Resolutie over de partij en zijn verhouding tot de klasse

Printer-friendly version

1. Het vraagstuk van de kommunistische partij en haar verhouding tot de klasse moet bekeken worden in het kader en in het verlengde van onze basisteksten over de functie van de organisatie van revolutionairen (l).

2. De kommunistische partij is een deel van de klasse - een organisme dat door de klasse in haar beweging wordt voortgebracht. Deze brengt dit organisme tot stand voor de ontwikkeling van haar historische strijd tot haar uiteindelijke overwinning: de radicale omvorming van de sociale verhoudingen, en organisatie om de fundamenten te leggen voor een maatschappij die de eenheid van de menselijke samenleving verwezenlijkt: één voor allen en allen voor één.

3. Tegenover de stelling die Lenin verdedigde in Wat te doen?, het idee van de ‘partij in dienst van de klasse’, en in tegenstelling tot de domme karikaturen van het ‘Leninisme’, waarvan de verschillende Bordigistische tendensen de kampioenen zijn, die beweren dat ‘het de partij is die de klasse grondvest’, bevestigen we met Rosa Luxemburg dat “de partij een product is van de klasse zélf”. De oprichting van de partij is immers de uitdrukking van het proces waardoor de klasse middels haar strijd tot bewustzijn komt en van de graad van bewustzijn door de klasse bereikt. Deze omschrijving heeft niets gemeen met een andere opvatting die in de jaren zeventig werd ontwikkeld door een soort van omgekeerd Bordigisme, dat zijn meest ontwikkelde vorm vond in het tijdschrift Invariance, dat beweerde dat ‘de klasse de partij is’. Een dergelijke versimpelde opvatting vervangt het geheel, de eenheid ervan en zijn werkelijke beweging, door een strikte vereenzelviging van de delen. Het gaat voorbij aan de bestaande verschillen en aan de dialectische band tussen deze elementen binnen de eenheid, waarvan zij een onverbrekelijk onderdeel zijn.

4. Deze ‘vereenzelvigings’-opvatting is niet in staat de rol te bevatten die door de verschillende delen worden gespeeld binnen de eenheid waaruit ze voortvloeien. Zij ziet geen beweging: zij is statisch, niet dynamisch. Zij is in de grond onhistorisch. Ze sluit aan bij de idealistische, moralistische kijk van de modernisten, deze napraters van het late uur van het verwordende radenisme. Zij zijn vervallen in de oude dichotomie van zwart en wit, goed en slecht en bij hen is elke politieke organisatie binnen de klasse per definitie het absolute kwaad.

5. De belangrijkste fout van het radenisme van de Hollandse Linkerzijde, onder invloed van Pannekoek, is dat het een zuiver onderwijzende, pedagogische rol toedenkt aan de groepen en stromingen die binnen de klasse opkomen. Het gaat voorbij aan hun politieke rol als een onverbrekelijk militant deel van het proletariaat, waarvan het de taak is binnen de klasse samenhangende standpunten, gekristalliseerd in een kommunistisch programma, te ontwikkelen en te verdedigen, en waarvoor deze groepen op een georganiseerde wijze optreden. Door haar enkel een onderwijzersrol toe te denken, eerder dan die van verdediging van het kommunistisch programma, wordt Pannekoek’s radenistische organisatie de raadgever van de klasse, waarmee hij aansluit op Lenin’s beeld van een organisatie in dienst van de klasse. Beide opvattingen houden uiteindelijk het afwijzen in van het idee van de partij als deel van de klasse, als een van de actieve organismen door de klasse voortgebracht.

6. De politieke gemeenschap is de verenigde sociale wereld van de mensheid die verloren is gegaan door de verdeling in klassen en die de mensheid, in de persoon van het proletariaat en doorheen zijn strijd, moeizaam probeert te bereiken. In die zin heeft de strijd van het proletariaat onvermijdelijk nog steeds een politiek karakter (voor zover het nog steeds de strijd is van een klasse).

De strijd van het proletariaat is in wezen een sociale strijd, in de volledige betekenis van het woord. Zijn overwinning betekent de ontbinding van alle klassen en van de arbeidersklasse zélf; zij zal opgaan in de menselijke maatschappij die opnieuw zal worden gegrondvest op wereldschaal. Maar deze sociale oplossing veronderstelt noodzakelijkerwijs een politieke strijd - om de macht over de maatschappij in te stellen - waartoe de arbeidersklasse zich toerust met de noodzakelijke werktuigen - revolutionaire organisaties, politieke partijen.

7. De opbouw van politieke partijen die klassenbelangen tot uitdrukking brengen en verdedigen is geen specificiteit van de arbeidersklasse. We hebben dit bij alle klassen in de geschiedenis gezien. Het ontwikkelingspeil, de aard en structuur van deze krachten weerspiegelen de klassen waaruit ze zijn voort gekomen. Ze vinden hun meest ontwikkelde vorm in de kapitalistische maatschappij, de laatste klassenmaatschappij in de geschiedenis - waar maatschappelijke klassen hun verst ontwikkelde vorm hebben, en waar de tegenstellingen tussen hen op de duidelijkste manier te voorschijn komen. Hoewel er onbetwistbare overeenkomsten zijn tussen de partijen van het proletariaat en die van andere klassen - meer bepaald van de bourgeoisie - zijn hun onderlinge verschillen ook aanzienlijk.

Net als bij de voorafgaande historische klassen, was het doel van de bourgeoisie bij de vestiging van haar macht over de maatschappij niet het opheffen van de uitbuiting, maar de voortzetting ervan in andere vormen; niet het opheffen van de opdeling van de maatschappij in klassen, maar een nieuwe klassenmaatschappij te vestigen; niet de vernietiging van de staat, maar deze te vervolmaken. Het soort van politieke organismen waarmee de bourgeoisie zich toerust, hun actievorm en tussenkomst in de maatschappij worden onmiddellijk bepaald door deze doelen: burgerlijke partijen zijn staatspartijen wier bijzondere rol het is de staatsmacht op zich te nemen en uit te oefenen als uitvloeisel van en als waarborg voor de voortzetting van de klassenscheidingen in de maatschappij. Het proletariaat is anderzijds de laatste klasse in de geschiedenis: zijn politieke machtsovername heeft als doel de klassenscheidingen op te heffen en de staat, als uitdrukking van deze scheidingen, te vernietigen. In deze zin zijn de partijen van het proletariaat geen staatspartijen. Hun doel is niet de staatsmacht te veroveren en te behouden, integendeel, hun uiteindelijke doel is de verdwijning van de staat en de klassen.

8. We moeten waken tegen een verkeerde interpretatie van een enigszins ongelukkige uitdrukking in het kommunistisch Manifest (dat alleen begrepen kan worden in de politieke context van de periode van vóór 1848), waar er staat dat “kommunisten geen afzonderlijke partij vormen [...]”. Letterlijk opgevat is deze uitdrukking regelrecht in tegenspraak met het feit dat zij stond in het manifest van een afzonderlijke organisatie, genaamd de Bond van Kommunisten, waarvoor het als programma diende. Het is des te verbazingwekkender wanneer we in acht nemen, dat de twee mannen die het manifest schreven, Marx en Engels, hun hele leven zowel militanten van de algemene beweging van de klasse als partijmensen, mensen van politieke actie, waren.

