Door Wereldrevolutie op
Verschillende belangwekkende reacties werden ingestuurd. We overlopen hieronder een aantal bedenkingen en vragen die essentiële facetten van de situatie naar voren brengen.
- Is een eerlijk en moreel kapitalisme mogelijk?
Is er dan geen ‘beste mogelijke scenario' waarbij "de leidingen van sociale en politieke organisaties waarvan we mochten veronderstellen dat ze voor een leefbare menselijke wereld opkwamen, inzien dat een globaal programma met een antwoord op de noden van onderontwikkelde en meer welvarende landen nodig is" vraagt lezer O. zich af ? "Had men de bedrijven en beurzen rechtvaardig belast, het geld zou bij de gewone mens en in de echte economie terechtgekomen zijn en niet op de virtuele beurzeneconomie in rook zijn opgegaan".
Deze bedenking sluit aan bij wat politici en economische beleidsmakers ons vandaag vertellen: de onverantwoordelijke topmensen en speculanten moeten worden gestraft en de financiële wereld moet ‘moreler' gemaakt worden om de excessen die de huidige crisis veroorzaakt hebben te beletten en om een terugkeer naar een ‘gezond kapitalisme' mogelijk te maken. Wat ze hierbij niet vertellen is dat de ‘groei' van de voorbije jaren net mogelijk was dank zij deze ‘excessen', m.a.w door een algemene vlucht vooruit van het kapitalisme in de schulden en de ‘casino'-economie. Het zijn niet de ‘excessen van de financiële wereld' die de echte verantwoordelijkheid dragen voor de huidige crisis; de excessen en de financiële crisis, waarbij naar schatting fondsen met een tegenwaarde van vier jaar wereldproductie in een paar weken in rook opgingen, zijn slechts een uitdrukking van de onoplosbare crisis, van de historische impasse waarin het kapitalistische systeem als geheel verzeild is. Daarom ook komt er geen ‘einde van de tunnel', ondanks de talloze redding- en relanceplannen. De diepe oorzaken van de crisis zijn steeds aanwezig: een markt die verzadigd is met onverkoopbare goederen en financiële instellingen, ondernemingen, staten en particulieren die onder een zware schuldenlast gebukt gaan.
- Is socialisme gelijk te stellen met planeconomie?
Volgens lezer J.B. zouden wij als communisten een planeconomie voorstaan : "Jullie zijn op geen enkele manier een bedreiging voor de bourgeoisie, in feite onderstrepen jullie de macht van de bourgeoisie door aan te geven geen enkel perspectief te kunnen bieden. Hoe geven jullie dat aan: door voor de planeconomie te zijn. (...) Merk verder op dat de planeconomie helemaal niet iets is wat uit de bevolking zelf voortkomt, ook niet tijdens revoluties. Wat uit de bevolking voortkomt is het arbeiderszelfbestuur van bedrijven".
Deze reactie drukt de verwarring uit tussen socialisme en staatsplanning, die door het stalinisme, dat voortvloeide uit de ondergang van de Russische revolutie en zich als marxis-me voordeed, wijd verspreid werd. Immers, het ware socialisme dat door het marxisme en de revolutionairen gedurende de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging verdedigd is, heeft niets te maken met de staat. Het socialisme komt zelfs neer op de ontkenning van de staat. De opbouw van een socialistische gemeenschap vereist in de eerste plaats de vernietiging van de staat in alle landen.
De staatstussenkomst voor de regulering van de economie, om ze ‘ten dienste te stellen van de burgers' enz., heeft niets te maken met het socialisme. In de eerste plaats omdat de staat nooit ten dienste staat van ‘alle burgers'. De staat is een orgaan van de heersende klasse en is gestructureerd, georganiseerd en opgevat om de belangen te verdedigen van de heersende klasse en om het productiesysteem in stand te houden die hem ondersteunt. De meest democratische staat ter wereld is nog steeds een staat ten dienste van de bourgeoisie en verdedigt met hand en tand het kapitalistisch productieregime. Op de tweede plaats heeft de specifieke tussenkomst van de staat op economisch vlak geen ander doel dan het vrijwaren van de algemene reproductiebelangen van het kapitalisme en van de kapitalistische klasse.
Gedurende de 20e eeuw, met de intrede van het kapitalisme in zijn historische vervalperiode is de staat geworden tot het grootste bolwerk tegen de aanscherping van de tegenstellingen van sociale, oorlogszuchtige en economische aard. De 20e en 21e eeuw worden gekenmerkt door de universele tendens naar staatskapitalisme. Deze tendens doet zich voor in alle landen, wat ook hun politiek regime moge zijn. Er bestaan hoofdzakelijk twee manieren om dat staatskapitalisme te verwezenlijken:
- De min of meer totale verstaatsing van de economie: dat is wat er bestond in de USSR of wat er op dit ogenblik nog bestaat in China, Cuba en Noord-Korea.
- De combinatie van staatsbureaucratie en de private grootbourgeoisie (zoals in de Verenigde Staten, Frankrijk, Nederland of België bijvoorbeeld).
In beide gevallen is het de staat die de economie controleert. In het eerste type beschikt hij over een groot deel van de productiemiddelen en diensten. In het tweede type komt de staat tussen in de economie via een serie indirecte mechanismen: budgetten, fiscaliteit, opkopen van bedrijven, vaststellen van de interbancaire rentevoeten, regulering van de prijzen, boekhoudkundige normen, staatsoverlegorganen, inspectie, investering, enzovoort.
Kan het arbeiderszelfbestuur van de bedrijven een alternatief vertegenwoordigen tegenover deze staatskapitalistische politiek? Het is een illusie te geloven dat door de arbeiders zelfbestuurde ondernemingen als alternatieve eilandjes kunnen overleven in het wereldkapitalisme. Zelfbestuur binnen het kapitalisme leidt tot zelfuitbuiting, niet tot bevrijding uit de wurggreep van het kapitalisme. Alleen een omverwerping van het kapitalisme en een machtsovername door de arbeidersraden kan leiden tot de emancipatie van de arbeiders en het redden van de mensheid.
- Is de analyse van de huidige recessie door de IKS niet al te ‘zwartgallig'?
"(...) de titel wekt de indruk dat het kapitalisme reeds bankroet is ("het kapitalisme is een bankroet systeem, ..."), meent lezer G. "Hiermee ben ik het niet eens: het is overduidelijk dat het kapitalisme nu nog bestaat en het zal ook niet ten ondergaan uit zichzelf - hoe diep en lang de crisis ook moge zijn. Het zal niet failliet gaan op eigen krachten. Integendeel, keer op keer vindt de bourgeoisie een manier om toch nog haar systeem in stand te houden. (...) we zijn niet in 1929! De bourgeoisie zal de crisis uitsmeren in de tijd, zodat de opkomst van sociale conflicten niet in één keer spontaan uitbarst".
Dikwijls stellen burgerlijke economisten inderdaad dat we te maken hebben met een ‘cyclische crisis', zoals het kapitalisme er in de loop van zijn geschiedenis al zo veel heeft doorgemaakt. Bijgevolg raadt men ons aan kalm te blijven, de rug te krommen tot de storm is overgewaaid en de tijd van de vette jaren van een nieuwe voorspoed aanbreekt.
Die ‘verklaring' lijkt op een vergeelde foto, ze kopieert en vervormt een beeld uit de negentiende en begin twintigste eeuw, maar dat niet meer toepasbaar is op de realiteit en de voorwaarden van het kapitalisme in het grootste deel van deze eeuw.
De negentiende eeuw was de periode van expansie en groei van het kapitalisme, dat zich als een olievlek over de gehele wereld verspreidt. Maar periodiek wordt het door elkaar geschud door de crisis, zoals het Communistisch Manifest beschrijft: "In de handelscrises wordt een groot gedeelte niet slechts van de voortgebrachte producten, maar ook van de reeds geschapen productiekrachten regelmatig vernietigd. In de crises breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere tijdperken iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle bestaansmiddelen te hebben afgesneden; de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel bezit."
Dat de kapitalistische maatschappij periodiek ineenstortingen meemaakt had twee hoofdoorzaken die ook nu nog aanwezig zijn. In de eerste plaats de tendens tot overproductie - zoals het manifest die beschrijft - die honger, werkloosheid en ellende meebrengt, niet omdat er een tekort aan waren zou zijn (zoals het geval was in de voorafgaande maatschappijvormen), maar juist om de tegengestelde reden, omdat er een overschot aan productie is (!), omdat er teveel industrie is, teveel handel, teveel grondstoffen! In de tweede plaats omdat het kapitalisme op een anarchistische manier functioneert, door een felle concurrentie die de een tegen de ander opzet. Dat veroorzaakt een opeenvolging van momenten van ongecontroleerde wanorde.
Omdat er echter nieuwe markten te veroveren waren voor loonarbeid en handelsproductie, kwam het die momenten vroeg of laat te boven dankzij een nieuwe uitbreiding van de productie die de kapitalistische verhoudingen verder uitbreidde en verdiepte, vooral in de centrale landen van Europa en Noord-Amerika. In die periode waren de crisismomenten als de kloppingen van een gezond hart en de magere jaren maakten plaats voor een nieuwe etappe van voorspoed. Maar ook toen al ontwaarde Marx in die periodieke crises iets meer dan een eenvoudige eeuwigdurende cyclus die telkens op grotere voorspoed moest uitmonden. Hij zag er de uiting in van diepe tegenstellingen die het kapitalisme ondermijnen tot in zijn eigen wortels en die het naar zijn ondergang zullen brengen.
In het begin van de twintigste eeuw bereikt het kapitalisme zijn hoogtepunt, het heeft zich over de hele planeet verbreid, het grootste deel van de wereld leeft onder de heerschappij van de loonarbeid en de handelsruil. Zo treedt het binnen in zijn vervalperiode: aan de oorsprong van dit verval, zoals voor dat van de andere economische systemen, bevindt zich de groeiende discrepantie tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en de productieverhoudingen. Voor het kapitalisme, waarvan de ontwikkeling wordt bepaald door de verovering van buitenkapitalistische markten, betekent dat concreet dat de Eerste Wereldoorlog de eerste uiting van betekenis is van zijn verval. Met het einde van de koloniale en economische verovering van de wereld door de kapitalistische metropolen worden deze ertoe gedreven met elkaar in botsing te komen om zich elkaars markten te betwisten. Van dan af treedt het kapitalisme binnen in een nieuwe periode van zijn geschiedenis, die door de Kommunistische Internationale in 1919 wordt omschreven als "de periode van oorlogen en revoluties" (1).
De wezenlijke kenmerken van deze periode zijn enerzijds het uitbreken van imperialistische oorlogen als uitdrukking van de strijd op leven en dood die de verschillende kapitalistische staten onderling voeren om hun invloedszone uit te breiden ten koste van de anderen, en van de strijd om de controle over een wereldmarkt die steeds krapper wordt en niet meer voldoende afzetmogelijkheden biedt voor zo'n overvloed aan rivalen; aan de andere kant is er de haast chronische tendens tot overproductie, zodanig dat de economische stuiptrekkingen en catastrofes steeds toenemen.
Anders gezegd: wat de 20e en 21e eeuw globaal kenmerkt, is een tendens tot overproductie - die in de negentiende eeuw tijdelijk en gemakkelijk te boven kon worden gekomen- die chronisch wordt en zo de gehele wereldeconomie onderwerpt aan een haast permanent risico op instabiliteit en vernietiging. Anderzijds wordt de concurrentie - een aangeboren kenmerk van het kapitalisme - extreem, en omdat ze af te rekenen heeft met een wereldmarkt die voortdurend neigt tot verzadiging, verliest ze haar kenmerk als stimulans van de uitbreiding om enkel nog haar negatieve en vernietigende karakter te behouden van chaos en confrontatie. De Wereldoorlog van 1914-1918 en de Grote Depressie van 1929 zijn de twee meest spectaculaire uitdrukkingen van de nieuwe periode. De eerste veroorzaakte meer dan twintig miljoen doden, veroorzaakte onbeschrijflijk lijden en zadelde enkele generaties op met morele en psychologische trauma's. De tweede was een brutale ineenstorting met werkloosheidspercentages van 20-30% en een vreselijke armoede die de arbeidersmassa's van de ‘rijk' genoemde landen trof, de Verenigde Staten voorop. De nieuwe situatie van het kapitalisme op economisch en imperialistisch vlak bracht belangrijke wijzigingen mee op politiek vlak.
Om de samenhang te verzekeren van de maatschappij die door een chronische tendens tot overproductie en door gewelddadige imperialistische conflicten wordt getroffen, grijpt de staat, het laatste bolwerk van het systeem, in op massale wijze in alle aspecten van het sociaal leven, en vooral in de meest gevoelige ervan: economie, oorlog en klassenstrijd. Steeds duidelijker wordt in deze periode de arbeidersklasse voor het alternatief geplaatst: socialisme of barbarij.
Deze korte en schematische schets van de algemene kenmerken van de huidige historische periode van het kapitalisme helpt ons nu om de crisis van vandaag te plaatsen, door haar op een overdachte manier te analyseren, ver van het alarmistisch en kortzichtig ‘catastrofisme' en evenzeer en vooral ver van de optimistische demagogie van de ‘cyclische crisis'.
- Wat te doen?
Andere lezers, zoals O., beklemtonen integendeel de ernst van de toestand : "Niet alleen de beursspecialisten of de belastingsparadijzen of het neoliberalisme gingen in de fout... Fundamenteel is de OVERPRODUKTIE (zo noemen de ivoren torens dat verschijnsel tenminste) de ‘fout'??! Tot nog toe wist men de dramatische gevolgen van zo'n filosofische denkwijze af te wentelen via verschulding... Dat kan dus niet langer meer zouden we kunnen beginnen vrezen. Als er geen alternatieven voor een bankroet systeem naar voren geschoven en geëist worden zou het wel eens kunnen dat wat massa's mensen tijdens de ineenstorting van de URSS en de Oostbloklanden bezielde en hen nadien lange tijd als een koude douche overkwam, ook hier voor de deur staat". Voor hem is het duidelijk dat de huidige crisis de vraag stelt naar de alternatieven voor dit vastgelopen systeem :
"Sinds januari 2008 is er 25000 miljard dollar in rook opgegaan wereldwijd, wat neerkomt op twee jaar de totale productie van de Verenigde Staten naar het schijnt. De malaise in de ivoren torens van de financiële wereld zit zo diep omdat men verdere dalingen van de winsten verwacht. Dit ivoren toren systeem redeneert niet in functie van ‘wat er voor de mensen nodig is in de wereld, dat gaan we eens even produceren'... nee, dit systeem produceert in functie van de koopkracht. Nooit tevoren konden we met zijn allen technisch gezien meer produceren, maar globaal gezien kunnen we steeds minder en minder kopen (...) ...maar deze wijsheid is gewoon niet doorgedrongen tot voldoende mensen die hun heil zien in figuren die de traditionele politiek aanvallen door nog meer van hetzelfde gaan toe te passen".
Wij delen volledig zijn mening dat het onze essentiële taak is vandaag de omvang van de catastrofe duidelijk te maken bij het merendeel van de arbeiders en hen ook te wijzen op de wapens om weerstand te bieden: hun organisatie (buiten de traditionele inkapselingstructuren zoals de bonden) en hun bewustzijn (inzien dat catastrofe eigen is aan fundamentele kenmerken van kapitalisme en de discussie inzetten over alternatieven). Dit vergt een zo ruim mogelijke discussie met alle krachten die in deze strijd aan de kant van de arbeiders staan:
"Vermits de werkenden zichzelf zullen moeten organiseren (niet de taak van de politieke voorhoede volgens jullie), kan die interactie met andere 'voorhoedes' geen probleem zijn. Hoeveel mensen zitten er al in de fase dat ze buiten het kapitalisme oplossingen zoeken ? Buiten de burgerlijke democratie nog minder. Hoeveel, denk je, zien de afschaffing van loonarbeid en warenproductie zitten? (...). Denk je dat als er zich spontaan comités en raden gaan vormen, dat er dan geen tegenspraak en confrontatie meer zal zijn (...) dat een andere samenlevingsbeheer niet moet worden gepromoot voor iedereen 'blindelings ten strijde trekt'? Er zal dan een programma moeten zijn en een andere manier van organiseren moeten worden voorgesteld. Tenminste als we niet meer door de verlinksing van de parlementaire democratie voorbijgestoken worden en zou blijken dat een herverdeling van de rijkdom alsnog de uitbuiting ‘as usual' kan rekken".
We begroeten deze analyse die we wereldwijd steeds vaker aantreffen bij een nieuwe generatie die weigert de "uitbuiting ‘as usual' te laten rekken door een ‘verlinksing' van de parlementaire democratie". Wij roepen op om deze discussie zo ruim mogelijk te voeren om de arbeidersklasse voor te bereiden op de onvermijdelijke confrontaties die de crisis van het kapitalisme met zich zal meebrengen.
IKS / 25.01.2009