In de drie vorige delen van deze serie hebben we duidelijk gemaakt hoe de BWP van bij haar oprichting een snelle ontwikkeling in aantal en in invloed doorgemaakt heeft. Het succes van de parlementaire en syndicale strijd voor het bekomen van daadwerkelijke hervormingen zal ervoor zorgen dat het idee zelf van een revolutie steeds meer verdwijnt ten voordele van het uitsluitend nastreven van hervormingen. De zwakheden van de partij veranderen in een doctrine. De BWP wordt net als de andere sociaal-democratische partijen verteert door het gangreen van het opportunisme en reformisme, ondanks de dagelijkse strijd van de marxistische linkerzijde tegen dit verval. En dat des te meer omdat de bourgeoisie er actief naar streefde de sociaal-democratie onder controle te krijgen om zo de arbeidersklasse in te kaderen die volop in ontwikkeling was en een steeds grotere dreiging inhield voor haar heerschappij.
In de drie vorige delen van deze serie hebben we duidelijk gemaakt hoe de BWP van bij haar oprichting een snelle ontwikkeling in aantal en in invloed doorgemaakt heeft. Het succes van de parlementaire en syndicale strijd voor het bekomen van daadwerkelijke hervormingen zal ervoor zorgen dat het idee zelf van een revolutie steeds meer verdwijnt ten voordele van het uitsluitend nastreven van hervormingen. De zwakheden van de partij veranderen in een doctrine. De BWP wordt net als de andere sociaal-democratische partijen verteert door het gangreen van het opportunisme en reformisme, ondanks de dagelijkse strijd van de marxistische linkerzijde tegen dit verval. En dat des te meer omdat de bourgeoisie er actief naar streefde de sociaal-democratie onder controle te krijgen om zo de arbeidersklasse in te kaderen die volop in ontwikkeling was en een steeds grotere dreiging inhield voor haar heerschappij (1).
In het begin van de 20e eeuw is de vorming van de wereldmarkt voltooid en daarmee wordt de concurrentie tussen de verschillende kapitalistische naties op de spits gedreven. De economische oorlog tussen de naties kan enkel uitmonden op een wereldwijd militair conflict. De eerste wereldoorlog illustreert op bijzonder bloedige manier dit begin van de doodsstrijd van het wereldkapitalisme. Het kapitalistisch systeem heeft zijn historische missie volbracht en maakt het aantreden van een andere productiewijze mogelijk en noodzakelijk, de kommunistische maatschappij. Vanaf dat moment is het de historische taak van het proletariaat te strijden voor de omverwerping van het kapitalisme, de enige reële uitkomst van de strijd voor zijn onmiddellijke belangen. De intrede van de kapitalistische productiewijze in haar vervalperiode plaatst het proletariaat en zijn organisaties brutaal voor de keuze 'oorlog of revolutie'.
Gedragen door de theoretische vooruitgang in de arbeidersbeweging gedurende de 19e eeuw en het begin van de 20e, verzekert de BWP net als haar zusters in de gehele wereld het proletariaat dat zij zich met alle middelen tegen de wereldslachting die zich aankondigt zal verzetten en onderschrijft ze de verklaringen van de congressen van de IIe Internationale. Want hoewel ze verteert wordt door reformisme en opportunisme had de IIe Internationale, onder impuls van haar revolutionaire minderheden, al snel stelling gekozen tegen de oorlogsvoorbereidingen en de oorlogsdreiging. Zo had ze zich, op het congres van 1907 in Stuttgart, bevestigd door dat in Kopenhagen (1910), dat van Basel (1912) en zo door tot de laatste dagen van juli 1914, verzet tegen de oorlogspropaganda en het militaristische streven van de heersende klasse. Het internationalisme gaf de toon aan van die resoluties. Maar het uitbreken van de oorlog op 4 augustus 1914 betekent een ramp zonder voorgaande voor de arbeidersbeweging. Parallel met de intense nationalistische ideologische hersenspoeling vanwege de bourgeoisie is het doorslaggevende element dat haar gaat meesleuren in deze ongehoorde moordpartij het verraad van de voornaamste sociaal-democratische arbeiderspartijen. Hun parlementsfracties keuren de oorlogskredieten goed in naam van de Heilige Eenheid en drijven de arbeidersmassa's ertoe elkaar uit te moorden in het belang van de imperialistische mogendheden in een vreselijke chauvinistische hysterie. Wanneer ze finaal voor de keuze geplaatst worden stemmen alleen de Russische bolsjewieken en de Servische socialisten tegen de oorlogskredieten. De vakbonden vaardigen van bij het begin van de oorlog een stakingsverbod uit. In België is het oude sociaal-democratische apparaat aan de vooravond van de oorlog al compleet verrot door opportunisme en reformisme,zoals blijkt uit het slot van de speech van BWP-voorzitter E. Vandervelde voor de Kamer in december 1911: "De dag waarop België aangevallen zal worden zullen wij het verdedigen. Wij zullen evengoed vechten als de anderen, misschien wel harder dan de anderen." Of nog eens dezelfde Vandervelde die in 1913 vond dat Frankrijk zijn republikeinse instellingen moest verdedigen tegen keizerlijk Duitsland. Wat een verschil met zijn boodschap van socialistisch internationalisme uit de bloeitijd van de BWP: "Er komt een moment waarop de arbeiders die gij in de kazernes opgesloten hebt zich echt te stom vinden omdat ze op andere arbeiders schieten, een moment waarop de proletariërs zullen zeggen: die Duitser, die Fransman, dat is een arbeider zoals wij. Het is een makker in onze arbeid, in onze ellende. We houden zielsveel meer van hem dan van de vette kapitalisten die ons uitbuiten. Voor mannen als Jaurès of Liebknecht koesteren we veel meer broederlijke sympathie dan voor een Woeste of Helleputte bijvoorbeeld." (Kamer van Volksafgevaardigden, zitting van 17.12.1894) en "Er komt een moment", roept Vandervelde, "waarop gij van deze mensen (de arbeiders, nvdr) niet langer zult bekomen dat zij zo dom zijn u te verdedigen, uw waakhonden te zijn!" (idem) We herinneren eraan dat het Charter van Quaregnon uit 1894 (het programma van de BWP) stelt dat "de socialisten van alle landen solidair moeten zijn, de bevrijding van de arbeiders is geen nationale maar een internationale opdracht". Wat is er geworden van de massale antimilitaristische betogingen, zoals die van augustus 1897 op initiatief van de BWP, toen tienduizenden opstapten achter de slogan "het socialisme breekt het laatste geweer", "Weg met de oorlog, weg met sabels en kanonnen"?
Van bij het uitbreken van de oorlog dienen de 'sociaal-chauvinisten' in België net als in de voornaamste industrielanden als ronselaars voor de imperialistische slachting en verraden daarbij definitief de arbeidersklasse. De BWP vond dat een oorlog tussen allianties een oorlog was 'ter verdediging van de democratie' tegen de 'militaire monarchieën'. En het argument dat de Belgische socialisten enkel een 'defensieve oorlog' aangingen na de schending van de Belgische 'neutraliteit' door het Duitse imperialisme, was enkel nuttig voor de propaganda van de rechterzijde en zou tot in 1917 het centrum misleiden. Dit argument was bedrog : behalve de complete onderwerping van de Belgische sociaal-democraten aan de heilige eenheid van bij het begin van de oorlog, maken de verklaringen van de leiders van de BWP voor 1914 al overduidelijk dat ze klaarstonden om verraad te plegen en alle lessen en analyses van de arbeidersbeweging overboord te gooien, over het imperialisme, de oorlog en het proletarisch internationalisme. Het is duidelijk dat de Belgische neutraliteit niets meer dan politieke fictie was in de imperialistische wereld van 1914. De 'neutrale landen' hadden alleen maar een façade van 'neutraliteit'. Door een koloniaal rijk te veroveren en door actief deel te nemen aan de invloedsstrijd voor de controle over de wereldmarkt had het Belgische kapitalisme zich volop op het terrein van de imperialistische tegenstellingen geplaatst. Louis de Brouckère schreef daarover: "We hebben gestemd voor de annexatie van Congo en we dachten de kolonie in de hand te houden. Vandaag blijkt dat de kolonie ons in haar greep heeft. Wij zijn opgenomen in de kring van 'wereldmachten' en de groten zullen ons niet los laten. We moeten hun beweging volgen, ons bewapenen wanneer zij dat zeggen, geld uitgeven wanneer zij dat zeggen." (2). Het argument dat België, afzonderlijk beschouwd een defensieve oorlog zou voeren, ontging niet aan de aandacht van Lenin. "Laten we aannemen," zei hij in 1915 "dat alle staten die er belang bij hebben de internationale verdragen te respecteren de oorlog verklaren aan Duitsland om te eisen dat dit land België verlaat en schadeloos stelt. In dit geval zou de sympathie van de socialisten natuurlijk uitgaan naar de vijanden van Duitsland. Maar de 'Drievoudige (en Viervoudige) Alliantie' voert de oorlog niet omwille van België, dat is algemeen bekend, en alleen hypocrieten zullen dat verbergen. Op het terrein van de huidige oorlog van de huidige regeringen is het niet mogelijk België te helpen anders dan door te helpen Oostenrijk of Turkije enz. te versmachten! Wat komt die 'verdediging van het vaderland' daarbij dan doen?" (3) Het geval van België kon dus de algemene aard van de oorlog niet veranderen. Het geeft één van beide imperialistische blokken alleen de mogelijkheid zijn redenen om ten oorlog te trekken wat te verfraaien door het internationaal recht in te roepen en de barbaarsheid van de tegenstander aan te klagen. Bovendien is de BWP zeker niet de laatste die struikelt over de drempel van de 'verdediging van de geboortegrond'. In één klap keuren de socialistische afgevaardigden de 200 miljoen oorlogskredieten goed en applaudisseren ! De BWP steunt voortaan de heilige eenheid voor de oorlog. De BWP had trouwens het trieste voorrecht de eerste socialistische partij te zijn die toetrad tot een regering van nationale eenheid. Als ronselaar voor de bourgeoisie roept ze de Belgische arbeiders te schieten op de Duitse. En op 4 augustus 1914, de dag waarop de invasie van België door het Duitse leger begint, wordt haar leider E. Vandervelde gebombardeerd tot minister van staat in de oorlogsregering. Zo verklaart hij: "de klassenstrijd wordt opgeschort, het ganse volk wijdt zich aan de verdediging van grondgebied en vrijheid" (4). Daarna wordt hij in 1916 minister van burgerlijke en militaire bevoorrading in de Belgische regering die zetelt in Le Havre. In die hoedanigheid gaat hij op verzoek van de koning naar het front om het patriottisme aan te wakkeren dat door lange jaren van eindeloze slachtingen verzwakt is, en om de jacht te openen op deserteurs en internationalistische arbeiders. Vier jaar lang zal Vandervelde als voorzitter van de Internationale en van de BWP een belangrijke propagandapion zijn voor de zaak van de geallieerden. Als voorzitter van de Internationale richt hij een oproep aan de Russische socialisten om hun strijd tegen het tsarisme voorlopig opzij te schuiven en de Europese democratie tegen het Pruisisch militarisme te verdedigen (in feite het tegendeel van de resolutie van Basel uit 1912). Naast hem zal E. Anseele, minister vanaf 1916, zich ontpoppen als een echte havik, oorlogspropagandist tot de eindoverwinning. Maar ook een reeks oude opposanten van de opportunistische politiek zoals Jules Destrée horen tot de meest gedreven herauten van wat men het oorlogssocialisme is gaan noemen. Zijn ongebreideld en ongenuanceerd patriottisme maakte van hem een doorgedreven verdediger van de burgerlijke democratie. Zo legt hij in het parlement ronkende verklaringen af die de stelling verwerpen dat 'de arbeiders geen vaderland hebben' om daarop te verkondigen dat "alle volkeren de plicht hebben de territoriale integriteit van hun land te verdedigen" (5). Hij werd trouwens met een missie belast naar het toen neutrale Italië om er "het voor het proletariaat verzwakkende en kwalijke effect te bestrijden van de neutralistische theorieën" (6). Maar er waren ook Louis de Brouckère en De Man die de marxistische oppositie lieten vallen en zich als vrijwilliger opgaven voor het Belgisch leger. Hun voorbeeld werd gevolgd oor meerdere opposanten, waaronder ook uit de Socialistische Jonge Wacht (SJW). Dat betekent dat de socialistische beweging unaniem was wat betreft de verdediging van het grondgebied en dat zij zich volmondig aan de zijde van de geallieerden schaarde.
Ondanks al dat chauvinisme en die misleidende oorlogspropaganda ontwikkelen zich vanaf de zomer van 1916 belangrijke massabewegingen, met name in Duitsland, om de woede van de arbeiders uit te drukken tegen het lijden, ontbering en ellende die door de oorlog veroorzaakt werden. Zo brak in 1917 een muiterij uit in een groot deel van het Franse leger. Soldaten die op verlof vertrokken zongen de Internationale in de treinen en eisten vrede. De lastigste eenheden worden onder vuur genomen door hun eigen kanonnen en 55 'muiters' moeten voor de krijgsraad verschijnen en worden geëxecuteerd (7).
Het echte begin van de revolutionaire golf situeert zich in de maand februari 1917, in Rusland. In Petersburg is er een uitbarsting van al de woede die opgekropt zit in de arbeidersrangen -en in de andere arme lagen van de bevolking- tegen de voedselbevoorrading van de toenmalige hoofdstad van Rusland die van dag tot dag ontoereikender is, en tegen de overuitbuiting die opgelegd wordt door de oorlogseconomie. De beroepssoldaten die opgetrommeld worden om de opstand neer te slaan, sluiten er zich bij aan. De revolutionaire gebeurtenissen in Rusland krijgen natuurlijk een enorme weerklank bij het proletariaat in Europa en in de hele wereld, maar in de eerste plaats toch bij degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de interimperialistische slachtpartij. Het komt overal tot betogingen en gedreven sympathiebetuigingen met de Rode Oktober, en België vormt hierop geen uitzondering, met in het bijzonder uitingen van verbroedering tussen soldaten van de tegenover elkaar staande legers. Wanneer de Russische revolutie op gang begint te komen in 1917 trekt de leiding van de BWP ten strijde tegen het bolsjewistisch gevaar. In het begin had de BWP nog, zoals de meeste sociaal-democratische partijen, via tussenkomst van Vandervelde, de Brouckère en Colon uit Le Havre een telegram naar het comité van Petersburg gestuurd om de zege op het tsarisme te begroeten (8 maart 1917). Maar dan veroordeelt E. Vandervelde de revolutionaire arbeiders van Rusland en steunt hij openlijk Kerenski en de contrarevolutie: "de politiek van de bolsjewieken speelt in de kaart van de koning van Pruisen", "het bolsjewisme is de negatie van socialisme". De Man en de Brouckère gaan met Vandervelde in mei-juni 1917 naar Rusland om het streven naar vrede en de opkomst van het bolsjewisme tegen te gaan en Rusland aan te sporen de heilige oorlog tegen Duitsland voort te zetten in plaats van te luisteren naar hen die uitnodigen de wapens tegen de eigen bourgeoisie te richten. Wat een contrast met de solidariteitsbeweging tijdens de opstand in Rusland in 1905 toen Huysmans in naam van de Internationale opriep tot steun aan de Russische Revolutie, onder meer door wapens te kopen en te verschepen.
Maar het is in Duitsland, waar de machtigste arbeidersbeweging huist, dat de doorslaggevende gevolgen zich voordoen. Na een tijd van 'incubatie' gedurende 1917, zwelt de arbeidersrevolte gedurende het jaar 1918 aan om tot ontbranding te komen begin november. Rode vanen wapperen op de Duitse oorlogsvloot die in Kiel voor anker ligt. Overal worden arbeiders- en soldatenraden gevormd, zoals in Brussel, waar de Duitse soldaten op 10 november 1918 in opstand komen tegen hun officieren. Ze bezetten de Kommandantur, verkiezen een Revolutionaire soldatenraad en doen een oproep tot solidariteit bij de Belgische arbeiders en vakbonden. Maar die geven geen krimp, ook al speelt Jacquemotte er een belangrijke rol. De BWP heeft de Belgische arbeiders immers verboden zich solidair te tonen. Er is wel geen onmiddellijk gevaar in België, maar de gebeurtenissen in Rusland en Duitsland en de vorming van een revolutionaire soldatenraad in Brussel hebben indruk gemaakt. De bourgeoisie beseft nu dat de arbeiders in uniform die uit de loopgraven komen geen genoegen zullen nemen met de vooroorlogse toestand. Diezelfde socialisten (zoals Joseph Wauters) onder dekmantel van het Nationaal Comité voor Voedselhulp in Brussel gaan nu praten met E. Franqui van de Société Générale, de industrieel E. Solvay of de liberaal P.E. Janson over de voorbereiding van een regering van nationale eenheid die voor een goedkope relance moet zorgen, teneinde de besmetting door revolutionaire bewegingen te voorkomen. Dat leidt tot de onderhandelingen met de koning in het kasteel van Loppem op 12 november. De socialisten krijgen belangrijke ministerposten toegewezen; Vandervelde op Justitie, Anseele op Openbare Werken en Nijverheid en Joseph Wauters op Arbeid. De koning is het met Anseele eens dat, om België in kalmte en orde herop te bouwen, alle partijen de strijdbijl moeten begraven en toetreden tot een regering van nationale eenheid die enkele belangrijke eisen van de arbeiders moet inwilligen: zo wordt het Algemeen Stemrecht toegekend, wordt artikel 310, tegen vakbondsstakingen, uit de strafwetboek geschrapt, worden belangrijke toegevingen gedaan inzake de achturendag en wordt een ouderdomspensioen van 700 frank ingevoerd.
In feite moet dit programma de smeulende brand blussen, en mag enkel ruimte laten voor pseudo-revolutionaire rellen (8). Want sociale beroering was er zonder twijfel. Die kwam krachtig tot uitdrukking tussen 1919 en 1921 in een groot aantal wilde stakingen (1919: 160.000 stakers en 1920: 290.000 stakers). De socialisten doen al wat ze kunnen om de stakingen te breken. Wauters bijvoorbeeld door de paritaire comités in te stellen. Louis Bertrand stelt de verplichte bemiddeling voor bij sociale conflicten, en Destrée betwist het stakingsrecht voor ambtenaren. Eind 1921 krijgt de beweging een symbolische betekenis. Een staking van de metaalarbeiders in Seraing breidt uit naar de mijnwerkers en naar andere arbeiders en radicaliseert wanneer de vakbondsleiding en de socialistische burgemeester Merlot een verzoening proberen door te drukken. De stakers komen regelrecht in opstand tegen de vakbondsleiding die de beweging weigert te steunen. Voor het eerst in de geschiedenis van de BWP bestormen de proletariërs een Volkshuis van de BWP, wat de historische draai illustreert die de BWP en het vakbondsapparaat gemaakt hebben.
Tot besluit nog twee voorbeelden van de politiek van de BWP in de regering, die haar overstap naar de bourgeoisie duidelijk maken. Om te beginnen kiest de BWP volop partij voor de annexatie van de Oostkantons en van de Duitse kolonies Burundi en Ruanda, en was Vandervelde één van de medeondertekenaars van het Verdrag van Versailles (28-06-1919), iets wat voor de oorlog compleet ondenkbaar zou geweest zijn. Later in hetzelfde jaar 1919 kiest ze de kant van de Duitse sociaal-democratie SPD die de repressie organiseert tegen de arbeiders die in Berlijn in opstand gekomen waren. Bovendien aanvaardt ze dat de Belgische regering met het sturen van een militair expeditiekorps naar het Ruhrgebied deelneemt aan de 'pacificatie' van dit industriegebied.
De politieke organisaties van het proletariaat sterven omdat ze overwonnen worden, omdat ze verraad plegen door naar het kamp van de vijand over te lopen. Dat was ook het geval met de BWP. Maar fracties van de organisatie, de linkerzijdes, waren sterk genoeg om de armen niet te laten zakken onder druk van de heersende klasse. Zij verzekerden de continuïteit van wat de organisatie aan proletarische elementen bevatte. In die zin betekent zich beroepen op continuïteit doorheen de verschillende politieke proletarische organisaties, zich beroepen op de actie van de opeen volgende linkse fracties die als enigen in staat waren die continuïteit te verzekeren. Maar die strijd wordt niet om het even hoe gevoerd. Hij speelt zich af binnen de organisaties die de meest gevorderde elementen van de arbeidersklasse groeperen. Proletarische organisaties die, ondanks al hun zwakheden, steeds een levende uitdaging geweest zijn voor de bestaande orde.
"Wij stoten de halve maatregelen, de leugens en de luiheid van de versleten officiële socialistische partijen ver van ons af, wij kommunisten, verenigd in de IIIe Internationale, wij zien onszelf als de rechtstreekse opvolgers van de inspanningen en de heldhaftige opoffering van een lange reeks revolutionaire generaties, van Babeuf tot Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. De Ie Internationale heeft de komende ontwikkelingen voorzien en de wegen voorbereid, de IIe Internationale heeft miljoenen proletariërs bijeengebracht en georganiseerd, en de IIIe Internationale zal de Internationale van de massa-actie zijn, de Internationale van de verwezenlijking van de revolutie." (Manifest van het oprichtingscongres van de Kommunistische Internationale aan de proletariërs van de gehele wereld!, maart 1919.
LAC / 05.08.2006
(1) De trage en moeilijke strijd voor de vorming van arbeidersorganisaties, Internationalisme nr. 324; Sociale hervorming of revolutie ?, Internationalisme nr. 325; De opkomst van reformisme en opportunisme, Internationalisme nr. 326.
(2) Louis De Brouckère, Socialisme et lutte de classe, nr.14, juli 1914.
(3) Lenin, Socialisme en oorlog: Het voorbeeld van België, 1915.
(4) Vandervelde, Le parti ouvrier belge 1885-1925, p. 68.
(5) Toespraken van Furnémont et Destrée, Parlementaire annalen, 1912-13, p. 661 , 665, 942.
(6) Jules Destrée, Les Socialistes et la Guerre européenne, Parijs, 1916, p. 75.
(7) De muiters van 1917 horen thuis in het geheugen van het wereldproletariaat, niet in dat van de natie!, in Internationalisme, nr. 247, december 1998.
(8) Leo Picard, Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België, Tussen de twee oorlogen, p. 493.
Met de intrede van de herfst zien we ook de terugkeer van het verkiezingscarnaval, deze keer op het niveau van de steden en gemeenten; zoals altijd gaat het gepaard met een opstapeling van bluf, politiek gemanoeuvreer, leugens en illusies. Eens te meer zal men ons vragen om onze ‘burgerplicht’ te vervullen, om, door het uitbrengen van onze stem, mee te werken aan een goed beheer van het systeem, deze keer op stedelijk of gemeentelijk vlak, om ons te mobiliseren voor de ‘verdediging van de democratie’. In werkelijkheid zijn de teerlingen al op voorhand geworpen: het is altijd de bourgeoisie die de verkiezingen wint. Op dit verrotte terrein hebben de arbeiders niets te verdedigen. De proletariërs hebben de ervaring al lang opgedaan: of links of rechts het nu haalt, of de een of andere kandidaat verkozen wordt, voor hen komt het neer op dezelfde politiek van onophoudelijke aanvallen op alle levensvoorwaarden van de arbeidersklasse.
Om die reden roepen de revolutionairen de arbeiders dan ook vandaag op om af te zien van elke deelname aan de verkiezingen in naam van de verdediging van hun onmiddellijke en historische belangen. Door hun strijd te ontwikkelen op hun eigen klassenterrein, tegen de ellende, op de werkplaats, in de stakingen en betogingen kunnen zij hun woede werkelijk tot uiting brengen.
Deze houding van de revolutionairen is niet specifiek voor de gemeenteraadsverkiezingen die in oktober in België zullen doorgaan. Het dateert al uit het begin van vorige eeuw dat de arbeiders, in tegenstelling tot de 19e eeuw geen enkele mogelijkheid meer rest om van de verkiezingen gebruik te maken om hun belangen te verdedigen.
In de 19e eeuw, tijdens de ganse bloeiperiode van het kapitalisme, ging de arbeidersstrijd tegen de uitbuiting en de repressie door de bourgeoisie noodzakelijkerwijs via een strijd voor hervormingen, via moeizame eisenstrijd voor het veroveren en ontrukken van mogelijke, werkelijke en duurzame verbeteringen van werk- en bestaansvoorwaarden van de arbeidersklasse op het economisch en politiek terrein. Toentertijd kon het parlement nog gebruikt worden als een tribune waardoor de arbeidersklasse haar stem kon laten horen en zich een plaats kon veroveren in het kapitalisme dat nog volop in bloei was. Wegens dit feit, en door de illusies te bestrijden dat het mogelijk was om via democratische, vreedzame en reformistische wegen tot het socialisme te komen, namen de revolutionairen desalniettemin volop deel aan de strijd voor het verkrijgen van het algemeen kiesrecht. Zij riepen de arbeiders op om in bepaalde gevallen deel te nemen aan de verkiezingen en het burgerlijk parlement, om dergelijke hervormingen er door te krijgen door in te spelen op de tegenstellingen tussen progressieve en reactionaire fracties van de heersende klasse die met elkaar botsten.
Op het einde van de 19e en bij het begin van de 20e eeuw in tegendeel kon het kapitalisme dat zijn heerschappij over het geheel van de planeet had uitgebreid, niet langer een progressief systeem zijn. Het kan de economische tegenstellingen die het belagen niet langer overstijgen, het kan de cyclische overproductiecrises niet meer oplossen want het botst op de grenzen van de wereldmarkt die steeds meer oververzadigd geraakt. Alle sociale productieverhoudingen, privaat eigendom, loonarbeid, natie, die het kader gevormd hadden waarmee het kapitalisme er in geslaagd was om zich over de hele planeet te veralgemenen en die een formidabele ontwikkeling van de productiekrachten hadden mogelijk gemaakt, vormen zich om tot zovele hindernissen voor deze verdere ontwikkeling.
Het kapitalisme treedt definitief zijn permanente historische crisis binnen. Van dan af kan het niet langer meer overleven tenzij via een helse spiraal van crisis, oorlog, heropbouw, nieuwe nog scherpere crisis, die het samen met de rest van de mensheid doen afglijden naar een steeds grotere barbarij en ellende.
Deze onoverkomelijke tegenstellingen die het kapitalisme aanvreten sinds het begin van de 20e eeuw, krijgen door hun intensiteit, hun duur, hun veralgemening over alle landen een kwalitatief nieuwe dimensie. Zij plaatsen de arbeidersklasse voor de noodzaak en de mogelijkheid om direct over te gaan tot het omverwerpen van het kapitalisme.
Van dan af aan, en rekening houden met de verbitterde concurrentie tussen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie die elkaar de steeds schaarser wordende afzetmarkten betwisten op de wereldmarkt, houdt de overleving van het kapitalisme in, dat de uitbuiting en de aanvallen op alle levensvoorwaarden van de arbeidersklasse geïntensifieerd worden. Voortaan is er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toekennen van werkelijke en duurzame hervormingen aan de arbeidersklasse, om het even op welk vlak, economische of politiek. Zij dringt het tegendeel op: steeds meer opofferingen, ellende, uitbuiting en barbarij.
Onder deze voorwaarden is het voor het proletariaat niet langer mogelijk zich te verdedigen op het terrein van de burgerlijke instellingen. Haar enige taak bestaat er voortaan in om zich voor te bereiden op het bevestigen van haar eigen revolutionair perspectief met de bedoeling dit zieltogende systeem van top tot teen te vernietigen.
Om dat te bereiken moet het alle strijdvormen uit het verleden die waardeloos geworden zijn verwerpen: de strijd in de vakbonden en op het verkiezingsterrein. Deze middelen die het in de 19e eeuw mogelijk maakten om zich waar te maken en als klasse te vormen zijn nu wapens van de bourgeoisie geworden, misleidingkrachten die voor niets anders dienen dan om de arbeiders te ontwapenen, hen af te leiden van het werkelijke terrein van hun strijd tegen het kapitaal.
Daarom heeft de arbeidersklasse vandaag geen keuze. Ofwel laat ze zich meesleuren op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staat, die haar uitbuiting en onderdrukking organiseert, het terrein waarop zij niet anders dan geatomiseerd kan worden, en dus machteloos gemaakt wordt om weerstand te bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt zij haar collectieve strijd, op solidaire en eensgezinde wijze, om haar levensvoorwaarden te verdedigen. Alleen op die manier zal zij haar klassenkracht kunnen ontwikkelen, zich kunnen verenigen en organiseren buiten de burgerlijke instellingen om de strijd te voeren met het oog op het omverwerpen van het kapitalisme. Slechts op dergelijke wijze zal zij, in de toekomst, een nieuwe maatschappij kunnen opbouwen die zal ontdaan zijn van uitbuiting, ellende en oorlogenn
Internationalisme
Hieronder publiceren we de beginselverklaring van een nieuwe proletarische groep in Turkije: Enternayonalist Komünist Sol, Internationalistisch Kommunistisch Links. De IKS publiceerde al eerder op zijn website een pamflet van deze groep ter gelegenheid van 1 Mei dat we hielpen verspreiden. Om in contact te komen met de EKS, schrijf naar: [email protected] [8].
De standpunten van de EKS zijn basisstandpunten voor toetreding. Ze zijn vlug neergeschreven vanuit het oogpunt van een groep, die oorsprongkelijk samenkwam voor het opmaken en verspreiden van pamfletten voor specifieke manifestaties, en die zich ontwikkelde in de richting van een politieke formatie. En als zodanig zijn ze onderhevig aan toekomstige verandering. Ze zijn een stellingname over wat we momenteel zien als de basisstandpunten die revolutionairen verdedigen:
We definiëren onszelf noch als een ‘marxistische’ noch als een ‘anarchistische’ groep. Alhoewel de meeste van onze leden zichzelf als kommunisten beschouwen sluiten wij geen gemeenschappelijk werk uit met anarchisten, die aansluiten bij de basisstandpunten van de arbeidersklasse, in de dezelfde politieke organisatie. Wij zijn van mening dat in de huidige toestand in Turkije, waar bijna niemand revolutionaire standpunten verdedigt, het een grote misvatting zou zijn om mensen uit te sluiten die fundamenteel dezelfde standpunten verdedigen als wij, op grond van historische argumenten over zaken die plaatsvonden in het begin van de voorbije eeuw. Dit betekent evenwel niet dat wij deze thema’s niet bediscussiëren en dat wij niet zouden proberen om daarover meer helderheid te verwerven.
Enternasyonal Komünist Sol.
1. Verwerping van parlementarisme en sociaal-democratie
Het idee dat de bestaande orde veranderd kan worden via parlementaire of democratische middelen is de belangrijkste hindernis waarmee de arbeidersbeweging geconfronteerd wordt bij elke stap die ze zet. Alhoewel deze illusie bewust in het leven wordt geroepen door de heersende klasse, wordt ze ook verdedigd en voorgesteld als een oplossing door de linkse groepen, die niet in staat zijn tot het vatten van de klassenaard van het parlement, die gebaseerd is op het idee dat de arbeidersklasse belang heeft bij de natie. Maar in werkelijkheid is het niet meer dan een circus dat probeert het idee door te drukken dat een beweging op klassenbasis zowel onbetekenend als zinloos is, met de bedoeling het proletariaat te mobiliseren achter de belangen van de bourgeoisie. Ook de sociaal-democratie, die de ideologie verdedigt van democratische rechten en vrijheden, en de verandering van het bestaande evenwicht ten gunste van de arbeidersklasse door middel van hervormingen, die niet langer mogelijk zijn onder het kapitalisme, dient vanuit haar positie als een middel om een tussenpositie in te nemen tussen de heersende klasse en de arbeidersklasse, wat neerkomt op het verdedigen van de belangen van de bourgeoisie. Terwijl de sociaal-democratie geen hindernis vormt voor de heersende klasse, is ze anti-arbeidersklasse, en neemt zij een contra-revolutionair standpunt op momenten dat de proletarische beweging opkomt, en zij vormt een ideologie van samenwerking met de klassenvijand ten behoeve van de bourgeoisie.
Net zoals het parlement organiseren de vakbonden de arbeiders als een deel van het kapitaal. Daarbij komt nog dat zij wegens hun plaats in het centrum van de arbeidersklasse, de allereerste hindernis zijn voor de proletarische strijd. Wanneer de arbeidersklasse passief lijkt, en haar strijd tegen het kapitaal niet duidelijk is, geradicaliseerd of veralgemeend, organiseren de vakbonden de arbeidersklasse als variabel kapitaal, en als loonslaven, net zoals ze de illusie veralgemenen dat dit zowel respectabele als rechtvaardige manieren zijn om te leven. Niet alleen zijn de vakbonden niet in staat tot revolutionaire actie maar ze zijn evenmin in staat om de levensstandaard van de arbeiders in het hier en nu te verdedigen. Dit is de belangrijkste reden waarom de vakbonden burgerlijke, pacifistische, chauvinis-tische en staatstactieken zijn. Wanneer de beweging van de arbeiders radicaliseert en tot ontwikkeling komt, schuiven de vakbonden democratische en revolutionaire slogans naar voren, en op die manier proberen zij de beweging te manipuleren, alsof het niet het belang van de arbeidersklasse zou zijn zich te bevrijden van de loonslavernij, maar die in verschillende vormen te bestendigen. De methoden van de ‘vakbondsbasis’ en het zelfbeheer worden op verschillende plaatsen en omstandigheden gebruikt, met geen ander gevolg dan dat de arbeiders uit eigen wil de heerschappij van het kapitaal aanvaarden. In werkelijkheid bestaat het enige wat de vakbonden doen uit het verdelen van de arbeiders in verschillende sectoriële groepen en staan ze met hun klassenbelangen als geheel achter de sociaal-democratische slagzinnen.
Nationalisme is de basisslogan die de bourgeoisie gebruikt om de arbeidersklasse te organiseren achter de kapitalistische belangen. De bewering dat, onafhankelijk van hun klassenpositie, ieder lid van de natie in dezelfde boot zou zitten, dient alleen om het revolutionair potentieel van de arbeidersklasse te vernietigen door twee aan elkaar tegengestelde klassen op ideologisch vlak samen te smelten. Vertrekkend vanuit deze vaststelling komt het er op neer dat iedereen maar moet werken voor ‘zijn’ of ‘haar’ eigen natie, eigen kapitalistische klasse, en dat de strijd voor hun eigen klassenbelangen zou uitlopen op het doen zinken van het schip. In tegenstelling tot wat heel links beweert vertonen zowel het Turkse als het Koerdische nationalisme geen andere eigenschappen.
De fundamentele waarheid die ontkend wordt door mensen die het hebben over nationale bevrijdingsstrijd tegen het imperialisme is dat de karaktertrekken van de strijd van de arbeidersklasse boven de naties staat. De bevrijding van de arbeidersklasse kan allen worden bereikt door de vlag van de klassenstrijd te hijsen tegen ieder soort van nationale bevrijding, demagogie, en imperialistische oorlog. Momenteel bevinden mensen die het hebben over een ‘nationaal front’ tegen de imperialisten en over nationale onafhankelijkheid, zich in een wedren met de liberalen, waartegen ze denken zich te verzetten, om klassentegenstellingen te ontkennen. Het Koerdisch nationalisme, de zogenaamde tegenspeler van het Turkse nationalisme waaraan het ook voedsel geeft, verwerkelijkt de volledige deling van de arbeidersklasse door dezelfde rol te spelen als het Turkse nationalisme voor de arbeiders in de eigen gebied.
Kommunisme is geen mooie utopie die ooit eens bereikt kan worden, noch een theorie waarvan de noodzaak wetenschappelijk bewezen is, maar het is de strijd van de arbeiders voor hun eigen belangen als een beweging. In die zin heeft kommunisme niets te maken met de ultra-linkse definities daarvan. Het wordt eerder geboren uit de arbeidersstrijd voor zijn onmiddellijke belangen en is een uitdrukking van hun behoefte aan bevrijding van de loonarbeid, van kapitaal en de staat. Als gevolg daarvan is het de verwerping van alle delingen tussen intellectuelen en arbeiders, tussen uiteindelijke doelen en onmiddellijke belangen, tussen ‘vakbondsbewustzijn’ en ‘socialistisch bewustzijn’, tussen doel en middelen. Telkens als de arbeiders de strijd aangaan voor hun eigen belangen, onafhankelijk van de vakbonden en zelfverklaarde arbeiderspartijen, bloeit het kommunisme op in hun strijd. Op dezelfde wijze wordt de kommunistische organisatie binnen de strijd organische gevormd, en ontstaat uit de internationale vereniging van de tussenkomsten van de meest radicale en vastbesloten minderheden in de klassenstrijd, waarin de tegenstelling tussen arbeiders en kapitaal tot uiting komt.
06.2006
Men kan niet anders dan met verontwaardiging en walging worden vervuld door deze nieuwe manifestatie, deze uitbarsting van de oorlogsbarbarij in het Nabije-Oosten: 7000 luchtaanvallen op Libanees grondgebied, meer dan 1200 doden in Libanon en in Israël (waaronder meer dan driehonderd kinderen van onder de twaalf jaar), bijna 5000 gewonden, een miljoen burgers die op de vlucht sloegen voor de bombardementen en die probeerden weg te komen uit de gevechtszones. Anderen, te arm om de gevechtszones te ontvluchten, verschansen zich naar het mogelijke, met pijn in de buik van de angst.... Hele wijken, hele dorpen zijn herschapen in ruïnes, ziekenhuizen worden overspoeld en zijn propvol: dat is de voorlopige balans van een maand oorlog in Libanon en Israël als gevolg van het offensief dat de Tsahal inzette om de toenemende invloed van Hezbollah te verminderen en in antwoord op één van de vele moordadige aanvallen van de islamitische milities over de Israëlisch-Libanese grens heen. De vernietigingen worden geschat zes miljard euro te bedragen, zonder dan nog de kosten te rekenen van de oorlog zélf. Uiteindelijk is de oorlogsoperatie uitgelopen op een mislukking die ook een smadelijke tegenslag vormt en een abrupt einde maakt aan de mythe van onoverwinnelijkheid, van de onkwetsbaarheid van het Israëlische leger. Het is ook een nieuwe terugslag en een verdere verzwakking van het Amerikaanse leiderschap. Hezbollah komt daarentegen versterkt uit het conflict en heeft in de ogen van het geheel van de Arabische landen een nieuwe legitimiteit verworven door zijn verzet.
Deze oorlog luidt een volgende stap in van het in vuur en vlam zetten van heel het Midden-Oosten en van het wegzinken in een steeds maar oncontroleerbare chaos, waartoe alle imperialistische machten hebben bijgedragen, van de grootste tot de kleinste, in de schoot van de zogenaamde internationale gemeenschap. Vanwaar deze slachtpartijen, deze golf van moordende gevechten?
De patstelling in het Nabije-Oosten was al een feit met het aan de macht komen van de ‘terroristen’ van Hamas op het Palestijnse grondgebied (met een onverzettelijkheid van de Israëlische regering waardoor deze bijdroeg tot het provoceren van een ‘radicalisering’ van een meerderheid van de Palestijnse bevolking) en de openlijke verscheurdheid binnen de Palestijnse bourgeoisie, tussen Fatah en Hamas, waardoor iedere oplossing door onderhandelingen onmogelijk werd gemaakt. De Israëlische terugtrekking uit Gaza om de Westelijke Oever beter te isoleren en af te sluiten zal niet veel zoden aan de dijk hebben gezet. Israël had geen andere oplossing dan een andere richting in te slaan om de toenemende invloed tot staan te brengen van Hezbollah in Zuid-Libanon, die gesteund, gefinancierd en bewapend wordt door de Iraanse peetvader. Het voorwendsel dat door Israël werd gegeven om de oorlog te ontketenen bestond uit het vrij krijgen van de twee soldaten die Hezbollah gevangen had genomen: bijna twee maand na hun ontvoering zijn ze nog steeds gevangenen van de sjiitische milities, en het eerste getouwtrek over dit onderwerp is nog nauwelijks door de Verenigde Naties begonnen. De andere opgegeven reden bestond uit het ‘neutraliseren’ en ontwapen van Hezbollah, waarvan de aanvallen en de invallen op Israëlisch grondgebied vanuit Zuid-Libanon een belangrijke bedreiging zouden vormen voor de veiligheid van de Hebreeuwse staat. Dit staat net zo in wanverhouding tot de werkelijkheid als het doden van een mug met een bazooka. De Israëlische staat heeft zich met een ongelooflijke brutaliteit, met beest-achtigheid en verbetenheid, overgeleverd aan een ware politiek van de ‘verschroeide aarde’ tegen de burgerbevolking van de dorpen in Zuid-Libanon, die zonder enig mededogen van hun land en uit hun huizen werden gejaagd, die honger moesten lijden, geen drinkwater hadden en blootgesteld werden aan de ergste epidemieën. Er zijn ook negentig bruggen en ontelbare verbindingswegen stelselmatig afgesneden (wegen, autosnelwegen…), drie elektrische centrales en duizenden woningen werden vernield, de luchthaven van Beiroet werd onbruikbaar gemaakt, en er werd onophoudelijke gebombardeerd. De Israëlische regering en haar leger herhaalde tot vervelens dat ze de ‘burgerbevolking wilden spare’ en slachtpartijen zoals die van Kanaa werden afgedaan als ‘betreurenswaardige incidenten’ (zoals het fameuze ‘collatoral dammage’, de ‘zijdelingse schade’ in de Golfoorlogen en in de Balkan). Maar het is wel onder deze burgerbevolking dat de meeste slachtoffers vallen, en verreweg de meeste: 90% van de doden!
