegen de fascisten. Maar of het nu in Afrika is, in Azië of in Europa, het is steeds het goede volk dat opdraait voor de kosten van die 'tegenstrijdige ervaringen' en dat op zijn bek krijgt. (…) Het gaat er niet om enkel tegen het fascisme van Hitler te vechten, maar tegen alle fascismen, tegen alle tirannieën, of ze nu rechts zijn, van het centrum, of links, of ze nu koninklijk, democratisch of sociaal zijn, want geen enkele tirannie zal de arbeid emanciperen, zal de wereld bevrijden, zal de mensheid organiseren op echt nieuwe grondslagen” (17). Deze stellingname maakt van deze anarchisten duidelijk een uitdrukking van de arbeidersklasse. Hier opnieuw blijkt dat wanneer zij tot dergelijke helderheid komen, dat gebeurt door zich de klassestandpunten van het proletariaat eigen te maken.
Maar de harde ervaring van het isolement ten opzichte van andere, internationalistisch gebleven groepen, en ten opzichte van de klasse in de omstandigheden van zege van de contrarevolutie over de massa's, evenals de enorme druk van het antifascisme (“wij botsten bijna dagelijks met andere antifascisten. Moesten we ons verenigen met hen of moesten we tegen de stroom blijven ingaan ? Die vraag was op het terrein vaak beangstigend” (18)) doofden weldra deze vonk. De dood van Volin (september 1945) en het onvermogen van de anarchisten lessen te trekken uit hun ervaringen, leidden de elementen van zijn groep tot terugkeer naar de stal van de CNT, tot tijdelijke toetreding tot haar antifascistische comités, en tenslotte tot deelname aan de heropbouw van de FA op een compleet burgerlijke basis.
Het onderzoek van de geschiedenis van het anarchisme tegenover beide wereldoorlogen leidt ons tot een dubbele reeks conclusies :
• Het anarchisme heeft niet alleen zijn onvermogen bewezen het proletariaat een leefbaar alternatief en een revolutionair perspectief te bieden, maar het vormde een direct middel om de arbeidersklasse te mobiliseren voor de imperialistische oorlog. In 1936-37 was de capitulatie van het anarchisme voor de antifascistische misleiding en voor de burgerlijke democratie, die als 'minder kwaad' aanzien werd vergelijken bij het fascisme, een middel voor het kapitalisme om het front te verbreden van de politieke krachten die ijveren voor de oorlog door er het anarchisme in op te nemen. De oorlog in Spanje vormt, na de Eerste Wereldoorlog, de tweede en beslissende acte voor het anarchisme dat zijn evolutie bezegelt naar steun aan de kapitalistische staat. Die onderwerping aan de burgerlijke democratie vertaalt zich in de integratie van de officiële stromingen van het anarchisme binnen de politieke krachten van de kapitalistische staat. Zo is het anarchisme in een beweging met twee tijden, van 1914 tot aan de oorlog in Spanje in 1936-37, een ideologie geworden die de kapitalistische orde en staat verdedigt.
• In de tweede plaats is het van belang vast te stellen dat de anarchistische beweging zich niet beperkt tot die officiële stromingen en dat ze een zeer heterogeen milieu blijft. In alle periodes streeft een deel van dit milieu overtuigd naar revolutie en socialisme, drukt het de echte wil uit een einde te maken aan het kapitalisme en zet het zich in voor de afschaffing van de uitbuiting. Die militanten plaatsen zich inderdaad op het terrein van de arbeidersklasse wanneer ze zich internationalist noemen en aansluiting zoeken bij de revolutionaire strijd. Maar hun toekomst zal fundamenteel bepaald worden door een proces van afscheiding, waarvan de zin en omvang bepaald worden door de krachtsverhouding tussen beide fundamentele klassen, bourgeoisie en proletariaat.
Dit afromingsproces zal eerder gericht zijn op het niets of zelfs op de bourgeoisie zoals dat het geval was in de zwarte jaren van de contrarevolutie in de jaren 1940. Inderdaad, zonder het kompas van de klassestrijd van het proletariaat en de zuurstof van de discussie en het debat met de revolutionaire minderheden die daaruit voortkomt, worden ze in de valstrik gelokt van de ingebakken tegenstrijdigheden van het anarchisme dat hen ontwapent en opsluit op het terrein van de burgerlijke orde.
Ze zullen zich eerder oriënteren op de arbeidersklasse wanneer deze haar revolutionaire kracht toont. Zo is het de revolutionaire beweging van de arbeidersklasse zelf, de opkomst van de wereldrevolutie en de proletarische opstand in Rusland (met de vernietiging van het staatsapparaat van de bourgeoisie door de Sovjets en het eenzijdige stopzetten van de deelname aan de imperialistische oorlog van het Russisch proletariaat en de bolsjewieken) die in 1914-18 de kans geven aan de internationalistisch gebleven anarchisten een consequent internationalistische houding aan te nemen. Ze sluiten zich dan aan bij de historische beweging van de arbeidersklasse door toenadering te zoeken tot de kommunistische beweging die voorkwam uit de linkerzijde van de sociaal-democratie en die tegen de oorlog gekant was : de bolsjewieken en spartakisten, de enigen die in staat waren het enige leefbare en realistische alternatief naar voor te schuiven : de omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog en de proletarische wereldrevolutie.
Scott
Voetnoten
(1) De trouw van het anarchisme kan zich opsplitsen volgens de verschillende fracties van de heersende klasse : sommige militanten, verleid door het Charte du Travail, pacifisten die verzoend werden door de wapenstilstand, gingen meewerken aan het programma van Nationale Revolutie van Pétain en de regering van Vichy, zoals Louis Loréal, of sloten zich aan bij de officiële instanties van de Franse staat, zoals P. Besnard.
(2) “Les Anarchistes espagnols et la Résistance”, in l'Affranchi nr. 14, lente-zomer 1997, op CNT-AIT.info.
(3) E. Sarboni, 1944 : “Les Dossiers noirs d'une certaine Résistance”, Perpignan, Ed. du CES, 1984.
(4) “Les Anarchistes espagnols...”
(5) “1943-1945 : Anarchist partisans in the Italian Rsistance”, op libcom.com.
(6) Ibidem.
(7) Nawoord bij Max Nettlau, “Histoire de l'Anarchie”, p. 281.
(8) E. Sarboni, geciteerd werk.
(9) Pépito Rossell, “Dans la résistance, l'apport du mouvement libertaire”.
(10) Le Monde diplomatique, augustus 2004.
(11) Lees over het traject van de CNT onze reeks in Revue Internationale, met name de artikels : “L'échec de l'anarchisme pour empêcher l'intégration de la CNT dans l'Etat bourgeois (1931-34)”; “L'antifascisme, la voie de la trahison de la CNT (1934-36)”.
(12) D.A. De Santillan, in Solidaridad obrera, 16 april 1937
(13) D.A. De Santillan, in Solidaridad obrera, 21 april 1937
(14) Solidaridad obrera, 6 januari 1937, geciteerd door la Révolution prolétarienne nr. 238, januari 1937
(15) Geciteerd door P. Hempel, “A bas la guerre”, p. 210.
(16) Vsevolod Mikhaïlovitch Eichenbaum, alias Volin (1882-1945), tijdens de Revolutie van 1905 lid van de Socialistisch-Revolutionaire Partij, nam deel aan de oprichting van de sovjet van Sint-Petersburg. Hij werd gevangen gezet, ontsnapte uit de gevangenis en kwam in 1907 in Frankrijk aan, waar hij anarchist werd. Wanneer de Franse regering hem in 1915 dreigt op te sluiten wegens zijn verzet tegen de oorlog, vlucht hij naar de Verenigde Staten. In 1917 keert hij naar Rusland terug waar hij bij de anarcho-syndikalisten militeert. Daarna komt hij in contact met de beweging van Makhno en wordt hij hoofd van de afdeling cultuur en educatie van het opstandelijk leger, en dan voorzitter van de militaire Raad van de opstand in 1919. Hij wordt verschillende keren aangehouden en verlaat Rusland na 1920 naar Duitsland. Terug in Frankrijk aangekomen leidt hij op aanvraag van de Spaanse CNT haar blad in de Franse taal. Hij klaagt de politiek van klassencollaboratie van de CNT-FAI in Spanje aan. In 1940 is hij in Marseille waar hij de laatste hand legt aan “la Révolution inconnue”. De ontberingen en de verschrikkelijke materiële omstandigheden van de clandestiniteit breken zijn gezondheid. Hij sterft in Parijs in 1945 aan tuberculose.
(17) Uittreksel uit het pamflet “A tous les travailleurs de la pensée et des bras”, 1943.
(18) “Les Anarchistes et la résistance”, CIRA.
Sinds de ineenstorting van de stalinistische regimes en van het Oostblok gaan de organisaties van het officiële anarchisme er prat op schone handen te hebben in de botsing tussen het Oostblok en het Westblok en zij onderhouden de legende van een onverzettelijke oppositie tegenover de militaire blokken: “De anarchisten waren verdeeld over het probleem van de blokken. De meerderheid besloot zich te verzetten zowel tegen Oost als tegen West…”(1).
Het anarchisme tegenover de imperialistische blokken
Na 1945, tijdens de Koude Oorlog, namen een deel van de officiële anarchistische organisaties in werkelijkheid een standpunt in ten gunste van de verdediging van de ‘vrije wereld’, zoals de SAC (Sveriges Arbetares Centralorganisation) in Zweden. Tijdens de directe confrontaties tussen de strijdkrachten van het Oostblok en de Amerikaanse strijdkrachten en de UNO in Korea in 1950-53, namen sommigen, in navolging van leden van ‘Révolution Prolétarienne’, in naam van de logica van de keuze voor ‘het minste kwaad’ en ten dienste van de verdediging van de democratie, openlijk een pro-Amerikaanse stelling in. Dat was het geval voor A. Prudhommeaux, N. Lazarevitch, G. Leval, maar ook van Spaanse en Bulgaarse militanten: “Er zijn twee imperialismes, maar ik ken er één dat bijzonder gevaarlijk en totalitair is, met slavernij in het vooruitzicht. Het andere draagt minder gevaar in zich… Ik ben niet voor de terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Korea… In Korea zie ik slechts één oorlogsmisdadiger en dat is Stalin. Hij is direct verantwoordelijk voor de strategische bombardementen die een slachting aanrichten onder de Koreaanse bevolking…” (2). Daartegenover waren er anderen die het Amerikaanse imperialisme als de belangrijkste oorlogsstoker bestempelden.
Diegenen onder de anarchisten die zoals de FA [Fédération Anarchiste] zegden steun te weigeren aan om 't even welk kamp met de opstelling “tegen Stalin zonder voor Truman te zijn, tegen Truman zonder voor Stalin te zijn”, handelden daarom echter nog niet als internationalisten en ontsnapten niet aan de logica om voor het ene imperialistische kamp te kiezen tegen het andere. Toen de USSR zich in de bewapeningswedloop stortte om te rivaliseren met de Verenigde Staten, was het ‘de strijd voor het derde front’, die “de FA er toe leidde om de Duitse herbewapening aan te klagen door haar steun te betuigen aan de pacifisten van dat land en door haar deelname aan de campagne ‘Ridgway (3) go home?'"(4), die geleid werd door de PCF. Door de kritische steun die de FA verleende aan deze campagne geraakte ze compleet in het vaarwater van de PCF : zij vervulde de rol van ronselaar van arbeiders voor de PCF en?voor diens onvoorwaardelijke steun aan het Russische imperialistische blok!
Anderzijds spelen de contestataire en provocerende acties dezelfde rol van ronselaar voor de burgerlijke staatsinstellingen : de ‘werkelijke anti-imperialistische’ strijd van het ‘derde revolutionaire front’ van de FA wordt geconcretiseerd in de verkiezingscampagne voor de wetgevende verkiezingen van 1951 “ten gunste van bulletins die als volgt waren opgesteld: 'Noch Oosterse dictatuur, noch westerse dictatuur, ik wil vrede'” (5) of door het voeren van spectaculaire acties zoals in februari 1952 "in de grote zaal van het paleis Chaillot waar een algemene vergadering plaatsvond van de UNO, waar een pak pamfletten getiteld: 'Het Derde Front: Weg met de oorlog!' in de zaal werd geslingerd en de Amerikaanse en sovjetafgevaardigde bekogeld werden met ongevaarlijke projectielen." (6).
Verre van een middel te betekenen voor het versterken van het politieke inzicht van de arbeidersklasse, onderhield dit soort acties op het terrein van de instellingen van de burgerlijke staat, behalve dat ze ongevaarlijk waren, bij de uitgebuite klasse de illusie in stand dat ze van enig belang zouden zijn voor de goede uitkomst van haar revolutionaire strijd. Ze kunnen integendeel slechts de onderwerping versterken van de arbeidersklasse aan de democratische misleiding en de organen van de kapitalistische heerschappij, door te versluieren dat het nodig is deze op te ruimen. De FCL (Fédération communiste-libertaire) zou zelfs opkomen met kandidaten bij de wetgevende verkiezingen van 1956 ! Op het moment van de ontbinding van de Franse IVe Republiek en het aan de macht brengen van generaal De Gaulle in 1958 om het koloniale probleem op te lossen, “bundelden zich in de hele libertaire pers oproepen om de bedreigde Republiek te redden. (…) De anarchisten kozen in grote meerderheid voor de Republiek en voor de politiek van het minste kwaad…” (7). Tegenover de putsch van de generaals in Algiers, in april 1961, die weigerden de onafhankelijkheid van Algerije te erkennen, "nam de FA deel aan de verschillende comité's die meerdere linkse organisaties groepeerden (...) de anarchisten waren bij de eersten om de democratische vrijheden te verdedigen, en dat ondanks hun latere ontkenningen daarvan." (8).
Vooral hun constante steun aan de zogenaamde bevrijdingsbewegingen zal duidelijk maken hoe ze voor het éné imperialistische kamp kiezen tegen het andere. Door, zoals de FA deed als beginsel voorop te stellen dat “De anarchisten voor de bevolking overzee het recht opeisen op vrijheid, op werk in onafhankelijkheid, het recht te beschikken over hun eigen lot boven alle clanrivaliteiten heen die de wereld vandaag uiteenscheuren. Ze verzekeren hen van hun solidariteit in de strijd die ze moeten voeren tegen de onderdrukking door alle imperialismes...” (9). De anarchistische stromingen nemen zo hun plaats in tussen de beste dienaars van de misleiding van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Ze spreken op dezelfde toonaard als de offici?e ideologie van elk van beide blokken (zowel de doctrine van Jdanov van het Oostblok die zich voorstelt als "de ware verdediger van de vrijheid en onafhankelijkheid van alle naties, een tegenstander van de nationale onderdrukking en de koloniale uitbuiting onder al hun vormen" (10) als de Amerikaanse doctrine die stelt dat "in de sleutelzones moet alles gedaan worden om de democratische vormen en hun toegang tot onafhankelijkheid aan te moedigen". Elke episode van de imperialistische oorlog waartoe het westerse en het Sovjetblok overgaan, via ondergeschikte naties vindt haar rechtvaardiging in deze 'theorie', elk geserveerd met een verschillende saus, maar telkens met hetzelfde rampzalige resultaat voor het proletariaat.
De Franse anarchisten verkleedden de Indochinese oorlog tot 'een revolutionaire episode' (FA in 1952) of zagen er een 'klassenoorlog' in (FCL in 1954) en riepen de legitimiteit uit van 'de strijd van het Indochinese proletariaat' en de noodzaak van de 'arbeiderssolidariteit met de Viêt-minh'.
Die politieke steun aan de nationale bevrijdingsstrijd zal zelfs zover gaan als de fysieke inzet. Tijdens de Algerijnse oorlog sluiten talloze anarchisten aan bij de 'valiezendragers', de steunnetwerken van het FLN (Algerijns Bevrijdingsfront) (11). "Het standpunt van kritische steun ten gunste van een socialistisch en zelfbeheerd Algerije" van de FCL in naam van de solidariteit ?et de onderworpen volkeren, tegen de imperialismes?neemt de vorm aan van een actieve materiële steun aan de Algerijnse nationalistische partijen MNA en daarna FLN (wanneer deze laatste na 1956 als enige, alleenheersend, overblijft). "De verzetsstrijders van het ALN (Nationaal bevrijdingsleger) behoren deels tot de ene, deels tot de andere organisatie. Dat weten we met des te meer zekerheid daar we onder ons, in de FCL, Algerijnse kameraden van de FLN-tendens hebben terwijl we zelf diensten geleverd hebben aan de MNA-verzet door als tussenpersoon te fungeren voor het bekomen van 'materiaal' (lees : wapens) voor hun strijders." (12).
Deze stellingnamen –zelfs kritisch– van bepaalde anarchisten ten voordele van de nationale bevrijdingsstrijd hebben rechtstreeks bijgedragen tot de onderwerping van de massa's aan het imperialisme. Die anarchistische stromingen dragen een stuk van de verantwoordelijkheid voor de onderwerping van het proletariaat en van de uitgebuite klassen aan de barbaarsheid van de militaire conflicten die de planeet met bloed doordrenken. Gevangen in de logica van het vaststellen van een onderscheid tussen de verschillende imperialistische gangsters (in naam van de rechten van de zwakste) brengen hen ertoe rechtstreeks op te treden als sergeanten-ronselaars binnen het proletariaat, of als borg voor de winst van het ene of het andere van de optredende imperialistische kampen. Het inhameren gedurende tientallen jaren van deze misleidingen, waar zij sterk toe bijgedragen hebben, heeft ervoor gezorgd dat het einde van de contrarevolutie uitgesteld werd en dat het proletariaat later zijn zelfstandige strijd hernomen heeft op zijn eigen klasseterrein en voor zijn eigen doeleinden.
De officiële stromingen van het anarchisme hebben inderdaad na de Tweede Wereldoorlog hun overheersende invloed uitgeoefend over de meerderheid van de anarchisten, tot aan het einde van de contrarevolutie in 1968, en zelfs nog na die datum. Zo droegen ze bij tot een kristallisering en sterilisatie van een groeiende overdenking over de 'kommunistische' realiteit in de gestaliniseerde landen. Deze stromingen hebben een gevoel van revolte tegen deze monsterlijke leugen over 'kommunisme' in de landen van het Oostblok misbruikt om ideeën te verspreiden zoals antimilitarisme, pacifisme enz., die hoewel ze deel uitmaken van een echt in-vraag-stellen van de oorlog, enkel de overdenking bij vele elementen kunnen ondermijnen door hen in de richting te duwen van het immediatisme, het activisme en individualisme, ten koste van het zoeken naar mijlpalen en een historisch bewustzijn van de klassenverhoudingen. Daardoor hebben ze ertoe bijgedragen dat degenen die het 'model' dat het stalinisme oplegt wilden verwerpen ertoe gedreven werden zich te verschansen achter de 'verdediging van de democratie', dat wil zeggen van het andere imperialistische kamp, waarvan ze zich ook de radicaalste critici betonen.
Het einde van de contrarevolutie
Na 1968 echter, met het einde van de contrarevolutie en de terugkeer van het proletariaat op het historisch toneel, verschijnt opnieuw dat verschijnsel dat al op andere momenten van de geschiedenis vastgesteld werd : gepolitiseerde elementen proberen werkelijk de revolutionaire weg te vinden doorheen of vertrekkend vanuit het anarchisme.
De ontwikkeling in de Verenigde Staten en in de westerse landen van studentenrevoltes eind jaren 1960, die van de tegenstand tegen de oorlog die de Verenigde Staten in Vietnam voeren hun mobilisatiethema maken, duidt aan dat het loden gewicht van de stalinistische ideologie barsten begint te vertonen. De stalinistische partijen hebben inderdaad geen enkele invloed, terwijl ze toch de Amerikaanse interventie tegen de strijdkrachten die door het zogezegd antikapitalistische Sovjetblok gesteund worden, aanklagen. Vooral de leugen van het 'kommunistisch en revolutionair' stalinisme gaat aan diggelen met de intrede in de strijd van een nieuwe generatie jonge arbeiders tijdens de algemene staking van 1968 in Frankrijk en de verschillende massale bewegingen van de arbeidersklasse overal ter wereld die erop volgen. Het is het einde van de contrarevolutie en het idee van de kommunistische revolutie wordt weer op de dagorde geplaatst.
Vanwege hun anti-stalinisme oefenen de anarchistische organisaties sinds de onderdrukking van de beweging in Hongarije in 1956 een zekere aantrekkingskracht uit, vooral op de studenten. Ze worden numeriek sterker, maar de oude, bestaande organisaties voldoen niet meer voor de jongeren die hen vastgeroest vinden. Het geheel van het anarchistisch milieu hervormt zich (13).
In dat opborrelen van de herneming van de internationale klassestrijd bevinden er zich binnen het anarchistisch milieu minderheden en elementen die op zoek gaan naar de klassestandpunten van het proletariaat en die proberen een revolutionaire samenhang te vinden vanuit het anarchisme. Zo opent een deel van het libertair milieu zich voor organisaties die bepaalde klassestandpunten ontwikkelen (Socialisme ou Barbarie), of zelfs voor het proletarisch politiek milieu, in het bijzonder zijn georganiseerde radenistische pool, met name 'Informations et Correspondances Ouvrières'. Zo neemt de groep 'Noir & Rouge' bijvoorbeeld afstand van de FA en stelt, op basis van “het primaat van de klassestrijd”, een “actualisering en aanpassing van de beginselen van het anarchisme” voor. De groep benadrukt de noodzaak van een discussie en verdedigt “het contact met andere kameraden die zich niet noodzakelijk op het anarchisme beroepen”. Hij klaagt de verheerlijking aan van de “Spaanse revolutie” die “elke kritiek verbiedt” (14). In zijn zoektocht naar strijdvormen die eigen zijn aan de arbeiders, richtte de groep zich op de politieke bijdragen van de Duits-Nederlandse Kommunistische Linkerzijde en Pannekoek. Hij neemt deel aan een internationale bijeenkomst georganiseerd door ICO in Brussel in 1969, naast Paul Mattick, voormalig militant van de Duitse Kommunistische Linkerzijde, uitgeweken naar de Verenigde Staten, en Cajo Brendel, de drijvende kracht van de Nederlandse radenistische groep 'Daad & Gedachte'.
Het politiek belang van deze overdenking in het anarchistisch milieu rond kwesties als de versterking en de middelen van de klassestrijd van het proletariaat bleef verborgen door de beperkte aard ervan. Omdat de vraagstelling zich ontwikkelde rond de pool van het proletarisch milieu van het georganiseerde radenisme die failliet gaat en verdwijnt in het midden van de jaren 1970, wordt de groep 'Noir & Rouge' meegesleept in die schipbreuk en gaat hij verloren, met het verlies van belangrijke militante energieën. De algemene context van illusies in het proletariaat over de mogelijkheid voor het kapitalistisch systeem een uitweg uit de economische crisis te vinden, en ook de moeilijkheden van het proletariaat om zijn strijd te politiseren en het perspectief van de revolutie voorop te stellen, zullen volop door de gauchisten van alle slag uitgebuit worden om elke poging tot bewustwording gericht op revolutie de nek om te wringen.
Nochtans zal een aantal van die elementen die uit het anarchisme komen ondanks alles erin slagen zich een weg te banen naar het opnieuw opkomende proletarisch politiek milieu, met de terugkeer van het proletariaat op de historische scène n
Scott
Voetnoten
[1] Nawoord van m. Zemliak bij het boek van Max Nettlau, “Histoire de l'Anarchie”, Artefact, p. 279.
[2] Brief van S. Nin, 24.08.1950, geciteerd door G. Fontenis, “l'Autre communisme”, Acratie, p. 134.
[3] Ter gelegenheid van het bezoek aan Frankrijk in mei 1952 van de opperbevelhebber van de NATO, Ridgway, stort de PCF haar troepen in regelrechte gevechten met een indrukwekkende politiemacht, waarbij één dode en 17 gewonden vallen bij de arbeiders.
[4] G. Fontenis, geciteerd werk, p. 149.
[5] Idem, p. 134.
[6] Idem, p. 149
[7] Sylvain Boulouque, “Les Anarchistes français face aux guerres coloniales (1945-1962)”, Atelier de création libertaire, p. 61.
[8] Idem, p. 65.
[9] Résoluton du congrès de la Fédération anarchiste d'octobre 1945, sur increvablesanarchistes.org.
[10] Joukov, “Crise du système colonial”, Moskou, 1949
[11] Zoals Alternative libertaire het opeist : “Men vergeet al te vaak dat de netwerken van 'valizeendragers' die de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijders gedurende de oorlog gesteund hebben niet ontstaan zijn in 1957 met de actie van P. Jeanson en daarna H. Curiel. Na de Pinksteropstand van 1954 bevonden de enige organisaties die de Algerijnse onafhankelijkheid steunden zich inderdaad in uiterst-linkse hoek. Het waren de Parti communiste internationaliste (PCI-trotskiste) en de FCL. In Algerije zelf gaat de Mouvement libertaire nord-africain (MLNA), verbonden aan de FCL, vanaf Pinksteren 1954 de strijd aan met de Franse staat voor de onafhankelijkheid van het land. De Franse politie liquideerde de MLNA en daarna de FCL uit tussen 1956 en 1957. De libertairen zetten desondanks hun strijd tegen het kolonialisme voort, binnen de Groupes anarchistes d'action révolutionnaires (GAAR) of, voor de overlevenden uit de FCL, in de schoor van Voie communiste.”
[12] G. Fontenis, aangehaald werk, p. 209.
[13] Bijvoorbeeld in 1965, in Italië, verlaten verschillende groepen, de Groepen van het anarchistisch initiatief, de FAI; de jongeren in het Noorden van Italië scheiden zich af van de FAGI en vormen de Gefedereerde anarchistische groepen. In Frankrijk scheidt de Organisation révolutionnaire anarchiste zich in 1970 af van de FA en zoekt ze toenadering tot andere, niet-libertaire organisaties van uiterst-links, om dan de Organisation communiste libertaire te vormen.
[14] Citaten uit Cédric Guérin, “Pensée et action des anarchistes en France, 1950-1970”, https://raforum.apinc.org [6].
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/2/33/het-nationale-vraagstuk
[2] https://nl.internationalism.org/tag/7/117/internationalistisch-anarchisme
[3] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism
[4] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[5] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[6] https://raforum.apinc.org