Een eeuw geleden, in 1903, brak er in Nederland een beweging uit waarvan de draagwijdte eerst later werd begrepen en die één van de eerste massastakingen was die kenmerkend zouden worden voor de nieuwe periode van verval van het kapitalisme. In tegenstelling tot de anarchistische slogan over de ‘algemene staking’, die van te voren door een kleine minderheid zou worden voorbereid en vervolgens per decreet voor alle arbeiders zou worden afgekondigd, ontwikkelt de massastaking, die economisch zowel als politiek is, zich spontaan, onregelmatig, zichzelf steeds vernieuwend, met horten en stoten waarin de arbeiders zelf hun krachten zoeken, en met tussenpozen waarin de lessen worden getrokken om een volgende beweging des te beter voor te bereiden.
Rosa Luxemburg schreef daarover heel profetisch kort na de Russische revolutie van 1905: ”De Russische revolutie [...] heeft voor de eerste keer in de geschiedenis een grandioze verwezenlijking laten zien van het idee van de massastaking ‑ zoals we verderop nog zullen zien ‑ en zelfs van de algemene staking, en daarmee een nieuw tijdperk in de ontwikkeling van de arbeidersbeweging geopend. Daaruit volgt niet in het minst dat de door Marx en Engels aanbevolen tactiek van de politieke strijd en de door hen op het anarchisme geuite kritiek onjuist was. [...] De Russische revolutie, dezelfde revolutie die de eerste historische toets op het voorbeeld van de massastaking vormde, betekent niet alleen geen enkele redding van de eer van het anarchisme, maar betekent juist een historische afrekening met het anarchisme.” (Gesammelte Werke, Band 2, p. 95).
Omdat de spoorwegstaking van 1903 tot de vroegste voorbeelden behoort van deze beweging zijn de lessen ervan, inclusief die over de rol van de revolutionairen, nog steeds van groot belang. We staan een eeuw later juist aan het begin van een periode van oplevende klassenstrijd waarin het zelfvertrouwen van de klasse nog gering is en waarin het voorbeeld van 1903 een bron van inspiratie kan zijn.
We drukken hieronder het artikel over die staking uit ons boek De Hollandse Linkerzijde dat eerder in het Frans, Engels en Italiaans verscheen.
Deze staking is de belangrijkste sociale beweging die de arbeidersklasse in Nederland voor de Eerste Wereldoorlog beroerde. Zij zou diepe sporen nalaten in het proletariaat dat zich verraden voelde door de sociaal‑democratie, en waarvan het meest militante deel zich nog meer ging richten op het revolutionaire syndicalisme. Vanaf 1903 was onherroepelijk het proces ingezet van scheiding tussen marxisme en revisionisme en als zodanig markeert de staking van 1903 het werkelijke begin van de ‘Tribunistische’ beweging als revolutionaire beweging.
De spoorstaking is eerst en vooral een protest tegen uitbuitingsvoorwaarden die men zich momenteel nog nauwelijks kan voorstellen. De spoorarbeiders waren onderworpen aan arbeidsvoorwaarden vergelijkbaar met die van de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal in het begin van de negentinde eeuw (l). Ze werkten 361 dagen per jaar en ze beschikten in 1900 over slechts vier dagen verlof. Anderzijds verminderde het bijzonder sterke corporatisme, door de verdeling in allerlei beroepscategorieën, de mogelijkheden van een ééngemaakte strijd. Zo hadden stokers, locomotiefbestuurders en arbeiders voor het onderhoud van de sporen ieder hun eigen vakbond. Elke vakbond kon stakingen op gang brengen zonder dat de anderen zich bij de strijd aansloten. De beroepsbonden, die hun eigenheid zorgvuldig beschermden, werden steeds meer een belemmering voor de massale eenheid van de arbeiders over de verschillen van hun scholingen heen. (2)
Tegen dergelijke voorwaarden brak er op 31 januari 1903 een spontane staking uit, niet vanuit de corporatistische vakbonden maar vanuit de basis van de spoorwegarbeiders. Deze nam devorm aan van een massastaking: niet alleen raakte ze alle delen van het transportpersoneel, maar ze breidde zich ook uit over heel het land. Ze was ook een massastaking omdat ze niet vertrok van specifieke eisen maar uit solidariteit met de havenarbeiders van Amsterdam, die in staking waren gegaan. Weigerend om zich te laten gebruiken als stakingsbrekers door verder te werken, verhinderden de transportarbeiders de pogingen van de bazen om hun goederen te vervoeren via het spoor. Deze solidariteitsbeweging, die kenmerkend is voor de massastaking, had een sneeuwbaleffect: de bakkers en metaalarbeiders van het transportmaterieel gaven steun (3). Maar wat nieuw was in deze beweging, die er niet in slaagde zich uit te breiden naar andere lagen van het proletariaat in Nederland, lag ongetwijfeld in het scheppen van een gekozen stakingscomité, dat voortkwam vanuit de basis en dat niet was aangesteld door de transportvakbond of de SDAP, ook al maakten leden daarvan er deel van uit (4). Door al deze kenmerken was de staking van 1903 niet langer een categoriale, zuiver economische staking; ze werd geleidelijk aan een politieke staking door een directe confrontatie met de staat. Op 6 februari besliste de Nederlandse regering inderdaad door een decreet van het Ministerie van Oorlog (5) tot mobilisatie van soldaten. Anderzijds riep ze een organisatie in het leven waarin de katholieke en protestantse vakbonden actief waren om de stakingsbrekers bijeen te brengen. Dit offensief van de bourgeoisie draaide op 25 februari uit op het indienen van een wetsvoorstel tegen de staking: de stakers werden met gevangenisstraf bedreigd en de regering besliste om een militair transportmaatschappij op te zetten om de staking te breken.
Maar meer dan door dreigementen en regeringsmaatregelen zou de staking van binnenuit worden ondermijnd, door de SDAP van Troelstra. Op 20 februari, tijdens een bijeenkomst waarop 60.000 stakers vertegenwoordigd waren, maar die in tegenstelling tot het stakingscomité niet openbaar was, stelde Troelstra de oprichting voor van een Comité van Verweer samengesteld uit verschillende politieke en vakbondsorganisaties. Dit comité bestond uit Vliegen, een SDAP‑revisionist, de leider van de transportvakbond Oudegeest, de NAS en anarchistische medestanders van Nieuwenhuis, die zelf geweigerd had om van een dergelijk orgaan deel uit te maken. Deze richting zou rampzalig blijken voor het verloop van de staking die werd voorgesteld tegen de regeringsmaatregelen. Vliegen verklaarde dat de staking niet kon worden uitgeroepen zolang de decreten van de klerikale regering Kuyper niet waren uitgevaardigd. In feite zou de houding van het ‘Comité van Verweer’ dat door verschillende organisaties, in het bijzonder door de SDAP, in het leven was geroepen, al snel negatief blijken. Niet alleen verlamden de tegenstellingen tussen de libertaire aanhangers van Nieuwenhuis (6) en sociaal‑democraten het Comité, maar het verpletterende gewicht van Troelstra, die er zelf geen deel van uitmaakte hoewel hij aan de wieg ervan stond, maakte er een organisme van dat vreemd was aan de strijd. Onder voorwendsel van de strijd tegen het ‘anarchistisch avonturisme’ sprak Troelstra zich uit tegen de politieke staking; hij beweerde dat deze, mocht daartoe worden besloten door de transportarbeiders in reactie op de ‘worgwetten’, enkel zou leiden tot een verscherping van de anti‑staingswetten in de Tweede Kamer. Die uitlatingen werden gepubliceerd in de sociaal‑democratische krant (7), zonder enig overleg met het Comité van Verweer of partij-instanties. Deze inbreuk op de discipline toont afdoende dat de revisionistische leiding van oordeel was dat ze geen verantwoording hoefde af te leggen tegenover de arbeiders of de militanten van de partij. Ze had zich losgemaakt gemaakt om des te beter de verzoening met de bourgeoisie ter hand te nemen. De Linkerzijde, door de pen van Pannekoek, leverde felle kritiek op deze daad, die enkel het begin was van een lange reeks daden van verraad aan de strijd: “Uw slappe en aarzelende houding kan alleen de bezittende klasse en de regering dienen”, schreef hij aan het adres van Troelstra (8).
Tijdens de tweede transportstaking, in april, wordt het verraad openlijk. De regering had anti-stakingswetten in stemming gebracht waarin werkonderbrekingen in het openbaar vervoer werden verboden. In plaats van een energieke houding aan te nemen verklaarden de leiders inhet Comité die van sociaal‑democratische strekking waren, zoals Oudegeest, zich tegen de algemene staking van alle arbeiders in Nederland. Toch waren op dat ogenblik verschillende stakingen aan de gang die een gunstiger sociale context voor de klassenstrijd schiepen dan in januari‑februari: in Amsterdam brak de staking uit bij de schippers, de smeden, de spoorwerkers en grondwerkers, de metaalarbeiders; en ook de gemeentearbeiders waren uit solidariteit in staking gegaan.