Deze oorlog kon niet uitbarsten zonder het groene licht van de Verenigde Staten. De Verenigde Staten, die hun hoofd in het wespennest van de oorlog in Irak en in Afghanistan hebben gestoken, en na de mislukking van hun ‘vredesplan’ om het Palestijnse vraagstuk op te lossen, moeten de regelrechte mislukking vaststellen van hun tactiek van het omsingelen van Europa, waarvoor de Nabije en het Midden-Oosten de strategische hoofdkaarten vormden. Vooral de Amerikaanse aanwezigheid in Irak is al drie jaar uitgedraaid op een bloedige chaos, een ware afschrikwekkende burgeroorlog tussen rivaliserende fracties, dagelijkse aanslagen die de bevolking blindelings treffen, in een ritme van tachtig tot honderd doden per dag. Al deze mislukkingen en deze onmacht getuigen van de historische verzwakking van de Amerikaanse bourgeoisie in deze regio, die bovendien in de hele wereld haar leiderschap steeds meer ter discussie gesteld ziet. Dat is trouwens de reden waarom nieuwe imperialistische pretenties van andere staten steeds meer op de voorgrond treden, te beginnen met die van Iran. In deze samenhang stond het buiten kijf dat de Verenigde Staten zelf zouden ingrijpen, terwijl het doel in de regio eruit bestaan om de staten aan te pakken die zij aanklagen als ‘terroristisch’ en als belichamingen van de ‘as van het kwaad’, zoals Syrië en vooral Iran waarvan Hezbollah de steun geniet. Het Israëlische offensief, dat als waarschuwing moest dienen aan deze twee staten, laat zien dat de belangen van het Witte Huis en die van de Israëlische bourgeoisie volkomen parallel lopen. De Verenigde Staten remden binnen de Verenigde Naties trouwens wekenlang de overeenkomsten over een staakt-het-vuren af en saboteerden die zelfs om het Israëlische leger in de gelegenheid te stellen haar operationele bases dieper in Libanees grondgebied te laten doordringen, tot aan de beroemde Litani rivier.
Behalve het feit dat er voor de Hebreeuwse staat geen sprake van kan zijn zich blijvend te nestelen in Zuid-Libanon, maken de problemen waarmee de Verenigde Staten en de staat Israël worden geconfronteerd in het Nabije en het Midden-Oosten deel uit van dezelfde dynamiek: dezelfde aandrang om vooruit te vluchten in militaire avonturen om hun imperialistische belangen te waarborgen en vooral hun statuut van politieagent. Ze komen steeds meer vast te zitten in hetzelfde wespennest, in hetzelfde onvermogen om een steeds groeiende chaos onder controle te houden, die door hun ingrijpen wordt veroorzaakt en die even zo vele dozen van Pandora opent.
Binnen de Israëlische bourgeoisie schuiven burgers en militairen de verantwoordelijkheid voor een slecht voorbereidde oorlog op elkaar af. Israël doet de bittere ervaring op dat een militie die opgaat in de bevolking niet op dezelfde manier bestreden kan worden als een staand leger van een gevestigde staat (1). Hezbollah net als Hamas was in het begin niet meer dan één van de vele islamitische milities die werden opgericht tegen de Israëlische staat. Zij werd gevormd tijdens het het Israëlische offensief in Zuid-Libanon in 1982. Dankzij haar sjiitische samenstelling kon ze genieten van de financiële steun van het regime van de Iraanse ayatollah’s en molla’s. Ook Syrië, dat omvangrijke logistieke steun verleende, maakte er gebruik van als achterhoede toen het in 2005 werd gedwongen om zich uit Libanon terug te trekken. Deze bende van bloeddorstige moordenaars is er tezelfdertijd in geslaagd om geduldig een machtig netwerk te vormen van rekruteringsagenten door medische, sanitaire en sociale voorzieningen terug te betalen uit kassen die gespijsd worden door gulle giften die voortkomen uit het petroleummanna van de Iraanse staat. Momenteel veroorloofd deze zich het herstel te vergoeden van door de bommen en raketten vernielde of beschadigde huizen, om haar in staat te stellen de burgerbevolking in haar rangen te ronselen. Zo konden we reportages zien van dit ‘schaduwleger’ samengesteld uit kinderen van tussen de tien en de vijftien jaar, die in de bloedige afrekeningen mogen dienen als kanonnenvlees.
Syrië en Iran vormen op dit ogenblik het meest homogene blok rond Hamas en Hezbollah. Vooral Iran loopt te koop met zijn ambities om de belangrijkste imperialistische macht van de regio te worden. Door het bezit van atoomwapens zou het die rol inderdaad kunnen spelen. Al maandenlang tart de Iraanse regering de Verenigde Staten door zijn atoomprogramma voort te zetten. Vandaar dat Iran zijn arrogante provocaties opdrijft en met zijn oorlogsbedoelingen te koop loopt, zelfs verklarend dat het de staat Israël van de kaart te vegen.
Het toppunt van het cynisme en schijnheiligheid wordt bereikt door de Verenigde Naties die tijdens de maand die de oorlog duurde in Libanon voortdurend zijn ‘vredeswil’ uitsprak terwijl het zijn ‘onmacht’ (2) ten toon spreidde. Dit is een schaamteloze leugen. Dit ‘rovershol’ is het moeras waar de meest monsterachtige krokodillen van de planeet met elkaar ravotten. De vijf permanente leden van de Veiligheidsraad zijn de grootste roversstaten van de planeet. De Verenigde Staten, waarvan de alleenheerschappij berust op de machtigste militaire armada ter wereld en waarvan de militaire misdrijven sinds het uitroepen in 1990 van “een tijdperk van vrede en voorspoed” door Bush senior (de twee Golfoorlogen, de interventie in de Balkan, de bezetting van Irak, de oorlog in Afghanistan…) voor zich spreken.
Groot-Brittannië heeft dusverre deelgenomen aan de afstraffingscampagnes van de Verenigde Staten om zijn eigen belangen te verdedigen. Zo hoopt het de invloedszone te heroveren waarover het beschikte door zijn oud protectoraat in deze regio (vooral Iran en Irak). Het probeert koste wat kost zijn aanwezigheid in de regio te behouden, hopende daarvan in de komende jaren de dividenden op te strijken.
Rusland, dat verantwoordelijk is voor de ergste wreedheden tijdens zijn twee oorlogen in Tsjetsjenië en dat met moeite de ineenstorting van de USSR verteerd en zijn wraaklust herkauwt, komt momenteel met nieuwe imperialistische pretenties op de proppen door te profiteren van de zwakte van de Verenigde Staten. Daarom speelt het de kaart van steun aan Iran en wat discreter van Hezbollah. China, dat winst slaat uit zijn groeiende economische invloed, droomt ervan om toegang te krijgen tot nieuwe invloedszones buiten Zuidoost-Azië. En het lonkt naar Iran, omdat het ook één van de staten is waarop het zijn zinnen heeft gezet om zijn doel te bereiken. Deze twee staten hebben elk doorlopend voorop gelopen om de resoluties van de Verenigde Naties te saboteren.
Wat Frankrijk betreft, het bloed dat aan zijn handen kleeft maakt die niet minder vuil dan die van de anderen. Het heeft niet alleen volop deelgenomen aan de eerste Golfoorlog in 1991, maar het speelde ook de pro-Servische kaart op de Balkan, waar het in het kader van de Verenigde Naties koelbloedig aanstuurde op het laten afslachten van de Bosnische bevolking in de enclave van Srebrenica in 1993. Het naam deel aan het opjagen van de Taliban in Afghanistan (de dood van twee soldaten van de ‘speciale strijdmachten’ van de COS heeft pas geleden het volle licht geworpen op deze tot dusverre heel erg discrete activiteit)(3).
Maar het is vooral in Afrika dat het Franse imperialisme betrokken is bij duistere zaakjes. Het is Frankrijk dat de inter-etnische afslachtingen uitlokte in Rwanda door de liquidatie aan te moedigen van Tutsies door Hutus met de meest barbaarse methodes, voor de verdediging van zijn smerige imperialistische belangen op Afrikaanse bodem.
De Franse bourgeoisie heeft heimwee naar een tijdperk waarin het met Groot-Brittannië de invloedszones verdeelde in het Midden-Oosten. Met het noodgedwongen opgeven van zijn bondgenootschap met Saddam Hoessein tijdens de eerste Golfoorlog in 1991 en vervolgens met het vermoorden van zijn ‘beschermeling’ Massoed in Afghanistan, concentreert het zijn hoop op juist het heroveren van Libanon. Daar was het met geweld verjaagd tijdens de eerste oorlog van Libanon in 1982/83 door het offensief van Syrië tegen de Libanees-christelijke regering en vervolgens door de Israëlische tussenkomst die werd geleid door de ‘slager’ Sharon en op afstand bediend door de Verenigde Staten. En Syrië, dat toen tot het kamp van de voormalige Sovjet-Unie behoorde, was toen gedwongen om Libanon te verlaten en zich te schikken naar het westerse kamp. Het heeft Syrië nooit de moord in februari 2005 (toegeschreven aan Bachir al-Assad) vergeven op de voormalige Eerste Minister Rafic Hariri, die een grote ‘vriend’ was van Chirac en van Frankrijk. Dat is de reden waarom het, ondanks zijn verlangen om met Iran te flirten (dat voorgesteld wordt als een ‘groot land’ waarmee onderhandeld moet worden), Frankrijk zich toch achter het Amerikaanse plan voor Libanon schaart, rond de fameuze resolutie 1201 van de Verenigde Naties, en zelfs het plan bekokstoofde voor het inzetten van UNIFIL-troepen. Ondanks de terughoudendheid van de generale staf die protesteerde vanuit de overweging dat de militaire operaties van Frankrijk in het buitenland ‘onder spanning staan’ (rond de 15.000 man ingezet bij vele verschillende fronten: Ivoorkust met de operatie Licorne, Tsjaad, Kongo, Djiboeti, Darfour, Kosovo, Macedonië, Afghanistan), heeft de Franse regering de schepen achter zich verbrand. Het heeft toegezegd om voor Zuid-Libanon 400 tot 2.000 soldaten te leveren voor UNIFIL. Maar op enkele voorwaarden: namelijk de verlenging van zijn mandaat voor het algemene bevelhebberschap over de tot februari 2007 15.000 ingezette mannen met het gebruik van geweld in geval van agressie. Inderdaad, de herinnering bij nazinderen aan de aanslag op het gebouw Drakkar in Beiroet waar het Franse contingent in oktober 1983 was gelegerd en die uitliep op het verlies van 58 parachutisten door een aanval van sjiitische terroristen wat leidde tot het vertrek van Frankrijk uit Libanon. Toch zijn de aarzelingen van de Franse bourgeoisie om van het diplomatieke terrein over te stappen naar een meer militair terrein niet van de baan. De belangrijkste taak van UNIFIL bestaat uit het ondersteunen van een zeer zwak Libanees leger dat nog maar nauwelijks weer is opgericht – slechts 15.000 man sterk – en belast met het ontwapenen van Hezbollah. Deze missie is des te gevaarlijker omdat twee leden van Hezbollah deel uitmaken van de Libanese regering, en omdat Hezbollah, dat zelf een aureool van prestige heeft omdat het in zijn eentje de mislukking van het machtige leger van de Tsahal heeft bewerkstelligd, zich nooit zo sterk en vol zelfvertrouwen heeft gevoeld (het heeft zijn capaciteit laten zien om raketten af te vuren en tot aan het tekenen van de wapenstilstand de steden van Noord-Israël te bedreigen) en vooral omdat het Libanese leger in aanzienlijke mate door haar is geïnfiltreerd. Ook andere grootmachten staan te trappelen, zoals Italië, dat, in ruil voor het leveren van grootste contingent van de troepen van de Verenigde Naties, na 2006 het oppercommando van UNIFIL in Libanon krijgt overgedragen. Nauwelijks een paar maanden na de terugtrekking van de troepen uit Irak doet Prodi, die de Berlusconi-ploeg zo scherp bekritiseerde voor de deelname aan de oorlog in Irak, hetzelfde in Libanon, waarmee de Italiaanse ambities om zich onder de groten te begeven worden bevestigd, maar dan wel met het risico wat veren te laten.
De patent hachelijke situatie voor Israël en de Verenigde Staten vertegenwoordigt een nieuwe belangrijke stap voorwaarts in de verzwakking van de Amerikaanse hegemonie. Maar verre van een factor te zijn die de oorlogsspanningen zal verminderen zal het die vergroten. Het vormt een aanmoediging om de imperialistische pretenties van al de andere staten nog te vergroten. Zo kondigt het geen enkel ander vooruitzicht aan dan dat van ontwrichting en groeiende chaos.
Het Nabije- en Midden-Oosten bieden momenteel een samenballing van de irrationele aard van de oorlog waarin elke van de imperialismes steeds meer zwelgt om zijn eigen belangen te verdedigen ten koste van een steeds verdere en steeds bloediger uitbreiding van de conflicten waarin steeds meer staten betrokken raken. Syrië en Iran staat op het punt betrokken te raken. Omgekeerd drijft die situatie de Verenigde Staten en Israël tot een nog gruwelijker en bloediger antwoord. De Israëlische Minister van Defensie liet dan ook duidelijk voelen dat de wapenstilstand niet meer dan tijdelijk is om de krachten opnieuw te verzamelen om een tweede aanval te openen waarmee hij beloofde Hezbollah definitief te vernietigen.
De uitbreiding van de gebieden waarin bloedige confrontaties plaatsvinden is een uiting van het onontkoombaar karakter van de kapitalistische oorlogsbarbarij. Oorlog en militarisme zijn allang de permanente bestaanswijze geworden van een kapitalisme in verval en in volle ontbinding. Dat is één van de belangrijkste kenmerken van de tragische impasse waarin een systeem is terechtgekomen dat de mensheid niets anders meer te bieden heeft dan het zaaien van dood en verderf.
Er komt steeds meer verzet tegen de oorlog op gang. Vorig jaar vonden er grote manifestaties plaats in Tel-Aviv en Haïfa uit protest tegen de stijging van de levenskosten. De regering werd er daarbij van beschuldigend dat haar opdrijving van de militaire begroting ten kosten van de sociale begroting onevenredig was en daarmee een buitensporige inflatie aanwakkerde. De mislukking van de oorlog kan momenteel uitingen van sociale onvrede enkel bevorderen.
In de Palestijnse gebieden komt de woede van de ambtenaren die al maanden geen loon meer hebben ontvangen (door de kredietbevriezing door de Europese Unie sinds de verkiezing van Hamas) steeds sterker tot uiting.
Toch worden van de proletariërs en van de burgerbevolking miljoenen mensen, of die nu van oorsprong joods, Palestijns, sjiitisch, soennitisch Druzisch, Koerdisch, christen-maronitisch of nog anders zijn, in gijzeling genomen en onderworpen aan een dagelijkse terreur.
Welke solidariteit kunnen we betuigen met de bevolking die in deze gruwelijke oorlog wordt geslachtofferd? De Franse bourgeoisie verklaarde naar het voorbeeld van het tijdschrift Marianne van 12 augustus dat we ons erop moeten beroepen “allemaal zionisten, Palestijnse nationalisten en Libanese patriotten te zijn.” De revolutionairen daarentegen heffen luid en duidelijk de eenheidsslogan aan van de arbeidersklasse: “De proletariërs hebben geen vaderland!” De arbeidersklasse heeft geen enkel nationaal belang en geen enkel kamp te verdedigen Die nationale belangen zijn altijd de belangen van de bourgeoisie die haar uitbuit. Zich verzetten tegen de oorlog betekent zich verzetten tegen alle kapitalistische kampen. Alleen de omverwerping van het kapitalisme kan een einde maken aan het uitbreken van de oorlogsbarbarij. De enige ware solidariteit binnen het proletariaat met de klassenbroeders die worden blootgesteld aan de ergste bloedbaden bestaat uit het op de been komen op éigen klassenterrein tegen de éigen uitbuiters. Dat betekent zich teweer te stellen en de maatschappelijke strijd te ontwikkelen tegen de éigen nationale bourgeoisie. En dat gebeurde tijdens de stakingen die het vliegveld Heathrow in Londen lamlegden en tijdens de staking van het transport in New York in 2005, net als tijdens de staking van de arbeiders van de Seat-fabriek in Barcelona in het begin van dit jaar, en net als met de mobilisatie van de toekomstige proletariërs tegen de startbaancontracten in Frankrijk en van de metaalarbeiders in Vigo in Spanje. Die strijd, die getuigt van een heropleving van de strijd van de klasse op internationale schaal vormt de enige sprank van hoop op een andere toekomst, op een alternatief voor de mensheid tegenover de kapitalistische barbarij.
Wim / 28.08.2006
(1) De kritieken op de manier waarop de oorlog voorbereidt en gevoerd werd stapelden zich op en raakt zelfs het hoge Israëlische militaire hoofdkwartier. Zo kon een journalist verklaren dat het leger dat in het algemeen ‘de grote stomme’ wordt genoemd ‘de grote kletskous’ was geworden.
(2) Dit cynisme en deze schijnheiligheid werden ter plaatse heel duidelijk tijdens een gebeurtenis van de laatste oorlogsdagen: een konvooi bestaande uit een deel van de bevolking van een Libanees dorp, met menige vrouwen en kinderen die probeerden de gevechtszones te ontvluchten, kwam onder vuur van Tsahal. De leden van het konvooi zochten bijgevolg toevlucht bij een nabijgelegen kamp van de Verenigde Naties. Ze kregen als antwoord dat ze onmogelijk gehuisvest konden worden omdat daarvoor geen enkel mandaat bestond. De meesten (58 van hen) werden gedood door het vuur van het Israëlische leger en onder de passief toezien van de UNIFIL-troepen (volgens een getuigenverklaring op de televisie van de moeder van een ontsnapt gezin).
(3) De ongebruikelijk nadruk van de media op deze gebeurtenis die ‘gelegen’ komt dient ertoe de bevolking te wennen aan het idee dat er meer soldaten zullen sneuvelen en dat er vele slachtoffers zullen vallen tijdens de militaire operaties waaraan Franse strijdkrachten in het kader van UNIFIL in Zuid-Libanon zullen deelnemen.
Het Front Populaire in Frankrijk was een belangrijk moment in de voorbereiding op de imperialis-tische wereldoorlog door het proletariaat massaal op te trommelen voor de verdediging van de kapitalistische staat in naam van de strijd tegen het fascisme. Die realiteit staat lijnrecht tegenover de ideologische campagnes van de bourgeoisie die deze periode momenteel afschilderen als een periode van ‘overwinningen voor de arbeidersklasse’. In onderstaand artikel gaat het over de oorlog in Spanje, die de ultieme etappe was van die mobilisering van het wereldproletariaat, steeds in de eerste plaats onder de misleidende vlag van de ‘strijd tegen het fascisme’, door alle linkse fracties en de vakbonden.
Deze vreselijke tragedie voor de arbeiders die momenteel nog steeds cynisch wordt voorgesteld als ‘Spaanse revolutie’ of als ‘grote revolutionaire ervaring’ betekende daarentegen, met de ideologische en fysieke verplettering (meer dan één miljoen doden tussen 1931 en 1939 in Spanje) van de laatste levendige krachten van het Europees proletariaat, de triomf van de contrarevolutie. Die moordpartij vormde de generale repetitie die de weg breed openlegde voor het ontketenen van de mperialistische wereldoorlog.
De jaren 1930 tot 1939 zijn jaren van voorbereiding op de oorlog die zich zal afspelen op de as van de revolutionaire golf die voortkwam uit de Eerste Wereldoorlog. Overal ter wereld was het proletariaat gebroken, verslagen, in de greep genomen door het kapitalisme, dat het van zijn klassenterrein afleidde met de valse keuze ‘fascisme of democratie’ en het onderwerpt aan de nationalistische hysterie die het onherroepelijk naar de oorlog voert.
Tegelijkertijd worden bijna alle arbeidersorganisaties, die al volop in ontaarding zijn, na de dood van de Kommunistische Internationale die beklonken werd met het uitroepen van het ‘socialisme in één land’, opgeslokt door het kamp van de bourgeoisie of ze vallen geheel uiteen. De ‘kommunistische partijen’ worden simpele doorgeefluiken voor de politiek van ‘verdediging van het socialistische vaderland’ ten dienste van de stalinistische contrarevolutie. De enige stemmen die zich tegen de stroom in verheffen en stevig klassenstandpunten handhaven, zoals Bilan (van 1933 tot 38 blad van de Kommunistische Linkerzijde van Italië in het buitenland) blijven beperkt zich tot die van een handvol revolutionairen.
Spanje, waar zich nog een fractie van het proletariaat bestond die nog niet verpletterd was omdat het land niet had deelgenomen aan de Eerste Wereldoorlog, wordt het doelwit van een grootse manoeuvre van de verenigde bourgeoisie om de arbeiders ertoe te brengen hun klasseterrein te verlaten en hen af te leiden naar het kapitalistische terrein van een uitsluitend militair en imperialistisch gevecht.
Door zijn geopolitieke positie aan de poort van Europa, waar het aan de ene kant de Middellandse Zee afsluit en aan de andere kant wegen naar de Atlantische Oceaan en naar Afrika opent, vormde Spanje een ideaal terrein waar de imperialistische spanningen zich konden botvieren die door de economische crisis op de spits gedreven waren, vooral voor het Duitse en het Italiaanse imperialisme die probeerden een sterke positie te veroveren aan de Middellandse Zee, en die de gang naar oorlog versnellen.
Daarbij boden de verouderde structuren van dit land, die grondig door elkaar werden geschud door de economische wereldcrisis van het kapitalisme in de jaren 1930, een gunstig terrein om het proletariaat af te leiden. De mythe van een ‘burgerlijk-democratische revolutie’ die de arbeiders zouden moeten doorvoeren, wordt opgevoerd om hen op te trommelen achter het alternatief ‘republiek of monarchie’ dat de weg bereidt voor de strijd van ‘antifascisme tegen fascisme’.
Na de militaire dictatuur van Primo de Rivera, ingesteld in 1923, en die kan rekenen op de actieve steun van de socialistische vakbond UGT, werkt de Spaanse bourgeoisie vanaf augustus 1930 het ‘Pact van San Sebastian’ uit, waar de beide grote vakbonden bij betrokken zijn, de UGT en de CNT, die gedomineerd wordt door de anarcho-syndikalisten. Het Pact legt preventief de basis voor een ‘republikeins alternatief’ voor de monarchistische macht. Dan, op 14 april 1931 dwingt ze koning Alfons XIII tot aftreden met de dreiging van een treinstaking en roept ze de republiek uit. De verkiezingen brengen een sociaal-republikeinse coalitie aan de macht. De nieuwe regering, ‘republikeins en socialistisch’, toont meteen hoezeer ze tegen de arbeiders gekant is. De repressie daalt genadeloos neer op de stakingsbewegingen die opduiken tegenover de snelle stijging van de prijzen en van de werkloosheid. Onder de arbeiders vallen honderden doden en gewonden, met name in januari 1933 in Casas Viejas in Andalusië. Tijdens deze vlaag van repressie beveelt de ‘linkse’ republikein Azana aan de soldaten: “Geen gewonden, geen gevangenen, schiet op de buiken!”
Die bloedige onderdrukking van de arbeidersstrijd, uitgevoerd in naam van de democratie, zal twee jaar duren en geeft de krachten van rechts de tijd zich te organiseren, tegelijk met het buiten adem raken van de regeringscoalitie. In 1933 haalt rechts de meerderheid. Een deel van de Socialistische Partij, die ten zeerste misprezen wordt vanwege de repressie die ze uitgevoerde, maakt daarvan gebruik om een ruk naar links door te voeren.
De voorbereiding van het imperialistisch oorlogsfront, dat wil zeggen de noodzaak het proletariaat af te leiden van de stakingen die zich ontwikkelen, is de realiteit waarbinnen de activiteit van de linkse politiek organisaties tot ontwikkeling komt. In april-mei 1934 breiden de stakingen zich uit. De metaalarbeiders in Barcelona, de spoormannen, en vooral de bouwvakkers in Madrid gaan zeer harde strijd aan. Tegenover die strijd richt heel de propaganda van links en ultra-links zich op het antifascisme, om de arbeiders mee te sleuren in een politiek van ‘eenheidsfront van alle democraten’, een ware dwangbuis voor het proletariaat.
Van 1934 tot 1935 worden de arbeiders onderworpen aan een ware ideologische hersenspoeling in het vooruitzicht op de verkiezingen om een programma van Volksfront in te voeren en ‘het hoofd te bieden aan het fascistisch gevaar’.
In oktober 1934 tuimelen de arbeiders in Asturië, daartoe aangespoord door de linkse krachten, in de vakstrik van een suicidaire confrontatie met de burgerlijke staat. Die slaat hen bloedig neer. Hun opstand en daarna hun heldhaftige verzet in de mijngebieden en in de industriële zones rond Oviedo en Gijon wordt door de PSOE en UGT volledig afgezonderd om met alle middelen te verhinderen dat de strijd zich zou uitbreiden naar de rest van Spanje, vooral naar Madrid. De regering brengt 30.000 soldaten met tanks en vliegtuigen op de been in Asturië om de arbeiders genadeloos te verpletteren, waarmee een periode van gewelddadige onderdrukking volgt in het hele land.
Op 15 januari 1935 wordt het kiesverbond van het Volksfront ondertekend door alle linkse organisaties en door de trotskiserende gauchisten van de POUM. De anarchistische leiders van CNT en FAI laten hun ‘anti-verkiezingsprincipes’ varen om deze onderneming toe te dekken met een medeplichtige stilte die duidelijk gelijkstaat aan een steun. In februari 1936 wordt de eerste Volksfrontregering verkozen. Terwijl een nieuwe golf van stakingen tot ontwikkeling komt, roept de regering op tot kalmte, vraagt zij aan de arbeiders op te houden met staken en zegt dat die stakingen in de kaart spelen van het fascisme. De PCE gaat zelfs zo ver te zeggen dat “de bazen de stakingen uitlokken en aansporen voor politieke redenen van sabotage.” In Madrid, waar op 1 juni een algemene staking uitbreekt, verhindert de CNT elke rechtstreekse confrontatie met de staat door hun fameuze leuze van het zelfbeheer te lanceren. Dat zelfbeheer zal ertoe dienen de arbeiders op te sluiten in ‘hun’ fabriek, ‘hun’ landbouwzone of ‘hun’ dorp, met name in Catalonië en Aragon.
De militairen voelen zich sterk genoeg om in juli vanuit Marokko een ‘Verklaring’ uit te geven onder leiding van ene Franco die zijn eerste wapenfeiten als generaal verzameld onder bevel van de Republiek die door de socialisten geleid wordt. Het weerwoord van de arbeiders volgt onmiddellijk: op 19 juli 1936 roepen de arbeiders de staking uit tegen de opstand van Franco en trekken massaal naar de kazernes om die poging te ontwapenen, zonder zich iets aan te trekken van de tegengestelde richtlijnen van het Volksfront en de republikeinse regering. De arbeiders verbinden de eisenstrijd aan de politieke strijd en stoppen door hun actie de moordende hand van Franco. Maar tegelijk worden de oproepen tot kalmte die uitgaan van het Volksfront – “De regering beveelt, het Volksfront gehoorzaamt” – op andere plaatsen nagevolgd. In Sevilla bijvoorbeeld, waar de arbeiders de opdracht van de regering af te wachten opvolgen, en in een vreselijk bloedbad door de militairen worden afgeslacht.
De linkse krachten van het kapitaal ontplooien dan volop hun manoeuvres om de arbeiders achter zich te mobiliseren (1). Binnen de 24 uur ruimt de regering, die met de franquistische troepen onderhandelde en met hen de moordpartij op de arbeiders organiseerde, de plaats voor de regering Giral, ‘linkser’ en ‘antifascistischer’, die zich aan het hoofd plaatst van de arbeidersopstand om die uitsluitend te richten op de confrontatie met Franco, enkel en alleen op militair terrein! De arbeiders worden enkel bewapend om hen naar het ‘front’ te sturen tegen de troepen van Franco, weg van hun klassenterrein. Erger nog: de regering spant de misdadige valstrik van een zogenaamd ‘verdwijnen van de republikeinse kapitalistische staat’, terwijl die zich enkel verschuilt achter een pseudo-‘arbeidersregering’ die de arbeiders afleidt naar een heilige eenheid tegen Franco via organismen zoals het Centraal Comité van de Anti-fascistische Milities en de Centrale Raad van de Economie. De illusie van een ‘dubbele macht’ wordt gewekt, en die levert de arbeiders definitief over aan hun beulen. De bloedige moordpartijen die dan plaatsvinden in Aragon, Oviedo, Madrid, zijn het resultaat van het misdadige manoeuvre van de republikeinse en linkse bourgeoisie waardoor de arbeidersreacties van 19 juli 1936 mislukken. Daarna worden honderdduizenden arbeiders ingelijfd in de milities van de anarchisten en van de POUM om de ‘sociale revolutie te verdedigen’. Ze worden door de Volksfrontregering de dood ingestuurd op het ‘anti-franquistisch’ imperia-listisch front. Die milities worden al snel gemilitariseerd en de meest strijdbare arbeiders dienen dan als kanonnenvlees voor de kapitalistische belangen die ze denken te bestrijden.
Nu het zijn klassenterrein verlaten heeft, wordt het proletariaat in de oorlog de keel doorgesneden en ziet het zich onderworpen aan een wrede extra uitbuiting in naam van de ‘anti-fascistische’ oorlogseconomie van het Volksfront: loondaling, inflatie, rantsoenering, militarisering van de arbeid, verlenging van de arbeidsdag en stakingsverbod...
Het proletariaat van Barcelona komt andermaal in opstand, in mei 1937, maar in wanhoop, en het wordt afgeslacht door de regering van het Volksfront, door de PCE en zijn Catalaanse filiaal PSUC op kop, terwijl de franquistische troepen vrijwillig hun oprukken stilleggen om de stalinistische beulen de ruimte te geven de arbeiders te verpletteren:
“Op 19 juli 1936 verpletterden de proletariërs van Barcelona met de blote handen de aanval van de bataljons van Franco, tot de tanden bewapend. Op 4 mei 1937 lieten diezelfde proletariërs, bewapend, veel meer slachtoffers achter op de straatstenen dan in juli toen ze Franco moeten terugdrijven, en het is de anti-fascistische regering – waarin tot zelfs de anarchisten zetelen en waarmee de POUM onrechtstreeks solidair is – die het uitschot van de repressietroepen loslaat op de arbeiders” schrijft Bilan in 1938 in het artikel Lood, mitraille, gevang: zo dient het Volksfront de arbeiders van Barcelona van antwoord.
In deze bloedige tragedie hebben alle zogenaamde arbeidersorganisaties niet alleen aangetoond dat ze in de burgerlijke staat geïntegreerd zijn, maar hebben ze ook deelgenomen aan de verplettering van het proletariaat. De enen, zoals de PCE en de PSUC, toonden zich grote partijen van de burgerlijke orde, PSOE en UGT namen ook rechtstreeks hun rol waar van beulen, anderen, zoals de CNT, de FAI, de POUM, dreven de arbeiders ertoe hun klassenterrein te verlaten in naam van het ‘anti-fascistisch front’ om hen zo in de armen te drijven van hun moordenaars en in de imperialistische warboel. De aanwezigheid van anarchistische en CNT-ministers in de Catalaanse regering en daarna in de centrale regering van Caballero was een machtige factor om de arbeiders te misleiden ten gunste van het Volksfront. De anarchisten hebben voor de bourgeoisie een rol van eerste orde gespeeld in de manoeuvre om de arbeiders te bedriegen over de klassenaard van de Volksfrontregering:
“Zowel op het vlak van de principes als uit overtuiging is de CNT altijd tegen de staat geweest en vijandig tegen elke regeringsvorm. Maar de omstandigheden hebben de aard van de Spaanse regering en staat veranderd. Momenteel is de regering, als instrument dat de staatsorganen controleert, niet langer een kracht die de arbeidersklasse onderdrukt, net zoals de staat niet langer een organisme vertegenwoordigt dat de maatschappij in klassen verdeelt. De ene zowel als de andere onderdrukken het volk nog minder nu dat leden van de CNT daarbij betrokken zijn.” (Frederica Montseny, anarchistisch minister, 4 november 1936).
Alle organismen van het Volksfront, en in het bijzonder de stalinisten die er de gewapende arm van waren, riepen een wreedaardige oorlog uit tegen de elementen van de zeldzame stromingen die te midden van deze vreselijke verwarring streden om revolutionaire standpunten te verdedigen. Ze stuurden hen naar de gevaarlijkste plaatsen aan het front, lieten hen achter zonder munitie, lieten hen in de gevangenis werpen door de politie van de ‘republikeinse krachten’ of vermoordden hen simpelweg.
De gebeurtenissen van Spanje leggen bloot wie degenen écht waren die beweerden aan de kant van de arbeiders te staan, de democraten in het algemeen, de socialisten, ‘kom-munisten’ of anarchisten, die in de praktijk de meest verbeten verdedigers waren van de burgerlijke staat en van het nationale kapitaal, de ergste vijanden van de arbeidersklasse.
De oorlog in Spanje sleept zich voort tot in 1939 en mondt dan uit op de militaire overwinning van Franco, op het moment waarop de andere fracties van het wereldproletariaat, overal overwonnen door de contrarevolutie, op hun beurt als kanonnenvlees dienden in de algemene imperialistische confrontatie achter hun ‘eigen’ nationale bourgeoisieën.
C.B.
(1) Het aanpassingsvermogen van de Spaanse bourgeoisie tegenover het proletariaat kan geïllustreerd worden aan de hand van de politieke loopbaan van Largo Caballero: voorzitter van de vakbond UGT vanaf 1914, zit in het parlement voor de PSOE, wordt lid van de Staatsraad van dictator Primo de Rivera en daarna Minister van Arbeid in de eerste republikeinse ‘coalitieregering’ tussen 1931 en 1933, daarna is hij één van de voornaamste voortrekkers van het Volksfront, waarna hij naar ‘gauchistische’ standpunten overhelt die hem in staat stellen leider te worden van de regering tussen september 1936 en mei 1937.
De Britse politieagent die de arrestatie van een aantal verdachten bekendmaakte in het meest recente bommencomplot vertelde dat de groep “massamoord op een onvoorstelbare, ongeziene schaal” aan het plannen was.
Wanneer ze inderdaad van plan waren om vliegtuigladingen vol passagiers boven steden in de Verenigde Staten te vernietigen, dan zou het zeker gaan om een plan voor massamoord. De methoden van Bin Laden en de ‘jihad-strijders’ die hem bewonderen zijn de methoden van het barbarendom. De slachtoffers van hun aanvallen zijn in de eerste plaats de uitgebuiten en onderdrukten, de arbeiders, de armen. Het ‘islamitisch verzet’ vermoord al wie naar hun werk gaan, die van de ene dag in de andere proberen te overleven in een vijandige maatschappij, in New York, Madrid, Londen, Mumbai, Beslan, en iedere dag opnieuw in Irak. In feite zijn de methoden van de ‘jihad-strijders’ dezelfde als die van de ‘ongelovige’ machten die ze beweren te bestrijden: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Israël, Rusland en de rest.
Juist op het moment dat de regeringen van ‘het Westen’ de islamofobie en het racisme proberen aan te wakkeren tegen degenen die als moslims worden geïdentificeerd, bestaat het antwoord van de ‘jihad-strijders’ uit het prediken van racisme tegen de ‘kafirs’, en in het bijzonder tegen de Joden, waarbij zij de ergste leugens van het Hitlerisme doen herleven. Deze ideologieën worden gebruikt om de massaslachting van niet-moslims te rechtvaardigen – waarin ook moslims bij duizenden om het leven worden gebracht, zoals momenteel in Irak. De ‘jihad-strijders’ zijn het werkelijke spiegelbeeld van Bush en Blair met hun ‘oorlog tegen het terrorisme’.
En dat is precies ons punt. Terroristische gruweldaden tegen onschuldigen zijn noch ‘onvoorstelbaar’ noch ‘ongezien’. Diegenen die aan de macht zijn en die de beoogde gruweldaad veroordelen, verrichten zelf veel grotere gruweldaden omdat zij over superieure vuurkracht beschikken. Zij zijn de ‘democratische’ jihad-strijders, die de belangrijkste staten van de wereld besturen, en die verantwoordelijk zijn voor het afslachten van burgers op een veel grotere schaal – in Irak, Libanon, Afghanistan en in Tsjetsjenië... De oorlogen die de ‘democratische’ machten ontketenen zijn het suprème model van de terreur: hoe anders kun je het gebruik van grofste militaire machtsvertoon noemen om hele volkeren te intimideren? Wat is de verwoesting van Libanon door Israël anders dan terreur, wat de ‘shock-and-awe’-campagne van de Verenigde Staten in 2003? Om nog maar te zwijgen over Churchills ‘oppervlakte-bombardementen’ van Duitsland aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Imperialistische oorlog is terreur tegen de mensheid. De staten die hem voeren zijn even goed thuis in de duistere methoden van de ‘terroristen’ als in de openlijke, massieve terreur van luchtbombardementen. Wie anders dan de ‘democratische’ Verenigde Staten van Amerika trainden Bin Laden om tegen de Russen te vechten? Wie gebruikte de protestantse bendes in Ulster om moorden en bomaanslagen te plegen anders dan het ‘democratische’ Groot-Brittannië? Wiens stichters waren even goed terroristen als Menachim Begin, anders dan het ‘anti-terroristische’ Israël? En door zijn spionnen en informanten kan de ‘democratische’ staat bovendien de terroristische bendes op subtiele wijze gebruiken, zelfs wanneer ze ‘aan de andere kant’ staan. De officiële polemiek tegen ‘samenzweringstheorieën’ ten spijt bestaat er toenemend bewijs dat de Verenigde Staten Al Qaïda toelieten zijn aanvallen in september 2001 uit te voeren. Het doel hiervan was om een nieuw ‘Pearl Harbour’ te creëren en zo een groot imperialistisch offensief in Afghanistan en Irak te rechtvaardigen, iets dat eerder al openlijk was overwogen door de ‘neo-conservatieve’ theoretici. De staat kan echter net zo goed terroristische samenzweringen ‘fabriceren’ waar ze niet bestaan: Jean-Charles de Menezes liet zijn leven in een van deze set-ups in Stockwell, en de massieve overval in Forest Gate afgelopen juni had bijna opnieuw een ‘toevallig slachtoffer’ tot gevolg. Onverlet of het om een werkelijke of om een ‘verzonnen’ dreiging gaat, de staat zal de activiteiten van terroristen altijd gebruiken om zijn arsenaal aan onderdrukkingswetten en zijn omvangrijke inlichtingen- en surveillance-apparaat te versterken.
Na 11 september stelde Bush ons voor een valse keuze: met óns, of met de terroristen. Momenteel hebben miljoenen gezien waar Bush voor staat, maar ze zijn niet ontsnapt aan de valse keuze. Vele jonge mensen die inzien dat de wereld waarin we leven op een catastrofe afstevent, worden misleid door het terrorisme als ‘het enige alternatief’. Maar dat is een vals alternatief, een net zo rampzalige doodlopende weg, die hen tot recruteerders maakt voor een suïcidale mars naar de imperialistische oorlog. Dat wordt duidelijker in de oorlog die zich over het Midden-Oosten verspreidt, en die zijn weerslag heeft in de Verenigde Staten en in Europa.
Maar tegenover het onverbiddelijke verval van de huidige maatschappij, die afglijdt in oorlog en chaos, bestaat er een andere kant: die van de uitgebuite klasse, het proletariaat, van de grote meerderheid van ons, die er geen belang bij heeft om zich te laten meeslepen in broedermoord en inter-imperialistische bloedbaden.
Tegenover de versnellende ineenstorting van het kapitalisme, dat in alle hoeken van de planeet heeft bewezen het overleven van de mensheid zélf in gevaar te brengen, bestaat er slechts één oorlog die het waard is om gevochten te worden: de klassenoorlog die de arbeiders van alle landen en kleuren verenigt tegen de gangsters die de planeet regeren en die er steeds meer de controle over verliezen.
De klassenstrijd, die volgens de beweringen van velen allang begraven zou zijn, staat op het punt opnieuw uit te breken. Dit zien we in een aantal recente bewegingen:
- In de Algemene Vergaderingen en manifestaties van de studenten in Frankrijk, die massaal in staking waren aan de universiteiten en in de scholen, van alle kleuren en overtuigingen tezamen, en die een beweging ontketende, die, net als in 1968, de heersende machten schokte, vooral toen steeds grotere aantallen loonarbeiders samen met de studenten begonnen op te trekken;
- In de wilde stakingen van de arbeiders bij de posterijen in Belfast; officieel ‘Loyalistisch’ en ‘Katholiek’ marcheerden ‘onofficieel’ tezamen door ‘vijandige’ straten en trotseerden daarmee het nationale schisma en de paramilitaire bendes van beide kampen;
- In de staking op Heathrow in de zomer van verleden jaar, waarbij de bagageafhandelaars het werk neerlegden uit solidariteit met de arbeiders bij Gate Gourmet, en zich over raciale en seksuele scheidslijnen heen verenigden door hun gemeenschappelijke verontwaardiging over de tirannieke methoden van het management, opnieuw alle ‘vakbondswetgeving’ trotserend.
In deze uitingen van klassensolidariteit van de arbeiders zien we de contouren van de werkelijke gemeenschap van de mensheid, een gemeenschap die wordt geschapen door een menselijke activiteit voor andere mensen, en die daardoor niet langer verslaafd is aan religie of aan de staat.
World Revolution / 14.08.2006
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/68/belgie
[2] https://nl.internationalism.org/tag/18/283/belgische-werklieden-partij
[3] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[4] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[5] https://nl.internationalism.org/tag/8/132/tweede-internationale
[6] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog
[7] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[8] mailto:[email protected]
[9] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[10] https://nl.internationalism.org/tag/5/103/spanje-1936
[11] https://nl.internationalism.org/tag/4/80/spanje
[12] https://nl.internationalism.org/tag/3/52/terrorisme