Eind augustus 2013 organiseerde de IKS een ontmoetings- en discussiedag rond de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930? Wat is er gemeenschappelijk tussen beide periodes en wat is er nu juist verschillend? En vooral: waarom?
De directe aanleiding hiertoe waren de vele discussies rond dit thema die sinds de economische dip van 2008 de kop opstaken. Er bestaat enige grond om te denken dat we nu weer terug zijn in de jaren 1930. Het is waar dat we op dit moment geconfronteerd worden met
- de diepste crisis in de geschiedenis van het kapitalisme sinds de jaren 1930;
- een nooit geziene veralgemeende aanval op de lonen, de werkgelegenheid, de pensioenen en andere uitkeringen, zoals men vooral kan vaststellen in Griekenland, Spanje, Portugal;
- moeilijkheden, ja, het failliet van de banken met op de achtergrond het gevaar van een dreigende ineenstorting van het hele financiële systeem;
- een barbaarse ontwikkeling van oorlogen zoals in Centraal Afrika, Mali, Libië, Syrië en imperialistische spanningen in vele regio’s overal ter wereld;
- steeds straffere ideologische campagnes, zoals die van extreem-rechts en het populisme, vooral gebaseerd op nationalisme, regionalisme en vreemdelingenhaat;
- een strijdniveau in de centrale landen van het kapitalisme, zoals in Nederland, België, maar vooral in Groot-Brittannië en Duitsland, dat een serieuze teruggang kent, nadat de manifestaties rond de Indignados en Occupy uitgedoofd zijn.
Maar wil dit zeggen dat we de campagnes ter verdediging van de burgerlijke democratie moeten volgen van allerlei ultra-linkse groepen zoals de LSP of de Internationale Socialisten die op hun ‘festivals’ in 2013 de “strijd tegen de gevaarlijke opkomst van extreemrechts en het nationalisme in Europa, en de anti-fascistische strijd” centraal stelden?
Ook een aantal groepen en individuen, die zich op hun zoektocht bewegen in het gebied tussen een burgerlijk en een proletarisch perspectief, denken dat we te maken hebben met een situatie die vergelijkbaar is met die van de jaren 1930. Een greep:
“Ik zie grote overeenkomsten met de crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw (….) Het gaat hierbij niet om uitwassen van het kapitalisme, maar om de systeemeigen kenmerken van een economische politiek en ideologisch maatschappijtype. Door de val van de voormalige stalinistische Oostbloklanden wist het kapitalisme haar ideologische kredietwaardigheid nog enigszins te prolongeren”. (De As 169/170, 2010)
"De eeuwige terugkeer van fascisme in tijden van crisis. Waarom steekt het fascisme telkens opnieuw de kop op in crisistijd? (Discussieavond “Fascisme kun je niet eten”, Basta!, KSU, 10-10-2013)
"Sinds 2008 verkeert de bevolking van Europa in een crisis die zijn weerga niet kent. In veel Europese landen verpaupert de bevolking in snel tempo. Ook in ons land heeft de crisis toegeslagen. Massale ontslagen in onder andere de bouw en de zorg. Wachtlijsten voor de voedselbank, grote werkloosheid met name onder jongeren, ouderen die geen thuishulp meer krijgen, huisuitzettingen door onbetaalbare huren, studeren straks alleen nog voor de rijken, mensen in overheidsdienst al jaren op de nullijn. Voor al deze ellende moet een zondebok gevonden worden. (…) Uit de geschiedenis kunnen we leren dat racisme welig kan tieren daar waar de armoede toeneemt. (…) Een vergelijking met de jaren 30 van de vorige eeuw dringt zich op. De haat tegen de joden werd toen ook mede gevoed door de crisis. (Platform Stop Racisme en Uitsluiting, september 2013)
Dit alles in een economisch en sociaal klimaat van massale werkloosheid, dat inmiddels de toestand van de jaren dertig overstegen heeft en de ‘hoogste, en tegelijkertijd meest barbaarse’ vorm is van de door het kapitaal gedomineerde vermindering van de arbeidstijd. (Arbeidsduurverkorting in het belang van het kapitaal, Marxistische Studies nr. 101)
Ook enkele deelnemers van de discussiekring Spartacus (Antwerpen) en de AAUG (Utrecht) die aan de discussiedag deelnamen, deelden een aantal van die inzichten.
Ofschoon de huidige situatie inderdaad sterke overeenkomsten vertoont met die van de jaren 1930 is deze toch niet dezelfde. Om het verschil te begrijpen stelde de IKS het concept historisch perspectief, ook historische koers genaamd, voor. Het is een concept dat de IKS heeft overgeleverd gekregen van één van haar belangrijkste voorgangers: Bilan (1). Het is volgens ons het beste instrument om een adequaat antwoord te vinden op de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930 en stond dan ook centraal in de inleiding.
In de discussie zelf werd sterk de nadruk gelegd op welke functie het fascisme bekleedde in de jaren 30 en vandaag en of er wel een automatische link is tussen de verdieping van de economische crisis en het aan de macht komen van extreem rechts. Dit werd bekeken in relatie tot een arbeidersklasse die vandaag, in tegenstelling tot in de jaren 1930, niet verslagen is op wereldschaal, noch fysiek, noch politiek.
De benadering van de IKS van het vraagstuk van de historische koers is gebaseerd op de methode van Bilan, wier politieke activiteit in de jaren 1930 werd opgestart na een erkenning dat de nederlaag van de revolutionaire golf 1917-1923 en het begin van de crisis van 1929 een koers naar imperialistische oorlog had geopend. Net zoals Bilan verdedigt de IKS dat het een fundamentele en cruciale taak is van de revolutionairen organisaties de algemene lijnen van de sociale ontwikkeling voor een bepaalde periode aan te geven. Het kapitalisme is geen “economische objectieve fataliteit”, maar een sociale verhouding. Deze verhouding bepaalt in grote lijnen de politiek van de bourgeoisie. Juist omdat subjectieve factoren (bewustzijn) niet onmiddellijk en mechanisch bepaald worden door objectieve voorwaarden (o.a. economische omstandigheden) is het zo belangrijk de analyse van de situatie vanuit dit concept te benaderen.
Maken we nu opnieuw de jaren 1930 mee en kondigt zich een veralgemeende oorlog aan of opent er zich een revolutionair perspectief? Dit is een kwestie van groot belang. De dynamische revolutionaire gedachte stelt zich niet tevreden met een ‘beetje van dit’ en een ‘beetje van dat’, allemaal door elkaar gehusseld in een sociologisch sausje dat geen enkele richting aangeeft aan de strijd van de klasse. Als marxisme ons alleen een analyse van het verleden zou leveren, om vervolgens te kunnen zeggen ‘goed, we zien wel ...’, dan zou het van weinig nut zijn. Sociale actie, klassenstrijd, vraagt om een diepgaand begrip van de elementaire krachten die erin betrokken zijn, ze vraagt om een inzicht in het perspectief. De actie van het proletariaat verschilt al naar gelang zijn bewustzijn van de sociale werkelijkheid, en naar de krachtsverhouding van dat moment tussen proletariaat en bourgeoisie, wel of niet aan de spits van de strijd. Hetzelfde geldt voor de georganiseerde mogelijkheden voor de tussenkomst van revolutionairen in de klasse. De ontwikkeling van het bewustzijn in de klasse verschilt, al is het dan niet op het vlak van haar fundamentele inhoud, dan in ieder geval toch in haar uitdrukking: al naar gelang het antwoord op de vraag: gaan we in de richting van oorlog, of in de richting van een revolutionaire confrontatie!
Dit instrument van de historische koers is voor de revolutionairen van wezenlijk belang omdat ze haar in staat stelt om, tegen alle andere geluiden, vast te stellen dat we op dit moment in geen geval terug zijn in de jaren 1930.
Ook dit jaar was er weer een enthousiaste kern aanwezig om het debat aan te gaan. De meesten kwamen vanuit de ervaringen in de Occupy of uit een discussiegroep en wilden graag hun inzichten uitwisselen en deze confronteren met de visie van de IKS.
In een eerste ronde werden vooral veel frappante kenmerken van de huidige periode opgeworpen, die erop duiden dat er bij velen inderdaad een soort schrik bestaat voor een herhaling van de jaren 30. Naast de hevigheid van de economische crisis –waarbij verschillende deelnemers met vragen kwamen naar de diepere oorzaak ervan- werden de desastreuze gevolgen op ecologisch vlak en de enorme wapenwedloop aangehaald, onder meer door China, Pakistan, India en Rusland. Tegelijkertijd ontstaan er telkens nieuwe onblusbare brandhaarden, zoals in Mali en Syrië. Verder werd ook de vraag opgeworpen of Europa niet stilaan meer centralistisch wordt en of we de rechtse toer opgaan. Hoe moeten wij de opkomst van Gouden Dageraad (Griekenland) en Le Pen (Frankrijk) plaatsen? Moet er vandaag opgeroepen worden tot strijd tegen het fascistisch gevaar? Tenslotte kwam ook de zwakheid en de verdeeldheid van de reacties aan bod. Hoe moeten we deze feiten begrijpen?
Andere vragen die de discussie doorkruisten waren:
- Vinden wij het belangrijk om na te denken over de inschatting van de historische periode?
- Zijn de vragen die wij stellen nuttig voor onze huidige activiteiten? Geven zij ons een perspectief?
- Kunnen wij vandaag een oproep doen om een soort nieuwe Indignados of Occupy-beweging te ontwikkelen?
- Was het verstandig om in de jaren 1930 op te roepen tot revolutie en het oprichten van een 4e internationale, zoals Trotsky deed (2)?
Veel vragen konden niet in de discussie worden uitgespit wegens tijdgebrek.
Drie thema’s stonden centraal bij de antwoorden:In de discussie was het voor de meeste deelnemers duidelijk dat de noodzaak van het kapitalisme om te accumuleren en te groeien ten koste gaat van de maatschappelijke noden en het milieu. “Die groei moet stoppen” werd gesteld. Daarop werd geantwoord dat er echter niet wordt geproduceerd voor het lenigen van de behoeften van de mensheid, maar om de winst op zich. De geproduceerde waren zijn slechts een tussenstadium om van een beginkapitaal uiteindelijk een groter eindkapitaal te maken. Dat zit in het wezen zelf van het kapitalisme. Er zal pas een eind aan komen als de arbeidersklasse niet langer als subject van uitbuiting en onderdrukking wil fungeren, maar zijn rol opneemt als drager van een toekomstige samenleving die wel gebaseerd is op een productie ter bevrediging van de menselijke behoeften.
In het tweede luik werd nog eens teruggekomen op de intro en de IKS riep op om een zekere afstand te nemen. Om twee historische periodes te vergelijken kunnen we ons er niet toe beperken enkele elementen uit de ene en de andere periode te halen, hoe belangrijk die ook zijn – zoals de crisis, de opkomst van uiterst-rechts, een zeker succes van xenofobe en racistische thema’s, enz. We moeten die elementen terugplaatsen in de context van de dynamiek van de maatschappij en dus ook de krachtsverhouding tussen bourgeoisie en proletariaat.
In de jaren 1930 ondersteunden brede nationale fracties van de heersende klasse, in het bijzonder binnen de grote industriële groepen, het aan de macht komen van de fascistische regimes. In Duitsland waren dit o.a. Siemens, Krupp, Thyssen, Messerschmitt, IG Farben. Zij groepeerde zich in « Konzerns », een fusie van financieel en industrieel kapitaal, die de sleutelsectoren van de oorlogseconomie controleerde. In Italië zijn de fascisten ook gesubsidieerd door de grote Italiaanse patroons zoals Fiat, Ansaldo, Edison. Al snel volgde het geheel van alle industriële en financiële kringen gecentraliseerd binnen de Confinindustria of de Bankenassociatie hun voorbeeld. Daar waar nodig werden de fascistische programma’s aan de noden van het nationaal kapitaal aangepast en de ongewenste fracties uitgeschakeld. De opkomst van fascistische regimes stemde overeen met de behoeften van het kapitalisme: alle machten binnen de staat moesten worden geconcentreerd, de oorlogseconomie moest worden versneld, de militarisering van de arbeid moest worden doorgevoerd., vooral in de landen die hun deel van de imperialistische koek opeisten.
Vandaag echter zijn de ‘economische programma’s’ van de rechtse of populistische partijen ofwel onbestaand of niet-toepasbaar vanuit het oogpunt van de verdediging van de belangen van de bourgeoisie. Ook op imperialistisch vlak bieden ze geen alternatief. En vooral is er geen sprake van die andere onmisbare voorwaarde voor de vestiging van het fascisme: de voorafgaande fysieke en politieke nederlaag van het proletariaat. Ondanks de moeilijkheden om zich te doen gelden op een uitgesproken klasseterrein, kent de arbeidersklasse vandaag geen beslissende fysieke of politieke nederlaag. We leven niet in een contra-revolutionaire periode.
Om deze redenen is er vandaag geen onmiddellijk gevaar voor de terugkeer van fascistische regimes. De bourgeoisie vandaag gebruikt het zgn fascistische gevaar om de arbeidersklasse achter de verdediging van de burgerlijke democratie, d.w.z. de burgerlijke staat, te mobiliseren.Zo kwamen wij op de vraag: is de arbeidersklasse nog wel een revolutionair subject? De IKS stelt dat juist omdat velen niet meer of nog niet zien dat de arbeidersklasse nog steeds het revolutionaire subject is, de kracht die leiding zal geven aan de revolutionaire omwenteling tegen het kapitalisme, er een onderschatting of miskenning is van het concept van het historisch perspectief voor de analyse van de wereldsituatie.
‘Paniek’ is een slechte raadgever, want hoewel het waar is dat de arbeidersklasse enigszins aangeslagen en verdeeld is, ligt de oorzaak daarvan niet zozeer bij het feit dat ze heterogeen zou zijn, maar omdat zij een opdoffer heeft gekregen door de tientallen jaren aanslepende campagne over de ‘dood van het kommunisme’.
De leugen dat stalinisme gelijk staat aan kommunisme heeft een verwoestend effect gehad op zowel de strijdbaarheid als op het perspectief van de proletarische strijd. Het is van het grootste belang, zo werd door de IKS geargumenteerd, om de term arbeidersklasse niet louter sociologisch, maar politiek en historisch te stellen. Een krachtsverhouding opbouwen t.o.v. de heersende klasse is een hoogst politieke zaak. De verantwoordelijkheid van de politieke minderheden in de klasse is dan om het klassebewustzijn, die de hefboom is voor de opbouw van een werkelijk alternatief, te helpen ontwikkelen. Velen op de discussie waren het eens dat het onze taak is om de mythe te doorbreken dat er geen ‘alternatief’ zou bestaan. Verschillende deelnemers zagen deze zoektocht naar alternatieven al tijdens de Indignados en Occupybewegingen. Ook in het opduiken van discussiekringen en studiegroepen rond ‘het kapitaal’, maar ook in het feit dat er weer zoveel sprake is van ‘utopische denkbeelden’ in reactie tegen de ‘realpolitik’ zien zij hiervan bewijzen. (3)
Het theoretische concept van het historisch perspectief is een onmisbaar instrument om de huidige periode in te schatten. In een tijdperk waarin het besef groeit dat de strijd langdurig zal zijn, is dergelijke theoretische overdenking en verdieping een dimensie die de strijd van morgen voorbereid. Het sterkt ons om in te gaan tegen het blinde en kortzichtige activisme, dat van euforie onmiddellijk vervalt in moedeloosheid of wanhoop wanneer de protestbewegingen tijdelijk terugvallen.
De ontwikkeling van dit inzicht kan ons meer kracht en vastberadenheid geven bij onze deelname in de strijd. Samen met de ontwikkeling van de solidariteit in de strijd is het een belangrijke factor in het herwinnen van het gevoel van de klasse-identiteit en dus van de ontwikkeling van de strijd op klasse terrein. En daaruit kan er zich een zelfvertrouwen ontwikkelen van een klasse, die het historisch project in zich draagt voor de gehele mensheid.
Het feit dat hierover enthousiast kon worden gedebatteerd met de overwegend jongere deelnemers, al zijn ze vandaag nog een kleine minderheid, mag een geslaagd initiatief worden genoemd.Een uitgebreide leestafel rond het onderwerp en ook rond de IKS-standpunten in het algemeen verschafte de aanwezigen genoeg stof om de discussie verder te zetten.
Zyart/Lac / 09.02.2014 (1) Bilan is het blad van de linkerfractie van de communistische partij van Italië (verscheen 1933-1938).Deze ontstond nadat verschillende kameraden op de vlucht waren voor het Italiaanse fascisme en de partij van Bordiga (met zijn kameraden) als een der laatsten in 1926 werd uitgesloten uit de Kommunistische Internationale.(2) Alle analyses van de internationale situatie die Bilan maakte - deze van de nationale strijd in de perifere landen, de ontwikkeling van de Duitse macht in Europa, het Volksfront in Frankrijk, de integratie van de USSR op het imperialistische schaakbord of de zogenaamde Spaanse Revolutie - waren gebaseerd op de erkenning dat de machtsverhouding aanzienlijk in het nadeel van het proletariaat was geëvolueerd en de bourgeoisie de weg voor een imperialistische slachting effende. Daar tegenover staat de visie van Trotski, voluntaristisch en idealistisch, die zag toen het moment net geschikt om een 4e internationale op te richten. De inspanningen om een massaorganisatie te verzamelen in zo’n periode kon alleen maar leiden tot opportunisme.
(3) Lees ook het artikel in deze krant dat hier verder op in gaat
In het laatste jaar gaan er steeds meer stemmen op om radicalere eisen te stellen en een oplossing te zoeken in een meer fundamentele omvorming van de maatschappij. De strijdbewegingen van de afgelopen jaren (Occupy, Indignados, enzovoort) hebben duidelijk gemaakt dat gedeeltelijke eisen alleen, eisen op bijzondere terreinen van de maatschappij, wel een uitgangspunt kan zijn voor de strijd, maar als deze geen vervolg krijgen en niet verder ontwikkeld worden door en in de strijd zelf, op een bepaald moment toch vastlopen. Het is de tekst van Sander van de KSU, die dit vraagstuk probeert te beantwoorden.
“Streven naar hervormingen lijkt misschien realistischer, maar toch is het waardevol om te strijden voor een samenleving die volledig is, zoals jij die voor je ziet. Door hervormingen te eisen riskeer je dat je de strijd verzwakt als je eisen eenmaal zijn ingewilligd.” (…) Onderliggende oorzaken (…) zijn gemakkelijk over te nemen door gematigde partijen die vervolgens het verzet inkapselen. Wanneer je echter strijdt voor een totaal andere samenleving” (…) dan “kun je daarop verder bouwen, omdat je einddoel van begin af aan een totaal andere samenleving is en zo kun je doorgaan naar datgene wat je daadwerkelijk voor ogen hebt”. (Sander van Lanen; KSU)
En Sander is niet de enige die constateert het stellen van ‘realistische eisen’ de strijd niet verder brengt. Ook andere pleiten voor verdergaande eisen te stellen:
“Wie kunst laat vermarkten, schaft immers de belofte op de toekomst af. Want waarachtige kunst is onmaat, mogelijkheidszin en verbeelding en dat is waar verandering begint. Ook de kunstenaar en cultuurliefhebber moeten, wat betreft cultuurbeleid dan, durven nadenken over radicale verandering.” (De verbeelding aan de macht! Ook in het cultuurbeleid; 20-09-2013; DeWereldMorgen)
“De afgelopen jaren hebben mij geleerd dat vele mensen inmiddels weten dat radicale verandering onvermijdelijk is. De sociale, ecologische en economische crises zijn niet op te lossen met ‘business as usual’. Bestaande concepten hebben geleid tot de crises en kunnen niet gebruikt worden om haar op te lossen.” (Martijn Jeroen van der Linden, bedrijfseconoom, Hoogeveen)
Maar hoe kan je nog radicalere eisen stellen als je al gestreden heb voor de opheffing van het kapitalisme? Enigszins gedesoriënteerd, maar niet ontmoedigd en verslagen, trekken de strijdbare makkers van de KSU zich terug om de wonden te likken en de lessen te trekken, op zoek naar een andere manier om een grotere bres te slaan in de muur van de kapitalistische staat. Op de website van de Kritische Studenten Utrecht zijn verschillende artikelen verschenen, die een aanzet proberen te geven tot een nieuw strategische concept voor de komende strijd.
Allerlei groeperingen, voornamelijk anarchistische, bewandelen al jarenlang dezelfde platgetrapte paden. De KSU één van de weinige groepen in het politiek milieu waar nog enig leven in zit en de capaciteit lijkt te bezitten om een ander pad te bewandelen, in een poging om uit de impasse te komen, waarin ze, gedeeltelijk door haar eigen activisme, is terechtgekomen. De KSU (Kritische Studenten Utrecht) is een groeperring die al een flink aantal jaren bestaat. Ze is geen klassieke actiegroep. Alhoewel niets erop wijst dat er veel discussies plaatsvinden binnen de groep, zijn de deelnemers toch geïnteresseerd in theorie. Regelmatig verschijnen er teksten, meestal overgenomen, die een of ander thema uitdiepen
De groep is vrij heterogeen, heeft geen vast ideologisch concept (anarchistisch, situationistisch, modernistisch, enzovoort) en ontwikkelt voornamelijk activiteiten in het kader van het hoger onderwijs en de wetenschap. Ook al is de kern al enige jaren vrijwel dezelfde gebleven, toch trekt ze regelmatig nieuwe, jonge mensen aan die er, met frisse ideeën, weer wat meer leven in kunnen blazen. Heel recent nog door de publicatie van enkele bijdragen over een utopistische strategie , die de anti-kapitalistische strijd mogelijk weer enig perspectief kan geven.
Neem bijvoorbeeld het artikel getiteld: “Ecotopia”, waarin wordt een getracht om, tegen de continue groeidrift en oneindige consumptie waartoe het kapitalistische productiewijze leidt, een utopisch alternatief te schetsen van een maatschappij waarin de natuur centraal staat.
Een tweede artikel op de site, getiteld: “Realiteit boven dromen en verbeelding?” schrijft: “Dromen van een betere wereld. Onrealistisch! Onpraktisch! Tijdsverspilling! Gevaarlijk? We zijn de waarde van idealisme vergeten.”
In een derde artikel op de site van de KSU, genaamd: “Onpraktisch denken als praktische oplossing?” kan men lezen: “… anderen kiezen meteen voor het uiteindelijke doel en stellen utopische eisen.” (….) “Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch, maar het is misschien wel de meest praktische aanpak”.
Dat de bovengenoemde drie artikelen niet de behoefte tot uitdrukking brengen van een toevallige groep, maar beantwoord aan een meer algemene behoefte onder de niet-uitbuitende lagen van de maatschappij, blijkt uit het feit er in het afgelopen jaar verschillende boeken zijn verschenen over utopie:
- De nieuwe coöperatie tussen realiteit en utopie; Walter Lotens.
- Van crisis naar haalbare Utopie; Jan Bossuy.
- De nieuwe democratie en andere vormen van politiek; Willem Schinkel.
Daarbij is het niet bij gebleven, want verder heeft:
- Konfrontatie een nummer van haar tijdschrift voor een groot deel gewijd aan de kwestie van de utopie.
- Een jaar geleden een serie van drie radiouitzendingen plaatsvonden over utopische gedachte.
- Er onlangs nog een forumdiscussie plaatsgevonden in Leiden over hetzelfde onderwerp.
Anti-kapitalisme is dus niet genoeg, dat hebben de makkers van de KSU inmiddels waarschijnlijk ook wel begrepen. Dat was overigens al eens onderstreept in een eerdere bijdragen op de site van de Kritische Studenten Utrecht. (1) Er moet ook een vooruitzicht zijn, een reëel perspectief op een andere maatschappij. Deze vertegenwoordigt een andere toekomst, vormt een aantrekkingskracht die de huidige strijd richting en inspiratie kan geven. Volgens Willem Schinkel hebben dan ook we meer utopische verbeeldingskracht nodig, want dat vormt juist een middel om boven de “politiek van het loutere probleemmanagment” uit te stijgen.
Om het louter anti-kapitalistische karakter van de strijd te overstijgen, leggen sommigen de nadruk op het belang van dromen. Want utopisch denken is de kunst om te dromen van een alternatief. Om onze realiteit te ontstijgen, moeten we inderdaad leren om over de horizon van het kapitalisme kijken en inhoud te geven aan een visie van een alternatieve en betere wereld. Om in gedachten vorm te geven aan een dergelijke toekomst moeten we ons inschrijven in een zeker ideaal, ook al blijft deze gebaseerd op een materiële grondslag. Bevrijd van de noodzaak om een praktische oplossing te bedenken voor de dagelijkse ellende binnen het kapitalisme, ontstaat er ruimte om in onze gedachten een ideale voorstelling te scheppen.
‘Verbeelding aan de macht!’, luidde de beroemde leuze van de mei-revolte in 1968.Niet dat de verbeelding voldoende is om een andere maatschappij te realiseren. Maar verbeelding kan een belangrijke functie vervullen.“We moeten weer durven dromen. Want dromen van een betere wereld, betekent kritisch reflecteren op de huidige. Als je namelijk nadenkt over dingen die onmogelijk lijken, wordt je in staat om gesteld buiten de kaders te kunnen denken, ongeacht of je idee wel of niet ‘realistisch’ is”. (“Realiteit boven dromen en verbeelding?”)
De strijd tegen het kapitalisme bestaat uit drie componenten:
- de strijd tegen de aanvallen op onze materiele levensvoorwaarden: ons inkomen en op het onderwijs, de gezondheidszorg, de ….
- de strijd om de politieke macht: de vervanging van het systeem van het private eigendom door het gemeenschappelijke eigendom
- de strijd tegen de vervreemding, tegen de vernauwing van ons bewustzijn, tegen de afstomping door de machine-achtige manier van leven als belangrijke aspecten van culturele component van de strijd
Deze derde, culturele component van de strijd kenmerkt zich door fundamentele menselijke eigenschappen, zoals morele verbintenis (de stem van het innerlijke) en artistieke gevoelens (het gevoel voor schoonheid), maar ook door aspecten als de verbeelding, de creativiteit, de intuïtie. “De verbeelding beschikt over alles; zij beslist over schoonheid, recht en geluk, die alles betekenen in de wereld.” (Blaise Pacal) De strijd van “voor het socialisme is niet slechts een kwestie is van brood en boter, maar één culturele beweging …”. (Rosa Luxemburg)
In de ogen van Henriëtte Roland Holst kreeg de strijd pas haar betekenis als verstand en intuïtie samenvloeiden. Het ging haar erom te “luisteren naar de innerlijke stem”, waarbij waarachtigheid en meegevoel de twee voornaamste psychische krachten” zijn. Volgens Henriëtte Roland Holst wordt de wereld door middel van het verstand niet in zijn geheel gekend. De intuïtie, het gevoel, de waarneming en hun synthese in de verbeelding zijn de andere onmisbare componenten (“Communisme en Moraal”)
“Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch …” Het vooropstellen van een utopie, in het kader van de eisenstrijd, heeft in de huidige periode echter nog nooit geleid tot een vorm van algemene mobilisatie van werkers, studenten, werklozen De ‘utopische’ eis: een basisinkomen voor iedereen, die al enkele tientallen jaren door ultralinks wordt uitgespeeld, leidt tot het tegendeel van vereniging in de strijd. De vergelijkbare eis van “vrij onderwijs”, welke de KSU onlangs als een ‘utopische’ eis naar voren had geschoven, heeft dan niet gewerkt. Dat komt omdat de ‘utopie’ zich niet beweegt op het vlak de materiele strijd, maar iets typisch is voor de ‘geestelijke’ strijd
Natuurlijk, de strijd voor de verdediging van de materiële levensomstandigheden is en blijft onder de huidige omstandigheden de allereerste zorg in de strijd van de klasse. Want zonder een minimum aan levensmogelijkheden is het leven sowieso niet waardig om geleefd te worden.Maar hier houdt de strijd tegen het kapitalisme en haar bekrompen ideologie echter niet op. Want het nastreven van het ware bewuste, van de waarheid, wordt niet alleen gemotiveerd door de materiele belangen, zoals een waardig inkomen voor iedereen, maar ook door de voorstelling van een soort van ‘ideaal’
“We zijn de waarde van idealisme vergeten.” Neen, maar zonder ons als idealisten te beschouwen, ligt de hoogste waarde van de strijd voor een andere maatschappij uiteindelijk niet op het vlak van het materiële, maar op het vlak van het bewustzijn, op dat van de geestelijke strijd. En we kunnen haar alleen inzetten als we begrijpen dat de creatieve gedachte daarbij een onmisbaar element vormt. Het in het hoofd overstijgen – de ideale voorstelling - van de grenzen van het bestaande systeem is onmogelijk zonder aanspraak te doen op de inspiratie van de verbeelding. Ideale constructies in onze geest zijn in staat een diepe innerlijke kracht naar boven brengen, die de strijd van een belangrijke stimulans kunnen voorzien.
Het mag duidelijk zijn dat het kortzichtig is om ons zijn om ons in dit kader te beperken tot de inspiratiebronnen, ontwikkeld door de hierboven genoemde socialistische utopisten en Kropotkin. De waarde van de verbeelding, de creatieve gedachte die doorheen de geschiedenis van de mensheid altijd een belangrijke kracht is geweest in haar vooruitgang, moeten we in een breder kader beschouwen. Mensen leven namelijk ook in een wereld van ideeën en idealen, waarvan het nastreven op bepaalde momenten veel krachtiger kan zijn dan het instinct tot behoud van het niveau van de onmiddellijke materiële omstandigheden. Zo werden de sociaal-democratische revolutionairen in 1905, tijdens de revolutionaire opleving in Rusland, bijvoorbeeld“verrast, voorbijgestoken en overdonderd door de onstuimigheid van de beweging, haar nieuwe zijnsvorm, haar creatieve verbeelding ….”
Een voorbeeld van een streven, dat geleid werd door verbeelding en inspiratie is het leven van Lev Tolstoj. De bron van zijn kracht kwam uit de diepte van zijn grote persoonlijkheid die hem de moed gaf onverminderd op zoek te gaan naar de waarheid. Zoals Rosa Luxemburg het omschreef in de Leipziger Volkszeitung (1908) “zijn hele leven en werk was tegelijkertijd een rusteloze overdenking van de waarheid in het menselijk leven”.Hij was een onderzoeker en strijder, maar verre van een revolutionair socialist. “Met zijn kunst omvatte hij echter alle menselijke passie, alle zwakheden en gemoedsstemmingen”, die hem in staat stelde om, tot zijn laatste adem, te vechten om sociale problemen met open ogen te confronteren.
Zyart / 15.01.2014
(1)“Louter antikapitalist? Dat zijn we misschien toch niet allemaal"