Op 5 en 6 april vierden de socialistische partijen uit Noord en Zuid het 120 jarig bestaan van de Belgische Werklieden Partij. Deze werd in 1885 in Brussel gesticht door een nationaal arbeiderscongres samengesteld uit 112 afgevaardigden van arbeidersverenigingen hoofdzakelijk uit Brussel en Vlaanderen en was de uitdrukking van een geweldige ontwikkeling in België net als overal in Europa van de strijd en de organisatie van de arbeidersklasse. Hij vormde tevens een uitdrukking van de geweldige hoop voor het geheel van de uitgebuiten op een revolutionaire omwenteling van de kapitalistische maatschappij.
Maar nu voeren al de socialistische partijen, overal ter wereld, of ze nu in de regering zitten of zich in de oppositie bevinden dezelfde politiek tegen de arbeiders. Ofwel ze misleiden de arbeidersstrijd en brengen haar op een dwaalspoor, ofwel nemen ze rechtstreeks de soberheidsmaatregelen. Zij zijn het ook die de arbeiders hebben meegesleept in de slachtingen van de wereldoorlogen en die momenteel deelnemen aan de uitbreiding van de oorlogsbarbarij (zoals Blair in Irak). Het zijn dezelfde partijen die de arbeidersgevechten saboteren of er op afgeven (zoals bij Ford Genk, DHL of onlangs bij AGC) en ook niet zullen aarzelen om morgen openlijk de strijd van de arbeidersklasse te onderdrukken en in het bloed te smoren als dit nodig mocht zijn om het kapitaal te redden.
De laatste 90 jaar geschiedenis van de arbeidersbeweging staan vol van de voorbeelden van de arbeidersvijandige rol van de sociaal-democratie. Maar hoe kon een partij, die in de negentiende eeuw de weg naar de sociale revolutie kristalliseerde en de beweging van de arbeiders naar hun bewustwording en zijn organisatie vertegenwoordigde, ontaarden tot die partij die vandaag de agressie van de bourgeoisie organiseert en toepast?
In de negentiende eeuw, in de periode van opbloei en ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze over heel de planeet, zorgde het kapitalisme voor economische expansie waarbij het daadwerkelijk mogelijk was een blijvende verbetering af te dwingen van de bestaansvoorwaarden van het proletariaat. Die verbetering van haar arbeids- en leefomstandigheden heeft de arbeidersklasse door verbeten strijd afgedwongen. In het kader van die strijd konden de arbeiders op de tegenstellingen tussen burgerlijke fracties in het parlement inspelen om bepaalde voordelen los te krijgen.
Die strijd voor het verkrijgen van hervormingen en om de kapitalistische uitbuiting binnen bepaalde perken te houden aan de ene kant, en aan de andere het inzicht dat die strijd geen doel op zich kon zijn, maar alleen een onderdeel van de globale, revolutionaire strijd, vulden elkaar volgens de revolutionairen in de arbeiderspartijen in de negentiende eeuw aan. Die dubbele opdracht stond centraal voor de Tweede Internationale, voor de sociaal-democratie.
Onder invloed van de successen die behaald werden in de parlementaire en vakbondsstrijd raakte de hele idee van revolutie echter meer en meer in de verdrukking ten gunste van het uitsluitend nastreven van hervormingen. De sociaal-democratische partijen raakten vergiftigd door het reformisme. Dat was des te meer zo omdat de bourgeoisie zich actief inzette om de sociaal-democratie onder haar controle te krijgen en haar te gebruiken om de arbeidersklasse in te kaderen. Het proletariaat was immers in volle ontwikkeling en betekende een groeiende bedreiging voor de burgerlijke macht. De linkerzijde binnen de Tweede Internationale voerde onophoudelijk strijd tegen die ontaarding, maar slaagde er niet in die algemene tendens tegen te houden. De intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode dreef vakbonden en parlementaristen in het kamp van de bourgeoisie.
Aan het begin van de twintigste eeuw is de vorming van de wereldmarkt voltooid en daardoor wordt de concurrentie tussen de verschillende kapitalistische naties steeds feller. De economische oorlog die de kapitalistische naties onderling voeren kon enkel uitmonden op een militaire, op een wereldoorlog. De intrede van de kapitalistische productiewijze in haar vervalperiode stelt het proletariaat en zijn organisaties plotseling voor de keuze “oorlog of revolutie”. Ofwel het proletariaat gaat zonder aarzelen de strijd aan, en laat daarbij de oude strijdvormen, parlementarisme en syndicalisme, die een belemmering geworden zijn, achter zich, ofwel het capituleert voor de kapitalistische barbaarsheid door mee te lopen achter de nationalistische frasen van de verschillende bourgeoisieën. Maar het oude sociaal-democratische apparaat is al totaal verrot door het reformisme, zoals geïllustreerd werd door het slot van de toespraak door Emile Vandervelde, voorzitter van de BWP, in december 1911 voor de kamer: “De dag dat België wordt aangevallen zullen we het verdedigen. Wij zullen vechten zoals de anderen en wellicht zelfs met meer hartstocht dan de anderen”. Zodra de oorlog dan ook uitbrak treden de sociaal-chauvinisten in België net als in de belangrijkste geïndustrialiseerde landen op als ronselaars voor de imperialistische slachting en verraden zij definitief de arbeidersklasse. De Tweede Internationale is dood. Alleen de linkerzijde van de socialistische partijen houdt zich aan het proletarisch internationalisme, verdedigt het ‘revolutionair defaitisme’ en neemt actief deel aan de bewustwording in het proletariaat over de noodzaak van revolutie. Die verdediging krijgt vorm met de oprichting van de kommunistische partijen en van de Derde Internationale, de Kommunistische Internationale.
Het kapitalistisch systeem is aan het eind van zijn historische opdracht gekomen. Het heeft de opkomst van een nieuwe productiewijze, de kommunistische samenleving, mogelijk en noodzakelijk gemaakt. Het is mogelijk geworden omdat het kapitalisme op wereldvlak zijn hoogtepunt heeft bereikt net als het de klasse die het omver zal werpen voldoende ontwikkeld heeft. Het is ook noodzakelijk omdat het systeem enkel nog kan overleven door de helse spiraal van crisissen en oorlogen, die steeds erger en moorddadiger worden en nu zelfs het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengen. In dit kader van het verval is het niet langer de taak van de arbeidersklasse te vechten voor blijvende politieke en economische hervormingen – die onmogelijk geworden zijn –, maar te vechten voor de omverwerping van de heerschappij van de bourgeoisie. Dat is het enig realistisch vooruitzicht voor de strijd ter verdediging van haar onmiddellijke belangen. In deze voortdurende strijd heeft het proletariaat de middelen geschapen voor die revolutionaire strijd: de arbeidersraden en de politieke voorhoede die zijn strijd vooruit moeten helpen. De revolutionaire golf van 1917-1923 heeft het belang daarvan aangetoond en ook de plaats van de sociaal democratie: aan de zijde van de bourgeoisie, als aartsvijand van de revolutionaire beweging van de arbeidersklasse.
Nu, ruim 90 jaar na de Eerste Wereldoorlog, kan er geen twijfel meer over bestaan. De socialistische partijen vormen overal en voorgoed een politieke fractie van de bourgeoisie. In de huidige periode van open crisis van het kapitalistisch systeem, van harde besparingen om de voorrechten van de bourgeoisie veilig te stellen, en nu de arbeidersstrijd zich, weliswaar nog moeizaam, weer ontwikkelt, na de oorverdovende campagnes over de dood van het kommunisme volgend op de ineenstorting van de stalinistische regimes in de Oostbloklanden, speelden en spelen de socialistische partijen (zoals Mitterand en Jospin in Frankrijk, Schröder in Duitsland; Zapatero in Spanje) nog een hoofdrol in de strategie van de bourgeoisie om de soberheid te doen aanvaarden in naam van ‘het algemeen burgerbelang’ door haar met een vernislaagje van ‘progressief’ of ‘links’ te bedekken. In België sedert de verkiezingen van 1987 vertrouwt de bourgeoisie aldus aan de socialistische partijen in Noord en Zuid regeringsverantwoordelijkheid toe op alle niveaus van de macht. Door de drastische besparingspolitiek van de regeringen Dehaene met het terugschroeven van de schuld en van het begrotingstekort, en die van de ‘actieve welvaartstaat’ van de regeringen Verhofstadt, hebben de socialistische voormannen Tobback, Di Rupo, Vandenbroucke of VandeLanotte jarenlang hun onfeilbare trouw betoond aan de bourgeoisie en hoezeer ze onverzettelijke vijanden van de arbeidersklasse zijn.
Jos&Lola / 03.04.2005
Vandaag bazuinen de westerse media uit dat er een democratische wind van verandering door de wereld waait. Van Irak tot Libanon, via de landen die deel uitmaakten van de voormalige ‘sovjet’-ijsvelden tot aan de republieken in de Kaukasus en Centraal-Azië; de oppermachtige drang naar een ‘vrije’ wereld zou een ongekende vlucht nemen.
De verkiezingen die plaatsgehad hebben of op komst zijn in Afghanistan, in Irak, in Saoedi-Arabië, in Centraal-Azië; de ‘democratische’ revoluties in Georgië, Oekraïne en nu in Kirghizistan; de betogingen van het Libanese volk tegen de aanwezigheid van de Syrische troepen; het weer op gang brengen van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. Dat alles zou de uitdrukking zijn van een wil van de volkeren om zich aan te sluiten bij het democratisch paradijs. De promotoren van deze aangekondigde idyllische wereld zijn de Westerse grootmachten en in het bijzonder de Verenigde Staten, die beweren dat “de dooi heeft ingezet” in de landen van het ‘Grote Midden-Oosten’ en dat “de hoop en de vrijheid zich uitbreiden over de hele planeet”. Deze visie van ongebreideld optimisme van de toekomstige kapitalistische wereld is een grove illusie die tot doel heeft voor het wereldproletariaat te verbergen dat de toestand die de mensheid vandaag beleeft nog nooit zo ernstig is geweest. Want achter de circuseffecten van de wereldbourgeoisie, te beginnen met die van de ontwikkelde landen, is een zeer duidelijke verscherping van de imperialistische spanningen werkzaam. En het zijn juist de landen die geprezen worden omwille van hun ‘strijd voor de democratie’ die in het centrum van het oorlogsgestook tussen de grootmachten bevinden en van het offensief dat door de Verenigde Staten is ingezet na de herverkiezing van Bush.
De tweede verjaardag van de bezetting van Irak door het Amerikaanse leger behoeft geen commentaar: meer dan 100.000 Irakezen zijn gedood, waarvan een groot deel onschuldige burgerbevolking, 1.520 Amerikaanse soldaten zijn gedood en 11.300 gewond, tientallen steden en dorpen vernield, en met hen de infrastructuur die voorzag in water, elektriciteit en een deel van de brandstof. 200 Miljard dollar is er al uitgegeven voor deze barbarij. En het is wel degelijk omdat de Bush-administratie zich bewust is van het wegzakken in het Irakese moeras en de nefaste gevolgen van deze toestand voor hun positie als eerste wereldmacht dat ze zo’n alzijdig tegenoffensief ontplooit.
Wie ook de verantwoordelijken zijn van de aanslag die 19 doden eiste, waaronder de leider van de oppositie Hariri, wij moeten ons de vraag stellen: wie haalt er voordeel uit de misdaad? Zeker Syrië niet. Niet alleen wordt het door het geheel van de ontwikkelde landen op de beklaagdenbank gedwongen, maar het wordt ook door landen van de Arabische Liga zoals Saoedi-Arabië en Egypte met de vinger gewezen. Bovendien heeft de internationale druk hen er toe verplicht zich terug te trekken uit de militaire stellingen die ze met zoveel moeite hadden verworven in Libanon tijdens de jaren 1980. Ze moeten hun greep verslappen op het politieke leven in Libanon om vrij spel te laten aan de Franse en Amerikaanse inmenging.
Deze aanslag blijkt eerder een ‘buitenkans’ voor Bush en Chirac, dezelfden die in september 2004 aan de wieg stonden van de stemming over resolutie 1559, die de terugtrekking van het Syrische leger eiste uit Libanon. Het werkelijke doel van de luidruchtige bijval die door Frankrijk en de Verenigde Staten verleend werd aan de gigantische betogingen van de Libanese oppositie, die opkomt voor de verandering van de pro-Syrische regering en voor het zo snel mogelijk houden van verkiezingen, betekende in werkelijkheid het doordringen in het politieke leven van Libanon om er hun eigen prerogatieven te verdedigen.
Frankrijk mikt voor zijn part op het terugwinnen van de invloed die het in het verleden in Libanon had, tijdens de Koude Oorlog toen het de belangen van het Westers Blok verdedigde. Deze invloed was vervolgens geleidelijk omgeslagen om helemaal te verdwijnen met het aan de dijk zetten van de christelijke generaal Michel Aoun, de stroman van Parijs. Nu de nieuwe situatie gunstig is, beoogt Chirac diens terugkeer naar Libanon. Het spel is echter nog niet gewonnen voor Frankrijk, dat sinds de eliminatie van Hariri nog meer gebrek heeft aan steunpunten. En het is wel degelijk om deze reden dat Chirac hals over kop naar Beiroet gevlogen is daags na de dood van deze ‘vriend’ van Frankrijk. Bovendien ziet Frankrijk zich verplicht tot de gevaarlijke exercitie om van alle walletjes te eten. Zo vermijdt het zorgvuldig om Hezbollah te veroordelen als terroristische groep, om niet met de rug naar Syrië toe te komen staan, aan wie de “partij Gods” steun verleent, en om zich ook niet van Iran af te keren. Parallel daaraan doet het inspanningen om de verschillende bestanddelen van de Libanese oppositie te steunen, zoals de christelijke milities. En tenslotte ziet het zich genoodzaakt om zijn kritiek op het Witte Huis in te tomen, aangezien zij voor wat betreft het Libanese probleem bepaalde gelijklopende belangen hebben. Wat de Bush-administratie betreft kan men er zijn kop op verwedden dat ze niet zal nalaten om deze spagaat van de Franse diplomatie op het geschikte moment aan te stippen, want het gaat er voor haar om de aanspraken van Frankrijk op een terugkeer in te regio in te dammen.
Ook profiteren vooral de Verenigde Staten en hun Israëlische bondgenoten van de dood van Hariri. Deze heeft een toestand geschapen die zou kunnen uitdraaien op een beslissend voordeel voor de Bush-administratie tegenover de ‘as van het kwaad’ in het Midden-Oosten: Syrië, de Hezbollah en Iran. Sinds de lente van vorig jaar wordt Syrië door Uncle Sam openlijk bedreigd onder het voorwendsel dat het aan de terroristen van Al Qaïda onderdak verleent en als uitvalsbasis dient voor de oude getrouwen van Saddam Hussein. In dezelfde zin zijn de Israëlische verantwoordelijken een diaboliseringscampagne gestart tegen de pro-Iraanse Hezbollah die door Syrië wordt gesteund. Voor Washington moet Syrië weg uit Libanon. Maar het uiteindelijke doel is het regime in Damascus te destabiliseren om het een regering op te dringen van soennitische strekking met het oog op het isoleren van de Hezbollah en het sjiïtische Iran. Zo richten de Verenigde Staten, achter Syrië, hun vizier op Iran, dat een steeds nadrukkelijker rol gaat spelen als regionale macht, nota bene door zich tegen de eerste wereldmacht op te stellen en bezig om zich te voorzien van het atoomwapen.
Zo maakt de druk van de Bush-administratie op Syrië deel uit van hetzelfde plan als de gespierde redevoeringen tegen Iran. Als het Amerikaanse offensief tegen Iran vandaag via Syrië verloopt, dan is dat vanwege het feit dat een militaire tussenkomst in Iran op enorme moeilijkheden zou stuiten, die nog groter zijn dan in Irak. Ondanks het bekendmaken van de Israëlische oorlogsplannen om de Iraanse installaties te bombarderen, wanneer Iran niet zou afzien van het verwerven van het atoomwapen, is het toch weinig waarschijnlijk dat het Amerikaanse leger, gezien het Irakese moeras, in de nabije toekomst in staat zou zijn om een nieuw militair front te openen. Niettemin betekent dit niet dat er rust komt in de regio. In Libanon gaan zich waarschijnlijk moordende botsingen ontwikkelen tussen de verschillende gemeenschappen, die worden opgehitst door de verschillende aanwezige klieken die zelf voor rekening van naburige machten of grootmachten optreden. De verklaringen van Nasrallah, de leider van de Hezbollah, voor wie de terugtrekking van Damascus zal neerkomen op de burgeroorlog, zijn geen bluf zoals al wordt aangetoond door de aanslagen die elkaar beginnen op te volgen in Libanon. De Amerikaanse druk op Syrië kan trouwens niet anders dan Syrië er toe brengen om de banden met Iran nauwer aan te halen en nog actiever het verzet tegen de aanwezigheid van de Verenigde Staten in Irak te ondersteunen. Om het duidelijk te zeggen, maken we een nieuwe etappe mee in het uitwaaieren van de chaos naar andere geografische zones en van naar nieuwe bloedbaden.
De Amerikaanse diplomatie is ook aan het stoken in het vroegere sovjetimperium, in de Kaukasische republieken en in Centraal-Azië. In naam van de democratie en de vrijheid, financiert en moedigt het Witte Huis de oppositiebewegingen aan tegen de regeringen die banden hebben met de Russische staat. Na de ‘rozenrevolutie’ in Georgië in 2003, vervolgens de ‘oranje revolutie’ in Oekraïne, werpt de heel recente ‘tulpenrevolutie’ in Kirghizistan een nieuwe steen van de Verenigde Staten op de defensieopstelling van het Russisch imperialisme.
Washington gaat er trouwens openlijk prat op. De Amerikaanse ambassadeur in Bisjkek, de Kirghizische hoofdstad verklaarde, daags na de vlucht van president Akaïev, het volgende voor de CNN: “Wat er gebeurt beroert het Kirghizische volk en zijn beslissingen, en de Verenigde Staten zijn er trots op daarin een steunende rol te spelen”. Duidelijker kan het niet.
Het is via de regeringsorganismes en verenigingen die gespecialiseerd zijn in de promotie van de democratie over heel de wereld zoals de Soros-stichting of de NED dat de Verenigde Staten al deze oppositiebewegingen steunen. We wijzen erop dat de laatstgenoemden buiten hun actieve deelname aan de anti-Russische “revoluties”, een werkelijke invloed hebben in Moldavië en dat de Amerikaanse senaat pas een motie over de democratie heeft aangenomen die in Wit-Rusland moet worden verwezenlijkt.
Zo maken we een regelrechte omsingelingsbeweging mee van heel Rusland, of het nu gaat om zijn grenzen in het Westen, het Oosten of het Zuiden, een omsingeling die het gevolg is van de militaire inval in Afghanistan.
Zoals we al eerder in onze pers hebben uiteengezet (zie Révolution Internationale, nr. 354), wordt Rusland sinds de ineenstorting van het Oostblok, geconfronteerd met de voortdurende afkalving van zijn invloed in Centraal- en Oost-Europa. Dit vertaalt zich door het feit dat het geheel van de landen die deel uitmaakten van het Warschaupact nu toegetreden zijn tot de NAVO en tot Europa. En het geheel van de landen van het GOS, die in 1991 onder controle van Rusland geplaatst werden, dat vandaag in de maalstroom zit en zich onvermijdelijk losscheurt.
Wanneer de Russische beer tegenwoordig één voor één de resten van zijn rijk ziet verdwijnen, is dat omdat de Verenigde Staten Rusland proberen te verzwakken, vooral nadat het geweigerd heeft om in de pas te lopen tijdens de laatste tussenkomst in Irak. Een dergelijke opstelling van Rusland had inderdaad in grote mate bijgedragen tot de vastbeslotenheid van Frankrijk en Duitsland om het hoofd te bieden aan de Verenigde Staten. Nu oogst Rusland het dividend van zijn niet-alliantie met Washington.
Maar de belangrijkste motivatie van de Verenigde Staten in hun politiek om de landen van het GOS aan hun invloed te onderwerpen, is om te vermijden dat ze in de invloedssfeer zouden terechtkomen van de Europese grootmachten, en in de eerste plaats van Duitsland dat traditioneel een oostwaarts gerichte as van imperialistische uitbreiding kent. In feite maakt dit wezenlijke doel van het Amerikaanse offensief deel uit van het vervolg van een omsingelingsstrategie van datzelfde Europa, waarvan de inval in Afghanistan in 2003 de eerste steen is geweest.
Wat er op het spel staat is van die aard dat het slechts de spanning tussen de grootmachten kan opdrijven. De uitgangssituatie wordt ingewikkelder en de situatie wordt alsmaar onstabieler door het belang dat tweederangs machten als Turkije of Iran stellen in bepaalde grondgebieden van de voormalige Sovjet-Unie. Dezen oordelen dat zij ook een kaart te spelen hebben om, in de buurt van hun eigen grenzen, aanspraken te maken op dit of dat grondgebied.
Voor Rusland staat het buiten kijf dat het zich niet passief zal laten reduceren tot de status van een tweederangs regionale macht. In dat verband moet worden onderstreept dat voor Rusland het verlies van bepaalde van zijn voormalige satellieten van het GOS een aanzienlijke verzwakking inhoudt van zijn nucleair potentieel. Het voorbeeld van Oekraïne, dat belangrijke Russische bases heeft op zijn grondgebied, is veelbetekenend voor deze situatie.
Zo kan de wind van de “democratisering” die door de oude sovjetrepublieken waait, verre van de regio te stabiliseren, Rusland alleen maar in een vlucht naar voren in de oorlog storten. De moord van de Russische veiligheidsdiensten op de Tsjetsjeense onafhankelijkheidsleider Maschadov, de enige persoon die over voldoende legitimiteit beschikte om een proces van politieke regeling van het conflict mogelijk te maken in dit land, gaat duidelijk die richting uit. Door Maschadov uit de weg te ruimen belet Rusland in feite de Verenigde Staten om deze te gebruiken om een nog een ‘democratisch proces’ aan te zwengelen in Tsjetsjenië.
De groeiende druk van de Verenigde Staten, zowel tegen Rusland als tegen bepaalde landen van Europa, kan niet anders dan een toenemende oppositie van deze laatsten teweegbrengen tegen de Amerikaanse plannen. Verre van zich te ‘onderwerpen’, hebben Frankrijk, Duitsland en Rusland, vergezeld door het Spanje van Zapatero, op hun recente ‘top’ een verharding te kennen gegeven van hun standpunten tegenover Amerika, in het bijzonder via hun oproep tot militaire terugtrekking uit Irak.
Een dergelijke dynamiek is niet zonder invloed op het militaire engagement van de eerste wereldmacht die, op haar beurt, de vorm aanneemt van een vlucht naar voren.
Vijftien jaar geleden, bij de ineenstorting van het Oostblok, beloofde de Westerse bourgeoisie ons een “tijdperk van vrede in een Nieuwe Wereldorde”. Van Irak tot voormalig Joegoslavië, via Rwanda, Somalië, het Nabije en Midden-Oosten, West- en Centraal-Azië, is de planeet het toneel geweest van een verdubbeling van geweld en wreedheden. Vandaag heeft al de propaganda van de bourgeoisie over de “wind van democratie en vrijheid” niets van een verfrissende lucht. Het is lucht die meer dan ooit is bedorven, net zoals het kapitalistische systeem de stank verspreidt van dood en barbarij.
Donald / 25.03.2005
De SAP heeft onlangs een brochure uitgebracht in de serie Cahiers de Gauche getiteld Een geschiedenis om voor te knokken (une histoire à batailler), gewijd aan het verheerlijken van de rol die het trotskisme heeft gespeeld in het bedrog en de historische leugens. Een zeer kort voorwoord laat al vanaf de eerste zinnen zien dat het niet de bedoeling van de redactie was historische lessen over te brengen die de arbeidersklasse zouden kunnen helpen om aan te knopen bij haar geschiedenis, maar vooral om een visie te verdedigen op de klassenstrijd en het proletarisch internationalisme die niets te maken heeft met de arbeidersklasse maar alles met de bourgeoisie: “De geschiedenis van revoluties en omvangrijke sociale strijd is vooral die van de volken in actie voor hun bevrijding, of, om het met Trotski te zeggen, het moment waarop de massa’s direct en bewust ingrijpen in de geschiedenis”. Dat is een raar mengsel en bedrog. Het op één hoop gooien van volk met arbeidersklasse maakt deel uit van de politieke santenkraam van het trotskisme en van de bourgeoisie in het algemeen, wat neerkomt op klassensamenwerking. Het bedrog bestaat er in de gedachtegang van Trotski te verdraaien waar deze het heeft over de massa’s, dat wil zeggen wanneer hij verwijst naar de arbeidersklasse en haar alleen.
Maar het uitgelezen deel van deze brochure bestaat uit de uitgewerkte toespraak van Ernest Mandel, dertig jaar lang leider en theoreticus van de Vierde Internationale, over de Trotskisten en het Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze uiteenzetting vormt het summum om te begrijpen welke visies, vreemd aan het marxisme, bepaalde individuen en groepen die rond Trotski ronddraaiden, meegesleurden naar het kamp van de bourgeoisie. Het duurde niet lang of na de dood van de grote revolutionair die Trotski was in 1940 werden de theoretisch dwalingen van de meester door een deel van zijn weeskinderen gebruikt werden als bruggetjes om hen in de loop van de oorlog 1939-1945 definitief het kamp van de bourgeoisie binnen te loodsen.
Trotski stelde de hypothese op dat er in de stalinistische USSR resten te vinden waren van de proletarische revolutie van 1917 en hij sprak dan ook van een ‘ontaarde arbeidersstaat’. Dit standpunt was bestreden door de stromingen van de Kommunistische Linkerzijde die duidelijk maakten dat de Oktoberrevolutie was verslagen door de internationale bourgeoisie. De Sovjetstaat was dus een burgerlijke staat. Omdat Trotski een marxist was liet hij het aan de geschiedenis over om een oordeel te vellen en was hij uitdrukkelijk bereid om zijn visie te herzien mocht de USSR deelnemen aan de imperialistische oorlog die zich aankondigde. Zijn dood voorkwam dat hij het oordeel van de geschiedenis vernam. Wat de trotskisten betreft die beweerden zijn gedachtegang voort te zetten, die waren niet verlegen om een dergelijke opvatting, tegen de feiten in, te blijven huldigen, en de USSR zelfs in de oorlog steun te verlenen, dat wil zeggen het ene imperialistische kamp te ondersteunen tegen het andere. Dit verraad is fundamenteel omdat daarmee een standpunt op de helling wordt gezet dat het proletarische kamp scheidt van dat van de bourgeoisie: het internationalisme. In werkelijkheid vormde dat een radicale breuk met het denken van Trotski. En dat nog altijd verdedigen is alleen mogelijk door van dat denken een schijnvertoning te maken.
Want de oude revolutionair week niet van het internationale koers af. Net voordat hij werd vermoord schreef hij in mei 1940 in zijn manifest aan de Alarm-conferentie dat hij : “niet de ene fractie van het imperialistische systeem steunde tegen het andere, maar een eind wilde maken aan het systeem als geheel”. Naar onze bescheiden mening was hij nog heel goed in staat zijn opportunistische standpunten te herzien over de aard van de imperialistische oorlog en over de ‘verdediging van de USSR’ (zie Het Alarm-manifest).
Deze laatste geschriften van Trozki maakten het inderdaad mogelijk dat bepaalde elementen en groepen, die dicht tegen hem aanleunden, vasthielden aan de beginselen van het proletarisch internationalisme en dat ze een werkelijke proletarisch houding in te nemen ten opzichte van het imperialisme van de USSR en de wereldoorlog als geheel. Er bleven er over die het verraad van de Vierde Internationale aan de kaak stelden net als zijn overlopen naar de rangen van de bourgeoisie. Sommigen braken heel vroeg, andere leidden een hardnekkige strijd binnen de Vierde Internationale: Natalia Trotski, de UCI in Griekenland met Stinas (2), de Spaanse afdeling in Mexico met Munis en Péret, de Oostenrijkse RKD, het MLL-front van Sneevliet en de Spartacusbond in Nederland, en ook verschillende elementen in België (3).
In de geschiedenis van de arbeidersbeweging is het uitbreken van de oorlog een doorslaggevend moment in de historisch overleving van de organisaties van het proletariaat. We hoeven maar te denken aan de strijd van Lenin, Rosa Luxemburg, Trotski en alle internationalisten tijdens de Eerste Wereldoorlog tegen het opportunisme en het sociaal-patriotisme van de Europese sociaal-democratie die van toen af de leverancierster werd van kanonnenvlees voor rekening van haar nationale bourgeoisie. Wat de sociaal-democratie deed in de oorlog van 1914-1918 dat deed de Vierde Internationale in de oorlog van 1939-1945: “Het trotskisme hield op een stroming te zijn van de arbeidersbeweging toen het definitief overliep naar het kamp van het kapitalisme in de loop van de Tweede wereldoorlog (1939-1945). Tijdens de tweede imperialistische wereldslachting van de twintigste eeuw verwierp de trotskistische Vierde Internationale de defaitistische leuzen van de Bolsjewiki zoals ‘Vormt de imperialistische oorlog om tot burgeroorlog!’. De trotskisten verdedigden inderdaad het democratische imperialistische kamp en het stalinisme tegen de fascistische imperialisten, door op te roepen tot de omvorming van de ‘imperialistische oorlog in een werkelijke oorlog ter verdediging van de USSR en tegen het fascisme’” (4).
Het gaat hier niet om politieke of theoretische vergissingen. Het zijn de Vierde Internationale en zijn fanatieke volgelingen die braken met Trotski in het bijzonder en met het marxisme in het algemeen.
Inderdaad, de uiteenzetting die Ernest Mandel in 1976 gaf vat de perverse en fundamenteel burgerlijke visie samen van het trotskisme over de oorlog, want het ging nooit uit van de belangen van de arbeidersklasse maar van de nationale bevrijdingsstrijd en het recht der naties op zelfbeschikking. Ernest Mandel analyseert de Tweede Wereldoorlog als het gelijktijdig naast elkaar bestaan van niet minder dan vijf oorlogen! Er is natuurlijk een oorlog tussen de imperialistische grootmachten, en tegelijk zijn er nog vier oorlogen van ‘nationale bevrijding’: “een rechtvaardige oorlog van nationale bevrijding door het Chinese volk; een rechtvaardige nationale verdediging van de USSR; een rechtvaardige nationale bevrijdingsoorlog van de onderdrukte koloniale volkeren van Afrika en Azië” en tenslotte “de vijfde oorlog, de ingewikkeldste, en die het duidelijkst tot uiting komt in Joegoslavië en Griekenland en aanwezig is in andere landen van Europa die door de Nazi’s bezet zijn. Maar waar het fundamenteel op aan komt is dat het strijd is van volkeren voor hun ‘bevrijding’”. Over het belang van hun politieke leiding zegt het trotskisme ons: “Het is niet noodzakelijk om politiek vertrouwen te hebben of een politieke steun te geven aan de leiders van één nationale bevrijdingsstrijd in het bijzonder vooraleer de juistheid van deze strijd te evalueren. Wanneer een staking geleid wordt door vakbondsbureaucraten waarin we geen enkel vertrouwen hebben, dan belet ons dat in geenszins om de staking als dusdanig te ondersteunen”. (Ernest Mandel in de Cahiers de la Gauche, p. 41, Winter 2005). Men kan zich zeer goed de innerlijke verscheurdheid voorstellen waarin elke trotskistische militant terecht kwam bij confrontatie met deze vijf oorlogen, want de vergelijking met de staking is absurd. Het bewijs door Ernest Mandel bereikt zijn toppunt van schaamteloosheid met de verheerlijking van de Joegoslavische KP, die in 1945 de macht overneemt: “Bij het begin van de opstand van 1941 telde de Joegoslavische KP slechts 5.000 actieve leden. Toch stond deze partij in 1945 aan het hoofd van anderhalf miljoen arbeiders en boeren. Dat was geen kleinigheid. Zij hebben de mogelijkheden en de kansen gezien die er kwamen door het revolutionaire proces en zij hebben zich gedragen als revolutionairen – bureaucratische revolutionairen – centristen, van stalinistische afkomst als u wilt, maar men kan ze geenszins contra-revolutionairen noemen”. Deze visie van een revolutionair stalinisme is niet specifiek voor Ernest Mandel, zij wordt gedeeld door allen die zich momenteel op het trotskisme beroepen. Het nog immer herdrukken van een dergelijke verheerlijking van de stalinistische leiders versterkt de campagnes van de bourgeoisie over de dood van het kommunisme en de afstamming van het stalinisme van het marxisme.
Anderzijds vindt men er het gebruikelijke samenraapsel van proletarische strijd vermengd met nationalistische kleinburgerlijke eerzucht waarmee het trotskisme het bewustzijn van de arbeidersklasse heeft geperverteerd en waarmee het ook nu nog het bewustzijn verknoeit van een nieuwe generatie van jonge proletariërs die open staat voor politieke overdenking. De analyse van Rosa Luxemburg bracht duidelijk naar voor dat in de periode van het historische verval van het kapitalisme de zogenaamde nationale bevrijdingsoorlogen niets anders kunnen zijn dan een mythe en dat ze tot bijzondere momenten zijn geworden van de botsingen tussen de imperialistische machten, en dat alle staten, groot of klein, imperialistisch zijn. Het trotskisme verdraait het marxisme en de geschiedenis van de arbeidersbeweging al een halve eeuw, want zijn rol bestaat eruit de ronselaar te spelen, zoals de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk dat al onderstreepte in 1947: “Het is het wezenlijk karakter van het trotskisme om in al zijn lopende stellingnamen het proletariaat een keuze te bieden, niet van oppositie en klassenoplossing, maar een keuze tussen twee groeperingen, twee kapitalistische krachten”. Dat zijn de trotskisten ook de laatste jaren onophoudelijk blijven doen, sinds het ineenstorten van hun socialistische paradijs. Tijdens de eerste Golfoorlog riepen sommigen van hen de arbeidersklasse op tot ‘militaire steun aan het Iraakse volk’, terwijl anderen van de Iraakse arbeiders eisten dat ze gewapenderhand hun land zouden verdedigen tegen het superimperialisme van de Verenigde Staten. Rood van 16 juni 1993 roept het proletariaat op om het Bosnische moslimkamp te ondersteunen. Op hetzelfde moment betreurde Rouge, het orgaan van de Vierde Internationale in Frankrijk, dat het geen Internationale Brigades kon sturen. En er zijn sindsdien nog andere gelegenheden geweest waar het trotskisme heeft bijgedragen, als burgerlijke fractie, tot de oorlogscampagnes die opbloeiden in het tijdperk van vrede en voorspoed dat was aangekondigd met de val van de Muur.
Deze campagnes zijn bestemd om het proletariaat weg te lokken van zijn klassenterrein en het ertoe te verleiden zich te scharen achter de nationale bourgeoisie en haar staat. Door hun actie, op oorlogs- zowel als op het sociaal terrein, spannen de trotskisten zich in om de arbeidersklasse te beletten zich ervan bewust te worden dat het tijdperk van de hervormingen net als dat van nieuwe naties, en ook de illusie over nieuwe veerkracht van een vredelievend en welvarend kapitalisme voor altijd vervlogen zijn. Maar zij zullen er niet in stagen te beletten dat het proletariaat weer vertrouwen in eigen kracht krijgt en zichzelf tot één zelfstandige klasse om te vormen, de belangrijkste voorwaarde voor de omverwerping van het kapitalisme en de verwezenlijking van de klasseloze maatschappij.
Pol / 07.04.05
(1) Zie Internationalisme, nr. 211.
(2) Zie het artikel in de Internationale Revue, Engels, Spaans- en Franstalige uitgave, nr. 72.
(3) Er waren andere groepen die zich keerden tegen de verdediging van de USSR, maar zonder dit standpunt als een breuklijn te beschouwen met het proletarisch internationalisme en uiteindelijk zijn ook deze groepen meegesleurd in de globale logica van het trotskisme dat was ingelijfd bij de bourgeoisie (bijvoorbeeld de tendens Barta, voorloper van Lutte Ouvrière, en de tendens van G. Vereecken in België).
(4) Zie brochure van de IKS Het Trotskisme tegen de Arbeidersklasse).
In het eerste deel van dit artikel (in Internationalisme nr. 316) onderstreepten we de internationale context en herinnerden we aan het algemene kader van de revolutie van 1905 in Rusland. We benadrukten het belang van de lessen die eruit getrokken worden voor de arbeidersklasse.
In het tweede deel van dit artikel zullen we het, zoals aangekondigd, hebben over de proletarische aard van deze gebeurtenissen en over de dynamiek van de massastaking die het proletariaat ertoe gebracht heeft om nieuwe organisatie- en machtsorganen in zijn strijd te doen ontstaan, de sovjets. We zullen zien dat al de creativiteit van de arbeidersklasse, aan de vooravond van het verval van het kapitalisme, er gekomen is zonder enige rol van betekenis van de vakbonden of van de parlementaire strijd. Het vermogen van de arbeidersklasse om haar toekomst in eigen hand te nemen, op basis van haar solidariteit en van de ervaring die ze vergaard heeft, was een voorafspiegeling van de nieuwe verantwoordelijkheden, die haarzelf en haar voorhoede toekwamen. Doorslaggevende standpunten voor de arbeidersbeweging in de fase van verval van het kapitalisme waren dus al ingeschreven en aanwezig in 1905.
Nu we de essentiële elementen van de geschiedenis in herinnering gebracht hebben, willen we hier een eerste punt onderstrepen: de revolutie van 1905 heeft een fundamentele hoofdrolspeler, het Russische proletariaat, en heel haar dynamiek volgt nauwgezet de logica van deze klasse.
Lenin zelf is daarover voldoende duidelijk wanneer hij eraan herinnert dat naast haar “burgerlijk-democratische” aard, die te wijten is aan haar “sociale inhoud”, “de Russische revolutie tegelijkertijd ook een proletarische revolutie was, niet alleen omdat het proletariaat er de leidende kracht van was, de voorhoede van de beweging, maar ook omdat het specifieke instrument van het proletariaat, de staking, de voornaamste hefboom vormde om de massa’s in beweging te brengen en het meest kenmerkende feit was van de stijgende golf van beslissende gebeurtenissen” (1). Maar wanneer Lenin het over staking heeft, moeten we daarin niet de acties van 4, 8 of 24 uur in zien, van het soort dat de vakbonden ons vandaag voorstellen in alle landen ter wereld. In feite ontwikkelde zich met 1905 wat men later de massastaking is gaan noemen, een “oceaan van fenomenen” (zoals Rosa Luxemburg het noemde), dat wil zeggen de spontane uitbreiding en zelforganisatie van de strijd van het proletariaat die kenmerkend zal zijn voor alle grote strijdmomenten van de 20e eeuw (2). De linkervleugel van de sociaal-democratie, waaronder de bolsjewieken, Rosa Luxemburg, Pannekoek, zal er de bevestiging in zien van haar standpunten (tegen het revisionisme à la Bernstein (3) en het parlementair cretinisme), maar ze zal een diepgaande theoretische arbeid moeten volbrengen om volop de verandering in de levensvoorwaarden van het kapitalisme (de fase van imperialisme en van verval) te begrijpen die de verandering bepalen in de doeleinden en middelen van de klassenstrijd. Maar Luxemburg gaf er de premissen al van aan: “Zo blijkt de massastaking dus geen specifiek russisch, uit het absolutisme voortgekomen product, maar een algemene vorm van proletarische klassenstrijd die uit het tegenwoordige stadium van de kapitalistische ontwikkeling en de klassenverhoudingen ontstaat (…) ... de huidige russische revolutie staat op een punt van de historische weg, die al over de berg heen, over het hoogtepunt van de kapitalistische maatschappij is voortgeschreden (...).” (4)
De massastaking is niet gewoon een massabeweging, een soort volksopstand die ‘alle onderdrukten’ omvat en die per definitie positief zou zijn, zoals de ultralinkse en anarchistische ideologieën ons vandaag willen doen geloven. In 1905 schreef Pannekoek “Als we de massa in haar algemene betekenis nemen, het geheel van het volk, dan blijft er in de mate waarin de uiteenlopende opvattingen en intenties elkaar neutraliseren, blijkbaar niets anders over dan een willoze, onberekenbare massa, overgeleverd aan wanorde, wispelturig, passief, van hier naar daar dwalend tussen diverse impulsen, tussen ongecontroleerde bewegingen en een apathische onverschilligheid – kortom, zoals men weet, het beeld dat de liberale schrijver smaar al te graag schilderen van het volk (…) Zij kennen de klassen niet. Daarentegen is het de kracht van de socialistische doctrine dat zij een ordenend principe en een systeem ingevoerd heeft om de eindeloze variëteit van menselijke individualiteiten te interpreteren, door het principe in te voeren van de verdeling van de maatschappij in klassen.” (6)
Terwijl de bourgeoisie, en met haar de opportunisten in de arbeidersbeweging, zich met afschuw afkeerden van de ‘onbegrijpelijke’ beweging van 1905 in Rusland, ging de revolutionaire linkerzijde de lessen trekken uit de nieuwe situatie: “… de massa-acties zijn een natuurlijk gevolg van de ontwikkeling van het moderne kapitalisme tot imperialisme, ze zijn steeds meer en onophoudelijk de strijdvorm die zich aan haar opdringt.” (6)
De massastaking is evenmin een kant en klaar recept zoals de ‘algemene staking’ waarvoor de anarchisten kiezen (7), maar wel de wijze waarop de arbeidersklasse zich uitdrukt, een manier om haar krachten te groeperen om haar revolutionaire strijd te ontwikkelen. “In één woord: de massastaking zoals de Russische revolutie er ons een toont, is niet een slim middel dat is uitgedokterd om het effect van de proletarische strijd te versterken, maar is de bewegingswijze van de proletarische massa, de vorm waarin de proletarische strijd verschijnt in de revolutie” (8). de massastaking is iets waarvan we ons vandaag moeilijk een direct en concreet idee kunnen vormen, tenzij dan voor de minder jonge mensen, door wat de strijd van de Poolse arbeiders in 1980 betekend heeft (9). Verwijzen we daarom nogmaals naar Rosa Luxemburg, die er een stevig en lucide kader aan gegeven heeft: “(...) de massastakingen, van de eerste grote loonstrijd van de textielarbeiders in Petersburg in 1896-97 tot de laatste grote massastaking in december 1905, gaan onmerkbaar over van economische in politieke, zodat het haast onmogelijk is een grens te trekken tussen de een en de ander. Ook elke van de grote massastakingen herhaalt zo te zeggen in het klein de algemene geschiedenis van de russische massastaking, en begint met een puur economisch of in ieder geval een syndicaal deelconflict, om daarna langs alle treden tot aan de politieke betoging te eskaleren. (…) De massastaking van januari 1905 ontwikkelde zich uit het interne conflict in de Poetilov-fabrieken, de oktoberstaking uit de strijd van de spoorweglieden om de pensioenkas, de decemberstaking tenslotte uit de strijd van de post- en telegraafbeambten om het recht op vereniging. De vooruitgang van de beweging komt niet daarin tot uitdrukking dat het economische beginstadium uitvalt, maar veel meer in de snelheid waarmee alle etappes tot aan de politieke betoging worden doorlopen, en in de extremiteit van het punt waarop de massastaking zich toebeweegt. (…) ...en zo vormen het economische en het politieke moment in de periode van de massastaking, ver ervan verwijderd om zich zuiver van elkaar te scheiden of elkaar wederzijds uit te sluiten (…) slechts twee in elkaar verstrengelde kanten van de proletarische klassenstrijd in Rusland.” (10) Rosa Luxemburg snijdt hier een centraal aspect aan van de revolutionaire strijd van het proletariaat: de onverbreekbare eenheid tussen de economische strijd en de politieke. In tegenstelling tot degenen die toen beweerden dat de politieke strijd het overstijgen betekent, het edele gedeelte om zo te zeggen, van de strijd van het proletariaat in zijn confrontaties met de bourgeoisie, legt Luxemburg duidelijk uit hoe de strijd zich van het economische terrein ontwikkelt naar het politieke terrein om vervolgens met grotere kracht terug te keren naar het terrein van de eisenstrijd. Dat alles is bijzonder duidelijk wanneer men de teksten herleest over de revolutie van 1905 betreffende het voorjaar en de zomer. Men ziet hoe het proletariaat dat op bloedige zondag begonnen was met een politieke manifestatie om, op een zeer nederige toon, democratische rechten te eisen niet alleen niet is gezwicht voor de zware repressie, maar dat ze uit die episode gekomen met vernieuwde en versterkte energie tevoorschijn komt en dat ze in de aanval is gegaan om haar werk- en levensvoorwaarden te verdedigen. Zo heeft in de volgende maanden een vermenigvuldiging van de gevechten plaatsgevonden. Die periode was ook van het grootste belang omdat, zoals Luxemburg onderstreept, ze het proletariaat de mogelijkheid gegeven heeft zich achteraf alle lessen eigen te maken van de proloog van januari en om haar ideeën voor de toekomst helderder te formuleren.
Een aspect dat van bijzonder belang is in het revolutionair proces in Rusland 1905, is zijn sterk spontane karakter. De strijd duikt op, ontwikkelt en versterkt zich, doet nieuwe strijdinstrumenten ontstaan zoals de massastaking en de sovjets, dat alles zonder dat de revolutionaire partijen van dat moment erin slagen daarbij betrokken te zijn of zelfs maar op het moment zelf volledig te begrijpen wat de implicaties waren van wat er zich afspeelde. De kracht van het proletariaat in de beweging op het terrein van zijn eigen klassenbelangen is formidabel en bevat een onvoorstelbare creativiteit. Het was Lenin zelf die dit een jaar later erkende toen hij de balans opmaakte van de revolutie van 1905: “Van de staking en de betogingen gaat men over naar het opwerpen van geïsoleerde barricades. Van de geïsoleerde barricades naar de bouw van massabarricades en straatgevechten met de troepen. Over de hoofden van de organisaties heen stapte de proletarische massastrijd over van de staking naar de opstand. Daar ligt de grote historische verworvenheid van de Russische revolutie, een verworvenheid die te danken is aan de gebeurtenissen van december 1905 en die net als de vorige bereikt werd door immense offers. Van de algemene politieke staking heeft de beweging zich opgewerkt naar een hoger niveau. Zij heeft de reactie ertoe gedwongen tot het uiterste van haar weerstand te gaan: zo heeft ze het moment geweldig veel dichter gebracht waarop de revolutie zelf tot het uiterste zal gaan in het gebruik van haar offensieve middelen. De reactie kan niet verder gaan dan het bombarderen van de barricades, van de huizen en de mensenmassa’s. De revolutie van haar kant kan wel verder gaan dan de strijdgroepen van Moskou, zij heeft nog ruimte, welk een ruimte in uitgestrektheid en diepgang! (…) De verandering van de objectieve strijdvoorwaarden die de noodzaak oplegde over te stappen van de staking naar de opstand, werd door het proletariaat veel eerder aangevoeld dan door zijn leiders. De praktijk heeft zoals altijd voorsprong genomen op de theorie.” (11)
Deze passage van Lenin is vandaag bijzonder belangrijk, nu er bij gepolitiseerde elementen en tot op zekere hoogte ook binnen proletarische organisaties twijfels bestaan, in verband met het idee dat het proletariaat er nooit zal in slagen te ontwaken uit de apathie waarin het soms lijkt verzonken te zijn. Wat in 1905 gebeurde is een klinkklare ontkenning van die twijfels die we voelen wanneer we het spontane karakter van de klassenstrijd zien. Zij zijn enkel een uitdrukking van een onderschatting van het proces dat zich in de diepte in de klasse afspeelt, een ondergrondse rijping van het bewustzijn waarover Marx al schreef toen hij het over de ‘oude mol’ had. Het vertrouwen in de arbeidersklasse, in haar vermogen om een politiek antwoord te vinden op de problemen die zich aan de maatschappij stellen, is vandaag een kwestie van het grootste belang. Na de ineenstorting van de muur van Berlijn en de campagne van de bourgeoisie die daarop volgde over het failliet van het kommunisme, dat valselijk gelijkgesteld wordt met het vreselijk stalinistische regime, ondervindt de arbeidersklasse moeilijkheden om zich als klasse te herkennen, en dus om zich te herkennen in een project, een perspectief, in een ideaal om voor te vechten. Het gebrek aan perspectief leidt tot een terugval in de strijdwil, een verzwakking van de overtuiging dat het loont te vechten, omdat men niet zomaar vecht maar alleen wanneer er een doel is dat bereikt kan worden. Daarom zijn vandaag het gebrek aan duidelijkheid over het perspectief en het gebrek aan zelfvertrouwen in de arbeidersklasse sterk met elkaar verbonden. Maar het is fundamenteel in de praktijk dat een dergelijke situatie overwonnen kan worden, door de directe ervaring van de arbeidersklasse met de mogelijkheden en noodzaak te strijden voor een perspectief. Dat is precies wat is gebeurd in Rusland in 1905 toen “op enkele maanden tijd de zaken compleet veranderd zijn. De honderden revolutionaire sociaal-democraten waren ‘plots’ met duizenden, en die duizenden werden de leiders van twee tot drie miljoen proletariërs. De proletarische strijd wekte en grote gisting op, en zelfs deels een revolutionaire beweging, in het diepste van de massa van 50 tot 100 miljoen boeren; de boerenbeweging had haar weerslag in het leger en leidde tot militaire revoltes, gewapende botsingen tussen troepen.” (12) En dat was niet alleen een noodzaak voor het proletariaat in Rusland, maar voor het wereldproletariaat in het algemeen, en het meest ontwikkelde deel ervan, het Duitse proletariaat, inclusief: "In de revolutie, waar de massa zelf op het toneel verschijnt, wordt het klassenbewustzijn praktisch en actief. Een jaar revolutie heeft het Russische proletariaat de scholing gegeven, die het Duitse proletariaat niet kunstmatig kon opdoen door 30 jaar parlementaire en syndicale strijd. (…) Even zeker echter zal in Duitsland in een periode van krachtige politieke actie het levende, daadwerkelijke, revolutionaire klassengevoel de breedste en diepste lagen van het proletariaat aangrijpen en wel des te sneller en des te krachtiger naarmate het opvoedingswerk van de sociaal-democratie omvangrijk is geweest." (13) Rosa Luxemburg parafraserend kunnen we vandaag zeggen dat het vandaag even waar is, in een wereld die in een diepe economische crisis verkeert en in het licht van het onmiskenbare onvermogen van de bourgeoisie om het failliet van heel het kapitalistisch systeem het hoofd te bieden, dat een actief en levend revolutionair gevoel zich meester zal maken van de rijpste delen van het wereldproletariaat, en dat in het bijzonder in de landen waar het kapitalisme het meest ontwikkeld is en waar de ervaring van de klasse het rijkst en het diepst geworteld. Dit vertrouwen dat wij vandaag uitspreken in de arbeidersklasse, is geen geloofsbelijdenis, stemt ook niet overeen met een houding van blind, mystiek vertrouwen, maar steunt juist op de geschiedenis van deze klasse en op haar soms verbazingwekkend vermogen tot herstel, in situaties van ogenschijnlijke verlamming, want zoals wij hebben proberen aantonen, al is het waar dat de dynamiek waardoor het rijpingsproces van haar bewustzijn zich realiseert vaak duister en moeilijk te vatten is, toch staat het vast dat deze klasse er historisch toe gedreven wordt door haar plaats in de maatschappij van uitgebuite klasse en tegelijkertijd revolutionaire klasse, zich te verheffen tegen de klasse die haar onderdrukt, de bourgeoisie, en dat zij in de ervaring van die strijd het zelfvertrouwen zal hervinden dat haar vandaag ontbreekt: “Eerst hadden we een machteloze, gehoorzame massa met de inertie van een kadaver, tegenover een heersende kracht die van haar kant goed georganiseerd is en weet wat ze wil, die de massa manipuleert zoals het haar uitkomt; en zie dan hoe deze massa zich omvormt tot georganiseerde mensheid, in staat haar eigen lot te bepaalden door haar eigen bewuste wil uit te voeren, in staat de oude heersende macht het hoofd te bieden. Zij was passief; ze wordt een actieve massa, een organisme voorzien van een eigen leven, door zichzelf aaneengesmeed en gestructureerd, voorzien van haar eigen bewustzijn, haar eigen organen.” (14)
Samen met de ontwikkeling van het vertrouwen van de arbeidersklasse in zichzelf, gaat noodzakelijkerwijze een ander element samen dat cruciaal is voor de strijd van het proletariaat: de solidariteit in zijn eigen rijden. De arbeidersklasse is de enige klasse die in wezen echt solidair is omdat er in haar schoot geen conflicterende economische belangen bestaan – in tegenstelling tot de bourgeoisie, de klasse van de concurrentie waar de solidariteit zich in het beste geval uitdrukt binnen de nationale grenzen of nog beter tegen zijn historische vijand, het proletariaat. De concurrentie wordt het proletariaat opgedrongen door het kapitalisme, maar de maatschappij waar het de drager van is, maakt een einde aan alle verdelingen, is een echte mensengemeenschap. De proletarische solidariteit is een fundamenteel wapen in de strijd van het proletariaat; zij stond aan de oorsprong van de grandioze omverwerping van het jaar 1905 in Rusland: “De vonk die de brand aangestoken heeft, was het gemeenschappelijk conflict tussen kapitaal en arbeid: de staking in een fabriek. Het is echter interessant vast te stellen dat de staking van de 12.000 Poetilov-arbeiders die begon op maandag 3 januari, in de eerste plaats een staking was die uitgeroepen werd in naam van de proletarische solidariteit. De oorzaak was het ontslag van 4 arbeiders. “Toen de eis van reïntegratie van de 4 verworpen werd –schreef een kameraad uit Petersburg op 7 januari – stond de fabriek in één klap stil, bij volledige unanimiteit.”” (15)
Het is geen toeval dat de bourgeoisie vandaag haar best doen om het begrip solidariteit te herleiden tot een ‘humanitaire’ vorm of nog te begieten met een sausje ‘solidaire economie’, een van de snufjes van de nieuwe 'andersglobalistische' ‘beweging’ die probeert de bewustwording af te leiden die zich doorzet in de diepte van de maatschappij over de impasse die het kapitalisme betekent voor de mensheid. Als de arbeidersklasse zich in haar geheel nog niet bewust is van de macht van haar solidariteit, dan heeft de bourgeoisie van haar kant de lessen niet vergeten die het proletariaat haar in de loop van de geschiedenis ingepeperd heeft.
“In de storm van de revolutionaire periode verandert zich juist de proletariër van een voorzorgende familievader die steun verlangt in een ‘romantische revolutionair’ voor wie zelfs het hoogste goed –zijn leven– laat staan het materiële welzijn maar van weinig waard is in vergelijking met de strijdidealen. Wanneer echter de leiding van de massastaking in de zin van het commando over haar ontstaan, en in de zin van de berekening en de dekking van haar kosten, een zaak van de revoluionaire periode zelf is, dan komt de leiding van de massastakingen in een heel andere zin aan de sociaal-democratie en haar leidinggevende organen toe (…) De sociaal-democratie is ertoe geroepen om de politieke leiding ook temidden van de revolutie periode op zich te nemen. De belangrijkste taak van de ‘leiding’ in de periode van massastaking bestaat erin het ordewoord van de strijd te geven, de strijd richting te geven, de tactiek van de politieke strijd op zo’n manier in te richten dat in elke fase en op elk moment van de strijd het geheel van de bestaande en ontketende macht van het proletariaat gerealiseerd wordt en in de gevechtsopstelling van de partij tot uitdrukking komt (...), dat de taktiek op de werkelijke krachtsverhoudingen vooruitloopt.” (16) Gedurende het jaar 1905 werden de revolutionairen (die toen sociaal-democraten genoemd werden) vaak verrast, voorbijgestoken en overdonderd door de onstuimigheid van de beweging, zijn nieuw zijn, zijn creatieve verbeelding, en ze waren niet altijd in staat de ordewoorden te geven waarover Luxemburg het heeft, “in elke fase, op elk moment”, en ze hebben zelfs belangrijke fouten begaan. Nochtans zijn de fundamentele revolutionaire arbeid die ze voor en tijdens de beweging geleverd hebben, de socialistische agitatie, de actieve deelname aan de strijd van hun klasse onmisbare factoren geweest in de revolutie van 1905. Hun vermogen om daarna de lessen uit die gebeurtenissen te trekken heeft het terrein klaargemaakt voor de overwinning van 1917.
Ezechiele
(naar een artikel in Revue Internationale 120, 1e kwartaal 2005)
(1) Lenin, ‘Rapport over de revolutie van 1905’.
(2) Zie ons artikel ‘Historische voorwaarden van de veralgemening van de strijd van de arbeidersklasse’ in Revue Internationale 26, 3e kwartaal 1981.
(3) Bernstein was in de Duitse sociaal-democratie de promotor van de idee van een vreedzame overgang naar het socialisme. Zijn stroming staat bekend onder de naam revisionisme. In haar brochure ‘Reform oder Revolution’ bestreed Rosa Luxemburg het revisionisme als uitdrukking van een gevaarlijke opportunistische dwaling die de partij bedreigde.
(4) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’ (1906)
(5) ‘Marxisme en teleologie’, in 1905 gepubliceerd in Neue Zeit, geciteerd in ‘Massa-actie en revolutie’ (1912)
(6) A. Pannekoek, ‘Massa-actie en revolutie’, Neue Zeit, 1912.
(7) De anarchisten hebben trouwens geen enkele rol gespeeld in 1905. Het artikel in onze Revue Internationale 120 over de CGT in Frankrijk onderstreept dat 1905 geen enkele echo oproept bij de anarcho-syndicalisten. Zoals Rosa Luxemburg in het begin van haar brochure ‘Massastaking, partij en vakbonden’ duidelijk maakt is het anarchisme compleet onbestaande als serieuze politieke tendens in de Russische revolutie. “De Russische revolutie, diezelfde revolutie die de eerste historische proef op de som van de massastaking is, betekent niet alleen geen eerherstel voor het anarchisme, maar ze betekent juist een historische liquidatie van het anarchisme.”
(8) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
(9) Zie onze brochure over Polen 1980.
(10) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
(11) Lenin, ‘De lessen uit de opstand van Moskou’, 1906.
(12) Lenin, ‘Rapport over de revolutie van 1905’.
(13) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
(14) A. Pannekoek, ‘Massa-actie en revolutie’, Neue Zeit, 1912.
(15) Lenin, ‘Economische staking en politieke staking’.
(16) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
Sinds een jaar of vijftien betaalt Afrika, dat voortdurend in vuur en vlam staat, een zware tol aan de wereldwijde impasse van het kapitalisme. Vernietiging van levens en het leefmilieu, afgrijselijke ziektes, een absolute ellende van de bevolking en de arbeidersklasse zijn het gevolg van oorlogen waarbij de grootmachten direct betrokken zijn en waarvoor ze als eersten verantwoordelijk zijn. Alhoewel er geen enkel vredig oord op dit continent bestaat, is de toestand momenteel uiterst dramatisch in de Democratische Republiek Congo, in Soedan, in de Ivoorkust en in Togo.
Na de massale slachtpartijen van verleden zomer in het oosten van de Democratische Republiek Congo, die uitgevoerd werden door bloeddorstige bendes die op jacht waren naar bevolkingen van Tutsi-afkomst, verhevigen de moorden en zijn er zelfs VN-troepen bij betrokken. In deze regio heeft de oorlog sinds augustus jongstleden al duizenden doden geëist bovenop de 60.000 slachtoffers en de 500.000 vluchtelingen van 2003.
Tegen deze achtergrond hebben de VN-militairen, die steeds directer betrokken worden in de oorlog in de DRCongo, deze maand, onder het voorwendsel van het wreken van hun collega's die door gewapende bendes waren vermoord, een honderdtal Congolese militieleden omgebracht.
Van hun kant staan de criminele Rwandese en Congolese autoriteiten, die de verschillende bendes inkaderen, klaar om erop af te gaan door hun respectievelijke troepen naar de gevechtszones te sturen. Eens te meer staat de bloedige chaos van de RDCongo op het punt om de hele regio van de Grote Meren in vuur en vlam te zetten, terwijl de grootmachten en de VN hun eigen criminele verantwoordelijkheden in de slachtpartijen verdoezelen.
Tien jaren van massale vernietiging van het land, van slachtpartijen en verminkingen, zijn nog niet voldoende voor deze imperialistische aasgieren. En nochtans is dat gespuis daar officieel op het terrein aanwezig om de 'vrede', de 'verzoening' en de 'democratie' te verzekeren…
Maar hoe ziet het er in werkelijkheid uit?
De waarheid is dat daags na de afloop van de afschuwelijke 'Rwandese volkerenmoord' Frankrijk en de Verenigde Staten, die de elkaar verscheurende Rwandese bendes op afstand sturen, oog in oog met elkaar stonden op Congolese bodem om daar door te gaan met het vereffenen van hun bloeddorstige rekeningen middels lokale bondgenoten. Het vervolg kennen we: niet aflatende moordpartijen met miljoenen doden en gewonden. Over deze zaak hebben twee organisaties, een NGO uit New York (IRC) en een Australisch medisch onderzoekscentrum, december jongstleden een rapport openbaar gemaakt dat aantoont dat de oorlog in de DRCongo sinds 1996 al 3,8 miljoen doden heeft geëist, waardoor het conflict in de DRCongo het bloeddorstige conflict is geworden sinds de Tweede Wereldoorlog. De democratische grootmachten zijn dus eigenlijk stilzwijgend voorbijgegaan aan een volkerenmoord van bijna de 4 miljoen slachtoffers, die slechts uitgevoerd kon worden met hun actieve medeplichtigheid.
Terwijl de moorden verder gaan en de veralgemening van een bloedig conflict dreigt, roepen de VN en de grootmachten op tot 'beheerstheid', terwijl ze hun boodschappers uitsturen om 'raad' te geven aan de verschillende krijgsheren.
Deze diplomatieke manoeuvres vormen slechts de voorbereiding van een criminele gesjoemel van de imperialistische grootmachten die alleen oog hebben voor de bescherming van hun laag-bij-de-grondse kapitalistische belangen. Als we even terugblikken zijn er inderdaad sinds het begin van de oorlog al tientallen 'vredes'plannen en resoluties van de VN geweest, die gevolgd werden door ontelbare een 'staakt-het-vurens', welke nooit een einde hebben gemaakt aan de afslachtingen.
De nieuwe golf van massamoorden laten de grootmachten steenkoud, of erger: ze gaan verder met het, vanachter de schermen, op afstand sturen van de bloeddorstige bendes zonder ook maar de schijn te wekken de moordenaars te willen tegenhouden.
De criminele rol van de VN in het conflict is daarvan een illustratie. Net zo min als in mei 2003, toen ze passief toekeken bij de moord op 60.000 mensen in Ituri, verhinderen de in de RDCongo aanwezige blauwhelmen de afslachtingen. Maar erger nog: hun leden nemen, samen met de andere criminelen, rechtstreeks deel aan de afpersingen, en het seksueel geweld. Het is zo erg dat het secretariaat van Kofi Anann openlijk heeft moeten toegeven dat de "Blauwhelmen die in Congo gelegerd zijn seksuele misbruiken hebben begaan " (!). Deze misdaden zijn des te schandelijker als je in ogenschouw het aantal in ogenschouw neemt (40.000 sinds het begin van de oorlog) en het feit dat het de kinderen zijn, meisjes en jongens, die het slachtoffer zijn van het seksuele geweld. Om kort te gaan, de VN stelt zich er niet mee tevreden de wereld te bedriegen over haar rol als 'vredesmacht', maar ze is bovendien direct betrokken bij de criminele operaties van de imperialistische grootmachten.
Het zijn diezelfde grootmachten die dit land in een eindeloze chaos gestort hebben, en hun eigen verantwoordelijkheden proberen weg te moffelen achter een bedrieglijke propaganda. Om haar oorlogsgestook te maskeren beraamt de bourgeoisie van de grote imperialistische landen voor de ogen van de wereld inderdaad systematisch 'vredes'- en 'verzoeningsplannen' voor deze regio. In 2003 waren de peetvaders van de Congolese bendes er in geslaagd om dezen een compromis op te dringen dat zou leiden tot de vorming van een 'regering van nationale eenheid'.
Deze episode bood de bourgeoisie de gelegenheid om te wauwelen over de komst van een 'nieuw tijdperk van vrede en verzoening' in de DRCongo. Grove misleiding! De schijnregering die op poten werd gezet, liet er geen gras over groeien, toen in juni vorig jaar een van haar leden de wapens opnam om al afslachtend de stad Bukavu te bezetten en de burgerbevolking met duizenden op de vlucht te doen slaan.
Als de gewapende arm van diegenen die de regio willen controleren, slijpt iedere groep haar wapens om deze in te zetten tegen de anderen. Al deze gangsters, die enkel leven van de oorlog, storten het land in een bloedbad van allen tegen allen.
Anders gezegd, en in tegenspraak tot de leugenachtige propaganda van de bourgeoisie, is de vrede in deze zone onmogelijk. Het perspectief dat zich aftekent voor de DRCongo is het vervolg en de veralgemening van de oorlogsbarbarij.
Sinds de zomer van 2003 gaan de slachtpartijen in het Soedanese Darfoer gewoon voort en zoals de VN-verantwoordelijke van 'humanitaire zaken' onlangs zelf aankondigde zou het gaan om 180.000 doden in een periode van 18 maanden. Gedurende deze hele periode hebben de imperialistische grootmachten van de VN verklaard 'bezorgd' te zijn om de 'volkerenmoord' en om de 'misdaden tegen de menselijkheid' die in Soedan begaan worden, maar in werkelijkheid zijn zij het die de oorlogvoerenden onderhands bewapend, ondersteund en gemanipuleerd hebben. In feite bewapent en beschermt het Soedanese leger de bloeddorstige milities die onvermoeid jagen op de bevolking welke er van beschuldigd wordt de rebellen te ondersteunen, terwijl zij zelf worden bewapend en gefinancierd door bepaalde naburige landen zoals Tsjaad. Achter deze twee landen en de rebellen zitten andere nog machtigere imperialistische gieren, namelijk de Fransen en de Amerikanen die, achter het gezwets over de 'vredesresoluties', elkaar de controle betwisten over de lokale bendes en de regio. Het masker van de VN valt wanneer de criminele schijnheiligheid van deze heren bloot komt te liggen:
"De Amerikanen hebben een tweede aspect toegevoegd aan de sancties tegen het regime van Khartoem, waartegen de Russen, de Chinezen en de Algerijnen bewaar hebben. De Europeanen die zonder probleem voor de sancties stemmen, keren zich anderzijds tegen de Verenigde Staten met betrekking tot het gedeelte van de tekst dat handelt over het vervolgen van de verantwoordelijken van de begane afpersingen in Darfoer". (Le Monde van 19 maart 2005).
Ziedaar hoe de beruchte 'vredesonderhandelingen' van de VN, die zogenaamd een einde zouden moeten maken aan de 'volkerenmoord' in Darfoer, verlopen. Het cynisme van de grootmachten staat slechts gelijk met de graad van barbarij waarvoor zij de eindverantwoordelijkheid dragen. Niet alleen zijn deze bandieten medeplichtigen van de bloeddorstige moordenaarsbendes, maar bovendien vertonen ze een totaal misprijzen voor het lot van de 200.000 doden van deze oorlog.
De oorlog tussen de gewapende bendes is opnieuw losgebroken en dreigt de bloedige chaos te veralgemenen onder de ogen van de 11.000 militairen van de VN en het Franse imperialisme. Een presidentiële militie van Gbagbo heeft inderdaad onlangs een stelling van de rebellen uit het noorden aangevallen en dezen hebben daarop geantwoord met de beslissing de 'vredesbemiddelingen' van de Zuidafrikaanse president te beëindigen om zich beter voor te bereiden op de vernieuwde uitbarsting van de oorlog. Deze nieuwe botsing was voorspelbaar omdat de soldaten van de VN en de Fransen die aanwezig zijn op het terrein, sinds enige tijd containers lieten passeren, volgestouwd met munitie, die bestemd was voor de oorlogvoerenden. En dat terwijl er officieel door de Veiligheidsraad een embargo was ingesteld, om zogezegd de uitvoer van wapens te beletten. Wat een cynisme!
Op de achtergrond van de militaire botsingen, die daar plaatsvinden, verhevigen de imperialistische rivaliteiten op het diplomatieke vlak. Zo is president Chirac zelfs zo ver gegaan om openlijk zijn Zuidafrikaanse ambtgenoot aan te klagen de Franse politiek in deze regio te saboteren. Achter de schermen verdenken de Fransen de Zuidafrikanen ervan om, achter hun rug om, met de machthebbers van de Ivoorkust te konkelfoezen. En dat legt de criminele gulzigheid van deze twee imperialistische machten bloot om de controle over de Ivoorkust. En dat is de enige reden waarom Frankrijk daar nog steeds met 5.000 man troepen aanwezig is.
De plotselinge verdwijning (op 5 februari jongstleden) van president-generaal Gnassingbé Eyadema dreigt uit te lopen op een bloedige chaos door de imperialistische vraatzucht waarvan het land het slachtoffer is. De eerste botsingen tussen de opvolgers van de overleden generaal en de oppositie liepen al uit op verschillende doden en gewonden. Ook daar worden de verschillende lokale bendes, die elkaar in de haren vliegen, opnieuw instrumenten van de imperialistische staten die hen ondersteunen. Zo hebben de diverse lokale machten (Libië, Burkina, Ghana, enz.) zich in het gezelschap van Frankrijk, na het overlijden van de Togolese president, gestort op diens zoon Faure (gekozen door de militairen trouw bleven aan zijn vader) in een poging hem te controleren en te onderwerpen aan hun respectievelijke imperialistische belangen.
Het Franse imperialisme bijt op zijn tandvlees en doet er alles aan om zijn invloed in Togo te behouden. In feite zijn de betrekkingen tussen Frankrijk en Togo altijd gekenmerkt geweest door de 'gaullo-barbouze' logica (deze uitdrukking komt voort uit het feit dat de netwerken van generaal De Gaulle in Afrika gevormd waren door geheime agenten) van de vroegere koloniale grootmacht. Eyadema, die gevormd was door en 40 jaar lang op afstand gestuurd werd om de belangen van het Franse imperialisme te dienen, was er trouwens het perfecte voorbeeld van. Dat heeft hem in staat gesteld om de staatsgrepen (in 1963, en vervolgens in 1967) te plegen tegen de oppositie van de toenmalige de Franse politiek (van ex-president Olimpio). Hij kon deze plegen dankzij de 'dekking' die hij kreeg van Foccart, ex-'grote baas' van de 'gaullistische geheime agenten', de overleden 'speciale gezant voor Afrikaanse zaken' van generaal De Gaulle. En het is geen toeval dat, na de dood van Eyadema, Chirac officieel verklaart dat er "met hem een vriend van Frankrijk verdwijnt die voor mij ook een persoonlijke vriend was".
Deze woorden van de Franse president tonen duidelijk aan dat het Franse imperialisme, om zijn belangen veilig te stellen in dit oude koloniale bastion, zich voorbereidt op de confrontatie die zich aftekent in Togo,
Wat in dit land staat te gebeuren is, net als in de bovengenoemde landen, een soort Congolees verloop. Het is zonder meer duidelijk dat het perspectief voor heel Afrika zich al afspeelt in de DRCongo, 't is te zeggen: de veralgemening van de eindeloze barbarij.
Het is duidelijk dat, om een dergelijk perspectief om te gooien er niet gerekend moet worden op een grootmacht van eerste of van derde orde, noch op een internationale instelling zoals de VN, die slechts een rovershol is, maar op de omverwerping van het kapitalisme door de arbeidersklasse.
Amina / 24.03.2005
Tijdens de onderhandeling van het interprofessioneel akkoord, hebben links en de vakbonden een hoofdrol gespeeld in de ideologische campagne die er op mikte om dit akkoord tussen de 'sociale partners', onder het toeziend oog van de regering Verhofstadt, voor te stellen als een positief resultaat voor de arbeiders. Volgens deze trouwe dienaren van de nationale belangen zouden wij moeten vertrouwen op de staat om ons te verdedigen. Ze zouden ons in het bijzonder willen wijsmaken dat de staat, in plaats van de kapitalistische belangen te verdedigen, de arbeiders zou kunnen verdedigen, dat hij een staat zou kunnen zijn op te treden ter bescherming van de loontrekkers en niet langer 'ten dienste van het patronaat'¼ In het vorige nummer van Internationalisme (nr. 316) hebben wij aangetoond dat niets minder waar is. Het is eigenlijk de staat die de orkestleider is van alle aanvallen van de bourgeoisie, hij leidt de meest algemene aanvallen die het geheel van de arbeidersklasse treffen: voor wat betreft de pensioenen, de Sociale Zekerheid, tegen de werklozen. Hij beslist erover welke economische sectoren 'geherstructureerd' moeten worden. Het is de staat als patroon die het voorbeeld geeft van de brutaliteit van de aanvallen, door het aantal ambtenaren massaal te verminderen en hun lonen jarenlang te blokkeren. De staat kan enkel de verdediger bij uitstek zijn van de klassenbelangen van de bourgeoisie en verdedigt in alle omstandigheden de belangen van het nationale kapitaal tegen de arbeidersklasse.
Anderzijds hebben de socialistische partijen en de vakbonden een intensieve mediacampagne gevoerd om het idee door te drukken dat het akkoord cruciaal was voor het behoud van de 'sociale solidariteit' onder de arbeiders, tegenover het gevaar van het uiteenrafelen van de eenheid van het sociale weefsel: het gevaar van egoïsme van de sterke sectoren tegenover de zwakke, van het welvarende Vlaanderen tegenover het minder rijke Wallonië, etc.. Het akkoord zou dus een solidair verzet bevorderen tegen de aanvallen en des te meer omdat de vakbonden zich borg zouden stellen voor de rechtvaardige en evenwichtige toepassing ervan. De werkelijkheid van deze 'sociale realiteit' onder vakbondscontrole is de afgelopen weken op dramatische wijze aan het licht gekomen: voor de werkers is ze synoniem met het isolement van de strijd en de capitulatie tegenover de logica van de uitbuiters.
De vakbonden hadden het interprofessioneel akkoord doen slikken door het voor te stellen als een grote overwinning, dat de flexibiliteit zal toegepast worden 'onder controle van de vakbonden' (sic) en dat de eisenstrijd in ieder geval zou voortgezet worden in de sectoren. De demagogie van het ronkende gezwets dient in werkelijkheid alleen om de aanvallen te op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse en de sabotage van haar strijd verbergen:
- Wat de voordelen van een flexibiliteit onder vakbondscontrole aangaat, volstaat het om te zien hoe, in de sectoren waar deze worden toegepast, er elke dag stakingsbewegingen uitbreken, meestal spontaan, zoals bij de Post, de NMBS of in het streekvervoer (De Lijn, MIVB, TEC) tegen de onderbemanning en de veiligheidsproblemen (werkongevallen, verkeersongevallen, agressie) die er uit voortvloeien.
- Wat de vakbondsacties betreft in de sectoren, tonen de recente bewegingen van de 'witte woede' of in de voedingssector aan, waartoe deze leiden: het versplinteren van de strijd en van de eisen. Op het vlak van de eisen worden categorieën en subcategorieën van het verzorgend personeel tegen elkaar uitgespeeld (“het aanpassen van de einde-loopbaan van de verpleegsters, goed, maar niet die van het schoonmaak- en administratief personeel”!); het scheiden van de acties van het verzorgend personeel dat afhankelijk is van de federale staat, van diegenen die afhangen van de gemeenschappen, de concurrentie opdrijven tussen de verschillende vakbonden; het aanwakkeren in de voedingssector van de niveaus in de looneisen tussen die bedrijven die 'overvloedige winsten' maken en die welke 'de concurrentie nauwelijks aankunnen', enz.
Zo hebben de vakbonden perfect het kader omlijnd waarin zij toestaan dat de ontevredenheid en het begin van strijdbaarheid van de arbeiders tot uitdrukking komt: zij bezetten het sociale terrein en sluiten het echte balen, dat leeft in brede lagen van het proletariaat, op in de dwangbuis van de fabriek, de sector, de beroepscategorie, de streek. Dit actiekader
- sluit de strijd op in de uitzichtloze logica van de democratische solidariteit die slechts kan leiden tot de nederlaag;
- versnippert de strijd en verbergt wat hen verenigt, terwijl de werkelijkheid van het doen samenlopen van de strijd zich meer dan ooit opdringt; Zo vindt men in de beweging van de 'witte woede', achter hun looneisen de algemene wil om weerstand te bieden aan de daling van de lonen, de bijkomende aanwervingen zijn een weerklank tegen de rationalisaties en tegen het helse ritme voor diegenen die werken, het aanpassen van de eindeloopbaan is tenslotte een antwoord op de flexibiliteit en de stress.
Tezelfdertijd mikken links en de vakbonden er op om het idee aan de arbeidersklasse op te dringen dat een 'radicale', 'onredelijke' oppositie tegen de kapitalistische logica gedoemd is tot mislukken. Dat is de les die er ingepompt wordt met behulp van een mediaheisa rond de drie en een halve maand lange staking, die gevoerd werd door de arbeiders van AGC Automotive (ex-Splintex) te Fleurus, een filiaal van de multinational Asashi Glass, tegen de beslissing om 284 van de 840 banen te schrappen, ofwel een derde van de effectieven. "Sinds de eerste dag hebben we onze plicht gedaan" beweert de afgevaardigde van de socialistische vakbond van de bedienden trots (Indymedia, 18.03.2005). In feite is de tactiek van de 'vakbondsstrijd' er volop ontplooid: totaal isolement van de staking, het verhinderen van elke werkelijke regionale of internationale solidariteit in de schoot van het bedrijf (buiten de schaarse vakbondsdelegaties), het behoud van de activiteit in de fabriek en de verdeling tussen de arbeiders door te aanvaarden dat de niet-stakers de fabriek binnenkwamen als gevolg van een gerechtelijke beslissing, de tegenstelling tussen de leden van de socialistische en christelijke vakbonden, terwijl het to-the-finish van de stakers werd aangepord met behulp van de basissyndicalisten en de ultralinksen van de PvdA. En als orgelpunt, bij het einde van de strijd, nog een botsing tussen een stakingscomité en een comité van niet-stakers die het bedrijf bezetten en opriepen tot het stoppen van de staking om 'het bedrijf te redden'. Kortom alles werd in het werk gesteld:
- om de strijdende arbeiders te isoleren, te verdelen, te ontmoedigen en tot wanhoop te brengen: niet alleen hebben ze niets bereikt (de ontslagen blijven gehandhaafd, de flexibiliteit is fors toegenomen, de werkelijke lonen zijn tot 30% gedaald), maar bovendien is het conflict geëindigd in ontmoediging, berusting en verbittering ;
- om het geheel van de klasse het idee in te rammen dat ze machteloos staat om zich te verzetten tegen de chantage van de sluiting en de delokalisering om de herstructureringen door te drukken, ontrieft links zich niet om het mes nog eens om te draaien in de wonde, door de arbeiders nog eens op cynische wijze de les te spellen dat men "moet weten een staking te beëindigen", want anders "bezoedelt men het imago van Wallonië" (sic) want men kan niet "op zijn eentje strijden tegen de globalisering" (Van Cauwenbergh, minister-president van de Waalse regio).
Het isolement aanvaarden leidt noodzakelijkerwijze naar het zich opsluiten in de logica van het belang van de nationale economie.
Overal wordt de arbeidersklasse bij de keel gegrepen. Ze wordt geconfronteerd met dezelfde ondraaglijke degradatie van haar levens- en werkvoorwaarden, met de dramatische vermindering van haar koopkracht, met de toename van de nepstatuten, van de vermindering van de sociale prestaties, van de uitholling van haar lonen en pensioenen, van de stijging van de prijzen voor de levensnoodzakelijke producten, de openbare diensten, de belastingen. De proletariërs en hun kinderen ervaren de angst voor een toekomst die met de dag somberder wordt... Ze worden er steeds meer toe gedreven na te denken over hun overuitbuiting in een wereld die uitsluitend drijft op de criteria van winst, concurrentie, rentabiliteit, en een in vraagstelling over een planeet die steeds gevaarlijker, barbaarser, gekker en ontmenselijkt wordt.
De bourgeoisie neemt het voorgetouw door massaal het sociaal terrein te bezetten omdat ze zich bewust is van de spanning van het sociaal klimaat, van deze algemene onvrede die de arbeiders er toe drijft om zich vragen te stellen over de wereld waarin zij leven. En het is de rol van de vakbonden om hun inkapselingsfunctie te vervullen, om de arbeiders te verdelen en te isoleren door zich vandaag te beijveren om de pogingen tot bewustwording, die zich nog op een verwarde manier manifesteren in de schoot van de arbeidersklasse, te blokkeren en af te leiden.
Tegenover de uitzichtloosheid van het kapitalisme is het enige mogelijke antwoord van de proletariërs de ontwikkeling van hun strijd op hun klassenterrein. Zij hebben geen andere keuze dan te vechten, anders zullen ze steeds meer opofferingen en aanvallen van de bourgeoisie te verwerken krijgen. De ontwikkeling van hun strijd is de enige manier voor de proletariërs om zich te verzetten tegen de steeds krachtiger aanvallen van de bourgeoisie die geen andere keuze heeft dan de proletariërs altijd maar meer uit te buiten, omdat ze alsmaar verder wegglijdt in een onomkeerbare crisis.
Tegelijkertijd wordt de arbeidersklasse er toe gedreven om te begrijpen dat haar strijd niet diezelfde is als die van links en de vakbonden: niet voor een beheer 'in overleg' of enige ander beheer van de uitbuiting, maar wel degelijk tegen het kapitalistische systeem in zijn geheel wiens bankroet alsmaar openlijker tot uiting komt.
De arbeidersklasse ziet zich ook genoodzaakt om zich ervan bewust te worden hoe zij moet strijden. Het is onmogelijk een krachtsverhouding op te bouwen die de bourgeoisie zou doen terugdeinzen als men verdeeld blijft, geïsoleerd op één plaats, in één bedrijfstak, in één bedrijf; zolang men niet erkent dat de arbeiders van dit of dat bedrijf, of van deze of gene sector, dezelfde eisen hebben en dezelfde strijd voeren en dat het er op aan komt zo talrijk mogelijk en eensgezind te strijden. Er bestaat al een wil om samen te komen, om samen over hun werkvoorwaarden te discussiëren, om aan het isolement te ontsnappen en de vragen te ontwikkelen hoe te strijden en hoe de aanvallen van de bourgeoisie het hoofd te bieden. De sporadische reacties van verontwaardiging en balen die steeds meer opduiken tegenover een groeiende verslechtering van de werkvoorwaarden, dikwijls als gevolg van agressie of werkongevallen, en die kunnen leiden tot sectoriële stakingen, illustreren een diepe ontevredenheid en een heropkomst van de arbeidersstrijdbaarheid die nog zeer vaag is, ongelijk en verschillend per sector. Deze huidige reacties van de arbeidersklasse getuigen van een nog kiemende maar werkelijke, natuurlijke solidariteit van de arbeidersklasse die ertoe gedreven wordt om zich steeds openlijker te uiten en te bevestigen in de ontwikkeling van gevechten. Dit is een onontbeerlijke, onvermijdelijke en beslissende dimensie van de strijd. De arbeidersklasse wordt er toe gebracht om te ervaren dat wanneer één deel van de klasse een aanval te verwerken krijgt, in feite heel de klasse geviseerd wordt, die morgen dezelfde aanval zal ondergaan als zij niet reageert. De steun aan een strijd die aan de gang is, is geen kwestie van financiële solidariteit of vakbondsdelegaties die door de vakbonden herleid worden tot 'het betuigen van hun solidariteit'. Het betekent integendeel zich niet laten isoleren, zich verbonden voelen, er actief aan deelnemen, ook in strijd gaan, hem uitbreiden en zich de middelen verschaffen om op hun beurt nieuwe sectoren in de strijd te betrekken, over de grenzen van het corporatisme heen. Door weer aan te sluiten bij deze ervaringen, door zo talrijk mogelijk deel te nemen aan de strijd van de klasse, zullen de proletariërs er weer vertouwen in krijgen dat ze in staat zijn een krachtsverhouding aan de bourgeoisie op te leggen. Zo zullen ze ook weer het gevoel krijgen te behoren tot éénzelfde klasse, die de enige sociale kracht is die de draagster is van een perspectief op de omverwerping van dit systeem en van een toekomst voor de mensheid.
Jos / 03.04.05
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/2/36/de-zogenaamde-arbeiderspartijen
[2] https://nl.internationalism.org/tag/18/283/opbouw-van-de-organisatie-belgische-werklieden-partij
[3] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[4] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[5] https://nl.internationalism.org/tag/7/126/trotskisme
[6] https://nl.internationalism.org/tag/2/26/proletarische-revolutie
[7] https://nl.internationalism.org/tag/9/143/1905-revolutie-om-rusland
[8] https://nl.internationalism.org/tag/4/55/afrika
[9] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie