De laatste vijf jaar zijn we getuige van een internationale ontwikkeling van de klassenstrijd. Deze strijd heeft zich ontwikkeld als antwoord op de omvang van de kapitalistische crisis. En de dramatische verslechtering van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse in de hele wereld.
Momenteel zijn we in Duitsland getuige van het begin van een nieuwe etappe in deze dynamiek. In dit belangrijke industrieland van Europa zijn talrijke stakingen gevoerd in de hoofdsectoren van de economie. Massale ontslagen, sterke loonsdalingen en drastische verslechtering van de arbeidsvoorwaarden zijn het gist voor de ontwikkeling van deze strijd in een land waar de arbeidersklasse nog maar enkele jaren geleden bekend stond voor de hoogste levensstandaard van Europa.
Het jaar 2008 begon ermee dat de spoorwegmaatschappij ‘Deutsche Bahn’ een loonsverhoging moest toekennen van 11% en een verkorting van de werkweek voor machinisten. Dit was het resultaat van een tien maanden durend conflict, dat nóch door het buiten de wet stellen van de staking op nationaal vlak, nóch de verdeling van de arbeiders van de DB door de vakbonden, werd ondermijnd.
Deze staking werd gevolgd door een grote mobilisering in het Ruhr-gebied, met de lamleggen van de productie van draagbare telefoons bij Nokia. Op een solidariteitsdag met het kantoorpersoneel van Nokia in Bochum bijvoorbeeld kwamen arbeiders van verschillende sectoren op de been en er werden afvaardigingen uit verschillende delen van Duitsland gestuurd. Met name de arbeiders van de automobielfabrieken van Opel in Bochum gingen die dag in staking gegaan als steun aan de ‘Nokianers’. De rol van de automobielfabriek in Bochum kan niet onderschat worden want het is waar dat het kantoorpersoneel van Nokia zich gedemoraliseerd en geïntimideerd voelden door de provocerende brutaliteit waarmee de sluiting van het bedrijf werd aangekondigd. En het was juist met het massale ingrijpen van de Opel-arbeiders dat – met oproepen tot strijd en de belofte zich daarbij aan te sluiten zodra het begon – dat de mobilisering mogelijk werd.
Maar het is de opening van de jaarlijkse loononderhandelingen, die vanaf midden februari talrijke uitingen van arbeidersstrijdbaarheid teweegbracht. Daarmee sneuvelde de mythe van een ‘model van Duits sociaal overleg’, dat de bourgeoisie zo na aan het hart lag. De beurtstakingen van de arbeiders in de staalnijverheid werden gevolgd door verrassingsstakingen van tienduizenden arbeiders in de openbare diensten. Sinds januari neemt de spanning haast overal toe. Zo riep de vakbond Verdi het kantoorpersoneel van de ziekenhuizen, en zelfs de artsen, het personeel van spoorwegen en streektransport (niet beheerd door de DB), van de kinderopvang, van de spaarbanken en talrijke openbare administraties, van luchthavens, piloten inbegrepen, op om in staking te gaan en te betogen voor een loonsverhoging van 12%. De regering daarentegen wil slechts een verhoging van 4% toekennen, terwijl de reële lonen officieel met 3,5% gedaald zijn, gepaard gaand met een verlenging van de werkweek met twee uur!
Verdi was oorspronkelijk van plan om de loonarbeiders de pil van dit akkoord te laten slikken, maar de kracht van de vijandigheid tegen dit akkoord was zo groot en de risico’s van overrompeling van de vakbonden zodanig dat deze zich gedwongen zag om een stap terug te doen en zich te haasten voorop te lopen in het ongenoegen door op te roepen tot staking, maar dan wel streek per streek.
Maar het was vooral de onbeperkte algemene staking van de transportarbeiders in Berlijn waarmee sinds het einde van de eerste week van maart die liet zien dat dit jaar in loononderhandelingen het kapitalistisch offensief tegen de arbeidersklasse een halt werd toeroepen. Deze staking van 10.000 arbeiders – nu al de meest massale en langdurigste van deze sector in de Duitse naoorlogse geschiedenis – heeft een strijdbaarheid en vastberadenheid laten zien die bij de bourgeoisie als een verrassing is aangekomen. Dit conflict barstte op een moment dat de Duitse spoorwegen een laatste poging deden om de concessies aan de treinbestuurders van de DB ongedaan te maken, die er vervolgens mee dreigden om opnieuw in staking te gaan, en dat op het moment waarop de onderhandelingen met de ambtenaren dreigden stuk te lopen. Deze staking van het stadsvervoer, met uitzondering van de buurtspoorwegen (S-Bahn, die behoort tot de DB) werd zorgvuldig afgezonderd van de stakingen die zich in het hele het land ontwikkelden en in andere bedrijfstakken in Berlijn zelf. In de context van gelijktijdige strijd die zich in heel Duitsland ontwikkelde op basis van dezelfde looneisen, en na sterke uitingen van solidariteit binnen de arbeidersklasse, zoals wij zagen bij de sluiting van Nokia, moesten de ondernemers en de vakbonden aan de alarmbel trekken. Als afleidingsmanoeuvre plande Verdi een actiedag op een zaterdag eind februari in een poging om het akkoord met de BVG, de patroon van het personeel van het stadsvervoer, aanvaard te krijgen. Dit akkoord voorzag in het bevriezen van de lonen tot in 2007, met enkel verhogingen voor wie sinds 2005 waren aangenomen. Maar de woede van de arbeiders was zo groot dat zij 24 uur voor de voorziene datum in staking gingen, zonder te wachten op de ‘toestemming’ van de vakbonden. De verontwaardiging was zo groot, niet alleen over de lonen, maar ook over de overduidelijke poging om verdeeldheid te zaaien tussen ‘jonge’ en ‘oudere’ arbeiders, dat Verdi zijn poging om tot een ‘onderhandeld en hartelijk akkoord’ te komen moest opgeven en in een oogwenk het geweer van schouder verwisselde door met radicale taal tot staking op te roepen… maar er daarbij wel voor zorgend dat de arbeiders in werkelijkheid werden opgesloten in ‘hun’ strijd en hen te isoleren van hun klassenbroeders. Terwijl de stakingsbeweging in de luchthavens massaal voelbaar was in Stuttgart, Keulen, Bonn, Hamburg en Hannover, zorgde Verdi er voor dat de luchthaven van Berlijn geen staking noch werkonderbreking kende, onder het voorwendsel het Duitse toerismebeurs niet te willen ‘saboteren’. In dergelijke omstandigheden deed ook de DB al snel een stap terug enkele uren voor de hervatting van een algemene staking van Berlijnse treinbestuurders. Het was een staking die feitelijk de pogingen van de directie verijdelde om de akkoorden die in januari waren afgesloten over de 11% en werkvermindering weer op de helling te zetten. Deze staking liet het begin zien van verzet tegen de vakbonden en leidde tot een openlijke botsing met de coalitie van het stadsbestuur in Berlijn, namelijk van de linkervleugel van de sociaal-democratie met de ‘Linkspartei’. Die laatste komt voort uit de Stalinistische SED en stond vroeger aan het hoofd van de DDR (Oost-Duitsland). Ze wint nu terrein in het voormalig West-Duitsland, met steun van de oude leider van de SPD, Oskar Lafontaine, en veroordeelde de staking als uiting van de ‘mentaliteit van bevoorrechting’ van de ‘verwende’ West-Berlijners!
Als gevolg van deze ontwikkeling verschenen er meerdere blogs op internet, waarin spoorwegarbeiders alsook piloten en verplegend personeel hun bewondering voor, en hun solidariteit uitdrukten met de staking bij de BVG. Dat is van groot belang omdat in deze bedrijfstakken, waar het gewicht van het corporatisme bijzonder sterk is en krachtig gevoed wordt door de vakbonden, want ze brengen een diepgaande tendens tot uiting in de richting van éénheid en solidariteit voor de komende periode.
Wilma / 21.03.2008
Ter gelegenheid van de verjaardag van de Russische Revolutie van Oktober 1917, hebben de pennenlikkers van de heersende klasse ons regelmatig hetzelfde refreintje voorgezongen: de dictator Stalin zou de erfgenaam zijn van Lenin; zijn misdaden zouden het gevolg zijn van de politiek van de Bolsjewieken vanaf 1917. Moraal: de kommunistische revolutie kan enkel leiden tot de terreur van het stalinisme. Ter gelegenheid van de verjaardag van de Russische Revolutie van Oktober 1917, hebben de pennenlikkers van de heersende klasse ons regelmatig hetzelfde refreintje voorgezongen: de dictator Stalin zou de erfgenaam zijn van Lenin; zijn misdaden zouden het gevolg zijn van de politiek van de Bolsjewieken vanaf 1917. Moraal: de kommunistische revolutie kan enkel leiden tot de terreur van het stalinisme (1).
Het zijn de mensen die de geschiedenis maken, maar zij doen dat in bepaalde omstandigheden die doorwegen op hun daden. Zo bestond de belangrijkste reden van het instellen van het terreurregime in de Sovjet-Unie uit het tragische isolement van de Oktoberrevolutie van 1917. Want zoals Engels schreef vanaf 1847, in zijn Beginselen van het Kommunisme, kan de proletarische revolutie enkel zegevieren op wereldschaal:
“De kommunistische revolutie (…) zal geen zuivere nationale revolutie zijn ; ze zal tegelijkertijd plaatsvinden in alle beschaafde landen (…) Ze zal ook op alle andere landen van de wereld een aanzienlijk invloed uitoefenen en ze zal het verloop van hun ontwikkeling volledig omvormen en versnellen. Ze is een universele revolutie ; ze zal bijgevolg een universeel terrein bestrijken.”
De Russische revolutie werd niet overwonnen door de legers van de bourgeoisie, tijdens de burgeroorlog (1918-1920), maar van binnenuit, door de geleidelijke identificatie van de Bolsjewistische Partij met de Staat. Dat heeft de bourgeoisie in staat gesteld om de grootste leugen uit de geschiedenis te verspreiden, dat wil zeggen de Sovjet-Unie voor te stellen als een proletarische staat, ofwel wijs te maken dat de proletarische revolutie enkel kan leiden tot een regime van het stalinistische type.
In tegenstelling tot wat de ideologen van de bourgeoisie beweren, was er geen continuïteit tussen de politiek van Lenin en die van Stalin na diens dood. Het fundamenteel verschil dat hen onderscheidde berustte in de sleutelkwestie van het internationalisme. De stelling van het ‘Socialisme in één land’, in 1925 aangenomen door Stalin, betekende een werkelijk verraad aan de grondbeginselen van de proletarische strijd en van de kommunistische revolutie. In het bijzonder betekende deze stelling die door Stalin werd voorgesteld als één van de ‘beginselen van het leninisme’, het volledige tegendeel van het standpunt van Lenin. Het onverzettelijke internationalisme van Lenin, dat zijn volledige aanhankelijkheid betoonde aan de strijd van het proletariaat voor zijn ontvoogding, was een constante in zijn leven (2). Zijn internationalisme was niet uitgedoofd met de zege van de Russische revolutie van Oktober 1917. Integendeel, hij beschouwde deze enkel als een eerste stap en een opstap naar de wereldrevolutie: “De Russische revolutie is slechts een detachement van het socialistische wereldleger, en het succes en de zege van de revolutie die wij hebben doorgevoerd hangen volledig af van de activiteit van dit leger. Dat is een feit dat niemand onder ons vergeet [...]. Het Russische proletariaat is zich bewust van zijn revolutionair isolement, en het ziet duidelijk dat het verenigde ingrijpen van de arbeiders wereldwijd, de onmisbare voorwaarde en de fundamentele premisse zijn voor zijn zege” (Rapport voor de Conferentie van Fabriekscomités van de provincie van Moskou).
Om die reden speelde Lenin, met Trotski, een beslissende rol in de stichting van de Kommunistische Internationale (KI, Komintern) in maart 1919. Het was vooral Lenin die één van de fundamentele teksten van het stichtingscongres van de KI heeft geredigeerd: de Stellingen omtrent de burgerlijke democratie en de dictatuur van het proletariaat.
Ten tijde van Lenin leek de KI helemaal niet op wat ze geworden is onder de controle van Stalin: een instrument van de diplomatie van de Russische kapitalistische staat en de speerpunt van de contra-revolutie op wereldvlak.
In tegenstelling tot Lenin beweerde Stalin dat het mogelijk was om het socialisme in één land op te bouwen. Deze nationalistische politiek van verdediging van het ‘socialistisch vaderland’ in Rusland vormde een verraad aan de proletarische grondbeginselen die door Marx en Engels geformuleerd werden in het Kommunistisch Manifest: “De arbeiders hebben geen vaderland. Proletariërs alle landen verenigt U!” Deze politiek diende om het staatskapitalisme te versterken in de Sovjet-Unie door het aan de macht komen van een klasse van bevoorrechten, de bureaucratie, die teerde op de wrede uitbuiting van de arbeidersklasse. Stalin was de gewapende arm en het boegbeeld van de contra-revolutie.
Als hij tot beul kon worden van de Russische revolutie, dan was het ook omdat hij bepaalde karaktertrekken had die hem meer dan andere leden van de Bolsjewistische Partij, geschikt maakten om deze rol te spelen. Het waren juist deze karaktertrekken die Lenin gedoodverfd had in zijn testament:
– “Kameraad Stalin heeft door algemeen secretaris te worden een onmetelijke macht geconcentreerd in zijn handen en ik ben er niet zeker van of hij daar altijd met voldoende omzichtigheid mee weet om te gaan [...].”
En in een naschrift, aan de vooravond van zijn dood, voegde hij er aan toe:
– “Stalin is te brutaal, en dit gebrek is volkomen te verdragen onder ons, kommunisten, maar wordt onverdraaglijk in de functie van algemeen secretaris. Daarom stel ik aan de kameraden voor om een middel te bedenken om Stalin uit deze post te verwijderen en in zijn plaats iemand te benoemen die zich op alle vlakken superieur is aan Stalin, dat wil zeggen, dat hij geduldiger is, loyaler, beleefder en bezorgder voor de kameraden, minder wispelturig, enzovoort. Deze omstandigheid kan een onbetekenende peulschil lijken, maar ik denk dat om een afsplitsing te voorkomen, en vanuit het gezichtspunt van de verhoudingen tussen Stalin en Trotski die ik hierboven heb onderzocht, dat het geen kleinigheid is, tenzij een kleinigheid die van doorslaggevende betekenis kan worden” (Testament van Lenin, 4 januari 1924).
Vanaf het midden van de jaren 1920 voerde Stalin een politiek van ongenadige politieke liquidering van alle oude medestrijders van Lenin door tot het uiterste misbruik te maken van de repressieorganen die de Bolsjewistische Partij had doorgevoerd om verzet te plegen tegen de witte legers (voornamelijk de politieke politie, de Tsjeka).
Na het overlijden van Lenin in januari 1924, haastte Stalin zich om zijn bondgenoten te plaatsen op sleutelposten in de partij. Hij had het vooral gemunt op Trotski, het alter ego van Lenin tijdens de Oktoberevolutie van 1917. Stalin sloot op opportunistische wijze een bondgenootschap met Boecharin, die de fatale vergissing maakte van het vertheoretiseren van de mogelijkheid van het socialisme in één land (later zou Stalin geen enkele scrupule vertonen om Boecharin te laten terechtstellen).
Vanaf 1924 kwamen een hele reeks meningsverschillen aan het licht binnen de Bolsjewistische Partij. Verschillende opposities vormden zich waarvan de belangrijkste geleid werd door Trotski waarbij andere militanten van de oude Bolsjewistische garde zich aansloten (namelijk Kamenev en Zinoviev). Met de opkomst van de bureaucratie binnen de partij had de Linkse Oppositie begrepen dat de Russische revolutie aan het ontaarden was.
Stalin bekleedde een sleutelpost. Hij controleerde het apparaat van de partij evenals de promotie van de leiders. Dat stelde hem in staat om zijn mannetjes te plaatsen en de Bolsjewistische Partij om te vormen tot een verbrijzelingsmachine. Hij begunstigde in het bijzonder de toetreding tot de partij van een grote massa arrivisten. Dat soort mensen, waar Stalin op steunde, waren er enkel op uit om carrière te maken binnen het staatsapparaat.
Hij had van toen af de handen vrij om de grote zuivering op te zetten binnen de partij, met als voornaamste doel het weren uit de leiding van de belangrijkste figuren van de Oktoberrevolutie (Kanenev, Zinoviev, Boekharin en vooral Trotski) om ze tenslotte allemaal uit de weg te ruimen.
Geleidelijk aan onttrok Stalin aan Troski al zijn politieke bevoegdheden tot op het moment dat hij hem liet uitsluiten uit de partij in1927 en uit Rusland in 1928. Dat was de periode waarin de tegenstanders van Stalin en de verdachten de ‘goelags’ vulden. De processen van Moskou (1936-1938) stelden Stalin in staat om de oude Bolsjewistische garde uit de weg te ruimen onder het voorwendsel van het verdrijven van ‘terroristen’, als gevolg van de moord op de partijchef van Leningrad, Sergeï Kirov, op 1 december 1934.
Tienduizenden Bolsjewieken werden aldus vervolgd, gevangen gezet, en tenslotte uitgeroeid in de meest verschrikkelijke omstandigheden. Dat was het tijdperk van de grote stalinistische campagne van de aanklacht tegen de ‘Hitler-troskisten’. In naam van hun gebrek aan ‘trouw’ aan ‘het socialistische vaderland’ liet Stalin ook duizenden Bolsjewistische militanten terechtstellen, waaronder diegenen die het nauwst betrokken waren bij de Oktoberrevolutie. Het kwam er op aan om definitief allen te muilkorven die vasthielden aan hun internationalistische en kommunistische overtuigingen. Alles wat ook maar in de verste verte herinnerde aan de Oktoberrevolutie van 1917 moest uit het geheugen gewist worden. Alle getuigen, die geacht werden de ‘officiële’ versie van de geschiedenis tegen te spreken, moesten verdwijnen omdat zij zijn grootste leugen konden blootleggen: het idee volgens hetwelk Stalin de uitvoerder zou geweest zijn van het testament van Lenin, het idee van een continuïteit tussen de politiek van Lenin en die van Stalin (3).
Wat was de reactie van de grote democratieën op de barbaarse stalinistische repressie? Toen Stalin vanaf 1936 de schandelijke ‘processen van Moskou’ organiseerde, waarbij te zien was hoe de oude medestrijders van Lenin, gebroken door foltering, zichzelf beschuldigden van de meest verwerpelijke misdaden en voor zichzelf een voorbeeldige straf eisten, liet diezelfde democratische pers betaald door het kapitaal verstaan dat er ‘geen rook was zonder vuur’ (zelfs indien bepaalde kranten enkel schuchtere kritieken hadden opgeworpen ten overstaan van de politiek van Stalin door te beweren dat hij ‘overdreef’).
Het was met de medeplichtigheid van de bourgeoisie van de grootmachten dat Stalin zijn monsterlijke misdaden pleegde, dat hij in zijn gevangenissen en in zijn concentratiekampen, honderdduizenden kommunisten en miljoenen arbeiders en boeren uitroeide. En de sectoren van de bourgeoisie die blijk geven van de grootste ijver in deze medeplichtigheid, waren de ‘democratische’ sectoren (en in het bijzonder de sociaal-democratie), diezelfden die vandaag de stalinistische misdaden met uiterste heftigheid aanklagen en zich voordoen als modellen van deugdelijkheid.
Het was wel degelijk omdat het regime dat zich vestigde na de dood van Lenin en het neerslaan van de revolutie in Duitsland (1918-23), slechts een variant was van het kapitalisme, en zelfs een speerpunt van de contra-revolutie, dat het een warme steun kreeg van alle bourgeoisieën die enkele jaren voordien de macht van de sovjets wreedaardig hadden bestreden. Inderdaad, in 1934 aanvaarden diezelfde ‘democratische’ bourgeoisieën de Sovjet-Unie in de Volkerenbond (de voorloper van de Verenigde Naties), die door revolutionairen als Lenin bij zijn oprichting gekwalificeerd was als een ‘rovershol’. Het was het teken dat Stalin een ‘respectabele Bolsjewiek’ geworden was in de ogen van de heersende klasse van alle landen, diezelfde die de Bolsjewieken in 1917 voorstelde als barbaren met het mes tussen de tanden. De imperialistische rovers hebben in dit personage een van de hunnen herkend. Diegenen die van toen af vervolgd werden door heel de wereldbourgeoisie, zijn de kommunisten die zich verzetten tegen het stalinisme.
In een dergelijke internationale context wordt Trotski uitgewezen, van land tot land, elk moment onderworpen aan politiebewaking, moet hij het hoofd bieden aan de meest smerige kwaadsprekerij die de stalinisten tegen hem ontketenen en die met veel voldaanheid wordt overgenomen door de bourgeoisieën van het ‘democratische’ Westen.
Maar daar waar de medeplichtigheid van de democratische grootmachten het meest duidelijk werd lag in het feit dat geen enkele onder hen bereid was om Trotski asiel te verlenen, toen hij verbannen werd uit de Sovjet-Unie. Overal werd de oude leider van het Rode Leger beschouwd als een ongewenst persoon (persona non grata). De wereld was voor Trotski een ‘planeet zonder visa’ geworden.
Tijdens zijn verblijf in Frankrijk in 1935, zou de intelligentsia samengesteld uit journalisten en andere leden van de Franse Academie (zoals Georges Lecomte) zelfs zo ver gaan om het gerucht de ronde te laten gaan dat Trotski een ‘terroristische staatsgreep’ aan het voorbereiden was. Als gevolg van die geruchten werd Trotski uitgewezen door de ‘democratische’ Franse staat. Om te beletten dat hij overgeleverd zou worden aan de politieke politie van Stalin, bood de Noorse staat hem voorlopig politiek asiel aan, vooraleer ook zij hem uiteindelijk uitwees.
Na meer dan tien jaar omzwervingen werd Trotski tenslotte verwelkomd door de Mexicaanse regering in 1939, dankzij de schilder Diego Rivera die sympathieën koesterde voor het trotskisme. Na een eerste poging tot moordaanslag, door een commando geleid door de stalinistische schilder Siqueiros, werd Trotski op 20 augustus 1940 vermoord door een agent van Stalin, Ramón Mercader, die was geïnfiltreerd in zijn entourage door één van de medewerksters van de oude revolutionair te verleiden.
Trotski viel onder de slagen van de stalinistische repressie op het moment dat hij begon in te zien dat de Sovjet-Unie geen ‘proletarische staat met bureaucratische afwijkingen’ was, een visie die zo dierbaar is aan de Vierde Internationale (waarop bepaalde trotskistische organisaties, zoals de LCR, Lutte Ouvrière en de LSP/MAS (het CWI) zich beroepen).
Onze goeie hedendaagse democraten (zoals Marc Ferro en Stéphane Courtois) schreeuwen altijd moord en brand over de afschuwelijke misdaden van de Bolsjewistische Partij. Zij zullen er niet toe in staat zijn om deze geschiedkundige feiten uit ons geheugen te wissen: het is wel degelijk met de medeplichtigheid en de goedkeuring van hun voorgangers dat Stalin zijn lage streken heeft kunnen uitvoeren.
Deze herinnering aan één van de meest tragische episodes van de twintigste eeuw brengt, als dat nog nodig was, aan het licht dat er geen enkel continuïteit bestaat, maar wel degelijk een radicale breuk tussen de politiek van Lenin en die van Stalin (4). Op zijn sterfbed had Lenin juist geoordeeld: Stalin had te veel macht geconcentreerd in zijn handen. Zijn vervanging zou evenwel de loop van de geschiedenis niet hebben gewijzigd: een ander leider van zijn kaliber zou de rol op zich genomen hebben van beul van de Revolutie. Maar dat hij zich heeft weten op te dringen lag aan zijn persoonlijkheid, die hem het meest geschikt maakte om deze rol te spelen. Net zoals bij Hitler, die in de gunst kwam van de Duitse bourgeoisie die belust was op revanche na haar nederlaag van 1918 en na de schrik die haar in de benen was geslagen met de proletarische revolutie tussen 1918 en 1923.
In tegenstelling tot de leugens die door de ‘democratische’ propaganda ten overvloede verspreid worden, zat de worm niet in de vrucht vanaf Oktober 1917. Het Bolsjewisme van het eerste uur bevatte niet in de kiem de terreur van het stalinisme. Want het is wel degelijk de verplettering van de revolutie in Duitsland die de weg wijd geopend heeft voor de contra-revolutie in Rusland. Net zo heeft het overlijden van Lenin op 20 januari 1924 de laatste hindernissen opgeruimd voor de machtsgreep van Stalin in de Bolsjewistische Partij.
Deze laatste werd tot de stalinistische partij met de aanvaarding van de theorie van het ‘socialisme in één land’.
Het Bolsjewisme behoort toe aan het proletariaat, niet aan zijn beul, het stalinisme.
Sylvestre / 20.01.2008
(1) Zie hiervoor ons artikel op onze web-site: Groet aan de proletarische revolutie!
(https://fr.internationalism.org/ri386/Russie_Octobre_1917_Salut_à_l-a_R... [2]).
(2) Zie hiervoor ons artikel in Révolution International, nr. 344, te raadplegen op onze website: Lenin, een groot strijder van het wereldproletariaat (https://fr.internationalism.org/ri344/Lenine.htm [3]).
(3) Om elk spoor van het verleden, elke getuigenis uit te wissen, heeft Stalin zelfs geprobeerd om buitenlandse militanten die in de Sovjet-Unie verbleven, zoals Victor Serge, gevangen te zetten. Deze laatste was een schrijver die een zekere bekendheid genoot. Als hij kon gered worden dan was dat dank zij een campagne van internationale mobilisering.
(4) Het is trouwens om deze reden dat de geneesheer van Lenin, op bevel van Stalin, oordeelde dat het niet langer nodig was zijn doodstrijd te verlengen en tot euthanasie werd overgegaan (dit ‘humanitaire’ gebaar had de ‘verdienste’ te verhinderen dat Lenin zijn laatste richtlijnen zou kunnen geven betreffende de ontsporingen van de partij).
Maar pas op: de vakbonden, die zichzelf voordoen als vertegenwoordigers van de arbeiders, dienen er in werkelijkheid toe ons verdeeld te houden. Dat wordt nergens duidelijker dan in de onderwijswereld. De staking op 24 april betreft leden van de NUT in lager- en middelbaar onderwijs. Het betreft niet de leraren in het hoger onderwijs die ‘andere’ bazen hebben. Ook worden leraren van andere vakbonden er niet in betrokken, zoals van de NAS/UWT die beweert dat het niet over loon gaat, maar over werkdruk. Net zo min worden duizenden werkenden in het onderwijs die geen les geven er in betrokken, zoals assistenten, onderhoudspersoneel, schoonmakers, kantinepersoneel enzovoort, hoewel die eveneens reden tot klagen hebben. En hoewel de NUT nu harde taal gebruikt riep het in 2006, toen veel van dit personeel in staking ging, op om zich daarbij niet aan te sluiten.
Hetzelfde verhaal geldt bij de ambtenarij, bij de gemeentelijke diensten, bij de metro en de spoorwegen, en heel veel andere bedrijfstakken waar arbeiders verdeel worden over verschillende categorieën en vakbonden. De Britse staat heeft het allang onwettig gemaakt dat wie voor verschillende ondernemers werken uit solidariteit met elkaar in staking gaan. Door arbeiders aan deze wetten te houden voeren de vakbonden het werk van de staat op de bedrijfsvloer uit. Datzelfde geldt voor de wetten waardoor het de arbeiders verboden wordt om in massabijeenkomsten over stakingsacties te beslissen. Met het gedaas over vakbondsstemmingen worden de handen van de arbeiders op hun rug gebonden en wordt er voorkomen dat ze beslissingen nemen als één collectieve kracht.
Daaruit volgt dat als we zo’n macht willen opbouwen we de strijd in eigen hand moeten nemen en niet overlaten aan de vakbonds-‘specialisten’. Gemeentelijke arbeiders in Birmingham stemden in een massabijeenkomst voor deelname aan de stakingen rond 24 april. Dat is een voorbeeld om te volgen: we hebben bijeenkomsten nodig in alle bedrijven waar alle arbeiders, al dan niet vakbondslid en van alle vakbonden, deelnemen aan de besluitvorming. En we dienen er op aan te dringen dat besluiten die in massabijeenkomsten worden genomen bindend zijn, niet afhankelijk van vakbondsverkiezingen, besloten bijeenkomsten of vakbondsvertegenwoordigers.
Eenheid op de werkvloer is onverbreekbaar verbonden aan het opbouwen van eenheid met arbeiders van andere bedrijven en bedrijfstakken, of we dat nu doen door het sturen van delegaties naar hun bijeenkomsten, door deel te nemen aan hun poortblokkades of door tezamen te komen bij manifestaties en demonstraties.
Alle arbeiders oproepen gezamenlijk bijeen te komen, te staken en te demonstreren voor gezamenlijke eisen is natuurlijk ‘onwettig’ voor een straat die de ware klassensolidariteit buiten de wet wil stellen. Dit kan in het begin afschrikwekkend lijken, een al te grote stap. Maar het is precies die stap van de dingen in eigen hand nemen en zich te verenigen met andere arbeiders waaruit we vertrouwen en moed kunnen putten om de strijd voort te zetten.
En gezien het onheilspellende vooruitzicht dat het wereldwijde kapitalistische systeem ons biedt – een toekomst van crisis, oorlog en ecologische rampen – is er geen twijfel dat de strijd moet voortgaan. Hij moet vertrekken van de verdediging van onze fundamentele levensomstandigheden om deze hele sociale orde ter discussie te stellen en uit te dagen.
Amos 05/04/2008
Op 26 maart vond een discussie plaats te Antwerpen naar aanleiding van de vijf jaar oorlog in Irak op initiatief van enkele jongeren. Iedereen was welkom om mee te discussiëren en visies te delen omtrent de oorzaken van de oorlogen die de wereld maar niet lijken te verlaten. De bedoeling was zoals op de uitnodiging te lezen viel “een vrije discussie te houden, waar oprecht wordt gezocht naar antwoorden”. De IKS steunt dit iniatief. De inleiding en de discussie bevestigen andermaal de stelling van ons laatste Internationaal Congres waar we vaststelden dat er een nieuwe generatie van revolutionairen opkomt. Een toenemend aantal mensen in alle uithoeken van de planeet stellen zich dezelfde fundamentele vragen over de aard van de kapitalistische maatschappij en willen debatteren over de manier waarop een alternatief gevestigd kan worden. Als organisatie willen we aan dit proces bijdragen overal en zoveel als we kunnen, met de middelen die ons ter beschikking staan. We publiceren hier de inleiding en een korte synthese van het debat dat volgde dat we van een der iniatiefnemers ontvingen.
Naar aanleiding van de 5 jaar oorlog in Irak houden we vandaag een discussieavond over de oorlogen die deze wereld teisteren en waar geen eind aan lijkt te komen. In de eerste plaats denken we aan de oorlog in Irak, maar ook die in Afghanistan, Israël-Palestina, Sudan, Tsjaad, Congo, Somalië, Kenya, Tsjetsjenië en onlangs nog de spanningen tussen Venezuela, Ecuador en Colombia. Voor de discussie van vanavond vertrekken we van de situatie in Irak, maar het is niet uitgesloten dat die andere ook aan bod komen. We kunnen ons bijv. de vraag stellen of er een verband bestaat tussen deze oorlogen en of er een gemeenschappelijke voedingsbodem voor deze oorlogen is.
Ik begin met een kleine schets van de toestand vandaag in Irak, om toch maar niet te vergeten wat deze oorlog concreet is: 94.000 doden, 4,4 miljoen vluchtelingen, 3000 miljard $ aan militaire kosten, vernieling van elektriciteit- en watervoorzieningen, rampzalige gezondheidszorg, ‘elke dag’ wel een aanslag (bijv. midden maart blies een vrouw zich op en maakte tientallen doden en gewonden), elke buurt in Bagdad weerspiegelt de militie waardoor ze wordt gecontroleerd, corruptie alom (bijv. verkopers moeten Iraakse legerposten omkopen als ze hun goederen aanvoeren “We zijn er slechter aan toe dan de mensen in Gaza – als ze me niet doorlaten daar, moet ik het hele gebied rond om een andere controlepost te bereiken. 99 procent kans dat ik dan dood ben.”)T.o.v. deze feiten is de eerste vraag van de meeste mensen hoe deze waanzin te stoppen. Om dit te weten dienen we een andere vraag te stellen: ‘waarom deze oorlog?’ Ik stel voor van deze twee hoofdvragen – ‘waarom deze oorlog?’ en ‘hoe de oorlog stoppen?’ – te vertrekken om de discussie op gang te brengen.
Hoe is zo’n oorlog mogelijk, niemand wil zoiets toch? Toch beweren velen dat de oorlogen in Irak en Afghanistan door enkele mannen van “slechte” wil worden gevoerd: Bush, Donald Rumsfeld, Blair… of Osama Bin Laden, Saddam Hoessein, Moqtada El Sadr… Maar worden oorlogen wel gemaakt door individuen? Maken enkele personen de geschiedenis? Kan meneer Bush de koers van de machtigste staat in de wereld op zijn eentje bepalen? Is hij de leider of is hij de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten haar politiek? En brengt de maatschappij waarin we leven, het kapitalisme, niet de leiders voort die ze nodig heeft?
Als het dan geen kwestie is van persoonlijkheden, is het dan misschien een kwestie van slecht beleid? Hebben de leiders ‘verkeerde’ beslissingen genomen? Of was de oorlog een goede zaak, maar werd ze verkeerd gevoerd? Dat is althans wat vele politiekers en media ons opdringen. Maar waarom oorlog voeren?
Vijf jaar geleden argumenteerde de Verenigde Staten samen met Groot-Brittannië dat Irak massavernietigingswapens bezat. Sinds wanneer steekt een staat miljarden in een oorlog enkel om een land te ontwapenen? Wie vindt de rationaliteit achter ‘een oorlog om de vrede te bewaren’ ? (“War is peace, freedom is slavery, ignorance is strength”, de leuze van de totalitaire staat uit George Orwels’ boek 1984) Na vijf jaar is het al voldoende bewezen dat dit argument hol is en niet de ware beweegreden was van de oorlog.
Wordt de geschiedenis, en dus ook oorlogen, gestuwd door persoonlijkheden, door mensen van slechte wil, een toevallig ‘slecht bestuur’ of een willekeurige goesting om een oorlog te starten? Ik denk van niet. De vragen die ik me stel zijn: Welke maatschappelijke krachten maken dat deze oorlog(en) moet(en) worden gevoerd? Wat zijn de drijfveren die de heersende klasse stuwen tot oorlog voeren? (Want zelfs de bourgeoisie wil vrede, maar wegens haar natuur als verdediger van het kapitalisme kan ze niet anders dan hypocriet zijn en de oorlog blijven mennen.) Wat is de voedingsbodem van deze oorlog(en)? Waar liggen de wortels van de oorlog? Dit zijn denk ik de essentiële vragen die ons leiden naar een antwoord gestoeld op materiële argumenten.
Volgens de antiglobalisten, altermondialisten of vele linkse organisaties zou de oorlog gevoerd worden om de olie in Irak, voor verdere verkoop of voor eigen gebruik. Hetzelfde argument geldt trouwens voor sommige oorlogen in Afrika: multinationals en/of grootmachten zouden oorlogen steunen om de grondstoffen. Maar ik kan me moeilijk inbeelden dat een oorlog waarin 3000 miljard $ in gepompt is, wordt gevoerd om de onmiddellijke winst of het eigen gebruik. Daarenboven heeft de Verenigde Staten zelf verschillende olievelden en heeft ze voldoende akkoorden met Midden- en Zuid-Amerikaanse landen om zich van petroleum te voorzien. Een ander argument is dat de Verenigde Staten en andere landen Irak binnenvielen, niet om de olie zelf, maar om de controle over de olie en de regio. Werd de oorlog gevoerd om de invloedssfeer van ieder land te vergroten? Maar invloed over wat en waarom? Invloed over een economie die er amper is? Een afzetmarkt zijn de bezette landen ook zeker niet. Zijn het dan militaire, strategische belangen die de oorlog bepalen? Maar is het kapitalisme niet in de eerste plaats een productiewijze gericht op economisch profijt? Waarom dan Irak aanvallen? Welke belangen wegen er door: economische of strategische?
“Hoe de oorlog stoppen?” is misschien de meest gestelde of in ieder geval de meest prangende vraag. Tienduizenden protesteerden recent te Londen tegen de oorlog, tienduizenden protesteerden in de Verenigde Staten. Ook in andere landen kwamen mensen op straat. Toch houden zij en de miljoenen betogers van de afgelopen jaren de oorlog niet tegen. Hoe komt dit? Kan de oorlog wel gestopt worden zonder vernietiging van het kapitalistisch systeem? Draagt het kapitalisme de oorlog niet in zich? Wie kan de oorlog tegenhouden en hoe? We kunnen enkele historische voorbeelden aanhalen om te begrijpen wie en wat een oorlog wel en niet kan stoppen:
- aan de vooravond van de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden eveneens pacifistische betogingen georganiseerd en toch braken beide oorlogen uit.
- WO I werd niet uitgevochten tot het bittere einde, zoals de Tweede Wereldoorlog, maar kwam tot stilstand. Er was massale desertie en verbroedering tussen soldaten van beide kampen, zowel aan het Oostfront als aan het Westfront. De Russische Revolutie brak uit in 1917 en in 1918 braken er stakingsgolven uit in Duitsland. Bestaat er tussen deze gebeurtenissen een verband? Ik geloof van wel.
- De oorlog in Vietnam werd gestopt, wegens enerzijds gewijzigde allianties tussen de Verenigde Staten, China en de Sovjet-Unie, maar anderzijds door een druk vanuit het Amerikaanse leger zelf, waar duizenden GI’s zich organiseerden tegen de oorlog en vanuit de VS, waar arbeiders in staking gingen tegen de oorlog. We kunnen ons afvragen in hoeverre het laatste het eerste bepaalde, maar dat zou ons misschien te ver brengen.
Moeten we kamp kiezen in deze oorlog(en)? Moeten we kiezen tussen terroristen, Iraakse nationalisten en imperialisten? Of zijn ze allen even imperialistisch? Ikzelf weiger te kiezen en denk dat geen enkel nationalisme, of het nu Iraaks, Amerikaans, Turks of Koerdisch is, nog iets te bieden heeft buiten nog meer oorlog, nog meer bloedvergieten. Enkel het tegenovergestelde, het internationalisme, biedt volgens mij een uitweg.
Tijdens de discussie die volgde bleken er meningsverschillen te zijn over een aantal punten. Zo bleef de vraag open of economische of strategische beweegredenen doorwogen om de oorlog te voeren. Was de oorspronkelijke bedoeling van de oorlogvoerende landen om olie te winnen en is dit uitgemond in een rampzalige mislukking? Maar wat met Afghanistan, waarvan we weten dat er economisch, buiten opium, niets te winnen valt? Strategische belangen nemen hier de overhand. Of was dit enkel een “oefenterrein” voor de latere oorlog in Irak? Is Irak dan ook een voorbereiding op een volgende oorlog?
Ook de manier om een oorlog te stoppen werd bediscussieerd. Is af en toe een ‘actiedag’ genoeg om druk te zetten op staten en hun oorlogspolitiek te wijzigen? Door zulke eenmalige acties zonder enigszins diepgaande overdenking wordt de oorlog en de maatschappij zelf die ze voortbrengt niet echt in vraag gesteld. Is het pacifisme daarbij zo onschuldig als ze lijkt?
De aanwezigen hebben tezamen op een dynamische wijze door uitwisseling van argumenten verschillende vraagstukken verhelderd. Maar nieuwe vragen dringen zich op. Het debat is duidelijk een deel van een ophelderingproces. Een ongedwongen gevoel en een werkelijke zoektocht naar antwoorden zorgden voor een aangename discussiesfeer.
Een van de initiatiefnemers / 26.03.08
ijfers en citaten:
- De Standaard, 19.03.08
- https://archive.intal.be/nl/article.php?articleId=267&menuId=1 [11]
-https://www.nrc.nl/buitenland/article976972.ece/Internationale_Rode-_Kru... [12]
- https://www.icrc.org/Web/Eng/siteeng0.nsf/htmlall/iraq?OpenDocument [13]
- https://www.indymedia.be/fr/node/26620 [14]
“De Belgische consument moet zich in de komende maanden verwachten aan de hoogste veralgemeende prijsstijgingen sinds het begin van de jaren 1990, Dixit het federaal Planbureau” (De Standaard, 1.3.2008). Met de duizelingwekkende prijsstijging van basisvoedselproducten en energie neemt de inflatie een hoge vlucht. Ze wordt vandaag op 4,39% geraamd, het hoogste peil sinds 1985, terwijl de economisten enkele maanden geleden nog mikten op 2%. In de dagelijkse werkelijkheid zijn de prijzen van de voornaamste voedingsproducten (brood, pasta en granen, melkproducten, fruit, groenten, vlees…) en energie de laatste maanden met 20 tot 50% gestegen. Stookolie, bijvoorbeeld, is op een jaar tijd met 50% gestegen (De Morgen, 12.4.2008). En daarbij gaat het ongetwijfeld om de eerste vlagen van een verschrikkelijk onweer dat zich aankondigt.
De snel stijgende verpaupering is noch ‘nationaal’ noch conjunctureel. En de huidige verdieping van de wereldcrisis, die zich manifesteert in een ernstige recessie, aangekondigd met de vastgoedcrisis in de Verenigde Staten, uitlopend op een zeer ernstige crisis van het bankwezen die veroorzaakt is door een politiek van onbeperkte kredieten, via een sterke daling van de beurskoersen, dolgedraaide speculatie op grondstoffen, heeft over heel de wereld steeds groter gevolgen. In landen als Egypte, de Filippijnen, Haïti en Burkina Faso barsten al hongerrevoltes uit tegen de duizelingwekkende stijging van de prijzen van de basislevensmiddelen. In de Verenigde Staten kwam het probleem van de huisvesting centraal te staan en sinds de voorbije zomer worden er elke maand gemiddeld 200.000 mensen op straat gezet. En deze opkomende golf raakt Europa steeds meer. In de grote Europese steden zitten de arbeiders dikwijls samengehokt in steeds ongezonder krotten, terwijl de prijzen van huur, gas, openbaar vervoer en brandstof onophoudelijk stijgen. Behalve de fameuze wijken in de randsteden die de staat heeft laten verloederen, ontstaan er aan de rand daarvan krottenwijken (die de overheid in het begin van de jaren 1980 zogenaamd helemaal beweerde te hebben uitgeroeid) met erbarmelijke beschuttingsplaatsen of werkelijke ‘favella’s zoals in de ‘Derde Wereld’.
In België leeft 14,6% van de bevolking onder de armoededrempel. In Wallonië klimt dit cijfer zelfs op tot 17% en in Brussel heeft die al 25% bereikt. De voedselbedelingen (te beginnen met de ‘Restos du Coeur’) worden steeds meer bezocht door loonarbeider. Het aantal uitgedeelde voedselpakken stijgt fors en de vraag om hulp bij het OVMW om het hoofd te bieden aan een onbeheersbare schuld is in 2007 met 21% gestegen. Met de vermenigvuldiging van de onzekere, tijdelijke en deeltijdse baantjes, is er een toenemend aantal werknemers zonder vast loon, waardoor zelfs de gezinnen die boven de armoededrempel zitten in de problemen komen. De daling van de lonen net zoals de onzekerheid op de tewerkstellingsmarkt scherpen deze tendensen nog aan (cf. De Morgen, 12.4.2008).
Kunnen de werknemers hopen op een politiek van sociale hulp door de regering en de partijen die deze ondersteunen? Na negen maanden van niet aflatend psychodrama heeft de Belgische bourgeoisie eindelijk een regering voortgebracht, geleid door de Christen-democraat Yves Leterme. En als wij het regeringsprogramma mogen geloven dan zou de barometer daadwerkelijk goed weer aangeven: daling van de belastingen, schepping van 200.000 nieuwe jobs, loonsverhoging, het afromen van een overschot van 1% voor investeringen in het zilverfonds, en ga zo maar door. Kortom, de belofte van een sociaal paradijs! In werkelijkheid is deze verklaring louter bedrog, zoals trouwens wordt erkend door de burgerlijke economen: “Deze regering wil de lasten verlagen, de uitgaven verhogen én een overschot boeken [...]. Eigenlijk zouden al die voornemens een collectieve schaterlach moeten uitlokken. Want deze regering maakt ons gewoon iets wijs” (De Grauwe, professor economie, KU-Leuven, DM, 29.03.2008).
Ook al is het huidige regeringsprogramma slechts zand in de ogen, ook al is de regering Leterme slechts andermaal een ‘voorlopige’, een ‘overgangs’-regering, (voor een analyse van de politieke crisis, zie ons artikel De politieke crisis belet geen eendrachtige aanval op de arbeidersklasse, in Internationalisme, nr. 335), toch heeft de Belgische bourgeoisie eens te meer tijd moeten rekken tot 15 juli voor onderhandelen tussen de verschillende fracties die betrokken zijn bij een groot compromis betreffende een globaal pakket van maatregelen voor de reorganisatie van de Federale Staat, de sanering van de begroting en de versterking van de concurrentiepositie van de nationale economie. In dit kader zou het laten verrotten van de economische toestand door een jaar van politieke verlamming, wel degelijk kunnen wijzen op een gevolgde strategie van het opvoeren van de druk op de verschillende regionale fracties om deze achter een gemeenschappelijke politiek te krijgen.
Want ook al illustreren het moeizame geploeter voor de regeringsvorming en de vaststelling van haar programma de toenemende problemen van de Belgische bourgeoisie in het beheer van haar instellingen, de arbeiders kunnen zich geen illusies maken: wat ook de uiteenlopende meningen zijn binnen de burgerlijke partijen, wat ook de bestaande spanningen zijn, toch herwint de bourgeoisie altijd haar éénheid als het er om gaat de arbeidersklasse aan te vallen. En de sirenen van de regeringsverklaring van april wijzen enkel op de rijping van de omstandigheden voor het afkondigen van dergelijke aanvallen:
– De inkt van het regeringsprogramma was nog niet droog of de experts legden er al de nadruk op dat het vastgelegde begrotingsevenwicht niet houdbaar was en dat er onvermijdelijk maatregelen zouden moeten worden genomen tijdens de ‘begrotingscontrole’ van de zomer.
– De economische indicators staan op onweer: de groeivooruitzichten voor de Belgische economie gaan in vrije val van 1,9% naar 1,4% (terwijl de groei nog 2,7% bedroeg in 2007). De economische instabiliteit op wereldvlak zal nog minder bedrijven er toe aanzetten om te investeren en de mensen zullen minder geld te besteden hebben door het feit dat hun reële inkomen zal dalen door de opkomende inflatie. Nu is er al een daling in de bouwnijverheid van 12% terwijl begroting en regeringsprogramma rekenden op een groei van 1,9%.
– Voor het eerst in vijftien jaar is de handelsbalans van België negatief. “Dat is een belangrijk signaal dat onze concurrentiekracht fors achteruitgaat. En dat voor een land als België dat er prat op gaat een exportland te zijn” (Economist G. Noels in DM, 16.04.2008).
– Wanneer de bourgeoisie een zware slag wil toebrengen aan de lonen haalt ze het monster van Loch Ness boven, de automatische koppeling van de lonen aan de index, zoals begin april. Toen gaf de directeur van de Nationale Bank, Guy Quaden, te kennen dat deze loonindexering geschrapt moest worden. Dat stelde de vakbonden in staat om de reddende engel te spelen bij het ‘redden van de index’, terwijl de regering maatregelen doorvoert tegen de lonen door bijvoorbeeld de samenstelling van de index te wijzigen (net als de regering Dehaene in 1994), door een ‘indexsprong’ op te dringen (als in de jaren 1980) en door een aanvullende norm in te voeren (de Belgische loonsverhogingen mogen niet hoger zijn dan het gemiddelde van die van de belangrijkste concurrenten). Zoals gouverneur Quaden cynisch opmerkt: “De index is belangrijk als element van sociale vrede in België, maar dat systeem mag economisch ook niet al te kostelijk (sic) worden.” (DM, 12.04.2008).
De richting van het ‘geheime programma’ van de regering dat wordt voorbereid door Leterme, met de actieve steun van de socialistische partijen (de Franstalige PS, die al jarenlang deelneemt aan de ‘zaken’ in alle geledingen van de overheid, en de Vlaamse SP.a, die volop haar verantwoordelijkheid neemt in de Vlaamse deelregering), laat er geen twijfel over bestaan: er komt een nieuwe aanval op de lonen die zal samengaan met andere maatregelen: verlaging van de pensioenen en de toepassing van het wettelijk recht op pensioen op 65 jaar, of nog erger zoals in Duitsland (op 67 jaar) of in Groot-Brittannië (op 68 jaar). Verder een productiviteits-verhoging via strijd tegen het absenteïsme en de vermindering van de pauzes of compensatiedagen; verhoogde ‘flexibiliteit’ en bestaansonzekerheid in de privé; afslanking van de openbare diensten ; aantasting van het recht op uitkering voor werklozen en in de verschillende regio’s van het land het opvoering van de druk om hen aan het werk zetten. En dat komt op een moment dat er, onder druk van de verscherping van de crisis, plannen bestaan tot massale ontslagen in sectoren als banken en verzekeringen.
De arbeidersklasse is het allereerste slachtoffer van de verscherping van de economische crisis. Het kapitalisme in crisis heeft geen andere middelen ter beschikking om proberen het hoofd te bieden aan de concurrentie op de wereldmarkt dan het verhogen van de productiviteit door het verminderen van de tewerkstelling en het doen dalen van de lonen van de arbeidskracht: verlies van tewerkstelling en daling van de lonen; maar de groeiende verpaupering en bestaansonzekerheid die de arbeidersklasse treffen brengen ook het bankroet van het kapitalistisch systeem aan het licht. Het kapitalisme is steeds minder in staat tot het in stand houden van de arbeidskracht van wie wordt uitgebuit: het onvermogen om een steeds groter deel van de proletariërs in de productie op te nemen, die weerspiegeld wordt in massale werkloosheid en arbeidsonzekerheid, komt nog bovenop het onvermogen om ze te voeden, te huisvesten, ze degelijk te verzorgen.
De huidige versnelling van de economische crisis en de golf van verpaupering die ermee gepaard gaat, spelen zich af tegen een achtergrond waarbij de arbeidersklasse nu al sinds enkele jaren, terug het hoofd opheft en een toenemende strijdbaarheid vertoont. Deze nieuwe aanvallen die er door de bourgeoisie doorgeramd worden, gaan een vruchtbare bodem vormen waarop de strijd van het proletariaat en zijn éénheid zich gaan ontwikkelen. Nu reeds is er een stijging merkbaar van deze woede, waarvan de ‘stakingsvlaag’ van de winter van 2008 een getuigenis was.
Tegenover de prijsstijgingen en ondanks de afwezigheid van een regering, brak er midden januari spontaan een sociaal conflict uit bij een toeleveringsbedrijf van Ford Genk voor ‘één Euro meer’, dat zich als een strovuur uitbreidde tot een werkelijke stakingsgolf voor verhoging van de koopkracht. Het waren diezelfde arbeiders die toen onder druk stonden van de herstructureringen bij Ford, Opel en Volkswagen in het begin van het jaar, die het vuur aan het lont staken. Eerst sloeg de spontane eisenbeweging over naar Ford Genk en daarna naar praktisch alle bedrijven uit de onmiddellijk omgeving om vervolgens heel de provincie Limburg te beslaan en de metaalnijverheid. De stakingsgolf heeft zich geleidelijk uitgebreid naar andere industrietakken en andere provincies, vooral in het Nederlandstalige landsdeel en in Brussel.
Om die brandhaarden te blussen hebben vakbonden en bedrijfsleiders de eisen gekanaliseerd in de richting van eenmalige premies en bonussen gekoppeld aan resultaten. Dikwijls probeerden de patroons zelfs de sociale vrede af te kopen, om zo een eind aan de stakingen te maken vooraleer de arbeiders daadwerkelijk in beweging kwamen. “"Omdat ze zelf af te rekenen hebben met plots oplaaiend protest, maar meer nog omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen" (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen, 02/02/2008) Want als een rode draad door heel de beweging "is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen." (Eén van de getuigenissen op het discussieforum van DS over de stakingsgolf).
De vakbonden stellen alles in het werk om de versplintering van de strijd te bewerkstelligen omdat die haar ontkracht. Hun rol van inkapseling berust geheel en al op hun vermogen om de strijd te verdelen en te isoleren om te beletten dat de proletariërs zich bewust worden van hun collectieve bekwaamheid om zich te verweren tegen de aanvallen. Tegenover deze sabotage is het nodig dat de arbeiders er toe komen om de talrijke gelijktijdige strijdhaarden, die vandaag uitbarsten, te verenigen, bijvoorbeeld via gemeenschappelijke eisen of strijdprogramma’s. Op die manier zou zij een werkelijke dynamiek kunnen op gang trekken van éénheid en solidariteit, die deze strijdbewegingen in zich dragen en die niet enkel het enige middel zijn om zich te verzetten tegen de aanvallen die alle arbeiders raken in alle sectoren, maar die zou uitlopen op een vooruitzicht van het ter discussie stellen van het doodlopende straatje waarin het kapitalisme hen stort.
Jos / 15.04.2008
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/69/duitsland
[2] https://fr.internationalism.org/ri386/Russie_Octobre_1917_Salut_à_l-a_Révolution_prolétarienne.htm
[3] https://fr.internationalism.org/ri344/Lenine.htm
[4] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[5] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[6] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[7] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[8] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[9] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[10] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[11] https://archive.intal.be/nl/article.php?articleId=267&menuId=1
[12] https://www.nrc.nl/buitenland/article976972.ece/Internationale_Rode-_Kruis_Irak_humanitair_drama
[13] https://www.icrc.org/Web/Eng/siteeng0.nsf/htmlall/iraq?OpenDocument
[14] https://www.indymedia.be/fr/node/26620
[15] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie