We publiceren hier een kritiek op het artikel ‘Op weg naar een Communistische Verkiezingsstrategie’, dat onlangs verscheen op de website van de Communist League van Tampa (Florida, USA). Wij hebben reeds eerdere correspondentie tussen ons en de CLT gepubliceerd, waarin we ook enkele van de belangrijkste verschillen tussen de IKS en de CLT belichtten zoals over de opzet van de ‘massapartij’, de vraag of de communistische partij de macht moet overnemen, en de relevantie van de oude sociaaldemocratische programma’s voor het huidige communistische project[1].
Met de publicatie van het artikel ‘Op weg naar een Communistische Verkiezingsstrategie’ door Donald Parkinson[2], lijken deze verschillen groter te zijn geworden, of tenminste iets duidelijker. Een vergelijkbaar proces schijnt aan de gang te zijn tussen het Tampa-groep en haar filiaal in Miami, die nu haar naam heeft veranderd in de Workers Offensive Group en een geheel van standpunten heeft aangenomen, die veel meer in lijn zijn met die van de links-communisten. Tegelijkertijd heeft de Miami-groep verklaard dat zij de discussie met de groep in Tampa wil onderhouden.[3] Wij steunen dit besluit en willen de discussie tussen onszelf en Tampa eveneens voortzetten en vandaar de huidige bijdrage, die naar wij hopen, een reactie zal ontlokken van de Tampa groep en anderen.
Wij denken dat dit debat over de verkiezingen bijzonder belangrijk is, niet in het minst omdat er in het huidige politieke klimaat in de VS een enorme druk ligt op al diegenen die zich opstellen tegen het kapitalistische systeem, om hun principes aan de kant te zetten en hun stemrecht te gebruiken om te voorkomen dat Donald Trump zijn handen op het presidentschap kan leggen. In dit artikel zullen we uitleggen waarom deelname aan de burgerlijke verkiezingen in het algemeen niet langer de belangen van de klassenstrijd dient, maar er fundamenteel tegenover staat.
De tekst van DP begint met de bewering dat “deelname aan de verkiezingen, en dus een verkiezingsstrategie, essentieel is als de communisten publieke legitimiteit willen bereiken als ernstige politieke kracht”. De tekst erkent dat de verkiezingencycli “eindeloos ziekmakend zijn, in bijzonder dit jaar in de V.S. met de onaangename Trump versus de imperialistische neo-liberale Clinton”. Maar hij verwijst naar passages, geschreven door Marx en Engels, die de visie te ondersteunen dat de communisten niettemin hun eigen kandidaten naar voren zouden moeten schuiven om, zoals Marx het in zijn toespraak van 1850 tot de Bond der Communisten verwoordde, “om hun onafhankelijkheid te bewaren, om hun krachten te tellen, en om voor het publiek hun revolutionaire houding en partijstandpunt naar voren te brengen”.
DP is zich bewust van het bestaan van communisten zoals Pannekoek en Bordiga die, in de nieuwe omstandigheden, die na 1914 door oorlog en door revolutie werden geschapen, alle parlementaire activiteit verwierpen. Maar zijn belangrijkste argument hier is dat hij het betreurt dat hun meningen een buitensporige invloed hebben gehad op de toenmalige ‘linkerzijde’, die voor een groot deel “zuiver gebaseerd was op directe actie”. Hij geeft toe dat het beroep op een dergelijke benadering begrijpelijk is, gezien de het feit dat “de burgerlijke staat zichzelf presenteert als een soort van Leviathan” maar wij zouden niet daaruit niet concluderen dat “om het even wat daaraan raakt daarom ook verdoemd is”. De tekst schetst vervolgens de belangrijkste elementen voor het doen heropleven van de communistische verkiezingsstrategie:
“Toch zijn de kwesties of wij de staat moeten vernietigen of dat wij aan verkiezingen moeten deelnemen twee verschillende zaken. De burgerlijke staat kan worden vernietigd, maar toch kunnen wij nog binnen zijn instellingen deelnemen omwille van propagandadoeleinden en om de arbeidersklasse politiek op te leiden. De verkiezingscampagnes, zelfs wanneer ze worden verloren, dienen ertoe om de communisten te verplichten het publiek in grote getale te engageren en hun standpunten te bediscussiëren. Echter, wat te doen als de communisten de verkiezingen werkelijk winnen? Zouden wij dan niet alleen maar de burgerlijke staat beheren?
De eerste verduidelijking die moet worden gemaakt, is dat we niet aan de macht komen, tenzij we het mandaat hadden om ons volledige minimumprogramma in werking te stellen, de burgerlijke staat in haar essentie te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te scheppen. De partij zou een partij in de oppositie zijn en zou geen regeringscoalities met burgerlijke partijen vormen. In tegenstelling tot andere organisaties zoals Syriza, die doen alsof ze niets kunnen bereiken, zolang ze niet zelf aan de macht zijn, zou een goede Marxistische partij in de oppositie blijven en geen regering vormen totdat de voorwaarden voor de revolutie rijp zijn.
Een andere verklaring is dat wij niet streven naar de uitvoerende macht die wij, realistisch gezien, niet kunnen winnen. De mate waarin de communisten verantwoordelijk zijn voor het beheer van de staat bepaalt ook de mate waarin zij zullen worden gedwongen om compromissen te sluiten met de burgerlijke legaliteit. Eerder dan naar posten te streven, zoals gouverneur of president, zouden wij moeten streven naar posten in de wetgevende tak zoals in het federale Huis van Afgevaardigden, maar ook in de Senaat en het Congres.
Op deze posten kunnen wij stemmen voor en tegen de wetgeving (of ons onthouden) en onze partij bevestigen als een ‘tribune van het volk’, die zijn machtspositie gebruikt om propaganda te voeren tegen de burgerlijke staat en het kapitalisme. Door tegen de reactionaire wetten te stemmen, zelfs als wij in aantal door de Democraten en de Republikeinen worden overtroffen, zijn we in staat aan te tonen dat onze partij zich stevig opstelt tegen de belangen van de burgerlijke staat en een massale legitimiteit ontwikkelt voor radicale standpunten”.
Wat in deze passage onmiddellijk opvalt is dat ze naast de geschiedenis schijnt te staan. Het ontbreekt volledig van om het even welk idee van diepgaande wijzigingen die, sinds de dagen van Tweede Internationale, in het leven van kapitalisme en de arbeidersklasse hebben plaatsgevonden. Ten tijde van de Tweede Internationale hadden dergelijke dilemma’s, zoals die met betrekking tot het gedrag van de arbeidersafgevaardigden in parlementaire organismen, een echte betekenis.
Maar met de tekst van DP worden wij meegenomen in een wereld waar er geen tendens heeft bestaan, waardoor de massapartijen en de vakbonden van de arbeidersklasse door de kapitalistische staat zijn opgeslorpt ; in een wereld waar geen kwalitatieve groei van de totalitaire Leviathanse staat plaatsvond in antwoord op het nieuwe tijdvak van oorlogen en revoluties ; in een wereld waar de traumatische decennia van stalinistische, fascistische en democratische contrarevolutie niet een hele generatie van revolutionairen bedierf of uitroeide, waar slechts enkele kleine internationalistische groepen bleven voortbestaan, vechtend tegen de stroom in ; een wereld, tenslotte, waar de generaties die opdoken na de beëindiging van deze contrarevolutie, niet behept waren met een diep wantrouwen ten opzichte van politiek en politieke organisatie van welke aard dan ook.
De uitkomst van dit werkelijke historische proces is tastbaar geweest: de communisten die, binnen de grenzen van de kapitalistische maatschappij, per definitie altijd een minderheid zullen blijven, zijn een minuscule kracht geworden, zelfs als je ten aanzien van de huidige politieke krachten van de arbeidersklasse een vrij brede definitie hanteert. In deze huidige wereld bestaat er geen partij van de arbeidersklasse, laat staan een massapartij.
De CLT maakt er natuurlijk geen aanspraak op een partij te zijn en denkt niet dat de communistische partij op het punt staat om te worden gevormd; evenmin overwegen ze het “om het even welke kandidaat weldra mee te laten doen, aangezien wij een kleine sekte zijn met weinig steun en beperkte middelen”. Maar de kloof met de werkelijkheid, die wij ten aanzien van het verleden hebben gezien, is ook van toepassing op een mogelijke verkiezingsstrategie van de toekomst, omdat er helemaal geen poging wordt ondernomen om te bedenken welke veranderingen plaats zouden moeten vinden die het voor de “kleine sektes van vandaag, met weinig steun en beperkte middelen”, mogelijk zouden maken om zich om te vormen in een formidabele communistische partij, die in staat zou zijn om een aanzienlijk aantal zetels in het Congres of in gelijkaardige parlementen te behalen en, mogelijk zelfs “een mandaat weet te behalen om de burgerlijke staat te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te vestigen”.[4]
Een dergelijke omvorming zou slechts het resultaat kunnen zijn van een massale toename van de klassenstrijd op wereldschaal, van een beweging die niet alleen een gehele nieuwe generatie van revolutionairen zou voortbrengen en een ernstige versterking van de communistische minderheid bewerkstelligen, maar ook nieuwe vormen van massaorganisatie zou doen ontstaan, gebaseerd op de principes van algemene vergaderingen en arbeidersraden.
Dit perspectief is bevestigd, niet alleen door de sovjets van de eerste internationale revolutionaire golf, maar ook in recentere massabewegingen – bijvoorbeeld de fabriekscomités, die in 1980 in Polen verrezen, of de algemene vergaderingen welke bij uitstek de plaats waren van de discussie en besluitvorming in de strijd tegen CPE in 2006 in Frankrijk of van de Indignados-beweging in 2011 in Spanje.
Het is al veelbetekenend dat de tekst helemaal niets zegt over de kwestie van de raden, en hij lijkt zelfs het vooruitzicht te schetsen van een communistische partij die aan de macht komt via de burgerlijke verkiezingen. Maar nog belangrijker is het feit dat de tekst geen onderzoek doet naar de rol van het parlement en de verkiezingen in de gevallen waarin arbeidersraden worden gevormd en het vraagstuk van de dictatuur van het proletariaat op een directe wijze wordt gesteld, zoals in Duitsland in 1918. In het laatste geval werden de democratische verkiezingen gebruikt als een wapen tegen de raden, een middel om de arbeiders te vangen in het idee dat de parlementaire democratie en arbeidersraden op een bepaalde manier naast elkaar kunnen bestaan (ervan uitgaande dat de laatste werden teruggebracht tot vakbondsachtige organen, die zich zouden beperkten tot de afzonderlijke werkplaats ...).
Kortom: communisten zullen alleen in staat zijn om op te treden als een partij, als een organisatie die een reële impact heeft op de ontwikkeling van de klassenstrijd, in een pre-revolutionaire opstand, en dan zal het meer dan ooit duidelijk worden dat hun energie gericht moet zijn op de versterking van de raden of radenachtige organisaties tegen de dodelijke misleidingen van de burgerlijke democratie.
En we moeten ons er bewust van zijn hoe diep deze misleidingen zich hebben geworteld in de hoofden van de arbeidersklasse, met inbegrip van haar revolutionaire minderheden. Het idee dat de triomf van de democratie en de politieke overwinning van de arbeidersklasse tot dezelfde uitkomst leidt is al aanwezig in het Communistisch Manifest van 1848. De ervaring van de Commune stelde Marx en Engels in staat om te begrijpen dat de arbeidersklasse de bestaande parlementaire organen toch niet kunnen gebruiken om aan de macht te komen ... en toch, hoe broos dit inzicht was, blijkt wel uit het feit dat Marx, kort na het schrijven van ‘De Burgeroorlog in Frankrijk’ waarin met een prachtige helderheid de lessen uit van de Commune werden getrokken, nog steeds tot de overweging kon komen dat de arbeidersklasse in bepaalde democratische burgerlijke landen - zoals Groot-Brittannië of Nederland – ‘vreedzaam’ aan de macht zou kunnen komen.
En toen het er in de fase van de sociaaldemocratie op leek dat de arbeidersklasse, in het kader van de burgerlijke maatschappij, stap voor stap partijen en de vakbonden kon opbouwen, zagen theoretici zoals Kautsky geen ander ‘weg naar de macht’ dan de parlementaire weg.[5]
Zij die, binnen de marxistische beweging, de Kautskyaanse orthodoxie begonnen uit te dagen, moesten een harde strijd voeren in een poging om de implicaties van de nieuwe vormen van strijd te ontwikkelen toen de opgaande periode van het kapitalisme eenmaal ten einde liep: de massastakingen in Rusland,de verschijning van de sovjets, de ontwikkeling van wilde stakingen in West-Europa. Door het onderzoek van deze nieuwe vormen en methoden van strijd, waren Pannekoek, Boecharin en uiteindelijk Lenin in staat om te breken met de sociaaldemocratische consensus en hun programma te baseren op de meest heldere inzichten van Marx en Engels - op de erkenning dat de burgerlijke staat moest worden ontmanteld, en niet door een parlementair besluit, maar door de nieuwe organen van de proletarische politieke macht, die door de revolutie zelf worden geschapen.
Deze theoretische ontwikkelingen vonden plaats naast, en in het geval van Pannekoek, sterk beïnvloed door de analyse van de massastaking door Rosa Luxemburg, die de oude sociaaldemocratische (en, daarbij inbegrepen de anarcho-syndicalistische) praktijk in vraag stelde: namelijk de praktijk van het stap voor stap vormen van massa-organisaties, die uiteindelijk de leiding van de maatschappij zouden overnemen. In de nieuwe opvatting van Luxemburg en Pannekoek is de revolutionaire massa-organisatie van de arbeidersklasse een product van de massabeweging en kan ze, bij afwezigheid van een dergelijke beweging, niet in elkaar worden geknutseld door de communistische minderheid.
DP wil dat we het idee laten vallen van ‘anti-verkiezingen als een eeuwig principe’. Maar geen van de militanten van de sociaaldemocratie, en daarna van de communistische, linkse fracties beschouwden de anti-verkiezingsdeelname als een eeuwig principe. Ze waren marxisten, geen anarchisten, en ze erkenden dat, in een vorig tijdperk, tijdens de periode van de Bond der Communisten en de eerste twee Internationales, de strategie om arbeiderskandidaten naar voren te schuiven in de burgerlijke verkiezingen inderdaad zou kunnen dienen voor wat revolutionairen beschouwden als een ‘eeuwig principe’: de noodzaak om de autonomie van de arbeidersklasse ten opzichte van alle andere klassen te ontwikkelen.
Zo bepleitten marxisten van het midden tot einde van de 19e eeuw, de deelname aan de burgerlijke verkiezingen en parlementen, omdat zij van mening waren dat het parlement nog steeds een arena kon zijn voor de strijd tussen de partijen, die nog gebonden waren aan een achterhaalde feodale orde, en de partijen die de voorwaartse beweging van kapitaal uitdrukten, en bijgevolg door de arbeidersorganisaties kritisch konden worden gesteund. In deze periode was het mogelijk aan te nemen dat dergelijke allianties in het belang van de arbeidersklasse konden zijn en zelfs een moment in de ontwikkeling van haar onafhankelijkheid als politieke klasse.
Toen het kapitalisme zijn grenzen bereikt had als een factor in de vooruitgang, werd het onderscheid tussen progressieve en reactionaire burgerlijke partijen steeds zinlozer, zodat de rol van de revolutionairen in de burgerlijke parlementen steeds meer was gericht op het oppositie voeren tegen alle verschillende burgerlijke partijen - op het gebruik van een ‘tribune’, waarin ze een eenzame stem vormden in een puur burgerlijke arena. Maar het was juist in deze fase, de fase van de volwassen sociaaldemocratie, dat de belangrijkste stromingen binnen veel van de arbeiderspartijen meegezogen werden in allerlei compromissen met de kapitalistische klasse, zelfs tot op het punt van het aanvaarden van posten in regeringsploegen.
Voor de links-communisten betekende de komst van een periode van openlijke revolutionaire strijd, en de gelijktijdige overwinning van het opportunisme binnen de partijen van de oude Internationale - die definitief werd besloten door hun rol in de oorlog van 1914 en de daarop volgende revolutionaire golf - dat alle oude tactieken, zelfs het beperkte gebruik van de verkiezingen en het parlement als een tribune, grondig moesten worden herzien. Pannekoek aanvaardde in 1920, toen hij nog vast overtuigd was van de noodzaak van een communistische partij, dat de deelname aan het parlement en de verkiezingen een geldige strategie was geweest in de vorige periode, maar wees op de schadelijke gevolgen in de nieuwe omstandigheden:
“Zaken veranderen wanneer de strijd van het proletariaat een revolutionair stadium binnengaat. We hebben het hier niet over de vraag waarom het parlementaire systeem ontoereikend is als regeringsysteem voor de massa's en waarom het moet wijken voor het sovjet-systeem, maar over het gebruik van het parlement als een strijdmiddel van het proletariaat. Als zodanig is de parlementaire activiteit het typische strijdmiddel van de leiders, waarbij de massa’s zelf een ondergeschikte rol spelen. Hun activiteit bestaat daarin, dat individuele afgevaardigden de echte strijd voeren. Dit moet bij de massa’s ongetwijfeld de illusie wekken dat anderen de strijd voor hen kunnen voeren.
Voeger werd er altijd gedacht dat de leiders in het parlement belangrijke hervormingen voor de arbeiders zouden kunnen realiseren; en de illusie ontstond zelfs dat parlementariërs, door middel van wettige besluiten, de transformatie naar het socialisme konden doorvoeren. Nu het parlementarisme meer bescheiden is geworden, hoort men het argument dat de afgevaardigden in het parlement een belangrijke bijdrage aan de communistische propaganda kunnen leveren. Maar steeds valt de nadruk daarbij op de leiders, en dat het vanzelfsprekend is dat de specialisten de politiek zullen bepalen - zelfs als deze plaatsvindt onder de democratische sluier van debatten en resoluties van congressen - de geschiedenis van de sociaaldemocratie is een reeks van mislukte pogingen om de leden zelf te bewegen de politieke lijn te laten bepalen.
Waar het proletariaat een parlementaire strijd voert is dit allemaal onvermijdelijk, zolang de massa’s nog geen organen voor zelf-activiteit hebben geschapen, waar de revolutie nog moet worden gerealiseerd. Maar zodra de massa’s beginnen in te grijpen, voor zichzelf beginnen op te treden en beslissingen te nemen, worden de nadelen van de parlementaire strijd overwegend. Zoals we hierboven hebben aangevoerd, is het probleem van de tactiek hoe we de traditionele burgerlijke mentaliteit, die de kracht van de proletarische massa’s verlamt, kunnen uitroeien ; want alles wat de overgeleverde opvatting nieuwe kracht geeft, is schadelijk .
Het meest weerbarstige en krachtigste deel van deze manier van denken is hun onzelfstandigheid tegenover de leiders aan wie zij de beslissing over de algemene kwesties, de leiding van haar klasse-zaken overlaat. Het parlementair systeem heeft de onvermijdelijke tendens om de eigen, de voor revolutie noodzakelijke activiteit van de massa’s af te remmen. Hoeveel mooie redevoeringen er ook worden gehouden ter ontwaking van de revolutionaire actie, toch komt de revolutionaire actie niet voort uit dergelijke woorden, maar alleen uit de harde, zware nood, als er geen andere keuze meer overblijft.
De revolutie, die een regeringssysteem doet vallen, vereist ook iets meer dan de massale strijd en waarvan we weten dat daartoe niet door de leiders wordt opgeroepen, maardie alleen uit de diepe drang van de massa’s omhoog kan komen. De revolutie vereist dat de grote vraagstukken van maatschappelijke wederopbouw ter hand worden genomen, dat moeilijke beslissingen worden genomen, dat het hele proletariaat in een creatieve beweging wordt gebracht - en dat is alleen mogelijk als eerst de voorhoede, vervolgens een steeds grotere massa ze ter hand neemt, zichzelf daarvoor verantwoordelijk weet, zoekt, propageert, worstelt, probeert,nadenkt, afweegt, durft en uitvoert.
Maar dit alles is een moeilijk en moeizaam proces ; zolang de arbeidersklasse denkt een eenvoudiger weg te zien, door anderen namens haar te laten optreden - vanaf een hoog platform agitatie te voeren, beslissingen te nemen, signalen voor actie te geven, wetten te maken - zal ze aarzelen en door de oude denkgewoonten en de oude zwakheden passief blijven.”[6]
Hier raakt Pannekoek aan de wortel van het vraagstuk en waarom de strijd voor de raden haaks staat op de parlementaire activiteit in al haar vormen. Om een revolutie te maken moet het proletariaat een fundamentele breuk bewerkstelligen met de oude gewoonten van denken en handelen, met het hele idee om vertegenwoordigers in de burgerlijke parlementen te verkiezen en zich zodoende te vervreemden van zijn eigen krachten.
Voor Pannekoek kon de tactiek van het ‘revolutionaire parlementarisme’, dat door de partijen van de Communistische Internationale was aangenomen (die zeer veel overeenkomst vertoont met de verkiezingsstrategie, bepleit door DP), alleen dienen om de heersende en verlammende illusies in de burgerlijke democratie te versterken. En we kunnen eraan toevoegen dat, hoewel de statuten van de communistische partijen een aantal maatregelen bevatten ter bestrijding van de ontaarding door parlementaire politiek, deze regels niet konden voorkomen dat de officiële partijen uit zichzelf vrij snel veranderden in machines, die louter op stemmen joegen.
Voor Pannekoek en andere links-communisten was dezelfde problematiek van toepassing op de vakbondsvorm die, ofschoon oorspronkelijk naar voren gekomen als een vorm van zelforganisatie van arbeidersklasse, hopeloos verstrikt was geraakt in de burgerlijke staat en zijn bureaucratie. De contrarevolutionaire rol, gespeeld door de oude partijen en vakbonden in de imperialistische oorlog en de proletarische revolutie die daarop volgde, maakte duidelijk dat de nieuwe vormen van organisatie zich niet zouden ontwikkelen in de schoot van de oude maatschappij, maar door een uitbarsting die het omhulsel zelf zou versplinteren. In zekere zin was dit een terugkeer naar de constatering van Marx dat de arbeidersklasse, als een klasse van de burgerlijke maatschappij geen klasse van de burgerlijke maatschappij is ; met andere woorden: een uitgesloten klasse die per definitie nooit ‘publieke legitimiteit’ kan winnen in het normale functioneren van de kapitalistische maatschappij .
Het idee van het streven naar publieke legitimiteit, ‘populariteit’ en een zo groot mogelijk deel van de stemmen, is een grove vervorming van de rol van de communisten, wier taak het is om altijd de toekomstige doelstellingen te verdedigen in de hedendaagse beweging, om de waarheid te spreken, hoe onverteerbaar die ook mag klinken, en zelfs als dit betekent dat ze tegen de stroom in gaat, zoals de revolutionairen Lenin en Luxemburg deden ten opzichte van de golf van nationalistische hysterie, die in 1914 tijdelijk de arbeidersklasse overspoelde.
Bordiga die, in de debatten in de Derde Internationale, de kwestie van de stemonthouding eigenlijk als een tactiek beschouwde, belicht verder toch de redenen waarom de ‘verkiezings’ mentaliteit ons bindt aan de burgerlijke maatschappij. In ‘Het Democratische Beginsel’[7] laat hij bijvoorbeeld zien dat het principe van de burgerlijke democratie, het beginsel van ‘één man één stem’ geworteld is in de doorwerking van de warenverhoudingen, van een maatschappij gebaseerd op de ruil van equivalenten. Een beweging voor het kommunisme is per definitie een beweging die, als onderdeel van een bredere strijd tegen de verdinglijkte sociale verhoudingen, opgelegd door de warenvorm, het begrip overstijgt van de geatomiseerde burger, die zijn rechten uitoefent in het stemhokje.
We denken dat de kameraden van de CLT moeten terugkeren tot deze theoretische bijdragen en zich veel ernstiger moeten verdiepen in de redenen waarom deze militanten alle vormen van verkiezingsdeelname verwierpen. Het is waar dat de tekst van DP aanneemt dat er een gevaar bestaat, bevestigd door de stem van de Duitse SPD voor de oorlogskredieten in 1914, dat de partij-afgevaardigden belangen ontwikkelen die los staan van de arbeidersklasse. Maar zijn antwoord is dat dit probleem “kan worden aangepakt zonder ons te onthouden van de verkiezingsactiviteiten. Zo kunnen gekozen vertegenwoordigers bijvoorbeeld worden verplicht om een bepaald percentage van hun salaris te doneren aan de partij en worden teruggeroepen door stem van het volk”. Afgezien van het speculatieve, zelfs fantastisch karakter van dit hele scenario, blijft dit een louter formele repliek die niet doordringt tot de kern van de kritieken zoals die door communisten als Pannekoek en Bordiga naar voren zijn gebracht.
Zoals we hebben opgemerkt, loopt de CLT geen onmiddellijk gevaar zich in verkiezingsactiviteiten te storten. Maar haar onwil om de echte historische omstandigheden in beschouwing te nemen, waarmee de communistische minderheid vandaag wordt geconfronteerd, lijkt haar aan de ene kant te sturen in de richting van een soort syndicalistische activisme (zoals ze hebben gezegd, schuiven ze geen kandidaten naar voren omdat “onze energie er op dit moment op is gericht onszelf tot een meer effectieve organisatie te maken en te proberen een algemene lidmaatschapstak van de IWW van de grond te krijgen”[8]).
Gevaarlijker is hun tweeslachtigheid over de aard van de ‘links’, die kan worden gezien in het begin van de tekst. Want deze lijkt deuren te openen naar allianties met openlijk links-kapitalistische organisaties zoals de ‘Rode Partij’ (Red Party), min of meer het Amerikaanse evenbeeld van de Communistische Partij van Groot-Brittannië met ‘Weekly Worker’, in het Verenigd Koninkrijk[9], een organisatie die nooit zijn historische oorsprong, als een factie binnen het stalinisme, in vraag heeft gesteld. Misschien beschouwt de CLT dergelijke allianties als een middel om uit te breken uit haar situatie als een ‘kleine sekte zonder steun’, maar er is meer kans dat de groep wordt verdronken in een zee van burgerlijk links.
Zoals we hebben gezien betreurt DP’s artikel het feit dat ‘grote delen van de links’ de voorkeur geven aan direct activisme en daarbij een levensvatbare verkiezingsstrategie uitsluiten. In werkelijkheid, in een periode van aanzienlijke problemen voor de arbeidersklasse, wanneer het aantal stakingen en ‘de bewegingen op straat’ zijn afgenomen, worden vele, pas gepolitiseerde elementen gemobiliseerd ter ondersteuning van een burgerlijk links in een ‘nieuw jasje’ zoals Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland, de Labour-fractie van Corbyn in het Verenigd Koninkrijk en Sanders in de Verenigde Staten. Deze stromingen vormen allen een duidelijke poging om militante energie in het doodlopende straatje van de verkiezingen en van de ‘lange mars door de instellingen’ te voeren. Communisten kunnen alleen weerstand bieden tegen de valse hoop die voorgeschoteld wordt, door het bieden van een duidelijke kritiek op de burgerlijke democratie en haar verraderlijke invloed binnen de revolutionaire klasse.
Amos / Oktober 2016
[1] De Communist League van Tampa en de kwestie van de partij, IKS [1]
"Debate on the world party: a response to the ICC", CLT
Resolutie over de partij en zijn verhouding tot de klasse, IKS [2]
[2] "Towards a communist electoral strategy", DP
We begrijpen dat dit artikel is ondertekend en dat het niet de standpunten van alle leden van het CLT hoeft te vertegenwoordigen, maar bijdragen van Pennoid - ook een lid van de CLT - op libcom zijn het in grote lijnen eens met de aanpak van het artikel. Ook het ontbreken van enige tegenargumenten door leden van de CLT op hun website, lijkt erop te wijzen dat het artikel een breder draagvlak heeft binnen de groep. Zie: Communist electoral strategy?, Libcom [3]
[3] "Points of unity", Workers' Offensive;
"Official statements by Workers' Offensive"
Over de verkiezingen zegt de Workers' Offensive Group in haar Points of unity: “Alle verkiezingen zijn een schijnvertoning. De politieke macht is in wezen een kwestie van geweld, niet van stemmen. Het ritueel van het zelfbedrog van de massa’s, dat deel uitmaakt van de verkiezingspolitiek fungeert als een veilige uitlaadklep, waarin de grieven van de uitgebuite klasse kunnen worden gekanaliseerd en onschadelijke worden gemaakt. Deelname aan de verkiezingen helpt om de geestelijke heerschappij van het kapitalisme over de arbeidersklasse te handhaven door de heroprakeling van de grote leugen dat de arbeiders binnen dit systeem een stem hebben. Pathetisch bedelen aan de voeten van de uitbuiters en aan een kleine minderheid toe te vertrouwen al haar gevechten te voeren, brengt geen onafhankelijkheid en assertiviteit in de arbeidersklasse voort, alleen maar zwakte en onderwerping.”
[4] De sfeer van onwerkelijkheid zweeft ook boven de visie van DP over hoe de massapartij zich op het gebied van directe actie zal begeven: “Een massa-partij zal grote aantallen arbeiders moeten engageren met behulp van ‘extra-parlementaire’ middelen voordat ze zelfs maar een kans zal hebben om in een verkiezingscampagne te winnen. Het bouwen van klasse-vakbonden, solidariteitsnetwerken, raden van werklozen, verenigingen van wederzijdse hulp, schietclubs, sportteams, enzovoort, moet in het kader van verkiezingsactie niet worden afgewezen”. Dit lijkt heel erg op een heimwee naar de goede oude tijd van de sociaaldemocratie, toen de arbeidersklasse haar eigen economische, politieke en culturele organisaties voor een langere periode in stand kon houden, zonder dat ze in handen vielen van de burgerlijke staat.
[5] Zie ons artikel over de parlementaire fouten van Engels en Kautsky: The revolutionary perpsective obscured by parliamentary illusions [4]
[8] Opnieuw nemen de ‘Punten van Eenheid’, gepubliceerd door de ‘Workers’ Offensive Group’, een duidelijk standpunt in ten aanzien van de vakbondskwestie: “De vakbonden zijn, ongeacht hun interne structuur, niet de organisaties van de arbeiders maar de organen van de kapitalistische staat die het verzet van de arbeidersklasse tegen het uitbuitingssysteem door onderhandeling en door het opleggen van contracten met het kapitaal in de kiem smoren. In de hitte van de klassenstrijd moeten de arbeiders de vakbonden vernietigen en hun eigen gecentraliseerde massa- organisaties vormen om hun strijd te leiden en te voeren tegen het kapitalisme”.
[9] red-party.com
Niets maakt een uitbuitende klasse meer woedend dan een opstand van de uitgebuiten. De opstanden van de slaven in het Romeinse Keizerrijk en van de boeren onder het feodalisme werden altijd met de meest walgelijke wreedheid onderdrukt. De opstand van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme is echter een nog grotere belediging voor de heersende klasse van dit systeem, daar ze duidelijk en rationeel het spandoek hoog houdt van de nieuwe, kommunistische maatschappij, de maatschappij die werkelijk beantwoordt aan de historische noodzaak en mogelijkheid.
Voor de kapitalistische klasse is het daarom niet genoeg om alleen maar de revolutionaire pogingen van de arbeidersklasse te onderdrukken, om hen in bloed te smoren - hoewel de kapitalistische contrarevolutie zeker de bloedigste in geschiedenis is. Het is ook noodzakelijk om het idee belachelijk te maken dat de arbeidersklasse de draagster is van een nieuwe maatschappelijke orde, om de totale nutteloosheid van het kommunistische project aan te tonen. Hiervoor is, naast het arsenaal aan materiële wapens, een arsenaal van leugens en vervormingen vereist. Vandaar de noodzaak voor het kapitaal om, in het merendeel van de 20ste eeuw, vast te houden aan de grootste leugen in geschiedenis: de leugen dat het stalinisme gelijk staat aan het kommunisme.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989, en van de USSR twee later jaar, ofschoon het de bourgeoisie beroofde van een levend ‘voorbeeld’ van deze leugen, versterkte in feite in grote mate zijn effecten. Dit maakte het mogelijk om een gigantische campagne te ontketenen over de definitieve mislukking van het kommunisme, van het marxisme, en zelfs over de achterhaaldheid van het idee van de klassenstrijd zelf. De diepgaande en schadelijke gevolgen van deze campagne voor het bewustzijn van het wereldproletariaat zijn vaak onderzocht in de kolommen van onze Internationale Revue, en daarom zullen wij hier niet verder over dit punt uitweiden.
Het is belangrijk om te benadrukken dat, alhoewel het effect van deze campagnes de afgelopen jaren is afgenomen - vooral omdat de beloften van de bourgeoisie over de nieuwe wereldorde van vrede en welvaart, die bedoeld was om het stalinisme na zijn ondergang op te volgen, niet meer bleek te zijn dan gebakken lucht. Toch zijn deze campagnes zo fundamenteel voor het systeem van ideologische controle van de bourgeoisie dat ze geen kans voorbij zal laten gaan om deze nieuw leven en invloed in te blazen.
Wij zijn nu het jaar ingegaan van de 80ste verjaardag van de Oktoberrevolutie, en er bestaat geen twijfel dat wij vele nieuwe verdraaiingen van dit thema zullen gaan zien. Maar één ding is zeker: de haat en verachting van de bourgeoisie voor de proletarische revolutie, die in 1917 in Rusland begon, hun inspanningen om de herinnering eraan te vervormen en van zijn werkelijke aard te ontdoen, zullen vooral worden geconcentreerd op de politieke organisatie die de geest van die enorme opstandige beweging belichaamde: de Bolsjewistische Partij.
Dit hoeft ons niet te verbazen: vanaf de dagen van de Bond van Kommunisten en de Eerste Internationale, is de bourgeoisie altijd bereid geweest de meerderheid van de arme arbeiders ‘te vergeven’, die in de luren waren gelegd door de samenzweringen en de programma's van de revolutionaire minderheden. De laatsten worden onveranderlijk gezien als eigenlijke belichaming van het kwaad. En voor het kapitaal is er niets zo erg geweest als de Bolsjewiki, die er al met al toch in geslaagd is de eenvoudige arbeiders langer en meer te ‘misleiden’ dan enige andere revolutionaire partij in geschiedenis.
Dit is niet de plaats om alle boeken, artikelen en documentaires te bekijken die momenteel worden gewijd aan de Oktoberrevolutie. Het is voldoende om te zeggen dat de meest verkochte – zoals Pipes’ The Unknown Lenin: from the Soviet Archives [De ongekende Lenin: uit de Soviet archieven], en het werk van de vroegere KGB-archivaris Volkogonov, die beweert toegang te hebben tot de dossiers die dateren van 1917, welke tot nog toe ontoegankelijk waren - een zeer precies thema hebben: aan te tonen dat Lenin en de Bolsjewiki een troep machtshongerige fanatici waren die alles deden wat nodig was om de democratische verworvenheden van de Februari-revolutie op te slorpen, en Rusland en de wereld in een van de meest rampzalige en mislukte experimenten van de geschiedenis te storten.
Natuurlijk hebben deze heren, met een minutieuze aandacht voor de details, bewezen hoe de Stalinistische terreur slechts de voortzetting en de vervulling was van de Leninistische terreur. De ondertitel van de Duitse uitgave van het werk van Volkogonov over Lenin, Utopia and Terror, vat de benadering van de bourgeoisie zeer goed samen: de revolutie ontaarde precies in terreur omdat ze probeerde een utopisch ideaal op te leggen, het kommunisme, dat werkelijk tegengesteld is aan de menselijke aard.
Een belangrijk element in deze anti-Bolsjewistische inquisitie is het idee dat het Bolsjewisme, met al zijn gepraat over marxisme en de wereldrevolutie, vooral een uitdrukking was van Russische achterlijkheid. Dit argument is niet nieuw: het was een van de favoriete deuntjes van de ‘renegaat Kautsky’ in de nasleep van de Oktober-opstand. Maar het heeft daarna aanzienlijke academische waardigheid verworven. Een van de het beste studies van de leiders van de Oktoberrevolutie - Bertram Wolfe's Three Who Made a Revolution, geschreven in de jaren 1950 - ontwikkelt dit idee met bijzondere aandacht voor Lenin.
In deze optiek zou Lenin’s visie van de proletarische politieke organisatie als een ‘klein’ lichaam, bestaande uit overtuigde revolutionairen, meer beantwoorden aan de samenzweerderige en geheime opvattingen van de Narodniki en Bakunin dan aan Marx. Dergelijke historici stellen dit vaak tegenover de meer ‘verfijnde’, ‘Europese’ en ‘democratische’ opvattingen van de Mensjewiki. En natuurlijk, aangezien de vorm van de revolutionaire organisatie nauw verbonden is met de vorm van de revolutie zelf, had de democratische Mensjewistische organisatie ons een democratisch Rusland kunnen geven, terwijl de dictatoriale Bolsjewistische vorm van organisatie ons een dictatoriaal Rusland gaf.
Het zijn niet alleen de officiële woordvoerders van de bourgeoisie die dergelijke ideeën uitventen. Zij worden ook verkocht, in een ietwat verschillende verpakking, door allerlei verschillende anarchisten, die zich specialiseren in de ‘we hadden het wel gezegd’ benadering van de Oktoberrevolutie. Wij wisten allang dat het Bolsjewisme gemeen was en in tranen zou eindigen - al dat gepraat over de partij, de overgangsstaat en de dictatuur van het proletariaat, waar kon dit anders toe leiden? Maar het anarchisme heeft de gewoonte om zichzelf voortdurend te vernieuwen en kan veel subtieler zijn dan dat. Een goed voorbeeld hiervan is het soort van onzin dat naar buiten wordt gebracht door een parasitair addergebroed van het anarchisme dat zich (onder andere) de London Psychogeographical Society noemt.
De LPA heeft hartgrondig het argument van IKS ondersteund dat het Bakoeninisme, met al zijn gepraat over vrijheid en gelijkheid, zijn kritieken van het marxistische ‘autoritair handelen’, in feite gebaseerd was op een diep hiërarchische en zelfs esoterische visie, welke dicht aanleunt tegen die van de vrijmetselarij. Maar voor de LPA is dit slechts de hors-d'oeuvres: het hoofdgerecht is de Bolsjewistische opvatting van de organisatie, die de ware voortzetting is geweest van het Bakoeninisme en dus van de vrijmetselarij. De cirkel is rond: de ‘kommunisten’ van LPA braken de restanten uit van de professoren van de Koude Oorlog.
De uitdaging, die door al deze laster tegen het Bolsjewisme wordt gesteld, is aanzienlijk en kon niet in het kader van één enkel artikel worden beantwoord. Om bijvoorbeeld een kritische beoordeling te maken van de ‘Leninistische’ opvatting van de organisatie, en om het vooroordeel te weerleggen dat de laatstgenoemde niet meer zou zijn dan een nieuwe versie van de Narodniki of van Bakoenin, zou op zich al een reeks artikelen vergen. Ons doel met dit artikel is evenwel meer precies. De bedoeling is om, in de reeks gebeurtenissen van de Russische revolutie, een bepaalde episode onderzoeken - de April Stellingen zoals die door Lenin bij zijn terugkeer in Rusland in 1917 zijn afgekondigd.
Het is niet eenvoudig om zoiets op een geschikt ogenblik te doen, op kop af 80 jaar later. Maar vooral omdat dit korte, scherpzinnige document ons voorziet van een uitstekend uitgangspunt voor het weerleggen van alle leugens over de Bolsjewistische Partij, en voor het opnieuw bevestigen van het meest wezenlijke ervan: dat deze partij geen product was van het Russische barbarendom, van een vervormd anarcho-terrorisme, of van het onverminderde verlangen naar macht van haar leiders. Het Bolsjewisme was eerst en vooral een product van het wereldproletariaat. Onafscheidelijk verbonden met de totale marxistische traditie, was het niet de kiem van een nieuwe vorm van uitbuiting en onderdrukking, maar de voorhoede van een beweging die bedoeld was om alle uitbuiting en de onderdrukking af te schaffen.
Eind Februari 1917 lanceerden de arbeiders van Petrograd massale stakingen tegen de ondraaglijke levensomstandigheden die door de imperialistische oorlog werden opgelegd. De leuzen van de beweging werden snel politiek, met arbeiders die opriepen om een einde te maken aan de oorlog en de autocratie omver te werpen. Binnen enkele dagen had de staking zich uitgebreid naar andere steden, en aangezien de arbeiders de wapens opnamen en zich met de soldaten verbroederden, nam de massastaking het karakter aan van een opstand.
In een herhaling van de ervaring van 1905 centraliseerden de arbeiders de strijd middels sovjets van arbeidersafgevaardigden, die gekozen werden door algemene vergaderingen in de fabrieken en op ieder ogenblik konden worden teruggeroepen. In tegenstelling tot 1905, begonnen de soldaten en de boeren dit voorbeeld op grote schaal op te volgen.
De heersende klasse, die erkende dat de dagen van de autocratie waren geteld, bevrijdde zichzelf van de Tsaar, en riep de liberale en ‘linkse’ partijen – in het bijzonder die elementen die proletarisch waren geweest en onlangs naar het burgerlijke kamp waren overgegaan door de oorlog te steunen – op om een voorlopige regering te vormen met het erkende doel om Rusland te leiden naar een systeem van parlementaire democratie. In werkelijkheid was er een situatie van dubbelmacht ontstaan, aangezien de arbeiders en de soldaten alleen maar werkelijk op de sovjets vertrouwden, en de positie van de burgerlijke Voorlopige Regering nog niet sterk genoeg was om hen te negeren, en nog minder om hen te ontbinden.
Maar deze diepgaande klasse-verdeling werd gedeeltelijk verduisterd door de nevel van democratische euforie die na de Februari-opstand op het land was neergedaald. Nadat de Tsaar opzij was gezet en de mensen van ongekende vrijheid genoten, scheen iedereen gewonnen te zijn voor de ‘Revolutie’ - met inbegrip van de democratische bondgenoten van Rusland die hoopten dat het Rusland in staat zou stellen om effectiever aan de oorlogsinspanning deel te nemen. Aldus stelde de Voorlopige Regering zich op als beschermster van de revolutie; de sovjets werden politiek overheerst door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, die alles deden wat in hun vermogen lag om deze te beperken tot loutere verlengstukken van het zojuist geïnstalleerde burgerlijke regime.
Kortom, de gehele stoot tot de massastaking en de opstand - die in werkelijkheid een manifestatie was van het meer universele revolutionaire beweging welke, als gevolg van de oorlog, in alle belangrijkste kapitalistische landen broeide - was afgeleid naar kapitalistische doeleinden.
Waar waren de Bolsjewiki in deze situatie, die zo vol was van gevaar en belofte? Zij verkeerden in een bijna complete wanorde:
“De eerste maand van de revolutie was voor het Bolsjewisme een tijd van verwarring en zwenkingen. In het ‘manifest’ van het Centraal Comité van de Bolsjewiki, dat terstond na de zegepraal van de opstand was uitgevaardigd, heette het dat “de arbeiders in de fabrieken en werkplaatsen evenals de opstandige troepen terstond hun vertegenwoordigers moeten kiezen in de Voorlopige Regering”. (…) “Ze handelden niet als vertegenwoordigers van een proletarische partij, die zich voorbereidt op een zelfstandige strijd om de macht, maar als linkervleugel van de democratie die, terwijl zij haar principes verkondigt, van plan is gedurende onbepaalde tijd de rol van loyale oppositie te vervullen”. (Trotski, Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel I, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin)
Toen Stalin en Kamenev in maart het roer van de partij overnamen, stuurden zij deze nog verder naar het rechts. Stalin ontwikkelde een theorie over de complementaire rollen van de Voorlopige Regering en de sovjets. Erger, het officiële orgaan van de partij, Prawda, nam openlijk een ‘defensief’ standpunt in ten opzichte van de oorlog: “Onze leus is niet ‘weg met de oorlog’, een leus die zonder inhoud is. Onze leus is – druk op de Voorlopige Regering, met het doel deze te dwingen (…) een poging te doen om alle oorlogvoerende landen tot een onmiddellijk openen van vredesonderhandelingen te bewegen (…) Zolang blijft echter ieder als strijder op zijn post!”(Trotsky, idem)
Trotsky verhaalt hoezeer vele elementen in de partij een diepe ongerustheid en zelfs een woede voelden over deze opportunistische afwijking in de partij, maar ze waren programmatisch niet gewapend om het standpunt van de leiding te beantwoorden, aangezien het scheen te zijn gebaseerd op een perspectief dat door Lenin zelf was ontwikkeld en dat een decennium lang de officiële opvatting van de partij was geweest: het perspectief van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en de boeren’. De essentie van deze theorie was dat, hoewel de aard van de revolutie die zich in Rusland voltrok economisch gezien burgerlijk was, de Russische bourgeoisie zelf te zwak was om haar eigen revolutie te voltrekken, zodat de kapitalistische modernisering van Rusland door het proletariaat en de armere delen van de boerenstand in gang moest worden gezet.
Dit standpunt stond halverwege tussen dat van Mensjewiki - die zich erop beriepen ‘orthodoxe’ marxisten te zijn en beargumenteerden dat het de taak van het proletariaat was om kritische steun te geven aan de bourgeoisie tegen het absolutisme tot het moment dat Rusland rijp was voor het socialisme - en dat van Trotsky, wiens theorie van de ‘permanente revolutie’, ontwikkeld na de gebeurtenissen van 1905, benadrukte dat de arbeidersklasse er in de komende revolutie toe zou worden aangezet de macht te grijpen. Ze zou ertoe worden aangezet, voorbij aan het burgerlijke stadium van de revolutie, te gaan tot het socialistische stadium. Maar ze zou dit slechts kunnen doen als de Russische revolutie samenviel met, of een socialistische revolutie zou ontketenen in de industrielanden.
In feite was de theorie van Lenin, in het gunstigste geval, een product geweest van een dubbelzinnige periode, waarin het steeds duidelijker werd dat de Russische bourgeoisie geen revolutionaire kracht was, maar waarbij het nog niet duidelijk was of de periode van internationale socialistische revolutie was aangebroken. Niettemin was de superioriteit van de stelling van Trotsky precies gebaseerd op het feit dat ze niet zozeer van een zuiver Russisch maar van een internationaal kader vertrok; en Lenin zelf, ondanks zijn vele scherpe meningsverschillen met Trotsky in die periode, was, na de gebeurtenissen van 1905, herhaalde malen overgeheld naar de notie van de permanente revolutie.
In de praktijk bleek het idee van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en boeren’ inhoudsloos te zijn; ‘orthodoxe Leninisten’ die de formule in 1917 bleven herhalen, gebruikten haar als een dekmantel voor het eenvoudigweg afglijden naar Mensjewistische standpunten. Kamenev beargumenteerde met kracht, aangezien de burgerlijke democratische fase van de revolutie nog niet was voltooid, dat het noodzakelijk was om kritische steun te geven aan de Voorlopige Regering: dit was nauwelijks in overeenstemming met de originele opvatting van Lenin, die benadrukte dat de bourgeoisie onvermijdelijk compromissen zou sluiten met de autocratie. Er bestonden zelfs serieuze tendensen tot de hereniging van de Mensjewiki en Bolsjewiki.
De Bolsjewistische Partij, die programmatisch was ontwapend, werd verleid tot compromissen en verraad. Op het moment dat Lenin uit ballingschap terugkeerde verkeerde het perspectief van de revolutie in het ongewisse.
In zijn Geschiedenis der Russische Revolutie (Deel 1, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin), geeft Trotsky ons een pakkende beschrijving van Lenin’s aankomst, 3 april 1917, op het Finland Station in Petrograd. De Sovjet van Petrograd, gedomineerd door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, organiseerde een reusachtig welkomstfeest en onthaalde Lenin met bloemen. In de naam van de Sovjet, begroette Tsjeidze Lenin met de volgende woorden:
“Kameraad Lenin (…) wij verwelkomen u in Rusland. (…) Maar wij zijn van mening dat de voornaamste taak van de revolutionaire democratie thans bestaat in de verdediging van onze revolutie tegen alle aanslagen, van binnen uit en van buiten af. (…) Wij hopen dat gij tezamen met ons deze doeleinden zult nastreven.”
Het antwoord van Lenin was niet gericht aan de leiders van het welkomstcomité, maar aan de honderden arbeiders en soldaten die in het station waren samengestroomd:
“Beste kameraden, soldaten, matrozen en arbeiders! Ik voel mij gelukkig in uw persoon de zegevierende Russische revolutie en u als de voorhoede van het proletarische leger van de gehele wereld te begroeten. (…) De dag is niet verre, waarop de volkeren op de roep van onze kameraad Karl Liebknecht de wapens tegen hun uitbuiters, de kapitalisten, zullen richten. (…) De Russische revolutie, die door u is volbracht, heeft een nieuw tijdperk ingeluid. Leve de socialistische wereldrevolutie!”
Zo bezorgde de spelbreker Lenin, vanaf het moment van zijn aankomst, het democratische carnaval een koude douche. Die avond zette Lenin zijn positie uiteen in een twee uur durende toespraak die verder alle goede democraten en geroerde socialisten met wanhoop vervulde. Zij wilden dat de revolutie niet verder zou gaan dan ze had gedaan in Februari, zij hadden de massastakingen van de arbeiders toegejuicht toen die de Tsaar hadden weggejaagd en de Voorlopige Regering in staat hadden gesteld om de macht te grijpen, maar tegelijkertijd vreesden zij iedere verdere klassenpolarisatie. De volgende dag, in een gezamenlijke vergadering van de Bolsjewiki en de Mensjewiki, zette Lenin uiteen wat bekend werd als zijn April Stellingen, die kort genoeg zijn om ze hier in hun geheel weer te geven:
"1. In onze houding tegenover de oorlog, die van de zijde van Rusland ook onder de nieuwe regering van Lvov en co, als gevolg van het kapitalistische karakter van deze regering, onvoorwaardelijk een imperialistische roofoorlog blijft, zijn ook de geringste concessies aan de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ ontoelaatbaar.
Het klassenbewuste proletariaat kan aan een revolutionaire oorlog, die werkelijk de revolutionaire vaderlandsverdediging zou rechtvaardigen, alleen onder de volgende voorwaarden zijn toestemming geven:
a) dat de macht overgaat in handen van het proletariaat en van de zich daarbij aansluitende armste lagen van de boeren;
b) dat metterdaad en niet alleen met de mond wordt afgezien van alle annexaties;
c) dat volledig en metterdaad gebroken wordt met alle belangen van het kapitaal.
Met het oog op de omstandigheid dat brede lagen van de massa, die de revolutionaire vaderlandsverdediging aanhangen, het ongetwijfeld eerlijk menen en de oorlog alleen maar aanvaarden als een noodzakelijkheid en niet als middel tot veroveringen, met het oog op de omstandigheid dat ze door de bourgeoisie zijn bedrogen, moet men hun bijzonder grondig, volhardend en geduldig hun vergissing uiteenzetten, moet men hun het onverbrekelijke verband tussen kapitaal en imperialistische oorlog uiteenzetten, moet men bewijzen dat het zonder het omverwerpen van het kapitaal niet mogelijk is door middel van een waarlijk democratische vrede en niet door een vrede van geweld een einde te maken aan de oorlog.
Een zo ruim mogelijke propagering van deze opvatting moet onder het leger aan het front georganiseerd worden.
2. Het eigenaardige van de tegenwoordige situatie in Rusland ligt in de overgang van de eerste etappe van de revolutie, die als gevolg van het onvoldoende ontwikkelde klassenbewustzijn en van de onvoldoende georganiseerdheid van het proletariaat de bourgeoisie aan de macht heeft gebracht, naar de tweede etappe van de revolutie, die de macht in handen moet geven van het proletariaat en van de armste lagen van de boeren. Deze overgang is gekenmerkt enerzijds door een maximum aan legaliteit (Rusland is op het moment het meest vrije land van alle oorlogvoerende landen ter wereld), anderzijds door de afwezigheid van geweld tegenover de massa’s, en ten slotte doordat de massa’s blindelings vertrouwen stellen in de regering van de kapitalisten, de ergste vijanden van de vrede en van het socialisme.
Deze eigenaardigheid eist van ons de bekwaamheid ons aan te passen aan de bijzondere voorwaarden van het partijwerk onder de ontzaglijk brede, pas tot politiek leven ontwaakte massa’s van het proletariaat.
3. Generlei steun aan de Voorlopige Regering, het aan het licht brengen van heel de leugenachtigheid van al haar beloften, vooral ten aanzien van het afstand doen van annexaties. Ontmaskering van de Voorlopige Regering in plaats van de ontoelaatbare, tot illusies aanleiding gevende ‘eis’ dat deze regering, de regering van de kapitalisten, moet ophouden imperialistisch te zijn.
4. De erkenning van het feit dat onze partij in de meeste sovjets van arbeidersafgevaardigden in de minderheid is, voorlopig zelfs in een zwakke minderheid tegenover het blok van alle kleinburgerlijke opportunistische elementen, die onder de invloed zijn geraakt van de bourgeoisie en deze invloed op het proletariaat overbrengen — vanaf de volkssocialisten en sociaal-revolutionairen tot aan het Organisatiecomité (Tsjcheïdze, Tsereteli, Steklov enz. enz..
Aan de massa’s moet uiteengezet worden dat de raden van arbeidersafgevaardigden de enig mogelijke vorm van een revolutionaire regering zijn en dat het, zolang deze regering zich door de bourgeoisie laat beïnvloeden, het slechts onze taak kan zijn geduldig, stelselmatig, standvastig, in het bijzonder aangepast aan de praktische behoeften van de massa’s, de fouten van hun tactiek uiteen te zetten.
Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.
5. Geen parlementaire republiek — van de raden van arbeidersafgevaardigden daarheen terugkeren zou een stap achteruit betekenen —, maar een republiek van de raden van arbeiders-, landarbeiders- en boerenafgevaardigden in het gehele land, van onderen tot boven.
Afschaffing van de politie, van het leger, het ambtenarenkorps. De beloning van alle ambtenaren, die allen verkiesbaar en te allen tijde afzetbaar moeten zijn, mag niet uitgaan boven het gemiddelde loon van een goede arbeider.
6. In het agrarische program moet het zwaartepunt verlegd worden naar de raden van landarbeidersafgevaardigden.
Confiscatie van alle landerijen van grootgrondbezitters.
Nationalisatie van de gehele grond in het land; de beschikkingsmacht over de grond ligt in handen van de plaatselijke raden van landarbeiders- en boerenafgevaardigden. Vorming van speciale raad van afgevaardigden van de arme boeren. Het vormen van modelbedrijven uit alle grote landgoederen (ter grootte van ongeveer 100 tot 300 desjatinen, al naar gelang de plaatselijke en overige verhoudingen en ter beoordeling van de plaatselijke instellingen) onder het toezicht van de landarbeidersafgevaardigden en voor rekening van de gemeenschap.
7. Het onmiddellijk samensmelten van alle banken in het land tot één nationale bank en het instellen van controle daarop door de raad van arbeidersafgevaardigden.
8. Geen ‘invoering’ van het socialisme als onze onmiddellijke taak, maar op het ogenblik slechts de overgang naar het toezicht op de maatschappelijke productie en de verdeling van de voortbrengselen door de raad van arbeidersafgevaardigden.
9. Taken van de partij:
a) het onmiddellijk bijeenroepen van het congres;
b) wijziging van het partijprogram, in hoofdzaak op de volgende punten:
1) imperialisme en imperialistische oorlog;
2) onze houding tegenover de staat en onze eis inzake een ‘Commune-staat’.
3) verbetering van het oude minimumprogram;
c) verandering van de naam van de partij.
10. Vernieuwing van de Internationale.
Initiatief tot stichting van een revolutionaire Internationale, van een Internationale tegen de sociaal-chauvinisten en tegen het ‘centrum’."
Zalejski, toentertijd lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, vatte de reactie op de Stellingen van Lenin zowel binnen de partij als doorheen de hele beweging als volgt samen: “De Stellingen van Lenin maakten indruk van een bom die ontplofte” (Trotsky, blz. 370). De aanvankelijke reactie was ongeloof en een regen van vervloekingen op het hoofd van Lenin: Lenin was te lang in ballingschap geweest, had de voeling met de Russische werkelijkheid uit het oog verloren. Zijn perspectieven over de aard van de revolutie waren in een soort van ‘trotskisme’ vervallen.
Wat betreft zijn idee over de sovjets die de macht moesten grijpen, was hij teruggegaan tot het Blanquisme, avonturisme, anarchisme. Een voormalig lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, Goldernberg, die op dat moment buiten de partij stond, stelde het zo: “Vele jaren bleef de plaats van Bakoenin in de Oktoberrevolutie onbezet, nu is deze door Lenin ingenomen” (Trotsky, blz. 369). Voor Kamenev zou de benadering van Lenin de Bolsjewiki verhinderen om op te treden als partij van de massa's, en hun rol terugbrengen tot dat van een ‘groep kommunistische propagandisten’. Dit was niet de eerste keer dat ‘oude Bolsjewiki’ zich, in naam van het
Leninisme, aan achterhaalde formules hadden vastgeklampt. In 1905 was de aanvankelijke Bolsjewistische reactie op de verschijning van de sovjets gebaseerd op een mechanische interpretatie van de kritieken van Lenin op het spontaneïsme in Wat te Doen; daardoor had de leiding de Sovjet van Petrograd opgeroepen zich ondergeschikt te maken aan de partij of zichzelf te ontbinden.
Lenin zelf verwierp deze houding ronduit. Hij was een van de eerste om de revolutionaire betekenis van de sovjet te begrijpen als orgaan van proletarische politieke macht, en benadrukte dat de vraag niet ‘sovjets of partij’, maar zowel sovjets als partij was, aangezien hun rollen complementair waren. Nu, nogmaals, moest Lenin deze ‘Leninisten’ les geven in de marxistische methode, om aan te tonen dat het marxisme het tegenovergestelde is van een dood dogma is. Het marxisme is een het levende wetenschappelijke theorie die voortdurend moet worden geverifieerd in het laboratorium van sociale bewegingen. De April Stellingen waren de belichaming van de capaciteit van het marxisme om, in het licht van de ervaring van de klassenstrijd, eerdere standpunten te verwerpen, aan te passen, te wijzigen of te verrijken.
“Nu is het zaak zich de onbetwistbare waarheid eigen te maken dat de Marxist rekening moet houden met het levende leven, met de nauwkeurige feiten van de werkelijkheid, in plaats van zich vast te klampen aan de theorie van gisteren, die, als elke theorie, in het beste geval slechts het fundamentele, algemene aangeeft en de gecompliceerdheid van het leven slechts bij benadering omvat. ‘Grauw, dierbare vriend, is ied’re theorie, doch groen de gouden boom des levens’.” (Lenin, Brieven over Tactiek, April 8-13, 1917 – het citaat is van Mephisto in Goethe's Faust). En in dezelfde brief scheldt Lenin over: “Die 'oude' Bolsjewiki, die al meer dan eens een droevige rol in de geschiedenis van onze partij hebben gespeeld door zinloos een uit het hoofd geleerde formule te herhalen in plaats van het eigenaardige van de nieuwe, levende werkelijkheid te bestuderen”.
Voor Lenin was de ‘democratische dictatuur’ reeds gerealiseerd in de sovjets van de afgevaardigden van arbeiders en boeren en in die zin was het reeds een ouderwetse formule geworden. De essentiële taak voor Bolsjewiki was nu om, binnen deze bredere sociale beweging, de proletarische dynamiek naar voren te schuiven, die was gericht op de vorming van een Commune-Staat in Rusland als voorpost van de wereldwijde socialistische revolutie. Men zou het oneens kunnen zijn met de inspanning van Lenin om de eer van de oude formule te bewaren, maar het essentiële element in zijn benadering was dat hij in staat was de toekomst van de beweging te zien, en dus de noodzaak om het patroon van achterhaalde theorieën te doorbreken.
De marxistische methode is niet alleen dialectisch en dynamisch; ze is ook globaal. Met andere woorden: ze plaatst elke bijzondere kwestie in een internationaal en historisch kader. En dit is wat Lenin vooral toeliet om de echte richting van gebeurtenissen te begrijpen. Vanaf 1914 hadden de Bolsjewiki, met Lenin voorop, het meest consistente internationalistische standpunt verdedigd tegen de imperialistische oorlog, door hem te begrijpen als een bewijs van de neergang van het wereldkapitalisme en dus van het openen van het tijdperk van de wereldwijde proletarische revolutie.
Dit was de hoeksteen van de leuze ‘zet de imperialistische oorlog om in een burgeroorlog’, welke Lenin had verdedigd tegen alle verschillende vormen van chauvinisme en pacifisme. Vasthoudend aan deze analyse werd Lenin niet om de tuin geleid door het idee dat de machtsovername door de Voorlopige Regering het imperialistische karakter van de oorlog veranderde, en hij onthield zich niet van stekelige opmerkingen naar de Bolsjewiki, die in deze fout waren vervallen: “De Prawda eist van de regering , dat deze van annexatie afziet. Van een regering met kapitalisten te verlangen dat zij van annexaties afziet – is onzin, hemeltergend” (aangehaald door Trotsky, blz. 365).
De onverzettelijke herbevestiging van het internationalistische standpunt inzake de oorlog betekende in de eerste plaats de noodzaak om de opportunistische toegeving in de partij te stoppen. Maar het was ook het uitgangspunt voor de theoretische liquidatie van de formule van de democratische dictatuur en alle Mensjewistische verontschuldigingen voor het steunen van de bourgeoisie. Tegenover het argument dat het achterlijke Rusland nog niet rijp voor was het socialisme, argumenteerde Lenin als een ware internationalist, die in Stelling 8 erkende dat “onze onmiddellijke taak niet de invoering van het socialisme is”. Rusland, op zich, was niet rijp voor het socialisme maar de imperialistische oorlog had aangetoond dat het wereldkapitalisme als geheel in feite overrijp was.
Vandaar Lenin’s groeten aan de arbeiders in het station Finland: de Russische arbeiders zouden, door de macht te grijpen, handelen als voorhoede van het internationale proletarische leger. Vandaar ook de roep om een nieuwe Internationale aan het eind van de Stellingen. En voor Lenin, zoals voor alle authentieke internationalisten van die tijd, was de wereldrevolutie geen vrome wens maar een concreet perspectief dat uit de internationale proletarische opstand tegen de oorlog voortkwam - stakingen in Groot-Brittannië en Duitsland, politieke demonstraties, muiterijen en verbroederingen tussen de strijdkrachten van verscheidene landen, en natuurlijk het opkomende revolutionaire getijde in Rusland zelf. Dit perspectief, op dat moment embryonaal, moest na de Oktober-opstand volledig worden bevestigd door de uitbreiding van de revolutionaire golf naar Italië, Hongarije, Oostenrijk en vooral Duitsland.
De verdedigers van marxistische ‘orthodoxie’ beschuldigden Lenin inzake de machtsgreep en van de aard van de post-revolutionaire staat van Blanquisme en Bakoeninisme. Blanquisme omdat hij zogezegd voorstander was een staatsgreep door een minderheid – hetzij door de Bolsjewiki alleen, hetzij door de industriële arbeidersklasse als geheel, handelend zonder rekening te houden met de meerderheid van boeren. Bakoeninisme omdat de verwerping, in de Stellingen, van een parlementaire republiek een concessie was aan de anti-politieke vooroordelen van de anarchisten en syndicalisten.
Ten aanzien van de eerste beschuldiging verdedigde Lenin, in zijn Brieven over Tactiek, zijn Stellingen als volgt: “In mijn Stellingen heb ik mij beslist gedistantieerd van elke sprong over de nog niet te boven gekomen boerenbeweging of in het algemeen kleinburgerlijke beweging, van elk spelen met het ‘grijpen van de macht’ door een arbeidersregering, van elk blanquistisch avontuur, want ik verwees direct naar de ervaringen van de Commune van Parijs. Zoals bekend is en zoals Marx in 1871 en Engels in 1891 uitvoerig hebben aangetoond, hebben deze ervaringen echter laten zien dat er geen plaats was voor Blanquisme, dat de directe, rechtstreekse, onvoorwaardelijke heerschappij der meerderheid en de activiteit der massa’s slechts verzekerd waren naarmate de meerderheid zelf bewust optrad.
In de Stellingen heb ik zeer beslist de strijd om de invloed binnen de sovjets van arbeiders-, landarbeiders-, boeren- en soldatenafgevaardigden in het middelpunt geplaatst. Om in dit opzicht niet de geringste twijfel te doen postvatten, heb ik in deze Stellingen tot twee maal toe gewezen op de noodzaak van een geduldig, standvastig, ‘aan de praktische behoeften van de massa’s aangepast’ ophelderingswerk.”
Wat betreft de terugkeer naar een anarchistisch standpunt ten opzichte van de staat, een punt waar hij in zijn Staat en Revolutie nog dieper op in zou gaan, wees Lenin er in april op dat de ‘orthodoxe’ marxisten, met figuren als Kautsky en Plechanow aan het hoofd, de werkelijke lessen van Marx en Engels over de staat hadden begraven onder een mesthoop van parlementarisme. De ervaring van de Commune had aangetoond dat de taak van het proletariaat in de revolutie er niet in bestond de oude staat over te nemen maar hem van top tot teen te vernietigen; dat het nieuwe instrument van proletarische regering, de Commune-Staat, niet is gebaseerd op het principe van parlementaire vertegenwoordiging, welke uiteindelijk slechts een façade is voor de dictatuur van de bourgeoisie, maar op de directe en herroepbare afvaardiging van onderaf, op de bewapende en autonoom georganiseerde massa's.
Door de sovjets, de ervaring van 1905 en van de nieuw ontstane revolutie van 1917 naar voren te schuiven bevestigde dit niet alleen dit perspectief, maar leidden ze ook een volgende stadium in. Terwijl de Commune een ‘volks’ lichaam was geweest waarin alle onderdrukte klassen van de maatschappij gelijkmatig werden vertegenwoordigd, waren de sovjets een hogere vorm, omdat zij het voor het proletariaat mogelijk maakten om zich zelfstandig te organiseren binnen de beweging van de massa's in het algemeen. De sovjets, als geheel genomen, zouden zo een nieuwe staat vormen: één die kwalitatief verschillend is van de oude burgerlijke staat maar niettemin een staat - en hier onderscheidt Lenin zich zorgvuldig van de anarchisten:
“Het anarchisme is het ontkennen van de noodzakelijkheid van de staat en van de staatsmacht in de periode van overgang van de heerschappij der bourgeoisie naar de heerschappij van het proletariaat. Maar ik bepleit, met een beslistheid die elke mogelijkheid van misverstand uitsluit, de noodzakelijkheid van de staat in deze periode, echter – in overeenstemming met Marx en de ervaringen van de Commune van Parijs – niet van de gebruikelijke burgerlijk-parlementaire staat, maar van een staat zonder een staand leger, zonder een tegen het volk gerichte politie, zonder een boven het volk geplaatst ambtenarenkorps. Wanneer de heer Plechanow in zijn blad ‘Jedinstwo’ uit alle macht tekeer gaat over anarchisme, dan is dat slechts een bewijs te meer voor zijn breuk met het marxisme.” (Lenin, Brieven over Tactiik).
De aanklacht dat Lenin een Blanquistische staatsgreep plande is onafscheidelijk van het idee dat hij streefde naar macht voor zijn partij alleen. Dit zou een centraal thema worden in al de verdere burgerlijke propaganda over de Oktober-revolutie: dat het niets meer was dan een staatsgreep die door de Bolsjewiki werd uitgevoerd. Wij kunnen hier niet alle verscheidenheden en nuances van deze stelling behandelen. Trotsky geeft een van de beste antwoorden in zijn Geschiedenis der Russische Revolutie, wanneer hij aantoont dat het niet de partij, maar de sovjets waren die de macht grepen in Oktober (zie ook onze artikelen over de Oktoberrevolutie in International Review 71 en 72).
Maar een van de leidraden van deze opvatting is het argument dat Lenin’s opvatting van de partij, als een sterk verweven en uiterst centraliseerde organisatie, onverbiddelijk heeft geleid tot deze minderheidsputsch in 1917 en, bij uitbreiding, tot de Rode Terreur en uiteindelijk tot het Stalinisme. Opnieuw is dit een verhaal dat teruggaat naar de originele splitsing tussen Bolsjewiki en Mensjewiki en dit is niet de plaats om in te gaan op een of ander detail van deze zeer belangrijke episode. Het is voldoende om te zeggen dat sinds die episode, Lenin’s opvatting van de revolutionaire organisatie is omschreven als Jacobijns, elitair militair zelfs terroristisch.
De zo gerespecteerd marxistische autoriteiten, zoals Luxemburg en Trotsky zijn geciteerd ter ondersteuning van deze visie. Wat onszelf betreft ontkennen wij niet dat de visies van Lenin over de organisatiekwestie, zowel in die periode als in latere periodes, veel punten bevatten die onjuist zijn (bijvoorbeeld zijn goedkeuring in 1902 van de stelling van Kautsky over het klassenbewustzijn dat, van buitenaf komt, een standpunt dat hij later verwierp); sommige van zijn opvattingen over het interne regime van de partij, over het verband tussen de partij en de staat, enzovoort).
Maar in tegenstelling tot de toenmalige Mensjewiki, en hun talrijke anarchistisch, sociaal-democratische, en radenistische navolgers, nemen wij deze fouten niet als ons uitgangspunt, en net zo min beginnen wij een analyse van de Commune van Parijs of de Oktoberrevolutie door de nadruk te leggen op de fouten - zelfs de fatale – die zij maakten. Het echte uitgangspunt is dat de levenslange strijd van Lenin om een revolutionaire organisatie op te bouwen een historische verworvenheid is van de arbeidersbeweging, en heeft de huidige revolutionairen een onontbeerlijke basis nagelaten om te begrijpen hoe een revolutionaire organisatie intern zou moeten functioneren, alsmede wat haar rol binnen de klasse als geheel moet zijn.
Met betrekking tot het laatstgenoemde punt, en tegen vele oppervlakkige analyses, was de ‘nauwe’ Bolsjewistische opvatting van organisatie, die Lenin stelde tegenover de ‘bredere’ Mensjewistische opvatting, niet eenvoudig de weerspiegeling van de voorwaarden opgelegd door de Tsaristische onderdrukking. Net als de massastakingen en de revolutionaire opstanden van 1905 niet de laatste echo’s waren van de burgerlijke revoluties van de 19de eeuw, maar de nabije toekomst toonden van de internationale klassenstrijd in het opkomende tijdvak van het kapitalisme in verval, zo vormde de Bolsjewistische opvatting van een partij van toegewijde revolutionairen, glashelder in haar programma en functionerend op een gecentraliseerde basis, een voorafspiegeling van de rol en de structuur, vereist voor de partij, door de voorwaarden van het kapitalistische verval, van het tijdvak van proletarische revolutie.
Het kan zijn, zoals vele anti-Bolsjewiki hebben beweerd, dat de Mensjewiki naar het westen keken voor hun model van de organisatie, maar zij keken ook achterom, naar het oude sociaal-democratische model van een massapartij die de klasse belichaamt, de klasse organiseert en de klasse vertegenwoordigt, in het bijzonder via het verkiezingsproces.
In tegenstelling tot alle beweringen dat de Bolsjewiki waren vastgelopen in de achterlijke Russische omstandigheden, en teruggingen naar het model van de samenzweringsgezelschappen, waren zij in werkelijkheid degenen die vooruit keken, voorwaarts naar een periode van massale revolutionaire onstuimigheid die niet konden worden georganiseerd, gepland of ingekapseld door de partij, maar die de rol van de partij niettemin essentiëler dan ooit maakte.
“Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, (…) zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.”
Aldus schreef Rosa Luxemburg op meesterlijke wijze in haar analyse van de massastaking en nieuwe voorwaarden van de internationale klassenstrijd (De Massastaking, de Politieke Partij en de Vakbonden). En zo kwam Luxemburg, die een van de meest verwoede critici van Lenin was geweest ten tijde van de splitsing van 1903, samen met de meest fundamentele elementen in de Bolsjewistische opvatting van de revolutionaire partij.
Deze elementen zijn met de grootste helderheid uiteengezet in de April Stellingen, die wij reeds ieder idee hebben zien afwijzen om de revolutie van bovenaf ‘op te leggen’: “Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.”Dit werk van “geduldige, stelselmatige, standvastige uiteenzetting” was precies wat werd bedoeld met het geven van politieke leiderschap in een revolutionaire periode.
There could be no question of passing to the phase of insurrection until the revolutionary positions of the Bolsheviks had won over the soviets - and indeed, before that could happen, the revolutionary positions of Lenin had to win over the Bolshevik party, and this required a hard and uncompromising struggle from the moment Lenin arrived in Russia.
Er kon geen sprake zijn over te gaan naar de fase van opstand alvorens de Bolsjewiki de sovjets voor haar revolutionaire standpunten had gewonnen - en inderdaad voordat zoiets kon gebeuren, alvorens dat kon gebeuren, moesten de revolutionaire standpunten van Lenin de Bolsjewistische partij voor zich winnen, en dit vereiste een harde en compromisloze strijd vanaf het ogenblik dat Lenin in Rusland aankwam.
”Wij zijn geen charlatans. Wij moeten ons slechts op het bewustzijn van de massa's baseren” (de tweede toespraak van Lenin bij zijn die aankomst in Petrograd, geciteerd in Trotsky, blz 368). In de beginfase van de revolutie, gaf de arbeidersklasse de macht over aan de bourgeoisie, een feit dat geen marxist zal verwonderen“want we hebben altijd geweten en er vele malen op gewezen, dat de bourgeoisie zich niet alleen handhaaft door middel van geweld, maar ook als gevolg van het gebrek van bewustzijn en organisatie, het routinisme en de onderdrukte staat van de massa’s” (Brieven over Tactiek). Aldus was de belangrijkste taak van Bolsjewiki het klassenbewustzijn en de organisatie van de werkende massa’s voort te stuwen.
Deze rol stelde de ‘oude Bolsjewiki’ geenszins tevreden die meer ‘praktische’ plannen hadden. Zij wilden deelnemen aan de bestaande ‘burgerlijke revolutie’ en wilden dat de Bolsjewistische Partij een massale invloed zou hebben op de beweging zoals die toen was. Volgens de woorden van Kamenev waren zij met afschuw vervuld bij de gedachte aan een partij die zich, met zijn ‘zuivere’ standpunten, aan de zijlijn bevindt, teruggedrongen in de rol van een ‘groep kommunistische propagandisten’.
Lenin had er geen moeite mee deze truc bloot te leggen - hadden de chauvinisten bij het begin van de oorlog niet dezelfde argumenten gebruikt tegen de internationalisten, dat zij in contact bleven met het bewustzijn van de massa's, terwijl de Bolsjewiki en de Spartakisten niet veel meer dan marginale sekten waren? Het moet bijzonder kwetsend geweest zijn om dezelfde argumenten van een Bolsjewistische kameraad te moeten horen. Maar dit deed niets af aan de scherpte van het antwoord van Lenin:
“Kameraad Kamenev stelt ‘de partij van de massa’s’ tegenover ‘een groep propagandisten’. Maar de ‘massa’s’ zijn immers juist nu bezweken voor de roes van de ‘revolutionaire’ vaderlandsverdediging. En is het dan op zo’n moment ook voor internationalisten niet passender zich tegen de roes van de ‘massa’s’ te verzetten in plaats van bij de massa’s ‘te willen blijven’, dat wil zeggen het slachtoffer te worden van de algemene besmetting? Hebben we niet in alle oorlogvoerende Europese landen gezien hoe de chauvinisten zich trachtten te rechtvaardigen met de wens ‘bij de massa’s te blijven’? Moeten we niet in staat zijn een tijdlang in de minderheid te blijven tegen de roes van de ‘massa’? Is soms het werk juist van de propagandisten en juist op dit moment niet de sleutel om de proletarische lijn te bevrijden van de kleinburgerlijke ‘massa’roes van de vaderlandsverdediging? Juist het in elkaar vloeien van de massa’s, van de proletarische alsook van de niet-proletarische, ongeacht de klassenverschillen onder de massa’s, was een van de voorwaarden voor de psychose van de vaderlandsverdediging. Met verachting spreken over een ‘groep van propagandisten’ die de proletarische lijn voorstaan, is waarachtig bepaald niet op zijn plaats” (Brieven over Tactiek).
Deze benadering, deze bereidheid om tegen de stroom in te gaan en deel uit te maken van een minderheid die duidelijke en welomlijnde klassenprincipes verdedigt, had niets met zuiverheid of sektarisme te doen. Daarentegen was ze gebaseerd op een inzicht in de echte beweging die zich in de klasse ontwikkelde en op een capaciteit om een stem en richting te geven aan de meest radicale elementen binnen het proletariaat.
Trotsky toont aan hoe, zowel met betrekking tot het winnen van de partij voor zijn standpunten als het vechten voor de ‘proletarische lijn’ binnen de klasse als geheel, steun Lenin zocht bij deze elementen:
”Lenin vond tegenover de oude Bosjewiki steun bij een andere groep in de partij, die wel reeds beproefd, maar frisser was en meer met de massa’s contact had. De Bolsjewistische arbeiders hadden, zoals wij weten, in de Februari-revolutie de beslissende rol vervuld. Zij beschouwden het als vanzelfsprekend dat die klasse de macht moest krijgen, die de overwinning behaald had. Deze arbeiders hadden krachtig tegen de koers Kamenew-Stalin geprotesteerd en de wijk Wyborg had zelfs met een royement van de ‘leiders’ uit de partij gedreigd. Ditzelfde kon men in de provincie waarnemen. Bijna overal waren linkse Bolsjewiki, die men van maximalisme en zelfs van anarchisme beschuldigde. Er ontbraken aan de revolutionaire arbeiders slechts de theoretische middelen, om hun stellingen te verdedigen. Maar ze waren gereed om aan de eerste duidelijke oproep gehoor te geven” (geciteerd van Geschiedenis der Russische Revolutie; Reorganisatie van de Partij, blz. 384).
Dit was ook een uitdrukking van Lenin’s beheersing van de marxistische methode die, door voorbij te gaan aan de oppervlakteverschijnselen, de echte dynamiek van een sociale beweging kan onderscheiden. Daarentegen keerde Lenin zelf zich, in de vroege jaren 1920, terug naar het argument ‘bij de massa’s blijven’. Hiermee rechtvaardigde hij het Eenheidsfront en organisatorische fusie met centrumpartijen. Dit was dat een teken dat de partij zijn greep op de marxistische methode verloor en in het opportunisme gleed.
Maar dit, op zijn beurt, was het gevolg van het isolement van de revolutie en de fusie van Bolsjewiki met de Sovjetstaat. In de vloedgolf van de revolutie in Rusland was de Lenin van de April Stellingen noch een geïsoleerde profeet noch demiurg [wereldverbeteraar] die boven de gewone massa stond, maar de duidelijkste stem van de meest revolutionaire tendens binnen het proletariaat; een stem die, met oneindige nauwkeurigheid, de weg wees die leidde tot de Oktober-opstand.
Amos, Lente 1997.
De hiernavolgende regels, overgenomen uit het werk van een getuige van de revolutie, Victor Serge, vormen een beklijvende ontluistering van de heersende ideologie waarbij, honderd jaar nadien, door alle media ad nauseam* wordt ingehamerd dat de Oktoberrevolutie niet meer was dan een vulgaire ‘staatsgreep’, uitgevoerd door Lenin en een handjevol Bolsjewiki.
---
Het was 6 oktober. De democratische conferentie, een afgietsel van het revolutionaire parlement, opgezet door de Sociaalrevolutionairen en de Mensjewiki was midden september in Moskou van start gegaan. De stakingen hadden haar weggevaagd, de kelners van het hotel en het restaurant weigerden haar leden nog te bedienen. Ze werd overgebracht naar Petrograd. Ze beraadslaagde daarna onder de bescherming van de betrouwbaarste matrozen, die zorgvuldig waren uitgekozen. En de bajonetten van de wachters trilden als het ware bij het passeren van een Bolsjewistische redenaar: “Wanneer gaan we er nu eindelijk gebruik van maken?”.
De massa’s hebben miljoenen gezichten: ze zijn nauwelijks homogeen; ze worden overheerst door diverse en tegenstrijdige klassebelangen; ze komen slechts tot een echt bewustzijn (zonder welke geen enkele vruchtbare daad mogelijk is) doorheen de organisatie. De opstandige massa’s van het Rusland van 1917 kwamen tot het duidelijke bewustzijn van de noodzakelijke actie, van de middelen, van de bereiken doelstellingen, via het orgaan van de Bolsjewistische Partij. Dit is geen theorie, het is de weergave van een feit. De verhouding tussen de Partij, de arbeidersklasse, de werkende massa’s verschijnen hier voor ons in een bewonderenswaardig reliëf.
Dit was de algemene gemoedstoestand onder de mariniers van de vloot. Vijftien dagen voor de 25e oktober eisten de matrozen van het Oostzee-eskader, dat in Helsingfors aan de kade lag, dat er geen tijd meer verloren mocht gaan en dat de opstand “de onvermijdelijke vernietiging bezegelde van de vloot door de Duitsers”. Zij stemden er in toe om te sneuvelen, maar dan wel voor de revolutie. De Sovjet van Kroonstad weigerde, sinds 15 mei, om de Voorlopige Regering te erkennen. Na de gebeurtenissen van juli hadden de commissarissen de opdracht gekregen aan boord te gaan om de ‘Bolsjewistische oproerkraaiers’ aan te houden. Daarop hadden ze slechts het volgende laconieke antwoord gekregen: “Wij zijn allemaal oproerkraaiers!”. Het was waar . De massa telde talloze agitatoren.
De afgevaardigden uit de loopgraven hadden in de Sovjet van Petrograd eenzelfde dreigende taal geuit: “Hoelang gaat deze onhoudbare toestand nog voortduren? De soldaten hebben ons gemandateerd om het jullie aan te kondigen: als er geen krachtige maatregelen geprobeerd worden tussen nu en de 1e november, zal heel het leger terugkomen. Jullie vergeten ons! Indien jullie geen oplossing vinden voor de toestand, zullen wij zelf onze vijanden komen verjagen, met de bajonet – maar jullie gaan eraan samen met hen!”. Zo klonk de stem van het front, aldus Trotski.
Begin oktober brak de opstand overal spontaan uit: de onlusten op het platteland breidden zich uit over heel het land. “De provincies Toela, Tambov, Riazan, Kaloega waren in opstand. De bedrogen boeren die van de revolutie vrede en land verwachtten, namen de oogsten van de grootgrondbezitters in beslag en staken woonsteden in brand. De regering Kerenski onderdrukte wanneer ze daartoe de kracht had. Gelukkig waren haar krachten beperkt”. “Lenin waarschuwde dat het verpletteren van de boerenopstand de revolutie zou doden”.
In de sovjets van de steden en de legers, waar ze tot dan toe in de minderheid waren, verwierven de Bolsjewiki de meerderheid. Bij de verkiezingen van de Doema (gemeenteraad) in Moskou behaalden ze 1999.337 van de 387.262 uitgebrachte stemmen. Onder de 710 verkozen leden, waren er 350 Bolsjewiki, 184 Kadetten, 104 Sociaalrevolutionairen, 31 Mensjewiki en 43 diversen.
Aan deze vooravond van de burgeroorlog stortten de gematigde partijen van het midden in elkaar en werden de radicale partijen groter. De Mensjewiki verloren elke echte invloed en de Sociaalrevolutionaire Partij, die kort tevoren nog over een reusachtige invloed beschikte, verschoof naar de derde plaats. Daarentegen kwamen de constitutionele democraten, de Kadetten, de partij van de bourgeoisie, die zich op één lijn hadden gesteld, er versterkt uit, geplaatst tegenover de revolutionairen. Bij de voorafgaande verkiezingen, in juni hadden de Sociaalrevolutionairen en de Mensjewiki, nog 70% van de uitgebrachte stemmen behaald; ze vielen terug tot 18%. Van de 17.000 soldaten stemden er 14.000 voor de Bolsjewiki.
De sovjets ondergingen een gedaanteverandering. Vroegere bolwerken van de Mensjewiki en Sociaalrevolutionairen werden ‘gebolsjewiseerd’. Er vormden zich nieuwe meerderheden. Op 31 augustus in Petrograd en op 6 september in Moskou behalen de Bolsjewistische moties, die voorgelegd werden aan de respectievelijke Sovjets, voor het eerste een meerderheid. Op 8 september nemen de Mensjewistische en Sociaalrevolutionaire kantoren ontslag uit de beide Sovjets. Op 25 september wordt Trotski verkozen tot voorzitter van de Sovjet van Petrograd. Nogin wordt voorgedragen als voorzitter van de Sovjet van Moskou. Op 20 september neemt de Sovjet van Tasjkent officieel de macht over. De troepen van de Voorlopige Regering nemen ze hem weer af. Op 27 september beslist de Sovjet van Reval, in principe, de overdracht van de algehele macht aan de sovjets. Enkele dagen voor de Oktoberrevolutie schiet de democratische artillerie van Kerenski op de Sovjet van Kaloega.
Laat ons hier een weinig bekend feit benadrukken. In Kazan triomfeerde de Oktoberopstand zelfs voordat die in Petrograd gelanceerd was. Een van de deelnemers aan de gebeurtenissen van Kazan heeft deze dialoog onder de militanten opgetekend: “Maar wat zouden jullie gedaan hebben als de sovjet niet de macht had gegrepen in Petrograd? – Het was voor ons onmogelijk om af te zien van de macht: het garnizoen zou het niet getolereerd hebben. – Maar Moskou zou jullie verpletterd hebben! – Nee, u heeft ongelijk om dat te geloven. Moskou zou de 40.000 soldaten van Kazan niet aangekund hebben”.
In het onmetelijke land lopen hele massa’s werkende mensen, boeren, arbeiders en soldaten over naar de revolutie. Een elementaire , onweerstaanbare opwelling, met een kracht die vergelijkbaar is met die van een oceaan. (…)
De massa’s hebben miljoenen gezichten: ze zijn nauwelijks homogeen; ze worden beheersd door diverse en tegenstrijdige klassebelangen; ze komen slechts tot een echt bewustzijn (zonder welke geen enkele vruchtbare daad mogelijk is) doorheen de organisatie. De opstandige massa’s van het Rusland van 1917 komen tot het duidelijk bewustzijn van de noodzakelijke actie, van de middelen van de te bereiken doeleinden, via het orgaan van de Bolsjewistische Partij. Dit is geen theorie, het is de weergave van een feit. De verhouding tussen de Partij, de arbeidersklasse, de werkende massa’s verschijnen hier voor ons in een bewonderenswaardig reliëf.
Wat de matrozen van Kroonstad, de soldaten van Kazan, de arbeiders van Petrograd, van Ivanovo-Vosnessensk, van Moskou, van overal, alsmede de boeren die de hoven van de heren plunderen, op een verwarde manier willen, wat ze allemaal wilden, in één woord gezegd, was: een eensgezinde, intelligente, aangeleerde, wilskrachtige en voorspoedige kracht vormen. Ze waren echter niet in staat hun aspiraties duidelijk tot uitdrukking te brengen, hen te toetsen aan de economische en politieke mogelijkheden, zich te richten op de meest rationele doelen, de meest geëigende middelen uit te kiezen om die te bereiken, het meest gunstige moment voor de actie te kiezen, de uitbreiding van het ene naar het andere eind van het land, elkaar in te lichten, zich te disciplineren, en hun talrijke inspanningen te coördineren. Dat was wat zij allen wilden, en de Partij legde het in duidelijke termen uit, voerde het uit. De Partij maakte hen kenbaar wat zij dachten. De Partij was de band die hen onderling verenigde, van het ene tot het andere eind van het land. De Partij was hun bewustzijn, hun intelligentie, hun organisatie.
Toen de artilleristen van de kruisers van de Oostzee, bezorgd vanwege de gevaren die boven de revolutie hingen, een uitweg zochten, werden die aangetoond door de Bolsjewistische agitator. Het was niet anders, het was evident. Toen de soldaten in de loopgraven hun wens wilden uiten om komaf te maken met de doden, verkozen zij de kandidaten van de Bolsjewistische Partij in het comité van het bataljon. Toen de boeren, moe van het getalm van ‘hun partij’, de Sociaalrevolutionairen, zich afvroegen of het geen tijd werd om zelf in actie te schieten, bereikte hen de stem van Lenin: “Boer, neem bezit van de grond!” Toen de arbeiders de contra-revolutionaire intrige aanvoelden, die hen van alle kanten omringde, reikte de Pravda hen de leuzen aan die zij voorvoelden en die ook de leuzen waren van de revolutionaire noodzaak. Staande voor de Bolsjewistische muurkrant in een armoedige straat, waar de voorbijgangers waren samengestroomd, riepen de ze uit: “Maar dat is het”. Dat is het. Deze stem is de hunne.
Dat is de reden waarom de mars van de massa’s naar de revolutie zich vertaalde in een groot politiek feit: de Bosjewiki werden, van een kleine minderheid in maart, een meerderheid in september-oktober. Een onderscheid maken tussen de massa’s en de Partij werd onmogelijk. Het is als een stroom Ongetwijfeld waren er onder de menigten, hier en daar andere revolutionairen, zoals linkse Sociaalrevolutionairen (de talrijkste), Anarchisten en Maximalisten, die ook de revolutie wilden: een handvol mensen die gedreven werden door de gebeurtenissen. Leiders werden geleid. Hoe verward hun bewustzijn van de werkelijkheid was, was te zien aan de talrijke kenmerken. Dankzij hun juiste theoretische begrip van de dynamiek van de gebeurtenissen, hielden de Bolsjewiki gelijke tred met de werkende massa’s en de historische noden. In het Kommunistisch Manifest van Marx en Engels staat geschreven: “De kommunisten hebben geen belangen die gescheiden zijn van de belangen van het gehele proletariaat”. Hoe juist klinkt deze zin, die werd geschreven in 1847.
Sinds het oproer van juli, toen de Partij nog nauwelijks getolereerd werd, maakte ze een periode door van illegaliteit en vervolging. Daarna werd ze tot steunpilaar van de aanval. Van haar leden vroeg ze opoffering, passie en discipline: ze gaf hen er enkel het genoegen voor terug ten dienste te staan aan het proletariaat. Je kon de aantal zien groeien. Telde ze in april 72 organisaties, 80.000 man sterk. Eind juli bereikte ze een ledenaantal van 200.000, gegroepeerd in 162 organisaties.
* om van te kotsen
Bij de honderdste verjaardag van de Russische Revolutie overweldigen de krantenpublicaties en televisie-uitzendingen dit gevoelige onderwerp. Zo wordt opnieuw een hele stroom van propaganda breed uitgesmeerd[1] om de heldhaftige uren van deze grootse gebeurtenis te verdraaien. Het was één van de belangrijkste feiten van de 20e eeuw of tenminste één vol lessen voor het wereldproletariaat. Onder het overvloedige propaganda-aanbod is de uitzending van het televisiekanaal Arte, dat op de proppen kwam met de aanlokkelijke titel: “Lenin, een andere geschiedenis van de Russische Revolutie”.[2] Volgens de journalisten van de krant Le Monde “vormt het ophalen van deze herinnering een formidabele herlezing van het jaar 1917, ontdaan van de fabels waaronder het in de loop der jaren bedolven is geraakt, overgeleverd aan de ideologieën.” De burgerlijke propaganda heeft altijd al een “andere geschiedenis van de Revolutie” gehanteerd, om de echte geschiedenis beter te begraven. Ze doet dit door de beelden te doen spreken met behulp van leugenachtige commentaren, die op de archiefdocumenten en de stomme film werden geplakt. Arte, het ‘culturele’ kanaal, deed ook volop mee aan de anti-bolsjewistische en anti-leninistische campagne.
Met behulp van talrijke archiefdocumenten die we gewoonlijk niet te zien krijgen, stort de uitzending ons in een soort vooraf herziene cursus geschiedenis. De professorale toon van de commentaren probeert vanaf het begin de autoriteit van de ‘specialisten’ te installeren door gebruik te maken van de anafoor (“Het is niet zo gebeurd…”) en soms door bedekte ironie. Bijvoorbeeld bij het uitspreken van de titel van de krant van de bolsjewiki, de Pravda (de Waarheid), merk je duidelijk de antifrase waarbij de tv-kijker aan het verstand wordt gebracht dat volgens de ‘specialist’ de Pravda slechts bestaat uit leugens.
De uitzending, gericht op de persoonlijkheid van Lenin, gaat regelmatig en zeer handig te werk door beelden en ‘pedagogische’ antitheses tegenover elkaar te plaatsen met de bedoeling om de strijder Lenin opnieuw te besmeuren. Zo wordt aan de ene kant de banneling in Zwitserland opgeroepen, die totaal “afwezig” was van het toneel, waarbij een beeld van het vredige Zürich wordt getoond. Het geheel wordt opgeluisterd met commentaren en een luchtig muziekje. Lenin wordt voorgesteld als een onderduiker die totaal naast de geschiedenis leefde. Ver van iedere realiteit wordt de ballingschap schematisch herleid tot het loutere voorrecht van “intellectuelen” (lees: afgesneden van de massa’s) en “welgestelden”. Deze sociologische klemtoon, die zich deels baseert op de werkelijkheid, heeft slechts tot doel te benadrukken dat “de massa’s” totaal vreemd zijn aan revolutionairen. De politieke en strijdvaardige dimensie wordt nauwelijks gesuggereerd; het militante karakter, de werkelijke dimensie van de strijd van Lenin, wordt verhuld; zijn polemieken worden totaal verzwegen. Dit staat in scherp contrast met de dynamische beelden over de situatie in Rusland die de gebeurtenissen op het terrein laten zien.
Deze met opzet geconstrueerde tegenstelling probeert reeds vanaf het begin op een overduidelijke manier de strijd van Lenin te diskwalificeren. Lenin zelf wordt al snel als een bedrieger geportretteerd. De uitweidingen over zijn familie en zijn jeugd, het oproepen van zijn vroegere strijdervaringen en vooral de terechtstelling van zijn broer, na diens deelname aan een aanslag op de tsaar, dienen als onderpand voor de eenzijdige uitleg, die erop neerkomt dat de uitsluitende motivatie van Lenin voor zijn revolutionair engagement bestond uit een ‘zucht naar wraak’ op de aristocratie. Heeft hij niet ooit eens gezegd, zoals wordt aangehaald door de commentator: “Ik zal ze ervoor betaald zetten.”?
In dit kader wordt het marxisme gereduceerd tot een hulpmiddel dat Lenin van pas kan kwam om zijn ‘persoonlijke macht’ te verzekeren. De werkelijkheid is helemaal anders dan deze laster. Lenins’ belangeloze en solidaire inzet en zin voor de revolutionaire strijd voor het socialisme, zijn een model geweest dat erkend werd door zijn strijdmakkers, door de arbeiders zelf en, middels de polemieken, door de grote persoonlijkheden van de toenmalige arbeidersbeweging en zijn bevestigd door de feiten. De uitzending, die nochtans zeer goed gedocumenteerd is, beschikt natuurlijk over geen enkele getuigenis die in die richting gaat. Nochtans aarzelde Rosa Luxemburg in haar pamflet De Russische Revolutie, niet om te stellen dat “Wat een partij op een historisch ogenblik kan opbrengen aan moed, energie, visie en revolutionaire consequentie, dat hebben Lenin, Trotski en hun kameraden in ruime mate aan de dag gelegd. De bolsjewieken vertegenwoordigden de revolutionaire eer en daadkracht, waaraan het de Westerse sociaaldemocratie zozeer ontbroken heeft. De omwenteling van oktober betekende niet alleen de feitelijke redding van de Russische Revolutie, maar bij deze gelegenheid is tevens de eer van het internationale socialisme gered.”[3]
De chronologisch opgebouwde uitzending roept beelden op van 1905 en van de belangrijkste mijlpalen tijdens de februaridagen van 1917 om te onderstrepen dat de bolsjewiki buiten het gebeuren stonden en absoluut niets begrepen van de toestand. Het is waar dat de bolsjewiki, voor het merendeel in de gevangenis, in het begin een minderheid vormden. De partijdigheid van de uitzending ligt in de benadrukking van het feit dat Lenin niet alleen dikwijls “afwezig” is, maar dat hij “ronddwaalt” en voortdurend “overdonderd wordt door de gebeurtenissen”. De enige kwaliteit van deze grote revolutionair zou zich beperken tot de kunst van de manipulatie.
In tegenstelling tot het voorgaande poneert Trotski de realiteit van Lenins’ aanpak: “De voornaamste kracht van Lenin was daarin gelegen, dat hij de innerlijke logica van de beweging begreep en daarnaar zijn politiek richtte. Hij drong zijn plan niet aan de massa’s op. Hij hielp de massa’s hun eigen plan te zien en te verwezenlijken.”[4]
De werkwijze van de antithese, die de uitzending van Arte zo na aan het hart ligt, zet zich voort met een vergelijking van de portretten van Lenin en Kerenski. Ook hier is de schaamteloos bewierookte Kerenski het enige personage dat “de geschiedenis waardig” is. Kerenski wordt voorgesteld als de verpersoonlijking van de massabeweging, die zogenaamde democratische aspiraties heeft. Er wordt benadrukt hoe hij de “smerige” en “naar zweet stinkende” arbeiders ontving en hoe de uitzinnige soldaten hem toejuichten vanwege zijn zogenaamde legitimiteit. Kerenski wordt voorgesteld als de grote democraat die de verbinding maakt tussen de arbeidersraad, het Taurisch Paleis en de Doema. In werkelijkheid werkt hij voor de reactie, zoals wordt aangetoond door zijn houding tegenover de Amerikaanse ambassadeur: “Wij zullen ervoor zorgen dat de sovjets een natuurlijke dood sterven. Het centrum van het politieke leven zal zich geleidelijk verplaatsen van de sovjets naar de nieuwe democratische organen van de autonome vertegenwoordiging.”[5] Daarmee is alles gezegd.
De commentaar, die dit allemaal verdoezelt, veroorlooft zich de industriewijk Vyborg en de 400.000 proletariers te presenteren als spontaan begeesterd door eenzelfde democratisch streven en niet door een historische revolutionaire strijd tegen het kapitalisme. De arbeidersinitiatieven zijn worden wel getoond, zoals het oversteken van de bevroren Neva, onder de neus van de reactionaire troepen,de politie en de autoriteiten, die op post stonden op de Alexander II – brug, maar deze worden onder de dekmantel van de eenvoudige chaos echter als louter bijkomstig voorgesteld, afhankelijk van de grillen van de gebeurtenissen, zonder enige overweging voor de bewuste en politieke dimensie van de arbeidermassa’s. Op dezelfde manier wordt de arbeidersraad van Petrograd gelijkgesteld aan een soort volksparlement en niet aan wat hij werkelijk vertegenwoordigde: een strijdorgaan waar zich de werkelijke politieke strijd van het proletariaat afspeelde. Onder het voorwendsel van een ‘pluraliteit’ van politieke stromingen en van burgerlijke en kleinburgerlijke invloeden gedurende deze periode, eigent de commentator zich het recht toe om de sovjet te herleiden tot een louter democratische vertegenwoordiging.[6]
De februaridagen worden valselijk voorgesteld als het toppunt van de revolutie, terwijl er in werkelijkheid slechts een dubbele macht bestond, zonder definitieve uitkomst: aan de ene kant die van de raden (sovjets), aan de andere kant die van de voorlopige regering. Het verloop van de gebeurtenissen tot oktober, lijkt op een soort van onteigening van de raden door de bolsjewiki. In werkelijkheid gebeurde het omgekeerde. Ze streden tegen de reactie, die achter het pseudo-revolutionaire masker van democratisch links de raden aan het misleiden en bedriegen was: “Daar waar een burgerlijke minister er niet in slaagde om tegenover de revolutionaire arbeiders of in de sovjets de verdediging van de regering op zich te nemen, kwam een Skobélev, Tsérétéli, Tchernov of een andere ‘socialistische’ minister naar voren (of, meer precies, werd gestuurd door de bourgeoisie) en voerde getrouw zijn opdracht uit. Hij zou zijn uiterste best doen het kabinet te verdedigen, de kapitalisten te verschonen en de mensen voor de gek te houden door steeds maar nieuwe beloften te doen en de mensen aan te raden om te wachten, te wachten en nog eens wachten.”[7]
De gebeurtenissen van februari 1917 , net zoals die van 1905, worden natuurlijk vermeld in verband met de strijd van het proletariaat tegen de oorlog. Maar de hele internationale context van de klassenstrijd in het jaar 1917 blijft zorgvuldig verborgen, alsof de uitbarsting van de massa’s in Rusland slechts een ongelukkig gevolg was van een ‘achtergebleven land’. Niets over de muiterijen en de verbroederingen van de soldaten aan alle fronten, niets over de stakingen, die bijna overal plaatsvonden, en de gisting in het achterland, niets over het feit dat er in werkelijkheid een echte internationale revolutionaire golf van het proletariaat op gang kwam.
De radicale tegenstelling tussen de bourgeoisie, d.w.z. de voorlopige regering die tot elke prijs de oorlog wilde voortzetten, en de revolutionaire bolsjewiki, met Lenin voorop, die de imperialistische slachting afwezen, wordt naar de achtergrond geschoven en verdronken in de vloed van vervalsende commentaren. De andere grote feiten die de revolutie kenmerken, worden onderworpen aan dezelfde ideologische vergiftiging om de bolsjewiki en vooral Lenin in diskrediet te brengen. De striktheid van Lenin en zijn rigoureuze respect voor de beslissingen die werden genomen tijdens de congressen (zoals tegenover diegenen die zich in 1903 weigerden te onderwerpen aan de beslissingen welke met de meerderheid van de stemmen waren genomen en tegen de oppositie van de mensjewiki)[8] wordt belasterd: de commentaren presenteren Lenin als dogmatisch en dictatoriaal. Er bestaat geen grotere leugen! Erger nog, Lenin zou volgens de commentator iemand zijn geweest die “heel zijn leven bezig was met uitsluiten en verdelen”. Dit commentaar wordt gegeven bij het testament van Lenin, wanneer hij op zijn sterfbed aan zijn kameraden van de bolsjewistische partij vraagt om Stalin omwille van zijn wreedheid te weren uit het Centraal Comité. Als bij toverslag rept de commentator geen woord over het testament van Lenin, heel eenvoudig omdat dit het bewijs levert dat er geen ‘continuïteit’ bestaat tussen Lenin en Stalin. De leugen door verzwijging is een integraal deel van alle ideologische vergiftigingscampagnes tegen Lenin en de Russiche Revolutie. Lenin is altijd de geduldige werker geweest voor een eensgezinde strijd, verdediger van de ‘partijgeest’ tegen alle opportunisten, tegen de ‘kringen’ die ertoe neigden om de eenheid van de revolutionairen af te wijzen en bijdroegen tot de versnippering van hun energie en het verzwakken van hun krachten voor de internationale proletarische strijd. Daarin lag de hele betekenis van zijn strijd en van zijn bijdrage in de Aprilstellingen. Tegenover alle verklikkers en allen die trachten te collaboreren en zich te schikken naar de heersende klasse, tegenover al die opportunisten hield Lenin inderdaad de rug recht en toonde zich onverzettelijk. Hij weigerde heel terecht enige concessie te doen aan de klassevijand, aan de uitbuiters en aanvaarde dus niet het kapitalisme. Weliswaar zouden de teruggang van de revolutionaire golf en de omsingeling door de troepen van de Entente het gewicht van de verkeerde visies, die overgeërfd waren uit het sociaaldemocratische verleden, leiden tot een absoluut tragische situatie.[9]
Wat de makers van deze uitzending vooral dwars zit is het feit dat Lenin geen patriot was en dat hij de Union Sacrée[10] (van uitbuiters en uitgebuitenen) weigerde en zelfs, hoogste overtreding, “de nederlaag voor zijn eigen land” wenste! De weigering van de ‘heilige eenheid’ veroorzaakt inderdaad verdelingen in de schoot van de ‘natie’ en een klassentegenstelling, dat ontkennen we niet. In alle fundamentele etappes van de gebeurtenissen houdt de commentaar dezelfde officiële lijn aan en laat de minste fout doorgaan voor verraad!
De julidagen, het verschrikkelijke tegenoffensief van de reactie, met de jacht op de bolsjewiki, waarbij “de massa’s blootgesteld worden aan de sabels” (Trotski), vormen de gelegenheid om te onderstrepen dat Lenin “afwezig” is of “onsamenhangende taal uitslaat” onder de bolsjewiki die “in paniek” verkeren. De werkelijkheid was daarentegen dat de bolsjewistische partij de valstrikken van de reactie goed door had en stelling had genomen tegen de machtsgreep die in juli voorbarig was (de soldaten waren immers nog niet voldoende solidair met de arbeiders en de toestand in de provincie stond politiek achter op die van Petrograd). In andere omstandigheden, zoals in één van zijn tussenkomsten in de sovjet, wordt Lenin zodanig verkeerd begrepen dat zijn zogenaamde “politieke delirium” zijn eigen gezellin Krupskaya zou verontrusten. Ze zou “vrezen voor zijn mentale gezondheid”. Walgelijk! Zo verandert de stress van de gespannen situatie en het overwerkt zijn zich in de ogen van onze ‘deskundigen’ in een waarachtige geestesziekte. De zogenaamde ‘wedijver’ van Lenin tussen de sovjets en de bolsjewiki, zijn streven om de hand te leggen op de raden en “de machtshonger die hem naar het hoofd steeg” … dat alles vloeit voort uit diezelfde leugenachtige interpretaties. Wanneer de bolsjewiki er in de maand augustus in slaagden om de putsch van generaal Kornilov te verijdelen, gegroepeerd en geschaard rond de arbeidersraad in Smolny, dan komt uiteindelijk de bijna expliciete suggestie dat Lenin in wezen ook een soort Kornilov was, die er uiteindelijk in slaagde om zijn slag thuis te halen. En dat nadat hij “zijn schuilhut” in Helsinki had verlaten en de sabotage van de democratie had ingezet. Het IIe Congres van de sovjets wordt voorgesteld als een eenvoudige democratische opzet en Lenin als iemand die was “bezeten van de opstand”, die op een onverzadigbare manier, en kost was het kost, nogmaals zijn machtshonger wilde bevredigen. Het doorslaand argument is dan het feit dat Lenin niet gewacht heeft op het IIe Congres van de sovjets om op te roepen tot de machtsgreep. Zo zou de revolutie ontfutseld zijn aan de handen van de proletarische massa’s. Dit is fout: het was niet de dictator Lenin, noch het Centraal Comité van de bolsjewistische partij, maar het Revolutionair Militair Comité (RMC), gekozen door de sovjet van Petrograd, die opriep tot de opstand van oktober. En onze burgerlijke ‘historici’ weten dat maar al te goed!
Heel de kwestie van de machtsgreep van Oktober, van de beslissing zelf van de opstand, worden door de officiële propaganda op klassieke wijze voorgesteld als een “vulgaire staatsgreep”, geleid door het RMC, dat totaal onder de controle stond van een handvol bolsjewiki en de onbeschrijfelijke dictator Lenin. Wat de uitzending vergeet te zeggen is dat het RMC werkelijk onder de controle stond van de sovjet van Petrograd, Het zou, aldus de commentator, louter gaan om een “politionele operatie”, in tegenstelling tot het beeld dat geschetst wordt door de film van de beroemde filmregisseur Eistenstein. En ook hier verzwijgt de uitzending, die nochtans goed gedocumenteerd is en zich liet inspireren door de meest uiteenlopende bronnen, het standpunt van Trotski, die de kwesties duidelijk stelt: “Demonstraties, straatgevechten, barricaden, al wat men gewoonlijk tot een ‘opstand’ rekent, het was er bijna niet: de revolutie hoefde geen probleem op te lossen dat al opgelost was. De verovering van het regeringsapparaat kon volgens plan worden uitgevoerd, met behulp van betrekkelijk weinig gewapende afdelingen, die vanuit één centrum geleid werden. (…) De rust in de straten in Oktober, het ontbreken van massa’s en gevechten gaven de tegenstanders voorwendsel om te spreken over een samenzwering van een onbeduidende minderheid, van een avontuur van een handvol bolsjewiki. (…) In werkelijkheid konden de bolsjewiki op het laatste ogenblik de strijd om de macht tot een samenzwering beperken, niet omdat zij een kleine minderheid waren, maar integendeel, omdat zij in de arbeiderswijken en kazernes een overweldigende, gesloten, georganiseerde en gedisciplineerde meerderheid achter zich hadden.”[11]
Ook de levendige getuigenis van de Amerikaanse journalist John Reed, die deelnam aan de “tien dagen die de wereld deden wankelen” wordt volledig verborgen: “Zo werd onder het geraas van de artillerie, in de duisternis, te midden van haat en angst en de meest onverschrokken stoutmoedigheid, het nieuwe Rusland geboren. (….) Als een zwarte stroom die de hele straat overspoelde, passeerden wij zonder gezang of gelach de Rode Triomfboog. (…) Aan de andere kant van de Triomfboog zetten we een looppas in, gebukt om ons zo klein mogelijk te maken, om ons daarna weer te verzamelen achter het voetstuk van de zuil van Alexander. (…) Na een paar minuten opeengehoopt te blijven achter de zuil herwon de troep, die samengesteld was uit enkele honderden mannen, zijn kalmte en ging, zonder nieuwe orders te ontvangen, uit zichzelf voort. Dankzij het licht, dat viel uit de ramen van het Winterpaleis, was ik erin geslaagd om te onderscheiden dat de eerste twee- tot driehonderd manschappen rode gardes waren, waarbij zich slechts enkele soldaten gevoegd hadden. (…) Een soldaat en een rode gardist verschenen voor de poort en duwden de menigte opzij: zij werden gevolgd door andere gardisten met de bajonet op het geweer, die een half dozijn achter elkaar lopende burgers begeleidden. Het waren de leden van de voorlopige regering. (…) Wij waren buitengekomen in de ijzige nacht, die gonsde en suisde van onzichtbare troepen, doorkruist door patrouilles. (…) Onder onze voeten lag het voetpad bezaaid met het puin van het stukwerk, dat kwam van de goot van het Paleis nadat twee granaten van de kruiser ‘Aurora’ waren ingeslagen. Het was de enige schade die door het bombardement veroorzaakt was. (…) Het was drie uur ’s morgens. Op de Nevski waren alle gaslantaarns aangestoken. Het kanon van tien millimeter was weggehaald en enkel de rond de vuren gehurkte rode gardisten en de soldaten herinnerden aan de oorlog. (…) In Smolny leken de lichten te flitsen alsof een dynamo met een te grote kracht aan het werk was.”[12]
Volgens de uitzending van Arte bestond de sovjet van Smolny louter voor de vorm, omdat de macht al “ingepalmd” was door “één enkele partij” en de boosaardige Lenin. Na de benoeming van de volkscommissarissen zou er een soort breuk zijn geconsolideerd.
Met een vingervlugheid, waarvan alleen de media in dienst van de burgerlijke klasse het geheim kennen, eindigt de uitzending van Arte met commentaren over de bloedige chaos, die werd veroorzaakt door de Oktoberrevolutie en die uiteindelijk zou hebben geleid tot de definitieve ineenstorting van het ‘communisme’ in 1989. Het ideologische bombardement wordt nog altijd ruimschoots gebruikt, maar heden met een bijzonder schadelijke bedoeling: jawel, er is wel degelijk een proletarische revolutie geweest in Rusland, maar wat de proletarische massa’s wilden was de democratie, een parlementaire democratie zoals in de westerse landen, met haar misleiding van de ‘macht aan het volk’ door middel van het universele kiesrecht.
Leugens! Wat de proletarische massa’s wilden was het einde van de oorlog van 1914-1918. En alleen Lenin en de bolsjewistische partij hadden dit revolutionaire ‘programma’ en maakten het mogelijk voor het proletariaat om zijn bestemming in eigen handen te nemen. Dankzij Oktober hebben de Russische Revolutie en het ‘bolsjewisme’ een einde gemaakt aan de wereldwijde slachtpartij. Onze commentatoren, professoren van de ‘geschiedenis’ en andere lofzangers van de burgerlijke democratie vermijden deze historische waarheid te vermelden. Zoal de nazistische propagandachef Goebbels in Duitsland zei: “Een reusachtige leugen draagt de kracht in zich om de twijfel weg te nemen.” En in de kunst van de propaganda en geschiedenisvervalsing hoeven de doorgewinterde ideologen van de democratische staat niet onder te doen voor de ‘hersenspoelingen’ van de nazistische en stalinistische regimes.
WH / 13.02.2017
[1] Al is de propaganda permanent en neemt ze verschillende vormen aan, heeft ze koortsachtige momenten gekend, zoals op het moment van de machtsovername door de bolsjewiki, soms tijdens de Koude Oorlog, maar ook en vooral op het moment van en na de ineenstorting van de USSR in de jaren 1990. Zie onze brochure: Oktober 1917, begin van de wereldrevolutie : de arbeidersmassa’s nemen hun lot in eigen handen (verschenen in het Frans en het Engels)
[2] Uitzending van vrijdag 3 maart met de deelname van de historicus Marc Ferro, specialist van Rusland en de USSR. Deze woordvoerder van de officiële geschiedenis hield niet op de grootste leugen van de geschiedenis op een heel geleerde wijze te onderhouden en te verspreiden door te zeggen dat het stalinisme gelijk is aan het communisme.
[3] Luxemburg (1918). De Russische Revolutie. https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm [13]
[4] Trotski (1930). Geschiedenis der Russische Revolutie, deel I, “De reorganisatie van de partij”. https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm [14]
[5] Reed (1919). Tien dagen die de wereld deden wankelen.
[6] Het benadrukken dat de betogers de Marseillaise zongen, zonder de reden ervan noch de werkelijke geestesgesteldheid van de massa’s te verduidelijken, het onderstrepen dat het stemrecht voor vrouwen onder de voorlopige regering werd verkregen, dat alles laat geloven dat het tenslotte ging om een zuivere democratische revolutie.
[7] Lenin (1917). Lessen uit de revolutie, punt VI.
[8] Zie: Lenin (1904). Eén stap voorwaarts, twee stappen terug.
[9] Wij hebben nooit de fouten ontkend die door de bolsjewistische partij zijn gemaakt, noch haar ontaarding en haar omvorming tot de ruggengraat van de afgrijselijke stalinistische dictatuur. De rol van de bolsjewistische partij, evenals de onverbiddelijke kritiek van haar vergissingen en haar ontaarding, zijn geanalyseerd in verschillende artikels in onze Internationale Revue (IR):
- De ontaarding van de Russische Revolutie (Nederlandstalige IR nr. 3) en De lessen van Kronstadt (Engels-en Franstalige IR nr. 3);
- De verdediging van het proletarische karakter van de Oktoberrevolutie (Engels- en Franstalig IR nr. 12 en 13)
De essentiële reden voor de ontaarding van de partijen en de politieke organisaties van het proletariaat is gelegen in het gewicht van de burgerlijke ideologie in hun rangen, die voortdurend tendenzen naar het opportunisme en centrisme schiep. (Zie: “Resolutie over centrisme en opportunisme”, Engels- en Franstalige IR nr. 44)
[10] De Union Sacrée (Heilige Eenheid) slaat op de zogenaamde eenheid tussen uitbuiters en uitgebuiten die ondermeer door de meeste sociaaldemocratische leiders werd verdedigd. Dit ging regelrecht in tegen de internationale eenheid en solidariteit van de areidersklasse en kwam neer op het verraden van de proletarische zaak.
[11] Trotski (1930), Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel III, “De Oktoberopstand”.
[12] Reed (1919). Tien dagen die de wereld deden wankelen.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 474.61 KB |
Het aandenken aan de Oktoberrevolutie kan nooit uitgewist worden, net zo min als er een kapitalisme kan bestaan zonder klassestrijd. In 1917 werd de mensheid geconfronteerd met de keuze tussen socialisme of barbarij: ofwel een proletarische revolutie, ofwel de vernietiging van de beschaving, misschien van de mensheid zelf. In 2017 worden wij nog altijd geconfronteerd met hetzelfde dilemma. Het kapitalisme kan niet hervormd worden, groen worden, of een menselijk gezicht krijgen. Zijn omverwerping had al lang moeten gebeuren, en geen enkele revolutie in de toekomst zal kunnen slagen als ze niet in staat is om al de lessen te trekken uit de reusachtige ervaring die onze klasse beleefde in Rusland, net als in Duitsland, Hongarije, Italië en de rest van de wereld zo’n honderd jaar geleden. Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de minderheid van revolutionairen, van proletarische politieke organisaties, om deze lessen zo diepgaand en wijd mogelijk te bestuderen, te ontwikkelen en te verspreiden.
zaterdag 2 december 14u - Multatuli, Lange Vlierstraat 9 te Antwerpen (België).
De onderstaande tekst diende als inleiding voor de openbare bijeenkomst van de IKS van 25 maart 2017 te Antwerpen. De aankondiging van deze openbare bijeenkomst is hier [22] te vinden.
Het jaar 2016 zal herinnerd worden als het jaar dat de Brexit werd gestemd en dus de uitstap van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en het jaar dat Trump werd verkozen tot president van de Verenigde Staten. Een jaar waarin het populisme een enorme stap voorwaarts maakte in landen die tot nu toe gekend waren door hun stabiele en efficiënte politieke apparaat.
In de media vermenigvuldigen de analyses zich over het populisme en de gevolgen ervan. Iedereen wordt ertoe gebracht zich een eigen mening te vormen over de kwestie. We zijn vandaag in deze openbare bijeenkomst samengekomen, niet om te speculeren over de toekomst, maar om te samen na te denken over de ontwikkeling van het populisme in de wereld en vooral in de grote industriële landen. Wat betekent het? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidersklasse?
Sinds de zomer van 2016 zijn er verschillende teksten in de publicaties[1] en op de website van de IKS verschenen. Wij nodigen iedereen om deze artikels te lezen en te verspreiden, aangezien ze volgens ons een goede basis vormen voor verdere reflectie en discussie. Al de afdelingen van de IKS organiseren momenteel ook openbare bijeenkomsten als deze om over de situatie te discussiëren.
1. Wat is populisme?
Wikipedia definieert het populisme als volgt: “Het populisme is een politieke stijl of een discours dat het volk centraal stelt. Als communicatiestijl is het populisme door eender welke ideologie te gebruiken. Het gaat uit van de onderdrukking van de bevolking door een elite. In tegenstelling tot de elite staat de zogenaamde "gewone man".” De verkiezingscampagne van Trump en ook de verklaringen van de Britse regering riepen in die zin dan ook op tot het respecteren van “de beslissingen van het volk”.
De IKS probeert echter dieper te gaan dan Wikipedia-definities. We gaan in deze inleiding enkele elementen naar voren schuiven die volgens ons belangrijk zijn om het populisme beter te begrijpen.
De IKS verdedigt een marxistische analyse, dus een analyse die stelt dat de maatschappij bestaat uit klassen met tegengestelde belangen. Het populisme is volgens ons een typisch product van de burgerlijke maatschappij in ontbinding, d.w.z. een maatschappij waarin noch de uitbuitende klasse (de bourgeoisie), noch de uitgebuite klasse (de arbeidersklasse) er in slaagt om zijn eigen perspectief op te leggen om de historische crisis van het kapitalisme te overwinnen. Voor de bourgeoisie is dit perspectief de wereldoorlog en voor de arbeidersklasse de omverwerping van het kapitalistisch systeem met als doel het communisme op te bouwen.[2]
De opkomst van het populisme toont aan dat er een diepgaand verlies aan vertrouwen heeft plaatsgevonden in de gehele maatschappij. Er is geen vertrouwen meer in de klassieke “elites”, d.w.z. de “klassieke” heersende conservatieve of “progressieve” (sociaal-democratische, ecologistische, stalinistische...) partijen, omdat zij niet in staat zijn de gezondheid van de economie te herstellen. De traditionele partijen, of zij nu links of rechts zijn, hebben geen oplossing om uit te crisis te geraken en bieden ook geen geloofwaardige perspectieven of alternatieven aan de sociale klassen.
Het populisme is een revolte tegen de huidige politieke kaste die alle lagen van de bevolking doorkruist.
Maar zelfs al zijn alle lagen van de bevolking aangetast door het populisme kunnen we toch zonder twijfel stellen dat de populistische partijen burgerlijke partijen zijn, die een integraal deel uitmaken van het politieke staatsapparaat (al was dat tot nu toe vaak in een ondergeschikte rol). Zij verspreiden een burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, het nationalisme, het racisme, xenofobie, seksisme, autoritarisme en cultureel conservatisme. Ze staan dus voor een versterking van de dominantie van de heersende klasse en de staat over de maatschappij.
Als we kijken naar die delen van de arbeidersklasse die voor populisten als Trump of voor de populistische Brexit hebben gestemd, dan zie we dat het om die arbeiders gaat die het meest hebben geleden onder de veranderingen binnen de kapitalistische economie van de laatste 40 jaar. Na jaren van aanvallen tegen hun levensomstandigheden, na jaren van neerslagen, hebben zij nu de conclusie getrokken dat de enige manier om de heersende elite angst aan te jagen is, te stemmen voor duidelijk onverantwoordelijke (vanuit burgerlijke standpunt bekeken), “politiek incorrecte” partijen.
2. President Trump: een verdere stap in de ontbinding
Het fenomeen populisme is niet nieuw. Sinds de jaren 1980 bestaat het in verschillende geïndustrialiseerde tweederangslanden. Een aantal voorbeelden:
Maar ook in meer belangrijke landen is het populisme niet nieuw. Zo behaalt het Franse FN sinds de jaren 1980 significante successen.
De huidige opstoot van het populisme in de epicentra van het systeem, namelijk de VS en het VK, tonen ons het groeiende verlies aan controle van de heersende klasse over het politieke apparaat. Nochtans heeft ze deze partijen decennialang gebruikt om de controle te bewaren over het kapitalisme dat een natuurlijke tendens heeft tot een bestaan vol crises. We beleven vandaag een belangrijke politieke crisis van de bourgeoisie in het hart van de wereld:
Welke veranderingen zullen er plaatsvinden nu de populistische partijen mee de teugels van de staat in handen hebben?
In de jaren 1980 en 1990 slaagden de heersende fracties van de bourgeoisie om het populisme binnen de perken te houden, haar groei af te remmen en vooral om een regeringsdeelname van populisten te verhinderen of ze minder belangrijke functies te geven. (Zo was de FPÖ de kleinere coalitiepartner van de Oostenrijkse regering. De FPÖ werd bovendien in die periode sterk gediscrediteerd door allerlei corruptieschandalen.)
Vandaag probeert de “verantwoordelijke” bourgeoisie de catastrofale gevolgen van de populistische beslissingen zo goed mogelijk in te dammen. Naast de benoeming van mensen als Bannon (catalysator voor racisme en vrouwenhaat, sterk bekritiseerd door het democratische kamp) in het team van Trump, zijn meer “klassieke” republikeinen benoemd om te proberen de balans over te doen hellen naar minder extreme beslissingen.
De verkiezingsoverwinning van Trump (de “Brexit plus plus plus” zoals hij het zelf noemde) kondigt een chaos aan in het staatsapparaat van de meest belangrijke machten, waarvan de gevolgen niet precies te voorspellen zijn. Wat Trump kenmerkt is zijn onvoorspelbaarheid en het zal dus niet gemakkelijk zijn de consequenties van zijn regime te voorzien. We kunnen wel met zekerheid stellen dat de Brexit en vooral de overwinning van Trump een periode van groeiende instabiliteit openen op alle vlakken: economisch, politiek en imperialistisch. De economische en politieke opties die het populisme voorstelt zijn geen realistische opties voor het beheer van het nationale kapitaal.
Trump staat symbool voor een bourgeoisie die werkelijk elk perspectief voor haar eigen systeem heeft verloren. Zijn ijdelheid en narcisme betekenen niet dat hij gek is, maar verpersoonlijken de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft. De enige optie waartoe de interne dynamiek van het kapitalisme steeds weer leidt is de wereldoorlog. Maar zoals we op de vorige bijeenkomst en in een artikel over die bijeenkomst[4] hebben proberen te verduidelijk, denkt de IKS niet dat een nieuwe wereldoorlog voor de deur staat, omdat (a) de arbeidersklasse niet verslagen is en zich dus niet zal laten ronselen en (b) omdat de bourgeoisie er momenteel zelf niet in slaagt stabiele blokken van landen te vormen voor zo een wereldoorlog.
3. Welke impact voor de arbeidersklasse?
De arbeidersklasse bevindt zich momenteel in een soort vacuüm. Enerzijds is ze niet in staat haar eigen antwoord te bieden aan de historische crisis van het kapitalisme. Anderzijds heeft ze veel minder vertrouwen in de officiële instituten. Onder de druk van het ontbindende kapitalisme neemt het vertrouwen in de toekomst af en wordt de tendens om zich tot een imaginair verleden (een soort “gouden tijdperk”) te keren en om te zoeken naar zondebokken steeds sterker. De arbeidersklasse is momenteel dus erg vatbaar voor het bedrog van het populisme, die als antwoord op de versleten partijen het zogenaamde “volk” oproept om zich te keren tegen het corrupte “establishment”.
Het populisme houdt verschillende gevaren in voor de arbeidersklasse.
Een eerste gevaar is dat de populisten de solidariteit en eenheid van de internationale arbeidersklasse sterk ondermijnt. De populisten profiteren van de vluchtelingencrisis om de angst voor immigranten aan te wakkeren. De immigrant of vluchteling wordt voorgesteld als een parasiet of profiteur of zelfs een geprivilegieerde burger, die de “inheemse” burger zijn job of geld wegneemt. Ook etnische of nationale minderheden en zelfs de helft van de bevolking, namelijk de vrouwen, worden als concurrenten voor arbeid en financiële “sociale ondersteuning” van de staat voorgesteld. Telkens wordt een vijand van hen gemaakt, een extern kwaad dat desnoods moet worden uitgeroeid. Kortom, het populisme wakkert de haat en de verdeling van de arbeidersklasse aan. Ze stelt de “autochtonen” tegen de “allochtonen”, de mannen tegen de vrouwen, de populisten tegen de antipopulisten, enz. Elke toename van internationale solidariteit en eenheid onder de arbeiders wordt hierdoor sterk ondermijnd.
Een tweede gevaar is dat het populisme de verkiezingsmisleidingen doet heropleven en stemmen terug aantrekkelijker maakt. Ze doet dit in twee richtingen: enerzijds zijn ze zelf het zogenaamde alternatief voor de corrupte “elite” of zijn zij de “proteststem”, anderzijds gaan velen net tegen het populisme stemmen.
Het is in die zin belangrijk om dit jaar de verkiezingen in Nederland en Frankrijk te analyseren, omdat in beide landen de populistische partijen de wind in de zeilen hebben door de overwinning van Trump en de Brexit.
Maar het populisme versterkt ook de traditionele partijen door hun imago weer op te krikken. Die laatsten kunnen zich als meer humanitair en democratisch voordoen en dus als een soort voorhoede tegen het populisme presenteren, terwijl zij net even grote uitbuiters en onderdrukkers zijn. Hun tactieken zijn misschien meer stiekem, maar het effect is hetzelfde: een chaotische en onleefbare wereldorde.
Het populisme, een typisch fenomeen van de ontbinding van het kapitalisme, is dus een bijkomend gevaar voor de arbeidersklasse. Het is een soort revolte tegen de traditionele politieke leiders, niet tegen het kapitalisme. Het is een revolte die geen alternatief biedt op het kapitalisme. De enige klasse die een alternatief kan bieden is het proletariaat, wanneer ze zich op haar eigen klassenterrein mobiliseert en zich bewust wordt van noodzaak en de mogelijkheid van een communistische revolutie.
Het is echter een realiteit dat het economische, politieke en morele bankroet van de bourgeoisie momenteel niet leidt tot een revolutionaire kritiek van het systeem. Er bestaan maar een paar zeer kleine revolutionaire groepen en organisaties die echter een grote verantwoordelijkheid dragen. Hun taak is immers de proletarische bewegingen van morgen voor te bereiden, bewegingen die in staat moeten zijn om zichzelf de politieke lessen en tradities van solidariteit uit het verleden weer eigen te maken. De taak van de revolutionairen is dus in de eerste plaats een strijd te leveren voor politieke en theoretische helderheid, die de arbeidersklasse kan leiden op haar weg doorheen de mistige kapitalistische ideologie onder al haar vormen.
Internationalisme, 21/03/2017
[1] Internationale Revue 157, Internationalisme 365, Wereldrevolutie 140…
[3] Zie ook ons artikel: “Brexit, Trump: setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat [24]”
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 98.82 KB |
In het oude Rome was de waanzin van de keizers meer regel dan uitzondering. Weinig historici twijfelen eraan dat dit een teken was van Rome’s aftakeling. Vandaag is een enge clown tot koning gemaakt in de machtigste natiestaat van de wereld, en toch wordt dit in het algemeen niet opgevat als een teken dat de kapitalistische beschaving reeds een vergevorderd stadium heeft bereikt van haar eigen verval. De toename van het populisme in de centrale landen van het systeem, waar we snel na elkaar eerst de Brexit en daarna de overwinning van Donald Trump hebben gezien, drukt het toenemend verlies uit door dat de heersende klasse van haar greep op de politieke machine. Wij zijn getuige van een enorme politieke crisis als gevolg van de versnelde ontbinding van de maatschappelijke orde, door de complete onmacht van de heersende klasse om de mensheid een toekomstperspectief te bieden.
Maar het populisme is ook een product van het onvermogen van de uitgebuite klasse, het proletariaat, om een revolutionair alternatief naar voren te schuiven, zodat er een ernstig gevaar bestaat dat het wordt meegesleurd in een reactie die is gebaseerd op machteloze woede, op angst, op het zoeken van zondebonken onder de minderheden en een bedrieglijke zoektocht naar een verleden, dat nooit echt heeft bestaan.
* Het neoliberale model heeft het wereldkapitalisme gedurende de afgelopen twee decennia goede diensten bewezen, maar het nadert nu zijn grenzen. En nu dreigt het gevaar dat de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat wij hebben gezien op de imperialistische vlak, wordt overgeheveld naar het economische terrein, waar het tot dusver min of meer in toom was gehouden.
Trump symboliseert een bourgeoisie die werkelijk ieder perspectief heeft verloren om de maatschappij te beheren. Hoe ijdel en narcistisch hij ook is, hij is niet gek, maar belichaamt de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft, zelfs niet die van een wereldoorlog. Ondanks haar neergang is de heersende klasse al meer dan een eeuw in staat geweest om gebruik te maken van haar eigen politieke en militaire apparaat - met andere woorden, haar bewuste tussenkomst als een klasse - om een volledig verlies van controle te voorkomen, en een definitieve afloop van de gang naar chaos, die inherent is aan het kapitalisme. Zelfs als we niet de capaciteit van onze vijand moeten onderschatten om met nieuwe tijdelijke oplossingen te komen, beginnen de grenzen van deze controle langzamerhand op te doemen.
* Wat Trump en het populisme in het algemeen vooral kenmerkt is hun onvoorspelbaarheid. Er is tevens het feit dat Trump, nog voor het ontbijt, een dozijn tegenstrijdige dingen kan zeggen, en dat zoiets niet van invloed lijkt te zijn op de steun die hij in de campagne ondervindt. Maar wat gewerkt heeft in de verkiezingscampagne kan wel eens niet zo goed werken in zijn ambt als president.
Zo vertelt hij over de bevrijding van de Amerikaanse zakenman van de bureaucratie. Maar tegelijkertijd praat hij ook over een omvangrijk programma van het herstel van de infrastructuur in de binnensteden, het aanleggen van wegen, scholen en ziekenhuizen en het doen heropleven van de industrie voor fossiele brandstoffen door het afschaffen van de regels voor milieubescherming. Hij beloofde miljoenen illegale immigranten te verjagen, maar veel van de Amerikaanse economie hangt juist af van hun goedkope arbeidskracht. Met betrekking tot het buitenlands beleid, combineert hij de taal van het isolationisme en terugtrekking (zoals zijn dreigement om de betrokkenheid van de VS bij de NAVO te verminderen) met de taal van het interventionisme, met zijn geraaskal over het ‘plat bombarderen van ISIS', en de belofte de militaire uitgaven te vergroten.
* Op internationaal vlak kan de overwinning van Trump worden gelijkgesteld aan, zoals hij het zelf formuleerde, ‘Brexit plus plus plus’. Maar zij kan tevens een krachtige impuls gegeven aan rechtse populistische partijen in West-Europa, niet in het minst aan het Front National in Frankrijk, waar de presidentsverkiezingen worden gehouden in 2017. Dit zijn allemaal partijen die zich willen terugtrekken uit multi-nationale handelsorganisaties en een economisch protectionisme bepleiten met als gevolg nog meer instabiliteit en ‘ieder voor zich’.
* Maar misschien is wel het belangrijkste element in de overwinning van Trump de woede tegen de neoliberale ‘elite’ die zich heeft geïdentificeerd met de globalisering en het overwicht van de financiële sector op de economie - macro-economische processen die een verrijking vormen voor een kleine minderheid ten koste van de meerderheid, en vooral ten koste van de arbeidersklasse in de oude sectoren van de productie en de grondstoffenwinning.'Globalisering' betekende de grootschalige ontmanteling van verwerkende industrieën en de overheveling daarvan naar landen als China, waar de arbeidskracht veel goedkoper is en de winsten dus veel hoger zijn. Het betekende ook het ‘vrije verkeer van arbeiders’, wat voor het kapitalisme een ander middel is om arbeid te goedkoper te maken, door de migratie van ‘armere’ naar ‘rijkere’ landen.
De stem voor de Brexit en voor Trump was vooral een tegen-stem - tegen de groeiende ongelijkheid in rijkdom, tegen een systeem dat hen en hun kinderen, naar hun oordeel, een toekomst heeft ontnomen. Maar deze oppositie werd ingekaderd vanwege het volledig ontbreken van een echte beweging van de arbeidersklasse en heeft daarmee de populistische wereldvisie gevoed, die de elite de schuld geeft voor de uitverkoop aan buitenlandse investeerders.
Het grootste probleem voor onze klasse is dat het overduidelijke bankroet van de bourgeoisie op alle vlakken - economisch, politiek, moreel - met uitzondering van een zeer kleine minderheid, geen revolutionaire kritiek op het systeem losmaakt, maar eerder misplaatste woede en verpestende verdelingen in onze eigen gelederen. Dit vormt een ernstige bedreiging voor de toekomstige mogelijkheid om het kapitalisme te vervangen door een menselijke samenleving.
De IKS nodigt U uit om over deze analyse van de wortels van het populisme, als een wereldwijd fenomeen, meer diepgaand te komen discuteren:
Datum: zaterdag 25 maart om 14u00 – 18u00.
Plaats: Antwerpen, zaaltje café Multatuli, Lange Vlierstraat 9
Wij moedigen de lezers ook aan de analyses te onderzoeken verschenen op onze website:
*‘Over de kwestie van het populisme’(https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme [29]).
*‘Brexit, Trump: Setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat’, August 31, 2016.
* ‘President Trump: symbool van een zieltogend maatschappelijk systeem’ (https://nl.internationalism.org/iksonline/201611/1348/president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maatschappelijk-systeem [30])
Een gezamenlijk initiatief van:
*Internationalisme, Afdeling in België van de IKS, [email protected] [31]
*Wereldrevolutie, Afdeling in Nederland van de IKS, [email protected] [32]
Voor al diegenen die nog van mening zijn dat de laatste en beste hoop van de mensheid de revolutionaire omverwerping van wereldkapitalisme is, is het onmogelijk om het begin van het jaar 2017 te begroeten zonder eraan te herinneren dat het de 100ste verjaardag van de Oktoberrevolutie is. En wij weten ook dat al diegenen die erop aandringen dat er geen alternatief is voor het huidige maatschappelijke systeem, dit op hun eigen manier zullen herdenken.
Velen van hen zullen het natuurlijk negeren of zullen zijn betekenis afzwakken door ons te vertellen dat dit enkel oude geschiedenis is. Sindsdien is alles veranderd – en wat heeft het voor zin om te spreken over een revolutie van de arbeidersklasse als de arbeidersklasse niet meer bestaat of zo achteruitgegaan is dat de term ‘arbeidersrevolutie’ zelfs kan worden geassimileerd met proteststemmen ten gunste van de Brexit of Trump, met name in oude industriële centra die door globalisering zijn gedecimeerd?
Of als de omwenteling, die in 1917 de wereld deed schudden, in gedachte wordt genomen, wordt ze in de meeste gevallen afgeschilderd als soort verschrikkelijke gebeurtenis, maar met een zeer welomlijnde ‘moraal’: pas op, dit is wat er gebeurt wanneer je het huidige systeem uitdaagt, als je voor het waanidee valt dat een hogere vorm van het maatschappelijk leven mogelijk is. Je krijgt nog iets veel slechter.
Je krijgt terreur, goelags, de alomtegenwoordige totalitaire staat. Het begon met Lenin en zijn fanatieke bende Bolsjewiki, die met hun staatsgreep in Oktober 1917 de nieuwe democratie van Rusland om zeep brachten. Het eindigde met Stalin, die de hele maatschappij omvormde tot één groot kamp van dwangarbeid. En toen stortte het allemaal in, wat voor eens en voor altijd liet zien dat het onmogelijk is om moderne samenleving te organiseren, anders dan via de methodes van het kapitalisme.
We hebben niet de illusie dat het gemakkelijk zal zijn om in 2017 uit te leggen wat de Oktoberrevolutie werkelijk betekende. Momenteel verkeren we in een periode van uiterste moeilijkheden voor de arbeidersklasse en haar kleine revolutionaire minderheden, een periode die overheerst wordt door een gevoel van hopeloosheid en verlies van ieder vooruitzicht op de toekomst, door de sinistere groei van nationalisme en racisme, dat dient om de arbeidersklasse te verdelen en tegen elkaar op te zetten, door de met haat gevulde demagogie van de populisten aan de rechterzijde, en door het geraffineerde oproepen om de ‘democratie’ te verdedigen tegen dit nieuwe autoritair gedoe aan de linkerzijde.
Maar dit is ook een ogenblik voor ons om te herinneren aan het werk van onze politieke voorlopers, de Linkskommunistische fracties die de vreselijke nederlagen van de revolutionaire bewegingen overleefden, welke door de gebeurtenissen in Rusland 1917 waren ontketend, en die probeerden om helderheid te verschaffen ten aanzien van de daaropvolgende ontaarding en ondergang van die kommunistische partijen, die waren gevormd om leiding te geven op het pad naar de revolutie.
De helderste Linkskommunistische stromingen, zoals degene die waren gegroepeerd rond de revue Bilan in de jaren 1930 en Internationalisme in de jaren 1940 verzetten zich tegen de open terreur van de contra-revolutie in zowel zijn Stalinistische als fascistische vormen, alsmede tegen het meer versluierde bedrog van democratie. Ze begonnen het enorme karwei op zich te nemen om de ‘balans’ op te maken van de revolutie. E tegen al die bedriegers, bevestigden zij bovenal opnieuw wat essentieel en positief was geweest van de Oktoberrevolutie. In het bijzonder benadrukten zij:
Tegelijkertijd begonnen de revolutionairen van de jaren 1930 en de jaren 1940 ook met de pijnlijke analyse van de duurbetaalde fouten die waren gemaakt door Bolsjewiki in een situatie die geen enkele arbeiderspartij ooit had meegemaakt, in het bijzonder:
De IKS heeft, vanaf het begin, getracht dit werk voort te zetten: het trekken van de lessen van de Oktoberrevolutie en de internationale revolutionaire golf van 1917-23. Wij hebben in de loop van de jaren een vrij aanzienlijke bibliotheek aan artikels en pamfletten ontwikkeld, die deze absoluut essentiële era in de geschiedenis van onze klasse behandelt. In het komende jaar, en daarna, zullen wij ervoor zorgen dat deze teksten meer toegankelijk worden voor onze lezers, door een bijgewerkt dossier samen te stellen van onze belangrijkste artikelen over de Oktoberrevolutie en de internationale revolutionaire golf.
Iedere maand of zo zullen wij [op de belangrijkste websites van de IKS] artikels plaatsen die het meest direct overeenstemmen met de chronologische ontwikkeling van het revolutionaire proces of die reacties bevatten op de belangrijkste vragen die worden gesteld door de aanvallen van de burgerlijke propaganda of door discussies in en rond het proletarische politieke milieu. Zo zullen wij deze maand, op de voorpagina van onze website, een artikel plaatsen over de Februari-revolutie, dat voor het eerst was geschreven in 1997.
Dit zal worden gevolgd door artikels over de Aprilstellingen van Lenin, over de Juli-dagen, over de Oktober-opstand, enzovoort; en wij zijn van plan langere tijd door te gaan met dit proces, precies omdat het drama van de revolutie en de contra-revolutie een aantal jaren duurde en in geen geval beperkt was tot Rusland, maar had zijn weerklank over de hele planeet, van Berlijn tot Sjanghai, van Turijn tot Patagonië, en van de Clydeside tot Seattle.
Tegelijkertijd, zullen wij proberen aan deze verzameling nieuwe artikels toe te voegen die kwesties behandelen die wij nog niet diepgaand hebben onderzocht (zoals de toenmalige aanval tegen de revolutie door de heersende klasse, het probleem van de ‘Rode Terreur, enzovoort); artikels die antwoorden op de huidige campagnes van kapitalisme gericht tegen het revolutionaire geheugen van de arbeidersklasse. Verder ook artikels die de voorwaarden voor de proletarische revolutie vandaag zullen bekijken – wat zij gemeen hebben met de tijd van de Oktoberrevolutie, maar ook en vooral welke betekenisvolle veranderingen er in de loop van de afgelopen 100 jaar hebben plaatsgevonden.
Het doel van deze publicatieonderneming is niet eenvoudig historische gebeurtenissen te ‘vieren’ of te ‘herdenken’, die lang geleden hebben plaatsgevonden. Het is de bedoeling de visie te verdedigen dat de proletarische revolutie momenteel zelfs nog een grotere noodzaak is dan in 1917.
Geconfronteerd met de verschrikkingen van de eerste imperialistische wereldoorlog, besloten de revolutionairen van toen dat het kapitalisme zijn periode van neergang was ingegaan, die de mensheid voor de keuze stelde tussen socialisme en barbarendom; en de nog grotere verschrikkingen - gesymboliseerd in plaatsnamen zoals Auschwitz en Hiroshima - die volgden op de nederlaag van de eerste poging om de socialistische revolutie, bevestigde op grimmige wijze hun diagnose. Een later eeuw, vormt het voortbestaan van het kapitalisme een dodelijke bedreiging voor de overleving van de mensheid zelf.
Geschreven vanuit haar gevangeniscel, in 1918, en aan de vooravond van de revolutie in Duitsland, drukte Rosa Luxemburg haar fundamentele solidariteit uit met de Oktoberrevolutie en de Bolsjewistische Partij, ondanks alle zeer ernstige kritieken van de fouten van Boljewiki, in het bijzonder de politiek van uit de Rode Terreur. Haar woorden zijn nog net zo relevant voor onze eigen toekomst als ze waren voor de toekomst waar ze zelf mee werd geconfronteerd:
“Het gaat erom dat men in de politiek van de bolsjewieken het wezenlijke van het onwezenlijke onderscheidt, de kern van het toeval. In deze laatste periode, waarin wij in de gehele wereld voor de beslissende definitieve strijd staan, was en is het belangrijkste probleem van het socialisme, de brandende kwestie van deze tijd, niet een of ander onderdeel van de tactiek, maar de bekwaamheid tot actie van het proletariaat, de revolutionaire energie van de massa, het machtsstreven van het socialisme in het algemeen. In dit opzicht zijn Lenin en Trotski met hun vrienden de eersten geweest die het wereldproletariaat zijn voorgegaan met hun voorbeeld, zij zijn tot nu toe nog steeds de enigen die gelijk Hutten kunnen zeggen: ‘Ik heb het gewaagd!’
Dat is het wezenlijke en blijvende van de politiek der bolsjewieken. In dit opzicht hebben zij zich de onsterfelijke historische verdienste verworven dat zij door de verovering van de politieke macht en de praktische probleemstelling van de verwerkelijking van het socialisme het internationale proletariaat zijn voorgegaan en de confrontatie tussen kapitaal en arbeid in de gehele wereld ten zeerste hebben bespoedigd. In Rusland heeft men dat probleem slechts kunnen stellen. Men heeft het in Rusland niet kunnen oplossen, het kan alleen internationaal worden opgelost. En in die zin behoort de toekomst overal toe aan het 'bolsjewisme' ”.
IKS
Links
[1] https://nl.internationalism.org/iksonline/201604/1319/de-communist-league-van-tampa-en-de-kwestie-van-de-partij
[2] https://nl.internationalism.org/ir/16_partij
[3] https://libcom.org/forums/organise/communist-electoral-strategy-22082016
[4] https://en.internationalism.org/internationalreview/199701/1619/revolutionary-perspective-obscured-parliamentary-illusions
[5] https://www.marxists.org/archive/pannekoe/tactics/index.htm
[6] https://www.marxists.org/archive/bordiga/works/1922/democratic-principle.htm
[7] https://nl.internationalism.org/tag/6/323/parlementarisme
[8] https://nl.internationalism.org/tag/5/333/aprilstellingen
[9] https://nl.internationalism.org/tag/17/329/lenin
[10] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[11] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[12] https://nl.internationalism.org/tag/17/331/victor-serge
[13] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm
[14] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm
[15] https://nl.internationalism.org/tag/17/330/ferro
[16] https://nl.internationalism.org/files/nl/oboktober17.pdf
[17] https://nl.internationalism.org/tag/2/26/proletarische-revolutie
[18] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[19] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[20] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme
[21] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[22] https://nl.internationalism.org/iksonline/201703/1361/openbare-bijeenkomst-brexit-en-president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maat
[23] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-
[24] https://en.internationalism.org/international-review/201608/14087/brexit-trump-setbacks-ruling-class-nothing-good-proletariat
[25] https://nl.internationalism.org/iksonline/201603/1309/debat-staan-we-terug-aan-de-vooravond-van-een-wereldoorlog-en-zo-niet-over-wel
[26] https://nl.internationalism.org/tag/17/320/trump
[27] https://nl.internationalism.org/tag/6/313/brexit
[28] https://nl.internationalism.org/files/nl/uitnodiging_pb_25-03-2017_0.pdf
[29] https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme
[30] https://nl.internationalism.org/iksonline/201611/1348/president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maatschappelijk-systeem
[31] mailto:[email protected]
[32] mailto:[email protected]
[33] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[34] https://nl.internationalism.org/tag/4/92/noord-amerika
[35] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding
[36] https://nl.internationalism.org/tag/6/312/populisme
[37] https://nl.internationalism.org/tag/5/324/februarirevolutie
[38] https://nl.internationalism.org/tag/5/325/oktoberrevolutie
[39] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[40] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen