Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.35 MB |
Internationalisme nr. 357 - 1e kwartaal 2013
Tacher, Reagan, Milton Friedman, de school van Chicago, kortom het neo liberalisme waren de boemannen die de economische groei aan scherven hadden geschoten. Maar het leek erop dat het tijdperk van het neoliberalisme de uitputting nabij was, schreef Joseph Stiglitz in Freefall.. Hiermee werd de toon gegeven van wat sinds 2008 in koor door alle partijen maar vooral links en uiterst links wordt naar voor geschoven: meer staatsinmenging, regulering, controle, nationalisering.
Een greep uit de verklaringen: “Een staatsbank is een eerste haalbare zet om de crisis op korte termijn te counteren.” (De Standaard, 1/3/09, E. DeBruyn, voorzitter Sp.a Rood); “... dat er een volledige nationalisering moet komen van de financiële sector.” (Alternative Socialiste, april 09 PSL); “de PvdA wil een openbare bank” (Solidair, 26 maart 09 PvdA). “De volledige bankensector dient in gemeenschapsbezit te komen”(ultralinks in Nederland).Hier duiken verschillende vragen op:
-Kan de crisis door staatsinmenging (nationalisering) gecounterd worden en een nieuwe ontwikkeling van de productiekrachten in gang gezet?-Kan een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt?
-De onteigeningen (nationalisaties) zijn toch een verzwakking van het privaat bezit van het kapitalisme. Daarom is ‘meer staat‘ ‘progressief’ en een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Is dat zo?
Maar voegt hij er aan toe: “Want slechts in het geval dat de productie- of verkeersmiddelen werkelijk aan de leiding van de aandelenmaatschappijen ontgroeid zijn, waarin dus de overdracht aan de staat economisch onontbeerlijk geworden is, slechts in dat geval betekent zij ook wanneer de tegenwoordige staat daartoe overgaat, economisch een stap vooruit, nl. het bereiken van een nieuwe trap in de richting van het in bezit nemen van alle productiemiddelen door de maatschappij zelf. Er is echter in de laatste tijd, sinds Bismarck zich op dit in staatsbeheer nemen geworpen heeft, een zeker quasi-socialisme ontstaan en hier en daar zelfs in een zekere overgedienstigheid ontaard, dat iedere staatsovername, zelfs die van Bismarck, zonder meer voor socialistisch uitgeeft. Inderdaad, wanneer het in staatsbeheer nemen van de tabak socialistisch zou zijn, dan zou men Napoleon en Metternich onder de stichters van het socialisme moeten rekenen. Wanneer de Belgische staat om heel alledaagse politieke en financiële redenen zijn voornaamste spoorwegen zelf bouwde, wanneer Bismarck zonder enige economische noodzaak de voornaamste spoorlijnen van Pruisen aan de staat bracht, eenvoudig om ze voor het geval van oorlog beter te kunnen inrichten en gebruiken, om de spoorbeambten tot regeringsstamvee op te voeden en vooral, om zich een nieuwe, van parlementsbesluiten onafhankelijke bron van inkomsten te verschaffen, — dan waren dat geenszins socialistische stappen, direct of indirect, bewust of onbewust. Anders zouden ook de koninklijke zeehandel, de koninklijke porseleinmanufactuur en zelfs de compagniekleermaker bij het leger socialistische instellingen zijn.” F.Engels. (“L’Anti-Dühring” II Theoretische kwesties)
Engels toont dus aan dat in de bloeiperiode van het kapitalisme nationalisaties een progressief karakter konden hebben (dwz die de ontwikkeling van het kapitalisme bevorderden).Hoewel volgens Engels vele van die nationalisaties daaraan zelfs niet beantwoorden. Deze kwestie loopt uiteraard parallel met de progressieve rol die de nationale staat speelde in die periode van ontwikkeling van het jonge kapitalisme.
We kunnen hier in de discussie op terugkomen.De omschakeling van de eigendom van de naamloze vennootschappen - die, in die periode de begrenzingen van de nationale staat niet overschreden- in eigendom van de staat, was dus progressief. De ontwikkeling van het kapitalisme in die periode van vooruitgang was gekenmerkt door een overdracht van bezit van individuele kapitalisten naar de naamloze vennootschap op aandelen en dan naar gelang de voorwaarden naar staatsbezit. Toen was de concentratie van de productiekrachten in handen van groepen van kapitalisten (of de staat) een belangrijke stap vooruit. De tekenen van expansie van de productie en van de concentratie van de eigendom waren, in principe, de eengemaakte nationale staat, waarvan de vorming een vooruitgang betekende in vergelijking met de versnipperde feodale entiteiten.
De schaal van concentratie van kapitaal noodzakelijk voor de ontwikkeling was dus een cruciale factor (het geaccumuleerde kapitaal dat niet enkel door reusachtige kredietverstrekking kon verleend worden). En eveneens het algemeen belang van de nationale bourgeoisie, zonder in steriele concurrentie te vervallen. Maar heel snel gaan de productie en de concentratie van de eigendom de grenzen van de nationale staat te boven. De grote internationale anonieme bedrijven nemen steeds meer een internationaal karakter aan, en scheppen op hun manier een internationale verdeling van de arbeid en dat vormt, ondanks haar contradictoir karakter, een van de belangrijkste bijdragen van het kapitalisme aan de vooruitgang van de mensheid. Het toenemend internationale karakter van de productie begint dan te botsen met de verdeling van de wereld in nationale staten. “ De nationale staat begint”, zo bevestigt het Eerste Congres van de Derde Internationale in 1919, “nadat ze een krachtige stoot had gegeven aan de kapitalistische ontwikkeling te eng te worden voor een verdere uitbreiding van de productiekrachten.”
Er zijn dus geen nationalisaties met progressief karakter meer mogelijk in de huidige ontbindingsfase van het kapitalisme.
De vraag of een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor kan zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt kan dus niet anders dan negatief beantwoord wordenHet gaat niet langer om uitbreiding van de productiekrachten maar om haar beperking... met een veelzeggende uitzondering: de oorlogsindustrie. Vernietiging van productiekrachten en consumptiegoederen daar draaien de nationalisaties om sinds die periode.Voordat ze van het historische toneel verdwijnt, vernietigt het kapitalisme een groot deel van wat hij zelf heeft geschapen: zijn reusachtig productieapparaat, het moderne proletariaat en de internationale arbeidsverdeling. De productiekrachten worden iedere keer meer geketend aan de grenzen van de nationale staten.
En we stellen vast dat sinds de periode die aanleiding gaf tot de eerste wereldoorlog, sinds het overleven van iedere natie afhangt van haar bekwaamheid om haar plaats met kracht en geweld te garanderen (En zijn plaats in het imperialistisch arena te verdedigen) op een te nauw geworden wereldmarkt, de kapitalistische economie voortdurend afhankelijk is geworden van zijn staat. In het kapitalisme in verval is de tendens naar staatskapitalisme trouwens een algemene, universele tendens geworden.Wat we vandaag sinds 2008 meemaken is dus geen radicale wijziging in de visie van de rol van de staat, integendeel het is de bevestiging van de centrale rol die de Staat speelt om economische catastrofes te vermijden. Die rol bestaat erin zijn toevlucht te zoeken bij de staat om een economische machine te doen draaien die, spontaan gezien, aan zichzelf overgeleverd, verlamt is geraakt gekneld tussen zijn interne tegenstellingen.
Alleen door de nationalisaties en de tendens tot meer staat, vanaf 1914, te analyseren als iets wat deel uitmaakt van het proces van ontbinding van het kapitalisme, kunnen wij zijn werkelijke historische betekenis begrijpen.-de nationalisering van de oorlogsindustrie in alle betrokken landen van Wereldoorlog I.
-Met de ontwikkeling van de crisis eind de jaren 1920 komen alle regimes, het stalinisme, het fascisme, de democratieën in de jaren 1930 in een politiek van nationalisaties en versterkte staatsinmenging terecht. zoals met het New Deal in de VS in 1933 of die van het Volksfront in Frankrijk, het Plan DeMan in België.-Daarop volgde de algemene nationalisatie of staatscontrole op de oorlogsindustrie in de oorlogsjaren 1940.
-Onmiddellijk na Wereldoorlog II is de opbouwpolitiek rechtsreeks door de Staten opgenomen in tal van landen, ook door middel van belangrijke nationaliseringen van sleutelsectoren van de economie, met inbegrip van het ‘liberale’ Engeland en het ganse nieuw gevormde oostblok.-Nu volgt een periode van koude oorlog met een wedloop naar invloedsferen en herschikking van de naoologse economie. Deze periode die gepaard gaat met de decolonisaties gaat samen met een nieuwe golf van nationalisaties in tal van landen.
-Al iets beter gekend de nieuwe crisis sinds de jaren 70. We kunnen hierop ook terugkomen in de discussie en vooral op de periode van het neo liberalisme met zijn schijntegenstellingen.
Het betreft hier de kwestie van het 'Privaat bezit' en het 'collectief bezit' van de productiemiddellen. Een verzwakking van het privaat bezit zou een stap naar de ‘socialisatie’ zijn en om die reden een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Nationalisatie betekent in geen geval “eigendom van de natie”, maar enkel en alleen exclusief eigendom van de staat. Met andere woorden: met de nationalisatie gaat de eigendom eenvoudig over van de individuele kapitalist of de kapitalistische bedrijven in handen van de “collectieve kapitalist” (om de woorden van Engels te gebruiken), dat wil zeggen de staat van de kapitalisten?
De burgerlijke staat is “niets anders dan een machine ter onderdrukking van de ene klasse door een andere klasse en wel in de democratische republiek niet minder dan in de monarchie”. (Engels, voorwoord tot de Burgeroorlog van Marx).
De staat is een instituut dat ontstaan is op grond van de verdeling van de maatschappij in klassen die onverzoenbaar belangen hebben en haar functie is deze verdeling te vereeuwigen en daarmee “het recht van de bezittende klasse om allen die niets bezitten uit te buiten en de eerste de tweede laten overheersen” (Engels). “De moderne staat is op haar beurt slechts de organisatie die de burgerlijke maatschappij zich verschaft, om de collectieve uiterlijke voorwaarden van de kapitalistische productiewijze te verdedigen, zowel door de arbeiders als door de individuele kapitalisten. De moderne staat, onder welke vorm ook, is een in wezen kapitalistisch werktuig, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist.” (Friedrich Engels).
Door het privé-bezit van de productiemiddelen als de ware aard van het kapitalisme te proclameren stelt men tegelijkertijd dat het kapitalisme zonder dit privé-bezit niet kan bestaan. De marxistische opvatting over het privé-bezit, als fundament van de kapitalistische productie schijnt een ander formule in zich te behelzen: de verdwijning van het privé-bezit van de productiemiddelen is synoniem aan het verdwijnen van de kapitalistische maaschappij en dus aan het socialisme. Maar de ontwikkeling van het kapitalisme, of beter gezegd, het kapitalisme in zijn periode van verval laat ons een min of meer uitgesproken, maar ook algemene tendens zien in alle sectoren, van de beperking van het privé-bezit van de productiemiddelen, van hun nationalisatie. De aard van het kapitalisme wordt niet bepaald door het privé-bezit van de productiemiddelen, wat niet anders dan een vorm is, eigen aan de bepaalde periode van het kapitalisme, de liberale periode van het kapitalisme, maar in de scheiding tussen de productiemiddelen en de werker.
Wat een kapitalistisch karakter geeft aan de productie, is niet het privé-bezit van de productiemiddelen. Het privé-bezit en het bezit van de productiemiddelen bestaat zowel in de slaven- als in de feo-dale maatschappij. Wat de productie haar kapitalistische karakter geeft, dat is de scheiding van de arbeiders van de productiemiddelen, hun verandering in middelen die te koop zijn en die als levende arbeid gecommandeerd kunnen worden met als doel om hen een overvloed, een meerwaarde, te produceren, dat wil zeggen de omvorming van de productiemiddelen, die in het productieproces hun karakter van eenvoudig werktuig verliezen om kapitaal te worden en als kapitaal te bestaan.
Het kapitalisme dat is de scheiding tussen de in het verleden opgehoopte arbeid, in de handen van een klasse, die de levende arbeid van een andere klasse dicteert en uitbuit. Onbelangrijk is de wijze waarop de bezittende klasse ieder zijn deel toekent. Onder het kapitalistische regime verandert deze verdeling voortdurend door de economische strijd en door het militaire geweld.In de tijd van het liberale kapitalisme, de vorm waarin het kapitaal bestond, was essentieel die van het privé-kapitalisme.
“Privé-bezit van de productiemiddelen = kapitalisme” en “ het einde van het privé-bezit = socialisme” waren frappante formules, maar waren slechts gedeeltelijk waar. Het ongemak ontstaat pas als de vorm ertoe neigt om zich te veranderen. De ingesleten gewoonte om de vorm voor de inhoud te nemen, omdat deze beantwoord aan een bepaald moment, verandert in een identificatie die niet bestaat, en leidt tot de fout de vorm voor de inhoud te nemen.De meest radicale onteigening kan heel goed de kapitalisten als individuen, die genieten van de meerwaarde, doen verdwijnen, maar daarmee is nog niet de productie van de meerwaarde verdwenen, dat wil zeggen: het kapitalisme.
“Het grote verschil tussen het kapitalistische en het socialistische principe van de productie is deze: bij de eerste vinden de arbeiders de productiemiddelen tegenover zich in de vorm van kapitaal en kunnen er slechts over beschikken om het meerproduct en de meerwaarde de doen toenemen ten gunste van hun uitbuiters; terwijl bij de tweede gebruiken ze de productiemiddelen, in plaats van erdoor in bezit genomen te worden, voor de productie van de rijkdom ten gunste van zichzelf” (Marx).Lac / Mei 2012
België ontsnapt dus duidelijk niet aan de crisis: in 2012 vielen er zowat 17000 jobs weg, (3) het aantal faillissementen voor het jaar 2012 ligt hoger dan 10000 en de werkloosheid neemt duidelijk toe, vooral onder jongeren. (4) De sluiting van productieplaatsen leidt bovendien amper tot de heropening van andere in het buitenland. We hebben dus niet te maken met ‘simpele’ delokalisaties, maar met een daadwerkelijke krimp van de mondiale productie. En als nieuwe productie-eenheden openen, dan is dit om de arbeiders nog meer uit te persen: zo verhuist Ford een deel van de productie van Genk naar Valencia, waar de lonen 42 % lager liggen! De één zijn dood is de ander ... ook zijn dood!
Sinds een aantal jaren volgen op wereldvlak de crises van het vastgoed, van de beurs, van de handel en de industrie, van de banken en van alle soevereine staatsschulden elkaar op. Ondertussen bedraagt de staatsschuld in de Eurozone 8.517 miljard euro, of gemiddeld 95 procent van het bruto binnenlands product van de zone. (5) Welke staat zal het risico aangaan die schulden te financieren? Onbetaalbare schulden financieren betekent immers op termijn zelf insolvabel worden. Dit is een risico dat bijv. Duitsland bedreigt. Hoe gaat het systeem dan wel de absoluut noodzakelijke relance financieren die het bloedbad in de economie zou moeten stoppen? Nog meer bezuinigingen en rationalisaties vermindert de koopkracht nog sterker, waardoor de producten nog minder worden verkocht en dus nog meer rationalisaties, sluitingen, loondalingen… moeten volgen. Of schuimt het de markt van het spaargeld af door superlage spaarrentes te hanteren, zoals nu in België met rentes die onder de 1% duiken, terwijl de inflatie 2,76% bedraagt? In dat geval smelt de financiële buffer die vele arbeidersgezinnen opbouwden tegen potentiële tegenslagen, lopende schulden (leningen) en armoede als sneeuw voor de zon. Welke de methode ook is, op termijn zal de koopkracht opnieuw sterk dalen. Geld bijdrukken dan maar, zoals de VS, Japan en het VK doen door lage leningrentes op de markt te gooien? Maar zo wordt een nog diepere schuldenput gecreëerd en zijn we terug bij af, want als puntje bij paaltje komt is er voor elk geld een reële tegenwaarde nodig. Dus geen fictief geld, zoals ons spaargeld dat door de bank onder de vorm van een lening nogmaals in circulatie wordt gebracht, terwijl ons wijsgemaakt wordt dat het nog altijd op onze rekening staat. Om de schulden terug te betalen moet er dus een werkelijke nieuwe waarde (in de vorm van waren) gecreëerd en verkocht worden.
Hoe ontstaat nieuwe waarde echter? “De waarde van een waar wordt bepaald door de in de waar vervatte totale hoeveelheid arbeid. Een deel van die hoeveelheid arbeid is gerealiseerd in een waarde, waarvoor een equivalent is betaald in de vorm van arbeidsloon; een ander deel echter in een waarde, waarvoor geen equivalent is betaald (meerwaarde). Een deel van de arbeid, die de waar bevat, is betaalde arbeid; een deel is onbetaalde arbeid.” (6) Indien de kapitalisten op aarde erin slagen hun waren voldoende te verkopen, strijken zij de meerwaarde op en maken ze winst.“Natuurlijk kopen de arbeiders die waren... voor zover hun lonen daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal. De kapitalisten verbruiken zelf ook... en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof je het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen. Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’!” (7) Als de bedrijven vandaag stilliggen is het dus niet omdat de arbeiders niet willen werken of er geen behoeften meer zijn, maar omdat de kapitalisten er geen winst meer in zien. De koopkrachtige afzetmarkten zijn onvoldoende tot niet bestaande en de winst kan dus enkel behaald worden door nog grotere sociale roofbouw en uitbuiting. Daarom sluiten bedrijven hun deuren, verlagen ze de productiekosten, drijven ze de productiviteit op, worden onproductieve kosten (sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, pensioenen) afgebouwd. Het kapitalistische wereldsysteem zit in het slop!
Wat kunnen we doen tegen de verslechtering van onze werk- en levensomstandigheden? Hoe kunnen we het hoofd bieden aan de aanvallen? Het kapitalisme is in haar geschiedenis nooit vredelievend, redelijk, moreel of duurzaam geweest. Het heeft nooit uit vrije wil verbeteringen aan arbeiders of andere uitgebuiten afgestaan. De arbeidersbeweging is steeds een beweging van strijd geweest. Zonder verzet blijven de heersers aan zet. De laatste jaren zien we dan ook opnieuw een stijgende strijdbaarheid binnen de wereldwijde arbeidersklasse. Ook in België tonen de arbeiders tekenen van strijdbaarheid. Dat zagen we bij Ford-Genk en vooral bij de toeleveringsbedrijven, bij ArcelorMittal-Luik, bij de ambtenarenbetogingen in 2012 en 2013… Maar ontevredenheid en strijdbaarheid alleen blijken niet voldoende om doeltreffend weerstand te bieden. De verontwaardiging slaagt er niet echt in om zich te vertalen in een krachtige verzetsbeweging. Waarom niet?
Om een krachtsverhouding op te bouwen is eenheid nodig. En om daartoe te komen is solidariteit vereist. Ook de bourgeoisie roept echter via haar verschillende organen, zoals vakbonden, regering (nationaal, regionaal of lokaal), burgerlijke partijen, massamedia… op tot “solidariteit”, maar wat voor één!
“Solidariteit, jazeker”, zegt de burgerij, maar dan binnen het bedrijf, de sector en de streek. De burgerlijke “solidariteit” sluit de arbeiders op in het corporatisme en het regionalisme. Waarom zochten de arbeiders in Luik en Genk elkaar immers niet op, hoewel ze maar 50 km van elkaar zijn verwijderd en hun problemen dezelfde zijn? Waarom worden betogingen op verschillende plaatsen en tijden gehouden en dit dan nog zo lokaal mogelijk? Zo ging een “Mars voor de toekomst” door op 11 november in Genk, terwijl er op 14 november in Brussel een Europese betoging was gepland; op 26 januari was er een betoging in Seraing, terwijl op 7 februari een ambtenarenbetoging plaatsvond in Brussel. Weer een andere betoging vond plaats op 21 februari te Brussel.
Deze versplintering van de arbeiders wordt door niemand minder dan de vakbonden georkestreerd om elke kiem van vereniging van strijd en discussie uit te roeien. Dat de vakbonden elke vorm van solidariteit en eenheid saboteren, voelen delen van het proletariaat aan: arbeiders van de toeleveranciers van Ford-Genk hebben zich afgescheurd van de vakbond en georganiseerd in een onafhankelijk stakingscomité. Maar is dit wel voldoende? Ondanks de ontevredenheid van de arbeiders t.o.v. de vakbonden, hebben ze niet gebroken met de corporatistische logica. Het comité eist immers een even hoge ontslagvergoeding als de arbeiders van de Fordfabriek zelf. Ze willen ‘even Ford zijn als Ford’. Is het voldoende om woedend te zijn over een slechte verdeling van de armoede? Moeten wij dan niet woedend zijn over de armoede zelf? Moeten wij dan niet solidair zijn tegen de armoede? De ‘solidariteit’ van de vakbeweging komt neer op het aanvaarden van de miserie in naam van de nationale economie! En dit is goed te begrijpen, want de vakbonden zijn al tientallen jaren een integraal deel van de kapitalistische staat. Zij zijn de waakhonden van de staatsbelangen op de werkvloer.
“Solidariteit, jazeker”, zegt de burgerij, maar dan met de maatschappelijke en politiek krachten binnen het democratisch systeem. De burgerlijke ‘solidariteit’ sluit de arbeiders op in de logica van het nationale kapitalisme. Vele arbeiders, waaronder die van Ford en ArcelorMittal, leggen hun hoop bij de overheden. Daarbij hebben ze zelfs meer vertrouwen in regionale of lokale dan in nationale overheden. Geen enkele overheid kan echter een antwoord bieden op hun problemen, aangezien de taak van de overheid het beheer en de verdediging van de belangen van de nationale economie zijn. Het maakt niet uit of de staat Belgisch, Vlaams, Waals, Catalaans, Schots of Palestijns is. Geen enkele kan aan het failliet van het kapitalisme ontsnappen. De regeringen kunnen hun beloftes niet waarmaken, bijv. om de hoogovens in Luik open te houden (onder rechtstreekse staatscontrole of door een private overname). Zij draaien een rad voor de ogen van de arbeiders. Kijk maar naar de ellenlange, uitputtende procedure vóór de definitieve sluiting van Opel Antwerpen. De nationale belangen vragen om altijd meer opofferingen en uitbuiting en zijn dus tegengesteld aan die van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland.” (8)
Is de democratie dan geen politiek apparaat van en voor het volk? Nee! De kapitalistische democratie onderscheidt zich daarbij van de openlijke dictatuur, doordat ze een schijnbaar beslissingsrecht toestaat aan al haar onderdanen. Zo bindt zij de arbeidersklasse aan haar belangen, die niets anders zijn dan de belangen van het nationale kapitaal en dus het kapitalisme. Of zoals de beweging van de Indignados in Spanje het stelde: “het is een dictatuur, maar je ziet ze niet.” Solidariteit met de democratische staat zoeken leidt tot zelfmoord voor de arbeidersklasse.
In de loop van 2011 en 2012 werd er in alle werelddelen massaal geprotesteerd, gestaakt en betoogd: van Noorwegen tot Portugal, van India tot Turkije, van Egypte tot China. In september nog trokken honderdduizenden de straat op in Portugal, tienduizenden in Spanje, Griekenland en Italië. In Japan was het van 1970 geleden dat men nog demonstraties tegen de levensvoorwaarden had gezien van zo een omvang (170.000 betogers in Tokyo). De opvallendste bewegingen waren die van de Indignados en Occupy in 2011, die vooral door jongeren en werklozen in Spanje, Griekenland en de VS werden gedragen. Overal stelde men zich de vraag hoe men het hoofd kan bieden aan dergelijke aanvallen, hoe de strijd te organiseren, welk perspectief naar voren te brengen. Drie centrale noden voor de strijd werden steeds naar voren geschoven: (a) uitbreiding en eenmaking van de strijd, (b) ontwikkeling van de actieve solidariteit onder de loontrekkers, werklozen en jongeren en (c) een brede discussie over het alternatief voor het huidige bankroete systeem. Allen zijn ze van elkaar afhankelijk, het ene aspect voedt en versterkt het andere. Om een werkelijke krachtsverhouding tegen het kapitalisme op te bouwen moet de arbeidersklasse zich verenigen over de grenzen van bedrijven, sectoren, regio’s en naties heen. Deze vereniging vraagt om solidariteit. Elke ontslagvergoeding, elke schijnbare toegeving van het kapitaal is maar een aalmoes en neemt de grond van de ellende niet weg. Een defensieve houding volstaat niet. Solidariteit met elkaar tegen het systeem en haar logica is meer dan ooit nodig. Dit hadden de arbeiders in Polen in 1980 goed begrepen, net als de arbeiders in België in 1986. Massale afvaardigingen werden gestuurd naar andere regio’s, steden, sectoren, arbeidsplaatsen… om arbeiders te overtuigen mee te doen aan een gemeenschappelijke strijd. In Polen ontwikkelde deze beweging zich tot de belangrijkste strijdbeweging sinds 1968 en deed ze het stalinistische regime wankelen. In België kende de beweging haar hoogtepunt in de maanden april en mei, wanneer mijnwerkers, arbeiders van de automobiel, metaalarbeiders, leerkrachten, scholieren, schoonmakers, havenarbeiders, arbeiders van het openbaar vervoer… in een maalstroom van spontane stakingen en betogingen betrokken waren (waarbij de treinen bleven rijden in functie van de strijdbeweging!). Dit was het resultaat van een actieve zoektocht naar solidariteit, die de uitbreiding en eenmaking van de strijd voedde.
Hoe kunnen we die solidariteit ontwikkelen? Door niet te vertrouwen op de vakbonden of andere ‘specialisten’, maar in onze eigen kracht als klasse. De kracht van de arbeidersklasse ligt niet alleen in haar vermogen om delen van of zelfs de gehele productie stil te leggen. De staking is een belangrijk wapen, maar staat in functie van de versterking van de klassensolidariteit. De kracht van het proletariaat ligt vooral in haar vermogen om een nieuwe maatschappij op te bouwen. Ze is immers het hart van het productie-apparaat: zij is de verzameling van producenten die elke dag opnieuw moeten samenwerken. Zij heeft de capaciteit om de productie om te vormen: van een systeem waar de productie in het teken van de winst staat, naar een systeem waar de productie voor de bevrediging van de noden en de behoeften plaatsvindt. Het feit dat het proletariaat de enigste klasse is die collectief produceert, maakt dat zij de enige klasse is die werkelijke solidariteit kan opbouwen. Deze solidariteit en eenheid is niet alleen nodig, maar ook mogelijk n
(1) The New York Times, 2008, (2) De Wereld Morgen, 2013, https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/07/federale-ambtenaren-be... [5]
(3) Le Soir, 2012, https://archives.lesoir.be/l-annee-2012-a-co%FBte-17.000-jobs-en-chiffre... [6]…
(4) De Standaard, 2012, https://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121203_00390... [7](5) Reuters, 2013, https://graphics.thomsonreuters.com/F/09/EUROZONE_REPORT2.html [8]
(6) Marx, 1865, Loon, prijs en winst
(7) Internationalisme nr. 353, “De schuldencrisis, waarom?”, 1ste kwartaal 2012, https://nl.internationalism.org/node/966 [9]
(8) Marx, 1848, Communistisch Manifest
Begin augustus 2012 werd in het plaatsje St Imier (Zwitserse Jura) een Internationale Anarchistische Ontmoeting gehouden. Een van de sprekers daar was een woordvoerder van Fekar (Federatie van Koerdische Associaties in Zwitserland)(1). Het initiatief om deze persoon daar te laten spreken was genomen door de Zwitserse groep van het Forum van Duitssprekende Anarchisten, die zich inspant om Turkse/Koerdische anarchisten in één federatie onder te brengen.
Volgens de spreker zou de PKK (De Koerdische Arbeiderspartij, een partij met Maoïstische en Stalinistische roots, Koerdisch: Partiya Karkerên Kurdistan) "eind jaren negentig de conclusie getrokken hebben dat ook al hadden de Koerden nog geen eigen staat, zich toch al problemen voordeden met autoriteit in de eigen beweging die overeenkwamen met die binnen een staat. De PKK is dan ook afgestapt van een ‘proletarische oriëntering’ en van een model van een onafhankelijke nationale staat met een eigen regering, en dus van een autoritaire staatsvorm. Ze zou nu model staan voor een “communale” samenlevingsvormen, waarin de vrijheid van de vrouw, maar ook ‘transgenders’ en eigenlijk elk individu voorop staat, waarin respect heerst voor onderlinge verschillen en gestreefd wordt naar een goed ecologisch evenwicht in de natuur." Aldus synthetisch weergegeven het verslag van een van de deelnemers. (2)
Jan Bervoets, een lid van de redactie van het anarchistische blad in Nederland ‘Buiten de Orde’, spreekt zijn reserves uit ten aanzien van de uiteenzetting van de woordvoerder van Fekar. Hij vraagt zich af of “Öcalan het licht heeft gezien, dan wel dat het gezegde ‘als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen van toepassing is”. Maar tegelijkertijd laat hij doorschemeren dat het toch niet helemaal onmogelijk is dat de PKK zich werkelijk ontwikkelt in de richting van een organisatie met anti-autoritaire en communale principes, waarbij het individu voorop staat. “Of we hier met zijn allen geschiedenis hebben meegemaakt of een grote begoochelingstruc? De geschiedenis zelf zal het ons leren.” Ondanks de reserves, die hier worden uitgedrukt, is dit toch weer de politieke naïviteit ten top, die het anarchisme zo vaak kenmerkt. De wens onder de anarchisten om ergens uitdrukkingen te zien van anarchistische beginselen is zo groot, dat een schim van een anarchistisch principe (anti-autoritair, communaal, federalistisch, het primaat van het individu) voldoende is om bij vele anarchisten een jubelstemming te doen ontstaan (2)
Naar aanleiding van deze discussie binnen het anarchistische milieu, stelde een deelnemer aan de ‘zomerdag 2012’ in België van de IKS ons de vraag wat het standpunt is van de IKS ten aanzien van de recente ontwikkelingen binnen de PKK. Uit onderstaande bijdrage mag duidelijk zijn dat de PKK, hoe mooi de spreker het ook voorstelt, nog steeds niets te maken heeft met de strijd voor de emancipatie van de mensheid en haar bevrijding uit het juk van de klassenmaatschappij. (3)
De PKK werd op 27 november 1978 in het plaatsje Fis (Diyarbakır) opgericht door onder andere Abdullah Öcalan, Mazlum Dogan en 21 volgelingen. Haar doel was het beëindigen van het Turkse ‹kolonialisme› in Oost en Zuid-oost-Turkije en de realisatie van een onafhankelijke en verenigde Koerdische staat (4). Sinds de oprichting is Öcalan (apo) de onbetwiste leider van de PKK.
Ideologisch ging zij de mosterd halen bij het stalinistisch geschoeide maoïsme (wat de gastspreker in St Imier de ‘proletarische oriëntering’ noemt). Door middel enerzijds van een boerenleger zou de macht kunnen gegrepen worden en anderzijds moest er gezocht worden naar geallieerden op het imperialistische schaakspel van Oostblok versus Westblok. Om dit doel te bereiken heeft de PKK zich bereid verklaard alle middelen te gebruiken, hoe verschrikkelijk bepaalde daden ook mogen zijn. De PKK startte een gewapende strijd, met talrijke aanslagen, ook tegen andere Koerdische fracties. Sommigen stellen nochtans dat de PKK de Turkse Koerden hun zelfrespect heeft teruggegeven en ze bewust heeft gemaakt van hun Koerdische identiteit. Turkije van zijn kant, waar het overgrote deel van de koerden in de regio wonen, heeft zich altijd, ondanks de beloften na WOII, tegen iedere vorm van autonomie verzet en speelde de kaart van de assimilatie. Het strategisch belang van de regio, nog veel meer dan het economisch, was hier doorslaggevend. De Koerden werden officieel de ‹Bergturken' genoemd en hun taal werd als een Turks dialect afgedaan. Zij werden arm gehouden en moesten in het gareel lopen.
Op 15 augustus 1984 vielen door de PKK getrainde Koerdische boeren politieposten in de plaatsjes Eruh (Siirt) en Şemdinli (Hakkari) aan, waarbij twee Turkse agenten werden gedood. Dit was de start van een hele reeks para-militaire acties. Als tegenmaatregel besloot de Turkse overheid duizenden Koerden te rekruteren die, in ruil voor wapens en geld, als dorpswachten tegenover de PKK kwamen te staan. De PKK trad meedogenloos op tegen deze dorpswachten, evenals tegen alle Koerden die sympathieën vertoonden met het Turkse centrale bewind, naast hun aanslagen tegen de landheren. Hierdoor verloor de PKK de sympathie van een deel van de Koerdische bevolking, waaronder die van andere Koerdische fracties, zoals deze van Massoud Barzani in Noord-Irak. De bevolking van Koerdistan werd dus in de tang genomen door enerzijds de PKK guerrilla en anderzijds het Turkse leger. De nationalistische en op stalinistische basis georganiseerde partij werd ook strategisch ondersteund in dit gewapend conflict door andere imperialistische krachten in de regio die hen als pressiemiddel tegen Turkije gebruikten.
Net als andere burgerlijke partijen aan de linkerzijde, stelde de PKK zich toen voor als de verdediger van het “socialisme”. Door de gewapende strijd tegen de toenmalige wrede Turkse overheid kon de PKK een deel van de arbeiders en arme massa’s die uitzichtloos waren of illusies hadden naar zich toe trekken en meesleuren in een nationalistische en imperialistische strijd. In maart 1990, tijdens het Koerdisch Nieuwjaar, liepen begrafenissen van gesneuvelde PKK’ers nog uit op massale demonstraties.
Maar na de ineenstorting van het Russische blok in 1989 en het uiteenvallen van het rivaliserende Westblok, werden de kaarten op het imperialistisch schaakbord flink geschud en verloor de PKK voormalige bondgenoten. De Golfoorlog van 1991 in Irak had de deur open gezet tot een ‘nieuwe wereld[wan]orde’, waarin het Koerdisch nationalisme voor de zoveelste maal werd gebruikt als lokaas voor kanonnenvlees. In de groeiende chaos, met de ontwikkeling van het ieder voor zich, waar kleine en grote imperialistische machten hun invloed willen vergroten in de strategisch en economisch belangrijke regio van het Midden-Oosten, blijft de PKK voortdurend de imperialistische tegenstellingen in de regio gebruiken, waarbij ze steun krijgt van regeringen zoals Syrië, Iran, Irak, Armenië, Griekenland en andere imperialistische landen, waaronder Rusland.
Om te overleven moest de PKK het geweer van schouder veranderen en kon zich niet langer als een puur maoïstische-stalinistische formatie verkopen. En hoewel begin de jaren negentig zo’n drieduizend PKK guerrilla’s nog de feitelijke macht in handen kregen in Oost-Turkije, zocht Öcalan tegelijkertijd naar andere politieke mogelijkheden om zich te kunnen handhaven. Vanaf dan volgden militaire confrontaties zich op met periodes van staakt het vuur en onderhandelingen. Een eerste wending kwam er begin de jaren negentig toen president Turgut Özal instemde met onderhandelingen. Behalve Özal, zelf half Koerdisch, hadden echter weinig Turkse politici hier oren naar, net zomin als een deel van de PKK zelf en nadat de president op 17 april 1993 in verdachte omstandigheden overleed vervloog daarmee terug de hoop op een politieke verzoening. In juni 1993 riep Öcalan terug de ‹totale oorlog› uit. Hierop volgden nog episodes in 1995 en 1998 die keer op keer op niets uitliepen. Toen de gewapende strijd steeds hevigere vormen begon aan te nemen dwong Turkije Syrië tot de uitzetting van Öcalan. Deze vluchtte maar werd uiteindelijk op 15 februari 1999 door Turkse agenten gearresteerd. Hij werd tot de doodstraf veroordeeld wegens hoogverraad, maar dit vonnis werd onder druk van de Europese Unie omgezet in levenslang. Turkije had immers zijn kandidatuur gesteld voor toetreding tot de EU en moest bovendien beloven de mensenrechtensituatie van de Turkse Koerden te verbeteren. Sindsdien probeert Öcalan vanuit de gevangenis via zijn advocaten zijn partij te besturen. Vanaf augustus 1999 trekken de PKK guerrilla strijders zich terug uit het gebied en een reeks initiatieven worden genomen om het zogenaamde “vredes- en democratische proces” uit te bouwen.
De strategie om hun plaats te veroveren binnen de heersende bourgeoisie moest aangepast worden en na heel wat (bloedige) fractiestrijd binnen de beweging, werd de kaart van de autonomie en het federalisme uitgespeeld om uit de politieke impasse te komen. Het achtste PKK partijcongres op 16 april 2002 bekrachtigde deze zogenaamde “democratische” gedaanteverandering. Nu zou zij streven naar ‘bevrijding’ via politieke rechten van de Koerden in Turkije en het geweld afzweren, hoewel de feitelijke PKK-leider Murat Karayilan in 2007 nog bevestigde dat een onafhankelijke staat nog altijd het primaire doel is van de organisatie. Op dit congres transformeerde de PKK zich en werd een nieuwe politieke tak in het leven geroepen, hoewel het om een pure tactische zet ging: Congres voor Vrijheid en Democratie van Koerdistan (KADEK). De PKK gaf op dat moment aan, de strijd alleen nog via democratische weg voort te willen zetten. Een PKK / KADEK woordvoerder verklaarde echter dat het haar gewapende vleugel, De verdedigingskrachten van het Volk (HPG), niet zou ontbinden of zijn wapens inleveren om redenen van ‘zelfverdediging’. De organisatie wil haar vermogen om gewapende operaties uit te voeren handhaven om zich als volwaardige gesprekspartner op de dringen. De KADEK verkoos ook een bestuursraad in april, maar de leden waren vrijwel identiek aan de Presidentiële Raad van de PKK. Op 15 november 2003 werd de KADEK op zijn beurt omgevormd tot een nog ‘gematigder’ fractie, het Volkscongres van Koerdistan (KONGRA-GEL)in een poging zich aanvaardbaar te maken aan de onderhandelingstafel en een parlementair mandaat. De onderhandelingen met de Turkse regering leverden echter niet de gewenste resultaten op, en Öcalan riep in juni 2004 via zijn advocaten op de wapens weer ter hand te nemen, maar om het democratisch imago hoog te houden haastte hij zich eraan toe te voegen dat het niet om een oorlogsverklaring ging maar om ‘zelfverdediging’. Tussen 2004 en 2009 werden regelmatig aanslagen gepleegd door de PKK en viel het Turkse leger enkele malen in het noorden van Irak PKK strijders aan. Beide partijen hielden zo de druk op de ketel.
In 2005 probeerden de nationalisten nu via legale weg een plaats te veroveren in het Turkse parlement. Hiervoor werd de zogenaamde onafhankelijke en brede pro-Koerdische Democratische Samenlevingspartij (DTP) opgericht, een politieke mantelorganisatie gelieerd aan de PKK die verschillende verkozenen het parlement instuurde. Deze partij werd echter op zijn beurt door de Turkse overheid verboden wegens haar nauwe banden met de PKK en werd in 2008 opgevolgd door de pro-Koerdische Vrede- en Democratiepartij (BDP) (Turks: Barış ve Demokrasi Partisi, Koerdisch: Partiya Aştî û Demokrasiyê). Deze partij wordt nu officieel erkend als een sociaal- democratische partij. In 2009 nam zij voor de eerste keer deel aan de gemeenteraadverkiezingen en daar behaalde de BDP een grote meerderheid in het Zuid-Oosten van Turkije, 36 afgevaardigden zetelen nu bij de laatste verkiezing als onafhankelijken in het Turkse parlement. Vele KCK (5) gevangenen zijn lid van deze partij.
Om het gras onder de voeten te maaien van de PKK opent de Turkse regering in juli 2009 tegelijk een nieuw tegenoffensief, ditmaal een ‘democratisch’ ingekleed offensief: het Koerdisch hervormingsplan. De Koerden krijgen een eigen staatszender, nieuwe rechten zoals het recht op onderwijs van en in het Koerdisch, het recht op een Koerdische dorpsnaam en de Koerdische politieke partijen zullen kunnen deelnemen aan buitenlandse reizen. Als recent voorbeeld probeerden ze nog sympathie te winnen van de Koerdische massa’s door liefdadige bedelingen van voedsel, ijskasten, ovens enz.
De PKK leider Öcalan speelt hier op in door vanuit de gevangenis een nieuwe uitgave te maken van zijn ‹roadmap to peace› van 2003 (die echter niet zal worden vrijgegeven door de Turkse overheid)(6). De PKK kondigt aan dat het de gewapende strijd wil opgeven en ‹vredesbrigades' de grens over gaat sturen om de “democratische’’ oplossing voor het conflict, die de Turkse regering ingezet heeft, te steunen. De eerste brigade, 8 PKK strijders en 26 Koerdische Turkse burgers die in de jaren 90 naar Irak waren gevlucht, steekt op 19 oktober de grens over vanuit Irak en werd door duizenden Turkse Koerden met Koerdische vlaggen ontvangen.
Beide kampen verhullen nu hun ware intenties. Hun kapitalistische, nationalistische en imperialistische belangen worden verbloemd in een pacifistisch en democratisch discours dat beter paste in het nieuwe wereldbeeld. Beiden proberen ook religieuze motieven uit te spelen en in te spelen op het politieke opkomende islamisme, zoals de oproep van Öcalan naar een alliantie met de Turks islamitische beweging rond Gülen.
Maar het is op de achtergrond van de vele spanningen in de regio van het Midden-Oosten en de ravages van de economische wereldcrisis dat we de inspanningen van de Turkse en Koerdische bourgeoisie moeten begrijpen, die de ‘vrijheid’ van de Koerden als onderhandelingskaart gebruiken.
Terwijl de strategie van de AKP regering (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) fundamenteel dezelfde bleef als deze van de vorige regeringen, verschilde zijn tactiek aanzienlijk. De vertegenwoordigers van de Koerdische beweging in de Turkse politiek werden openlijk overbeladen met intriges en valse gestes, en op de achtergrond werd drie jaar met PKK-vertegenwoordigers in Europa onderhandeld in de Noorse hoofdstad Oslo, terwijl de regering doorging met haar repressie. Duizenden werden tijdens dit proces aangehouden in de KCK-processen, honderden Koerdische guerrillastrijders werden vermoord terwijl ze terugtrokken tijdens de ‘staakt het vuur’-bestanden, betogingen werden hardhandig aangepakt met vele gewonden en verschillende doden, sociale repressie werd aangemoedigd in Turkse steden tegen de Koerden die daar woonden, met pogingen tot lynchpartijen als gevolg. De nationalisten van de PKK hebben de zet van de AKP regering beantwoord met hun plan voor een democratische autonomie voor de regio. Op het vierde Congres van de DTK (7) in augustus 2010 in Diyarbakır, de onofficiële hoofdstad van Koerdistan, stelde co-voorzitter Ahmet Turk het project van een vrij en autonoom Koerdistan voor door het creëren en definiëren van een autonomie op juridisch vlak binnen de grondwet van Turkije. Geen separatisme dus. Wat betreft de historische vraag over het gebruik van de Koerdische taal, moet dit voor alle leeftijdsgroepen vanaf lager onderwijs tot universiteit, plaatselijk en in alle Koerdische steden worden aangeleerd. In een vrij en autonoom Koerdistan dient Koerdisch de officiële taal te zijn, naast het Turks en de lokale dialecten . De exploitatie van economische bronnen in de Koerdische gebieden dienen in de handen van de Koerdische leiders van het vrije en autonome Koerdistan te komen. Tevens zal het vrije en autonome Koerdistan afgevaardigden in het Turkse parlement hebben om over de vraagstukken van de gelijke rechten en aanverwante te discussiëren. Tenslotte moet het vrije en autonome Koerdistan een vlag hebben die verschilt van de vlag van de Turkse Republiek, namelijk de Koerdische vlag met hun eigen logo’s en symbolen, die op de geschiedenis van de Koerden en Koerdistan is gebaseerd. Het debat ging de richting uit van het Confederalisme van de verschillende Koerdische gebieden uit de regio. Volgens het congres behoren de volkeren en de Koerdische gebieden in landen zoals Turkije, Syrië, Irak en Iran tot het ontegensprekelijk weefsel van Koerdistan.
“Het model van de democratische autonomie is de meest redelijke oplossing want het komt ook best overeen met de politieke geschiedenis en de omstandigheden waarin Turkije zich bevindt. Inderdaad, de Koerden hadden een autonome status binnen de grenzen van het Ottomaanse Rijk. Vandaar dat dit voorstel tot oplossing niet gebaseerd is op separatisme. In plaats daarvan zullen onze volkeren hun onderlinge relatie vastleggen op basis van vrije wil en vrijwillige unie in een gemeenschappelijk vaderland. Het is niet gericht op de afschaffing van de staat en de wijziging van de grenzen. Democratisch Turkije en Democratisch autonoom Koerdistan zijn de concrete formule voor onze volkeren om zichzelf te regeren met hun eigen cultuur en identiteit, alsook hun recht om vrij te leven. “ (Pers verklaring van de PKK 13.08.2010)(8)
Maar tegen de aanhoudende repressie moest nog een tandje bijgestoken worden en op 14 juli 2011 nam het 5e Koerdisch congres van de DTK een verklaring aan waarin zij stoutmoedig en eenzijdig ‘democratisch zelfbestuur’ uitriepen voor de Koerden van Turkije en opriepen tot internationale erkenning. De druk van Ankara wordt opgedreven en de DTK schrijft eenzijdig verkiezingen uit op 24 juli in 43 provincies. De burgemeester van Diyarbakir zag deze verkiezingen als een duidelijke stap naar zelfbestuur. Bengi Yildiz, parlementslid en BDP-afgevaardigde in de DTK, verklaarde dat de autonome regio geen belasting meer aan Ankara moest betalen.
Het recente 6de congres van de DTK op 15-16 September 2012 in Diyarbakır ging door onder de slogan “van Democratische Autonomie naar Nationale Eenheid”. De hoofdopdracht was om de basis voor de PKK te verstevigen tegen de pogingen van de Turkse overheden om hen te isoleren en te verzwakken.
Het DTK moest het parlement worden van iedereen die in Koerdistan leeft, Koerd of geen Koerd. Ook de situatie in Syrië stond hoog op de agenda. Want laten we niet vergeten dat de PKK behoort tot de KCK Confederatie der Koerdische Gemeenschappen (5), de proto-staat van de Koerdische nationalistische beweging. Zij heeft in de regio vier sterke militaire zusterorganisaties: De PKK in Turks Koerdistan, de Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan (PJAK) in Iran, de Partij voor de Democratische Oplossing van Koerdistan (PÇDK) in Irak en de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) in Syrië, die onlangs, in zwijgend akkoord met El Assad, de controle over vier steden heeft genomen (9).
Noch uit de tien principes van het roadplan van de PKK van 2003 of 2009, noch uit de verklaring van de PKK van 2010, noch uit de praktijk van het ‘autonome en vrije’ Koerdistan tot op vandaag blijkt ergens dat “de PKK zich werkelijk ontwikkelt in de richting van een organisatie met anti-autoritaire en communale principes, waarbij het individu voorop staat”. Geen illusies, kameraden, de strategie van de Koerdische bourgeoisie, waarvan de PKK een belangrijke vertegenwoordiger is, bestaat erin om te integreren in de Turkse staat en Turks Koerdistan te besturen als het lokale apparaat van de Turkse staat. Deze strategie dwong hen om gelijke tred te houden met de vele smerige zetten van hun rivaal, alleen al om aan de onderhandelingstafel te kunnen blijven. De vredesgesprekken die de Turkse AKP- regering nu in januari 2013 rechtstreeks met Öcalan aanknoopt zijn dan ook een logische stap in dit proces, wat niet belet dat de militaire botsingen tussen beide partijen blijven doorgaan.
Inderdaad, “De PKK, hoewel zij er niet in geslaagd is om een daadwerkelijke staat te worden, fungeert als het belangrijkste apparaat van de nationalistische Koerdische bourgeoisie in Turkije; zij probeert haar belangen in haar gebied van activiteit te realiseren alsof het een werkelijke staat betreft en het is daarbij gebonden rekening te houden met de directe of indirecte steun van deze of gene imperialistische staat waarvan de belangen rivaliseren met die van het Turkse imperialisme op dit of dat punt. Als zodanig, hoewel haar krachten zwakker zijn in vergelijking met die van de imperialistische Turkse staat en haar belangen beperkter, maakt de PKK evenzeer een onderdeel uit van het wereld imperialisme als de Turkse staat.” (punt 1 van de resolutie die onze afdeling in Turkije aannam over de ontwikkelingen in Koerdistan 02/2012 – cfr voetnoot 3)
De Koerdische bourgeoisie wil overleven en daarom moet er kapitaal naar de regio gelokt worden. En in deze, hebben de Koerdische bourgeoisie en de Turkse bourgeoisie wederzijdse belangen. Dit omvat eveneens de omvorming van Turkije in een paradijs van goedkope arbeidskrachten. Overbodig te zeggen dat een groot deel hiervan zal bestaan uit Koerdische arbeidskrachten. Zij werken nu al voor zeer lage lonen in tal van sectoren. De uitvoering van dit beleid in Koerdistan wordt al volop voorbereid met het nieuwe regionale beleid van minimumlonen. Beide hebben dus belang bij een normalisatie van de situatie om stabiliteit te waarborgen, onder meer om het belangrijke economisch-strategische Nabucco-project niet in gevaar te brengen (10). Maar het spel om die belangen onderling te verdelen wordt hard gespeeld, naar het imago van het meedogenloze kapitalisme.
De PKK beweert, dat binnen de organisatie, vrouwen en mannen gelijk worden behandeld en dat vrouwen zich aansluiten bij de PKK op vrijwillige basis is. De vraag is of dit een wenselijk principe is, overgeërfd van hun ‘proletarische oriëntering’ al dan wel een bedrieglijke illusie?
Laten we ons beperken in dit overzicht met een verwijzing naar de talrijke getuigenissen in het boek PKK’da Semboller, Aktörler, Kadinlar (Acteurs, Symbolen en Vrouwen in de PKK) (11) van Necati Alkan. In haar boek praat ze met honderden vrouwen die bij de milities van de PPK waren in de bergen van Zuidoost-Turkije, op de grens van Irak, Syrië en Iran. Volgens het boek zijn de meeste onder hen op de vlucht voor de onderdrukking door de familie, meer bepaald voor het risico van gedwongen huwelijken of van eerwraak in de traditionele Koerdische gebieden en in de Turkse samenleving. Zij dachten in veiligheid te zijn. Maar in tegenstelling tot wat onze Fekar-spreker beweerde, getuigen deze vrouwen tevens dat ze ook in PKK-kampen het slachtoffer waren van mannelijk geweld. Ze werden als kanonnenvlees ingelijfd in de milities, ideologisch gebrainwasht, zonder respect voor hun eigen persoonlijkheid. Toen ze bovendien de PKK wilden verlaten konden ze dat niet en werden gedwongen verder mee te vechten.
Deze tekst wil de hypocrisie en de burgerlijke en nationalistische praktijk van de PKK duidelijk maken. En het is illusoir om te denken dat zo een organisatie, die zich vanaf zijn oprichting enkel strategische en tactische vragen stelt om zijn plaats te veroveren tussen de andere natie-staten, en zich daarvoor bedient van niets ontziende terreur tegen alles en iedereen (ook tegen de Koerden zelf in eigen en naburige landen) zich zou kunnen omvormen in een internationalistische organisatie. In het huidige tijdperk van het kapitalisme zijn alle etnische bewegingen die voor het zelfbeschikkingsrecht en nationale bevrijding strijden, reactionaire bewegingen. Deelname aan of ondersteuning van deze bewegingen komt erop neer zich te scharen achter de daden en de doelstellingen van het kapitalisme, soms in openlijke samenwerking met de verschillende imperialistische krachten, soms verhuld. Zoals Rosa Luxemburg duidelijk maakte in het begin van de 20e eeuw, heeft het idee van een abstract ‘recht’ op nationale zelfbeschikking niets te maken met het marxisme, omdat het de realiteit versluiert dat elke natie verdeeld is in antagonistische sociale klassen. En als de vorming van bepaalde onafhankelijke natie-staten kon ondersteund worden door de arbeidersbeweging in een periode waarin het kapitalisme nog een progressieve rol te spelen had, kwam aan die periode - zoals Luxemburg ook aantoonde - een definitief einde met de Eerste Wereldoorlog. De arbeidersklasse vandaag heeft geen ‘democratische’ of ‘nationale’ taken meer te vervullen. Haar enige toekomst ligt in de internationale klassenstrijd niet alleen tegen de bestaande nationale staten in, maar voor hun revolutionaire vernietiging.
“ In een wereld die voortaan is opgesplitst en verdeeld in imperialistische blokken, vormt elke ‘nationale bevrijdingsstrijd’, verre van de één of andere vooruitstrevende beweging te zijn, in feite een onderdeel van de voortdurende strijd tussen de rivaliserende blokken waaraan de geronselde arbeiders en boeren, vrijwillig of onder dwang, slechts als kanonnenvlees kunnen deelnemen…” (Platform van IKS, De contra-revolutionaire mythe van nationale bevrijding )
“Dit heeft eens te meer aangetoond, als gevolg van al deze hervormingen en onderhandelingen, dat uit de vrede van de bourgeoisie alleen oorlog kan komen, dat de oplossing van de Koerdische problematiek niet het gevolg kan zijn van een compromis met de Turkse imperialistische staat, en dat de PKK in geen geval een structuur is, zelfs niet van verre, in staat om wat voor soort oplossing dan ook te kunnen aanbieden. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost in Turkije alleen. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost met een oorlog tussen naties. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost met de democratie. De enige oplossing van deze vraag ligt in de verenigde strijd van de Koerdische en Turkse werknemers met de arbeiders van het Midden-Oosten en de hele wereld. De enige oplossing van de Koerdische kwestie is de internationalistische oplossing. Alleen de arbeidersklasse kan het vaandel hooghouden van het internationalisme tegen de barbarij van de nationalistische oorlog door te weigeren om te sterven voor de bourgeoisie. “ (punt 8 van de resolutie die onze afdeling in Turkije aannam over de ontwikkelingen in Koerdistan 02/2012 – zie voetnoot 3).
Rosa & Felix & Lac / 03.01.2013
(1) Fekar: Federatie van Koerdische Associaties in Zwitserland, www.fekar.ch [11]
(2) https://www.solidariteit.nl/extra/2012/een_blik_in_de_toekomst.html [12] en https://www.vrijebond.nl/internationale-anarchistische-bijeenkomst-st-imier-2012-enkele-verslagen/ [13]
(3) Zie ook de resolutie die de afdeling van de IKS in Turkije aannam op haar laatste conferentie over de ontwikkelingen in Koerdistan: Internationalism is the only solution to the Kurdish Question! https://en.internationalism.org/icconline/201202/4676/internationalism-only-solution-kurdish-question#_ftn2 [14]
Zie voor verdere bronnen bij dit artikel ook:
-Le Monde Diplomatique in paragraaf 1 november 2007 archief cache P. K. K.
- www.lenziran.com/2011/08/pkk-leader-murat-karayilan-exclusive-interview-... [15]
-https://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10707935 [16]
-https://www.hurriyetdailynews.com/ [17]
- www.todayszaman.com/newsDetail_getNewsById.action;jsessionid=79FFF831021... [18]
- www.urmiyenews.com/2011/01/blog-post_03.html [19]
-https://nos.nl/artikel/447331-pkk-rekruteert-ook-in-nederland.html [20]
-www.youtube.com/watch?v=lgMkrtDV9Kg [21] en de site van HPG
(4) In de loop van de voorbije eeuwen versnipperden de afstammelingen van het historische Koerdische volk zich over verschillende staten in de regio: Iran, Irak, Turkije, Syrië, Armenië en Azerbeidzjan. Velen onder hen migreerden bovendien naar tientallen landen verspreid over de wereld.
(5) KCK, de Confederatie der Koerdische Gemeenschappen (Koma Civakên Kurdistan) , de proto-staat van de Koerdische nationalistische beweging. Technisch gesproken doet het dienst als het overkoepelende orgaan voor alle PKK-organen, zoals zijn politiek-parlementaire formatie Kongra-Gel (Volkscongres) en de militaire vleugel, HPG (Volksverdediginskrachten, Hêzên Parastina Gel); De Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan (PJAK) in Iran, de Partij voor de Democratische Oplossing van Koerdistan (PÇDK) in Irak en de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) in Syrië; naast tal van andere organen en organisaties die een staatsfunctie vervullen.
(6) Het voorstel tot Road Map is een document dat uitvoerige voorstellen doet betreffende verschillende domeinen van de nieuw op te richten staat : www.fekar.ch/index.php/en/english/88-abdullah-ocalans-three-phases-road-map [22]
(7) Om de wirwar van illegale, half-legale, legale en mantelorganisaties, verbonden of onder rechtstreekse controle van de nationalistische PKK-ideologen te vervolledigen moet nog gezegd worden dat ook het DTK, het Democratische Volkscongres (Demokratik Toplum Kongresi) een Pro-Koerdisch nationalistische koepelorganisatie met ongeveer 850 afgevaardigden uit de Koerdische politieke, religieuze, culturele, sociale wereld en de NGO’s een belangrijke rol zal spelen in de initiatieven van de PKK.
(8) Persverklaring van de PKK: https://www.pkkonline.com/en/index.php?sys=article&artID=60 [23]
(9) De Syrische vleugel van de partij heeft onlangs volgens een niet officiële overeenkomst met de regering van Bashar ElAssad, vier steden in het noorden van Syrië veroverd (de foto’s van Öcalan en Bashar Assad zijn op diverse plaatsen opgehangen), terwijl andere fracties van de Koerden in Syrië de oppositie welgezind zijn. Ook de “onafhankelijke” Iraakse koerden van Barzani proberen de macht van de PKK-PYD te breken. “In het begin van het Syriëconflict zou de PKK haar Syrische bondgenoot, de Koerdenpartij PYD, slechts hebben aangeraden erop te letten dat de rechten van de Koerden onder een nieuwe regering indien mogelijk uitgebreid zouden moeten worden. Nu echter zou het in de knel geraakte Assad-regime zijn troepen uit de Koerdengebieden hebben teruggetrokken. “De PYD controleert sindsdien het gebied en garandeert een minimum aan openbare orde”. Tegelijkertijd verplaatste de PKK tot 1500 strijders uit Noord-Irak naar het Syrische Koerdengebied.”( https://ejbron.wordpress.com/2012/08/16/koerden-starten-groot-offensief-in-syrie-en-turkije/ [24])
“De PYD spreekt hier echter met een dubbele tong. De partij heeft zijn huidige macht aan Basjar al-Assad te danken, die de legerposities overliet aan PYD-strijders. Vrij algemeen wordt aangenomen dat Assad tot samenwerking besloot vanwege de gemeenschappelijke vijand Turkije. Hij kon ervan op aan dat de PYD de Turkse grens zou verdedigen, en gaf tegelijkertijd een signaal af aan Ankara zich niet aan ingrijpen in Syrië te wagen. Het allerbelangrijkste was dat de samenwerking hem de kans gaf zich militair te concentreren op de belangrijke steden.(…) De toenemende macht van de PKK-zuster PYD in Syrië wordt zowel in buurland Turkije als in Iraaks Koerdistan met argusogen bekeken. Ankara vreest dat Syrisch Koerdistan de springplank wordt voor de PKK, die nu vooral vanuit Iraaks Koerdistan opereert, en heeft al gedreigd met militair ingrijpen. De Turken steunen het Syrische verzet tegen Assad. De Iraaks-Koerdische president Barzani zorgde ervoor dat de PYD gedwongen werd met de andere Koerdische partijen samen te werken, onder meer door Syrisch-Koerdische jongeren in Irak militair te trainen. Om de druk op de ketel te houden zijn zo’n zeshonderd van hen daarna gelegerd aan de grensrivier tussen beide Koerdische regio’s, en hebben Iraaks-Koerdische parlementariërs al geopperd het Iraaks-Koerdische leger, de peshmerga, in te zetten in Syrië als dat nodig is. Om de macht van de PYD terug te dringen heeft Barzani een ontmoeting geregeld tussen de Koerdische blokken en de Syrische oppositie die door Turkije wordt georganiseerd. De bijeenkomst heeft ten doel om de Syrische oppositie alsnog te verenigen in één front voor de toekomst van Syrië.” (https://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3321328/2012/09/24/Vrijheid-verdeelt-Syrische-Koerden.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck [25])
Zie ook over Syrië: https://blogs.mediapart.fr/maxime-azadi/blog/190712/syrie-les-kurdes-ont-pris-le-controle-d-une-ville [26]
Dit toont eens te meer hoe zulke nationalistische bewegingen niet enkel slachtoffer zijn van de imperialistische machten, zoals ultra-links ons graag wil wijsmaken, maar actief meespelen in dit spel.
(10) Nabucco (pijpleiding) [27]
(11) PKK’da Semboller, Aktörler, Kadinlar (Acteurs, Symbolen en Vrouwen in de PKK) van Necati Alkan; www.kitapsarayi.nl/PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar-Necati-Alkan-PKKda-... [28]
“Wat we gedaan hebben was om te bevrijden.”: verklaarde president Hollande voor de camera’s tijdens zijn bezoek op 2 februari jongstleden in Timboektoe. Het is moeilijk om zich niet te laten misleiden door de mooie schijn! Inderdaad we zagen een jubelende menigte, die met de Franse driekleur en de Malinese vlag zwaaide, terwijl ze de verdienstelijkheden van de Franse president bezong en ophemelde, en die de “nationale held van Mali ” ontvangde. Hollande, de “grote bevrijder”, heeft zich blijkbaar niet vergist om er de “belangrijkste dag van zijn politieke leven” in te zien. Communicatie is een belangrijk strategisch wapen en zoals Mitterrand het in zijn tijd heeft gedaan in Sarajevo, zo heeft Hollande een beeld willen nalaten, met een gevoel van legitieme overwinning in naam van een zogenaamde strijd “voor vrede”. Maar van het conflict daarentegen is geen enkel beeld doorgesijpeld, niet het minste spoor van een lijk, noch van de massieve bombardementen van het Franse leger in het noorden van Mali, amper een schuchter gefluister over de wreedheden van de Malinese troepen.
Doorlopen, hier is niets te zien! Het propagandawerk wordt zo ontzettend vergemakkelijkt door de terreur zelf van de fundamentalisten en de maffiose bendes enerzijds en door de blinde uitgelatenheid van een verzwakte en opgeluchte bevolking anderzijds die eindelijk terug “zingen kan ”, dat niets van dit alles aanleiding geeft tot kritiek!
Aan de wreedheid van de gewapende bendes die heersten in het noorden van Mali dient niet getwijfeld te worden. Deze krijgsheren zaaien dood en terreur overal waar ze voorbijkomen. Maar in tegenstelling tot wat de politiekers en journalisten ons in koor vertellen, hebben de beweegredenen van de Franse interventie vanzelfsprekend niets te maken met het lijden van de lokale bevolkingen. De Franse staat beoogt enkel zijn vuile imperialistische belangen te verdedigen. In werkelijkheid zal de uitbundigheid van de bevolkingen van korte duur zijn. Als een “grote democratie” met zijn tanks voorbijkomt, is het gras nooit meer groen nadien! Integendeel, verslagenheid, chaos, miserie, zijn de bewijzen van hun tussenkomst. De onderstaande kaart geeft de details weer van de belangrijkste conflicten die Afrika geteisterd hebben gedurende de jaren 1990 en de hongersnoden die het heeft getroffen. Het resultaat is spectaculair: elke oorlog -dikwijls gevoerd onder de vlag van het recht op humanitaire tussenkomst, zoals in Somalië in 1992 of Rwanda in 1994- heeft geleid tot grote voedseltekorten. Het zal in Mali niet anders gaan. Deze nieuwe oorlog gaat paradoxaal, de ganse regio destabiliseren en de chaos gevoelig doen stijgen.
“Mij als president, betekent het einde van het ‘Francafrique’ “. Deze grove leugen van François Hollande zou ons aan het lachen kunnen brengen is het niet dat dit een imposante militaire logistiek en nieuwe slachtoffers tot gevolg heeft. Er zijn evenveel soldaten gemobiliseerd als in Afghanistan, 4000 man!: “Wij hebben 10 000 ton materiaal in vijftien dagen overgebracht. Dit is evenveel als we gedurende één jaar hebben getransporteerd bij onze terugtrekking uit Afghanistan” aldus de Franse minister van landsverdediging. Het gebruik van luchtmaterieel is bijzonder intens, met name met de luchtaanvallen ten noorden van Kidal.
De linkerzijde stopt niet om zijn humanisme voorop te stellen, maar sinds ongeveer een eeuw dienen de waarden die zij vooropstelt slechts om haar werkelijke natuur te verdoezelen: een fractie van de bourgeoisie die zoals de anderen, bereid is tot alles, tot alle misdaden, om de nationale belangen te verdedigen. Want daar gaat het over in Mali: het verdedigen van de strategische belangen van Frankrijk. Zoals François Mitterand die beslist had om militair in te grijpen in Tsjaad, Irak, ex-Joegoslavië, Somalië en Rwanda, bewijst François Hollande dat de “socialisten” nooit twijfelen om hun “waarden” (versta de bourgeois belangen van de Franse natie)te beschermen met het punt van de bajonet. Van bij het begin van de bezetting van het noorden door de islamisten, hebben de grote mogendheden, Frankrijk en de Verenigde Staten in het bijzonder, de landen uit de zone achter de schermen aangepord om zich militair te engageren door hen financiële en logistieke middelen te beloven. Maar de Amerikaanse Staat bleek beter te zijn in dit spelletje van allianties en manipulaties en won stilaan meer invloed. Zich aldus laten schaakmat zetten in het centrum van zijn ‘achtertuin’, was simpelweg onaanvaardbaar voor Frankrijk, zij moest reageren en een grote slag slaan: “Frankrijk heeft, op het moment dat beslissingen moeten worden genomen, gereageerd door gebruik te maken van zijn “recht-plicht“ als oude koloniale mogendheid. Mali kwam iets te dicht in de buurt van de Verenigde Staten, zo dat het zelfs de officiële zetel leek van de Africom, de verenigde militaire zetel voor Afrika, ingesteld in 2007 door George Busch en vervolgens versterkt door Barack Obama. “ (Courrier International van 17 januari 2013).
De imperialistische allianties in deze regio van de wereld, zijn in werkelijkheid oneindig complex en zeer onstabiel.
Vrienden van vandaag kunnen de vijanden van morgen worden indien ze het al niet alle twee terzelfdertijd zijn!
Zo is het algemeen geweten dat Saoedi Arabië en Qatar, de verklaarde “Grote geallieerden” van Frankrijk en de Verenigde Staten, ook de belangrijkste geldschieters zijn van de islamistische groepen die ageren in de Sahel. Het is dus niet verwonderlijk om in de Monde van 18 januari te lezen at de Eerste minister van Qatar zich uitsprak tegen de oorlog die Frankrijk in Mali begonnen is, door de relevantie in vraag te stellen van de operatie “Serval”(codenaam van de Franse interventie). En wat te zeggen over de grootmachten, de Verenigde Staten en China, die officieel Frankrijk steunen om beter te kunnen ageren achter de schermen om zo hun pionnen verder vooruit te schuiven?
Zich bewust van de moeilijkheden aarzelde de Franse president niet om te verklaren: “Het terrorisme is teruggedreven, verjaagd, maar nog niet overwonnen”. Ook al is Gao, het zenuwcentrum van de strijd tegen de radicale Islamisten heroverd, evenals heel het noorden van Mali, de bergachtige zones blijven een ultieme schuilplaats voor goed bewapende en fanatieke terroristische groepen. Dit zijn omstandigheden die ons doen terugdenken aan de situatie en het moeilijke terrein van Afghanistan. Maar ook een vergelijking met de toestand in Somalië valt velen op. “Als gevolg van de tragische gebeurtenissen in Mogadiscio in het begin van de jaren 1990, heeft het geweld in dit land zich in de ganse Hoorn van Afrika verspreid. Twintig jaar later, kent het nog altijd geen stabiliteit.“(A. Bourgi, Le Monde van 15 januari 2013).
“Onmogelijk (…)om niet te zien dat de recente staatsgreep (in Mali)een bijkomstig effect is van de rebellies in het Noorden, die zelf het gevolg zijn van de destabilisatie van Libië door een westerse coalitie die verwonderlijk genoeg, geen enkele gewetenswroeging of gevoel van verantwoordelijkheid toont. Moeilijk ook om niet de kaki harmattan (oostelijke Afrikaanse woestijnwind) te zien die over Mali waait, nadat het is voorbij gegaan bij zijn Ivoriaanse, Guineese, Nigerieese en Mauritaanse buren “(Courrier international van 11 april2012). Inderdaad, meerdere gewapende groepen vochten aan de zijde van Kadhafi en bevinden zich nu in het noorden van Mali en elders met hun wapens, nadat zij de geheime Libische wapenvoorraden hebben leeggeroofd. Echter ook in Libië kwam de “westerse coalitie” zogezegd tussenbeide om orde en gerechtigheid te brengen, voor het welzijn van de Libische bevolking… Vandaag ondergaan de onderdrukten van deze regio in de wereld dezelfde barbarij en de chaos breidt zich steeds verder uit.
Zo wordt Algerije vandaag zelf gedestabiliseerd door deze oorlog in Mali. De Algerijnse machthebbers speelden een dubbel spel sinds het begin van de Malinese crisis, zoals twee significante feiten het hebben bewezen: ·enerzijds de open ”onderhandeling” met bepaalde islamistische groepen, waarbij sommigen zelfs werden toegelaten om zich te bevoorraden met grote volumes brandstof op hun grondgebied ter gelegenheid van hun offensief voor de verovering van de stad Konna onderweg naar Bamako; anderzijds gaf Algiers toelating aan de Franse vliegtuigen om zijn luchtruim te gebruiken om de jihadistische groepen te bombarderen in het noorden van Mali. Deze tegenstrijdige houding en het gemak waarmee de elementen van de AQMI(Al-Quaida Magreb Islamic) toegang kregen tot de meest “beveiligde” industriële site van het land, tonen aan hoe de raderen van de staat en de maatschappij het karakter van ontbinding vertonen.
De toenemende implicatie van Algerije, in het zog van de andere staten van de Sahel, kan enkel het lopende proces van ontbinding versnellen. Al deze oorlogen tonen aan dat het kapitalisme in een uiterst gevaarlijke spiraal zit, die het voortbestaan zelf van de mensheid in gevaar brengt. Hele zones van de wereld verzinken hoe langer hoe meer in de chaos en de barbarij. De woestheid van lokale folteraars (krijgsheren, clan chefs, terroristische bendes…) wisselt af met de wreedheden van de imperialistische figuranten (kleine en middelgrote staten) en de verwoestende kracht van de grote naties. Ieder is tot alles in staat om zijn miserabele en pathetische belangen te verdedigen, tot elke intrige, tot elke slag onder de gordel, tot elke manipulatie, tot elke misdaad, tot elke gruweldaad…. Het constant wisselen van allianties geeft het geheel de allures van een macabere dans.
Dit wegkwijnend systeem zal blijven ineen storten, de oorlogszuchtige conflicten zullen blijven uitbreiden en steeds meer regio’s van de wereld treffen. Een kamp kiezen in naam van het minste kwaad is meewerken aan deze dynamiek die als enige afloop de dood van de mensheid zal hebben. Er is maar één realistisch alternatief, één enkele manier om uit dit hels raderwerk te komen: de massale en internationale strijd van de uitgebuiten voor een andere wereld, zonder klasse noch uitbuiting, zonder miserie noch oorlog.
Tunesië, waar de zelfverbranding van de jonge Mohammed Bouazizi de aanleiding was tot de “Arabische lente”, kent een ernstige sociale, economische en politieke crisis. Het officiële werkloosheidscijfer bedraagt 17% en sedert maanden nemen de stakingen toe in vele sectoren. De woede die zich zo openlijk en massaal heeft uitgedrukt in vele steden van het land kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Reeds in december, waren werkloze jongeren slaags geraakt met de politie in de stad Siliana, uit protest tegen het bezuinigingsprogramma dat door president Moncel Marzouki werd aangekondigd. Demonstraties van solidariteit vonden plaats in verschillende grote steden en in de hoofdstad tegen de repressie en zijn 300 gewonden, sommigen door hagel. Tegenover de groeiende sociale spanningen stelde de Tunesische president: “We hebben niet te maken met één enkele Siliana. Ik ben bang dat dit opnieuw gebeurt in meerdere regio’s”. En de moord van de seculiere opposant Chokri Belaid bracht de mensen onlangs opnieuw op straat; zijn begrafenis was voor de 50.000 mensen in de begrafenisstoet de aanleiding om op te roepen tot “een nieuwe revolutie” en om “brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid” te eisen, wat ook de belangrijkste slogan was van 2011. In een twaalftal steden, werden naast politiebureaus, zoals in het centrum van Tunis, ook de gebouwen aangevallen van de islamistische partij aan de macht, Ennahda, en werd het leger ingezet om de massale protesten in Sidi Bouzid, waar de “Jasmijnrevolutie” twee jaar geleden was gestart, in te perken. Om de zaak te sussen en de beweging te recupereren, heeft de vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesië) opgeroepen tot een algemene staking, de eerste in 35 jaar, terwijl de regering voor de schijn een aantal verschuivingen doorvoerde aan het hoofd van de Staat in afwachting van de verkiezingen in juni. Op dit ogenblik lijkt de spanning weg te ebben, maar het is duidelijk dat de woede zal blijven gisten temeer dat de belofte van een toekomstige lening door het Internationaal Monetair Fonds nieuwe drastische bezuinigingsmaatregelen met zich zal meebrengen.
In Egypte is de situatie niet beter. Het land kan de rekeningen niet meer betalen. In oktober vorig jaar, publiceerde de Wereldbank een rapport waarin het zijn “bezorgdheid” uitdrukte ten aanzien van de toename van stakingen, met een record van 300 alleen al in de eerste helft van September. Op het einde van 2012 waren er vele anti-regeringsbetogingen, in het bijzonder rond het referendum dat werd georganiseerd door de Moslimbroeders om hun macht te legitimeren. Sinds 25 januari, de tweede verjaardag van het uitbreken van de “Egyptische revolutie”, is het protest nog toegenomen. Dag na dag, stellen duizenden demonstranten de door de nieuwe regering opgelegde levensvoorwaarden aan de kaak en eisen het vertrek van president Morsi.
Maar het is uiteindelijk de woede ten opzichte van de repressie die de situatie tot ontploffing bracht. De aankondiging op 26 januari van de terdoodveroordeling van 21 al-Masry clubsupporters van Port-Said, die betrokken waren bij het drama op het einde van een voetbalwedstrijd op de 1ste februari 2012, waarbij 77 mensen omkwamen, was de aanleiding tot een golf van geweld. De vreedzame demonstraties waartoe het Front voor Nationale Redding, de belangrijkste oppositiekracht, had opgeroepen, liepen uit op stadsguerrillataferelen. Op de avond van de 1ste februari, waren duizenden demonstranten op het Tahrirplein en vóór het presidentieel paleis betrokken bij regelrechte gevechten met de ordestrijdkrachten. De 2de februari waren zij nog met duizenden om stenen en molotovcocktails te gooien tegen de omheining van het gebouw. In één week tijd leidde deze rellen die met geweld neergeslagen werden tot meer dan 60 doden, waarvan 40 in Port-Said. Een video die een naakte man toonde die geslagen wordt door de politie heeft de reeds grote woede bij de manifestanten nog aangewakkerd. Ondanks de avondklok die door het regime werd ingesteld, waren er betogingen in drie steden langs het Suezkanaal. Een demonstrant verklaarde: “We komen nu op straat, want niemand kan ons zijn ideeën opleggen(...) we zullen ons niet onderwerpen aan de overheid.”In de stad Ismailia werden naast betogingen, ook voetbalwedstrijden georganiseerd door de inwoners om zowel de avondklok als de verharding van het regime te trotseren, en het hoofdkwartier van het Moslim Broederschap werd in brand gestoken.
Gezien de omvang van de woede dat tot uitdrukking kwam in de beweging, heeft de politie, uit angst voor zichzelf, op 12 februari in tien provincies gedemonstreerd om de regering te vragen ze niet te gebruiken als onderdrukkingsinstrument in de onrust die het land aan het wankelen brengt ! In december reeds, weigerden velen van hen de demonstranten te confronteren in Caïro en hadden zij zich op het gepaste moment met hen “solidair” verklaard.
In alle betogingen hoort men dezelfde leuze : “Ennahda, rot op!” en “Morsi, rot op!”, net zoals twee jaar geleden, toen er “Ben Ali, rot op!” en “Mubarak, rot op! “ scandeerde. Maar als begin 2011 de toon nog was deze van de hoop op verandering, van het inslaan van een brede weg naar “democratische” vrijheid, dan is hij in 2013 overgeslagen naar ontgoocheling en woede. Toch is het steeds dezelfde overblijvende democratische illusie die wordt uitgedrukt, een illusie dat sterk verankerd is in de geesten. En deze wordt onderhouden door de huidige ideologische stemmingmakerij, waarbij met de vinger gewezen wordt naar het religieus fanatisme, voorgesteld als de grote verantwoordelijke voor de repressie en de moorden, waardoor de continuïteit van het repressieapparaat van de bourgeoisie feitelijk versluierd wordt. Dit werd treffend geïllustreerd in Egypte en in Tunesië, waar de machthebbers meedogenloos de rellen onderdrukt hebben terwijl ze voorheen nog machteloos stonden tegenover de arbeidersstakingen : illusies betaalt men en zal men altijd meer betalen met bloedbaden. Na het vertrek van de “seculiere” dictators kwamen de religieuze leiders, die op “democratische” wijze een andere dictatuur proberen op te leggen, die van de sharia, waarop alles nu wordt gefocust. Maar het gaat om dezelfde dictatuur, deze van de bourgeoisie en haar staat tegen de bevolking, die van de meedogenloze uitbuiting van de arbeidersklasse. Dezelfde vraag rijst met betrekking tot het geloof in de mogelijkheid om “de zaken te veranderen” door te kiezen voor de ene of andere kliek van de bourgeoisie. Want, zoals we recent nog hebben kunnen zien, zijn het ook deze illusies die de weg vrijgemaakt hebben voor de repressie en de explosie van staatsgeweld. Dit is vooral het geval in deze landen die al tientallen jaren worden geleid door achterlijk burgerlijke fracties, overeind gehouden door de ontwikkelde landen, en waar een alternatieve ploeg met een geloofwaardig perspectief, buiten het afslachten van de bevolking, niet voorhanden is. Men hoeft maar te kijken naar de staat van ontbinding waarin de aan de macht zijnde coalities verkeren in beide landen. Zij besteden hun tijd aan het vormen en opblazen van coalities zonder erin te slagen vorm te geven aan een enigszins geloofwaardig economisch programma. De snelheid waarmee de armoede zich veralgemeent, met een agrarische en dus ook een voedselcrisis tot gevolg, is zonder weerga. Het gaat er niet om dat de leiders dommer zijn dan elders, maar dit toont de complete impasse aan waarin de bourgeoisie van deze landen zich bevindt. Ze heeft niet de minste manoeuvreerruimte, ze is in feite een afspiegeling van de wereldbourgeoisie en van het ganse kapitalistische systeem die geen enkele oplossing meer te bieden hebben aan de mensheid.
“Het volk wil een nieuwe revolutie,” riepen de jonge werklozen uit Siliana. Maar als ‘revolutie’ alleen betekent een verandering van regering of regime, in afwachting van rauw opgepeuzeld te worden door de nieuwe machthebbers, of als het slechts betekent focussen op straatgevechten en confrontaties met deze of gene fractie van de bourgeoisie, zonder organisatie tegenover de professionele moordenaars die bewapend worden door de grote mogendheden, dan is dit zelfs geen illusie meer, maar pure zelfmoord.
Het is veelzeggend dat als de Egyptische en Tunesische bevolking erin slaagden het hoofd opnieuw op te richten, dan is dat omdat in hun midden een sterke arbeiderscomponent bestaat die duidelijk in 2011 op het voorplan trad in de vele stakingen. Maar zij moet er op letten zich niet te laten meeslepen door de vele illusies die de anti-islamieten en/of pro-of anti-liberalen van allerlei slag spuien. De voortzetting van de stakingen toont inderdaad de potentiële kracht van het proletariaat om zijn levens- en werkvoorwaarden te verdedigen en deze enorme moed moet begroet worden.
Deze gevechten kunnen echter geen reëel vooruitzicht bieden zolang ze geïsoleerd blijven. Wij hebben ook in 1979, in Iran, een reeks indrukwekkende opstanden en stakingen gezien, die de sterkte van de proletarische reacties aantoonden. Maar doordat ze opgesloten bleven in een nationaal kader bij gebrek aan perspectieven en aan rijping van de arbeidersstrijd op wereldvlak, werden ze verstikt door de democratische illusies en in het keurslijf gedrongen van de confrontaties tussen burgerlijke klieken. Op de schouders van het westerse proletariaat, gezien zijn ervaring en concentratie, rust de verantwoordelijkheid om een echt revolutionair perspectief aan te wijzen. De beweging van de Indignados in Spanje en de Occupy-bewegingen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hebben zich expliciet beroepen op de continuïteit met de opstanden in Tunesië en Egypte, op hun immense moed en ongelooflijke vastberadenheid. De kreet van de “Arabische lente”, “We zijn niet meer bang” moet daadwerkelijk een bron van inspiratie vormen voor het gehele wereldproletariaat. Maar alleen het opdringen van de arbeidersvergaderingen in het hart van het kapitalisme, tegen de aanvallen van het kapitalisme in crisis, kan een baken betekenen dat ons brengt naar een alternatief dat kan leiden naar de werkelijke omverwerping van dit systeem van uitbuiting, dat ons steeds dieper meesleurt in ellende en barbarij. De arbeidersklasse mag het werkelijke gewicht dat ze vertegenwoordigt in deze maatschappij niet onderschatten, niet enkel door haar plaats in het productieproces, maar vooral ook door het perspectief dat ze betekent voor de ganse samenleving en voor de toekomst van de wereld. Als de arbeiders van Egypte en Tunesië zich niet mogen laten misleiden door de illusies van de burgerlijk democratische ideologie, dan is het ongetwijfeld ook de verantwoordelijkheid van de arbeiders van de centrale landen om hen de weg te tonen. Het is meer bepaald in Europa dat de proletariërs de langste ervaring hebben in de confrontatie met de burgerlijke democratie en met de meest verfijnde valstrikken waartoe ze in staat is. Daarom moeten zij de vruchten plukken van deze historische ervaring en hun bewustzijn op een hoger niveau dan vandaag tillen. Door hun eigen strijd te ontwikkelen als revolutionaire klasse, zullen ze het huidig isolement doorbreken van de wanhopige gevechten die vele regio’s in de wereld treffen. Op deze manier zullen zij ook aan de gehele mensheid de hoop teruggeven op de mogelijkheid om een nieuwe wereld op te bouwen.
Wilma / 15.1.2013
Internationalisme 358 - 2e kwartaal 2013
Internationalisme 358 - 2e kwartaal 2013
(zie ook PDF in bijlage)
Het boek 'De mythe van de Groene Economie' (1), lijkt een meedogenloze kritiek op de 'Groene Economie', want het zet heel wat paradepaardjes (fracking, enz. ) van deze zogenaamde 'alternatieve' aanpak op de helling: ofwel omdat deze alleen maar een beperkt probleem oplossen, zonder rekening te houden met een destructief ecologisch resultaat op lange termijn, ofwel omdat de remedie erger lijkt dan de kwaal door het gebruik van processen bij de 'Groene Economie' die andere op gang brengen die minstens even, zo niet nog meer, vervuilend zijn op middellange en lange termijn.
In hoofdstuk 1 en 2 wordt de rampzalige toestand verklaard vanuit het feit dat er vanuit het kapitalisme geen heil valt te verwachten, omdat dit systeem de natuur nu eenmaal beschouwt als een 'vrije gift' (2), waar men naar goeddunken kan mee omspringen.
De schrijvers doen ook een poging om naar de wortels te zoeken van deze ecologische crisis en argumenteren dat deze liggen in de onteigening van de commons, het gemeenschapsgoed. Er wordt zeer nauwkeurig aangetoond hoe het kapitalisme te werk gaat bij het verloederen van de natuur en er enkel belangstelling voor heeft als ze kan omgezet worden in marktwaarden. Daaruit blijkt dat alles wat het kapitalisme aanraakt in verband met de natuur gedoemd is om aangetast of vernietigd te worden. De schrijvers tonen aan dat ook de ‘Groene Economie’ er niet in slaagt om die kwalijke gevolgen van de vermarkting van de natuur een halt toe te roepen, wel integendeel.
Met feiten en argumenten wordt aangetoond hoe alle voorgestelde oplossingen de hypotheek alleen maar verleggen en de schuld proberen af te schuiven naar de bevolking en de ‘burgers’. Volgens de schrijvers is één van de prioritaire doelstellingen het terugdringen van de olieconsumptie en andere fossiele brandstoffen, als veroorzakers van de grootste vervuiling, die met de grootste hoogdringendheid moet aangepakt worden.
Verder gaat het vooral over het ecologisch alternatief van de commons – die steevast worden aangetast door de liberalisering – en het evidente falen van het neoliberalisme op ecologisch vlak. Wanneer er sprake is van de nood aan een alternatief wordt er weliswaar kritiek gegeven op ‘het reële bestaande socialisme’ van de USSR en de daarop geïnspireerde landen, waar de ecologische ramp op vele plaatsen overduidelijk is. (3) Maar van zodra verwezen wordt naar Cuba geldt dit plots niets meer. Cuba zou nu een voorbeeld zijn, het land met de kleinste ecologische voetafdruk ter wereld, door het plotse stopzetten van de olieleveringen na de ineenstorting van de USSR. Over het feit dat Cuba een groot deel van zijn subtropisch woud had uitgeroeid voor de suikerrietslag in de vroege jaren 1960 en andere ecologische rampen, hebben de auteurs blijkbaar nooit gehoord. Maar ook deze mythe werd al lang doorprikt door Cubaanse activisten.(4)
Eerst en vooral moet gesteld worden dat de wetenschap een bondgenoot kan zijn van de arbeidersklasse en ruimer gezien van de mensheid. Daarbij zijn wetenschappelijke studies die zich vandaag nog kunnen ontworstelen aan de materiële of ideologische greep van het kapitalisme en zijn dwangmatige sponsoring, meer dan welkom. Maar toch rijst hier de vraag: Spit het boek de tegenstelling van het kapitalistische systeem met betrekking tot de ‘Groene Economie’ inderdaad uit tot op het bot? Wij moeten vaststellen dat bij aandachtige lezing een aantal tegenstrijdigheden in de argumentatie meteen opvallen.
Enerzijds wordt er terecht gesteld dat de oplossingen die door de ‘Groene Economie’ worden aangedragen, zich strikt houden aan de mogelijkheid of er ook winst kan uitgeslagen worden en anderzijds wordt vastgesteld dat de commons net het tegendeel zouden doen. Maar om de commons hun rechten terug te geven wordt dan toch weer de hulp ingeroepen van een regulering door de staat (of door organen die door de Staat gepromoot of gecontroleerd worden, zoals de vakbonden). En aangezien er niet wordt gerept over de afschaffing van de kapitalistische uitbuiting, maar alleen over een andere regulering van de consumptie, gaat het dus om steun vragen aan de burgerlijke staat, die dan ‘ecologisch’ hervormd moet worden of beter ‘de belangen van het volk’ zou moeten dienen. Ook het afschilderen van de regimes van Morales en Chavez en het boegbeeld Cuba, als alternatieve voorbeelden, drukt een logica uit naar regulering vanuit de staat, die zo typisch is bij het ‘ultralinkse - gauchistische milieu’. Het feit dat deze regimes niet alleen totalitair zijn, maar ook dat zij meer dan eens arbeidersprotest met hevige repressie onderdrukten – waarbij herhaaldelijk troepen werden ingezet tegen stakende fabrieks- en landarbeiders – wordt niet vermeld.
Op het gebied van de eisen is het boek zeer dubbelzinnig: de commons aanprijzen als alternatief van creatief ecologisch handelen en tegelijkertijd hulp verwachten van de staat en de vakbonden, die helemaal verweven zitten in de kapitalistische maatschappij, is water en vuur proberen te verzoenen. Ze zijn geen neutrale actoren in de kapitalistische context: de staat waarborgt de globale sociale ‘orde’ en zorgt ervoor dat het kapitalistisch systeem kan overleven, als het moet via democratische verkiezingen of anders gewapenderhand. De vakbondsstructuur zorgt er al sinds de Eerste Wereldoorlog voor discipline in de fabriek en komt nooit met eisen die het nationale belang en het systeem kunnen bedreigen. De enige die zij bedreigen zijn de arbeiders, als die het wagen om in ‘wilde’ staking te gaan (zoals onlangs tegenover de stakende arbeiders van de onderaannemers van Ford-Genk nog ondervonden).
Bij hun alternatief wordt zonder veel diepgang gesproken over een ‘democratische oplossing’. Maar wat is een democratische oplossing? Soms lijkt die – volgens de auteurs – buiten het kapitalisme te liggen, dan weer wordt er beweerd dat dit moeten gebeuren via snelle wetten omdat ‘de tijd dringt’. Nochtans hebben zij voordien zelf vastgesteld dat alle maatregelen van de ‘Groene Economie’ systeem-bevestigend en natuur-vernietigend zijn. Het wordt niet duidelijk met welke maatregelen zij dit gaan omgooien. Aan de ene kant komen zij aandraven met een paar ‘successen’, zoals gevallen van zelfbeheer in Argentinië, Mexico en Groot-Brittannië, maar later blijkt dan weer dat die maar heel tijdelijk waren. Zijn dat dan alternatieven? Het lijken eerder pleisters op een houten been.
De argumenten in het boek lijken soms op die van het ‘reformistische’ deel van de ‘Occupy’ en ‘Indignados’-beweging (zoals de Democracia Real Ya – ‘echte democratie nu’ – in Spanje), die met alle middelen probeerden om de protestbeweging om te buigen naar concrete doelstellingen binnen het kapitalisme, terwijl er zich binnen die bewegingen heel wat proletarische tendensen manifesteerden die het kapitalistisch systeem in zijn geheel in vraag stelden.
Als alternatieven worden ook nog opgesomd: ‘het globale zuiden’, het ecologische proletariaat, de bewuste ‘burgers’, maar wie zijn die? De 99%? Wat opvalt, is dat er met geen woord gerept wordt over de arbeidersklasse. Bestaat die nog? Voor de schrijvers is zij blijkbaar van geen tel. Op p.192 stellen zij dat een groen kapitalisme van de mensen consumenten maakt in plaats van ‘burgers’! Aan de bewuste ‘burgers’ zou dan de taak toekomen om de ecologische ramp af te wenden. Weg is de centrale plaats van de arbeidersklasse in het kapitalistische productieproces. Alleen de morele verontwaardiging van de ‘bewuste consument’, de ‘burger’ blijft over. Alle protest wordt op die manier gekanaliseerd naar de sfeer van de consumptie, weg uit die van de productie. Zo wordt het natuurlijk onmogelijk om een scherper inzicht te krijgen in de verhoudingen van het kapitalistisch productieproces en de centrale rol van de arbeidersklasse in de omverwerping ervan.
Uiteindelijk blijkt de radicale kritiek van de Groene Economie slechts een rookgordijn te zijn om de klassiek recepten van uiterst links: de staat, de ‘volks’democratie, de hervorming van de consumptie te doen slikken als een alternatief binnen de kapitalistische winstlogica.
Bij het zoeken naar alternatieven buiten het kapitalisme, waarbij een einde zou gemaakt worden aan de productie voor de winst (ruilwaarde van de waren) en het nut (gebruikswaarde) als doel gesteld wordt, komen wij uiteraard terecht bij Marx en Engels.
Vooral twee recente academische onderzoekers – John Bellamy Foster en Paul Burkett (4) – hebben een grote bijdrage geleverd over de visie die Marx en Engels werkelijk verdedigden over de verhouding Mens & Natuur en dit heeft aangename verrassingen opgeleverd ten voordele van het marxisme. J. Bellamy Foster had vastgesteld dat de Groenen erg gebeten waren op de Engelse filosoof Francis Bacon, een materialistisch denker, die aan de basis lag van de oprichting van de Royal Society of London (opgericht in 1660). Dat vond hij zo merkwaardig dat hij dit verder wilde onderzoeken. Via Bacon en zijn materialistische visie op de natuur, verwoord in zijn werk ‘Novum Organum’, kwam hij terecht bij de materialistische filosofen Epicurus, uit het Antieke Griekenland en bij Lucretius uit de Antieke Romeinse cultuur. En via die omweg ‘herontdekte’ hij Marx (die zijn doctoraalscriptie had gemaakt over Epicurus). Zo vond hij dat de ‘groene kritiek’ in wezen ‘idealistisch’ was en bovendien het marxisme volledig onterecht aanviel als ‘productivistisch’, op basis van de kritiek op de standpunten van Stalin en vele uiterst-linkse partijen en groepen. Zijn collega P. Burkett was met een complementair onderzoek bezig en bracht nog meer materiaal aan, vooral uit Het Kapitaal deel III, Theorieën over de Meerwaarde, van Marx en uit de Dialectiek van de Natuur, van Engels. Maar binnen de beperkte ruimte van dit artikel kunnen wij daar jammer genoeg niet op ingaan.
Het stalinisme heeft zowat alle mogelijke marxistische grondbeginselen verraden: het proletarisch internationalisme ten gunste van het ‘socialistische’ vaderland, het verkrachten van de kunst en cultuur, die ondergeschikt gemaakt werden aan de almachtige staat, het verlaten van het historisch materialisme ten gunste van het vulgair materialisme, in plaats van de afschaffing van de staat kwam het monsterachtig aangroeien ervan, het opzij zetten van de analyse van de productieverhoudingen ten voordele van die van de productiewijze. Dat maakte het hen mogelijk om hun systeem, met productie van meerwaarde – en dus uitbuiting – als ‘socialisme’ voor te schotelen. Maar in feite was het een vorm van staatskapitalisme, aangezien de kapitalistische productieverhoudingen bleven bestaan doordat de meerwaarde globaal gerealiseerd werd door de staat (De opvatting van het ‘staatssocialisme’ was al door de oude Engels verworpen).
In de beginjaren na de Russische revolutie werd minutieus teruggegrepen naar de standpunten van Marx & Engels over de natuur. Bij de oprichting van nieuwe industriële complexen, werd berekend welke schade deze zouden toebrengen aan de natuur en hoe dit kon gecompenseerd worden, o.a. door het oprichten van natuurparken, de zapovedniki (tussen 1919 en 1929 werden er 61 opgericht met een oppervlakte van liefst 4 miljoen ha), waarin natuurgebieden als etaloni (modellen) werden beschermd om te kunnen vergelijken met gecultiveerd land. (5) Bij de geforceerde industrialisering onder het stalinisme werden de verdedigers ervan letterlijk en figuurlijk geliquideerd, met alle gevolgen van dien voor het milieu.
Binnen de marxistische traditie betekende dit een zware slag voor het creatief denken omtrent de natuur en het ecologisch evenwicht. Buiten Christopher Caudwell (7) en Amadeo Bordiga (8) (in Le Fil du Temps) viel het nadenken over de onverbrekelijke band tussen mens&natuur bijna helemaal stil tot in de jaren 1980. De Linkskommunisten rond Bordiga steunden op de ideeën van Engels omtrent de opheffing van de tegenstelling tussen stad en land in het socialisme : “De opheffing van de tegenstelling tussen stad en land is geen grotere utopie dan de afschaffing van de tegenstelling tussen kapitalisten en loontrekkers. Ze wordt elke dag meer een praktische eis zowel vanuit de industriële productie als vanuit de agrarische. Niemand heeft dat met meer kracht verdedigd dan Liebig in zijn werken over de landbouwchemie waarin hij vraagt dat de mens zou teruggeven aan de aarde wat hij van haar heeft ontvangen...” (9). Zij stelden ook: “Dit is de kern van de wrede tegenstrijdigheden van de burgerlijke maatschappij van vandaag. Deze tegenstrijdigheden gaan niet enkel over de verdeling van de producten van de arbeid en de verhoudingen die daaruit voortvloeien tussen de producenten, maar ze breiden zich ook uit naar de territoriale en geografische verdeling van de instrumenten en uitrusting van de productie en het transport, en dus van de mensen zelf ; in geen enkel ander historisch tijdperk misschien heeft deze verdeling zo een rampzalige en afstotelijke kenmerken aangenomen … De revolutionaire strijd voor de vernietiging van walgelijke uitwaaierende agglomeraties kan als volgt worden bepaald: kommunistische zuurstof tegen kapitalistisch stort. Ruimte tegen beton” (Bordiga, p.124 en p. 155).
Voor de mensheid komt het er op aan om het alles verslindende monster van het kapitalisme een halt toe te roepen door de proletarische revolutie, de enige die dit productiesysteem kan en moet omverwerpen. Pas daarna kan een andere logica opgestart worden die radicaal breekt met het winstprincipe, dat roofbouw pleegt op mens en natuur en beide dreigt te vernietigen. Zoals Caudwell het verwoordde: “Tegen de tijd dat een revolutionaire situatie gerijpt is, is er een heel nieuwe superstructuur latent binnen de uitgebuite klasse, die voorkomt uit alles wat zij geleerd heeft uit de ontwikkeling van de productiekrachten... Dit is de creatieve rol van revoluties... De proletarische revolutie is een gevolg van het toenemende antagonisme tussen de burgerlijke bovenbouw en de proletarische arbeid”. Maar om die weg op te gaan hebben wij een veel radicalere analyse nodig dan die welke ons wordt voorgeschoteld door de schrijvers van ‘De mythe van de Groene economie’. Met hun argument blijven wij vastzitten in de neerwaartse spiraal van het denken binnen de marges van een alles verslindend uitbuitingssysteem. n
JZ / 6.12.12
(1) Anneleen Kennis & Matthias Lievens, ‘De mythe van de Groene Economie’, EPO, Antwerpen, 2012.
(2) Naar Adam Smith, econoom en vader van het kapitalistisch economisch denken.
(3) 20% van het onmetelijke territorium van de vroegere USSR, zou nog generaties lang ecologisch zwaar vervuild zijn.
(4) Zie hiervoor de zeer interessante bijdragen van de Cubaanse milieuactivist, Gilberto Romero, ‘Cuba’s environmental Crisis’, Contacto, Magazine. (c) 1994-96 en twee kritische bijdragen uit Anarchistische hoek: Frank Fernández, ‘Cuban Anarchism, the history of a movement’, See Sharp Press Arizona 2001 en Sam Dolgoff ‘The Cuban revolution, a critical perspective’, Blackrose Books, Montreal 1976.
(5) John Bellamy Foster, ‘Marx’s Ecology’, materialism and nature, Monthly Review Press, Nex York, 2000. Paul Burkett, ‘Marx and Nature’, a red and green perspective, St. Martins’ press, New York, 1999.)
Het enige euvel van beide academici is dat zij, ook al vertrekken zij van materialistische uitgangspunten gebaseerd op M&E, zij bij het zoeken naar perspectieven, niet hebben aangeknoopt met de werkelijke ervaringen van de revolutionaire arbeidersbeweging, nl de erfenis vd Kommunistische linkerzijde. Dit doet geen afbreuk aan de bijdrage die zij geleverd hebben via hun ‘rehabilitatie’ van de marxistische analyse van mens & natuur tegenover de stalinistische vervalsingen.
Andere interessante bronnen over dit onderwerp zijn : J. Grevin Myth of the Green Economy, International Revue 138, 2009 en de wetenschapper, die het concept van de biosfeer bedacht en ook onder de stalinistische vervolgingen te lijden had : Vladimir I. Vernadsky; ‘The Biosphere’, Moscow, 1926, reprint Copernicus-Springer Verlag, New York, 1997.
(6) Arran Gare in ‘Soviet Environmentalism’, The Path not taken’ in ‘The Greening of Marxism’, edited by Ted Benton, Guilford Press, New York London, 1996.
(7) Christopher Caudwell, Studies and further studies in a dying culture, Monthly Review Press, 1971, Men and Nature pp151-2. Een kritische marxist die jong stierf in de Burgeroorlog in Spanje.
(8) Amadeo Bordiga, in ‘Espèce humaine et croûte terrestre', 341, Petite bibliothèque Payot, Paris 1978.
(9) Friedrich Engels, Het Woningvraagstuk’, SUN, Nijmegen.).
Het nationalisme is een ideologisch gif dat de bourgeoisie gebruikt, ofwel om de arbeidersklasse te mobiliseren in haar oorlogsconflicten, ofwel om de klassenstrijd te laten doodbloeden op een ontaard en onvruchtbaar terrein. De recente nationalistische betogingen in Catalonië maken deze valstrik volstrekt duidelijk die de bourgeoisie uitzet voor het proletariaat.
Anderhalf miljoen mensen hebben op 11 september 2012 in Barcelona betoogd opdat Catalonië “zijn eigen staat binnen Europa” zou krijgen.
Deze gebeurtenis werd op verschillende wijzen geanalyseerd: Is de onafhankelijkheid van Catalonië levensvatbaar? Waarom wil Catalonië ‘scheiden’ van Spanje? Zullen de Catalanen beter leven na de onafhankelijkheid? Is het waar dat Catalonië meer aan Spanje geeft dan het terugkrijgt? Zou er een federale staat opgericht moeten worden?
Nochtans ontbreek in dat rijtje een andere lezing, die van het proletariaat, de sociale klasse die, door haar historische strijd de toekomst van de mensheid vertegenwoordigt. Hier volgt dus een lezing vanuit het standpunt van de klassenstrijd, die we kunnen samenvatten door twee begrippen tegenover elkaar te stellen: NATIE of KLASSE?
Op 11 september konden we Felip Puig (minister van Binnenlandse zaken van de Catalaanse generaliteit, verantwoordelijke en bezieler van de felle repressie tegen de massale betogingen van 2011, organisator van doortrapte politieprovocaties tegen de demonstranten) zien voorbijstappen, in alle vriendschap omringd door zijn slachtoffers: jonge werklozen of mensen met onzekere jobs. We konden negen van de elf ministers van de regionale regering zien, die in frontlijn stonden van de toepassing van meedogenloze maatregelen in de sectoren van gezondheid en opvoeding, die arm in arm liepen met hun slachtoffers: verpleegsters en dokters die meer dan 30% van hun loon verloren, patiënten die een euro moeten betalen telkens zij op doktersbezoek gaan of een deel hun geneesmiddelen in de apotheek moeten betalen. We zagen werkgevers, politieagenten, pastoors, vakbondsleiders de straat delen met hun slachtoffers: werklozen, arbeiders, gepensioneerden, immigranten… Een atmosfeer van nationale eenheid heerste over de bijeenkomst. Het kapitaal liet zich vergezellen door zijn uitgebuiten en veranderde dezen in nuttige idioten voor zijn egoïstische doeleinden.
Het is best mogelijk dat een belangrijk aantal betogers het niet eens was met het doel van de onafhankelijkheid. Misschien waren zij daar omdat ze de besparingen niet meer kunnen verdragen, de werkloosheid, het gebrek aan toekomst; maar wat zeker is, is dat hun ontevredenheid door het Kapitaal naar zijn terrein werd gekanaliseerd, dat van de verdediging van het vaderland. De woede van de arbeiders heeft zich enkel en alleen uitgesproken ten gunste van het kapitaal!
Als het proletariaat achter vlaggen strijdt die niet de zijne zijn, dan versterkt dit het kapitaal, ieder en elkeen van zijn delen. Het is mogelijk dat dit de tegenstrijdigheden tussen hen levendig maakt, maar die worden gekanaliseerd in hun crisissen, hun oorlogen, hun conflicten tussen bendeleden, hun familieruzies. Anders gezegd maken die uiteindelijk deel uit van het raderwerk van barbaarsheid en vernietiging waarin het kapitalistische systeem de mensheid vastklemt.
De natie is niet de gemeenschap van allen die op hetzelfde grondgebied geboren zijn, maar wel het privébezit van alle kapitalisten dankzij dewelke zij de uitbuiting en onderdrukking van hun ‘geliefde medeburgers’ organiseren (1). Het was geen toeval dat de slagzin van de manifestatie “Catalonië wil zijn eigen staat“ was. De natie, dat ‘zo geliefde’ woord, is onafscheidelijk van dit monster - geenszins geliefd, maar koud en onpersoonlijk - dat de staat met zijn gevangenissen is, zijn rechtbanken, zijn legers, zijn politie en zijn bureaucratie.
President Mas van de Catalaanse Generaliteit heeft een referendum beloofd,
en we kunnen er zeker van zijn wat zowel hij als zijn ‘Spaanse’ collega’s
willen: ons laten kiezen uit drie opties, de ene nog slechter dan de andere:
“Wilt u dat de aanpassingen en besparingen u door de Spaanse staat opgelegd
worden?” “Wilt u dat zij u opgelegd worden in het kader van ‘de nationale bouw
van Catalonië’?” of “Wilt u dat de Spaanse staat en zijn Catalaanse
plaatsvervanger u samen neerslaan?” Het kapitaal beschikt in Spanje over twee
vaderlanden om de ellende op te leggen: het ‘Spaanse’ en het ‘Catalaanse’.
Wat zijn de mechanismes die ervoor gezorgd hebben dat de arbeiders samen met
hun beulen opstappen? Er zijn er verschillende, maar de belangrijkste zijn
volgens ons:
De ontbinding van het kapitalisme. Als sinds de eerste decennia van de 20e eeuw het kapitalisme aan het tijdperk van zijn verval is begonnen, is sinds bijna 30 jaar dit proces verslechterd, wat tot een situatie leidt, die wij als de ontbinding van het kapitalisme hebben gedefinieerd (2). Op politiek vlak blijkt deze scherpe ontbinding uit de tendens tot toenemende onverantwoordelijkheid van de verschillende delen van de bourgeoisie, die steeds verder wegzinken in het ‘elk voor zichzelf’ dat, met de verergering van de crisis, leidt tot een ‘redde wie zich redden kan’. De naties zijn ‘verstandshuwelijken’ tussen verschillende fracties van de bourgeoisie. Gezien de crisis en ontbinding van het kapitalisme is het steeds moeilijker in haar schoot een enigszins ernstig project te smeden dat de verschillende delen samenhoudt. Dat leidt ertoe dat elkeen zijn eigen spel speelt. Vele naties worden steeds harder geteisterd door een wervelwind van middelpuntvliedende tendensen: in Canada wil Québec geen deel meer uitmaken van de federatie, in Groot-Brittannië bloeit het onafhankelijkheidsstreven op in Schotland, om nog te zwijgen over België, van Italië…
Maar het drama is het dat deze tendensen het proletariaat beïnvloeden en besmetten, het onderwerpen aan de druk van cynische en verdorven gedragingen van de heersende klasse en aan de propaganda die zij verspreidt. Het proletariaat moet de gevolgen van deze sociale ontbinding bestrijden, de vereiste antilichamen ontwikkelen: tegenover een wereld van mateloze concurrentie, moet het zijn solidaire strijd stellen; tegenover een wereld die in stukken uiteenvalt, met regeerders die de potentaten van hun staatjes willen worden, stelt het zijn internationale eenheid; tegenover een wereld van uitsluiting en vreemdelingenhaat, stelt het zijn strijd voor opname en integratie…
De moeilijkheden van de arbeidersklasse. Momenteel heeft het proletariaat geen vertrouwen in zijn eigen krachten, het merendeel van de arbeiders erkent zich niet als zodanig. Het was de Achilleshiel van de Indignados bewegingen in Spanje, in de Verenigde Staten enz., waar, ondanks positieve en toekomstvolle elementen, de meerderheid van de deelnemers zich niet als leden van hun klasse zag, maar als ‘burgers’, wat ze kwetsbaar maakte voor democratische en nationalistische misleidingen vanwege het kapitaal (3). Dit verklaart waarom jonge werklozen of mensen met een onzekere job, die een jaar geleden het Cataloniëplein in Barcelona bezetten, die er oproepen tot internationale solidariteit lanceerden, en die het plein zelfs omdoopten tot ‘Tahrirplein’, zich vandaag achter de nationale vlaggen van hun uitbuiters hebben geschaard.
Het gif van het nationalisme. De bourgeoisie, zeer bewust van de zwaktes van het proletariaat, speelt de nationalistische troef ten grond uit. Het nationalisme is niet het exclusieve erfdeel van de rechterzijde en van extreem-rechts, het is het gemeenschappelijke terrein dat door een politieke waaier wordt gedeeld die van extreem-rechts tot extreem-links gaat en waarop zich ook wat men noemt ‘de sociale organisaties’ bevinden (werkgevers en vakbonden).
Het nationalisme van rechts, dat gekoppeld is aan ranzige symbolen en aan agressiviteit ten aanzien van wat ‘buitenlands’ is (vreemdelingenhaat), is niet bijzonder overtuigend voor het merendeel van de arbeiders (behalve de meest achtergebleven delen van de klasse). Het nationalisme van links en de vakbonden slaat meer aan omdat het ‘opener’ lijkt, meer in fase met het dagelijks leven. Zo stelt het nationalistisch discours van links ons ‘een nationale oplossing’ voor de crisis voor, en hiertoe vraagt het ‘een gelijke verdeling’ van de offers. Dat, naast het fabeltje van ‘de rijken laten betalen’ om de offers te rechtvaardigen, drukt de nationale kijk door, want het presenteert ‘nationale gemeenschap’ voor van werknemers en werkgevers, van uitbuiters en uitgebuiten, allemaal verenigd voor ‘het merk Spanje’.
Een andere van de geliefde praatjes van links en de vakbonden, is te zeggen dat “Rajoy de bezuinigingen oplegt omdat hij Spanje niet verdedigt, hij is een lakei van Merkel”. De boodschap is duidelijk: vechten tegen de besparingen zou een nationale beweging tegen de Duitse onderdrukking zijn en dus niet wat het echt is: een beweging voor onze menselijke behoeften tegen het kapitalistische uitbuiting. In feite is Rajoy even ‘Spaansgezind’ als Zapatero voor hem (4).
Tot de vakbondsmobilisaties van 15 september werd opgeroepen omdat “zij [de machthebbers] het land willen afbreken”, wat wil zeggen dat wij, de arbeiders, niet voor onze belangen zouden moeten strijden, maar om ‘het land’ te redden, wat ons plaatst op het terrein van het kapitaal, aan de kant van Rajoy, die beweert Spanje te redden met het offers van de arbeiders.
De groepen die ‘het label 15-M’ behielden (5), verdedigen ‘radicalere’, maar niet minder nationalistische dingen. Zij zeggen dat we moeten strijden om de ‘voedselsoevereiniteit’ te behouden, wat wil zeggen dat we ‘Spaans’ moeten produceren en ‘Spaans’ verbruiken. Zij spreken ook over het houden ‘schuld audits’ om de schulden te verwerpen die “onwettig aan Spanje opgelegd” zouden zijn. Nog eens: een onwrikbaar nationalistisch standpunt! Links, de vakbonden en de bedrieglijke resten van 15-M verwezenlijken een ‘opmerkelijk’ actie van ‘ontwikkeling van een nationaal gevoel’. Zo heette ten tijde van dictator Franco een verplicht vak op school. Vandaag geeft men ons vanop alle tribunes, in democratische stijl, dit soort lessen die we goedschiks of kwaadschiks zouden moeten slikken!
En we moeten ons vooral niet inbeelden dat dit soort nationalistische plaag enkel in Spanje woedt! Ze wordt met alle mogelijke sausen in de rest van de landen opgediend. En in Frankrijk verkondigt Mélenchon, leider van een zogenaamd radicaal Links Front, dat „de slag tegen het verdrag [stabiliteitsverdrag dat de ‘zwakke’ linkerzijde van Hollande zal ondertekenen] is een nieuwe revolutionaire episode voor soevereiniteit en onafhankelijkheid” (El Pais, 16.09.2012).
Het nationalistische geknuppel heeft geen andere doel dan ervoor te zorgen dat de arbeiders tegenover elkaar geplaatst worden. Bij de Duitse werknemers, die lonen van 400 € en pensioenen van 800 € moeten verdragen, insinueert men dat de oorzaak van hun offers de arbeiders uit het Zuiden van Europa zijn, van nietsnutten die boven hun middelen geleefd hebben. Aan de arbeiders in Griekenland laat men verstaan dat hun ellende het product is van de voorrechten en de luxe waar de Duitse arbeiders van profiteren. In Parijs zegt men hen dat het beter is dat de ontslagen in Madrid vallen dan in Frankrijk.
Zoals men het ziet, wil men ons verstrikken in een gordiaanse knoop van de
leugens die wij moeten doorbreken door het inzicht dat het om een wereldcrisis
gaat, dat het in alle landen besparingen regent. Benadrukken van het
‘nationale’ probleem heeft tot gevolg dat men slechts de 700.000 werklozen in
Catalonië ziet, of, desnoods, de 5 miljoen in Spanje ziet, en men uit het oog
verliest dat er wereldwijd meer dan 200 miljoen werklozen zijn. Wanneer men
slechts de regen van besparingen ziet die er in Catalonië en in Spanje is, ziet
men de monsterachtige besparingen niet die elders worden opgelegd, bijvoorbeeld
aan de ‘bevoorrechte’ arbeiders van Nederland. Wanneer men slechts kijkt ‘onze
eigen ellende’, als Spanjaarden of Catalanen, ziet men de ellende van de wereld
uit proletarisch standpunt niet. Wanneer men vanuit het enge, kleingeestige en
marginaliserende gezichtspunt kijkt, bereidt men zijn hersenen voor om, als
‘Het melkmeisje en de melkkruik’, de onwaarschijnlijke verhalen te geloven die
de eerbare heer Mas vertelt „als men aan Catalonië het 10 miljard zou betalen
die men verschuldigd is, zijn de besparingen overbodig“, de regionale versie
van de fabel „als Spanje niet zo sterk gekneveld werd door Duitsland, zou het
geld hebben voor gezondheid en onderwijs”.
Het kapitalisme heeft een wereldmarkt gecreëerd, het heeft over de hele planeet
de heerschappij van warenproductie en loonarbeid veralgemeend. Maar die kan
enkel functioneren door de geassocieerde arbeid van alle arbeiders van de
wereld. Een auto is niet het werk van een individuele arbeider, evenmin van de
arbeiders van een fabriek, zelfs niet van het land waar hij werd vervaardigd.
Hij is het product van de samenwerking van vele arbeiders van verschillende
landen en ook van verschillende sectoren: niet enkel van de auto-industrie maar
ook de metaalindustrie, het vervoersector, het onderwijs, de gezondheid…
Het proletariaat bezit een fundamentele kracht tegenover het kapitalisme: het is de verenigde producent van het merendeel van de producten en diensten. Maar het beschikt tevens over een kracht om de mensheid een toekomst te bieden: de geassocieerde arbeid die, eens bevrijd van de kapitalistische ketens - van de staat, de warenproductie en de loonarbeid - de mensheid zal toelaten om op een solidaire en collectieve wijze te leven, tot volle bevrediging van zijn behoeften en de vooruitgang van het geheel van de natuur.
Om in deze richting te evolueren, moet het proletariaat zich richten op de internationale solidariteit van alle proletariërs. Vastgeketend aan de natie zal het proletariaat altijd vastgeketend worden aan ellende en allerlei barbaarsheid; vastgeketend aan de natie, zal het altijd vergiftigd worden door anti-solidaire, xenofobe vervalsingen, door uitsluiting en patriottisme… Vastgeketend aan de natie, zal het de verdeling en de confrontaties binnen zijn rangen aanvaarden.
Geen enkele solidariteit met onze uitbuiters! Onze solidariteit gaat uit naar de arbeiders van Zuid-Afrika die verpletterd worden door hun zogenaamd ‘zwarte bevrijders’ (6), onze solidariteit gaat uit naar de Palestijnse jongeren en arbeiders die vandaag betogen tegen hun uitbuiters van de ‘Palestijnse bijna-staat’. Wij zijn solidair met de arbeiders van alle landen.
De eenheid en de solidariteit zijn niet met ‘onze medeburgers’ kapitalisten van Spanje of Catalonië, maar met de uitgebuite arbeiders van de gehele wereld!
De proletariërs hebben geen vaderland!
Uit Acción Proletaria, krant van de IKS in Spanje, 16.9.2012
__________
1) Zie onze brochure Natie of Klasse (internationalism.org).
2) Zie onze stellingen: ‘Ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval’, gepubliceerd in 1990
3) Voor een kritische balans van de bewegingen van 2011, zie: ‘2011: van verontwaardiging tot hoop’ (nl.internationalism.org),
En: ‘De beweging van indignados in Spanje, Griekenland en Israël : van verontwaardiging naar voorbereiding van de klassegevechten’ Internationale Revue 147 (engels of frans)
4) Rajoy is de huidige regeringsleider (rechterzijde), Zapatero, de vorige (socialist).
5) 15-M, afkorting van 15 mei 2011, datum van de betoging die de beweging van Indignados in Spanje op gang heeft gebracht.
6) Lees: ‘De bourgeoisie lanceert zijn waakhonden van politie en vakbonden tegen de arbeidersklasse“ engelse en franse versie op internationalism.org
Tegenover de stijgende behoefte aan eenheid en solidariteit onder de arbeiders en geconfronteerd met de algehele catastrofale crisis van haar systeem, zoekt de bourgeoisie met alle middelen om het vergif van de verdeeldheid en de confrontatie te zaaien, om ons mee te voeren naar het terrein van de rivaliteit en concurrentie, dat onverbrekelijk verbonden is met het kapitalisme zelf. Met alle middelen tracht de heersende klasse de geest van de proletariërs te verrotten met de volgende idee: “Jullie belangen zijn die van deze of gene fractie van de bourgeoisie.” Natuurlijk verdoezelt de bourgeoisie dit door te spreken over de ‘hogere belangen’ van het bedrijf of van de natie in het algemeen, alsof het bedrijf of de natie niet zouden bestaan om juist enkel het belang van de klasse van onze uitbuiters te dienen.
Het vergif van de verdeling heeft vele
gedaanten. Zo ervaren we al jaren de toename in kracht van de regionale
aanspraken. Terwijl de onafhankelijke Basken en Catalanen lokale verkiezingen
winnen in Spanje, werd er in Barcelona een massale manifestatie georganiseerd
om ‘een onafhankelijk Catalonië’ te eisen (zie onderstaand artikel). Zo ook in
België waar, na de politieke crisis van 2010-2011, de Nieuwe Vlaamse Alliantie
bij de gemeentelijke verkiezingen, op basis van een Vlaamse onafhankelijkheid,
een overwinning behaalde, met als hoogtepunt die van Bart De Wever, die met
gemak tal van steden, waaronder Antwerpen, veroverde (zie bijgaand artikel). In
Groot-Brittannië zal Schotland, rijk aan minerale grondstoffen, in 2014 een
referendum organiseren over haar onafhankelijkheid! In mindere mate eist de
machtige Liga Norte in Italië al jarenlang de autonomie van het dal van de Po.
Overal gaan deze neigingen tot onafhankelijkheid gepaard met ontmoedigende
uitspraken, waarbij de arbeiders van de andere regio’s worden voorgesteld als
een soort vampiers die het fiscale en economisch bloed uitzuigen van de lokale
arbeiders.
De burgerlijke propaganda gaat dan ook door met het zoeken naar een zondebok om het failliet van haar kapitalistische systeem te verhullen. Zij kanaliseert de woede van de arbeiders en de bevolking door naar ‘schuldigen’ te wijzen die gebruikt worden om te ‘verdelen en zo beter te kunnen heersen’. Dit reactionaire nationalisme uit zich steeds openlijker ‘ongeremd’ in de media. Enerzijds beschuldigt de Duitse bourgeoisie de ‘Griekse en Cypriotische’ bevolking en arbeiders er bijvoorbeeld van echte ‘bedriegers’ te zijn, ‘luiaards’ die ‘hun belastingen niet betalen’ met als echo de voorstellen van de zogenaamde ‘Troika’ (Commissie, BCE, FMI); beschuldigt zij de ‘Spaanse of Portugese’ bevolking er eveneens van dat zij ‘op de zak’ van de Noord-Europese landen leeft. Anderzijds doen de bourgeoisie en de media van deze gewraakte landen zich voor als ‘slachtoffers van Duitsland’ en van de ‘Merkel-politiek’, door te beweren dat de stijgende ellende hen door het ‘egoïsme’ van de ‘welvarende’ buurlanden wordt opgelegd!
Als reactie op
deze walgelijke propaganda, deze gecultiveerde vooroordelen, deze onderlinge
conflicten, moeten we de noodzaak herbevestigen van de internationale eenheid
van onze strijd.
Onze echte kracht is inderdaad de eenheid van onze strijd, de eendracht
over de verschillen tussen de rassen, over de grenzen van de sectoren en
naties heen. Wij moeten onze solidariteit stellen tegen een verdeelde
wereld, gevangen in de private belangen van het kapitaal, tegenover zij
die deel uitmaken van de arrogante klasse van uitbuiters, tegenover de door de
‘Verontwaardigden’ aangeklaagde befaamde ‘1%’. Wij, die werken in steeds meer
onhumane omstandigheden, moeten ons bewust worden dat we allen de werkelijke
slachtoffers zijn van een barbaars systeem in verval. Tegenover het ‘ieder voor
zich’, moeten we ons verzamelen, samen na denken en samen discussiëren over de
middelen om onze waardigheid en onze levensomstandigheden te verdedigen.
Internationalisme /10.04.2013
[1. …]
(…) De verdeling binnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie drukt voor alles de druk uit van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van alle burgerijen van de planeet. De botsing tussen de republikeinen en de democraten in de VS over de te volgen politiek ten opzichte van de economische depressie, net zoals de spanningen tussen de rijke regio’s in Italië (Noord Italië) en Spanje (Catatonie) (NvdR:zie verder in dit blad) en de arme regio’s van deze langen of de opkomst in een land als Nederland van de openlijk anti-Europese fracties: overal zijn dit soort toenemende spanningen vast te stellen. In dit kader zou het verkeerd zijn om de (sub-)nationalistische spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië te zien als een ‘Belgische uitzondering’.
Het is echter eveneens onmiskenbaar dat de Belgische bourgeoisie gekenmerkt wordt door een evident gebrek aan homogeniteit; sinds de kunstmatige schepping van de Belgische staat in 1830, bestaan er al spanningen in haar midden. Deze spanningen tussen de regionale fracties zijn vooral toegenomen sinds de WOI en verergerd sinds het begin van de historische crisis aan het einde van de jaren 1960. De laatste uitdrukking van deze spanningen was de toegenomen invloed, bij de twee laatste verkiezingen, van de autonomistische Vlaamse partij NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie). In de 18 maanden eindeloos onderhandelen volgend op de federale verkiezingen van juni 2010 zijn de verschillende fracties elkaar als hongerige wolven te lijf gegaan om zich zo goed mogelijk een positie te verwerven teneinde hun overleving te verzekeren in de genadeloze strijd op de wereldmarkt, waarbij ze op sommige momenten zelfs het zicht verloren dat deze fractiestrijd het risico met zich meebracht alles te verliezen.
Ook al is de Belgische bourgeoisie echt verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar verscheuren als hun vitale belangen worden bedreigd, dan drukken ze deze conflicten naar de achtergrond en sluiten ze zich wel aaneen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Het zou naïef zijn om te denken dat, als het gaat om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen - het handhaven van hun winsten, van hun deel van de markt dat bedreigd wordt door de verscherpte concurrentie –, deze burgerlijke fractie geen coalities aangaan om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen.
De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft ons geleerd dat de Belgische bourgeoisie op zeer handige wijze haar interne verdelingen gebruikt tegen de arbeidersklasse met een tweeledig doel:
3.1. De bewustwording afremmen met betrekking tot de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt
Geconfronteerd met het risico dat ze bij afbetaling in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde ‘sociale staat’, in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de ‘democratische Staat’ is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te verbergen voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten moet dan ook precies in deze context gezien worden. De bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de ‘democratische staat’ hierin te doen verdwijnen in een doolhof van instituten.
Het is geen toeval dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid over de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke niveaus. Er ontstond een hele reeks van federale, communautaire en regionale regeringen (zeven in totaal), er werden samensmeltingen doorgevoerd van gemeenten en stedelijke agglomeraties, samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Deze ‘hervorming’ leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuurslagen en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze ‘Staatshervorming’ als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de ‘responsabilisering’ van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio’s. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om ‘performanter’ te werken dan hun Waalse ‘concurrenten’ en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten tegen elkaar uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren in te voeren, enzovoort;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen op de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder de mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
3.2 Elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen
Als de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen, waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie, vooral door middel van haar vakbonden, eens te meer gebruik van de verheviging van een (sub)nationalistische en regionalistische tamtam om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de aanval op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constant element in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen met betrekking tot de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicale syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat, onder leiding van de PS, weerwerk zou kunnen bieden aan het nationale kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou kunnen redden. De arbeiders zouden zwaar betalen voor deze illusie, want het waren juist de regionale regeringen, die in de jaren 1970 en 1980, geleidelijk aan de Waalse mijnen en staalfabrieken zouden sluiten. Sinds het einde van de jaren 1980 kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel (NvdR:en Ford)). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’ luidt de leuze van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden zoet gehouden met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de ‘strijd van Vlaanderen om hen te redden’.
Ook vandaag, nu de arbeiders weerstand beginnen te bieden aan de aanvallen, wordt de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda door de bourgeoisie en haar vakorganisaties gebruikt, eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Als de ambtenaren dus worden aangevallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, wordt elke groep opgeroepen om te betogen voor het gebouw van hun eigen overheidsinstituut (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te slepen op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische gemeenschappelijke sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren.
[4. …]
De intensieve communautaire tamtam van de bourgeoisie, die eigenlijk quasi ononderbroken ontwikkeld werd sinds de zomer van 2008, heeft de werkers het zicht op de realiteit van de crisis en van de inzet ervan ontnomen en heeft moeilijke omstandigheden geschapen voor hun mobilisatie, voor hun strijd en voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de arbeidersreacties tot nu toe minder markant zijn geweest dan die in Frankrijk en Duitsland. Het zou bovendien een illusie zijn te denken, dat de bourgeoisie haar best zal doen om de mist in de huidige periode op te doen lossen. Integendeel, ze probeert van bepaalde opluchting in de klasse, omdat de spanningen op het vlak van het beheer van de staat geregeld schijnen te zijn, gebruik te maken om nu de kaart uit te spelen van de noodzakelijke ‘nationale eenheid’ ten opzichte van de markten. Zij roept op tot ‘nationale solidariteit’ om ‘ons land te verdedigen’ tegen de aanvallen van een ‘agressieve buitenwereld’ en om de ‘fouten van het verleden goed te maken’. Voor de arbeidersklasse in België was de situatie deze afgelopen jaren moeilijk en die zal nog wel enige tijd moeilijk blijven.
(…) Alle elementen, ontwikkeld in dit rapport, laten zien dat het verschil met de sociale situatie in de andere Europese landen meer een kwestie van perceptie en van bewustwording is dan een objectieve realiteit: de economische en sociale werkelijkheid in België loopt geheel parallel met die in landen als Frankrijk en Nederland.
Bijgevolg kan de situatie snel evolueren, zoals de ‘Arabische lente’ (…) in Tunesië of Egypte, de bewegingen van de ‘Indignados’ in Spanje of ‘Occupy’s vooral in de VS hebben laten zien. Deze bewegingen sinds 2011, hoe beperkt ze ook nog zijn, laten een oprechte wil zien samen collectief te discussiëren en collectief na te denken en te strijden, de rug toe te keren aan het individualisme van het kapitalisme. Het feit dat deze bewegingen zich ontwikkelen op internationaal niveau geeft hun een beslissende betekenis. Ze geven aan dat de arbeidersklasse in België zeer snel de weg van de strijd terug kan vinden. En als de beweging eenmaal op gang is kan ze met meer strijdbaarheid en vastberadenheid dan elders reageren. Ook op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de wat de campagnes van de bourgeoisie beweren, geen uitzondering.
Internationalisme / 18.12.2011
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.34 MB |
Internationalisme 359 - 3e kwartaal 2013
Op 15 december berichtte de Frankfurter Allgemeine Zeitung over een reis van de Duitse psychotherapeut Georg Pieper naar Griekenland:Griekenland zag er in oktober 2012 voor hem (de psychotherapeut Georg Pieper) als volgt uit: “Hoogzwangere vrouwen rennen bedelend van ziekenhuis naar ziekenhuis, maar omdat ze noch een ziektekostenverzekering noch genoeg geld hebben, wil niemand hen helpen hun kind ter wereld te brengen. Mensen, die kortgeleden tot de middenklasse behoorden, rapen in een voorstad van Athene groente en fruitresten van de straat.” Een oude man vertelt aan een verslaggever dat hij de medicijnen voor zijn hartkwaal niet meer kan betalen. Zijn uitkering werd, net zoals de uitkering van vele anderen, met vijftig procent gekort. Meer dan veertig jaar heeft hij gewerkt; had dacht dat hij alles juist gedaan had, nu begrijpt hij de wereld niet meer. Wie in een ziekenhuis wordt opgenomen moet zijn eigen beddengoed meenemen, net zoals zijn eten. Sinds het schoonmaakpersoneel ontslagen werd, maken artsen, verpleegsters en verplegers, die al maanden geen loon meer gekregen hebben, de toilettenschoon. Er is een tekort aan wegwerphandschoenen en katheders. De Europese Unie waarschuwt voor de hier en daar heersende hygiënische omstandigheden, die een gevaar vormen voor de uitbreiding van infectieziekten.” (15.12.2012)
Tot dezelfde conclusie kwam Marc Sprenger, Directeur-Generaal van het Europese Centrum voor de Preventie en Controle van Ziekten (ECDC). Deze waarschuwde op 6 december dat de ineenstorting van de gezondheidszorg en een minimum aan hygiëne in Griekenland in heel Europa tot een epidemie kan leiden. Er is geen geld voor handschoenen, verplegersjassen en desinfectiedoeken, verband en watten, katheders en papieren doeken om de bedden te bedekken waarop onderzoek gedaan wordt. Patiënten met gevaarlijke infectieziekten zoals tuberculose krijgen niet de noodzakelijke behandeling, het risico voor de uitbreiding van resistente virussen in Europa neemt toe.
In de 19e eeuw stierf vaak een-derde van de patiënten door het een gebrek aan hygiene in de ziekenhuizen, met name onder de vrouwen bij de geboorte van het kind. Wat enerzijds voor een groot deel terug te voeren was op onwetendheid, namelijk op het feit dat veel artsen en verplegers, voor de ingreep, niet hun handen wasten en vaak met een met bloed bevlekte doktersjas van de ene naar de andere patiënt renden, werd door de nieuwe kennis (bijvoorbeeld door Semmelweis of Lister), die werd opgedaan, teruggedrongen. Nieuwe maatregelen op het vlak van de hygiëne en ontdekkingen over het overdragen van ziektekiemen maakten een duidelijke reductie mogelijk van infectiegevaren in de ziekenhuizen. In de tussentijd behoren wegwerphandschoenen en wegwerpgereedschap in de operatiekamers tot de minimale standaard van de moderne medische praktijk. Maar in tegenstelling tot de toestanden in de 19e eeuw zijn de huidige gevaren die in de ziekenhuizen in Griekenland te zien zijn, geen teken van onwetendheid, maar een uitdrukking van de bedreiging van de mensheid door een volkomen, achterhaald productiesysteem.
In Griekenland bevond zich eens het hoogste niveau van de beschaving. Als daar de gezondheid van de mensen nu bedreigd wordt doordat wegwerphandschoenen niet te betalen zijn; als daar de zwangere vrouwen die zich voor de bevalling in het ziekenhuis melden, afgewezen worden omdat ze geen geld of geen ziektekostenverzekering hebben; als daar de mensen met een levensbedreigende hartkwaal hun medicijnen niet meer kunnen betalen, dan is dit niets anders dan een moedwillige en levensgevaarlijke aanval op de mensen. Het feit dat er in een ziekenhuis het voor de hygiene onmisbare schoonmaakpersoneel niet meer betaald wordt en artsen net als verplegers, die zelf al lange tijd geen loon hebben ontvangen, de schoonmaaktaken moeten overnemen, werpt wel een bijzonder licht op het herstel van de economie, waarover de heersende klasse praat.
Door de ineenstorting van het gezondheidsstelsel, maar ook door een toename van de consumptie van alcohol en drugs daalde de levensverwachting in Rusland na 1989 met vijf jaar. Maar niet alleen in Griekenland werd de gezondheidszorg afgebroken, niet alleen in Griekenland gaat de gezondheidszorg beetje bij beetje ten gronde. Ook elders wordt de gezondheidszorg steeds meer ontmanteld, zoals in Spanje. Om kosten te sparen wordt in Barcelona, een belangrijk oud industrieel centrum, de spoedeisende hulp soms maar enkele uren geopend, net als in andere steden. In Spanje, Portugal en Griekenland krijgen veel apotheken, door betalingsmoeilijkheden van de patiënten of door hun eigen betalingsmoeilijkheden geen levensbelangrijke medicijnen meer. Zo levert de Duitse firma Merck niet langer haar medicijn tegen kanker “Erbitux” aan Griekse ziekenhuizen. Biotest, een bedrijf dat uit bloedplasma middelen wint ter behandeling van hemofilie en tetanus, heeft haar leveringen in juni al stopgezet vanwege onbetaalde rekeningen.
Kwamen we tot nog toe een desolate medische verzorging hoofdzakelijk tegen in Afrikaanse landen of in regio¡¯s die door de oorlog ontwricht zijn, nu zorgt de crisis ook in de industriële centra van het Westen er steeds meer voor dat levensnoodzakelijke behoeften zoals een goede gezondheidszorg steeds meer op het altaar van de winst opgeofferd wordt. Dus geen medische
verzorging gebeurt niet meer op basis van de medische mogelijkheden, maar op basis van de contante betaling. (1) Deze ontwikkeling laat zien dat de kloof tussen wat technisch mogelijk is en wat het in werkelijkheid laat zien systeem steeds groter wordt. Hoe meer de hygiëne onder druk staat hoe groter het gevaar wordt van ongecontroleerde epidemie¡¡n. Denk maar eens aan de Spaanse griep, die aan het einde van de Eerste Wereldoorlog Europa teisterde, waarbij meer dan 20 miljoen mensen stierven. De oorlog, met alle daarmee gepaard gaande honger en ontberingen, had de voorwaarden geschapen voor de uitbraak van deze griep. In het huidige Europa wordt dezelfde rol gespeeld door de economische crisis. In Griekenland nam de werkloosheid in het laatste kwartaal met 25% toe; de jongerenwerkloosheid van mensen onder de 25 jaar nam toe tot 57%, 65% van de meisjes zijn werkloos.
De vooruitzichten wijzen allemaal op een grotere toename tot 40% in 2015. De verarming, die daarmee gepaard gaat, betekende dat ¡°door een achterstand in betaling zijn reeds de hele woonwijken en appartementcomplexen zijn afgesneden van iedere voorziening van olie. Om te voorkomen dat mensen bevriezen in hun huizen tijdens de winter, hebben velen een klein kacheltje gekocht, hout gestookt. Mensen verzamelen het hout illegaal in de naburige bossen. In het voorjaar van 2012 schoot een man van 77 jaar zichzelf dood voor het parlementsgebouw. Net voordat hij zichzelf doodschoot, hoorde men hem schreeuwen: “Ik wil geen schulden achterlaten voor mijn kinderen.” In de laatste drie jaar is het aantal zelfdodingen in Griekenland verdubbeld. (Idem)
Naast Spanje met de Straat van Gibraltar, Italië met Lampedusa en Sicilië, vormt Griekenland de belangrijkste poort voor toegang tot Europa voor vluchtelingen uit de regio’s van Afrika en het Midden-Oosten die door de oorlog totaal ontwricht en verarmd zijn. De Griekse regering heeft een reusachtig hek gebouwd op de grens met Turkije en vluchtelingenkampen opgezet, waar in 2011 meer dan 55.000 “illegalen”waren geïnterneerd. De rechtse partijen proberen een pogrom-atmosfeer te kweken gericht tegen deze vluchtelingen, door hen ervan te beschuldigen dat ze “vreemde ziekten”importeren en dat ze gebruikmaken van de bronnen die toebehoren tot de “autochtone” Grieken. Maar de ellende die miljoenen ertoe drijft hun land van oorsprong te ontvluchten en die nu we nu in de ziekenhuizen en door de straten van Europa zien zwalken, komt voort uit dezelfde oorsprong: een maatschappelijk systeem dat een hinderpaal is geworden voor alle menselijke vooruitgang.
Dionis / 04.01.2013
(1) In de opkomende landen zoals India worden steeds meer privé-ziekenhuizen geopend, die alleen toegankelijk zijn voor de rijke Indiase patiënten en voor de meer koopkrachtige buitenlandse patiënten. Ze bieden behandelingen aan die veel te duur zijn voor de meerderheid van de mensen uit India zelf. En veel van de buitenlandse patiënten, die als medische toeristen naar de Indiase privé-klinieken komen, kunnen hun behandeling in hun “eigen land” niet betalen.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME357_miniWEB.pdf
[2] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[3] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[4] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nationalisatie
[5] https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/07/federale-ambtenaren-betogen-tegen-hervormingsplannen-bogaert
[6] https://archives.lesoir.be/l-annee-2012-a-co%FBte-17.000-jobs-en-chiffres_t-20130129-0296LV.html?query=arcelor&queryand=arcelormittal+licenciements&queryor=arcelor&firstHit=0&by=10&when=-1&sort=datedesc&pos=2&all=65&nav=1
[7] https://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121203_00390595&word=vlaamse+metertjes
[8] https://graphics.thomsonreuters.com/F/09/EUROZONE_REPORT2.html
[9] https://nl.internationalism.org/node/966
[10] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[11] http://www.fekar.ch
[12] https://www.solidariteit.nl/extra/2012/een_blik_in_de_toekomst.html
[13] https://www.vrijebond.nl/internationale-anarchistische-bijeenkomst-st-imier-2012-enkele-verslagen/
[14] https://en.internationalism.org/icconline/201202/4676/internationalism-only-solution-kurdish-question#_ftn2
[15] http://www.lenziran.com/2011/08/pkk-leader-murat-karayilan-exclusive-interview-with-bbc-persian-tv
[16] https://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10707935
[17] https://www.hurriyetdailynews.com/
[18] http://www.todayszaman.com/newsDetail_getNewsById.action;jsessionid=79FFF831021BD567AFCFC2161AAFE553?newsId=269867
[19] http://www.urmiyenews.com/2011/01/blog-post_03.html
[20] https://nos.nl/artikel/447331-pkk-rekruteert-ook-in-nederland.html
[21] https://www.youtube.com/watch?v=lgMkrtDV9Kg
[22] http://www.fekar.ch/index.php/en/english/88-abdullah-ocalans-three-phases-road-map
[23] https://www.pkkonline.com/en/index.php?sys=article&artID=60
[24] https://ejbron.wordpress.com/2012/08/16/koerden-starten-groot-offensief-in-syrie-en-turkije/
[25] https://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3321328/2012/09/24/Vrijheid-verdeelt-Syrische-Koerden.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck
[26] https://blogs.mediapart.fr/maxime-azadi/blog/190712/syrie-les-kurdes-ont-pris-le-controle-d-une-ville
[27] https://nl.wikipedia.org/wiki/Nabucco_(pijpleiding)
[28] http://www.kitapsarayi.nl/PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar-Necati-Alkan-PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar
[29] https://nl.internationalism.org/tag/people/ocalan
[30] https://nl.internationalism.org/tag/6/298/pkk-koerdistan
[31] https://nl.internationalism.org/tag/4/55/afrika
[32] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-mali
[33] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/tunesie-egypte
[34] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[35] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/groene-economie
[36] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/nationalisme
[37] https://nl.internationalism.org/tag/4/80/spanje
[38] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/catalonie
[39] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/regionalisme
[40] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[41] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[42] https://nl.internationalism.org/files/nl/n_isme359_mini.pdf
[43] https://nl.internationalism.org/tag/4/72/griekenland