De band tussen het leven van de klasse en dat van haar politieke organisaties

9. Als onderdeel van de algemene beweging van de klasse die hen voortbrengt, ontplooien deze politieke organismen, de partijen, zich met de ontwikkeling van de klassenstrijd. Zoals bij ieder levend organisme, hebben deze politieke partijen van het proletariaat een geschiedenis, een die onverbrekelijk verbonden is met de geschiedenis van de algemene beweging van de klasse, met haar hoogtepunten en tijdelijke terugval. Men kan de geschiedenis van dit organisme, de partij, niet bestuderen of begrijpen zonder haar te plaatsen in de algemene beweging van de verschillende ontwikkelingstrappen die de beweging van de klasse doorlopen heeft, van de problemen waarvoor de klasse zich gesteld zag, van haar inspanning tot bewustwording, van haar bekwaamheid om op een bepaald moment deze problemen doelmatig te beantwoorden, de lessen uit de ervaring te trekken en deze lessen als springplank te gebruiken naar komende gevechten. Terwijl politieke partijen een hoofdfactor zijn in de ontwikkeling van de klasse, zijn ze dus tegelijkertijd een uitdrukking van de werkelijke toestand van de klasse op een bepaald moment in haar ontwikkeling.

10. In heel haar geschiedenis onderging de arbeidersklasse het gewicht van de burgerlijke ideologie, die ertoe neigt de proletarische partijen te vervormen en te corrumperen, hun werkelijke functie te verdraaien. Als antwoord op deze neiging zijn er revolutionaire fracties opgekomen, met als doel het ontwikkelen en verhelderen van kommunistische standpunten en deze nauwkeuriger te omschrijven. Dit was met name het geval bij de kommunistische linkerzijde die voortkwam uit de Derde Internationale: ieder begrip van het vraagstuk van de partij houdt noodzakelijkerwijs het opnemen in van de ervaring en de verworvenheden van de hele internationale kommunistische linkerzijde.

Het was de Italiaanse Fractie van de kommunistische Linkerzijde die echter de bijzondere verdienste had de kwalitatieve verschillen in de organisatie van revolutionairen duidelijk te maken tussen perioden van ontwikkelende klassenstrijd en die van nederlaag en terugtrekking. De Italiaanse Fractie maakte duidelijk welke vorm de revolutionaire organisatie aannam en wat haar taken waren in elk van deze twee perioden: in het eerste geval de vorm van de partij, een organisatie die een directe en onmiddellijke invloed kon uitoefenen op de klassenstrijd; in het tweede geval een numeriek beperkte organisatie met een veel geringer invloed in het onmiddellijke leven van de klasse. Aan dit tweede soort van organisatie gaf het de afzonderlijke naam van ‘fractie’, die, tussen twee periode in de ontwikkeling van de klassenstrijd, dat wil zeggen twee momenten in het bestaan van de partij, een band en een scharnier vormt, een organische brug tussen de vorige en de toekomstige partij. De Italiaanse Fractie vocht tegen het onbegrip van iemand als Trotski, die geloofde dat men een partij en een internationale kon scheppen in welke omstandigheden dan ook - bijvoorbeeld in de jaren dertig - maar die slechts splitsingen en een nog grotere versplintering van revolutionaire enkelingen bewerkstelligde. Zij verwierp de vernuftige vertheoretiseringen van Bordiga (2), die, door met woorden en lege abstracties te jongleren, tevoorschijn kwam met sofismen als de “onveranderlijkheid van het programma”, en het onderscheid tussen de ‘historische’ en de ‘formele’ partij. Tegen al deze dwalingen in, toonde de Italiaanse Fractie de juistheid van haar stellingen aan door zich op vaste grond te baseren - de ervaring van een eeuw geschiedenis van de arbeidersbeweging en van haar organisaties.

11. De werkelijke geschiedenis, eerder dan de fantasie, laat ons zien dat het bestaan van de klassepartij een cyclische beweging doorloopt van ontstaan, ontwikkeling en afsterven. Dit afsterven kan de vorm aannemen van een interne ontaarding, het overlopen naar het kamp van devijand, of een verdwijning zonder meer, waarbij er langere of kortere perioden ontstaan totdat de noodzakelijke voorwaarden voor zijn heropkomst weer tevoorschijn komen. Dit is van toepassing op zowel de voor-marxistische periode, die aanving met Babeuf, en de achtereenvolgende verschijning van revolutionaire organisaties als tijdens leven en activiteit van Marx en Engels, en de periode na hun dood tot op de dag van vandaag. De Bond van Kommunisten bestond maar vijf jaar (1847-1852), de Eerste Internationale negen jaar (1864-1873), de Tweede 25 jaar (1889-1914), de Derde Internationale acht jaar (ruim geteld, 1919-1927). Er is hier een duidelijk relatie van continuïteit: het zijn allemaal organismen van dezelfde klasse, achtereenvolgende momenten in de eenheid die de klasse is, zoals ook het zonnestelsel in verhouding tot de planeten als een stabiel geheel naar voren komt, waarbinnen zijn verschillende organismen hun beweging hebben. Maar er bestaat geen stabiliteit of vastheid in het organisme dat partij wordt genoemd.

De Bordigistische pseudo-theorie van de ‘historische’ partij en de ‘formele’ partij is in wezen mystiek. Volgens deze theorie is de ‘historische’ partij (net als het programma) iets vaststaands, onveranderlijks. Maar deze partij manifesteert haar werkelijkheid enkel in de ‘formele’ partij. En wat gebeurt er dan met de ‘historische’ partij wanneer de ‘formele’ partij verdwijnt? Hij wordt onzichtbaar en onwerkzaam, maar bestaat toch ergens omdat hij onsterfelijk is. Dit is een terugkeer tot de thema’s en de vraagstelling van de idealistische en religieuze filosofie die de geest scheidt van de stof, de ziel van het lichaam - waarbij de een bestaat in de eeuwige zaligheid, de ander in zijn stoffelijk omhulsel.

12. Geen enkele verlichte, voluntaristische theorie van het spontane ontstaan of van uitzonderlijke begaafdheid kan het verschijnsel van de opkomst en het bestaan van de partij verklaren, en nog minder de redenen voor de periodiciteit, voor de opeenvolging van zijn verschillende momenten. Alleen een benadering die de werkelijke beweging van de klassenstrijd in acht neemt - die zelf zijn voorwaarden heeft in de ontwikkeling van het kapitalistische stelsel en zijn innerlijke tegenspraken - kan een deugdelijk antwoord geven op het vraagstuk van de partij, door het te zien als deel van de werkelijkheid van de klassenbeweging.

13. Dezelfde benadering is nodig wanneer we kijken naar de veranderlijkheid in bepaalde functies van de partij op verschillende ontwikkelingstrappen in de geschiedenis. Net zoals de filosofie van de Oudheid verschillende disciplines omvatte, zo vervult de partij, voortgebracht door de klassenbeweging van het proletariaat, in de eerste perioden van zijn geschiedenis, een hele reeks van taken binnen de klasse, in het bijzonder de volgende:

  • hij is de smeltkroes voor de theoretische ontwikkeling van de klasse;
  • hij maakt de uiteindelijke doelen duidelijk die potentieel in de gevechten van de klasse vervat liggen;
  • hij is een actief orgaan binnen de klasse, die in de frontlinie staat van de verdediging van de onmiddellijke economische en politieke belangen van de klasse;
  • hij functioneert als opvoeder door zijn tussenkomst in de klasse te vermenigvuldigen en uit te breiden, en deze opvoeding op alle vlakken op te nemen, door zijn pers en door conferenties, door avondcursussen te organiseren, arbeidersuniversiteiten, enzovoort;
  • hij verspreidt revolutionaire ideeën en propaganda binnen de klasse;
  • vurig en onvermoeibaar bestrijdt hij de ideeën en vooroordelen van de burgerlijke ideologie, die het denken van de arbeiders voortdurend binnendringen en de ontwikkeling van het klassenbewustzijn belemmeren;
  • hij treedt op als agitator, die talloze arbeidersdemonstraties, verenigingen, bijeenkomsten en andere activiteiten van de klasse organiseert;
  • hij treedt op als organisator, die allerlei arbeidersassociaties schept en steunt: culturele maar ook die voor de verdediging van hun onmiddellijke materiele levensvoorwaarden (mutualiteiten, productie-coöperaties, stakingsfondsen, financiële solidariteitsfondsen) en vooral de oprichting van de overkoepelende, permanente organisaties voor de verdediging van de onmiddellijke economische belangen van de klasse: de vakbonden;
  • hij voert strijd voor politieke hervormingen die in het onmiddellijke belang zijn van de arbeiders, o.a. door de aanwezigheid van arbeidersvertegenwoordigers in het parlement.

Vier grote stappen in het leven van het proletariaat 1848, 1870, 1914, 1917

14. De geschiedenis van de laatste 140 jaar heeft vier grote omwentelingen in het kapitalisme te zien gegeven:

  • 1848, de voltooiing van de cyclus van de antifeodale revoluties van de bourgeoisie;
  • 1870, de voltooiing, met de Frans-Duitse oorlog, van de oprichting van de grote economische en politieke eenheden van het kapitalisme - de nationale staten - en de opening van een lange periode van kapitalistische expansie over de aarde - het kolonialisme;
  • 1914, het hoogtepunt van de imperialistische fase. De verscherping van de innerlijke tegenspraken van het stelsel, zijn intrede in de periode van neergang met de Eerste Wereldoorlog;
  • 1917, de eerste barsten in het systeem, die de dringende noodzaak stellen van de omvorming van de maatschappij.

15. Hoe beantwoordt het proletariaat deze vier cruciale gebeurtenissen?

  • 1848: Achter de bourgeoisie verschijnt de reusachtige schaduw van het jonge proletariaat (de arbeidersopstand van juni in Parijs), een gebeurtenis die enkele maanden tevoren was aangekondigd met de oprichting van de Bond van Kommunisten. Als eerste echte partij van het moderne proletariaat, kondigt deze organisatie, terwijl hij brak met het romantisme van de samenzweringsgenootschappen, in een samenhangend programma dat de kritiek maakt van het kapitalisme (‘Het Manifest’), de onvermijdelijke ineenstorting aan van het kapitalisme, als resultaat van zijn onoverkomelijke innerlijke tegenstellingen. Het omschrijft het proletariaat als het subject van de historische oplossing: door zijn revolutie zou het proletariaat een einde maken aan de lange periode van opdeling van de mensheid in antagonistische klassen, aan de uitbuiting van de ene mens door de andere. Wars van elke vorm van revolutionaire fraseologie, of voluntarisme erkent de Bond in 1852 de overwinning van het kapitalisme over de eerste arbeidersopstanden in een context waarin de voorwaarden voor een socialistische revolutie historisch nog niet rijp waren. En het is in deze nieuwe omstandigheden van nederlaag dat de Bond onvermijdelijk moest verdwijnen als actieve, gecentraliseerde politieke organisatie.
  • 1870: De militanten van de Bond verdwenen niet in het niets. Terwijl ze wachtten op de rijping van de voorwaarden voor een nieuwe golf van arbeidersverzet, zetten zij het werk van de theoretische uitwerking, van assimilatie van de ervaringen binnen de klasse voort, ten gevolge van de grote sociale uitbarstingen van 1848. Na deze uitbarstingen had de bourgeoisie grote vorderingen gemaakt in zijn ontwikkeling en expansie. Ongeveer vijftien jaar later zien we een proletariaat dat talrijker is, over meer landen verspreid, meer volwassen en vastbesloten grootse gevechten aan te gaan, weliswaar nog niet voor de revolutie (omdat de objectieve voorwaardenvoor zulke doelstelling nog steeds niet rijp zijn) maar voor de verdediging van zijn onmiddellijke economische belangen. Het is in deze context dat, in 1864, op initiatief van arbeiders uit Frankrijk en Groot-Brittannië, de Eerste Internationale wordt opgericht. Deze organisatie bundelt tienduizenden arbeiders uit alle geïndustrialiseerde landen en landen die de weg van de industrialisatie zijn ingeslagen, van Amerika tot Rusland. De voormalige militanten van de Bond van Kommunisten vervoegen op geheel natuurlijke wijze de rangen van deze Internationale Werklieden Vereniging, waar zij, Marx voorop, posten van de hoogste verantwoordelijkheid innemen.

Van jaar tot jaar, over de hele wereld, verzamelen steeds meer arbeiders die als maar strijdbaarder worden rond het vaandel van de Internationale. Het punt is snel bereikt waarop de Internationale een van de belangrijkste zorgen wordt van alle regeringen van Europa. Binnen deze algemene organisatie van de klasse komt de Marxistische stroming, de authentieke uitdrukking van het proletariaat, in confrontatie met Bakoenin’s anarchistische stroming, die de kleinburgerlijke ideologie vertegenwoordigde, die nog steeds aanzienlijke invloed had onder de arbeiders van de eerste generatie of onder de half-geproletariseerde handwerkslieden.

De Frans-Duitse oorlog, de beschamende nederlaag van het Tweede Keizerrijk en haar val in Frankrijk, het verraad van de republikeinse bourgeoisie, de honger en de ellende van de Parijse arbeiders die door Bismarck belegerd worden, de provocaties van de regering, dit alles drijft de arbeiders van Parijs tot een voortijdige gewapende confrontatie met als doel de burgerlijke regering uit te schakelen en de Commune af te kondigen. De verplettering van de Commune is onvermijdelijk. Deze liet duidelijk de strijdbaarheid zien van de arbeidersklasse, haar verbitterde vastbeslotenheid het kapitaal en zijn staat aan te vallen, zij liet onschatbare lessen na voor de komende generaties van het wereldproletariaat. Maar de nederlaag in een enorm bloedbad had tevens als onmiddellijk en onvermijdelijk gevolg de verdwijning van de Internationale.

  • 1914: De bloedige overwinning van het kapitaal, de uitmoording van de Commune en de erop volgende verdwijning van de Internationale zullen jarenlang zwaar doorwegen en een hele generatie van het proletariaat tekenen. Maar toen de wonden eenmaal beginnen te helen wint het proletariaat geleidelijk het vertrouwen terug in zichzelf en in zijn vermogen het kapitalisme te bevechten.

Langzaam worden de organisaties van de klasse weer opgebouwd: arbeidersfondsen, vakbonden, politieke partijen. Deze partijen neigen ertoe zich te centraliseren, eerst nationaal, vervolgens op internationale schaal, wat in 1889 (18 jaar na de Commune) de Tweede Internationale, die een strikt politieke organisatie is, het licht doet zien.

Maar het kapitalistische stelsel is dan op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling op wereldschaal. Het onttrekt een maximum aan winst aan het bestaan van een markt die onbeperkt lijkt. Dit is het gouden tijdperk van het kolonialisme, van de ontwikkeling van de productiemiddelen, en van de relatieve meerwaarde die in plaats komt van de absolute meerwaarde. De strijd van het proletariaat voor de beperking van de arbeidsdag, voor loonsverhogingen en voor politieke hervormingen begint duidelijk vruchten af te werpen. Deze toestand lijkt eeuwig te kunnen voortgaan. Dit leidt tot de illusie dat de kapitalistische wereld geleidelijk, door hervormingen, in een socialistische maatschappij omgevormd kan worden. Deze illusie staat bekend als reformisme, een ziekte die in de geest van de arbeiders en in hun politieke en economische organisaties (in het bijzonder de economische) diep doordringt, die het klassenbewustzijn ondermijnt en het proletariaat zijn revolutionaire doelstelling en aanpak uit het oog doet verliezen.

De overwinning van het reformisme betekent uiteindelijk de nederlaag van het proletariaat. Het is de overwinning van de bourgeoisie, die de arbeiders wint voor zijn eigen, vooral nationalistische en patriottische, waarden, die de vakbonds- en partijorganisaties van het proletariaat definitief corrumpeert, zodat ze voor eens en voor altijd naar het kamp van het kapitaal overgaan.

  • 1917: In slaap gesust, verdoofd, verraden door de overgang van zijn organisaties in het burgerlijke kamp, besmet door het nationalisme en patriottisme, dat door de bourgeoisie in grote doses werd toegediend, gemobiliseerd voor de oorlog, ontwaakt het proletariaat in het gedreun van de granaatinslagen, ondergedompeld in een poel van bloed, aan alle kanten omringd dóór lijken. Het duurde drie jaar eer deze ramp van de wereldimperialistische oorlog het proletariaat tot ontwaken bracht en voor het kon inzien wat er werkelijk aan de hand was.

1917 is de eerste uitbarsting van een revolutionaire golf die verscheidene jaren zou voortduren. In de loop van deze uitbarsting komt het proletariaat ertoe nieuwe klasseorganisaties op te richten die aangepast zijn aan zijn nieuwe taken - niet in de vorm van vakbonden, die voortaan volledig ongeschikt zijn in de periode van kapitalistisch verval, maar in de vorm van arbeidersraden; niet door de sociaal-democratie weer tot leven te brengen die voor eens en voor altijd verloren is en overgegaan naar het kamp van de vijand, maar door een kommunistische wereldpartij te stichten - de Derde Internationale - die in staat is de taken van het uur op zich te nemen: bijdragen aan de opgang van de proletarische wereldrevolutie. De nieuwe partij, de nieuwe kommunistische Internationale, wordt gegrondvest rond de linkerfrakties en minderheden uit de Tweede Internationale, die jarenlang hebben gevochten tegen de reformistische ideologie, die het verraad van de sociaal-democratie hebben aangeklaagd, die gevochten hebben tegen de oorlog en tegen de ideologie van de nationale verdediging; kortom zij die trouw zijn gebleven aan het Marxisme en aan de proletarische revolutie.

De test van de contrarevolutie

16. Deze eerste grootse golf van de proletarische revolutie mislukte doordat hij midden in de loop van de oorlog opkwam, wat niet de gunstigste voorwaarde voor de revolutie is. Deze mislukking was ook te wijten aan de onrijpheid van het bewustzijn van het proletariaat, hetgeen onder andere tot uitdrukking kwam in het voortbestaan binnen de nieuwe Internationale van talrijke verkeerde standpunten die geërfd waren van de oude sociaal-democratie:

  • de verkeerde antwoorden op het probleem van de rol van de partij in de revolutie, van de verhouding tussen partij en klasse;
  • de vereenzelviging van de dictatuur van het proletariaat met de dictatuur van de partij;
  • de wel heel gevaarlijke verwarring over het vraagstuk van de staat in de overgangsperiode, die werd uitgeroepen tot ‘proletarische’ of ‘socialistische’ staat,

Deze vergissingen, tezamen met het voortbestaan van de sovjetstaat die ‘arbeidersstaat’ wordt genoemd en de ontoereikendheid van de analyse van de Linkse Oppositie over de verwording van deze staat (het zogenaamde behoud van zijn ‘proletarisch karakter’ en van de ‘verworvenheden van Oktober’), factoren die samengaan met de opeenvolgende nederlagen van het proletariaat in de andere landen (waarvoor de aangehaalde factoren ook voor een deel verantwoordelijk zijn) begunstigen een herstel van de machtsverhouding in het voordeel van de wereldbourgeoisie en zijn verantwoordelijk voor de historische verplettering van de klasse. Al deze elementen leiden ook tot de verwording, ontaarding, dood en tenslotte tot de overgang naar de bourgeoisie van de bolsjewistische partij en van alle partijen van de Derde Internationale en tot de dood van deze laatste.

De omvang van de nederlaag waaronder het proletariaat gebukt zal gaan staat in directe verhouding tot de omvang van de revolutionaire golf die aan deze nederlaag vooraf ging. Noch de grote crisis die in 1929 uitbreekt, noch de Tweede Wereldoorlog van 1939-1945, noch de naoorlogse heropbouwperiode kennen betekenisvolle proletarische gevechten. Zelfs in de paar landen waar de strijdbaarheid van de arbeiders stand houdt omdat deze nog niet eerder direct beproefd is, wordt deze gemakkelijk van haar klassenterrein afgeleid door de politieke krachten van links, ter voorbereiding van de volgende wereldoorlog. Dit is het geval met de algemene staking in Frankrijk in 1936, en met de Spaanse arbeidersopstand in hetzelfde jaar, die snel wordt afgeleid naar een ‘burgeroorlog’ tussen fascisme en antifascisme en dienst doet als een generale repetitie voor de komende wereldoorlog. In andere landen zoals Rusland, Roemenië, Polen, Duitsland, Oostenrijk. Italië, de Balkan, of Portugal, wordt het proletariaat onderworpen aan de wreedste onderdrukking. Miljoenen worden in gevangenissen en concentratiekampen geworpen. Elke voorwaarde voor een heropleving van de klassenpartij is afwezig. Alleen het voluntarisme en het totale onbegrip voor de realiteit van iemand als Trotski, die 1936 als het begin begroet van de proletarische revolutie in Frankrijk en Spanje, en die het Russische staatskapitalisme verwart met de “overleving van de verworvenheden van Oktober”, verklaren hoe hij en zijn volgelingen zich kunnen storten in het avontuur van de oprichting van nieuwe partijen en van een nieuwe, zogenaamd revolutionaire, Internationale, en dit nadat zijn stroming een terugkeer en een verblijf achter de rug hadden in de ‘socialistische’ partijen van de overleden Tweede Internationale met hun sinistere reputatie.

Deze periode is alles behalve het begin van een samengaan van revolutionaire krachten, van de middelpuntzoekende beweging naar vereniging en de vorming van de klassepartij; ze wordt integendeel gekenmerkt door een duidelijke middelpuntvliedende beweging. Het is de tijd van versplintering, van fragmentatie voor revolutionaire groepen en elementen: de Britse Linkerzijde is allang verdwenen; de Russische Linkerzijde is systematisch fysiek uitgeroeid in Stalin’s gevangenissen; de Duitse Linkerzijde is volledig uitgeschakeld. De revolutionaire groepen die overleven raken geïsoleerd, trekken zich op zichzelf terug, en krimpen jaar na jaar verder in.

De oorlog van 1936 in Spanje leidt tot een strenge selectie onder deze groepen, tussen hen die gevangen raken in het antifascisme, en hen die ferm op klassenterrein blijven staan: de Fracties van de Internationale kommunistische Linkerzijde, die het werk van theoretische ontwikkeling verder zetten, door zonder schroom de politieke standpunten van de kommunistische Internationale op z’n hoogtepunt aan de strengste kritiek te onderwerpen, aan een vruchtbare en onverschrokken kritiek die gebaseerd is op de werkelijke ervaring van de beweging sinds 1917. De Internationale kommunistische Linkerzijde wordt echter zelf door de gebeurtenissen door elkaar geschud. Eerst door de afsplitsing van een minderheid in 1936 die kiest voor deelname aan de oorlog in Spanje naast de anti-fascistische republikeinen; daarna, aan het begin van de wereldoorlog door het vertrek van een minderheid die de ‘sociale verdwijning van het proletariaat’ in tijden van oorlog verkondigde, en daarmee de onmogelijkheid van wat voor activiteit dan ook en dus ook van het voortzetten van de organisatie van de Fracties. De derde en beslissende crisis komt er einde 1945 met de afsplitsing van de Franse Fractie (de GCF) die tegenstander is van het besluit om de Internationale kommunistische Linkerzijde op te heffen en van de individuele opname van haar leden in een partij die in Italië is opgericht - een partij waarvan het platform en de standpunten onbekend zijn; het enige dat bekend is, is dat hij gevormd is rond O. Damen en Bordiga, twee vooraanstaande figuren van de Italiaanse Linkerzijde in de jaren twintig. Daarmee komt de Italiaanse Fractie van de kommunistische Linkerzijde tot haardroevige eind.

De belangrijkste lessen van een eeuw geschiedenis met betrekking tot de aard en de functie van de partij

17. Dit beknopte overzicht van de geschiedenis van de arbeidersbeweging leert ons dat:

a. Er een nauwe band noodzakelijkerwijze bestaat tussen de klasse als geheel en de partij als bijzonder organisme van dit geheel. Er zijn perioden dat de klasse zonder partij bestaat, maar de partij kan nooit zonder de klasse bestaan.

b. De klasse brengt de partij voort als onmisbaar organisme belast met noodzakelijke taken in en voor haar rijpings- en bewustwordingsproces, opdat de klasse in staat is de uiteindelijke overwinning te behalen. De uiteindelijke overwinning van het proletariaat is onmogelijk wanneer het de organen niet tot ontwikkeling brengt die daar onmisbaar voor zijn: met name de algemene eenheidsorganisaties van de klasse die alle arbeiders samenbrengt, en zijn politieke organisatie, de partij, die gevormd wordt rond een algemeen programma samengesteld uit samenhangende standpunten die het uiteindelijke doel van de proletarische strijd - het kommunisme - en de middelen om dat te bereiken, aangeven.

c. Er bestaat een wezenlijk verschil in ontwikkeling tussen de algemene organisaties die open staan voor alle arbeiders, en de politieke organisatie, de partij.

In de opkomstperiode van het kapitalisme had de algemene organisatie van de klasse, die zich als taak gaf de onmiddellijke economische belangen van de klasse te verdedigen, hoewel ze belangrijke structurele veranderingen doormaakte, een permanent bestaan. Dat was niet het geval met de politieke organisatie, de partij, die alleen met tussenpozen bestond, in perioden van groeiende strijd en strijdbaarheid van de klasse. Deze vaststelling onderstreept krachtig het feit dat het bestaan van de partij nauw samenhangt met de toestand van de klassenstrijd. In een periode van opkomende klassenstrijd waren de voorwaarden aanwezig voor de partij om op te komen en te handelen. In perioden van neergang, met de verdwijning van deze noodzakelijke voorwaarden, neigde de partij ertoe te verdwijnen. In het eerste geval heersten middelpuntaantrekkende krachten, in het tweede geval middelpuntvliedende.

d. In dit verband moeten we er op wijzen dat de dingen in de vervalperiode van het kapitalisme iets anders liggen. In deze periode, waarin de handhaving en de reële en blijvende verbetering van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse niet langer mogelijk is, kan er geen permanente organisatie bestaan die zich deze taak tot doel stelt. Daarom heeft de vakbeweging iedere proletarische inhoud verloren, en de vakbonden kunnen hun bestaan alleen nog behouden en bestendigen als aanhangsels van de staat, met als taak iedere uitdrukking van de klassenstrijd in te kaderen, in de hand te houden en af te leiden. In deze periode vertonen alleen wilde stakingen, die de richting uitgaan van de massastaking, onder controle van en bestuurd door algemene vergaderingen, de mogelijke vorm van een klasseninhoud. Daarom kunnen deze vergaderingen aanvankelijk niet permanent bestaan. Een algemene organisatie van de klasse kan pas bestaan en permanent worden wanneer de verdediging van de onmiddellijke belangen van het proletariaat verbonden wordt met de mogelijkheid van revolutie, dat wil zeggen in de revolutionaire periode. Het betreft de organisatie van de arbeidersraden. Dit is het enige moment in de geschiedenis van het kapitalisme waarop het permanente bestaan van deze organisatie werkelijk algemeen is en de werkelijke eenheid van de klasse concreet maakt. Dit geldt niet voor de politieke partij die best kan opkomen voor het hoogtepunt dat de Arbeidersraden zijn. Dit komt doordat zijn bestaan nietbepaald wordt door het eindmoment, maar gewoon door de periode van opgaande klassenstrijd.

e. Met de historische ontwikkeling van de klassenstrijd hebben we vastgesteld dat verschillende functies van de partij in de loop van de geschiedenis veranderd zijn. Om enkele voorbeelden op te sommen:

  • met de ontplooiing van de klassenstrijd, waarbij de arbeiders ervaring opdoen en een hoger cultureel peil bereiken, verliest de partij langzamerhand zijn rol van algemene opvoeder;
  • dit was zelfs nog meer het geval met de rol van organisator van de klasse. Een arbeidersklasse als het Britse proletariaat in 1864, dat in staat was het initiatief te nemen tot de oprichting van de Internationale Arbeiders Associatie, had echt geen leermeester nodig om haar te organiseren. De houding van ‘naar het volk toe gaan’ of ‘naar de arbeiders’ om hen te organiseren kon nog nuttig zijn in een achterlijk land zoals Rusland dat was aan het einde van de negentiende eeuw, maar het was volkomen zinloos in geïndustrialiseerde landen zoals Groot-Brittannië, Frankrijk enzovoort. De grondvesting van de Internationale Werklieden Vereniging in 1864 was niet het werk van een of andere partij. Over het algemeen bestonden dergelijke partijen niet, en in de zeldzame gevallen waar dat wel zo was, zoals het Chartisme in Groot-Brittannië en het Blanquisme in Frankrijk, waren deze in volledige ontbinding.

De Eerste Internationale was veeleer een algemene organisatie dan een organisatie zoals de Bond van de Kommunisten, van het partijtype, nauwgezet gegroepeerd en geselecteerd op basis van een samenhangend theoretisch en politiek programma. Omdat de Eerste Internationale deze vorm aannam, was het mogelijk dat verschillende stromingen naast elkaar bestonden en elkaar binnen de organisatie confronteerden - de marxistische (collectivistische) stroming, arbeideristen, Proudhonisten, anarchisten, en aanvankelijk zelfs een bizarre stroming zoals de Mazzinisten. De Internationale was een smeltkroes waarin ideeën en stromingen zich ontwikkelden; een partij echter is al een product van afroming. Daarom bleven de stromingen binnen de Internationale informeel. Slechts één politieke partij in de volledige betekenis van het woord werd na de ontbinding van de Bond van Kommunisten en tijdens de periode van de Eerste Internationale geboren: de Eisenacher Sozial Demokratische Partei, marxistisch georiënteerd, die in 1868 werd opgericht onder leiding van Wilhelm Liebknecht en August Bebel. Het was pas in 1878, dat in Frankrijk de Parti Ouvrier werd opgericht voor de verkiezingen, onder leiding van Guesde en Lafargue en met directe deelname van Marx, die er het politiek platform voor schreef.

Pas in de jaren tachtig van de negentiende eeuw, met de versnelde ontwikkeling van het kapitalisme en de heropleving van de klassenstrijd werden de behoefte en mogelijkheid gevoeld voor de oprichting van politieke partijen om de eigenlijke politieke strijd ten uitvoer te brengen. Deze organen onderscheidden zich van de vakbonden, die de verdediging van de onmiddellijke economische belangen van de arbeiders op zich namen. In de jaren tachtig startte er, in het voetspoor van de Duitse sociaal-democratie, die in 1889 het initiatief nam tot de oprichting van de Tweede Internationale, een waarlijk proces van oprichting van partijen in haast alle geïndustrialiseerde of zich industrialiserende landen.

De Tweede Internationale was het resultaat van een politieke afroming die al sinds het uiteenvallen van de Eerste Internationale zestien jaar eerder binnen de arbeidersbeweging aan de gang was, en van de vereniging van de marxistische stroming op internationaal vlak. Ze beriep zich op het ‘wetenschappelijk socialisme’, dat veertig jaar eerder door Marx en Engels in het kommunistisch Manifest van de Bond van de Kommunisten in 1848 was verwoord. Ze legde zichzelf niet langer de taak op, zoals de Eerste Internationale gedaan had, een onderzoek naar de levensomstandigheden van de arbeidersklasse in te stellen of een lijst van economische eisen op testellen. Dit soort werkzaamheden, die ze oorspronkelijk nog opnam, werd geleidelijk en definitief overgelaten aan de vakbeweging. Ze nam anderzijds de taak op zich te strijden voor onmiddellijke politieke eisen, algemeen kiesrecht, vrijheid van vergadering en drukpers, deelname aan verkiezingscampagnes, de strijd voor politieke hervormingen, tegen de kolonialistische politiek van de bourgeoisie, tegen haar buitenlandse politiek, tegen het militarisme, enzovoort, terwijl tezelfdertijd het werk van theoretische verdieping, van het verdedigen van de uiteindelijke doelen van de beweging, de socialistische revolutie werd voortgezet.

Engels had groot gelijk in een van zijn voorwoorden bij het kommunistisch Manifest, geschreven in de jaren tachtig, toen hij zei dat de Eerste Internationale zijn taken volledig had vervuld in de historische periode, waarin deze was opgekomen. Hij had het mis in toen hij verder te haastig concludeerde dat de politieke beweging van de klasse, de oprichting van partijen in verschillende landen, zover was voortgeschreden dat de arbeidersklasse ‘niet langer een internationale organisatie nodig heeft’. Met al haar tekortkomingen, al haar gebreken, en ondanks het binnendringen van het reformisme (dat zijn belangrijkste steunpunt in de vakbeweging vond) dat uiteindelijk zou overwinnen en het verlies van haar proletarisch karakter bewerkstelligde, volbracht de Tweede Internationale ook uitstekend positief werk in de klasse, een werk dat nog steeds een verworvenheid van de beweging is, al is het alleen maar omdat zij diende als ongeëvenaard terrein van theoretische confrontatie en verheldering op verschillende punten - als een arena voor een confrontatie tussen de politieke standpunten van de linkerzijde en Bernsteins revisionisme en Kautsky’s centrisme. Het is in de Tweede Internationale dat de revolutionaire Linkerzijde bestond en leerde te strijden.

Als alle soorten van modernistische moralisten zich er tegenwoordig mee vermaken een volledig negatieve balans op te maken in de geschiedenis - voor zover ze al enig idee van geschiedenis hebben - van wat de Tweede Internationale was en van haar bijdragen aan de arbeidersbeweging, dan verraden ze alleen hun volslagen onbegrip over wat een historische beweging in ontwikkeling is. Ze begrijpen niet eens dat ze het weinige dat ze weten geleerd hebben van, danken aan de geschiedenis, aan het verleden van de levende beweging van de arbeidersklasse! Zij die het kind met het badwater weggooien zien niet eens dat hun ideeën en ‘uitvindingen’, die ze als origineel beschouwen, opgeraapt werden uit de prullenbak van de arbeidersbeweging, omdat ze al lang nutteloos en onbruikbaar geworden waren omdat ze afkomstig waren uit het utopische tijdperk van de beweging dat reeds ver achter ons ligt. Zelfs bastaarden hebben ouders, ook als treden deze niet graag op de voorgrond!

Net als de modernisten ontkennen ook de Bordigisten de levende geschiedenis van de arbeidersklasse, een klasse in beweging en ontwikkeling, met momenten van kracht en zwakte. In plaats van deze te bestuderen en te begrijpen, vervangen ze haar door dode goden, eeuwig onbeweeglijk, gemummificeerd in absoluut Goed en Kwaad.

18. De heropleving van het proletariaat na drie jaar imperialistische slachting en de beschamende dood van de Tweede Internationale na een walgelijk verraad, opende een periode van opkomst van de strijd die het mogelijk maakte de klassepartij opnieuw op te richten. Deze nieuwe periode van intense sociale strijd, waarin schijnbaar onneembare vestingen en machtige forten als kaartenhuisjes ineenstortten, waarin machtige militaire apparaten, onkwetsbaar gewaande monarchieën en rijken als die van Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Duitsland in enkele dagen ineenzakten, vertegenwoordigde niet slechts een ogenblik in de ontwikkeling van de arbeidersbeweging, maar een kwalitatieve sprong in de geschiedenis, omdat het onmiddellijk hetprobleem van de revolutie stelde, van haar ontplooiing en van de strategie om te komen tot het grijpen van de politieke macht door de arbeidersklasse. Voor de eerste keer in hun geschiedenis moesten de arbeidersklasse en haar onlangs opgerichte politieke partijen een hele reeks van doorslaggevende vragen beantwoorden, waarvan elke een kwestie van leven of dood was voor de revolutie. Wat de antwoorden op deze vragen betreft, hadden de klasse en de partijen in haar midden soms vage ideeën en soms hadden ze in het geheel geen idee, ofwel ideeën die volledig verkeerd of uit de tijd waren. Alleen dwergen met grootheidswaanzin, die nooit een revolutie hebben gezien, zelfs niet van verre - en de proletarische revolutie is de grootste sprong in de hele menselijke geschiedenis tot nu toe - kunnen, zestig jaar later een minachtende, zelfvoldane vinger uitsteken naar de fouten en het gestamel van deze reuzen, die het waagden de hoogten van de kapitalistische wereld te bestormen en op besliste wijze het pad van de revolutie te volgen.

Ja zeker, de arbeidersklasse, en bovenal haar partijen en de kommunistische Internationale tastten vaak in het duister, improviseerden, en begingen grote fouten die de revolutie in de weg stonden. Maar ze lieten ons verworvenheden van onschatbare waarde na en een rijke ervaring die we tot in detail moeten bestuderen om de moeilijkheden te begrijpen waarvoor ze stonden, om de vallen te vermijden waar ze invielen, om vergissingen te boven te komen, en op grond van hun ervaringen, een meer geëigend antwoord te geven op de problemen die de revolutie stelt. We moeten de afstand in tijd tussen hen en onszelf benutten om te proberen deze problemen op te lossen, al is het maar gedeeltelijk - zonder aanmatigend te worden en er het zicht op te verliezen dat de volgende revolutie nieuwe problemen met zich mee zal brengen die we niet volledig kunnen voorzien.

19. Om terug te keren tot het specifieke onderwerp van de partij en zijn functie in de huidige periode en in de revolutie, kunnen we een antwoord omschrijven in termen van wat zijn functie vooral niet is, om te komen tot wat zij moet zijn.

a. De partij kan niet beweren de enige en uitsluitende drager of vertegenwoordiger van het klassenbewustzijn te zijn. Hij is er niet toe voorbestemd een dergelijk monopolie te bezitten. Het klassenbewustzijn is eigen aan de klasse als geheel en aan het geheel van de klasse. De partij is het bevoorrechte orgaan van dit bewustzijn en niets meer. Dit betekent niet dat hij onfeilbaar is, of dat hij niet op bepaalde momenten achterstaat op het bewustzijn dat bereikt is door andere delen of fracties van de klasse. De arbeidersklasse is niet homogeen, maar neigt ertoe dat te worden. Hetzelfde geldt voor het klassenbewustzijn dat neigt tot homogeniteit en veralgemening. Het is de taak van de partij - en dit is één van zijn belangrijkste functies - om er bewust toe bij te dragen dit proces te versnellen.

b. Het is dus de taak van de partij de klasse een richting aan te geven, haar strijd vruchtbaar te maken; hij is er dus niet de leider van in de zin dat hij alleen beslissingen zou nemen, in de plaats van de klasse.

c. Daarom kunnen we de mogelijkheid erkennen dat verschillende groepen (of ze al dan niet partijen worden genoemd doet niet ter zake) opkomen binnen de klasse en haar eenheidsorganisaties, de arbeidersraden. Niet alleen kan de kommunistische partij zich op geen enkele wijze het recht aanmatigen dergelijke groepen te verbieden of onder druk te zetten, hij moet integendeel dergelijke pogingen energiek bestrijden.

d. Net zoals de klasse als geheel verschillende min of meer samenhangende revolutionaire stromingen in zich kan dragen, erkent ook de partij, binnen het kader van zijn programma, de mogelijkheid van meningsverschillen en tendensen. De kommunistische partij wijst de opvattingvan een monolithische partij onvoorwaardelijk af.

e. De partij kan in geen geval komen met een receptenboek dat tot in alle details alle problemen beantwoordt, die door de klassenstrijd zijn opgeworpen. Hij is geen technisch, administratief of uitvoerend orgaan van de klasse. Hij is en blijft een politiek orgaan. Dit beginsel is van toepassing op zowel de gevechten die aan de revolutie voorafgaan, als op die van de revolutie zelf. Het is in het bijzonder niet de rol van de partij de ‘generale staf’ van de opstand te spelen.

f. De discipline in de organisatie en actie die de partij van zijn leden eist, kan alleen verwerkelijkt worden in het kader van een voortdurende vrijheid van discussie en kritiek, binnen de grenzen van het platform. Hij kan van leden die van mening verschillen over bepaalde belangrijke standpunten niet eisen dat ze deze standpunten naar buiten toe verdedigen - hij kan hen niet dwingen om tegen hun overtuiging woordvoerder van de partij te zijn in deze kwesties. Dit is zowel uit respect voor het geweten van zijn leden als ook vanwege het algemeen belang van de organisatie als geheel. Het toevertrouwen van de verdediging van belangrijke standpunten aan kameraden die deze niet onderschrijven leidt tot een armzalige verdediging van deze standpunten. Evenzo kan de partij niet terugvallen op repressiemaatregelen om zijn leden onder druk te zetten. De partij wijst uit beginsel het gebruik van geweld af, zowel als overredingsmiddel als om de toewijding in zijn rangen te verzekeren, zoals hij ook het gebruik van geweld of van fysische krachtsverhoudingen binnen de klasse of in zijn verhouding tot de klasse verwerpt.

g. De partij vraagt de klasse niet ‘vertrouwen’ in hem te hebben, de beslissingsmacht aan hem over te dragen. De kommunistische partij is uit beginsel tegen iedere machtsafstand door de klasse ten gunste van welk orgaan, groep of partij dan ook die niet onder haar voortdurende controle staat. Het kommunistische principe vereist de werkelijke praktijk van gekozen en permanent afzetbare afgevaardigden die doorlopend verantwoording afleggen aan de vergaderingen die hen kiezen; in deze zin is hij tegen iedere methode van verkiezingslijst die naar voren gebracht worden door politieke partijen. Iedere andere opvatting leidt onvermijdelijk tot een substitutionistische praktijk.

Terwijl de partij het recht heeft het ontslag te eisen van een lid uit een post, een comité of zelfs uit een staatsorgaan waarin deze militant gekozen was door een vergadering, en waartegenover hij nog steeds verantwoordelijk is, kan de partij niet eisen dat hij vervangen wordt door een ander partijlid enkel op grond van een eigen besluit.

h. Tenslotte, en in tegenstelling tot burgerlijke partijen, heeft de proletarische partij niet de taak om de staatsmacht over te nemen of te beheren. Dit beginsel is nauw verbonden zowel met het voorgaande als met de behoefte van de klasse als geheel om haar onafhankelijkheid ten opzichte van de overgangsstaat te handhaven. Het opgeven van dit beginsel leidt er onvermijdelijk toe dat de partij zijn proletarisch karakter verliest.

i. Uit al het bovenstaande volgt dat de proletarische partij in ons tijdperk geen massapartij kan zijn. Omdat hij niet als taak heeft de staat te besturen of de klasse onder controle te houden, omdat hij gegrond is rond een programma dat zo samenhangend mogelijk is, zal de partij noodzakelijkerwijs een minderheidsorganisatie zijn tot aan en tijdens de revolutionaire periode. In deze zin moet de opvatting over de ‘revolutionaire massapartij’ van de kommunistische Internationale, die het product was van een periode die al achter de rug was en toentertijd al onjuist, onvoorwaardelijk worden afgewezen.

Naar de toekomstige partij

20. De IKS analyseert de periode die werd geopend met de opkomst van de arbeidersstrijd in 1968 als een periode van historische heropleving van de klassenstrijd die een antwoord vormt op de open crisis die zich aan het eind van de heropbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog openbaarde. In overeenstemming met deze analyse meent de IKS dat deze periode de premissen in zich draagt voor de opnieuw oprichten van de partij. Maar het zijn nog steeds de mensen die de geschiedenis maken, zelfs wanneer dit gebeurt in omstandigheden die zich onafhankelijk van hun wil voordoen. In deze zin zal de oprichting van de toekomstige partij het resultaat zijn van een bewuste en opzettelijke inspanning - een inspanning waaraan de bestaande revolutionaire groepen zich nu al moeten wijden. Deze inspanning verreist een helder begrip van zowel de algemene kenmerken van het proces waardoor de partij gevormd wordt - kenmerken die opgaan voor alle perioden - als van de bijzondere omstandigheden, die onuitgegeven zijn in de geschiedenis, met betrekking tot de opkomst van de partij van morgen.

21. Een van de belangrijkste bijzonderheden voor de opkomst van de partij straks bestaat daaruit, dat hij, in tegenstelling tot het verleden, onmiddellijk op wereldschaal plaatsvindt.

In het verleden waren de politieke organisaties van de klasse al wereldomvattend, neigden ze naar een wereldeenheid. Maar deze wereldorganisaties waren het resultaat van de hergroepering van formaties die zich al min of meer op nationaal vlak hadden gevormd en rond een formatie welke voortkwam uit een bepaald nationaal deel van het proletariaat dat een voorhoedepositie innam in de arbeidersbeweging als geheel.

Zo werd de Internationale Arbeiders Associatie in 1864 hoofdzakelijk opgericht rond het proletariaat van Groot-Brittannië (de oprichtingsconferentie werd in Londen gehouden, en daar was ook de zetel van de Algemene Raad tot aan 1872; en lange tijd vormden de Britse vakbonden het belangrijkste deel van de Internationale Werklieden Vereniging). Op dat moment was Groot-Brittannië verreweg het meest ontwikkelde land, de plaats waar het kapitalisme het machtigst en het meest geconcentreerd was.

Op vergelijkbare wijze werd de Tweede Internationale hoofdzakelijk gevormd rond de Duitse Sociaal-democratie, die de oudste, meest ontwikkelde en machtigste arbeiderspartij in Europa en in de wereld was - een gevolg van vooral de ontzagwekkende ontwikkeling van het Duitse kapitalisme in de tweede helft van de negentiende eeuw.

Tenslotte was de onbetwistbare pool van de Derde Internationale de Bolsjewistische partij, niet vanwege de vooraanstaande plaats van Rusland binnen het kapitalisme (dat, hoewel vijfde op de industriële ranglijst, erg achterlijk bleef), maar omdat het proletariaat in dit land, als gevolg van bijzondere omstandigheden, het eerste (en enige) was dat de kapitalistische staat omver wierp en de macht greep tijdens de grote revolutionaire golf na de Eerste Wereldoorlog.

De huidige omstandigheden zijn aanzienlijk verschillend van die, welke heersten op verschillende momenten in het verleden. Enerzijds heeft de periode van verval van het kapitalisme de opkomst voorkomen van nieuwe grote delen van het wereldproletariaat, die een nieuwe pool hadden kunnen vormen voor de hele arbeidersbeweging (zoals het geval was met Duitsland in de vorige eeuw).

Anderzijds is er in het kapitalisme in verval, o.a. door deze vervalperiode, een aanzienlijke gelijkschakeling opgetreden van de economische, sociale en politieke kenmerken van het stelsel, vooral in de ontwikkelde landen. Nooit tevoren in zijn geschiedenis heeft de kapitalistische wereld, ondanks de onoverkomelijke verdeling tussen de landen en de blokken, zo’n hoge graad van samenhang en wederzijdse afhankelijkheid van zijn delen bereikt, als gevolg van onder anderede ontwikkeling van de wereldhandel en het gebruik van moderne communicatiemiddelen. Voor de arbeidersklasse betekent dit een tot dan toe ongekende gelijkschakeling van haar levensvoorwaarden en, tot op zekere hoogte, van haar politieke ervaring.

Tenslotte houden de huidige omstandigheden van de historische ontwikkeling van de klassenstrijd naar revolutie (gelijktijdige verdieping van de economische crisis in alle landen, en niet, zoals in 1917 imperialistische oorlog; de aanzienlijke graad van eenheid van de bourgeoisie tegenover het proletariaat) in, dat deze ontwikkeling naar een veel hogere graad van gelijktijdigheid, eenheid en veralgemening zal moeten neigen dan in het verleden.

Al deze voorwaarden houden in dat de toekomstige wereldpartij niet gevormd zal worden rond, dit of dat nationale deel van het proletariaat zoals in het verleden. maar dat hij onmiddellijk opgericht zal worden op wereldvlak rond de politieke standpunten en de politieke pool die het helderst, het meest samenhangend en het best uitgebouwd zijn.

Vooral om deze reden is het nu veel meer dan vroeger van het grootste belang dat de verschillende kommunistische groepen die momenteel bestaan hun inspanningen voor de oprichting van deze pool op uitbreiden en verenigen, met als eerste taak de verheldering van de proletarische politieke standpunten.

Deze wezenlijke taken maken dus een groot deel uit van het bewust en opzettelijk opnemen door de revolutionairen van hun verantwoordelijkheden in het proces naar de vorming van de toekomstige partij.

22. In samenhang met dit vooruitzicht houdt de IKS vast aan de dringende noodzaak om met het isolement te breken waarin de bestaande kommunistische groepen zich bevinden, om te vechten tegen de tendens om van de (objectieve) nood van gisteren een deugd voor vandaag te maken. Zo’n tendens kan alleen het product zijn van een sektarische houding. Een werkelijke internationale discussie onder deze groepen moet ingezet worden met de duidelijk bedoeling om misverstand, onbegrip, verkeerde interpretaties van de standpunten van deze of gene groep uit te schakelen, voortspruitend uit de behoeften van de polemiek of uit onbekendheid met de standpunten. Dit is de enige wijze waarop we tot een werkelijke confrontatie over de politieke verschilpunten kunnen komen en een proces van afroming en hergroepering kunnen inzetten.

De IKS ontkent de geweldige moeilijkheden niet waarop we stuiten bij het opnemen van deze taak. Deze moeilijkheden zijn grotendeels het gevolg van de verschrikkelijke contrarevolutie waaraan de arbeidersklasse meer dan veertig jaar onderworpen was, een contrarevolutie die een eind maakte aan de linkerfracties die uit de kommunistische Internationale voortkwamen, en die het organische verband dat tussen de verschillende proletarische politieke organisaties had bestaan sinds het midden van de vorige eeuw, verbrak. Door deze breuk in de organische continuïteit zal de partij niet meer gevormd worden op de wijze die de Italiaanse Fractie vooropstelde, met de Fractie als brug tussen de oude en nieuwe partij.

Deze omstandigheid maakt het zelfs van groter belang het proces van afroming en confrontatie, dat leidt tot de hergroepering van de organisaties uit het kommunistische kamp, op te nemen. De IKS heeft gepoogd tot een dergelijk proces bij te dragen door kontakten met deze groepen, we hebben internationale conferenties tussen groepen uit het proletarische kamp voorgesteld en er actief aan deelgenomen. We moeten de mislukking van deze eerste inspanningen erkennen, vooral door de sektarische geest van de groepen die de overblijfselen vormen van de Italiaanse Linkerzijde, en die nu, min of meer verkalkt, alle vijf verkondigen de ‘historische partij’ te zijn. Deze zogenaamde ‘partijen’ zijn veroordeeld tot een onafwendbare verkalking als zij volharden inhun houding.

De IKS, van haar kant, is ervan overtuigd dat er geen andere weg bestaat. Het is de weg die altijd overwonnen heeft in de geschiedenis van de arbeidersbeweging - de weg van Marx en Engels, van Lenin en Luxemburg, van Bilan en de Internationale Kommunistische Linkerzijde in de jaren dertig. Het is de enige weg met hoop op vruchtbaarheid en de IKS is meer dan ooit vastbesloten aan deze weg vast te houden.

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 35, 4e kwartaal 1983, en in Wereldrevolutie, nr. 22-23, 1984.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: