Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Wereldrevolutie > Wereldrevolutie - jaren 2010 > Wereldrevolutie 2012 - 128 t/m 131 > Wereldrevolutie nr. 130 - 3e kwartaal 2012

Wereldrevolutie nr. 130 - 3e kwartaal 2012

  • 1279 keer gelezen

De situatie in Syrië en Mali zijn onthullend voor de toekomst binnen het kapitalisme

  • 1451 keer gelezen

Al meer dan anderhalf jaar bombardeert, vermoordt, verkracht en foltert het bewind van Assad onder de ogen van de ‘internationale gemeenschap’ die een hypocriete klaagzang verspreidt over het lot van de Syrische bevolking die dagelijks al deze verschrikkingen moet ondergaan.

Aan alle kanten vermenigvuldigen de internationale bijeenkomsten, waarin de 16.000 doden van de Syrische repressie worden aangeklaagd, en oproepen worden gedaan tot vrede met dreigementen, de ene meer steriel dan de andere. De ‘filosoof’Bernard Henry Lévi, de niet aflatende vertegenwoordiger van de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie en sinds de oorlog in ex-Joegoslavië een onverzadigbare samoerai van de verschillende televisiekanalen en Parijse salons, kan, in navolging van de Verenigde Staten, die met de vinger aan de trekker, hun rekening willen vereffenen met de Syrische potentaat, niet anders dan oproepen tot een militaire interventie in Syrië

En zes maanden geleden is Mali ook terechtgekomen in een oorlogssituatie, die voorlopig ook geen enkel perspectief biedt op een bijleggen van de strijd. Ook daar hebben de hoogwaardigheidsbekleders, de vertegenwoordigers van de westerse democratische bourgeoisie, zich zonder ophouden geërgerd en ongerust gemaakt over de hel die de bewoners van deze regio wacht, schaamteloos geteisterd door gewapende min of meer islamitische bendes.

Maar wat is er waar van deze besluiteloosheid, deze mediadrukte die geacht wordt een appel op ons te doen met betrekking tot het lot van deze twee landen in het bijzonder? Niets! Wind en niets dan wind!
Niet alleen maken de grote mogendheden zich, zoals overal elders, in feite geen enkele zorg betreffende de barbarij die de bevolking van Syrië of Mali ondergaan, maar is hun enige reële bezorgdheid de inschatting van de mogelijke voordelen en de risico’s van een militaire ingreep. Deze beide situaties zijn een kritieke uitdrukking van de impasse waarin de kapitalistische wereld zich bevindt en de onmacht waarin waarvoor de westerse mogendheden zich gesteld zien.

In Mali, een bevolking in een valstrik …

In Mali betreft het over een verwikkeling, rechtstreeks veroorzaakt enerzijds door de sociale ontaarding, die het Franse kolonialisme heeft achtergelaten en haar onvermogen om een voldoende stabiele Malinese staat in het leven te roepen. De uitbarsting van de verschillende fracties, die de laatste maanden opgedoken zijn, zegt genoeg over de ondergang van deze regio, die verder reikt dan Mali zelf. Van de Aqmi tot en met de Mnla, uitgaande van diverse groepen dissidenten en opposanten van het regime van Bamako, de één meer ‘diepgelovig’ dan de ander, gaat het om bendes gewapende bandieten, die niet gisteren als door een betovering en het daglicht gekomen zijn. Men zegt ons dat de terugkeer is van de Toearegs, die voorheen geronseld waren door Khadafi, met andere woorden honderden krijgshaftig getrainde mannen, die zware wapens met zich meesleuren, de factor zijn die deze nieuwe zone van chaos in de Sahel-regio hebben ontketend.

Alsof zoiets niet was te verwachten! Toppunt van ‘verwondering’! Libië heeft geen gemeenschappelijke grenzen met Mali en de Toearegs hebben dus twee grenzen moeten oversteken: die van Libië-Algerije en die van Algerije-Mali. Ze werden zelfs niet ontwapend(!) toen zij de rangen en krachten van de voortgaande Touareg-rebellie in belangrijke mate kwamen vergroten, waardoor de begeerte van de kleine lokale en regionale boeven alleen maar werd geprikkeld. De larve zat dus al geruime tijd in het fruit. Mali, zoals de hele Sahel, maakt inderdaad deel uit van deze historische, moeilijk te controleren plaatsen door de ontelbare bevolkingsgroepen met verschillende culturen, waaronder de ex-koloniale machten, in concreto Frankrijk, die gedurende meer dan 150 jaar de ongelijkheid heeft onderhouden en aangewakkerd volgens de leuze: ‘verdeel en heers’. En indien de huidige situatie het product is van wat genoemd wordt: ‘Françafrique’, kan ze slechts verergerd worden door de reeds twintig jaar durende schimmige oorlog tussen de Verenigde Staten en Frankrijk, met als inzet de controle over de markt van Afrikaanse grondstoffen. Na Soedan is het niet onmogelijk dat ook Mali opgedeeld gaat worden in twee verschillende staten. Ondertussen verspreidt zich een cholera-epidemie in Goa, waarmee uitzinnige islamieten de omgeving extra hebben ondermijnd, en aldus de ganse bevolking hebben gegijzeld. Maar we mogen gerust zijn, de Veiligheidsraad van de VN heeft in een resolutie, donderdag met unanimiteit aangenomen, opgeroepen tot sancties tegen de rebellen van Noord-Mali terwijl de Cedeao elke westerse militaire inmenging in het land verbiedt!

…zoals in Syrië.

Stad na stad wordt het land onderworpen aan een intensief artillerie-bombardement en zit de bevolking gedurende dagen of weken opgesloten in hun huizen of kelders, zonder voeding of elektriciteit. Sluipschutters van het leger installeren zich op de daken, iedereen neerschietend die zo gek is om voedsel te gaan halen voor zijn gezin. En als dan uiteindelijk de stad valt, worden alle gezinnen direct en persoonlijk getroffen, hetzij door de soldaten van het reguliere leger of nog vaker - door de massieve deserties van soldaten die walgen van wat ze moesten doen - door bendes vage criminelen, ‘Shabiha’ genoemd, oftewel ‘geesten’. De twee meest bekende moordpartijen hebben plaatsgevonden in Houla en Mazraat al-Qubair, maar ze zijn helemaal niet de enige voorbeelden.

Met de meest schaamteloze arrogantie praten de woordvoeders van het regime de bloedbaden goed door het bestaan van ‘gewapende terroristische groepen’, die zich gevestigd zouden hebben in de desbetreffende steden. Heel dikwijls beschuldigen ze dat de moordpartijen van vrouwen en mannen, die het meest uitvoerig in het nieuws geweest zijn, komen van deze groepen die zogenaamd handelend om de regering in diskrediet te brengen

Tegenover de grote protestacties, die tegen zijn overheersing ontstaan zijn tijdens de andere massabewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, heeft Pasar el-Assad de sporen van zijn vader proberen te volgen: in 1982 heeft Hafez el-Assad weerstand moeten bieden aan een andere opstand geconcentreerd in Hama en geleid door de Moslimbroeders. Het regime heeft toen een gruwelijke slachting aangericht: het dodenaantal werd geschat tussen de 17.000 en 40.000. De opstand werd verpletterd en de dynastie van Assad heeft bijna 30 lang jaar een min of meer gecontesteerde controle over het land kunnen handhaven.

Wat verleden jaar begonnen is als een ongewapende volksopstand tegen het regime van Assad, is veranderd in een lokale oorlog tussen de regionale en mondiale imperialistische mogendheden. De voornaamste geallieerde van Syrië in de regio, Iran, houdt zich aan de zijde van Assad en men weet dat de ‘Bewakers van de Revolutie’ of andere agenten van de islamitische republiek ter plaatse meewerken en medeplichtig zijn aan de terreurcampagne van Assad. Deze laatste blijft bovendien genieten van de bescherming van Rusland en China die, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, actief de resoluties blokkeren die zijn regering veroordelen en oproepen tot sancties. Zelfs als Rusland zich, ten opzichte van de begaande afschuwelijkheden, genoodzaakt zag zijn houding te matigen, door zijn eerste schuchtere kritiek te uiten over de moordpartijen van Assad, dan vormt haar steun aan de ‘non-interventiepolitiek’ een versterking van de massale hulp met wapens aan Syrië. Hillary Clinton heeft Rusland er recentelijk van beschuldigd aanvalshelikopters te leveren - waarop Sergueï Lavrov, de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, antwoordde dat de helikopters enkel een ‘defensieve’ taak vervullen en dat het Westen in ieder geval de rebellen bewapent. Wat evenzeer waar is.

Want vanaf het moment dat de oppositie zich verenigd had rond het Vrije Syrische Leger en de nationale Syrische Raad tot een belangrijke politieke burgerlijke macht werd, zijn er wapentransporten geweest vanuit Saoedi-Arabië en Qatar.

Wat betreft Turkije, die lange tijd goede relaties heeft onderhouden met het regime van Assad, zagen we in de laatste maanden hoe deze haar houding radicaal veranderde met een veroordeling van de onmenselijkheid, door bescherming te bieden aan dissidente militairen en ontheemden, die deze moordpartij ontvluchten.

Op militair vlak heeft zij een belangrijke macht op de been gebracht aan de Syrische grens en Moskou er tegelijkertijd van beschuldigend Syrië te steunen. Hillary Clinton suggereert dat de massale komst van Syrische troepen rond Aleppo, vlakbij de grens met Turkije “best de rode lijn zou kunnen zijn voor de Turken in de verdediging van hun nationale strategische belangen”. Van de kant van de Turkse staat betreft het een politiek van duidelijke (1) provocatie, bedoeld om in de ogen van de westerse mogendheden een versterkte status te verwerven als voornaamste macht op het regionaal vlak.

De politiek van terreur van Assad, verre van de ijzeren greep op het land te verstevigen, heeft alles tot een kookpunt gebracht in een perspectief van een niet te overzien imperialistisch conflict. De etnische en religieuze verdelingen binnen het land nemen alleen maar toe. De Iraniërs steunen de Alawitische minderheid, oftewel de Saoedi’ s, en zonder enige twijfel een resem aan ongecontroleerde djihadstrijders, die door het conflict worden aangetrokken, om een soort Soennitisch regime op te leggen. De spanning tussen christenen en islamieten en tussen Koerden en Arabieren stijgt ook. Het geheel vindt plaats in een context waarbij Israël de Verenigde Staten onder druk zet om Iran aan te vallen en dreigt om de klus zelf te klaren. Tevens zou een escalatie van de oorlog in Syrië als gevolg hebben dat de Iraanse kwestie nog meer in het daglicht wordt gesteld, met nog meer verstrekkende en verwoestende gevolgen.

De sociale en politieke gevolgen van een nieuw oorlogstoneel, dat zich opent voor de grote mogendheden in deze Syrische regio, zijn niet in te schatten. Hetzelfde geldt voor Mali, waar een reëel risico bestaat dat de gehele Sahel in vuur en vlam wordt gezet door de creatie van een immense haard van conflicten, die Afrika van oost naar west doorkruist.

We kunnen dus niet voorspellen of de westerse mogendheden in de komende periode, hetzij in Syrië hetzij in Mali, gaan tussenkomen, daar de situatie dan waarschijnlijk oncontroleerbaar zou worden. Maar of zij het nu wel of niet doen, de doden stapelen zich op en hun uitvoerige ‘humanitaire’ toespraken tonen aan wat ze waard zijn: leugens, misprijzen voor de bevolking en de inschatting van de verschillende belangen

Wilma / 07.08.2012

Voetnoten

(1) De vernietiging van een Turks vliegtuig boven het Libische luchtruim is er een bewijs van.

Geografisch: 

  • Midden-Oosten [1]

Recent en lopend: 

  • oorlog in Syrië [2]

In de huidige periode. Bestaat er een fascistisch gevaar?

  • 2035 keer gelezen

In de afgelopen tijd is de regering Rutte (met de gedoogsteun van de PVV) regelmatig betiteld als Bruin I. Niet alleen ultralinks gebruikte deze term regelmatig, maar ook linksgeoriënteerde autonomen en zelfs anarchisten: "Bruin I is verantwoordelijk voor explosieve toename mensenhandel" schrijft Doorbraak. De PVV gaat een kabinet gedogen dat (oktober 2010) al door velen als Bruin I wordt bestempeld. "Er zullen er honderden fascisten uit heel Europa naar Amsterdam komen om Wilders een hart onder de riem te steken", formuleert Socialisme Nu met de nodige zorgvuldigheid. "Studenten sluit je aan: Protest tegen huurbeleid van Bruin I groeit",  verklaren de Kritische Studenten Utrecht zonder omwegen. "Het beloven spannende tijden te worden door de wereldwijde crisis en de bezuinigingen van Bruin I", schrijven De Vrije Bond en Klasse in hun Krisiskrant

Voor iedereen die niet op de hoogte is van alle details van de geschiedenis is Bruin I een verwijzing naar de eerste periode van het nationaal-socialisme, waar de SA (SturmAbteilung) van Röhm fungeerde als de lijfwacht van Hitler en consorten. Het uniform van de SA bestond uit een bruin overhemd en een bruine broek De SA ging zich, tot het moment van haar uitschakeling door de SS in 1934, te buiten aan allerlei vormen van straatterreur tegen Joden, communisten, en andere minderheidsgroepen.

Het gebruik van de term Bruin I in de huidige periode doet veronderstellen dat we hier in Nederland ook te maken met een of meerdere groepen, gelieerd aan de regering, die zich ook overgeven aan of oproepen tot een dergelijke vorm van straatterreur. Wilders zou daarmee bedoeld worden. Maar in tegenstelling tot iemand als Janmaat, die in de jaren 1980 regelmatig meeliep in demonstraties van de NVU (Nederlandse Volksunie), heeft hij zich nooit ingelaten of gedentificeerd met dit soort activiteiten.

Er mag dan een keer een protest geweest zijn tegen een of andere lezing in het Provinciehuis van Noord-Holland,die gehouden zou worden door Thomas van de Dunk, en waarin er vergelijkingen gemaakt zouden worden tussen Hitler en Wilders. Maar deze lezing is niet afgelast vanwege een dreigend fysiek optreden van de volgelingen van Wilders, maar na een onderhoud van een statenlid van de PvdA en van de PVV.

Het hiernavolgende artikel heeft dan ook volkomen gelijk als het stelt dat "de wezenlijke voorwaarde voor de instelling van het fascisme, vandaag de dag, niet is vervuld (...)  In de huidige periode moet het proletariaat veel meer vrezen voor de democratische misleidingen en de actie van die voormalige arbeiderspartijen, die overgelopen zijn naar de klassevijand. (...) Die laatsten zullen de eerste zijn om zich druk te maken over een fascistische dreiging teneinde de arbeiders op te trommelen voor de verdediging van de democratie en van links. en zo met andere woorden de handen vrij krijgt om de meest onmenselijkste maatregelen door te drukken gedicteerd door een overjaars kapitalisme".

De uiteenzetting voor onze publieke bijeenkomst van 30 juni te Parijs

Al geruime tijd, van de ene verkiezing naar de volgende, voeden de verkiezingsresultaten van extreem-rechts de vrees voor een fascistisch gevaar. Het is waar dat deze minderheid van de politieke klasse zich onderscheidt door een bijzonder hatelijk, racistisch, xenofoob... discours.

Het is ook waar dat een dergelijke discours de herinnering oproept aan weerzinwekkende thema’s die door de fascistische partijen naar voor werden geschoven bij hun opkomst naar de macht in de jaren 1930, in het bijzonder in Duitsland en Italië.

Laat die gelijkenis ons er toe te besluiten dat er vandaag een gevaar bestaat op een opkomst naar de macht van het fascisme zoals in de jaren 1930?

Ons antwoord op deze vraag, en de discussie erover, zijn juist het onderwerp van deze publieke bijeenkomst.

Een aantal elementen lijken te wijzen in de richting van een bevestigend antwoord op deze vraag:

•  vandaag, net als in de jaren 1930, wordt de meerderheid van de bevolking bijzonder hard getroffen door de economische crisis;

•  vandaag, net als in de jaren 1930, wordt in het discours van uiterst rechts gezocht naar een zondebok voor de kwalen van de maatschappij. Gisteren waren dat de joden, die aangeduid werden als de vertegenwoordigers van het statenloos grootkapitaal of anders verbonden aan het bolsjewistisch gevaar; vandaag de moslims of de Arabieren die ons “onze jobs afpakken” of die “onruststokers” zijn overal ter wereld;

•  vandaag, net als in de jaren 1930, zijn de sociale categorieën die het meest ontvankelijk zijn voor de thema’s van uiterst-rechts meestal de kleine handwerklieden en handelaars, die geruïneerd worden door de crisis, maar ook een deel van de arbeidersklasse;

•  vandaag is uiterst-rechts in opkomst in vele landen, talrijker nog dan in de jaren 1930, en de tendens is dat ze een groeiend politiek belang heeft:

- sinds 2010 zorgde in Nederland de eurosceptische en islamofobe Partij Van de Vrijheid (PVV), geallieerd aan de Liberale partij (VVD) en de christen-democraten (CDA), voor een parlementaire meerderheid in de regering, geleid wordt door een liberale premier, tot ze zich daar in maart van dit jaar van distantieerde;

- in Hongarije installeerde de Eerste Minister (die uit de wetgevende verkiezingen van 2010 naar voor kwam),  V. Orban, een autoritaire regering die volgens zijn democratische opposanten “de democratie geliquideerd” heeft; het is alleszins waar dat hij behalve zeer zware aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse, een aantal mechanismen van de democratie heeft uitgeschakeld;

- In Oostenrijk, bij de wetgevende verkiezingen van 2008, hebben de twee voornaamste partijen van uiterst-rechts, FPÖ en BZÖ, samen 29% van de stemmen behaald;

- In de Verenigde Staten vormt de Tea Party, die sommige van de meest reactionaire propagandathema’s ontwikkelt, zoals de eis dat het creationisme moet worden onderwezen op school, een zeer invloedrijke kracht in de rechterzijde.

• zelfs partijen die zich niet beroepen op uiterst-rechts nemen er toch openlijk thema’s van over. In Zwitserland bijvoorbeeld voerde de populistische Democratische Centrum Unie een publiciteitscampagne waarin een wit schaap een zwart schaap verjaagt, waarbij dat laatste symbool staat voor de Arabieren en de Roemenen, de twee nationaliteiten die in dit land aan de schandpaal worden genageld.

Al die voorbeelden en elementen voor de analyse lijken op het eerste zicht de stelling te bevestigen dat er een fascistisch gevaar bestaat in de huidige periode.

We mogen echter niet blijven steken op dat niveau van de analyse. Om twee historische periodes te vergelijken, in dit geval de jaren 1930 en de periode die we vandaag beleven, kunnen we ons er niet toe beperken enkele elementen uit de ene en de andere periode te halen, hoe belangrijk die ook zijn – zoals de crisis, de opkomst van uiterst-rechts, een zeker succes van xenofobe en racistische thema’s, enz. We moeten die elementen terugplaatsen in de context van de dynamiek van de maatschappij en in de krachtsverhouding, binnen die dynamiek, tussen bourgeoisie en proletariaat.

Dat is precies wat we voorstellen hier te doen.

Waarvan is het fascisme in de jaren 1930 het product?

Zoals we reeds zeiden: van de crisis. Maar om te begrijpen waarom in sommige landen deze bijzondere vorm van heerschappij van het kapitalisme over de maatschappij werd ingesteld, moet rekening worden gehouden met een andere, volgens ons essentiële, factor.

We bedoelen de zwaarste nederlaag die de arbeidersklasse in heel haar bestaan te verduren heeft gekregen, namelijk die van de internationale revolutionaire golf van 1917-23. We herinneren eraan dat deze de vorm heeft aangenomen van de ontaarding van de Russische revolutie en de fysieke en ideologische verplettering van het proletariaat door de bourgeoisie. En dat in het bijzonder in de landen waar het proletariaat het verst gegaan was, door zijn revolutionaire strijd, in het in vraag stellen van de kapitalistische orde. Alle communistische partijen veranderden in organen ter verdediging van het kapitalisme, onder een bijzondere vorm, die van het staatskapitalisme in de vorm waarin dat bestond in de USSR.

Die zware nederlaag gaf de aanleiding voor de langste en diepste periode van contra-revolutie over de hele wereld, de ergste die het proletariaat ooit gekend heeft. Het voornaamste onderscheidend kenmerk van die contra-revolutie is dat ze het proletariaat van de gehele wereld steeds meer onderworpen heeft aan de eisen van de bourgeoisie. Het toppunt van die onderwerping was de mobilisatie van het proletariaat als kanonnenvlees in de imperialistische Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vinden we bij de voornaamste oorlogvoerende landen van beide tegenover elkaar staande  blokken drie verschillende organisatiemodellen van de maatschappij, alle drie kapitalistisch en alle drie gebouwd rond de versterking van het staatskapitalisme, dat toen een algemene tendens was die inwerkte op alle landen ter wereld:

– de democratische kapitalistische staat,

– de stalinistische kapitalistische staat,

– de fascistische kapitalistische staat.

De verschillen die de democratische kapitalistische staat vertoont met beide andere zijn duidelijk. Met de afstand waarover we vandaag beschikken, is het ook evident dat hij efficiënter is dan beide andere staatsvormen, zowel wat betreft het beheer van het productie-apparaat als wat betreft de controle over de arbeidersklasse. Er bestaan natuurlijk vormverschillen tussen de fascistische en de stalinistische kapitalistische staat, waarbij deze laatste zich ontwikkeld heeft op basis van de staatsbureaucratie die geleidelijk aan de plaats innam van de vervallen oude bourgeoisie. Maar daar willen we nu niet over uitweiden.

Hoe het bestaan van de fascistische kapitalistische staat in die periode verklaren?

Het feit dat het de fascistische kapitalistische staat (net als de stalinistische) geheel ontbreekt aan enig democratisch mechanisme, dat in de eerste plaats bedoeld is om de arbeidersklasse te misleiden, vormt geen probleem op het moment waarop die regimes ingesteld worden, in de USSR, in Duitsland en in Italië. Het is dan inderdaad geenszins nodig het proletariaat te misleiden, gezien dit haast levenloos achterblijft na de nederlaag van de revolutionaire golf (in het bijzonder in de USSR en Duitsland). Het komt er dan op aan het levenloos te houden door het geweld van een wrede openlijke dictatuur.

In Duitsland en in Italië krijgen de fascistische partijen de opdracht, in het belang van het nationaal kapitaal, de politieke optie van het staatskapitalisme op zich te nemen in de context van een economie die gedesorganiseerd is door de oorlog, tegen de muur gezet door een diepe economische crisis: de bourgeoisie van die landen staat voor de noodzaak een nieuwe oorlog voor te bereiden. Die wordt in het teken geplaatst van de revanche voor de nederlaag en/of de vernedering die ondergaan werd bij de Eerste Wereldoorlog. En de fascisten waren sinds het begin van de jaren 1920 juist de kampioenen van een dergelijke optie.

We moeten aanstippen dat in beide landen de overgang van de democratie naar het fascisme zich op democratische wijze voltrokken heeft, met de steun van het grootkapitaal.

We hebben al gesproken van de diepe nederlaag van de arbeidersklasse als de wezenlijke voorwaarde voor de instelling van het fascisme in de landen waar het aan de macht gekomen is. Volgens een geloof dat op ruime schaal onderhouden wordt door de bourgeoisie, zou het fascisme het instrument geweest zijn van de nederlaag van de arbeidersklasse in de jaren 1920-1930. Dat is volledig onjuist. Het fascisme heeft enkel de laatste hand gelegd aan de nederlaag waarvan het voornaamste instrument de linkerzijde van het politiek apparaat van de bourgeoisie is geweest. Die linkerzijde werd tijdens de revolutionaire golf vertegenwoordigd door de partijen van de sociaal-democratie, die de arbeidersklasse en het proletarisch internationalisme verraden hadden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden ze het proletariaat inderdaad opgeroepen de oorlogsinspanning van de bourgeoisie in de verschillende landen te steunen, tegen de beginselen zelf in van het proletarisch internationalisme.

Hoe komt het dat ze die rol zijn gaan spelen? Lag het aan de omstandigheden of beantwoordde het integendeel aan een noodzaak? Tegenover een arbeidersklasse die niet verslagen is, en die bovendien haar revolutionaire strijd ontwikkelt, waardoor sommige repressiekrachten van de bourgeoisie ondoeltreffend worden, zou het gelijkstaan met zelfmoord als de bourgeoisie in de eerste plaats en vooral bruut geweld zou gebruiken. Bruut geweld kan enkel efficiënt zijn als het ten dienste gesteld wordt van een strategie die in staat is het proletariaat te misleiden om het tot het maken van fouten te drijven, het doodlopende straatjes in te sturen, het in valstrikken te lokken. En dat smerig werk kan enkel uitgevoerd worden door politieke partijen die, al hebben ze het proletariaat verraden, nog steeds vertrouwen genieten in belangrijke delen van de klasse.

Zo kwam in 1919 de taak toe aan de zeer democratische Duitse SPD, de laatste politieke pijler van de kapitalistische heerschappij die nog overeind bleef tijdens de revolutie in Duitsland, de beul te zijn van de revolutionaire arbeidersklasse. Daartoe rekende zij op de resten van het leger die de staat trouw gebleven waren en zette de vrijkorpsen op, repressieve korpsen die de voorlopers waren van de stoottroepen van het nazisme.

Een bijkomende verificatie van dit verschijnsel wordt geleverd door de gebeurtenissen in Spanje in de jaren 1930. De arbeidersklasse wordt eerst op bloedige wijze verzwakt door de Republiek voor ze, geïmmobiliseerd door het Volksfront, overgeleverd wordt aan de franquistische troepen. Dan wordt de fascistische dictatuur van Franco ingesteld.

Om die reden zijn, onder alle vijanden van de arbeidersklasse, democratisch rechts, democratisch links, uiterst-links, al of niet democratisch, populisten, al of niet bij het fascisme aanleunend, zijn van al die vijanden de gevaarlijkste zij die in staat zijn het proletariaat te misleiden, teneinde het te beletten voortgang te maken in de richting van zijn revolutionair project. Die fracties, dat wil in de eerste plaats zeggen de linkerzijde en uiterst-linkerzijde van het kapitaal, moeten absoluut ontmaskerd worden om te tonen wat ze zijn.

Hoe ziet de situatie er in de huidige periode uit?

Het grote verschil met de jaren 1930 is dat de arbeidersklasse in 1968 in Frankrijk en internationaal een nieuwe opgang van de klassenstrijd geopend heeft, een nieuwe dynamiek van die klassenstrijd die kan uitmonden op belangrijke confrontaties tussen de klassen en op de revolutie. Hoewel ze sindsdien op zeer belangrijke moeilijkheden gestuit is, heeft de arbeidersklasse geen grote nederlaag geleden, waardoor een periode van wereldwijde contra-revolutie zou geopend zijn vergelijkbaar met die van de jaren 1930.

Om deze reden is de wezenlijke voorwaarde voor de instelling van het fascisme, namelijk een proletariaat dat op wereldvlak verslagen is, ideologisch en fysiek verslagen in bepaalde centrale landen van jet kapitalisme, vandaag niet vervuld.

In de huidige periode moet het proletariaat veel meer vrezen voor de democratische misleidingen en de actie van die voormalige arbeiderspartijen die overgelopen zijn naar de klassenvijand, dan voor een direct gevaar verbonden aan de instelling van het fascisme. Inderdaad, de functie van die linkse partijen is de sabotage van elke inspanning van de arbeidersklasse om zich te verdedigen tegen het kapitalisme en haar revolutionaire aard te bevestigen. Het is geen toeval dat die partijen vandaag de eerste zijn om zich druk te maken over een fascistische dreiging teneinde de arbeiders op te trommelen voor de verdediging van de democratie en van links.

Hoe kunnen we in deze omstandigheden de opkomst verklaren van populistische partijen die thema’s aansnijden die eigen zijn aan het fascisme uit de jaren 1930?

Ze is een gevolg van de moeilijkheden die de arbeidersklasse ondervindt om haar eigen perspectief, dat van de proletarische revolutie, te ontwikkelen als alternatief voor het failliet van de kapitalistische productiewijze.

Ook al heeft de bourgeoisie de handen niet vrij om haar eigen logica te ontketenen tegenover de crisis van haar systeem, dat wil zeggen de algemene imperialistische oorlog, dan nog rot de maatschappij ter plekke, als gevolg van de economische crisis. Dat proces van ontbinding van de maatschappij brengt een geheel van obscurantistische, xenofobe ideologieën voort, gebaseerd op de haat voor de ander die als concurrent en vijand wordt beschouwd, enz. Een aanzienlijk deel van de bevolking, inclusief delen van de arbeidersklasse, wordt op verschillende niveau’s beïnvloed door deze stemming.

Daartegenover bestaat de oplossing er zeker niet in een specifieke strijd of mobilisatie tegen het fascisme te ontwikkelen, zoals Mélenchon voorstelt, noch de verdediging van de democratie, maar wel de ontwikkeling van de zelfstandige strijd van het proletariaat tegen het kapitalisme en al zijn componenten.

IKS/ 30.06.2012

Historische gebeurtenissen: 

  • fascisme [3]

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in Nederland [4]

Na de verkiezingen in Nederland: Zowel rechtse als linkse hervormingen betekenen besparingen

  • 1551 keer gelezen

De vijfde landelijke verkiezingen in Nederland in tien jaar zijn uitgedraaid op een groot succes voor de .... ganse Nederlandse bourgeoisie. Dank zij een doorgedreven campagne slaagde zij er enerzijds in om het “eerlijke verhaal” van het samen offers brengen om uit de crisis te geraken ingang te doen vinden bij de bevolking en anderzijds ook om het nationalistische chauvinisme  tegen de “profiteurs uit het Zuiden” aan te scherpen. Wat de resultaten betreft, mondt dit uit niet enkel op een geslaagd indijken van de populistische partijen, die tot controleerbare proporties herleid werden, maar vooral tot een gevoelige versterking van de twee partijen die burgerlijk-rechts en burgerlijk-links bij uitstek vertegenwoordigen : de VVD en de PvdA.

Het “eerlijke verhaal” van de onontkoombare besparingen

Op basis van de leuze ‘het eerlijke verhaal vertellen’ hebben alle partijen een oorverdovend media-offensief gelanceerd, waarbij er iedere dag herhaald werd dat ‘we’ alleen gezamenlijk uit deze crisis komen: “sterker en socialer” (PvdA), “samen kunnen we meer” (CDA). De inzet van de campagne was om de uitgebuite lagen in de maatschappij, en in het bijzonder de arbeidersklasse, voor de valse keuze te plaatsen tussen veel of nog meer dan veel te bezuinigingen.

Geconfronteerd met de ernstige economisch-financiële problemen proberen de burgerlijke ideologen ons wijs te maken dat er oplossingen mogelijk zijn. Daarvoor zouden we echter wel bereid moeten zijn de komende jaren pijnlijke ingrepen te aanvaarden, zoals in de gezondheidszorg, in de werkloosheidsuitkering, de pensioenen, enzovoort. Dat valt volgens de politici, van zowel rechts als links, niet te vermijden. Alle partijen hebben hun verkiezingsprogramma’s door het CPB laten doorberekenen en daaruit blijkt overduidelijk dat alle partijen nagenoeg staan op één lijn staan. Er bestaat nauwelijks verschil tussen de plannen van de verschillende partijen en ze komen er niet omheen ‘het eerlijke verhaal vertellen’.

Nog meer bezuinigen was dan ook het enige uitgangspunt, waarin alle verkiezingsdebatten tussen de politici plaatsvonden. Een andere mogelijke weg is in haar ogen uitgesloten. Op een vraag van een journalist "Moeten we niet eens nadenken over de manier waarop we dit alles hebben ingericht?” antwoordde Buma Haersma, lijsttrekker van de CDA: “Ja, als we dat gaan aansnijden, dan wordt het allemaal te ingewikkeld (…) Dus kunnen we het maar beter hebben over concrete maatregelen die concrete gevolgen voor concrete programma’s hebben.” (1)

Waarom is dit zo ? Heel eenvoudig: omdat door de ernstige verergering van de wereldwijde economische crisis, sedert 2007, alle regeringen dezelfde bezuinigingspolitiek moeten voeren. Daarbij bestaat geen verschil tussen rechts of links, behalve misschien in de taal die ze gebruiken of de kleur van het papier waarin ze de zogenaamde hervormingen verpakken.

Euro-scepticisme als een lokmiddel voor het nationalisme

De bourgeoisie in Nederland kent maar één ‘oplossing’: de opvoering van de moordende concurrentie met de economieën van de andere landen, ook ten opzichte van die van de andere landen binnen Europese Unie zoals Italië, België, Finland, enzovoort. Europa is als een horde wolven die elkaar te lijf gaan om de laatste resten te bemachtigen van de kadavers, zoals Griekenland, die ze steeds nadrukkelijker op haar roofpad dreigt achter te laten. Dat is de enige manier die de kapitalistenklasse in Nederland ziet om de nationale belangen van haar economie te verzekeren.

Op dit vlak is ze wel altijd zorgvuldig te werk gegaan, want ze kan er natuurlijk niet openlijk voor uitkomen dat ze een systeem probeert te doen voortleven, dat bestaat op basis van een moordende concurrentie met andere nationale kapitalen. In de huidige periode, van ongekende harde aanvallen in een reeks van Europese landen, wordt het echter steeds moeilijk om dit verborgen te houden. Naarmate de crisis zich verdiept en de aanvallen zich veralgemenen, zal ze steeds meer problemen hebben om haar werkelijke aard voor haar klassevijand te verbergen.

Om te voorkomen de concurrentie op leven en dood tussen de naties door de klasse van werkers doorzien wordt, trekt de heersende klasse in Nederland nu vooral een mist op van het chauvinisme, in de vorm van een anti-Europese campagne. Alle partijen in Nederland zijn verenigd in deze zelfde 'euro-sceptische' campagne. "Nergens anders in Europa is de eurohaat zo intens en zo wijdverbreid is als in Nederland.. Nedergif, noemt een hooggeplaatste EU-ambtenaar het. En we (Europa) appreciëren het nog minder dan de nederwiet" . (De Volkskant, 2012-08-04)

Het meest opmerkelijke bewijs van het wantrouwen van de Nederlandse heersende klasse in Europa was de houding van Minister-president Rutte op de laatste Eurotop, eind juni in Brussel. Toen hij zijn handtekening moest zetten onder het akkoord over 'Europees bankentoezicht en noodsteun' bleef Rutte lange tijd weifelen. Hij verklaarde zijn talmende houding met: "ik kan niet tegen de wensen van de Tweede Kamer ingaan." (Idem) Uiteindelijk werd hij, middels een uitval van de Cypriotische president Demetris Christofias, door Merkel op zijn plaats gezet en zette hij alsnog zijn handtekening.

“Dat de verkiezingen over Europa gingen, was in alle Europese hoofdsteden genoegzaam bekend. Alsook het feit dat nergens anders in de EU de eurohaat zo intens en zo wijdverbreid is als in Nederland. (...) Zonder uitzondering waarschuwen ze voor de gevolgen als Nederland na de verkiezingen volhardt in zijn afkeer van Brussel”. (Idem) In deze anti-Europese campagne speelt de PVV niet de meest belangrijkste, maar wel de meest karikaturale rol. De leuze: 'de dictatuur van Brussel'  is een lijfspreuk die vooral de populistische PVV zich aanmeet. Maar aan de andere kant bespeelt de SP, met de lijfspreuk "over my dead body" van Roemer, niet minder de anti-Europese gevoelens van de bevolking in Nederland. En wel op zo’n openlijke en grove manier, dat leden binnen de partij openlijk hun stem beginnen te verheffen: “In de SP mag geen plaats zijn voor nationalisme en mag er niet mee gespeeld worden om beter te scoren in de peilingen, ook niet een klein beetje.” (2)

Henriete Roland Holst erkende in haar tijd al het gevaar van het nationalisme voor de geestesgesteldheid binnen de arbeidersklasse, een vergif dat al de poriën van haar bewustzijn kan doortrekken. “De koorts van het nationalisme, .... het instinct van collectief nationaal zelfbehoud, overstemt alom het revolutionaire klassenbewustzijn: ....  de heilige eenheid (van de natie – Dellix) komt door heel West- en Centraal-Europa tot stand”, wat er toe leidt dat “de proletarische klassenstrijd alom wordt uitgeschakeld.” (De revolutionaire massa-aktie; hoofdstuk 7) Een dergelijke ideologie keert zich uiteindelijk tegen de arbeiders zelf en sluit hen op in een visie van ‘Nederlanders' aan de ene kant en ‘buitenlanders' aan de andere kant. Hierdoor wordt hun gemeenschappelijk klassebelang ontkend en worden ze gekneveld in de valstrik van het nationalisme. Zonder strijd op te nemen kunnen de arbeiders onmogelijk ontsnappen aan de besmetting van deze ideologie.

Het nationalisme maakt volkomen deel uit van de kapitalistische ideologie. Elke nationale bourgeoisie kan slechts overleven door economisch (en militair) te wedijveren met haar rivalen. De cultuur, de media, het onderwijs, de sportindustrie, al deze burgerlijke ideologieën verspreiden onophoudelijk hun gif om de arbeidersklasse te lijmen aan de natie. (De arbeiders beginnen het nationalisme in vraag te stellen; Internationalisme 42)

Rechtse of linkse “hervormingen”: altijd besparingen

Om de ingrepen in de inkomens en subsidies te kunnen realiseren moet de bourgeoisie zo snel mogelijk een politieke opstelling in elkaar flansen met de meest doeltreffende regering en de meest geloofwaardige oppositie. Op dat vlak kan het gelijktijdige triomf van de “rechtse” VVD en de “linkse” PvdA wel voor enige spanning zorgen binnen de Nederlandse bourgeoisie. Binnen de Europese bourgeoisie bestaat immers een reëel meningsverschil over de wijze waarop gevolgen van crisis bestreden moeten worden. Het is de keuze tussen de politiek van meer bezuinigen, die vooral door Duitland wordt verdedigd, of de politiek van meer stimuleren, die door landen als Frankrijk wordt voorgestaan. Maar ook stimuleren betekent niet dat er op het vlak van de aanvallen gas teruggenomen wordt. Sinds het moment dat louter bezuinigen niet meer gezien wordt als een reëel perspectief, heeft de bourgeoisie een eufemisme bedacht wat ook de arbeidersklasse gemakkelijker om de tuin leidt: ‘hervormingen’. Achter ‘hervormingen’ verschuilt zich een politiek waarbij het kleine beetje, dat met de ene hand gegeven wordt, met de andere hand dubbel en dwars wordt teruggepakt.

Uit recent onderzoek van het Instituut voor Budgetvoorlichting, Nibud, blijkt dat van de 7,2 miljoenen huishoudens in Nederland zo’n 27 % betalingsachterstanden heeft. Achter ruim twee miljoen voordeuren is het financieel tobben. Bij zo’n 700.000 huishoudens is het een uitzichtloze financiële crisis (De Telegraaf van 2012-09-06). Deze materiële omstandigheden vormen de basis voor het succes van de bourgeoisie om het grootste deel van de niet-uitbuitende bevolking mee te krijgen in haar 'reformistische' bezuinigingspolitiek, omdat ze haar een beeld voorhoudt dat we z'n allen in hetzelfde schuitje zitten. Zo slaagt ze er in om de Nederlandse bevolking haar 'hervormingspolitiek' aan de broek te smeren.

Zelfs ultralinks, in de persoon van een sympathisant van Socialisme Nu, doet een duit in het zakje door de anarchisten, zoals die van De Vrije Bond, die actief campagne voeren tegen de zinloosheid van de parlementaire politiek en de verkiezingen en oproepen niet te gaan stemmen, voor de voeten te gooien dat “de achilleshiel van het anarchisme ( ....) namelijk geen raad weet met het reformisme, niet alleen als een politieke stroming maar ook als een sociale realiteit (namelijk miljoenen mensen die geen revolutionair, maar een reformistisch bewustzijn hebben en vinden dat kleine verbeteringen op dit moment de enige oplossing zijn)”.(3) Ultralinks roept dus op om ons neer te leggen bij de 'hervormingspolitiek', waarbij ons met aan de ene hand een kluif wordt toegeworpen om vervolgens met de ander hand het hele bord voor onze neus weg te graaien. De kluif die ons wordt toegeworpen, wordt door Socialisme Nu betiteld als de “kleine verbeteringen” die “op dit moment de enige oplossing zijn”. Het zou te gek zijn met nog meer cijfers aan te komen zetten, maar dat dit is een grove leugen is, laten de recente gegevens van het Nibud wel zien. Iedereen met een beetje besef voor realiteit weet dat driekwart van de bevolking in Nederland er in de laatste jaren onmiskenbaar in inkomen op achteruit is gegaan, terwijl de dagelijkse uitgaven alleen maar toenemen.

Strijd voor een ander systeem middels zelfgeorganiseerde beslissingen

Het voorbije ideologische offensief van de bourgeoisie in Nederland is zo goed als geslaagd te noemen. Op een kleine, meer politiek bewuste minderheid na, is ze er niet alleen in geslaagd de arbeiders op te sluiten in een valse keuze, maar ze ook voor een groot deel mee te slepen in een nationalistische anti-Europa-campagne. Er bestaat geen direct verband tussen de verkiezingscampagne van de bourgeoisie en de arbeidersstrijd. Zoals in het verleden al eens meer is gebleken, kunnen de arbeiders, ook in de periode rondom de verkiezingen, de strijd opnemen tegen de aanvallen op hun levensvoorwaarden. Maar kenmerkend voor de huidige situatie in Nederland is dat er nagenoeg geen strijd op het klasseterrein plaatsvindt.

Het kapitalisme is in verval, zoals de slavernij in de vervalperiode van het Romeinse keizerrijk of het feodale systeem in de dagen van de absolute monarchie. De schuldencrisis is alleen maar een symptoom, een uitdrukking van dit verval. Het kapitalisme, dat onmenselijke, dodelijk zieke systeem, moet en kan vervangen worden door een wereld zonder klassen, uitbuiting, winst en concurrentie. Zo’n wereld kan slechts tot stand komen door de massa’s, van werkenden in flexibele banen, werklozen, gepensioneerden, jonge mensen in precaire part-time banen te verenigen in de strijd. Als stemmen gebruikt wordt om dingen werkelijk te veranderen, zullen het de ‘stemmingen’ zijn door onszelf, de uitgebuiten, georganiseerd – de stemmen, die uitgebracht worden in algemene vergaderingen, waar we collectief beslissen hoe we moeten strijden tegen de staat en haar repressieve en ideologische vertegenwoordigers.

Dellix /12.09.2012

 

Voetnoten

(1) Woordelijk verslag van Frénk van der Linde in het tv-programma Dit was het nieuws, van 8 sept 2012

(2) Uit: Een brief aan leden van de SP en Doorbraak en Spelen met nationalistisch gevoel is levensgevaarlijk; Sjaak van der Velden, hoofdredacteur van Spanning, het wetenschappelijke blad van de SP

(3) Reactie van Joost op de weblog van RooierAvotr, 31-08-2012.

Geografisch: 

  • Nederland [5]

Territoriale situatie: 

  • Situatie in Nederland [6]

Parlementaire Verkiezingen. Stemmen, ja of nee: een valse keuze!

  • 1978 keer gelezen

In het kader van de parlementsverkiezingen zijn er weer enkele discussies uitgebroken en acties ondernomen over ‘niet-stemmen’. De afwijzing van deelname aan de verkiezingen komen we tegen in het anarchistisch milieu: bij zowel de georganiseerde, De Vrije Bond, als de individualistische anarchisten. De groep Doorbraak daarentegen houdt vast aan haar standpunt om, zij het ‘kritisch’, op de SP te stemmen.

In het kader van de parlementsverkiezingen zijn er weer enkele discussies uitgebroken en acties ondernomen over ‘niet-stemmen’. De afwijzing van deelname aan de verkiezingen komen we tegen in het anarchistisch milieu: bij zowel de georganiseerde, De Vrije Bond, als de individualistische anarchisten. De groep Doorbraak daarentegen houdt vast aan haar standpunt om, zij het ‘kritisch’, op de SP te stemmen. Geconfronteerde met een nog nooit vertoond algemeen wantrouwen in de burgerlijke politiek, zoals dat het afgelopen jaar tot uitdrukking kwam in de beweging van de Occupuy en de Indignados, loopt ze hier niet mee te koop!

Als veel mensen niet gaan stemmen, betekent dit dat ze opnieuw “controle veroveren over hun eigen leven?” Zal een campagne of een advies om niet te stemmen er werkelijk in slagen de mensen ervan te overtuigen “zelf het heft in eigen hand te nemen” en “middelen te ontwikkelen waarmee ze dat kunnen doen?”. Is  het werkelijk nuttig om  "in verkiezingstijd extra aan de weg te timmeren?” Met andere woorden: “Leeft het politieke debat dan werkelijke meer?” Dit zijn de vragen, die zich opwerpen, als je leest wat de anarchisten in Nederland in de afgelopen periode naar voren hebben gebracht. Om hierop een antwoord te kunnen geven moeten we dieper ingaan op wat ‘democratie’, een diepgeworteld verschijnsel in de westerse maatschappij, precies is en wat verkiezingen in dit kader betekenen.

De democratie is een maatschappelijk mechanisme. Ze is een beheersvorm, die de arbeiders passief maakt, hen met behulp van intensieve mediacampagnes intimideert en verlamd, om ze uiteindelijk mee te voeren in een keuze, die er niet werkelijke een is. De vorm waarin de heersende klasse ons de democratie voorschotelt, is niets anders dan de opsluiting, met regelmatige tussenpozen, van het ‘stemvee’ in een afgescheiden hokje om enkele ‘specialisten’ aan te wijzen ...... politici, die in het parlement en andere instanties zitting nemen om ‘niet te doen wat ze beloofd hadden en te doen wat ze niet beloofd hadden’. Parlementaire democratie is een mechanisme ter legitimatie van overheersing van de bourgeoisie, die haar klassemacht voorstelt als een volksmacht.

De democratie ook een ideologie, een geestesgesteldheid, een cultuur (‘democratisme’). Ze is een sociale dynamiek, die arbeidersklasse onderwerpt aan het monotone leven van consumptieve dwang en ze als uitgebuite massa, van elkaar en van hun oorsprong vervreemdt. Tegelijkertijd splitst ze haar op in aparte elementen en vormt haar om in een massa van geatomiseerde wezens om hen tenslotte te integreren in een geheel van activiteiten, die de klassemaatschappij kan doen functioneren.“De basiswaarden van westerse democratieën lijken bevrijdend, maar zijn in feite verpakt in de basale vervreemding (onder regie – Dellix) van de staat en het kapitaal.” (Website Anarchistische Groep Nijmegen).

Parlementaire terrein: van proletarisch strijdperk tot burgerlijk wapen van misleiding

In de 19e eeuw, toen het kapitalisme nog in haar bloeiperiode was, ging de arbeidersstrijd tegen de uitbuiting en de repressie door de bourgeoisie noodzakelijkerwijs via een strijd voor ‘democratische’hervormingen, via de moeizame eisenstrijd voor de verovering en de van mogelijke, werkelijke en duurzame verbeteringen van haar bestaansvoorwaarden, op zowel economisch als politiek terrein. Toentertijd kon het parlement nog gebruikt worden als een tribune waardoor de arbeidersklasse haar stem kon laten horen en zich een plaats kon veroveren in het kapitalisme dat nog in staat was blijvende verbeteringen toe te staan.

Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog treedt het kapitalisme definitief zijn permanente historische crisis binnen. Van dat moment af kan het niet langer meer overleven tenzij via een helse spiraal van crisis, oorlog, heropbouw, nieuwe nog scherpere crises, die het samen met de rest van de mensheid doet afglijden naar een steeds grotere barbarij en ellende. Deze onoverkomelijke tegenstellingen die het kapitalisme aanvreten vanaf de eerste decennia van de 20e eeuw, krijgen door hun intensiteit, hun duur, hun veralgemening over alle landen ter wereld een kwalitatief nieuwe dimensie. Zij plaatsen de arbeidersklasse voor de noodzaak en de mogelijkheid om direct over te gaan tot het omverwerpen van het kapitalisme.

Van dan af aan, en rekening houdend met de verbitterde concurrentie tussen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie die elkaar de steeds schaarser wordende afzetmarkten betwisten op de wereldmarkt, bestaat de overleving van het kapitalisme uit een intensivering van de uitbuiting en de aanvallen op alle levensvoorwaarden van de arbeidersklasse worden. Voortaan is er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen aan het proletariaat, om het even op welk vlak, economisch of politiek. Zij dringt het haar tegendeel op: steeds meer opofferingen, ellende, uitbuiting en barbarij. (1)

In tegenstelling tot de 19e eeuw rest er voor het proletariaat geen enkele mogelijkheid meer om van de verkiezingen te gebruiken ter verdedigen van haar belangen. Dat is de reden waarom de revolutionairen de arbeiders vandaag de dag ook oproepen om zich niet langer in dat soort campagnes mee te laten voeren.

Anti-verkiezingscampagne geeft het verkiezingencircus teveel betekenis

De Vrije Bond is naar aanleiding van de komende parlementsverkiezingen een actie gestart, genaamd “Ontstemd” “We willen mensen met deze campagne helpen bewust worden dat de broodnodige en gewenste maatschappelijke veranderingen niet zullen verwezenlijkt worden door eender welke samenstelling van het parlement.” (....) “Deze veranderingen zullen we samen moeten afdwingen, van onder op. (...) Het doel van deze campagne is mensen prikkelen om controle te veroveren over hun eigen leven.” In die zin doen verkiezingen er volgens De Vrije Bond eigenlijk niet zoveel toe, want ze wil toch geen stemadvies geven.

Deze activiteit van de Vrije Bond wekt in eerste instantie ieders sympathie op, vooral door de wijze waarop ze haar ze haar drie uitgangspunten formuleert. (2) We kunnen ons goed indenken dat De Vrije Bond een campagne is gestart tegen de parlementaire verkiezingen. Desalniettemin begrijpen we niet goed waarom deze gevoerd moet worden in deze periode van de verkiezingen. Waarom zoveel nadruk op de weigering tot deelname er aan, als “verkiezingen er [uiteindelijk - Dellix] toch niet zoveel toe doen?” We kunnen slechts  concluderen dat er eigenlijk er niets nieuws is onder de zon: de activiteit van De Vrije Bond is in wezen een doodgewone anti-verkiezingscampagne is, zoals de anarchisten die al jarenlang voeren en gevoerd hebben.

Beseffen de kameraden van de Vrije Bond dan nog niet dat ze, door hun actie “Onbestemd” juist ongewild reclame maken voor het fenomeen burgerlijke verkiezingen?  Als de IKS tegen de vakbonden is, dan gaat ze toch ook geen anti-vakbondsacties organiseren op het moment dat er en nieuwe vakbondsleiding aangesteld wordt! Het enige wat je ermee bereikt is dat de vakbonden alleen maar meer krediet krijgen. We kunnen niet anders dan ons eens te verklaren met wat de AGN op haar website schrijft: zelfs “sociale ‘grassroots’ bewegingen, die democratie als een ideaal hebben (...) delen nog steeds een filosofische basis met de staat, vaak zonder het door te hebben, en zijn als zodanig geneigd om de autoritaire dynamiek van de democratische regering te reproduceren, terwijl ze tegelijkertijd de weg vrij maken voor het herwinnen (recupereren - Dellix) van de sociale bewegingen door de staat.”

Al of niet stemmen is niet allesbepalend!

Op weblog Rooieravotr is op 15 juni een discussie aangezwengeld over  ‘Verkiezingen als valkuil’; (stemmen: ja of nee). In de bijdrage komt de anarchistische kameraad tot de conclusie dat al of niet-stemmen een principiële keuze is en hij eindigt met “het hypen van verkiezingsdeelname, het tot iedere prijs zoeken naar kandidaten die gesteund moeten worden, is een gevaarlijke valkuil”. Anderen, die op het artikel reageren, vinden dat je zowel parlementair als buitenparlementair je stem moet laten horen. Dat je dus buiten het parlement actief moet zijn, maar toch moet gaan stemmen.

Wat zijn de argumenten die door de kameraad van de bedoelde weblog worden aangevoerd om niet te gaan stemmen? Duidelijk is dat het voor hem een vrij principiële keuze betreft: “Die vijand is het staatsbestel en het daarmee verweven kapitalisme zelf. (...) Stemmen is: macht weggeven aan politici (...) Zo bezien versterkt stemmen onze vijand, ongeacht wat je precies stemt. Het geeft ze legitimatie als ‘onze’ vertegenwoordigers, waar we vervolgens geen werkelijke greep meer op hebben na verkiezingsdag. (...) Dit alles betekent dat verkiezingen nadrukkelijk geen machtsmiddel zijn waarmee de brede onderkant in de maatschappij – een overgrote meerderheid! – haar bevrijding kan bereiken, of zelfs maar wezenlijk dichterbij kan brengen.”

De kameraad heeft gelijk dat verkiezingen, als democratisch mechanisme, de bestaande overheersing van de bourgeoisie legitimeert. Ook al dragen verkiezingen niet zozeer bij tot een versterking van de materiele macht van de bourgeoisie, ze kunnen wel haar ideologische macht versterken en overheersing uitbreiden. Toch is al of niet stemmen niet allesbepalend. Het gaat veel meer om de democratische illusies, waar een eventuele deelname aan de verkiezingen mee gepaard gaat. Maakt men zich geen illusies over de parlementaire democratie, over de keuzes die middels de verkiezingen voorgelegd worden, dan hoeft (al of niet verplicht) stemmen geenszins een versterking betekenen van de macht van de bourgeoisie.

Al doorziet de kameraad vrij goed de valstrik van de parlementaire verkiezingen, daarmee begrijpt hij nog niet de misleiding in de vorm van de democratische ideologie. Want in een tweede bijdrage schrijft hij: “Ik geloof in de noodzaak de rechtse hegemonie in het debat te doorbreken.” In deze zin laat hij niet alleen zien dat hij meer betekenis hecht aan een burgerlijk-links dan een burgerlijk-rechts geluid, maar dat hij ook niet begrijpt dat een burgerlijk-politiek debat geen echte open discussie is, maar een bijeenkomst waarin posities als krachten met elkaar gemeten worden. Deze wijze van debatteren staat in schril contrast met een discussie dat plaatsvindt tijdens een algemene vergadering van de werkers, waarin op collectieve wijze gezocht wordt naar antwoorden op vragen die de strijd stelt.

Ten lange leste wordt hij, net als velen in het anarchistische milieu, toch nog steeds misleid door de burgerlijke waarden, die ten grondslag liggen aan het ‘democratisme’, zoals pluriformiteit, gelijkheid, en met name individualiteit. Deze misleiding is namelijk een wezenskenmerk van iedere anarchist, die de individuele (klein-)burgerlijke rechten niet ondergeschikt wenst te maken aan de collectieve, gecentraliseerde werking en dus altijd kiest voor een federatieve vorm van organisatie van de eigen groep en van de toekomstige maatschappij.

De organisatie van de arbeidersstrijd tegen de aanvallen op de materiële omstandigheden!

Ondanks alle grote woorden ontkomt De Vrije Bond er niet aan dat het ‘democratisme’ nog steeds de grondslag vormt voor haar anti-verkiezingsactiviteiten. In haar campagne breekt ze niet radicaal en fundamenteel met democratie. Ze wijst de democratie als mechanisme, het verkiezingencircus, duidelijk af. Maar doordat ze die andere - culturele, ideologische - dimensie van de democratie niet als een gevaar beschouwt “voor de strijd voor een vrije en sociale samenleving van onderop”, gaat hun actie ‘Ontstemd’ “de deur naar ‘recuperatie’, naar een proces waarin de rechtstreekse zeggenschap naar boven toe verdwijnt en in handen van specialisten, bestuurders, regeerders komt, (....)  toch openstaat.” (Peter Gelderloos over democratie en anarchie, Weblog Rooieravotr)

“Het is niet mogelijk voor de arbeidersklasse om de kapitalistische tegenstelling, haar slavernij en uitbuiting, bewerkt door middel van haar vrijheid, op te heffen, zonder tegelijk de politieke tegenstrijdigheid van de burgerlijke democratie te doorzien. Zolang de arbeiders deze aanvaarden en daarin geloven, en ze haar vormen schijn voor wezen houden, zolang blijven ze in haar net gevangen en kunnen ze zich niet uit de draden losmaken. Deze ideologie is in de tegenwoordige stand van de strijd der klassen de ernstigste belemmering van de bevrijding.” (Arbeidersraden; Anton Pannekoek)

Doorslaggevend in de strijd tegen de democratie is hoe de arbeidersklasse haar strijd tegen de kapitalistische staat en de ondernemers ontwikkelt. Niet in de vorm van anti-kapitalistisme, anti-autoriteit, of anti-verkiezingen, enzovoort, als verschillende schijnbaar elkaar gescheiden verschijnselen van het systeem, maar in de vorm van één strijd van één klasse van werkers. Alleen de ongedeelde strijd tegen de grondslag van het systeem, de loonarbeid, kan de burgerlijke democratie radicaal in vraag stellen. Het gaat er vooral om die activiteiten te ontwikkelen, die de solidariteit binnen de klasse kunnen versterken en haar wezen tot leven doet komen.

De geschiedenis heeft ons genoeg voorbeelden laten zien van historische gebeurtenissen waarbij gebruik gemaakt werd van vormen van arbeidersdemocratie, en waarin het leven van de klasse tot uitdrukking kon komen. Als voorbeeld kan dienen hoe de algemene vergadering in mei 2011 in Madrid door onze kameraden in Spanje beschreven werden: “Men komt tot de ontdekking dat men kan praten, dat men alle zaken collectief kan behandelen. Op de bezette pleinen worden bibliotheken opgezet, men organiseert een ‘tijdsbank’ om les te geven over allerlei thema's, zowel wetenschappelijke als culturele, artistieke, politieke als economische. Er worden gevoelens uitgedrukt van solidariteit, er wordt aandachtig geluisterd zonder dat iemand zich opdringt, een bedding van algemene empathie. Op een nog schuchtere manier wordt er op die manier een massale debatcultuur in het leven geroepen..”

2012.08.31 / Dellix

 

Voetnoten

(1)    De verkiezingen dienen enkel de belangen van de bourgeoisie; Wereldrevolutie 121 - 2e kwartaal 2010

(2)  https://www.vrijebond.nl/sluit-je-aan-bij-campagne-ontstemd/#more-2526 [7]

Geografisch: 

  • Nederland [5]

Territoriale situatie: 

  • Situatie in Nederland [6]

Studentenstakingen in Quebec: de strijdbare en vastberaden houding van de jonge generatie.

  • 1405 keer gelezen

Sinds half februari vochten de studenten in Quebec tegen de verhoging van het collegegeld, maar drie maanden lang werden ze door de buitenlandse pers doodgezwegen. Daardoor heeft niemand buiten Canada ooit een goed beeld kunnen krijgen van de werkelijke dynamiek van de beweging. De meeste media in Quebec zelf richtten zich vanaf het begin op het hoogst ideologische thema van de “populariteit of onpopulariteit” van de beweging, maar de beweging zelf neigde ertoe om zich te veralgemenen en zich tot buiten de onderwijssector uit te breiden. De studenten hebben laten zien dat ze maatregelen zoals de verhoging van het collegegeld met 82% - die bovenop de vorige verhogingen kwam – en de repressieve en provocatieve houding van de regering Charest, niet passief wensen te aanvaarden. Hun leuze in de beweging was: “ Overal demonstraties totdat we winnen!”

Om een beter inzicht te krijgen in de achtergrond van de beweging, kijken we naar enkele gelijksoortige maatregelen die de regering de laatste jaren nam, en naar de omstandigheden, waarmee de studenten in het bijzonder worden geconfronteerd.

Een soberheid die niet gisteren begon…

Met de spanningen bij Air Canada, de staking en daarna de uitsluiting bij de posterijen, hebben er in Canada vanaf de zomer van 2011 al een reeks van acties in de werkplaatsen plaatsgevonden die een groot aantal centrale industrieën op nationaal, regionaal en lokaal niveau troffen. Ook al was de beweging van de Occupy in Canada veel minder spectaculair dan elders, toch hebben de studenten van Quebec zich op een vastberaden wijze in een langdurige strijd geworpen tegen de plannen van de provinciale regering. Die plannen waren bedoeld om de overheidsschulden te dekken door de kosten voor de inschrijving aan de universiteit te verhogen. Het repressieve apparaat van de staat in Quebec liet keer op keer haar tanden zien en zette de rondgang in Montreal herhaalde malen stop.

De bezuinigingen die momenteel overal ter wereld plaatsvinden zijn het gevolg van de historische crisis van het kapitalisme. De verhoging van de collegegelden die er net als alle andere maatregelen op gericht zijn de tekorten te beperken, is helemaal niet nieuw of specifiek voor Quebec. Tijdens Bourassa’s tweede termijn als premier, in 1990, heeft de regering al besloten om voor de collegegelden, die sinds 1968 C$ 540 per jaar bedroegen, geen plafond meer vast te leggen. Deze collegegelden zijn nu verdrievoudigd tot C$ 1668 per jaar. Daarna was het de rechtse regering van Charest die in 2007 in dezelfde stijl doorging met een verhoging van C$ 500 (in een periode van 5 jaar), een verhoging die in het leerjaar 2011-2012 uitkwam op C$2168. Met dat soort kosten (zelfs al zijn ze slechts half zo hoog als die in de VS) kan een groot aantal studenten het zich niet meer veroorloven nog naar de universiteit te gaan. In Canada heeft 80% van de studenten met een full-time studie er nog een baantje bij, maar toch leeft de helft van hen van C$12.000 per jaar (de armoedegrens voor een eenpersoonshuishouden in 2010 was C$ 16.320).

… maar nu ondraaglijk wordt.

Met de begroting, die op 18 maart 2011 werd bekendgemaakt, bevestigde de regering Charest haar intentie om de collegegelden in de 5 komende jaren met nog eens C$ 1.625 te verhogen en ze daarmee te laten oplopen tot bijna C$ 4.500 in 2016, als je de extra kosten meerekent die door de universiteiten gevraagd worden. De reactie op deze aankondiging liet niet lang op zich wachten. Op 31 maart dit jaar demonstreerden er in Montreal verschillende duizenden studenten en, op initiatief van de studentenvakbond FEUQ, werd er elke week een kamp opgezet voor het kantoor van de Minister van Onderwijs.

Was dit een strijdmethode die de beweging in staat stelde zich uit te breiden door op zoek te gaan naar solidariteit?

Dat is helemaal niet zeker. In ieder geval waren er in de loop van 2011 geen grootse ontwikkelingen te bespeuren. Pas op 22 maart dit jaar vonden er studentendemonstraties plaats die verrassend groot waren. Tussen de 200.000 en 300.000 namen deel aan de demonstraties, waarbij zowel studenten als arbeiders in het centrum van Montreal samenkwamen. De eisen die ze stelden, maakten deel uit van een bredere historische beweging. Sommige mensen spraken over de ‘Maple Spring’ waarbij ze refereerden naar de revoltes in de Arabische landen. De onderliggende woede was veel breder dan de kwestie van de collegegelden alleen en er was een duidelijke bevestiging van solidariteit met de Occupy-beweging. Deze beweging liet zien dat de toenemende moeilijkheden van het dagelijkse leven een steeds groter deel van de bevolking ertoe aanzet om te reageren.

Op 7 april, tijdens de reeks van conferenties in Montreal, moest de woordvoerder van de ‘Coalition Large de l’Association pour la Solidarité Syndicale Etudiante’ (CLASSE - Brede Coalitie van de Vereniging voor de Syndicale Solidariteit tussen Studenten), Gabriel Nadeau-Dubois, de omvang van de beweging erkennen: “Onze staking is niet een zaak van een generatie, het is niet een zaak van één enkele lente, het is een zaak van een volk, van de wereld. Onze staking is niet een geïsoleerde gebeurtenis, onze staking is een brug, het is slechts een fase op een veel langere weg.” Voor de regering Charest was het duidelijk dat men de studenten niet kon toestaan om de straten te bezetten, vanwege het risico dat ze de solidariteit zouden verwerven van andere sectoren en de beweging een nog breder karakter zou krijgen. Daarom nam de regering op 18 mei een wet aan, de zogenaamde ‘Wet 78’, die iedere niet-aangekondigde demonstratie onwettig maakte. Dit zijn de grote lijnen van deze ‘speciale’ wet:

“Het verbiedt het recht om te demonstreren zonder voorafgaande toestemming van de politie: acht uur van tevoren moeten het tijdstip, de duur, de route en de vervoermiddelen aan de politie doorgegeven worden (deze beperking geldt voor iedere verzameling van meer dan 50 mensen). Het niet-naleven van ‘Wet 78’ kan heel hoge boetes tot gevolg hebben voor de organisatoren van de stakingspiketten: van C$ 1000 tot C$ 5000 voor een individu en van C$ 25.000 tot C$ 125.000 voor een groep van studenten – het dubbele bij een tweede veroordeling.”

Het idee van de huidige regering was om hard terug te slaan teneinde de mobilisaties te breken en de demonstranten eraan te herinneren wie de wet stelt. De repressieve middelen doen herinneren aan het geweld dat in het afgelopen jaar gebruikt is tegen de Spaanse of Griekse demonstranten. Een gelijkaardige vorm van geweld vond plaats in 2010 in Lyon in Frankijk om de studenten en scholieren te intimideren, waarbij de politie hen urenlang insloot op het Bellecourtplein, voordat ze één voor één werden doorgelaten nadat hun identiteitskaart was gecontroleerd. Dat leek een experiment om de demonstranten te intimideren en hun militante wil te breken. Dit leek ook het doel te zijn van de ‘Wet 78’ van de regering Charest. Maar de gebeurtenissen zijn niet zo gelopen als de heersende klasse van Quebec had gepland. In plaats van de beweging te breken en de studenten op de knieën te krijgen, werd deze speciale maatregel door de demonstranten beschouwd als een provocatie en leidde ze tot een radicalisering en uitbreiding van de beweging. In tegenstelling tot de meeste voorgaande studentenbewegingen in Quebec zijn dit keer ook de Engelstalige universiteiten, McGill en Concordia, in staking gegaan.

Pogingen van de politie om te intimideren werden gevolgd door nog bredere protesten en regelmatige ‘casserolades’. Dit zijn nachtelijke demonstraties, die sinds 21 mei worden gehouden, waar werkers, werklozen, studenten en gepensioneerden uit protest tegen het verbod van de regering, met potten en pannen lawaai maakten. En de staat antwoordde: “in de nacht van woensdag 30 op donderdag 31 mei werden er in Montreal en Quebec meer dan 700 mensen werden gearresteerd door de politie die charges uitvoerde omdat ze de demonstratie als onwettig beschouwde. Van de 518 die gearresteerd werden er na de 13e achtereenvolgende nacht van demonstraties 506 als groep en 12 als individu gearresteerd; 14 van hen op basis van de de Criminal Code en één op basis van de gemeentelijke verordening die het verbied om maskers te dragen zonder redelijk motief.” (De Devoir, 25 mei 2012)

Wat is het vooruitzicht voor de beweging?

Het is duideljk dat de kracht van deze beweging wordt bepaald door de strijdbare en vastberaden houding van de jonge generatie. We kunnen dit slechts ondersteunen, net als de pogingen tot uitbreiding en de aanwezigheid van werkers van andere sectoren in de strijd. Enerzijds, kan het gebrek aan subtitiliteit en de brutaliteit van de regering Charest leiden tot een veralgemening van de strijd. Anderzijds bevat de beweging nog veel zwakheden en zal ze vele valkuilen moeten omzeilen om niet vast te lopen in steriele eisen.

Allereerst bestaat het idee dat Quebec verschillend is van de rest van Noord-Amerika en het op één of andere manier een meer sociaal verantwoordelijke “niet-Engelse” regering kan krijgen. De schulden van de studenten zijn een centrale kwestie, bekend voor studenten in de hele wereld, maar er is de illusie dat Quebec deze algemene tendens kan vermijden. De beweging heeft zich niet werkelijk buiten Quebec uitgebreid, al zijn er studentendemonstraties geweest in Ottawa en Toronto. Uitdrukkingen van solidariteit deden zich voor in British Colombia, samen met demonstraties in Parijs, Cannes, Londen, New York en Chili. Solidariteit van ver weg, maar de strijd heeft zich niet uitgebreid.

Misschien is de belangrijkste illusie wel dat het mogelijk is om een beter leven te leiden binnen het kapitalisme; de illusie dat dit systeem van uitbuiting veranderd kan worden door hervormingen en via ‘democratische’ kanalen. Deze illusie is rondgevent door de vakbonden en in het bijzonder door CLASSE, met haar praatjes over ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. ‘Wet 78’ voorziet in een schorsing tot augustus bij instellingen waar men in staking is, zonder aan de termijn toe te geven. Daarom is het moeilijk te zeggen hoe de beweging verder zal verlopen. Wat echter wel gezegd kan worden is dat alle arbeidersbewegingen in de geschiedenis van het kapitalisme bewijzen dat de enige weg die een werkelijk perspectief biedt, bestaat in het zoeken naar de grootst mogelijke uitbreiding en solidariteit. Tegen het einde van de maand juni vonden er nog steeds demonstraties plaats, hoewel er niet hetzelfde aantal aan meededen als op het hoogtepunt van de beweging, toen er 170.000 studenten in staking waren. In de tussentijd zijn de studentenvakbonden op het legale terrein gewikkeld in een strijd om ‘Wet 78’.

Op het vlak van de klassenstrijd is Canada geen achterlijk land. Tijdens de revolutionaire golf van 1917-1923 vormde de Winnipeg Algemene Staking van 1919 een belangrijke episode in de aanval van de arbeidersklasse op de maatschappelijke orde. In de internationale strijdgolf die aan het einde van de jaren 1960 begon, waren er 300.000 arbeiders betrokken in de algemene staking van 1972. Tijdens deze staking werden bedrijven en radiostations bezet en steden overgenomen. In de huidige studentenstrijd zijn de lessen dezelfde voor Quebec als elders: het is nodig aan de greep van de vakbonden te ontsnappen en algemene vergaderingen te organiseren, die open staan voor iedereen, waar politieke kwesties openlijk worden bediscussieerd, zonder deze vergaderingen over te dragen aan ‘specialisten van de strijd’. Samen met de noodzaak de strijd uit te breiden naar andere sectoren zijn dit vitale stappen voor de effectiviteit van iedere strijd.

Enkidu/Car 29/6/12

Naar een artikel dat eerder verschenen is pp de engelstalige site van de Internationale Kommunistische Stroming.

Geografisch: 

  • Canada [8]

Recent en lopend: 

  • studentenstakingen [9]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/content/wereldrevolutie-nr-130-3e-kwartaal-2012

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten [2] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie [3] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/fascisme [4] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland [5] https://nl.internationalism.org/tag/4/76/nederland [6] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-nederland [7] https://www.vrijebond.nl/sluit-je-aan-bij-campagne-ontstemd/#more-2526 [8] https://nl.internationalism.org/tag/4/93/canada [9] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/studentenstakingen