Op 8 april werd onder druk van de basis de algemene staking uitgeroepen. Vanaf het begin was het zwakke punt ervan dat de bijeenkomsten van de spoorarbeiders geheim waren en bijgevolg niet open stonden voor andere categorieën arbeiders. Ondanks de bezetting van de stations en de spoorwegen door het leger, wat aanleiding had moeten geven tot een veralgemening van de staking, was deze niet algemeen. Desondanks werd ze toch spontaan uitgebreid: in Utrecht en Amsterdam sloten de metaalarbeiders en de metselaars zich aan bij de solidariteitsbeweging. Noch de dreiging met vijf jaar gevangenisstraf voor de ‘agitatoren’ en twee jaar voor de stakers, straffen voorzien in de ‘worgwetten’, noch de aanwezigheid van het leger op de sporen, volstonden om de geestdrift te stoppen van de stakende arbeiders, die vanaf januari ‘de vreugde van de strijd’ hadden gekend (9).
De geestdrift en het elan van de arbeiders werden gestopt door de beslissingen die genomen werden door de sociaal‑democratische leiders van het ‘Comité van Verweer’ dat beweerde de strijd te leiden. Op 9 april laat Vliegen beslissen de stakingsbeweging te beëindigen. Voor het ongeloof en de woede van de transportarbeiders bleef het Comité onvindbaar. Tijdens een massabijeenkomst verhinderden de arbeiders Vliegen te spreken met kreten als “Hij heeft ons verraden!” Zelfs de Linkerzijde kreeg de kans niet het woord te voeren: de arbeiders maakten geen enkel onderscheid tussen revisionisten en marxisten en overstemden de toespraak van Roland Holst met de kreet “staking!” Zo zou de houding van de revisionisten bij de arbeidersklasse in Nederland voor lange tijd een verwerping van de sociaal‑democratie, zelfs de marxistische, met zich meebrengen, en wel ten gunste van het anarchosyndicalisme (10).
De transportstaking van 1903 had geen zuiver ‘Nederlandse’ wortels; ze markeert juist een keerpunt in de klassenstrijd in Europa. Ze komt op als spontane massastaking, die een bewuste kracht wordt in staat om de bourgeoisie op politiek vlak terug te dringen en de arbeiders een ontegenzeggenlijk gevoel van overwinning te geven. Maar het is als algemene staking, op gang gebracht door de vakbonden en partijen, dat ze mislukt.
Ze past in een hele historische periode die gekenmerkt wordt door de combinatie van politieke met economische stakingen, een periode die haar hoogtepunt bereikt in de revolutionaire beweging van 1905 in Rusland. Inderdaad, zoals Rosa Luxemburg benadrukt (11), “is het pas in een revolutionaire situatie, met de ontwikkeling van de politieke actie van het proletariaat, dat het belang en de omvang van de massastaking in hun volle omvang veschijnen.” Meer dan wie ook, met uitzondering van Pannekoek (zie verderop), wist Luxemburg in haar strijdschrift tegen de revisionisten de gelijkaardigheid te tonen van de strijd, dat wil zeggen de aard van het verschijnsel in zijn gelijktijdigheid over heel Europa aan het begin van de eeuw, Nederland daarbij inbegrepen, en tot op het Amerikaanse continent:
“In het jaar 1900 de massastaking van de mijnwerkers van Pennsylvania die volgens de Amerikaanse kameraden meer gedaan heeft voor de verspreiding van socialistische ideeën dan tien jaar agitatie; ook in 1900 de massastaking van de mijnwerkers in Oostenrijk, in 1902 massastaking van de mijnwerkers in Frankrijk, 1902 algemene staking van de volledige produktie in Barcelona, ter ondersteuning van de strijdende metaalarbeiders, 1902 demonstratieve massastaking in Zweden voor algemeen en gelijk stemrecht, 1902 in België massastaking voor algemeen en gelijk stemrecht; 1902 massastaking van de landarbeiders in heel oostelijk Galicië (meer dan 200.000) ter verdediging van het vakverenigingsrecht, januari en april 1903 twee massastakingen van de spoorwegpersoneel in Nederland, 1904 demassastaking van de spoorwegpersoneel in Hongarije, 1904 demonstratieve massastaking in Italië uit protest tegen de slachtingen in Sardinië, in januari 1905 massastaking van de mijnwerkers in het Ruhrbekken, in oktober 1905 demonstratieve massastaking in Praag en omgeving (100.000 arbeiders) voor algemeen stemrecht in het Boheems parlement, in oktober 1905 demonstratieve massastaking in Lemberg (Lvov) voor algemeen gelijk stemrecht voor het Galicisch parlement, in november 1905 demonstratieve massastaking in heel Oostenrijk voor algemeen gelijk stemrecht voor de Rijksraad, 1905 massastaking van de landsarbeiders in Italië, 1905 massastaking van het spoorwegpersoneel in Italië...” (12).
De massastaking bereidt voor op de politieke confrontatie met de staat, en stelt zo het vraagstuk van de revolutie aan de orde van de dag. Ze drukt niet alleen de ‘revolutionaire energie’ en het ‘proletarisch instinct’ van de arbeidersmassa’s uit, zoals Gorter benadrukte na de staking van 1903 (13), maar ze betekent ook een diepgaande wijziging in de situatie aan het begin van de eeuw: “Wij hebben alle reden om te denken dat we nu begonnen zijn aan een periode van strijd die de instellingen en de macht van de staat als inzet hebben; gevechten die afhankelijk van allerlei wederwarigheden decennia kunnen duren, waarvan de vormen en de duur voor het ogenblik nog niet overzien kunnen worden, maar die, hoogstwaarschijnlijk, op korte termijn fundamentele veranderingen teweeg zullen brengen in de krachtsverhoudingen ten gunste van het proletariaat, zo al niet het vestigen van zijn macht in West Europa.”
Deze opmerkingen van Kautsky in zijn boek ‘De weg naar de macht’ zullen door de Hollandse Linkerzijde tot de hare worden gemaakt, tegen Kautsky en tegen zijn medestanders in Nederland zoals Troelstra en Vliegen. De staking van 1903 stelde inderdaad het alternatief ‘hervorming of revolutie’ en mondde binnen de SDAP onvermijdelijk uit op een confrontatie met de reformisten die niet alleen de revolutionaire geest van de partij verraadden, maar ook de onmiddellijke strijd.
(1) Het was niet ongebruikelijk dat de arbeiders zes dagen per week veertien uur per dag werkten. Over de onmenselijke omstandigheden van de transportarbeiders en de ontwikkeling van de Nederlandse arbeidersbeweging, zie: De Spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland, A.J.C. Rüter, Leiden, 1935; herdruk SUN-reprints, Nijmegen.
(2) De beroepsbonden, een erfenis uit de ambachtelijke periode van de arbeidersbeweging, werden geleidelijk vervangen door industriebonden. Deze verenigden alle arbeiders per industrietak, ongeacht het beroep dat ze uitoefenden. De ontwikkeling van de massastaking aan het begin van de twintigste eeuw zou evenwel aantonen dat - in open strijd tegen het kapitaal - de organisatie via industrietakken al was voorbijgestreefd door de massaorganisatie van arbeiders van alle takken. De idee van een ‘grote vakbond’, zoals gepropageerd door de Amerikaanse IWW zou al snel ontoereikend blijken, doordat ze zich enkel richtte op de economische strijd per tak, terwijl de massastaking ertoe neigde politiek ter worden door de botsing van een hele klasse, en niet van enkele delen ervan, met de staat.
(3) Zie Albert De Jong, De Spoorstaking van 1903, Den Haag, 1953. Een libertaire visie op de spoorstaking.
(4) Zie Rüter, op. cit. p. 260-263. Pannekoek vertelt over de staking op zeer levendige wijze vanuit marxistische en niet vanuit universitair standpunt in zijn Herinneringen, eerder geciteerd p. 86-93. Hij toont heel goed het spontaan opduiken van het stakingscomité en de snelle uitbreiding van de beweging aan.
(5) Zie De Jong, op. cit. p. 17-19.
(6) De anarcho-syndicalisten hadden een veel vastbeslotener houding in de staking; maar ze bleven gevangen in hun theorie van de algemene staking. In de praktijk hadden de anarcho-syndicalisten van het NAS die deel uitmaakten van de Comité van Verweer een weifelende houding en waren ze ‘rechtser’ dan de basis.
(7) Wat nu? in dagblad Het Volk van 17 maart 1903.
(8) Antwoord van Pannekoek aan Troelstra, in Het Volk van 26 maart. Zonder het woord verraad te gebruiken klaagde Pannekoek de “misdaad tegen de eenheid” aan, “de schade aan de arbeidersbeweging berokkend” en de “schande voor de partij”.
(9) Deze vreugde van de strijd noemde Henriëtte Roland Holst kenmerkend voor de massastaking: “Meer dan de organisatie, de strijdvaardigheid, was het in het begin van de twintigste eeuw een plezier te strijden met de arbeiders van Nederland”, wat zich vertaald in “spontaan verzet op grotere en kleinere schaal” (Kapitaal en arbeid, op. cit.).
(10) Het voortbestaan van het anarchisme en de ontwikkeling van het revolutionair syndicalisme was de prijs die betaald werd voor het opportunisme in de socialistische arbeidersbeweging. Toch zouden vele revolutionaire syndicalisten zich in Nederland, net als in bijvoorbeeld Frankrijk en Spanje, zich na 1920 aan de kant scharen van de Kommunistische Partij.
(11) Rosa Luxemburg, Theorie en praktijk, in Die Neue Zeit, 1910, overgedrukt in: Die Massenstreikdebatte, Frankfurt, 1970, met een inleiding van Antonia Grunenberg, en in Rosa Luxemburg, Gesammelte Werke, Band 2, p. 378-420.
(12) Ibid., Gesammelte Werke, p. 404.
(13) Tussenkomst van Gorter op het Negende Congres van de SDAP in 1903, Protocol van het Congres, p. 17 en 19, aangehaald door Rüter, op. cit. p. 572.
(14) Uittreksels van Kautsky, aangehaald door Rosa Luxemburg in haar artikel Theorie en praktijk. De standpunten van Kautsky ten gunste van de revolutie worden door Rosa polemisch te berde gebracht. De weg naar de macht, geschreven in 1909, is de zwanenzang van de ‘paus van het marxisme’.
Na Argentinië in 2001/2002 is het nu de beurt aan Bolivia om het schouwspel te zijn van bloedige ‘volks’-revoltes. Van de 8,8 miljoen inwoners leeft 70% onder de armoedegrens leven en Bolivië is de armste staat van Zuid-Amerika.
Zoals vele landen vandaag overleeft Bolivia onder het toedienen van kredieten die het Internationale Monetaire Fonds verleent in ruil voor het doorvoeren van soberheidsmaatregelen om de immer groeiende schuldenlast af te betalen. Na de ineenstorting van de Argentijnse economie, een overduidelijke uiting van het bankroet van het kapitalisme (1), zinkt Bolivia (waarvan we via de burgerlijke pers vernemen dat het geniet van een specifiek hulpprogramma voor de arme landen die tot hun nek in de schulden zitten) steeds dieper weg in het moeras. Sinds 1999 is de werkloosheidsgraad verdubbeld. In een context waarin de meerderheid van de bevolking over minder dan twee dollar per maand beschikt kan de verbittering elk moment omslaan in een sociale uitbarsting. Reeds in januari-februari 2003 had het leger de betogingen van de arbeiders onderdrukt, waarbij meer dan 20 doden vielen, volgend op de aankondiging van een begrotingsverlaging en een extra heffing van 12,5% op de lonen voor de 750.000 ambtenaren die het land telt.
Dit keer vormde het voornemen om aardgas via Chila naar de Verenigde Staten en Mexico uit te voeren aanleiding voor de opstand van de bevolking. Vooral de boeren kwamen op de been tegen het plan van de regering om met behulp van de Verenigde Staten de cocateelt uit te bannen. Deze in meerderheid uit boeren bestaande volksrevolte, waarbij zich vervolgens studenten, arbeiders uit het onderwijs en de mijnen mengden, brak uit in de stad La Paz, waar de regering zetelt, en in El Alto, in de arme buitenwijk van de hoofdstad. Vervolgens breidde hij uit naar de voornaamste Boliviaanse steden. De botsingen tussen de bevolking en het leger, die meer dan een maand duurden, gaven aanleiding tot een ware slachting: meer dan 80 doden en honderden gewonden.
De revolutionairen kunnen niet anders dan een dergelijk barbarendom aanklagen en hun volle solidariteit betuigen, in het bijzonder met de arbeiders en hun familie, de slachtoffers van deze slachtpartij. Maar tezelfdertijd moeten ze naar voeren brengen dat deze strijd geen versterking betekent voor het proletariaat voorzover hij verwaterde in een ‘protestbeweging van de bevolking’. Het ontslag van de regering Sánchez de Lozada is geen “overwinning voor het Bolivia van onderop”, zoals de krant Libération van 22 oktober titelt, maar een overwinning voor de linkse burgerlijke partijen van Bolivia die deze ‘volks’revolte uitlokten en onder controle hielden.
In tegenstelling tot de strijd in februari, waarover de burgerlijke pers weinig meedeelde, toen de arbeiders reageerden op hun eigen klassenterrein en ter verdediging van hun levensvoorwaarden, zijn ze deze keer ondergedompeld in een beweging waarbinnen zij geen enkel belang te verdedigen hadden. De Boliviaanse linksen sleurden de bevolking en de arbeiders mee in een nationalistische strijd voor de verdediging van het Boliviaanse gas. Het zijn de Boliviaanse arbeiderscentrale (COB), de eenheidsvakbondsconfederatie van de landarbeiders (CSUTCB) en de beweging naar het socialisme (MAS), geleid door Evo Morales (spilfiguur in de strijd tegen de mondialisering van Zuid-Amerika en als indiaans leider verdediger van de kleine coca-telers), die net zo goed als de regering en het leger verantwoordelijk zijn voor dit bloedbad. Door op te roepen om te betogen rond het thema “het Boliviaans gas voor de Bolivianen” worden vooral nationalistische en anti-Chileense gevoelens opgeklopt (Bolivia verloor in de negentiende eeuw een deel van zijn territorium en daarbij zijn toegang tot de Stille Oceaan ten gunste van Chili, tijdens een oorlog waarin deze twee landen tegenover elkaar stonden) omdat de gasleiding zou worden aangelegd in de richting van een Chileense haven om de gas uit te voeren naar de Verenigde Staten(2).
Bovenop dit verachtelijke nationalisme dat Boliviaans links als een gif verspreidt binnen de arbeidersklasse komt het vraagstuk van het uitbannen van de coca, dat, zelfs wanneer het onmiddellijk vlak de boeren nog verder in de ellende zal storten, niets van doen heeft met de arbeidersstrijd in Bolivia noch ergens anders. Hetzelfde geldt voor het binnenkort bijeenroepen van een grondwetgevende vergadering door de nieuwe Boliviaanse regering van Carlos Mesa waardoor de Indiaanse bevolkingsgroepen beter vertegenwoordigd zouden kunnen worden in het burgerlijk parlement. Want ook dat betekent een versterking van de burgerlijke democratie, maar in geen geval van de arbeidersklasse. We hoeven er niet aan te twijfelen dat het trouwens in deze grondwetgevende vergadering zal zijn dat de aanstaande soberheidsmaatregelen tegen de arbeidersklasse genomen zullen worden, in naam van de verdediging van de staat en het Boliviaanse vaderland.
Zo vertegenwoordigen de gebeurtenissen in Bolivia op geen enkele wijze een overwinning voor het proletariaat, maar ze zijn in tegendeel een overwinning voor de burgerlijke democratieën en voornamelijk van haar partijen van links en ultra-links. Men kan niet anders dan deze beweging in Bolivia te vergelijken met de beweging van 2001 in Argentinië, waar de arbeidersklasse eveneens verdronken werd in een beweging van klassensamenwerking (3).
De beweging die we zojuist in Bolivië hebben gezien is geen krachtige beweging van het proletariaat waarin de andere niet-uitbuitende lagen van de bevolking op sleeptouw werden genomen. In tegendeel, het zijn vooral de boeren en de ‘cocaleros’ (coca-producenten) die onder de banier van vakbonden en linkse partijen de revolte leidden. De arbeiders werden ondergedompeld in een beweging zonder ander resultaat dan de versterking van de burgerlijke democratie.
In een revolte van klassensamenwerking ‘van de bevolking’ kan de arbeidersklasse slechts worden gebruikt worden als kanonnenvlees, zoals bevestigd wordt door de recente repressie. Haar eigen perspectief kan daarin alleen maar ten onder gaan. Enkel de zelfstandige arbeidersstrijd, zelfs al is het maar in een kiemvorm, opent echte perspectieven en kan een alternatief bieden voor de andere uitgebuite lagen van de maatschappij n
Donald / 24.11.2003
(1) Zie het artikel: ’Volksrevoltes’ in Argentinië: enkel de bevestiging van het proletariaat op zijn eigen klasse-terrein, kan de bourgeoisie doen terugdringen, Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 109, tweede kwartaal 2002.
(2) In verband daarmee kunnen we een stellingname citeren die wij onlangs ontvingen over de Boliviaanse revolte, van een groep die pas is ontstaan, Núcleo Comunista Internacional: “Men kan zijn best doen om deze ‘oorlog om het gas’ voor te stellen voor wat hij niet is, want hij heeft geen proletarische inhoud, noch de minste tendens van een perspectief tegen het kapitalisme in verval [...]. Het nationalisme of de verstaatsing van de gasvelden, of de verandering van de wet op de brandstoffen, dat heeft helemaal niets te maken met socialisatie van de productiekrachten. Het is de politiek van het staat in het kapitalisme om de basiswetten van het kapitalisme en de uitbuiting in handen te nemen, te behouden, in stand te houden.”
(3) Zoals de Argentijnse groep Núcleo Comunista Internacional nogmaals vaststelt: “De gebeurtenissen in Bolivia vertonen een grote gelijkenis met die van Argentinië in 2001, waarbij het proletariaat niet alleen werd bedolven onder de ordewoorden van de kleinburgerij, maar ook door het feit dat dergelijke ‘volksbewegingen’ hebben, zoals in het geval van Argentinië, net zoals dat van Bolivia, een vrij reactionaire tendens, wanneer ze het vraagstuk van de wederopbouw van de natie stellen, of dat van het buitensmijten van ‘gringos’ en ze daarbij eisen dat de natuurlijke reserve toekomt aan de Boliviaanse staat.”
In de eerste tien maanden van 2003 is er op grote schaal strijd gevoerd. Arbeiders uit een hele serie sectoren streden met een vastberadenheid die we niet meer gezien hadden sinds de jaren 1980. In Mei en Juni zagen we in Frankrijk miljoenen arbeiders demonstreren tegen de aanvallen op de pensioenen. In Oostenrijk waren er eveneens demonstraties, die ook gericht waren tegen de aanvallen op de pensioenen. Deze demonstraties culmineerden op 3 Juni in de grootste demonstratie sinds de Tweede Wereldoorlog, toen een miljoen mensen de straat opgingen (en dat in een land met minder dan tien miljoen inwoners).
Er heeft ook belangrijke, niet-officiële, geïsoleerde, spontane strijd plaatsgevonden. Zoals: de wilde staking van de arbeiders van British Airways op de luchthaven Heathrow; de niet‑officiële staking in Juni bij Alcatel‑Espace in Toulouse, waaraan 1.000 arbeiders deelnamen; de 2.000 contractarbeiders van de olieraffinaderij in Puertollano (Spanje) die staakten na een ongeluk dat zeven arbeiders doodde. In September begonnen 2.000 arbeiders van de Humberside scheepswerven, uit drie verschillende firma’s, aan een wilde staking om 98 arbeiders van een onderaannemer te steunen, die ontslagen waren omdat ze een loonsverhoging van nauwelijks €2,50 hadden geëist. Bovendien was er de staking bij het postbedrijf in Groot‑Brittannië waaraan minstens 20.000 arbeiders meededen. Er is steeds meer strijd in de meeste Europese landen, en ook in de Verenigde Staten. In California (Verenigde Staten) zijn er bijvoorbeeld stakingen geweest bij het openbaar vervoer van Los Angeles waarbij door solidariteitsacties bus‑, metro‑ en light-raillijnen werden afgesneden. Een staking door 70.000 supermarktarbeiders in California raakte bijna 900 winkels. Voor het eerst in 25 jaar kwam er daar zo’n actie tot stand. In Griekenland zagen we ook een serie van stakingen bij de overheid. Duizenden arbeiders, waaronder leraren, arbeiders uit de gezondheidszorg, brandweermannen en kustwachten waren er bij betrokken. Andere lagen, zoals 15.000 taxi chauffeurs hebben ook gestaakt en gedemonstreerd. Na 14 jaar zonder mobilisaties op grote schaal, na laagterecords op het vlak van stakingen in de grote kapitalistische landen, na het proclameren door de heersende klasse van het einde van de klassenstrijd, laten de recente strijdvoorbeelden zien dat de sociale situatie aan het veranderen is.
Om de betekenis en de gevolgen van deze gevechten te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om ze in hun historische context te plaatsen. Op het onmiddellijke vlak zijn de gevechten niet zo verschillend van die uit de periode sinds 1989. In 1993 waren er grote demonstraties in Italië tegen de aanvallen op de pensioenen. In 1995 waren er in Frankrijk grootscheepse klassenbewegingen die reageerden op vergelijkbare aanvallen. Echter, ditjaar zien we gelijktijdige bewegingen, gevechten die elkaar opvolgen, de groei van kleine maar belangrijke niet‑officiële gevechten. Bovenal ontwikkelen deze gevechten zich in een context van groeiende onvrede in de arbeidersklasse over de vraag wat het kapitalisme heb in de toekomst nog te bieden heeft. In de strijd werden vergelijkingen gemaakt met Mei 1968. We zien dit jaar niet als een nieuw 1968, maar de vergelijking onderstreept het belang van het begin van het ter discussie stellen van het kapitalisme door de arbeiders.
“In 1968 was een van de belangrijkste factoren, in de herrijzenis van de arbeidersklasse en haar strijd op het toneel van de internationale geschiedenis, de brutale beëindiging van de illusies die gekweekt waren in de wederopbouwperiode. Voor een hele generatie van de arbeidersklasse had deze wederopbouw gezorgd voor volledige werkgelegenheid en een duidelijke verbetering van de levensomstandigheden, na de werkloosheid van de jaren 1930 en de rantsoenering en de honger tijdens en vlak na de oorlog. Direct na de eerste uitingen van de open crisis werd de arbeidersklasse aangevallen. Niet alleen op zijn arbeids‑ en levensvoorwaarden, maar ook wat betreft het blokkeren van de toekomstperspectieven. Een nieuwe periode van toenemende economische en sociale stagnatie was het resultaat van de wereldcrisis. De schaal van de arbeidersstrijd na Mei 1968 en het opnieuw verschijnen van het revolutionair perspectief toont aan dat de burgerlijke mystificaties over de ‘consumentenmaatschappij’ en de ‘verburgerlijking’ van de arbeidersklasse afsleten. Alle verhoudingen in acht genomen is het zo dat er overeenkomsten zijn tussen de huidige aanvallen en de situatie toen. Overduidelijk is het dat we de twee perioden niet aan elkaar gelijk kunnen stellen. 1968 was een grootse historische gebeurtenis die het einde van meer dan veertig jaar contrarevolutie markeerde. De uitwerking op het internationale proletariaat was onvergelijkbaar veel groter dan die van de huidige situatie. Desondanks zien we vandaag de ineenstorting van datgene wat een troost moest zijn, de mogelijkheid om na jaren te hebben verkeerd in de gevangenis van de loonarbeid, met pensioen te gaan op een leeftijd van zestig jaar, en de mogelijkheid om dan nog van het leven te genieten zonder materiele zorgen. Nu zijn de arbeiders gedwongen de illusie te verlaten dat ze in de laatste jaren van hun leven kunnen ontsnappen aan, wat in toenemende mate wordt gezien als een bezoeking: een werkomgeving waarin er altijd te weinig mensen voor de hoeveelheid werk zijn, de hoeveelheid werk die steeds toeneemt, en het arbeidstempo dat steeds verder wordt opgeschroefd. Ofwel ze zullen langer moeten doorwerken, wat een verkorting betekent van de periode waarin ze hoopten te ontsnappen aan de loonarbeid, of, omdat ze niet lang genoeg hebben bijgedragen, zullen ze worden teruggebracht tot een staat van extreme armoede, waarbij overwerk wordt opgevolgd door ontberingen. Iedere arbeider moet zich zo dingen gaan afvragen voor zijn toekomst.” (De massale aanvallen van het kapitaal vereisen een massaal antwoord van de arbeidersklasse, in Internationale Revue, Engels, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 114).
Deze ongerustheid wordt nog versterkt door de ervaringen die het proletariaat al veertien jaar opdoet. Na de ineenstorting van het Oostblok werd het proletariaat sterk teruggeworpen. De ineenstorting en de verandering van de gehele internationale situatie, waarbij de wereld overspoeld werd met chaos, veroorzaakte bij de arbeiders een gevoel van hulpeloosheid. Tegelijkertijd gebruikte de heersende klasse de ineenstorting en de toenemende economische ‘boom’ van de jaren 1990 om het idee ingang te doen vinden dat de klassenstrijd dood is en dat de arbeiders zichzelf moeten zien als ‘verantwoordelijk burger’. Deze campagnes botsten aan het begin van de nieuwe eeuw met de realiteit van de recessie die gepaard ging met het barsten van de internetluchtbel en golven van ontslagen in de Verenigde Staten, Europa en de rest van de wereld. Tegelijkertijd, in geheel Europa, de Verenigde Staten en elders, zet de kapitalistische staat de welvaartsstaat op de helling. Er wordt gesneden in werkeloosheid‑ en andere uitkeringen, er wordt gekort in de pensioenen, de gezondheidszorg en et onderwijs worden aangevallen. Dit alles laat de arbeidersklasse zien wat het kapitalisme te bieden heeft en het maakt de arbeiders vastbesloten om te antwoorden op de aanvallen op de pensioenen en andere sociale uitkeringen.
De kleinere, geïsoleerde, niet‑officiële strijd brengt een toenemende onvrede in het proletariaat tot uiting, gericht tegen het accepteren van aanvallen die opgelegd worden door bazen en vakbonden. De check‑in staff op Heathrow, die niet bekend staat om zijn strijdbaarheid, was simpelweg niet meer in staat weer een nieuwe aanval en de medeplichtigheid van de vakbonden te slikken. Daarom verlieten de arbeiders hun werk. Het feit dat zo’n klein aantal arbeiders zo’n grote ongerustheid kon veroorzaken bij de bazen, de vakbonden en de media is een tekenend voorbeeld van het feit dat de heersende klasse weet dat er iets aan het veranderen is in de sociale situatie.
De mogelijkheden van de nieuwe situatie zijn van historisch belang. We zijn nu niet in dezelfde situatie als in 1968, de klasse komt niet uit de periode van decennialange nederlagen, maar uit iets meer dan een decennium van terugval. Voor 1989 waren er twintig jaar lang steeds golven van strijd. Dus, de huidige generatie arbeiders kan terugvallen op een ‘reservoir’ van meer dan dertig jaar ervaring van confrontaties met aanvallen en manoeuvres van de heersende klasse. Dit, gecombineerd met de vragen die worden gesteld door de toename van de alomvattendheid van de aanvallen, kunnen de voorwaarden scheppen voor belangrijke stappen in de richting van eventueel beslissende klassenconfrontaties tussen het proletariaat en de bourgeoisie die bepalend zullen zijn voor het vermogen van het proletariaat om al dan niet tot een revolutionair offensief over te gaan.
In het centrum van dit perspectief staat de mogelijkheid van het proletariaat om zijn klassenidentiteit terug te vinden en te versterken. Met ‘klassenidentiteit’ bedoelen we het begrip dat men tot een klasse behoort, een klasse met gemeenschappelijk te verdedigen belangen. Dit klassenbegrip is de basis om de strijd eventueel op een hoger niveau van uitbreiding en zelforganisatie te brengen.
De aard van de huidige aanvallen legt daarvoor de basis. De ontmanteling van de ‘sociale buffers’ van de welvaartsstaat, samen met de toename van de uitbuiting in de fabrieken, kantoren, ziekenhuizen enzovoort en de groei van de massawerkloosheid (meer dan vijf miljoen in Duitsland, 10% van de werkende bevolking, een niveau van ontslagen dat tientallen jaren ongekend was in de Verenigde Staten, 800.000 fabrieksbanen verdwenen in Groot‑Brittannië sinds 1997, enzovoort), confronteren de arbeidersklasse met de harde waarheid van het kapitalisme: ofwel je werkt je te pletter om meerwaarde te produceren of je verrot in armoede. Al decennialang probeert de heersende klasse de welvaartsstaat te gebruiken om de impact van het kapitalisme op de arbeidersklasse te verzachten, maar steeds duidelijker wordt hoeveel waarheid er zat in de woordendie Marx in Het Kapitaal schreef: “De kapitalistische warenproductie is de eerste economische formatie in de geschiedenis van de mensheid waarin de werkloosheid en de vernietiging van een groot en groeiend deel van de bevolking, en de directe hulpeloze armoede van een ander deel dat ook groeit, niet enkel het resultaat is van, maar ook een noodzaak is voor het voortbestaan van deze economie. De onzekerheid van het bestaan van de hele werkende bevolking en de chronische behoeftigheid [...] zijn voor het eerst een normaal sociaal verschijnsel geworden” (Marx, Het Kapitaal, deel 1).
De heersende klasse is zich bewust van het gevaar dat de arbeidersklasse voor haar vormt. De kapitalistische staat heeft dan ook een heel apparaat ter beschikking om met acties vanuit de arbeidersklasse om te gaan: vakbonden, democratie, ultralinks, gerechtshoven, politie enzovoort. Desalniettemin is het haar grootste angst dat de arbeidersklasse zijn klassenidentiteit zal ontwikkelen, en op basis daarvan politieke vragen over de aard van het kapitalisme en de noodzaak voor een alternatief zal gaan opwerpen. Dus, toen de Franse bourgeoisie een frontale aanval op de arbeidersklasse moest uitvoeren deed ze er alles aan om te voorkomen dat dit zou leiden tot het ontstaan van een begin van klassenidentiteit. De vakbonden en links stelden de strijd voor als een tegen een ‘hard line’ rechtse regering, meer dan dat het kapitalisme zelf de oorzaak zou zijn. Alle sectoren van de bevolking werden gemobiliseerd. En ze stelden de leraren ten voorbeeld, hun strijd leed een bittere nederlaag. In Oostenrijk waren de vakbonden eveneens in staat de woede op te sluiten in demonstraties en beperkte stakingen. De heersende klasse in Duitsland gebruikte de strijd in Frankrijk en Oostenrijk om een gevecht van de machinearbeiders in het oosten uit te lokken. Door hen hetzelfde loon als in het westen te laten eisen werd de verdeling opgestookt. Ze was ook in staat de woede van de arbeiders te richten tegen andere arbeiders die niet aan de staking meededen. Deze laatste aanval was een uiting van het grotere probleem van de maatschappelijke ontbinding dat de arbeidersklasse zal tegenkomen in haar gevechten. Het toenemende verval van het sociale netwerk werkt de ontwikkeling van klassenbewustzijn tegen, omdat het de ideeën over ‘ieder tegen allen’ versterkt. Elk individu en elke sector wordt aangemoedigd zich enkel met zijn eigen overleving bezig te houden, zelfs als dat betekent dat medearbeiders naar beneden moeten worden getrapt. Tijdens de onderwijsstaking in Frankrijk moedigde de vakbonden het idee aan dat de meest militante arbeiders de staking moesten opleggen aan de andere arbeiders, door scholen en wegen te blokkeren enzovoort. Dit leidde tot vijandigheid tussen de arbeiders, en tot ontmoediging. De heersende klasse is erg doortrapt en heeft veel ervaring in de strijd tegen de arbeidersklasse waar ze op terug kan vallen. Het is van het grootste belang dit te begrijpen, omdat als men de capaciteiten van de klassenvijand onderschat men het proletariaat ontwapent. De huidige gevechten zijn enkel de eerste aarzelende stappen in de richting van het openen van een periode van een mogelijke ontwikkeling van de klassenstrijd. De bourgeoisie zal alles doen wat ze kan om de strijdbaarheid en de verdieping van het bewustzijn in de arbeidersklasse te ondermijnen, af te leiden en te corrumperen. De arbeidersklasse wordt geconfronteerd met een enorme uitdaging. Er zal een lange en zeer moeizame ontwikkeling van de gevechten gaan plaatsvinden, gemarkeerd door nederlagen en kenteringen. De arbeiders zullen moeten optornen tegen de vernietigende effecten van de zich verdiepende crisis: massa werkloosheid en armoede. De strijd aangaan is een zeer moeilijk proces, maar de serieuze reflectie die de ontwikkeling van de strijd moet vergezellen zal deze meer politiek belag geven. De ontwikkeling van de strijd zal het proletariaat eveneens in staat stellen te beginnen met het trekken van de lessen die ze bezig was te leren in de jaren 1980, met name over de rol van de vakbonden en de noodzaak de strijd uit te breiden over de grenzen van de sectoren heen. Het hele proces zal gevoed en gestimuleerd worden door bredere in vraagstelling van het kapitalistische systeem. De veranderende sociale situatie vertegenwoordigt een belangrijke historische uitdaging, maar er is geen enkele garantie dat de klasse en haar revolutionaire minderheden in staat zullen zijn deze uitdaging met goed gevolg aan te gaan. Het zal afhangen van de vastberadenheid en de wil van de klasse en haar minderheden.
Phil / 01.11.2003
Om de toestand in de wereld te beoordelen volstaat één vraag: welke gebeurtenissen kenmerkten het jaar 2003 het meest? Wat betekent dat?
De vermenigvuldiging van oorlogen en aanslagen in alle hoeken van de planeet hebben steeds grotere delen van de bevolking op een permanente wijze overgeleverd aan moordpartijen en terreur, aan chaos en oorlogsbarbarij. De nieuwe dodelijke oorlog in Irak in maart 2003 heeft het land in een bloedige chaos gestort die nog lang niet onder controle is. Ook de arrestatie van Saddam Hussein zal hieraan niets kunnen veranderen. Het Nabije Oosten is nog steeds ten prooi aan een verscherping van het geweld in het Israëlisch-Palestijns conflict dat steeds meer uitzichtloos lijkt. De kamikazeacties en terroristisch aanslagen die de bevolking blindelings treffen, zijn zodanig veralgemeend dat ze intussen op onverschillig welke plaats ter wereld kunnen toeslaan
In tegenstelling tot alle officiële geruststellende praatjes en vredesbeloften is het duidelijk dat de wereld in een steeds bloediger oorlogsbarbarij wegzinkt. Het aantal slachtoffers van deze barbaarsheid wordt steeds groter. Bij de hel van terreur, vernieling, moordpartijen en verminkingen in de landen die er het meest door worden getroffen, voegt zich nog een afdaling in de meest afgrijselijke misère. De overheersing van deze barbarij over een groot deel van de aardbol valt samen met een ongeziene versnelling van de aanvallen tegen de arbeidersklasse in de centrale industrielanden van het kapitalisme.
Of ze nu van linkse of rechtse signatuur zijn, of het nu in Frankrijk, in Oostenrijk, Duitsland of Brazilië, en vandaag in Italië is: alle regeringen treffen overal dezelfde maatregelen. Terwijl de werkloosheid blijft stijgen en steeds ergere ontslagplannen elkaar blijven opvolgen, terwijl de nepbaantjes zich als een olievlek verspreiden, onthult de aard zelf van deze aanvallen steeds schriller het bankroet van het systeem. Niet alleen smijt het kapitalisme steeds grotere delen van arbeidersklasse op straat, maar het blijkt ook steeds minder in staat te zijn om hen van de meest elementaire bestaansmiddelen te voorzien. De bourgeoisie valt tegelijkertijd de pensioenen en de gezondheid van de proletariërs aan, de uitkeringen van al diegenen die al werkloos werden gemaakt. Ze doet dat op een gelijktijdige, massale en frontale wijze, terwijl de arbeidsvoorwaarden verslechteren en de koopkracht in volle snelheid verwatert. Steeds meer arbeidersfamilies zinken steeds sneller in de ellende.
De ongeziene omvang en diepte van de aanvallen van de bourgeoisie op de arbeidersklasse brengen aan het licht dat het kapitalisme onvermijdelijk wegzinkt in de stuiptrekkingen van zijn wereldcrisis. De bourgeoisie toont steeds duidelijker dat ze niet meer over de middelen beschikt om haar aanvallen op de meest vitale levensvoorwaarden van de arbeidersklasse op een ‘gedoseerde’ wijze en stapje voor stapje uit te voeren.
Het kapitalisme is verplicht om steeds openlijker zijn bankroet te ontsluieren. De dramatische versnelling van deze toestand op de gehele wereld bewijst niet alleen dat dit uitbuitingssysteem niet in staat is om de mensheid een lotsverbetering te bieden, maar dat het bovendien de mensheid permanent dreigt te laten wegzinken in een maalstroom van ellende en barbarij. Tegenover de ernst van wat er op spel staat, bestaat er slechts één uitweg: de omverwerping van dit systeem door de enige klasse die niets anders te verliezen heeft dan de ketenen van zijn uitbuiting, het proletariaat. De arbeidersklasse heeft nog altijd de sleutel van de toekomst in handen. Zij alleen beschikt over de middelen om de mensheid uit deze impasse te halen. Zij is de enige klasse die historisch in staat is om zich op te werpen tegen het voortbestaan van dit uitbuitingssysteem. Zij is de enige klasse van de geschiedenis die zelf een andere maatschappij in zich draagt waarvan de motor niet langer de winst en de uitbuiting zijn maar het voldoen aan de menselijke behoeften. Tegenover het onafwendbaar wegzinken in ellende en barbarij zal de ontwikkeling van de strijd op haar klasseterrein, om zich te verdedigen tegen de aanvallen van de bourgeoisie, een ander perspectief kunnen doen opbloeien voor de mensheid.
Ondanks de tijdelijke nederlaag die de proletariërs hebben opgelopen, heeft de arbeidersstrijd die in het voorjaar van 2003 werd begonnen in Oostenrijk en Frankrijk, aangetoond dat alleen de arbeidersklasse in staat is om het hoofd te bieden aan de aanvallen, en vooral dat zij haar capaciteit heeft behouden om haar eigen revolutionair perspectief te bevestigen. De vrees van de bourgeoisie onthult volop de mogelijkheden van het proletariaat. De bourgeoisie weet maar al te goed dat zij in de komende jaren nog hardere aanvallen zal moeten doorvoeren en dat de arbeidersklasse geen andere keuze heeft dan haar strijd te ontwikkelen. Het is juist om dit te beletten, en vooral om te verhinderen dat de arbeidersklasse zich bewust wordt van het definitieve bankroet van het kapitalisme, dat de bourgeoisie het anders-globalisme (1) naar voren heeft geschoven. Deze misleiding is er op gericht om de arbeidersklasse te doen geloven dat een ‘andere wereld’ mogelijk zou zijn binnen het kader van een ‘ander beheer’ van het kapitalisme. Zij heeft als doel om verwarring te zaaien, om de ontwikkeling van het inzicht te belemmeren dat er geen enkele mogelijkheid bestaat om het systeem te verbeteren of het wezenlijk te hervormen.
De toekomst van de wereld ligt in de handen van de arbeidersklasse. Hieraan herinnerde al het Manifest van de IKS, dat meer dan twaalf jaar geleden werd geschreven en dat meer dan ooit geldig is voor de komende jaren: “Kommunistische revolutie of vernietiging van de mensheid: Nooit in de geschiedenis zijn de keuzes zo dramatisch en beslissend geweest. Nog nooit heeft een sociale klasse een dergelijke verantwoordelijkheid gedragen zoals het proletariaat nu” (2). Maar meer nog dan van deze noodzaak moet de arbeidersklasse zich bewust worden van het feit dat zij volop over de mogelijkheden beschikt om haar strijd te ontwikkelen en deze gigantische taak tot een goed eind te brengen.
IKS, januari 2004
(naar het redactioneel van Révolution Internationale nr. 342, januari 2004)
(1) In het Frans ‘alter-mondialisme’ genoemd.
(2) Manifest van het Negende Congres van de I.K.S., zomer 1991, bijlage bij Internationalisme, nr. 171, te vinden op deze site.
In november was de IKS aanwezig op de jaarlijkse anarchistische boekenmarkt te Utrecht. Het anarchistische milieu trekt mensen aan die op zoek zijn naar revolutionaire alternatieven voor een kapitalisme dat steeds verder wegzinkt in een chaos van oorlog en ellende, in zijn eigen ontbinding. Wij denken dat we aan deze zoektocht een belangrijke bijdrage kunnen leveren vanuit de opvattingen van de kommunistische linkerzijde. Door politiek te argumenteren kunnen standpunten wederzijds worden verhelderd.
Veel aanwezigen vroegen zich bijvoorbeeld af of ze steun moesten verlenen aan de probleemloos aanwezige vertegenwoordigers van het van haat vervulde Baskische en Palestijnse nationalisme, of juist met de internationalisten die in dergelijke conflicten alle kampen in gelijke mate veroordelen. Moet men in de kwestie van de oorlog, zoals in Irak, een pacifistisch standpunt innemen, steun verlenen aan het anti-amerikanisme of anti-terrorisme of juist een internationalistisch standpunt innemen? Er waren vragen over de houding die kan worden ingenomen tegenover het ‘anders-globalisme’, dat het alternatief van een ‘betere wereld’ beweert te vertegenwoordigen, maar met louter ethisch gemotiveerde ‘mensen van goede wil’, zonder dat er een allang aanwezige kracht in de samenleving nodig zou zijn, een historische klasse, die voor haar eigen overleving ertoe gedreven wordt de samenleving om te wentelen.
We waren aanwezig om onze pers en standpunten in het openbaar te verdedigen voor geïnteresseerden die zich al dan niet tot het anarchistische milieu rekenen, die zich daartoe voelen aangetrokken of die er alleen op zoek zijn naar andere meningen; om met hen discussies aan te knopen en om deel te nemen aan openbare discussies als die er zouden zijn. Wanneer de organisatoren ons beletten onze pers te verkopen, dan waagden ze het niet om in een openbaar debat dat daar plaatsvond ons de mond te snoeren.
Onze poging om op deze markt met een boekentafel aanwezig te zijn werd door de anarchistische organisatoren met een ijzig stilzwijgen beantwoord. Er werd ons te verstaan gegeven dat zelfs de verkoop van onze pers op deze markt niet was toegestaan: de IKS zou immers een ‘anti‑anarchistische organisatie’ zijn. Daar staat tegenover dat Baskisch‑nationalistische en Palestijns nationalistische propaganda als naadloos op het officiële anarchisme aansluitend zonder problemen op deze markt kon worden geventileerd.
Het is niet nieuw dat onze aanwezigheid bij een dergelijk evenement wordt verhinderd of belemmerd. In feite probeert de IKS al sinds 1999 aanwezig te zijn op deze boekenmarkt, maar we stuiten daarbij telkens op organisatoren die iedere discussie onmogelijk proberen te maken en die - ijdel - willen beletten dat zelfs maar iemand van ons bestaan op de hoogte raakt. Zo werd ons in 1999 onmiddellijk verboden om binnen onze pers te verkopen en werd er ook nog een (mislukte) poging ondernomen om ons van de openbare weg te jagen die door deze anarchisten blijkbaar als hun privé‑eigendom wordt beschouwd. Dat leidde toen tot heftig protest van een enkele oudere anarchistische deelnemers die ons al heel lang kennen, die het beslist niet met ons eens zijn, maar die wel willen discussiëren, en die de organisatoren op niet mis te verstane wijze van ‘stalinistische praktijken’ betichtten. De ‘officiële’ anarchisten die deze boekenbeurs organiseren spelen namelijk precies de rol van de kapitalistische staat door ieder debat in de kiem te smoren en door methoden te hanteren als monddood maken, bedreigen en intimideren. Het voorwendsel dat we een ‘anti-anarchistische’ organisatie zouden zijn getuigt enkel van miachting voor het eigen publiek dat louter door eigen domheid bijzondere bescherming zou behoeven tegen de boze buitenwereld. Die houding van de organisatoren staat in volslagen tegenspraak tot de wil en de behoefte van veel van de bezoekers van deze markt om een open politiek debat willen aangaan, ter verheldering en juist weg van alle benepen obscurantisme.
We herinneren er aan dat de linkskommunisten en veel anarchisten voortdurend hebben deelgenomen aan elkaars openbare discussies; dat in Nederland bijvoorbeeld de anarchist Domela Nieuwenhuis in 1903 het debat met de linkskommunist Herman Gorter niet in het minst schuwde, net zo goed als de linkscommunisten traditioneel al decennialang aanwezig zijn op de anarchistische landdagen in Appelscha.
Wij hebben nooit onder stoelen of banken geschoven dat de IKS geen anarchistische maar een marxistische organisatie is die principiële verschillen kent met het anarchisme. Dat verschil in beginselen heeft ons echter nooit belet om met anarchisten het debat op te zoeken, net zo goed als we anarchisten die een serieus debat met ons willen aangaan altijd hebben begroet op onze openbarebijeenkomsten. Zonder debat is er geen politiek leven. Alleen door het debat aan te gaan is het mogelijk om lessen te trekken uit de historische strijdervaringen. Het is in het vuur van deze bewuste confrontaties van ideeën dat de verschillende beginselen, opvattingen, methoden en analyses voortdurend aan de toets der kritiek moeten worden onderworpen om ze verder te kunnen ontwikkelen. Maar daarvoor is er een politieke cultuur van open debat nodig dat door de anarchistische organisatoren van de Utrechtse boekenmarkt nu juist wordt gesaboteerd.
We willen al degenen die in serieus politiek debat zijn geïnteresseerd en die zich afkeren van dergelijke stalinistische praktijken, onverschillig met welke veren die worden getooid, aanmoedigen om de discussie met ons op te nemen en voort te zetten, om het debat te verbreden en uit te diepen.
IKS / 05.01.2004
De onderstaande uittreksels die wij hier in het kort bespreken komen uit de tekst Communalisme als alternatief, geschreven door Eric Eijglad, voorzitter van de ‘internationale raad voor het Communalisme’. De eerste twee delen ervan werden in vertaling gepubliceerd in nr. 2 en 3 van het Nederlandse tijdschrift Links Libertair Perspectief van de groep Democratisch Initiatief (DI). Deze tekst heeft de ambitie om de betekenis te bepalen van huidige bewegingen als het altermondialisme en die van de groenen en een balans op te maken van de grote ‘-ismes’ van de twintigste eeuw, zoals socialisme, kommunisme en anarchisme, en om voorstellen te doen voor strijdalternatieven. Voorbijgaand aan de schrijver en de organisatie die hij vertegenwoordigt is deze tekst tekenend voor de vraagstellingen en debatten die een heel milieu in Nederland maar ook elders bezighouden bij hun zoektocht naar een alternatief voor de barbarij van het kapitalistische systeem. Daarom begroeten we de geest van openheid, van het zoeken naar verheldering en samenhang van DI zoals die blijkt uit haar tijdschrift. Door deze tekst te publiceren met ons commentaar hebben we niets anders voor ogen dan deel te nemen aan deze inspanning van verheldering met al degenen die willen strijden voor een revolutionaire omwenteling van de samenleving. In deze krant bespreken wij eerst en vooral de opgemaakte balans: die van het huidige kapitalistische systeem en die van protestbewegingen als altermondialisme en ecologie. In een volgende aflevering zullen wij terugkomen op het voorgesteld alternatief, het communalisme, waarmee de IKS niet overeenstemt. Toch denken we dat de uittreksels van deze tekst interessante elementen bevat om een debat aan te gaan op zoek naar een werkelijke politieke samenhang.
Heeft het kapitalisme nog een toekomst voor de mensheid? Dat is de hamvraag die doorslaggevend is voor revolutionaire strijd. Dit vraagstuk vormt de kern van het eerste uittreksel:
“Het vooruitzicht dat kapitalisme "het einde van de geschiedenis", het hoogtepunt van de menselijke cultuur markeert, is uitermate somber. Het marktsysteem, voortgedreven door haar onophoudelijke behoefte om meer winst te genereren ten koste van zowel mensen en het miliue, veroorzaakt problemen die onze samenleving rusteloos achtervolgen. Ondanks dat de wereld tegenwoordig een ongekende capaciteit heeft om, voortgestuwd door een reeks verrijkende wetenschappelijke en technologische revoluties, een samenleving zonder materiële schaarste te vormen en draaiende te houden, moeten we nog steeds de belangrijke sociale problemen uitbuiten en onderdrukking oplossen. Want nu is slechts een klein percentage van de wereldbevolking in positie om van de voordelen van deze vooruitgang te genieten. Op hetzelfde moment breidt de markt zich uit naar nieuwe gebieden, in wanhopige pogingen om de onstilbare honger naar winsten te stillen - door haar economie te globaliseren en door ‘privaterings’-programma’s een flinke hap te nemen uit de publieke sector, terwijl commodificering het punt heeft bereikt waarop zelfs genen gepatenteerd, gekocht en verkocht kunnen worden voor geld. De rijken worden steeds rijker en de heersende minderheden vinden nog steeds nieuwe manieren om hun ondergeschikten te manipuleren om er mee in te stemmen dat ze overheerst worden, terwijl de vernietiging van onze natuurlijke omgeving afgrijselijke vormen begint aan te nemen. De samenleving wordt opgezet tegen zichzelf door een veelvoud aan hiërarchische stratificaties en tegen de natuur. De levensomstandigheden van een groot gedeelte van de mensheid zijn miserabel, oorlogvoering gaat maar door, sociale onzekerheid groeit, (een gevoel van) onmacht is wijdverspreid en onze steden zijn cultureel gezien aan het instorten; op hetzelfde moment zouden verstoringen van het klimaat en cyclische processen die het leven op aarde ondersteunen het voortbestaan van de mensen en andere complexe levensvormen in vraag kunnen stellen. Voor radicalen is de huidige verwerping van theorie en ideologie daarom hoogst verontrustend: in een samenleving die de meerderheid van de mensheid veroordeelt tot onzekerheid, wanhoop en onmacht terwijl ze enorme ecologische instabiliteit creëert voor de gehele wereld, zijn serieuze alternatieven hard nodig. Op dit moment zijn er, jammer genoeg, geen alternatieven zichtbaar.”
Het belang van deze passage voor een verdieping van de discussie over het perspectief van het kapitalisme springt in het oog. Het laat ons onverbloemd de werkelijkheid zien van een systeemdat ter plekke wegrot en van de barbarij die het kapitalisme in groeiende mate teweegbrengt in alle uithoeken van de planeet. “Het perspectief dat het kapitalisme ‘het einde van de geschiedenis’ zou kunnen zijn [...] is inderdaad bijzonder somber”. Hij laat ook terecht zien dat er een fundamentele tegenstrijdigheid schuilt in de huidige toestand: “Terwijl de wereld, voortgestuwd door een reeks van verrijkende wetenschappelijke en technologische revoluties, vandaag over een ongeziene capaciteit beschikt om een maatschappij op de been te brengen en te onderhouden zonder materiële schaarste, [...] zijn de levensvoorwaarden van een groot deel van de mensheid ronduit ellendig, duren de oorlogsconfrontaties voort, neemt de sociale onzekerheid toe, [...]”. Hier wordt de tegenstelling tussen de materiële mogelijkheden van de mensheid en de limieten die worden opgelegd door de productiewijze, het kapitalisme, goed aan het licht gebracht. Tenslotte drukt de tekst de gewettigde zorg uit over de noodzaak om een alternatief naar voren te brengen voor de maatschappij en voor het zoeken naar een samenhangende benadering ervan om deze te definiëren tegenover de gevolgen van een systeem dat “de overleving van de mens in gevaar zou kunnen brengen”.
Naar onze mening verbergt de tekst toch een fundamentele historische dimensie van het vraagstuk; op geen enkel moment wordt aangetoond dat de beschreven toestand niet het gevolg is van toevallige afwijkingen of spelingen in de geschiedenis maar dat hij het product is van een productiewijze die een ontwikkeling van de maatschappij niet langer mogelijk maakt. Het kapitalisme is immers geen dynamisch systeem meer in volle uitbreiding - in tegenstelling tot wat de media die in haar dienst staan beweren - maar een zieltogend lichaam dat zijn bestaan slechts kan rekken via de opeenstapeling van crises, oorlogen en ellende. En wij zijn niet de eersten die dit vaststellen: met de internationalistische marxisten van het begin van de twintigste eeuw zeggen we dat het kapitalisme momenteel een systeem in verval is dat de mensheid niets meer te bieden heeft dan groeiende barbarij en daarmee wordt de noodzaak gesteld om het kapitalisme te vernietigen voordat het ons vernietigt.
Volgens dit begrip van verval (uiteengezet in talrijke teksten) hebben tot op heden alle klassenmaatschappijen fasen van bloei en verval doorgemaakt. Het is een absoluut fundamenteel begrip in de materialistische opvatting van de geschiedenis. Zoals Marx schreef in zijn beroemde voorwoord tot de Kritiek van de politieke economie komt een productiewijze vanaf een bepaald stadium van zijn ontwikkeling terecht in een tijdperk van sociale revolutie: wanneer de maatschappelijke verhoudingen van hefbomen van de ontwikkeling tot hindernissen worden voor verdere vooruitgang. Wij delen de conclusie van de Kommunistische Internationale (in 1919) en de Duitse en Italiaanse Linkskommunistische fracties. Volgens hen was de periode van ‘interne desintegratie’ van het kapitalisme, van de imperialistische oorlogen en sociale revoluties bewezen met het uitbarsten van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Dit werd volop bevestigd door de wereldwijde revolutionaire golf die opkwam tegen de imperialistische oorlog (lees in verband hiermee de reeks ‘het kommunisme is noodzakelijk en mogelijk’ in Internationalisme, nr. 299, 301, 303 en Wereldrevolutie, nr. 100).
Het ideologisch offensief dat het kapitalisme de ineenstorting van het Oostblok op het eind van de jaren 1980 tegen het marxisme voert is vooral gericht op dit historisch begrip van het kapitalisme, en dus van de idee van het verval van het kapitalisme. Dit offensief wordt voor een groot deel gevoerd via de campagne rond de ‘mondialisering’. Hierachter schuilt de idee dat het kapitalisme pas een werkelijk wereldsysteem zou zijn geworden met de komst van de politiek van de ‘vrijhandel’ - de ‘reaganomics’ van de jaren 1980, met de snelle groei van de communicatie ingebracht door de triomf van de informatica, en vooral met de ineenstorting van het Oostblok waarbij zogenaamd de laatste ‘niet-kapitalistische’ regio’s van de economische landkaart zouden zijn geveegd. Diegenen die dit idee onderschrijven kunnen zowel de gevolgen van de mondialisering goedkeuren of afkeuren. De grondslag van dit idee bestaat eruit dat het kapitalisme in een nieuw tijdperk zou zijn getreden, een nieuw soort bloei, die de oude marxistische theorie van het kapitalisme als een systeem in verval zou weerleggen. Een dergelijke visie is totaal in tegenspraak met de traditie van het Linkskommunisme dat zijn analyses baseert op de theorieën van Rosa Luxemburg en van Boecharin, die tijdens de Eerste Wereldoorlog verdedigden dat het kapitalisme was binnengetreden in zijn vervalfase juist omdat het een globaal systeem geworden was, een werkelijke wereldeconomie. Dit idee is ook totaal in tegenspraak met de analyse van de IKS die stelt dat de periode, die aanving met de ineenstorting van het Oostblok, niet kon worden gekenmerkt als een nieuwe periode van bloei van het kapitalisme maar als de meest gevaarlijke eindfase van zijn neergang - de fase van zijnontbinding - waarin het alternatief tussen socialisme of barbarij een steeds afschrikwekkender dagelijkse werkelijkheid wordt.
In het volgende uittreksel wordt een kritiek van de altermondialistische beweging ontwikkeld. En in dit kader leidt dat ook tot het behandelen van een van de grote ‘-ismes’ van de twintigste eeuw, het anarchisme.
“Een wereldwijde serie protesten tegen de G8, het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Asia Pacific Economic Cooperation, de EU en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft een nieuw radicaal ontwaken voortgebracht, dat een zekere mate van ontevredenheid van de bevolking met dit economische systeem aan het licht bracht, en dat, gegeven een groeiend niveau van bewustzijn en ervaring, de mogelijkheid heeft om een politieke uitdaging voor dit systeem te vormen [...]. Maar om op een alternatief te wijzen, moet een beweging praktische inhoud hebben: het moet organisatorische continuïteit en een bewuste ideologie hebben die het alternatief duidelijk kan maken, kan uitleggen hoe het mogelijk is om het te bereiken en waarom het waard is ervoor te vechten. Het bezit deze kenmerken niet, verre van. Het huidige verzet tegen ‘globalisering’ blijft uitermate gefragmenteerd en ideologisch verward, jammer genoeg wordt het in vele verschillende en zelfs tegenstrijdige richtingen getrokken [...]. Volgens een van haar leidende figuren, de auteur van No Logo: Taking Aim at the Brand Bullies, Naomi Klein, verdient de beweging tegen door bedrijven gestuurde, economische globalisering ‘de kans om te zien of uit haar chaotische netwerken van naven en spaken iets nieuws, iets helemaal eigens kan opkomen’. [...] Gegeven de eeuwenoude geschiedenis van radicale bewegingen, zal het zonder meer nodig zijn om het wiel opnieuw uit te vinden. De hedendaagse radicale bewegingen zouden moeten leren van en bouwen op vroegere ideeën en ervaringen, en ze niet allemaal terzijde schuiven in de hoop dat ‘iets geheel eigens’ op zal komen. [...] In juli 1936 bevonden de Spaanse anarchisten zich ten tijde van het uitbreken van díe sociale revolutie waar ze zeventig pijnvolle jaren lang naar gesmacht hadden en hadden een veel betere positie om de heersende klassen van hun tijd uit te dagen dan de huidige ‘anti-globaleringsbeweging’. Maar hun gebrek aan een coherente theorie en programma liet hen achter zonder politieke richting op dat cruciale moment. Bij gebrek aan richting en verscheurd door interne conflicten gaven zij zich over aan liberale politiek. Deze overgave werd bekritiseerd door meest bewuste elementen in de libertaire beweging. Maar de anarchistische en syndicalistische beweging als geheel was onwelwillend en niet in staat om te reageren op de oproepen voor een revolutionaire theorie en een revolutionair programma. Tijdens het gebeuren gingen ze, gedurende mei 1937, uiteindelijk de strijd aan met de liberale regering en de stalinisten in Barcelona en leden een definitieve nederlaag. Ondanks de grote verschillen tussen de revolutionaire arbeidersbeweging in Barcelona van 1936/37 en de veelkoppige protestbeweging van Seattle en Genua, staan ze tegenover enkele alarmerend gelijkende problemen. Onopgelost zijn deze problemen dodelijk voor elke beweging die op zoek is naar het uitdagen van de gevestigde sociale orde. Helaas hebben slechts weinigen in de ‘anti-globaliseringsbeweging’ dit probleem onderkend, gefocust op protesteren als de beweging is. Politiek gezien reageert deze ‘beweging van bewegingen’ alleen maar en is niet creatief. Deelnemers aan de demonstraties stellen een wijd scala aan eisen en geen poging wordt ondernomen om ze te verenigen, noch ideologisch, noch organisatorisch. Daarnaast zijn de meeste door de beweging gestelde eisen opvallend reformistisch, zoals de wijd bediscussieerde eis voor de zogenaamde ‘Tobin-tax’. Maar weinig deelnemers schijnen verontrust te zijn over dit vacuüm: in tegendeel, zij prijzen haar diversiteit en openeindigheid. Het zal des te zwaarder zijn om de mensheid uit de diepgewortelde sociale en ecologische problemen van onze tijd te leiden als de de facto leiders van radicale bewegingen een laissez-faire-houding toestaan en zelfs aanmoedigen ten opzichte van kwesties als ideologie, organisatie en de noodzaak voor systematische verandering.”
De tekst geeft een volkomen terechte kritiek op het totale gebrek aan perspectieven bij de anti-globalistische en ecologische bewegingen die er zich toe beperken om het systeem te willen ‘hervormen’. Er wordt heel terecht in benadrukt dat een radicaal alternatief voor het systeem inhoudt dat ‘er lessen worden getrokken uit de geschiedenis’, om een ‘theoretische samenhang’ teontwikkelen van een engagement op basis van een helder programma (’het programmatisch engagement’). Dat keert het anti-mondialisme juist de rug toe, net zoals trouwens het anarchisme in Spanje in 1936. Over het bankroet van het anarchisme in Spanje in 1936, een vraagstuk van de eerste orde, verwijzen wij naar ons antwoord op de correspondentie van een lezer in Internationalisme, nr. 302 en 303.
Wij onderstrepen verder nog de juistheid van het idee dat, om een alternatief te ontwikkelen tegenover het kapitalisme, men moet weten waarom en hoe men kan strijden; daarvoor moet men vóór alles vaststellen wie de revolutionaire kracht is in de maatschappij en wie haar vijanden zijn. Daarom is het van wezenlijk belang te bepalen of de anti-mondialistische beweging werkelijke een uitdrukking is - zelfs een ‘reformistische’, ‘die dezelfde fouten maakt als de sociaal-democratie’ - van “een zekere graad van ongenoegen van de bevolking tegenover het economisch systeem”? Voor ons is het antwoord onmiskenbaar negatief: de altermondialistische beweging is een ideologisch voortbrengsel van de bourgeoisie wiens taak er juist uit bestaat om de zoekende elementen af te houden van een politieke samenhang. Deze elementen die momenteel binnen het proletariaat opduiken worden zo afgehouden van elke poging om de wereld te begrijpen en er de gevolgtrekkingen uit te trekken voor wat betreft de perspectieven, om ze terug te brengen op het burgerlijke terrein van de verdediging van de democratie, de staat, enzovoort.
Zo leiden de conclusies in deze tekst tot een andere diepgang. “Het zal des te moeilijker zijn om de mensheid uit de diepe sociale en ecologische problemen van onze tijd te halen omdat de feitelijke leiders van deze radicale bewegingen dezelfde houding van laissez-faire aannemen en aanmoedigen met betrekking tot vraagstukken van ecologie, de organisatie en de noodzaak van een systematische verandering”. Men moet goed begrijpen dat dit geen vrucht is van verblinding noch van een ‘reformistisch’ onbegrip over wat er op het spel staat, maar van hun aard zelf, die burgerlijk is, die van een ‘tweeslachtige’ beweging die er op gericht is om de geloofwaardigheid van de burgerlijke democratie op te vijzelen en die de rol vervult elke vraagstelling over alternatieven en van de revolutionaire krachten uit de weg te gaan. Deze “laissez-faire-houding toestaan en zelfs aanmoedigen ten opzichte van kwesties als [...] organisatie en de noodzaak voor systematische verandering” is slechts de keerzijde van de medaille van een consequente tamtam ten voordele van de burgerlijke democratie, tegen de dictatuur van de multinationale ondernemingen, de ‘weldaden’ van de ‘sociale’ staat tegen de dictaten van de markten, van een pro-Europees en anti-Amerikaans nationalisme. Kortom, net zoals de ‘radicale’ ecologisten die dezelfde ‘fouten’ herhaalden als de sociaal-democratie, heeft de kritiek van de uitspattingen van het kapitalisme door de altermondialistische beweging geen andere doel dan te vermijden dat de elementen, die op zoek zijn naar een politieke samenhang ten opzichte van het wegkwijnen van de planeet, er toe komen om het kapitalisme zelf te bekritiseren.
Vanuit deze invalshoek is de veelvormige en ‘chaotische’ structuur van de altermondialistische beweging juist een middel om breed te werven en zoveel mogelijk elementen in burgerlijk vaarwater te brengen. Door ze mee te slepen kunnen hun gerechtvaardigde vragen in de klassieke doodlopende straatjes van burgerlijk links en ultralinks worden gewerkt. Zo wordt het enige perspectief verdoezeld dat het kapitalisme te bieden heeft, dat wil zeggen de onvermijdelijke barbarij die leidt tot de vernietiging van de mensheid. Zo worden vooral de fundamentele redenen verborgen van dit falen en van wat er op het spel staat voor het proletariaat, de drager van het kommunisme. Het verbergt ook dat de arbeidersklasse, in haar strijd tegen het kapitalisme, er toe zal gebracht worden om niet de staat, links en de democratie te verdedigen, maar ze in tegendeel te bestrijden zonder de minste illusie in hun burgerlijke aard en in hun rol van volbloed acteurs bij de aanvallen op de arbeidersklasse.
Wereldrevolutie/ 08.01.2004
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland
[2] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[3] https://nl.internationalism.org/tag/3/43/historische-koers
[4] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[5] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism