Op het moment dat ons blad drukken is de sociale toestand in Egypte heel explosief. Miljoenen mensen op straat, die het uitgaansverbod, het staatsregime en de bloedige repressie tarten. Op hetzelfde moment duurt de sociale beweging voort in Tunesië: de vlucht van Ben Ali, de veranderingen in de regering en de beloften van nieuwe verkiezingen, volstaan niet om de diepgaande woede van de bevolking te kalmeren. Ook in Jordanië waren er duizenden betogers die genoeg hadden van de groeiende armoede, terwijl het protest in Algerije doodeenvoudig de kop werd ingedrukt.
Op het moment dat ons blad drukken is de sociale toestand in Egypte heel explosief. Miljoenen mensen op straat, die het uitgaansverbod, het staatsregime en de bloedige repressie tarten. Op hetzelfde moment duurt de sociale beweging voort in Tunesië: de vlucht van Ben Ali, de veranderingen in de regering en de beloften van nieuwe verkiezingen, volstaan niet om de diepgaande woede van de bevolking te kalmeren. Ook in Jordanië waren er duizenden betogers die genoeg hadden van de groeiende armoede, terwijl het protest in Algerije doodeenvoudig de kop werd ingedrukt.
Media en politici van allerlei slag hebben het voortdurend over “het oproer van de Maghreblanden en de Arabische staten”, en richten zo de aandacht op de regionale bijzonderheden, op de “weinig democratische gewoonten” van de nationale leiders, op de ergernis van de bevolking die al 30 jaar dezelfde hoofden aan de macht ziet...
Dat is allemaal waar! Ja, Ben Ali, Moebarak, Rifai en andere Boutiflika's zijn gangsters, echte karikaturen van de dictatuur van de bourgeoisie. Maar eerst en vooral maken deze sociale bewegingen deel uit van de uitgebuiten van alle landen. Deze woedeuitbarstingen die zich vandaag als een olievlek verspreiden, spelen zich af tegen de achtergrond van de economische wereldcrisis die, sinds 2007, heel de mensheid meesleurt in de meest verschrikkelijke ellende.(1)
Na Tunesië, Egypte! Datgene waar alle bourgeoisieën zo beducht voor waren, is begonnen: de besmetting van de Arabische landen, in het bijzonder in Noord-Afrika, door het oproer, zoals dat in Tunesië, is reeds begonnen. Daar worden de verschillende bevolkingen, die bedolven worden onder de ellende en de wanhoop door de harde slagen van de economische wereldcrisis, overgeleverd aan de verschrikking van een bloeddorstige repressie. Tegenover de woede van de uitgebuiten, tonen de regeerders en de leiders wie zij zijn: een klasse van uithongeraars en moordenaars. Het enige antwoord dat zij kunnen geven is de heerschappij van de terreur en de kogels in de huid. Het gaat niet enkel om de paar genoemde 'dictators', de Mubaraks, de Ben Ali's, de Boueflika's, de Salehs in Yemen en consorten. Onze eigen 'democratische' leiders, van links tot rechts, hebben ze voortdurend tot hun 'vrienden', tot hun 'trouwe bondgenoten' gemaakt en waren samen met hen medeplichtig voor dezelfde verdediging van de kapitalistische orde en uitbuiting. Zij hebben zogenaamd geen weet van het feit dat de zo geroemde stabiliteit van die landen, of van het zogenaamde bolwerk die zij vertegenwoordigden tegen de radicale islam, slechts berustte op de instandhouding van een al tientallen jaren bestaand regime, afgegrendeld door politieterreur. Zij wendden hun ogen af van de folteringen, van hun corruptie, van hun geweldplegingen, van het klimaat van terreur en angst waarmee zij over de bevolkingen overheersten. Zij hebben hen altijd volop gesteund in het overeind houden van dit loden gewicht, in naam van de stabiliteit, van de vriendschap en de vrede onder de volkeren, in naam van de niet-inmenging. Zij verdedigden niets anders dan hun smerige nationale imperialistische belangen.
De sociale revolte in Egypte...
Vandaag waren er in Egypte weer tientallen, zo niet honderden doden, duizenden gewonden, tienduizenden arrestaties in een oververhit klimaat. Met de val van Ben Ali in Tunesië, dat de lont in het kruitvat stak, is het slot opengesprongen. Het heeft een onmetelijke hoop doen ontstaan onder de bevolking van het merendeel van de Arabische staten waar, als enig middel om de arbeidersklasse en de uitgebuite lagen te muilkorven, dezelfde terreur heerst. Ook zijn we getuige geweest van talrijke uitingen van wanhoop in de vorm van een golf van pogingen tot zelfverbranding in Algerije, in Marokko, in Mauritanië, in de Westelijke Sahara, in Saoedi-Arabië en tot in Soedan. Dit raakte zowel de jonge werklozen als de arbeiders, die er niet meer in slagen om de noden van hun families te lenigen. In Egypte, worden dezelfde eisen gescandeerd als in Tunesië: “Brood! Vrijheid! Waardigheid! Meer menselijkheid!”, tegenover dezelfde kwalen die elders de wereld teisteren en die worden veroorzaakt door de economische wereldcrisis waarin het kapitalisme ons allemaal heeft gestort: de werkloosheid (die meer dan 20% van de Egyptische bevolking raakt), de precariteit (4 op 10 Egyptenaren leven onder de armoedegrens en de beruchte 'voddenrapers van Caïro' zijn in heel de wereld bekend vanwege de reportages), de prijsstijgingen van de basisproducten en de toenemende ellende. De leuze “Moebarak rot op” werd rechtstreeks overgenomen van het model van de Tunesische bevolking, die het vertrek eiste van Ben Ali, en wordt gericht tegen diegene die al dertig jaar het land met een ijzeren hand regeert. De betogers in Caïro riepen;
“Dit is onze regering niet, dit zijn onze vijanden”. Een Egyptische journalist verklaarde tegen een correspondent van Le Figaro: “Geen enkele politieke beweging kan deze betogingen opeisen. Het is de straat die zich uitdrukt. De mensen hebben niets meer te verliezen. Het kan zo niet verder”. Eén zin ligt op ieders lippen: “Vandaag hebben wij geen angst meer”.
In april 2008 waren de loontrekkers van een textielfabriek van Mahallah el-Koubra ten noorden van Caïro in staking gegaan om betere lonen en arbeidsomstandigheden te eisen. Om de arbeiders te steunen en op te roepen tot een algemene staking, hadden een groep jongeren zich al georganiseerd via Facebook en Twitter. Honderden betogers werden toen aangehouden. Deze keer, en in tegenstelling tot Tunesië, heeft de Egyptische regering op voorhand de toegang tot Internet afgesloten.
Dinsdag 25 januari werd uitgeroepen tot 'nationale dag van de politie'. Tienduizenden betogers kwamen op straat in Caïro, Alexandrië, Tanta, Suez , waar zij in botsing kwamen met de politie. Vier dagen van dagelijkse botsingen volgden elkaar op waarbij het geweld van de repressie de woede alleen nog versterkte: dag en nacht gebruikte de oproerpolitie volop traangas, schoot met rubberkogels of met echte. De woedeuitbarsting broedde al weken. De repressie is er altijd en overal: botsingen in Caïro, in Suez, in Alexandrië, in de Sinaï. Reeds tientallen doden een honderdtal gewonden, duizenden aangehouden tijdens de eerste dagen. Het leger dat 500.000 manschappen telt, overbewapend is en zeer getraind, vervult een centrale rol van krachtige steunpilaar van het regime, in tegenstelling tot Tunesië. Het gezag beschikt ook over handlangers die bewapend zijn met stokken en gespecialiseerd in het uiteen ranselen van betogingen, de beltageyas, evenals talloze agenten in burger van de staatsveiligheid die zich mengen onder de betogers en bewapend zijn met metalen kettingen, smerissen die samenscholingen controleren en de metrouitgangen bewaken in de hoofdstad. De 28ste, een verlofdag, stromen rond de middag, wanneer de moskeeën sluiten, ondanks het samenscholingsverbod, de betogers van alle kanten toe en komen zij in verschillende wijken van de hoofdstad in botsing met de politie. Het zal de 'dag van de woede' worden. Op de vooravond had de regering alle internet-sites al geblokkeerd, net als alle draagbare telefoons en had alle telefoongesprekken afgesneden. Het land staat in brand. 's Avonds worden de betogers steeds talrijker, zij dagen de avondklok uit die was uitgevaardigd in Caïro, in Alexandrië en in Suez. Politievrachtwagens met waterkanonnen rijden in op de menigte, die vooral bestond uit jongeren. In Caïro worden de tanks en troepen eerst als bevrijdende helden door de betogers verwelkomd. Er zijn enkele pogingen tot verbroedering met het leger, die volop media-aandacht krijgen. Deze lopen hier en daar uit op een verhindering dat een konvooi van pantserwagens verbinding krijgt met de ordestrijdkrachten. Ook zijn er een paar politieagenten die hun armstukken afgooien en overlopen naar het kamp van de betogers. Maar heel vlug openen op andere plaatsen daarentegen de pantserwagens het vuur op de betogers die hen zijn tegemoet gelopen of maaien hen weg. Het hoofd van de Egyptische generale staf Sami Anan, die een militaire afvaardiging naar de Verenigde Staten leidde voor een onderhoud met het Pentagon, kwam hals over kop terug naar Egypte op vrijdag. Politiewagens, commissariaten evenals de zetel van de regeringspartij worden in de fik gestoken. Het Ministerie van Informatie wordt geplunderd. De gewonden stapelen zich op in de overbelaste ziekenhuizen. In Alexandrië wordt het gouverneursgebouw ook in brand gestoken. Ook in Mansoura, in de Nijldelta, hebben er gewelddadige botsingen plaats, die verschillende doden tot gevolg hebben. Enkele belegeraars proberen ook zich meester te maken van de zetel van de staatstelevisie, waar zij door het leger uitworden verdreven.
Tegen 23 uur 20 verscheen Moebarak voor de televisie en nam het woord om een wijziging aan te kondigen dat hij zijn regeringsploeg de volgende dag zou wijzigen en deed hij de belofte politieke hervormingen te beginnen evenals nieuwe maatregelen ten gunste van de democratie. Maar hij onderstreepte zijn vastberadenheid “om de veiligheid en stabiliteit van Egypte te verzekeren” tegen de “pogingen haar te ondermijnen”. Deze uitlatingen deden de woede nog meer oplaaien en versterkten de vastbeslotenheid van de betogers om door te gaan.
... dringt het imperialistisch spel binnen…
Maar als Tunesië een model was voor de betogers, is de inzet van deze situatie voor de bourgeoisie niet meer dezelfde. Tunesië blijft een land van bescheiden omvang dat van belangrijk imperialistisch belang zou kunnen zijn voor een 'bevriend' tweederangs land zoals Frankrijk (2). Maar dat ligt heel wat anders met Egypte, dat veruit het meest bevolkte land is van de regio (meer dan 80 miljoen inwoners) en dat een centrale strategische en fundamentele plaats inneemt in het Midden-Oosten, vooral voor de Amerikaanse bourgeoisie. Hier staat heel wat meer op het spel. De val van het regime van Moebarak zou een regionale chaos kunnen uitlokken, met ernstige gevolgen. Het Egypte van Moebarak is de voornaamste bondgenoot van de Verenigde Staten in het conflict van het Midden-Oosten, om de bescherming te verzekeren van de Israëlische staat. Het speelt ook een overheersende en zo niet een sleutelrol in de Israëlisch-Palestijnse betrekkingen en zelfs tussen de Palestijnen onderling, tussen de Fatah van Mahmoud Abbas en de Islamisten van Hamas. Deze staat werd tot voor kort beschouwd als een factor van stabiliteit in het Nabije-Oosten. Bovendien vereist de politieke ontwikkeling in Soedan, waarbij het Zuiden van het land zich heeft afgescheiden, noodzakelijkerwijze een sterk Egypte. Het is dus al 40 jaar een meesterstuk van de Amerikaanse strategie in het Israëlo-Arabisch conflict. De destabilisering ervan zou het gevaar met zich meebrengen van de val van de regimes in talrijke buurlanden, in het bijzonder Jordanië, Libië, Jemen en Syrië. Dat verklaart de verontrusting van de Verenigde Staten die zich, door hun nauwe banden met het regime, in een hele ongemakkelijke positie bevinden. Obama en de Amerikaanse diplomatie zien zich verplicht om zich te mobliseren en het voortouw te nemen in de opvoering van de directe druk op Moebarak, in een poging de stabiliteit van het land te bewaren en vooral het regime te redden. Daarom heeft Obama openlijk verklaard dat hij, op aansporing van Moebarak, een onderhoud van een half uur met hem heeft gehad, waarin hij erop aandrong dat deze meer zou toegeven.
Voordien had Hillary Clinton verklaard dat de “ordestrijdkrachten moesten worden opgeroepen tot meer terughoudendheid” en dat de regering heel snel weer de communicatienetwerken in werking moest stellen. De volgende dag werd Omar Souleiman, de baas van de machtige militaire inlichtingendienst, die bovendien belast is met de onderhandelingen met Israël in het Midden-Oosten, waarschijnlijk onder Amerikaanse druk, opgedrongen werd als vice-president. Het was trouwens het leger dat profiteerde van zijn populariteit bij de betogers omdat het zich op de achtergrond had gehouden en op verschillende plaatsen had bemiddeld met de betogers om met succes een groot deel van de menigte, die samengeperst zat in het stadscentrum en de avondklok negeerde, te helpen 'naar huis terug te keren' om 'zich te beschermen tegen de dievenbendes'.
... net zoals in de andere Arabische landen...
Andere manifestaties van oproer vonden tegelijkertijd plaats in Algerije, Jemen, Jordanië. In dit laatste land verzamelden zich voor de derde keer binnen drie weken 4.000 betogers in Amman om te protesteren tegen het dure leven en om economische en politieke hervormingen te eisen, namelijk het vertrek van de Eerste Minister. De bewindvoerders hebben enkele gebaren gemaakt met kleine economische maatregelen en enkele politieke raadplegingen. Maar de betogingen hebben zich uitgebreid naar de steden Irbid en Kerak. De repressie heeft in Algrije al 5 doden en 800 gewonden veroorzaakt en op 22 januari werd er in het centrum van Algiers een betoging hard onderdrukt. Ook in Tunesië heeft de val van Ben Ali noch de woede noch de repressie afgeremd: in de gevangenissen zouden de standrechtelijke executies sinds het vertrek van Ben Ali meer doden hebben veroorzaakt dan de botsingen met de politie ervoor. De 'bevrijdingskaravaan', die vanuit het westen van het land kwam en waar de beweging gestart was, negeerde de avondklok en kampeerde verschillende dagen voor het paleis, de plaats was van de regering, om het ontslag te eisen van een regime dat gedomineerd werd door oudgediende partijbonzen en haar fanatieke volgelingen. De woede duurt voort want het zijn dezelfde mannen uit de tijd van Ben Ali, die de teugels van het land in handen houden. De verandering van de regeringsploeg, die meerdere malen werd uitgesteld en die op 27 januari uiteindelijk plaatsvond, zette de meest gecompromitteerde ministers van het oude regime aan de kant, maar handhaafde dezelfde Eerste Minister, en slaagde er daardoor niet in om de gemoederen te bedaren. De wrede repressie van de politie gaat door en de toestand blijft verward.
Deze massale en spontane uitbarstingen van oproer tonen aan dat de bevolkingen er genoeg van hebben. Zij willen een einde maken aan de ellende en de repressie van deze regimes. Maar zij tonen ook het gewicht aan van de democratische illusies en van het vergif van het nationalisme: in de verschillende betogingen word er trots gezwaaid met de nationale vlaggen. Zowel in Egypte als in Tunesië werd de woede van de uitgebuiten onmiddellijk afgeleid naar het terrein van de strijd voor meer democratie. De haat van de bevolking tegen het regime en totale fixatie op Moebarak (zoals in Tunesië op Ben Ali), heeft het mogelijk gemaakt dat enkele economische eisen tegen de ellende en de werkloosheid door de burgerlijke media op de achtergrond zijn geschoven. Dat stelt natuurlijk de bourgeoisie van de 'democratische' landen in staat om de arbeidersklasse, en voornamelijk die van de centrale landen, te laten geloven dat deze 'volksopstanden' niet dezelfde fundamentele oorzaken hebben als de arbeidersstrijd, die zich hier ontwikkelt.
Naar de ontwikkeling van klassegevechten
Het steeds sterker op voorgrond dringen van een zeer grote sociale woede, die veroorzaakt wordt door de verergering van de wereldwijde crisis van het kapitalisme in de perifere landen, die tot nu toe de voortdurende en exclusieve haard vormden van de imperialistische spanningen en de diverse oorlogen, vormt een nieuwe politieke factor waarmee de wereldbourgeosie steeds meer rekening mee zal moeten houden. De opkomst van deze rebellie tegen de corruptie van de leiders, die hun zakken vullen terwijl de grote meerderheid van de bevolking honger lijdt, kan op zichzelf niet opgelost worden in deze landen. Maar deze bewegingen zijn een teken van de voorbode van de rijping van toekomstige sociale conflicten die zeker gaan opduiken in de meer geïndustrialiseerde landen tegenover dezelfde kwalen: de daling van de levensomstandigheden, de groeiende ellende, de jongerenwerkloosheid.
Het is trouwens dezelfde revolte tegen een bankroet systeem die broedt onder de jongeren in Europa, zoals wij hebben kunnen zien bij de strijd van de studenten met name in Frankrijk, in Groot-Brittannië, in Italië. Het laatste voorbeeld: op 21 januari kwamen er 20.000 studenten en leerkrachten bijeen in de straten van Den Haag voor de zetel van het parlement en het Ministerie van Onderwijs. Zij protesteerden tegen de sterke stijging van de inschrijvingsgelden aan de universiteit, die in de eerste plaats gericht is tegen 'zittenblijvers' (wat dikwijls het geval is voor vele werkstudenten die verplicht zijn om te werken om hun studies te kunnen betalen), die 3.000 euros per jaar extra zullen moeten betalen, terwijl de volgende besnoeiingen in de begroting 7.000 arbeidsplaatsen ‘moeten schrappen in de sector. Het was een van de belangrijkste studentenbetogingen in het land van de afgelopen 20 jaar. Zij werden gewelddadig en wreed tegemoet getreden door de politie.
Deze sociale bewegingen zijn een symptoom van een belangrijke vooruitgang in de internationale ontwikkeling van de klassenstrijd in alle landen, zelfs al verschijnt de arbeidersklasse er niet als zodanig, als zelfstandige kracht. In de Arabische landen blijft zij verdronken in een beweging van volksprotest. Overal ter wereld gaapt een steeds grotere kloof tussen enerzijds een heersende klasse, de bourgeoisie, die met een laatdunkendheid en arrogantie op een steeds meer buitensporige manier haar rijkdommen uitstalt en anderzijds de massa van de uitgebuiten die steeds meer wegzinken in ellende en ontbering. Deze kloof neigt ertoe om de proletariërs van alle landen dichter bij elkaar te brengen en zich te verenigen in één en dezelfde strijd tegen het kapitalisme, wanneer de bourgeoisie niet anders kan antwoorden op de verontwaardiging van diegenen die zij uitbuit, dan met nieuwe bezuinigingsmaatregelen en met de wapenstok of kogels.
De revoltes en de sociale strijd zullen in de komende jaren onvermijdelijk verschillende vormen aannemen, al naargelang de regio in de wereld, waar ze zich voordoen. De krachten en de zwakheden van de sociale bewegingen zijn niet overal gelijk. Hier zijn de woede, de strijdbaarheid en de moed voorbeeldig. Daar maken de methoden en de massaliteit van de strijd het mogelijk om andere perspectieven te openen en een krachtsverhouding op te bouwen ten gunste van de arbeidersklasse, de enige klasse van de maatschappij die in staat is om een perspectief te bieden aan de mensheid. Hier zijn het in het bijzonder de concentratie en de ervaring van het proletariaat, gemobiliseerd in haar strijd in de landen, gelegen in het centrum van het kapitalisme, die doorslaggevend zullen zijn. Zonder de massale mobilisering van de proletariërs van de centrale landen, zijn de sociale revoltes in de periferie van het kapitalisme uiteindelijk veroordeeld tot machteloosheid en zullen zij niet bij machte zijn om het juk van deze of gene fractie van de heersende klasse van zich af te werpen. Alleen de internationale strijd van de arbeidersklasse, haar solidariteit, haar eenheid, haar organisatie en haar bewustzijn over de inzet van de strijd, zullen in hun kielzog alle lagen van de maatschappij kunnen meeslepen om een einde te maken aan dit wegkwijnend systeem en een andere wereld op te bouwen.
W/29 / 01.2011
Voetnoten
(1) Hier moeten wij voorzichtig zijn in verband met de omvang van de internationale black-out van de toestand in Algerije. Het schijnt dat er bijvoorbeeld nog strijdhaarden zijn in Kabylië.
(2) Frankrijk dat, na zijn steun aan Ben Ali, zijn mea culpa had uitgesproken, omdat het de toestand had onderschat en een autocraat had gedekt, hoedt zich er voor om zich nogmaals belachelijk te maken door Moebarak te betreuren en past er wel voor op hem op te roepen te vertrekken.
De Q-koorts is een verschijnsel, dat de bevolking in Nederland al enige tijd in haar greep houdt. Er bestaat een algemene ongerustheid, die ieders aandacht trekt: van televisie tot kranten, van wetenschappers tot boerenbelangenorganisaties, van de van politieke rechter- tot linkerfracties van de bourgeoisie. De reeks van reacties in de media is te lang om op te noemen. Het eerste bericht over de Q-koorts verscheen in juni 2007 in het Brabants Dagblad. Enkele maanden later berichtten ook landelijke media zoals de NRC en de NOS over de uitbraak. De Q-koorts is een verschijnsel, dat de bevolking in Nederland al enige tijd in haar greep houdt. Er bestaat een algemene ongerustheid, die ieders aandacht trekt: van televisie tot kranten, van wetenschappers tot boerenbelangenorganisaties, van de van politieke rechter- tot linkerfracties van de bourgeoisie.
De reeks van reacties in de media is te lang om op te noemen. Het eerste bericht over de Q-koorts verscheen in juni 2007 in het Brabants Dagblad. Enkele maanden later berichtten ook landelijke media zoals de NRC en de NOS over de uitbraak. Het zou echter nog tot eind 2009 duren voordat de ernst van de problemen tot het grote publiek doordrong. Een tv-uitzending van Zembla van 6 december 2009 vormde het keerpunt. “De week na de Zembla-uitzending was het opeens dikke paniek in politiek Den Haag”, aldus Van den Bosch, medewerker van de VPRO. In haar lentenummer van 2010 heeft ook Buiten de Orde, de publicatie van De Vrije Bond, er ruimte voor vrijgemaakt. Uiteindelijk ontstond er zelfs ongerustheid bij de kinderboerderijen: “De Coxiella burnetii, oftewel, de inmiddels beroemde of beruchte veroorzaker van Q-koorts houdt de gemoederen flink bezig”. (‘Kinderboerderijen en Q-koorts: Op naar 2011’; 1-12-2010)
Het gevaar van de Q-koorts werd nog het duidelijkst verwoord door Dorien Pessers, op het Symposium Brabant Buitengewoon van 9 september 2009: de ziekte “kan bovendien chronisch worden en onder meer tot ontstoken hartkleppen leiden. (….) De bacterie die Q-koorts veroorzaakt is zo hardnekkig dat het door Amerikaanse deskundigen als een middel voor biologische/bacteriële oorlogsvoering of terreur wordt beschouwd”. Het gevaar van de Q-koorts werd nog eens bevestigd in het ‘Eindrapport van de Evaluatiecommissie Q-koorts’, dat 22 november 2010 in Den Haag werd gepresenteerd, “De uitbraak van Q-koorts, die van geiten en schapen op mensen wordt overgebracht, begon in 2006 (…) en liep op tot meer dan tweeduizend ziektegevallen in 2009. De uitbraak was daarmee de grootste ooit ter wereld.” Nu de ziekte al 17 mensen het leven heeft gekost, verwijt dezelfde Evaluatiecommissie de ‘overheid’te laat te hebben ingegrepen.
Van regeringswege heeft men de ernst van de situatie niet zozeer onderschat als wel geprobeerd te bagatelliseren. Men wilde niet onnodig voedsel geven aan de groeiende ongerustheid onder de bevolking. Zogenaamd had “de Minister (Verburg) destijds te maken met een grote kennislacune rondom de verspreiding van Q-koorts. Om geen paniek te veroorzaken, was ze terughoudend met de berichtgeving”. (Trouw, 12-12-2009). Maar na meer dan een jaar van toenemende ongerustheid werd op de aanpak van de Q-koorts 12 januari, op basis van het ‘Rapport van de Evaluatiecommissie Q-koorts’, dan eindelijk toch in De Tweede Kamer besproken.
Toch is de bezorgdheid er daarna niet minder op geworden. En niet omdat het vertrouwen in de overheid om de kwestie tot een goed einde te brengen nu plotseling drastisch is afgenomen, maar omdat de realiteit steeds meer in schril contrast komt te staan met de verklaringen, die door de officiële instanties, natuurlijk onderbouwd met ‘bewijzen’van de haar ten dienste staande wetenschappers, worden afgelegd.
Vandaar dat collega’s van de hierboven genoemde wetenschappers zich vorige jaar al geroepen voelden een ander geluid te laten horen. Oprecht betrokken bij maatschappelijke problemen besloten ze openlijk een standpunt ingenomen in een debat, dat de laatste jaren aan intensiteit heeft toegenomen door een groeiend besef van bedreiging voor de volksgezondheid. Eind april 2010 schreven een honderdtal hoogleraren dat we "in de afgelopen jaren zijn geconfronteerd met Q-koorts, vee-gerelateerde MRSA, ESBL, dreiging van een H5N1-pandemie, en zijn de effecten van de veeindustrie op de uitstoot van broeikasgassen nog duidelijker geworden.” (…) “De intensieve veehouderij moet worden gesaneerd en omgevormd tot een dier-, mens- en milieuvriendelijk systeem dat tegemoetkomt aan de natuur en behoeftes van alle levende wezens”. (NRC 28-04-2010)
Dit laatste is wel leuk bedacht en komt zo ongeveer overeen met wat heel links en de groenen propageren. Maar of dit werkelijk mogelijk is en de oplossing dichterbij brengt, is de vraag. Want intensieve veehouderij is daarvoor teveel verankerd in de industriële productie voor de winst, een fenomeen dat heel het kapitalistisch systeem doortrekt. Want “landbouw gewoon een andere kapitalistische industrie. In reactie op de crisis van de overproduktie moet het de kosten drukken, en goedkoper verkopen.” (….) En “mensen, dieren, vissen, bomen, planten, mineralen, water, lucht; niets van dit alles telt dan nog.” (WorldRevolution, British agriculture, a history of decline, juli 2001).
De noodzaak en de gevolgen van de industrialisering van de veehouderij
De economische heropbouw na de Tweede Wereldoorlog, met de toename van de welvaart in het Westen, deed een steeds grotere vraag naar landbouwprodukten ontstaan. En om voldoende voedsel voor de eigen markt te produceren en haar concurrentiekracht te behouden ten opzichte van de omringende landen van West-Europa, was de landbouw in Nederland genoodzaakt meer en goedkoper te produceren. Het gemengd bedrijf voldeed bij lange na niet meer aan deze behoefte. Zo schakelden de boeren in groten getale over naar zowel grotere gemechaniseerde landbouw- als veeteeltbedrijven. Vooral de jaren 1960 kenmerkten zich (na de ratificatie van het Plan-Mansholt, in 1965) door een drastische herstructurering (ruilverkaveling) in de landbouw. De produktie nam met sprongen toe en de Nederlandse landbouw en veeteelt ging zelfs voor de wereldmarkt produceren.
Daar werd ze niet alleen geconfronteerd met bedrijven in Europa, maar vooral met een hevige concurrentie uit Amerika, met de VS voorop, waar men in de Tweede Wereldoorlog al was begonnen met het opzetten van megastallen. Langzamerhand bleek een totale omslag ook voor Nederland een bittere noodzaak. Alleen op een vernieuwd, grootschalig bedrijf, gebaseerd op een totaal andere grondslag, kon nog voldoende inkomen verworven worden. Hierdoor nam het aantal boeren en tuinders drastisch af. Ten eerste konden zich op hetzelfde landbouwareaal minder bedrijven vestigen van grote omvang en ten tweede gingen de bedrijven, die de groei niet konden bijhouden, ten onder aan de moordende concurrentie. Tegelijkertijd ontstond er door de schaalvergroting en mechanisatie inmiddels ook een overproduktie aan melkprodukten (een zogeheten boterberg) en was het voor vele boeren niet meer lonend om op die weg door te gaan.
Met de toename van de welvaart ontstond er ook een grotere behoefte aan vleesprodukten. In een groot deel van de westerse landen werd het eten van vlees door de mensen van een luxe een gewoonte. Dit deed ook een steeds grotere vraag ontstaan naar dierlijke eiwitten. Vanaf de jaren ‘70 schakelden steeds meer bedrijven in Nederland daarom over op intensieve veehouderijen, vooral gericht op varkens, kippen, kalveren. De werkgelegenheid in de landbouw daalde door die intensivering naar 3,5% van de beroepsbevolking. En op dit moment zijn er nog maar krap 100.000 boeren. En die tendens tot concentratie kan zich niet anders dan onverminderd doorzetten: zo is het aantal megastallen in Nederland tussen 2005 en 2010 nog eens verdubbeld. Deze concentratie bracht echter niet alleen een toename van de export met zich mee, maar vereiste ook een toename van de import van grondstoffen. Zo werd de veehouderij nog meer afhankelijk van de situatie op de wereldmarkt.
In de afgelopen jaren kwam de internationale concurrentie op het vlak van de vleeshouderij niet alleen meer van bovengenoemde landen. Deze kwam ook steeds meer uit de Zuid-Oost-Aziatische hoek: vooral in een land als China (dat de meeste mestvarkens en kippen ter wereld heeft), waar de lonen 6x zo laag liggen als in Nederland, en waarmee de concurrentie zo moordend is, dat deze tak van veehouderij hier alleen uitgeoefend kan worden als hij super-intensief en grootschalig is, en zwaar gesubsidieerd wordt.
Op dit moment is het gemiddelde veeteeltbedrijf qua eigen vermogen miljonair. De prijzen voor gras- en bouwland zijn de laatste 10 jaar verdubbeld. Maar toch zijn 70% van de landbouwbedrijven noodlijdend.
Zonder een direct toegekende vorm van een staatssteun van jaarlijks bijna een miljard euro, kan deze landbouwsector niet overleven. En dan hebben we het nog niet eens over de “grote maatschappelijke kosten in de vorm van natuur- en milieuschade. Deze kosten worden niet doorberekend in de prijs van vlees en zuivel; ze worden deels via de algemene middelen in rekening gebracht bij alle burgers en voor een groter deel doorgeschoven naar toekomstige generaties...” (100 Hoogleraren in NRC 28-04-2010)
Ondanks alle directe en indirecte steun van de overheid is die moordende concurrentie op wereldschaal er toch de oorzaak van dat de intensieve veeteelt, net als in vele andere westerse landen, niet alleen grote schade toebrengt aan de ekonomie, maar ook op een zodanig onverantwoorde en ongezonde manier uitgeoefend wordt, dat er ook groot gevaar ontstaat voor mens en dier:
Het gevolg is een reeks aan ziekten, waarbij de Q-koorts de laatste is in een lange rij, die de veehouderij in de afgelopen tien jaar in Nederland heeft geteisterd. Het is niet toevallig dat Nederland in de afgelopen 10 jaar door zoveel dierziekten werd getroffen: “Nederland is het meest veedichte land ter wereld (in ieder geval voor varkens, kippen en kalveren) en het tweede exportland ter wereld van dierlijke eiwitten”, aldus dezelfde hoogleraren in de NRC 28-04-2010.
Noodzaak van de opvoering van de productiviteit door de crisis van het kapitalisme
De kapitalistische logica van de moordende concurrentie dwingt de veehouderij al jaren om niet alleen de kosten voor het veevoer steeds meer drukken, maar er ook steeds meer extra preparaten aan toe te voegen. Nadat in de vorige eeuw vooral hormoonpreparaten (anabolen, clenbuterol testosteron, insuline, enzovoort) aan het veevoer werd toegevoegd, zijn het de laatste 10 jaar vooral de antibiotica in zwang geraakt.
‘Krachtvoer’, vermengd met antibiotica, verkleint niet alleen de kans op het uitbreken van ziektes tussen de opeengepakte dieren. Daarnaast versnelt het de groei van de dieren. De hoeveelheid antibiotica vermengd in het veevoer is momenteel immens: een kwart miljoen kilo per jaar. (in 2005). Bij de vleesvarkens steeg het antibioticagebruik in 2005 het meest (met 10,1 procent) ten opzichte van 2004. Ook de zeugen kregen 6,3 procent meer antibiotica. Het antibioticagebruik bij deze dieren stijgt naarmate het aantal grootgebrachte biggen per dier stijgt. Vleeskuikens kregen in 2005 3,7 procent meer antibiotica. Geschat wordt dat er op dit moment in de Nederlandse veesector jaarlijks 400.000 kilogram antibiotica wordt gebruikt. Dat is extreem veel. Een land als Denemarken verbruikt naar schatting vier maal minder.
Met deze stijging neemt het gevaar van de resistente MRSA-bacterie in de ingewanden van het dier toe. Er wordt nu al vanuit gegaan dat er aan het eind van 2010 geen enkel varkensbedrijf in Nederland zal bestaan dat niet besmet zal zijn met het MRSA-bacterie. Tussen allerlei soorten bacteriën wordt deze resistentie uitgewisseld. Uitwisseling vindt ook plaats tussen dier en mens. Nu de varkensstallen er vol mee zitten, dreigen boeren en hun families ook te worden besmet. “Een derde van de varkens- en kalvenhouders is zelf besmet met het MRSA-bacterie”, aldus dezelfde Dorien Pessers op Syposium Brabant Buitengewoon, 9 september 2009. Ook artsen vrezen dat deze varkenshouders de bacterie zullen verspreiden onder de hele Nederlandse bevolking.
Normaal gesproken vormt deze bacterie geen gevaar, maar wanneer de mens verzwakt is (bijvoorbeeld door een operatie) dan zal het toedienen van antibiotica in het ziekenhuis tot gevolg hebben dat de resistente bacterie in het zieke en kwetsbare lichaam ongestoord groeit. Omdat het aantal soorten bacteriën, dat resistent is, toeneemt, vermindert het aantal soorten nog werkzame antibiotica en nadert dit aantal de nul. Op die manier wordt het uiterst moeilijk deze uiterst besmettelijke bacteriën te bestrijden en worden ze levensbedreigend voor mensen, omdat bestaande antibiotica niet meer helpen. De kans is levensgroot dat de patiënten vervolgens overlijden.
Het gebruik van antibiotica is een van de grootste bijkomende gevaren die de intensieve veeteelt op dit moment voor dier en mens met zich meebrengt. De epidemieën die de afgelopen tien jaar in ons land hebben voorgedaan, zijn, zo mag duidelijk zijn, “mede veroorzaakt door het feit dat wegens de overmatige hoeveelheid antibiotica die preventief wordt toegediend, de resistentie van de dieren tegen ziektes sterk afneemt”, aldus dezelfde hoogleraren (NRC 28-04-2010).
Daadwerkelijke problemen vereisen reële oplossingen
De ‘groenen’zijn het er in het algemeen over eens dat al deze misstanden in de intensieve veehouderij het gevolg zijn van een op winststreven gericht systeem. Maar wat stellen ze daar dan voor uitweg tegenover? De ‘groenen’hebben geen eenduidige oplossing voor de misstanden in de dierenindustrie. De invalshoek van de meer ‘radicale’groenen variëren van de door het anarchisme geïnspireerde ’individuele daad’ om het eten van aan dieren gerelateerd voedsel systematisch te weigeren (veganisme) tot aan de ‘directe actie’ van groepen als het Dierenbevrijdingsfront, waarbij ‘alle hokken (zoals grenzen bij vluchtelingen) van gefokte dieren opengezet worden’. Daarnaast probeert de meer respectabele vleugel van de groenen mensen te bewegen om vastgeroeste ideeën over onethisch diergebruik los te laten. Zo gaat de keuze van Greenpeace, volgens hun artikel Duurzame landbouw, uit naar producten uit de biologische gezins- en boerenlandbouw.
“Duurzame landbouw is immers een echt veelbelovend alternatief dat de mogelijkheid biedt om de hele planeet te voeden zonder een bedreiging te vormen voor het milieu.” Animal Freedom op haar beurt, tracht voor wat betreft “de intensieve veehouderij een radicaal doel (afschaffen) na te streven”. (…) Volgens deze organisatie “is de meeste effectieve manier om een rechtvaardige en duurzame landbouw op te zetten de export van vlees en zuivel af te schaffen (…) Zouden we in Nederland de eis stellen dat de bedrijfsvoering in de veehouderij beperkt blijft tot de landelijke markt …. dan pas is een duurzame oplossing voor de problemen in zicht”. (Radicaal zijn of compromissen sluiten, een prisoners dilemma?)
Maar zowel bovengenoemde daden als voorstellen zetten geen zoden aan de dijk omdat ze zich beperken tot het bestrijden en tegengaan van de uitwassen het kapitalistisch systeem, en op geen enkele manier raken aan de grondslag aan de kapitalistische verhoudingen: de jacht op winst en de permanente uitbreiding van de produktie. Ook al droomt de ‘groene anarchistische’en ‘meest primitivistische’vleugel van een terugkeer naar het verleden, die zijn meest logische uitdrukking vindt in de ultieme oplossing van de ‘terugkeer naar de natuur’, het enige gevolg van hun wens om de bestaansmiddelen voort te brengen met de meest primitieve werktuigen is dat er meer mensen van de honger om zullen komen dan nu onder het kapitalisme.
De andere meer ‘verantwoordelijke’ vleugel van de groenen moet op haar beurt toegeven dat kleinschalige hervormingen en haar streven naar louter gedeeltelijke oplossingen, ook in het geval van de intensieve veehouderij …. “een enorme reductie van de productie zou zijn”. (Animal Freedom, ‘Wat zou ideaal zijn voor het lot van dieren in de veeteelt in Nederland?’). Op de website van ‘Kritische Massa’ schrijft Nora Scheer (‘De overheid moet het gebruik van biologische producten stimuleren’): “Biologische landbouwmethoden hebben inderdaad een duidelijk lagere opbrengst dan de intensieve landbouw. Dat betekent dat de producten duurder zijn …”.
De tegenmacht die ze willen zijn, of die nu parlementair of buitenparlementair opereert, is niet in staat om de toenemende wantoestanden in de intensieve veehouderij, als bijzondere uitdrukking van crisis van het kapitalisme, werkelijk een halt toe te roepen. Een maatschappij scheppen waar de mensheid opnieuw controle krijgt over haar eigen productieve activiteit en een omgeving creëren die beantwoord aan haar behoeften, blijft voor hen een niet te verwezenlijken droom.
Alleen de arbeidersklasse kan de voorwaarden scheppen welke de boerenklasse kan losmaken uit de kapitalistische logica, uit de niet te onstuitbare dynamiek van "Accumulatie om de accumulatie, productie om de productie …”, zoals Marx het in Het Kapitaal verwoordde. Alleen de proletarische klasse heeft de bekwaamheid de logica van het onbegrensde cynisme van het kapitaal, dat op steeds groter schaal genoodzaakt is tot de vernietiging van de natuur, inclusief de menselijke, aan de kaak te stellen. Het is de arbeidersklasse, die als enige de grondslag kan leggen en de voor een maatschappij te scheppen waar de boeren inderdaad bij kunnen dragen tot de produktie de behoeften en niet langer voor de winst van hun bedrijf.
Dixoff /15.02.2011
Op dit ogenblik is de strijdbeweging in Frankrijk egen de pensioenhervorming al acht maanden aan de gang. Regelmatig zijn de arbeiders en de bedienden van alle sectoren met miljoenen tegelijk de straat opgegaan. Tegelijkertijd daarmee zijn er sinds de hervatting van de werkzaamheden in september min of minder radicale stakingsbewegingen ontstaan, die de uitdrukking waren van een diepgaande en groeiende ontevredenheid. Deze mobilisatie vormt de eerste strijd van omvang in Frankrijk sinds de crisis, die het financiële wereldsysteem in 2007-2008 heeft door elkaar geschud. Op dit ogenblik is de strijdbeweging in Frankrijk egen de pensioenhervorming al acht maanden aan de gang. Regelmatig zijn de arbeiders en de bedienden van alle sectoren met miljoenen tegelijk de straat opgegaan.
Tegelijkertijd daarmee zijn er sinds de hervatting van de werkzaamheden in september min of minder radicale stakingsbewegingen ontstaan, die de uitdrukking waren van een diepgaande en groeiende ontevredenheid. Deze mobilisatie vormt de eerste strijd van omvang in Frankrijk sinds de crisis, die het financiële wereldsysteem in 2007-2008 heeft door elkaar geschud. Ze is niet alleen een antwoord op de hervorming van de pensioenen zelf, maar door haar omvang en diepgang ook een duidelijk antwoord op het geweld van de aanvallen die men de laatste jaren moest ondergaan.
Achter deze hervorming en de andere gelijktijdige of op handen zijnde aanvallen, verbergt zich het feit dat alle proletariërs en andere lagen van de bevolking steeds dieper wegzinken in de verarming, de precariteit en de meest sombere ellende. En het ziet er niet naar uit dat deze aanvallen, met de onafwendbare verdieping van de economische crisis in het vooruitzicht, gaan ophouden. Het is duidelijk dat deze strijd de voorbode is van andere aanvallen en dat ze één lijn staat met de bewegingen die zich in Griekenland en in Spanje, tegen de drastische bezuini-gingsmaatregelen daar, hebben ontwikkeld
Ondanks het indrukwekkende massale verzet heeft de regering niet toegegeven. Integendeel, zij is onwrikbaar gebleven en heeft, zonder te verslappen en ondanks de druk van de straat, haar vastberaden wil getoond om deze aanval erdoor te drukken. Hierbij herhaalde zij cynisch dat hij ‘noodzakelijk’ was in naam van de ‘solidariteit’ tussen de generaties. Iedereen weet dat dit een grove leugen is, op het randje van een provocatie.
Bij het schrijven van dit artikel, loopt de mobilisatie terug en is het zeker dat de bourgeoisie erin zal slagen haar hervorming binnen te halen. Hoe komt het dat deze maatregel, die al onze levensomstandigheden in het hart treft en waartegen de hele bevolking haar verontwaardiging en oppositie heeft breedvoerig tot uitdrukking gebracht, er ondanks alles toch doorgevoerd gaat worden?
Waarom is deze massale mobilisatie er niet in geslaagd om de regering doen wijken?
Omdat de regering verzekerd was van de controle van de vakbonden over de situatie. Die hadden het beginsel van een‘noodzakelijke hervorming’ van de pensioenen immers aanvaard. (1)
Wij kunnen een vergelijking maken met de beweging van 2006 tegen de startersbanen (CPE). Deze beweging, die door de media in het begin met veel misprijzen werd behandeld als een ‘studentenrevolte’ zonder vooruitzicht, heeft toch bereikt dat de regering niet anders kon dan het CPE-voorstel terugtrekken. Vanwaar dit succes?
Eerst en vooral omdat de studenten georganiseerd waren in algemene vergaderingen die openstonden voor iedereen, zonder onderscheid van categorie of sector, van de openbare en privé-sector, werkend of werkloos, enzovoort. Deze geest van vertrouwen in de arbeidersklasse en in de eigen kracht, de diepgaande solidariteit in de strijd, hadden een dynamiek op gang gebracht van uitbreiding van de beweging en verschafte haar een massaal karakter, waarin alle generaties betrokken werden. Want terwijl er zich enerzijds in de algemene vergaderingen heel ruime debatten en discussies ontwikkelden, die niet louter beperkt bleven tot de studentenproblematiek, zag men anderzijds in de loop van de betogingen dat steeds meer arbeiders zich aansloten bij de studenten en bij de talrijke scholieren.
Maar ook de vastberadenheid en de open geest van de studenten zelf, die delen van de arbeidersklasse meetrokken in een open strijd, maakte dat ze niet werden uiteengeslagen door de manoeuvres van de vakbonden. Integendeel, met name toen de CGT (stalinistische vakbond, nvdv) pogingen deed om de kop te nemen bij de betogingen om er de controle over te verkrijgen, hebben de studenten en de scholieren verschillende keren de leuzen van de vakbonden opzij geduwd om te duidelijk te maken dat zij niet naar de achtergrond geduwd wensten te worden van een beweging, die zij zelf op gang hadden gebracht. Daarmee bevestigden zij vooral hun wil om zelf, met de arbeiders, de controle te behouden over de strijd en zich niet in de luren te laten leggen door de vakbondscentrales.
De organisatievorm die de studenten gegeven hadden aan hun strijd, was inderdaad een van de aspecten die de bourgeoisie het meest verontrustte. Deze zelfstandige algemene vergaderingen verkozen hun coördinatiecomités en stonden open voor allen. Daarin hielden de studentenvakbonden zich dikwijls gedeisd, in de hoop dat ze zich niet als een olievlek zou uitbreiden naar de arbeiders toe, en deze ook in staking zouden gaan. Het was trouwens geen toeval dat Thibault (de vakbondsleider, nvdv) verschillende keren beweerde dat de loonarbeiders niets konden leren van de studenten over hoe zij zich moesten organiseren. Als deze laatsten hun algemene vergaderingen hadden, dan hadden de arbeiders hun vakbonden, waarin zij vertrouwen hadden.
Tegen een dergelijke achtergrond van vastberadenheid, die alsmaar toenam en het gevaar dat de vakbonden voorbijgestreefd zouden worden, moest De Villipin wel toegeven. Want de vakbond, die de laatste borstwering is van de bourgeoisie, dreigde stukgeslagen te worden door de uitbarsting van een massale strijd.
In de huidige beweging tegen de pensioenhervorming echter, hebben de vakbonden, daarbij actief gesteund door de politie en de media, al het mogelijke gedaan om de overhand te houden. Zij hadden de wind voelen aankomen en hebben daarop ingespeeld door zich overeenkomstig te organiseren.
De Intersyndicale in dienst van de regering
Vanaf het begin hebben we kunnen aanschouwen hoe de verdeling werd uitgespeeld, met aan ene kant de FO (Force Ouvrière, nvdv), die in haar eentje betogingen opzette, en aan de andere kant de intersyndicale die, na de kuiperijen met de regering, op 23 maart een actiedag organiseerde waarmee ze het ‘getouwtrek’ rond de hervorming voorbereidde. Ze organiseerde daarvoor nog twee andere actiedagen: op 26 mei en vooral op 24 juni, aan de vooravond van de zomervakantie. Het is een algemeen gegeven dat, als men een grote aanval wil doordrukken, een actiedag in deze periode van het jaar voor de arbeidersklasse eigenlijk de genadeslag betekent. Helaas voor de bourgeoisie en de vakbonden liet deze actiedag een onverwachte opkomst zien, met het dubbele aantal arbeiders, werklozen, precairen, en anderen, die de straat opgingen. En terwijl de eerste twee actiedagen zich kenmerkten door een malaise, iets wat uitdrukkelijk werd onderstreept door de pers, trad er op 24 juni een duidelijke onvrede en woede naar voren.
De vakbonden zagen zich daardoor genoodzaakt om, onder druk van deze openlijke ontevredenheid en als gevolg van de groeiende bewustwording van de gevolgen van de hervorming op onze leefomstandigheden, vanaf 7september nog een actiedag te organiseren, dit keer onder het motto van de syndicale eenheid. Sindsdien heeft er niet één vakbond ontbroken op het appèl van de actiedagen die in de betogingen verschillende keren zo’n drie miljoen mensen op de been brachten.
Maar deze eenheid van de ‘Intersyndicale’ was een valstrik voor de arbeidersklasse, bedoeld om haar te doen geloven dat de vakbonden vastbesloten waren om een offensief van brede omvang te organiseren tegen de hervorming en dat zij zich, door middel van deze terugkerende actiedagen, daartoe de middelen verschaften. Op hun actiedagen kon men tot vervelens toe horen hoe hun leiders met veel poeha hun redevoeringen afstaken over het ‘vervolg’ van de beweging en andere leugens. Waar zij het meest voor beducht waren, was dat de arbeiders uit het keurslijf van de vakbonden zouden breken en dat zij zichzelf zouden organiseren. Dit is wat de secretaris-generaal van de CGT, Thibault, in een interview met de krant Le Monde van 10 september zei, als een manier om ‘een boodschap over te seinen’ aan de regering:
“Met kan afsteven op een blokkade, op een omvangrijke sociale crisis. Het is mogelijk. Maar wij zijn niet diegenen die dat risico hebben genomen”, om beter te bevestigen wat er volgens de vakbonden op het spel stond: “Wij hebben zelfs een KMO (een kleine onderneming, nvdr) gevonden zonder vakbond, waar 40 van de 44 arbeiders in staking gegaan zijn. Dat is een signaal. Hoe meer de onverzettelijkheid overheerst, hoe meer de geesten gewonnen worden voor de verlenging van de stakingen”.
Dat is duidelijke taal: als de vakbonden er niet zijn, dan gaan de arbeiders zichzelf organiseren en dan gaan ze niet alleen werkelijk beslissen over wat zij willen doen, maar dreigen dat op een massale wijze te gaan doen. Om die reden hebben de vakbondscentrales, en in het bijzonder de CGT, zich met voorbeeldige ijver ingespannen het terrein te bezetten zowel op sociaal vlak als in de media en met dezelfde vastberadenheid elke werkelijke uiting van arbeiderssolidariteit op het arbeidsterrein te verhinderen. Kortom: enerzijds een tamtam van jewelste en anderzijds een activiteit die er op gericht is om de beweging te ontkrachten en mee te voeren in valse alternatieven, om tweedracht en verwarring te zaaien en haar beter naar de nederlaag te kunnen voeren.
De blokkade van de raffinaderijen is er een van de meest duidelijke voorbeelden van. De arbeiders van deze sector, wier strijdbaarheid zeer levendig was, wilden steeds duidelijker hun solidariteit betuigen met de hele arbeidersklasse in haar strijd tegen de hervorming van de pensioenen. Bovendien waren ze zelf geconfronteerd met drastische maatregelen op het vlak van vermindering van personeel. De CGT slaagde er echter in om onder deze arbeiders deze geest van solidariteit om te vormen tot een verwerpelijke staking. Zo werd de blokkade van de raffinaderijen nooit beslist op echte algemene vergaderingen, waar de arbeiders hun werkelijke standpunt tot uiting konden brengen. Er werd echter toe besloten na manoeuvres, waarin de vakbondsleiders specialisten zijn, die de arbeiders door middel van ‘verrotte’ discussies, steriele acties deden aanvaarden. Ondanks deze totale opsluiting hebben bepaalde arbeiders van deze sector toch geprobeerd om contacten te leggen en banden te smeden met arbeiders van andere sectoren. Maar globaal genomen zaten zij gevangen in de fuik van de ‘blokkade tot het bittere einde’.
De meerderheid van de arbeiders van de raffinaderijen zaten in de valstrik van de vakbondslogica van opsluiting in de fabriek, een werkelijk gif dat werd ingezet tegen de uitbreiding van de strijd. Inderdaad, ook al was het de bedoeling van de arbeiders van de raffinaderijen om de beweging te versterken en er een van de sterke armen van te worden om de regering te doen toegeven, de blokkade van de olieopslagplaatsen, zoals ze zich afspeelde onder de vakbondsvlag, werd vooral een wapen van de bourgeoisie en van de vakbonden tegen de arbeiders.
Ze wist niet alleen de arbeiders van de raffinaderijen te isoleren, maar hun staking ook onpopulair te maken door te dreigen met een algemene benzineschaarste teneinde een paniekstemming te scheppen. De pers heeft zich trouw van haar taak gekweten door stemming te maken tegen deze ‘gijzelnemers die de mensen beletten om naar het werk te gaan of om verlof op te nemen’. Maar de arbeiders van deze sector werden daarnaast ook fysiek geïsoleerd. Terwijl zij door hun solidaire strijd hun steentje wilden bijdragen tot het opbouwen van een krachtsverhouding ten gunste van intrekking van de hervorming, heeft vooral de blokkade zich tegen hen gekeerd en tegen hetgeen zij oorspronkelijk voor ogen hadden.
Er hebben talloze gelijkaardige vakbondsacties plaatsgevonden in verschillende transportsectoren, en vooral in streken met weinig arbeiders, want het ging de vakbonden erom tot iedere prijs zo weinig mogelijk risico’s te nemen wat betreft de uitbreiding en het actief in de praktijk brengen van de solidariteit. Voor de schijn moest het erop lijken dat ze in de betogingen de meest radicale strijd orkestreerden en een partituur van vakbondseenheid speelden, maar in werkelijkheid lieten ze de toestand verrotten.
Zoals in een pamflet van de 'AG Interpro' (Algemene Interprofessionele Vergaderingen, nvdv) van het Station-Oost (Parijs), gedateerd op 6 november staat: “De kracht van de arbeiders schuilt niet alleen in de blokkade van een olieopslagplaats hier en daar of zelfs van een bedrijf. De kracht van de arbeiders berust in het samenkomen op de werkplaats, over de grenzen van de beroepen, de ondernemingen, de categorieën en de vestigingen heen en samen te beslissen...” .
Overal heeft men kunnen zien hoe de vakbonden, verenigd in de 'Intersyndicale' om beter de schijn van eenheid hoog te houden, algemene schijnvergaderingen georganiseerd hebben, waar geen werkelijk debat was, en die opgesloten zaten in de meest extreme corporatistische bekommernissen. Toch beweerden ze openlijk dat ze zogenaamd wilden strijden 'voor allen' en 'allen tezamen' ... maar ieder in zijn eigen hoekje georganiseerd, achter zijn eigen kleine vakbondsleider. Daarbij deden zij er alles aan om te beletten dat er massale delegaties zouden worden gevormd, om op zoek te gaan naar solidariteit bij de andere bedrijven, die het dichtste in de buurt lagen. Een beweging die rijk is aan perspectieven
In de media zijn helemaal geen berichten verschenen over de talrijke comités of ‘Interpro’s' (2), die tijdens deze periode werden gevormd: comités en algemene vergaderingen die tot doel hadden om zich te organiseren buiten de vakbonden en discussies te ontwikkelen, die werkelijk open stonden voor alle proletariërs. Er waren ook zelfstandige acties waarin heel de arbeidersklasse zich niet alleen kon herkennen, maar zich ook en vooral massaal kon inzetten.
De vakbonden zijn trouwens niet de enigen geweest om de mogelijkheid van een dergelijke mobilisering te belemmeren, want de politie van Sarkozy, die berucht is voor haar zogenaamde stompzinnigheid en haar anti-linkse instelling, is door haar provocaties verschillende keren een onmisbare hulp geweest voor de vakbonden. Een voorbeeld? De incidenten op het Belcourplein in Lyon, waar de aanwezigheid van een enkele 'relschoppers' (mogelijk gemanipuleerd door de politie) als voorwendsel heeft gediend om een gewelddadige politierepressie uit te voeren tegen honderden jonge scholieren, waarvan het merendeel trachtte, om op het einde van een betoging, met de arbeiders in discussie te komen.
Hier zien wij wat de bourgeoisie bijzonder erg vreest: dat er contacten aangeknoopt worden en dat deze zich in de rijen van de arbeidersklasse zo ruim verveelvoudigen, tussen jongeren en ouderen, tussen werkenden en werklozen.
Vandaag staat deze beweging op het punt om stil te vallen en moeten er lessen getrokken worden uit deze mislukking.
De eerste les die moet worden getrokken is dat het de vakbondsapparaten zijn geweest die het mogelijk hebben gemaakt dat de aanval op de proletariërs is doorgevoerd en dat zoiets helemaal niet iets ongewoons is. Zij hebben hun vuile werk gedaan en zijn daarvoor door alle specialisten en sociologen, net zoals door de regering, en Sarkozy in hoogsteigen persoon, begroet vanwege van hun 'gevoel voor verantwoordelijkheid'. Ja, de bourgeoisie kan zichzelf zonder aarzelen gelukkig prijzen 'verantwoordelijke' vakbonden te hebben, die in staat zijn om een beweging van dergelijke omvang te breken en tegelijkertijd toch nog te doen geloven dat zij al het mogelijke in het werk gesteld hebben om deze te vooruit te helpen. Het zijn bovendien diezelfde vakbonden die er in geslaagd zijn om de werkelijke uitingen van zelfstandige strijd van de arbeidersklasse en van alle werkenden te verstikken en te marginaliseren.
Niettegenstaande kunnen uit deze mislukking ook talrijke vruchten geplukt worden: want ondanks de inspanningen, die gedaan werden door de gezamenlijke krachten van de bourgeoisie om de bressen te dichten waar de arbeiderswoede door ontsnapte, zijn zij er niet in geslaagd om een hele sector mee te slepen een algemene nederlaag, zoals dat het geval was in 2003 (3). Toen had de strijd tegen de pensioenen van de openbare diensten, na meerdere stakingsweken, geresulteerd een vernietigende nederlaag voor de werkers binnen het nationaal onderwijs.
De beweging loopt nu op haar eind. Maar de “De aanval is pas ingezet. Wij hebben een veldslag verloren, maar niet de oorlog. De bourgeoisie heeft ons een klassenoorlog verklaard en wij hebben nog de middelen om die te voeren” (pamflet getiteld 'Niemand kan strijden, beslissen en winnen in onze plaats', getekend door arbeiders en precairen van de 'AG Interpro' van Station-Oost en van Ile-de-France, welke hierboven ook al werd geciteerd). Wij hebben geen andere keuze om ons te verdedigen, dan door onze strijd massaal uit te breiden en te ontwikkelen en daarom moeten wij hem in eigen handen nemen.
'Vertrouwen op eigen kracht' zal de leuze van morgen moeten worden.
WW / 06.11.2010
Voetnoten
(1) Alle linkse partijen, die zich kwamen aansluiten bij de beweging om niet totaal ongeloofwaardig te worden, waren het nochtans zelf ook eens over de dwingende noodzaak om de arbeidersklasse op dit punt aan te vallen, want zij hadden er voor gestemd.
(2) Wij beschouwen deze laatsten als werkelijke uitdrukkingen van de behoeften van de arbeidersstrijd. Zij hebben niets te maken met de, door de vakbonden en door ultralinkse organisaties, onderhands en met kunst- en vliegwerk opgezette en georkestreerde coördinaties, die wij zowel tijdens de beweging van de spoorwegarbeiders in 1986 als tijdens de beweging in de gezondheidssector in 1988, verschillende keren hebben aangeklaagd
(3) Zie de nummers van Révolution Internationale 335, 336 en 337.
In het eerste deel van deze nieuwe artikelenreeks hebben we geprobeerd aan te tonen op welke fundamentele punten de internationalistische anarchisten en de Kommunistische Linkerzijde elkaar naderen. Zonder te ontkennen dat er belangrijke meningsverschillen bestaan, vormt voor de IKS een essentieel aspect in ieder geval de vastberaden verdediging van de autonomie van de arbeidersklasse door te weigeren:
“steun te verlenen, op welke wijze dan ook (zelfs 'kritisch', 'tactisch’ of in naam van 'het minste kwaad'...) aan enige fractie van de bourgeoisie. In het eerste deel van deze nieuwe artikelenreeks hebben we geprobeerd aan te tonen op welke fundamentele punten de internationalistische anarchisten en de Kommunistische Linkerzijde elkaar naderen. Zonder te ontkennen dat er belangrijke meningsverschillen bestaan, vormt voor de IKS een essentieel aspect in ieder geval de vastberaden verdediging van de autonomie van de arbeidersklasse door te weigeren: “steun te verlenen, op welke wijze dan ook (zelfs 'kritisch', 'tactisch’ of in naam van 'het minste kwaad'...) aan enige fractie van de bourgeoisie. Geen steun verlenen aan de 'democratische' machthebbers tegen de 'fascistische'; noch aan links tegen rechts, noch aan de Palestijnse bourgeoisie tegen de Israëlische bourgeoisie; enzovoort.” (1)
Meer concreet gaat het erom:
1) iedere electorale steun, iedere samenwerking te weigeren met de partijen die het kapitalistisch systeem beheren of die een of andere vorm ervan verdedigen (Sociaal-Democratie, Stalinisme, 'Chavisme', enzovoort);
2) In iedere oorlog vast te houden aan een onverzoenlijk internationalisme, door te weigeren tussen het ene of het andere imperialistische kamp te kiezen.
Allen die in theorie en praktijk deze twee essentiële standpunten verdedigen, moeten zich bewust zijn van het feit dat ze tot hetzelfde kamp behoren, dat van de arbeidersklasse, dat van de revolutie.
Binnen dat kamp bestaan er noodzakelijkerwijs meningsverschillen, verschillen in opvattingen tussen individuen, groepen en tendensen.
Door op internationaal vlak, openlijk en broederlijk, maar ook vastberaden en zonder misplaatste toegevingen te debatteren, zullen de revolutionairen erin slagen beter deel te nemen aan de algemene ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn. Maar om dat te kunnen, moeten ze begrijpen wat de oorsprong is van de moeilijkheden die een dergelijk debat, momenteel ook nog, verhinderen.
Die moeilijkheden zijn het resultaat van de geschiedenis. De revolutionaire golf, die in 1917 in Rusland en in 1918 in Duitsland een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, werd overwonnen door de bourgeoisie. Wat hierop volgde was een verschrikkelijke contrarevolutie die losgelaten werd op de arbeidersklasse in alle landen. De meest verschrikkelijke manifestaties daarvan waren het Stalinisme en het Nazisme, juist in die twee landen waar het proletariaat in de voorhoede van de revolutie had gestaan.
Door de anarchisten werd de invoering van een schrikwekkende politiedictatuur over het land van de Oktoberrevolutie van 1917, door een partij die zich beriep op het 'Marxisme', beschouwd als een bevestiging van de kritiek die zij al lange tijd geuit had op de marxistische opvattingen. Deze opvattingen werd 'autoritarisme' en 'centralisme' verweten, dat ze meteen na het begin van de revolutie, niet had opgeroepen tot de onmiddellijke afschaffing van de staat, en het feit dat ze het beginsel van Vrijheid niet als hoogste goed had aangemerkt.
Aan het einde van de 19e eeuw werd de overwinning van het reformisme en de 'parlementaire stompzinnigheid' binnen de socialistische partijen door de anarchisten al beschouwd als een bewijs voor de juistheid van hun afwijzing van elke deelname aan verkiezingen. Ongeveer hetzelfde gebeurde na bij de overwinning van het Stalinisme. Voor de anarchisten was het regime niets anders dan de logische consequentie van het 'aangeboren autoritarisme' van het Marxisme. In het bijzonder wat betreft de 'continuïteit' tussen de politiek van Lenin en die van Stalin want, al met al, de politieke politie en de terreur kwamen tot ontwikkeling toen de eerste nog leefde en zelfs kort na het begin van de revolutie
Natuurlijk is één van de argumenten, die aangehaald wordt om deze 'continuïteit' te illustreren, het feit dat vanaf het voorjaar van 1918 bepaalde groepen anarchisten in Rusland door het regime onderdrukt werden, dat hun pers gemuilkorfd werd. Maar het ‘beslissende’ argument is de bloedige onderdrukking van de opstand van Kronstadt in maart 1921 door de bolsjewistische macht, met Lenin en Trotski aan het hoofd. De episode van Kronstadt is uiteraard van grote betekenis, omdat de matrozen en arbeiders van deze marinebasis in Oktober 1917 een van de voorhoedes waren van de opstand, die de burgerlijke regering omverwierp en het mogelijk maakte dat de Sovjets (de raden van arbeiders en soldaten) de macht grepen. En juist deze, de meest bewuste arbeiders en matrozen van de revolutie, kwamen in 1921 in opstand met als ordewoord 'Macht aan de Sovjets, zonder de partijen'.
De Kommunistische Linkerzijde ten opzichte van de Russische ervaring
Binnen de Kommunistische Linkerzijde bestaat er tussen de verschillende tendensen een consensus over, uiteraard, wezenlijke punten:
Op deze drie doorslaggevende punten is er overeenstemming tussen de Kommunistische Linkerzijde enerzijds en de internationalistische anarchisten anderzijds maar een totale tegenstelling tussen hen en de Trotskisten, die de Stalinistische staat als een 'ontaarde arbeidersstaat' beschouwen, en de 'kommunistische' partijen als 'arbeiderspartijen' en die voor het overgrote deel deelgenomen hebben in de Tweede Wereldoorlog (met name in de rijen van het Verzet).
Daarentegen bestaan er binnen de Kommunistische Linkerzijde zelf aanzienlijke verschillen van inzicht in het proces dat de Oktoberrevolutie van 1917 heeft doen uitmonden in het Stalinisme.
Zo beschouwt de stroming van de Hollandse Linkerzijde (de 'radenkommunisten' of 'radenisten') de Oktoberrevolutie als een burgerlijke revolutie, die ten doel het feodale tsaristische regime te vervangen door een burgerlijke staat die beter was aangepast aan de ontwikkeling van een moderne kapitalistische economie. De Bolsjewistische Partij, die aan het hoofd stond van deze revolutie, wordt zelf beschouwd als een burgerlijke partij van een bijzonder soort, belast met het invoeren van het staatskapitalisme, ook al waren de militanten en de leiders ervan zich daar zelf niet werkelijk van bewust. Voor de 'radenisten' bestaat er dus zeker een continuïteit tussen Lenin en Stalin. De laatste was dan in bepaald opzicht de 'executeur-testamentair' van de eerste. In die zin bestaat er een punt van overeenstemming tussen anarchisten en ‘radenisten’, maar hebben deze laatsten hun referentie aan het marxisme tot zover niet overboord gezet.
De andere grote tendens binnen de Kommunistische Linkerzijde, die zich verbindt aan de Kommunistische Linkerzijde van Italië, stelt dat de Oktoberrevolutie en de Bolsjewistische Partij proletarisch van aard waren. (2) Het kader waarin deze tendens hun begrip van de overwinning van het Stalinisme plaatsen is dat van het isolement van de revolutie in Rusland, als gevolg van de nederlaag van de revolutionaire strijd in de andere landen, in de eerste plaats in Duitsland. Zelfs al voor de Oktoberrevolutie stelde de gehele arbeidersbeweging, en de anarchisten vormden hierop geen uitzondering, dat als de revolutie zich niet op wereldschaal zou uitbreiden, zij overwonnen zou worden. Het fundamentele historische feit dat geïllustreerd werd door het tragische lot van de Russische Revolutie is dat de nederlaag ‘niet van buitenaf kwam’ (de door de wereldbourgeoisie gesteunde witte legers werden zelfs verslagen), maar 'van binnen uit'. De arbeidersklasse verloor de macht en met name elke controle over de staat, die meteen na de revolutie ontstaan was, evenals door de ontaarding en het verraad van de Partij, die de revolutie geleid had, als gevolg van haar inlijving in deze staat.
In dat kader delen de verschillende groepen, die zich beroepen op de Italiaanse Linkerzijde, niet allen dezelfde analyses met betrekking de politiek van de Bolsjewiki zoals is gevoerd in de loop van de eerste jaren van de revolutie. Van de 'bordigisten' mag er geen kritiek geuit worden op het machtsmonopolie van de Bolsjewistische Partij, ook niet op de invoering van een vorm van monolithische in die partij, op het gebruik van terreur en zelfs niet op de bloedige onderdrukking van de opstand van Kronstadt. Integendeel, ook vandaag nog zijn zij deze mening toegedaan. Omdat de stroming van de Italiaanse Linkerzijde op wereldvlak vooral gekend werd door het 'Bordigisme', heeft dit bij de anarchisten gediend als een schrikbeeld voor de ideeën de Kommunistische Linkerzijde
Maar de Italiaanse Linkerzijde beperkt zich niet tot het ‘Bordigisme’. De LinkserFractie van de Kommunistische Partij van Italië (die later de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde werd) heeft in de jaren 1930 een heel werk gemaakt van het opmaken van de balans van de Russische ervaring. (‘Bilan’ was trouwens de naam van haar revue in het Frans). Tussen 1945 en 1952 werd dit werk voortgezet door de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (die ‘Internationalisme’ publiceerde). Deze stroming, die in 1975 de IKS zou oprichten, heeft die fakkel in 1964 al in Venezuela opgenomen en 1968 in Frankrijk.
Deze stroming (en gedeeltelijk ook die stroming die verbonden is aan de Partito Comunista Internazionalista in Italië) beschouwt het als een noodzaak bepaalde aspecten van de politiek van de Bolsjewiki meteen na de revolutie te bekritiseren. Met name veel aspecten, die door de anarchisten aangeklaagd worden, de machtsgreep door de partij, de terreur, en met name de onderdrukking van Kronstadt, worden door onze organisatie (in navolging Bilan et van de GCF) beschouwd als fouten die door de Bolsjewiki begaan werden. Deze kunnen zonder twijfel bekritiseerd worden binnen het kader van het marxisme en zelfs aan de hand van de opvattingen van Lenin, met name die neergelegd zijn in zijn werk ”Staat en Revolutie”, geschreven in 1917. Deze fouten kunnen verklaard worden door talrijke omstandigheden, die we hier niet kunnen ontwikkelen, maar die deel uitmaken van het algemene debat tussen de Kommunistische Linkerzijde en de internationalistische anarchisten. Late we eenvoudigweg stellen dat de voornaamste reden is dat de Russische revolutie de eerste (en tot op vandaag de enige) historische ervaring vormde van een tijdelijk zegevierende proletarische revolutie. Maar het is taak van de revolutionairen de lessen te trekken uit deze ervaring, zoals dat vanaf de jaren 1930 gedaan werd door Bilan voor wie “de diepgaande kennis van de oorzaak van de nederlaag” een noodzakelijkheid was van de eerste orde.
“Deze kennis kan noch een geen enkel verbod en geen enkele censuur verdragen. De balans opmaken van de gebeurtenissen van na de oorlog, betekent de voorwaarden creëren voor de zege van het proletariaat in alle landen.” (Bilan nr.1, november 1933)
De anarchisten en de Kommunistische Linkerzijde
Periodes van contrarevolutie zijn allesbehalve gunstig voor de eenheid, of zelfs maar voor de samenwerking tussen revolutionaire krachten. De verwarring en de versnippering, die het geheel van de arbeidersklasse treffen, hebben tenslotte ook hun uitwerking op de gelederen van haar meest bewuste elementen. Net zoals het onderlinge debat tussen de groepen, die met het Stalinisme gebroken hadden maar zich toch beriepen op de Oktoberrevolutie, vanaf de jaren 1920 en heel de jaren 1930 niet gemakkelijk was, zo was ook het ook het debat tussen anarchisten en de Kommunistische Linkerzijde was de hele periode van contrarevolutie bijzonder moeilijk.
Zoals we hierboven al hebben kunnen lezen maakte het gegeven, dat iedere kritiek op de marxisten over het lot van de Russische Revolutie de indruk wekte alsof je water naar de zee droeg, dat de overheersende houding binnen de anarchistische beweging erin bestond elke discussie uit de weg te gaan met de ‘per definitie autoritaire’ marxisten van de Kommunistische Linkerzijde. En dat des temeer omdat deze beweging in de jaren 1930 een veel grotere faam genoot dan de enkele kleine groepjes van de Kommunistische Linkerzijde, vooral door hun plaats die de anarchisten innamen op het voorste plan in een land als Spanje, waar zich in die periode een historische gebeurtenis van doorslaggevend belang afspeelde.
Aan de andere kant, het feit dat de anarchistische beweging de gebeurtenissen in Spanje bijna unaniem beschouwde als een soort bevestiging van de geldigheid van haar opvattingen, terwijl de Kommunistische Linkerzijde er vooral een bewijs van het failliet van die opvattingen in zag heeft lange tijd een hindernis gevormd voor samenwerking met de anarchisten. We moeten er nochtans aan herinneren dat Bilan weigerde alle anarchisten over één kam te scheren. Toen de Italiaanse anarchist Camillo Berneri in mei 1937 door het Stalinisme vermoord werd, heeft deze revue een ‘in memoriam’ gepubliceerd voor iemand die een kritiek zonder enige concessies had geleverd op de politiek, zoals die door de leiding van de CNT gevoerd werd.
Van nog meer betekenis is het feit dat in 1947 een Conferentie gehouden werd, die de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde (de groep van Turijn), de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk, de Hollandse Linkerzijde en... een aantal Internationalistische Anarchisten samenbracht! Eén van de anarchisten zat de Conferentie zelfs voor. Dat laat zien dat, zelfs tijdens de contrarevolutie, sommige militanten van de Kommunistische Linkerzijde en van het internationalistisch anarchisme, gedreven door de ware geest van openheid, de wil tot discussie en een vermogen om de fundamentele criteria te herkennen die de revolutionairen over hun meningsverschillen heen verenigen! (3)
Die kameraden van 1947 geven ons daarmee een les en hoop voor de toekomst.
Het spreekt voor zich dat de wreedheden, die het Stalinisme uit naam van het zich toegeëigende Marxisme en kommunisme begaan heeft, ook vandaag nog een last vormen. Ze vormen een emotionele muur die het serieuze debat en de loyale samenwerking nog steeds zwaar belemmert.“De traditie van alle dode [vermoorde - nvdr] geslachten weegt als een zware last op de hersenen van de levenden.” (K. Marx:
De 18e Brumaire van Louis Bonaparte) Deze muur die ons hindert, kan niet van de ene op de andere dag afgebroken worden. Toch begint hij barsten te vertonen. We moeten het debat onderhouden dat, stapje voor stapje, onder onze ogen op gang komt. We moeten ons, gedreven door een broederlijke inzet, inspannen en steeds voor ogen houden dat wij allen proberen, op serieuze wijze, te ijveren voor de komst van het kommunisme, van een maatschappij zonder klassen n
IKS / augustus 2010
Voetnoten
(1) Kommunistische Linkerzijde en het internationalistisch anarchisme (deel I): Wij moeten discussiëren en samenwerken.
(2) Voor Lenin: “In West-Europa is het revolutionair syndicalisme in verschillende landen ontstaan als het rechtstreekse en onvermijdelijke resultaat van het opportunisme, het reformisme, de parlementaire stompzinnigheid.” (Voorwoord bij de brochure van Voïnov (Lunatcharski) over de houding van de partij tegenover de vakbonden (1907) (Œuvres T.13, p.175). Het anarchisme dat al ruim voor het revolutionair syndicalisme bestond, maar er dichtbij staat, heeft eveneens geprofiteerd van deze evolutie in de socialistische partijen.
We moeten opmerken dat er in Rusland zelf verschillende groepen bestonden, die uit de Bolsjewistische Partij voortkwamen en die dezelfde analyses verdedigden. Zie hierover onze brochure “The Russian Communist Left”.
(3) In feite was het debat, de samenwerking en het wederzijds respect tussen internationalistische anarchisten en kommunisten toentertijd niet iets nieuws.
Uit verschillende voorbeelden kunnen we bijvoorbeeld de Amerikaanse anarchiste Emma Goldman citeren die in haar autobiografie (gepubliceerd in 1931, tien jaar na Kronstadt) schreef:
“... het bolsjewisme was een maatschappijopvatting die gedragen werd door de briljante geest van mensen gedreven door de ijver en de moed van martelaren. (...) Het was van het grootste belang dat de anarchisten en de andere revolutionairen resoluut de verdediging van deze belasterde mensen en van hun zaak op zich namen tijdens de gebeurtenissen die in Rusland voortsnelden.” (Living My Life)
Een andere zeer bekende anarchist, Victor Serge, laat in een artikel opgesteld in augustus 1920, “De anarchisten en de ervaring van de Russische revolutie”, een overeenkomstig geluid horen, en terwijl hij zich blijft beroepen op het anarchisme en hij bepaalde aspecten van de politiek van de Bolsjewistische Partij blijft bekritiseren, gaat hij toch door zijn steun aan die partij te geven.Anderzijds hebben de Bolsjewiki een afvaardiging van de anarcho-syndicalistische Spaanse CNT uitgenodigd op het IIe congres van de Kommunistische Internationale. Ze hebben echt kameraadschappelijke broederlijke discussies met haar kunnen voeren en hebben de CNT uitgenodigd zich aan te sluiten bij de Internationale
Steeds vaker duikt het woord ‘onderklasse’ oftewel precariaat, op in de linkse en anarchistische pers. Delen van de arbeidersklasse en ook van de zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel) dreigen af te dalen in deze zogezegde onderklasse. Dat betekent: de slechtste baantjes, heel onregelmatig werk, halfillegaal, werkeloos; in ieder geval rondkomen van minder dan het minimumloon. Steeds vaker duikt het woord ‘onderklasse’ oftewel precariaat, op in de linkse en anarchistische pers.
Delen van de arbeidersklasse en ook van de zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel) dreigen af te dalen in deze zogezegde onderklasse. Dat betekent: de slechtste baantjes, heel onregelmatig werk, halfillegaal, werkeloos; in ieder geval rondkomen van minder dan het minimumloon.
Maar omdat een deel van de arbeidersklasse hierin terechtkomt, moet deze dan ook als aparte klasse, als precariaat benaderd worden? Moeten we onze solidariteit tot haar beperken, zoals Doorbraak (1) en anarchistische groepen (2) doen? Kan zoiets een perspectief bieden aan de strijd voor hun en onze belangen en de strijd tegen het kapitalisme?
Kommunisten denken van niet, want de ‘afdaling in de opperste ellende’ is een verschijnsel dat niet alleen de ‘onderklasse’ nù treft, maar iets dat ons in de toekomst allemaal te wachten staat, als we niet een bewust en eendrachtig verzet organiseren tegen de staat en de ondernemers, tegen links en de vakbonden.
Rutte 1 heeft ongeziene bezuinigingen in petto
Er wordt bezuinigd op de kinderopvang, de publieke omroepen, subsidies voor cultuur, de basisverzekering van de ziektekosten, de bijstand, de wajong, de migratie en inburgering en vooral op salarisposten van de ambtenaren. Er wordt maar liefst 4,3 miljard bezuinigd op de sociale zekerheid, vooral de ‘zwaksten’ zullen de zwaarste klappen krijgen. Chronisch zieken moeten meer gaan betalen, de studiefinanciering wordt met een jaar gekort, het collegegeld gaat omhoog, de huurmarkt wordt verder geliberaliseerd, de zorgtoeslag gaat omlaag. De eigen bijdragen voor de AWBZ worden fors verhoogd voor mensen die in instellingen als verpleeg- en verzorgingstehuizen verblijven. De eigen bijdrage voor de AWBZ zal in de periode 2012-2015 per jaar met gemiddeld 500 euro per persoon stijgen. Het nieuwe kabinet wil meer dan 6 miljard euro besparen op de overheid.
Daardoor staan tienduizenden overheidsbanen op de tocht. Consumenten krijgen een toeslag op hun energierekening. Het minimumloon, waaraan de hoogte van de bijstand is gekoppeld, wordt verlaagd. Het pakket voor de basisverzekering wordt beperkt. Er komen bezuinigingen op de kinderopvang en zorgtoeslag.
De regelingen bijstand, sociale werkplaatsen en wajong worden samengevoegd. In dit nieuwe stelsel moeten mensen beneden het minimumloon gaan werken onder een bijstandsachtig regiem, waarbij ze – ondanks dat ze betaald werk verrichten – zijn overgeleverd aan de nukken van de klantmanagers van de gemeente. De reorganisaties, die op stapel staan en die zonder verzet ongetwijfeld zullen worden ingevoerd, betekenen een nieuwe vorm van gecontroleerde slavernij voor een deel van de arbeidersklasse. Volgens René Paas, voorzitter van de belangenvereniging van Sociale Diensten: “Zou het wel eens kunnen dat hier de basis is gelegd voor de herziening van het sociale stelsel in de komende drie jaar.” (3)
In het Amerikaanse systeem hebben alleen kostwinners recht op bijstand, mits ze kinderen hebben. In de praktijk zijn dat vooral alleenstaande vrouwen. Wie geen kind heeft, kan voor zo'n 200 dollar per maand voedselbonnen krijgen, daar moeten zij van rondkomen. De tijdelijkheid van de bijstand (uitkeringen worden in de VS hooguit vijf jaar verstrekt) stuit op een zeker enthousiasme. Zo verklaart Eric ten Hulsen, directeur van de Amsterdamse Dienst Werk en Inkomen, in hetzelfde artikel: “Je gaat dan met een heel andere focus met die mensen aan de slag. Het idee is veel meer om mensen in hun eigen kracht te houden.” Mevrouw Klijnsma, die zelf met de sociale hervormingen in Nederland aan de slag moest, haalt Van Hulsen aan met de uitspraak: “Die tijdelijkheid houdt wel de druk erop.” Dat mensen in Amerikaanse projecten nog een tijdje worden begeleid na het vinden van werk, spreekt haar ook erg aan: “Uiteindelijk moeten mensen zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun leven. Maar de begeleiding bij ons kan vaak echt een onsje enthousiaster.” Op die manier kan er natuurlijk meteen wat extra druk uitgeoefend worden!
Een steeds sterkere tendens tot flexibiliteit
Voor de degenen die nog werk hebben, wordt de situatie steeds moeilijker. De druk wordt steeds groter, het werktempo wordt steeds meer opgevoerd en ‘werkzekerheid’ wordt naar het rijk der fabelen verwezen. Rick Kruiswijk, algemeen directeur van HeadFirst (dochteronderneming van ABN-AMRO en arbeidsintermediair actief in de financiële wereld en het ICT-marktsegment):
"Grote bedrijven zullen binnen nu en vijf jaar afstand doen van het merendeel van hun vaste personeel. De hiermee gepaard gaande groei van het aantal zelfstandig ondernemers zonder personeel (zzp-ers) zal helpen om de economie uit het dal te trekken.” (4) Kruiswijk: "Een baan voor het leven is iets van vroegere tijden. Het gerucht dat IBM komende zeven jaar 300.000 van de grofweg 400.000 werknemers van IBM uit vaste dienst wil halen en ze zo nodig weer wil inhuren als zzp-ers staat niet op zichzelf. Een dergelijk Hoog Rendement-beleid (HRM) verwacht ik in de komende jaren bij meer multinationals. Het is een ontwikkeling, waarbij bedrijven een balans zoeken tussen het aantal interne medewerkers en de flexibel in te zetten specialisten. Het zorgt voor kostenbesparing, kwaliteitsverbeteringen en het is ook nog eens goed voor de carrière van de medewerkers. Deze ontwikkeling juichen wij toe."
Ook in Nederland zelf zien we op de arbeidsmarkt in Nederland, mede als gevolg van de economische teruggang, een sterke toename van het individueel specialisme, flexibilisering van arbeid en transparantie in afspraken en honorering. Flexibele arbeid staat ook in Nederland bovenaan agenda van het management.
Han Mesters, sectorbankier bij ABN-AMRO en economisch historicus, voorziet dat flexibilisering niet meer weg te denken is uit de arbeidsmarkt: "Flexibele arbeid staat inmiddels bovenaan op de strategische managementagenda van grote bedrijven. Bedrijven hebben in toenemende mate een kern van vaste werknemers in dienst met daaromheen een flexibele schil van zzp-ers. Hiermee voorkom je ook het probleem in de toekomst van de zogenaamde "bankzitters". Bedrijven worden hiermee platter en slagvaardiger."
Grotere delen van de arbeidersklasse in armoede
De salariskloof tussen topbestuurders en werknemers is in een kwarteeuw (1983-2007) verdrievoudigd. Waar een directeur midden jaren tachtig gemiddeld 16 keer een modaal inkomen verdiende, is dat in 2007 opgelopen naar 44 keer modaal. Het gemiddelde directeurssalaris van de honderd best verdienende bedrijven steeg in 25 jaar van 225 duizend euro naar 1,3 miljoen euro, een stijging van 600 procent.(5)
De Quote 500 van 2009 was goed voor een totaal vermogen van 127 miljard, 30 miljard meer dan vijf jaar ervoor. In 2009 telde Nederland in totaal 154.000 miljonairs, een nieuw record. De nieuwste cijfers van het zakenblad Quote, die van 2010, vermelden dat “het vermogen van de 500 rijkste Nederlanders is dit jaar met 6,6 procent gestegen. (…) Bij elkaar hebben de rijksten van Nederland een vermogen van meer dan 135 miljard euro, slechts tien miljoen minder dan in 2008, toen Quote het hoogste totaalvermogen ooit berekende.” (6)
Als de rijken rijker lijken te worden, is het zeker dat de armer steeds armer worden. De NRC heeft berekend dat de zorgpremies komend jaar met maar liefst 325 euro zullen stijgen. Onderwijs volgen wordt duurder, waar subsidies wegvallen, zullen prijzen omhoog gaan en gemeenten worden gedwongen om op allerlei basisvoorzieningen te korten. Honderdduizenden zullen in financiële problemen terechtkomen, tienduizenden zullen van goede zorg verstoken raken, en duizenden zullen op straat belanden: om het even jong of oud, allochtoon of autochtoon, stads- of plattelandsbewoner, Limburger of Drent.
In 2010 daalt de koopkracht van huishoudens voor het eerst sinds het begin van de crisis. De daling van de koopkracht is in doorsnee half procent. Komend jaar daalt de zogeheten mediane koopkracht naar verwachting met een kwart procent. Deze statische koopkrachtcijfers houden echter geen rekening met de gevolgen van vermogensverliezen, baanverlies en het schrappen van bonussen. Huishoudens die daarmee te maken hebben, kennen een (veel) ongunstiger koopkrachtontwikkeling. (7)
Tenslotte zien we heel duidelijk dat ook kleine zelfstandigen steeds meer in de armoede terechtkomen. Volgens de berichten vangen de zzp-ers de grootste klappen van de recessie op: uit CBS-cijfers blijkt dat de zzp-ers hun inkomen in het derde kwartaal van vorig jaar met gemiddeld 12 procent zagen dalen. “De economische krimp raakt vooral de zelfstandigen. Hun inkomensdaling is de grootste duikeling van dit decennium”, aldus Michiel Vergeer, hoofdeconoom van het CBS. “Steeds meer kleine zelfstandigen kloppen aan bij de voedselbanken in Nederland voor gratis levensmiddelen” kopte het AD van 9 januari 2010.
De val van de ‘nieuwe’ vakbondsstrategie (9)
De bezuinigingen van de nieuwe regering zijn een aanval op de hele Nederlandse bevolking. De gevolgen van deze bezuinigingen zal ieder van ons in de een of andere vorm treffen in de komende jaren. De enige manier om ons daar effectief tegen teweer te stellen, is een eendrachtig verzet onder leiding van de arbeidersklasse als geheel. We moeten ons dan ook niet laten verleiden door de ‘nieuwe’ strategie van de vakbonden om ons alleen op die ‘onderklasse’ of precariaat te richten.
Dat is een pure misleidingtactiek omdat het de arbeidersklasse opdeelt in categorieën, beroepen, sectoren en corporaties. Daarbij maakt het geen enkel verschil of leden van Doorbraak zich, zeker niet als het een door de vakbond bezoldigd ‘organiser’ betreft, opwerpen als voortrekker van de strijd van de schoonmakers, de flexwerkers, en andere precaire delen van de arbeidersklasse. Want met of zonder de tactieken van 'organising' , met of zonder de steun van solidariteitscomités van de anarchisten of ultralinks, uiteindelijk is het toch de vakbond en daarachter de burgerlijke staat die, door de kunstmatige opdeling van de arbeidersklasse, aan het langste eind trekt en haar maatregelen er doordrukt.
Bepaalde stromingen binnen het anarchisme hebben altijd de leus hoog gehouden “de bevrijding van de arbeider, zal het werk van de arbeiders zelf zijn”. Ze hebben daarbij vaak hun verwachtingen gericht op de het revolutionaire potentieel van de ‘marginalen’ in de maatschappij, zoals de lompenproletariërs. Nu er zich daadwerkelijk een materiële grondslag ontwikkelt, waarbij steeds grotere delen van de arbeidersklasse in absolute armoede geworpen worden, gaan ze steeds meer hun aandacht op deze groepen richten.
Kameraad, als je terecht en ook oprecht probeert op te komen voor de meest verdrukten, dan maakt iedere opdeling van de arbeidersklasse, zoals in een ‘onderklasse’ en een ‘bovenklasse’, de mogelijkheden tot misbruik van groeiende strijdwil door de vakbond en links alleen maar gemakkelijker en groter. In het geval van de staking onder de schoonmakers van het afgelopen voorjaar, toen de vakbond ook gebruik maakte van de strategie van 'organising', werden velen van jullie voor het karretje gespannen van de FNV-Bondgenoten. Deze vakbond zag in de anarchisten juist een geschikte ‘bondgenoot’, goede hulptroepen om haar invloed onder de schoonmakers te vergroten en nadat ze dit doel grotendeels had bereikt, werd de strijd afgeblazen en ieder van jullie onmiddellijk weer afgeserveerd.
Kommunisten laten zich niet voor het karretje van de vakbond spannen, ze gaan niet uit van de een of andere bijzondere situatie van de arbeidersklasse. Ook al beweren sociologen honderd keer dat ze wel bestaan, voor kommunisten bestaat er geen zwarte, witte of gele arbeidersklasse. Voor kommunsisten maakt het geen enkel verschil of een arbeider toevallig wel een eigen huis of geen eigen huis bezit.
Kommunisten beseffen maar al te goed dat de nog-werkenden van vandaag de werklozen van morgen kunnen zijn. Waar de arbeiders ook hun leven proberen op te bouwen, in China of in Peru, in Roemenië of in Holland, overal heeft ze te maken met dezelfde aanval op haar leefomstandigheden. Daarom kan ze alleen in haar eenheid tegenover het kapitalisme de basis kan leggen voor een maatschappij zonder uitbuiting en armoede.
Dixoff / 10.11.2010
Voetnoten
(1) “In Nederland kijkt Doorbraak voor verzet in principe naar de gehele onderklasse …”; Uit de basisstandpunten van Doorbraak.
(2) “Het geïllegaliserde 'precariaat' valt geheel buiten wat de rechtstaat genoemd wordt.”; Uit de basisstandpunten van de AAGU.
(3) Dit en de volgende citaten in deze alinea uit: Trouw van 3 december 2009.
(4) Dit en de volgende citaten in deze alinea uit: Headfirst van 20 mei 2010
(5) De Volkskrant, 17-05-2008.
(6) Quote, 03-11-2010.
(7) CPB-rapport Macro-Economische Verkenningen 2011
(8) Rapport ”Armoede in Nederland 2010”, Kerk in Actie, 4 november 2010.
(9) Grenzeloos spreekt zelfs al triomfantelijk over “De geboorte van een nieuwe vakbeweging”.
"Meer dan welke klasse ook in de geschiedenis is het proletariaat rijk aan prachtige revolutionaire figuren, aan toegewijde militanten, onvermoeibare strijders, martelaars, denkers en mensen van de actie. "Meer dan welke klasse ook in de geschiedenis is het proletariaat rijk aan prachtige revolutionaire figuren, aan toegewijde militanten, onvermoeibare strijders, martelaars, denkers en mensen van de actie. Dat is toe te schrijven aan het feit dat, in tegenstelling tot andere revolutionaire klassen die enkel tegen de reactionaire klasse vochten om hun eigen heerschappij in te stellen en de onderwerping van de maatschappij aan hen egoïstische belangen van bevoorrechte klasse, het proletariaat geen voorrechten te veroveren heeft.” (De drie L’s: Lenin, Luxemburg, Liebknecht, l'Étincelle, het blad van de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk, 1946)
De arbeidersbeweging telt zoveel van deze voorbeeldige militanten dat het onmogelijk is ze allemaal te eren. Sommigen onder hen drukken echter op een bijzondere wijze de passie uit voor de revolutie en we willen hier daarom drie van hen in herinnering brengen, die de moeilijke beproeving van de periode van contra-revolutie in de jaren 1920 en 1930 en de daaropvolgende Tweede Wereldoorlog doorgemaakt hebben. Het gaat om Leo Trotski, 70 jaar geleden gestorven, Anton Pannekoek, 50 jaar geleden overleden, en Jan Appel, die ons 25 jaar geleden ontviel. Hoewel ze elk een zeer verschillende levensloop kenden en vaak zeer diepe meningsverschillen hadden, hebben deze felle strijders van het proletariaat, en ondanks hun politieke fouten, nooit opgehouden hun leven enkel te wijden aan de verdediging van de belangen van hun klasse.
Trotski
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog wordt Trotski, na een vurig militanten leven, dat geheel gewijd was aan de zaak van de arbeidersklasse, als revolutionair en strijder met een pikhouweel vermoord door een agent van de GPOE. Ondanks zijn ernstige politieke fouten, zijn de bijdragen van Trotski aan de arbeidersklasse immens. Gedurende zijn leven is hij talrijke keren gearresteerd, uitgestoten en verbannen, maar hij bleef zich inzetten voor het revolutionaire perspectief. Heel jong al was hij een actief propagandist in de sociaal-democratische krant Iskra, een uitzonderlijk redenaar, en voorzitter van de Sovjet van Petrograd tijdens de revolutie van 1905. Hij had belangrijke meningsverschillen met Lenin en alhoewel hij werd gedwongen uit te wijken naar de Verenigde Staten, kwam hij in mei 1917 terug naar Rusland en vervoegde zich bij de Bolsjewistische Partij. Zijn rol in de Oktoberrevolutie is doorslaggevend, net als de rol die hij speelt in de oprichting en organisatie van het Rode Leger, dat de verdediger wordt van revolutionair Rusland tegen de aanvallen van de contra-revolutionaire witte legers en de coalitietroepen, die proberen “de kommunistische pest” te verpletteren. (1)
Hij speelde nog een bijzonder ondankbare rol, want achteraf zwaar bekritiseerd, als hoofd van de delegatie die in maart 1918 onderhandelde met Duitsland over de vrede van Brest-Litovsk, welke de bevolking in Rusland enige tijd adempauze gaf. Trotski was aan de zijde van Lenin één van de oprichters van de Kommunistische Internationale, waarvoor hij de redacteur was van talrijke fundamentele teksten. Zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie vormt een essentiële referentie voor het begrijpen en bevatten van heel het belang van deze historische gebeurtenis. De literaire nalatenschap van Trotski, op politiek, historisch, cultureel en theoretisch vlak, is enorm, waarmee hij het devies van Marx ook tot het zijne maakt: “Niets menselijks is mij vreemd”.
Zijn theorie van de 'permanente revolutie' en de analysefouten die ermee gepaard gaan (zoals de noodzaak voor het proletariaat de burgerlijke revolutie door te voeren in landen waar de bourgeoisie zelf te zwak is om het feodalisme te overwinnen) zijn één van de hefbomen, die Stalin er al vroeg toe brengen hem te haten. De grondregel van deze theorie is dat de revoluties van de 20e eeuw niet kunnen ophouden als burgerlijke en nationale doeleinden bereikt zijn en stelt zich tegenover de theorie van het 'socialisme in één land' en daarna van de 'revolutie in stappen' die de basis vormen van het stalinisme in de jaren 1920 en 1930.
Trotski, die zei:“De realiteit vergeeft de theorie geen enkele fout”, verdedigde in zijn laatste jaren talrijke opportunistische standpunten, zoals de politiek van ‘entrisme’ in de sociaal-democratie, het proletarisch eenheidsfront, de kwestie van de proletarische aard van de USSR, enzovoort, standpunten die de Kommunistische Linkerzijde in de jaren 1930 terecht bekritiseerde (2). Hij is echter nooit overgestapt naar het vijandelijk kamp, dat van de bourgeoisie, zoals de trotskisten na zijn dood wel deden. In het bijzonder over de kwestie van de imperialistische oorlog heeft hij tot het eind de traditionele opvatting van de revolutionaire beweging verdedigd: de omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog. In het Manifest van de IVe Internationale, genaamd Alarm, dat hij zonder dubbelzinnigheden en uitsluitend vanuit het standpunt van het revolutionaire proletariaat heeft opgesteld om stelling te nemen tegenover de veralgemeende imperialistische oorlog, kan men lezen:
"De IVe Internationale bouwt haar politiek niet op de militaire lotgevallen van de kapitalistische staten, maar op de omvorming van de imperialistische oorlog in een oorlog van arbeiders tegen kapitalisten, voor de omverwerping van de heersende klassen in alle landen, op de socialistische wereldrevolutie” (Manifest van de IVe Internationale van 29 mei 1940, p.75, hoofdstuk 24, Œuvres de Trotski). Ziedaar, wat de trotskisten vergeten en verraden hebben.
Hoe intensiever de wereldoorlog werd, hoe meer de eliminatie van Trotski een cruciaal punt werd voor de wereldbourgeoisie (3), net als voor Stalin. Om zijn macht te grondvesten en een politiek te ontwikkelen die hem tot de belangrijkste bouwer van de contra-revolutie maakte, heeft Stalin eerst talloze revolutionairen, oude Bolsjewiki, geëlimineerd door hen naar de kampen te sturen. Vooral zij, die de kameraden van Lenin waren, de bouwers van de Oktoberrevolutie, werden hierdoor getroffen. Maar dat volstond nog niet. De gevaarlijkste van alle Bolsjewiki, ook al was hij in het buitenland, was Trotski. Stalin had hem al getroffen door in 1938 zijn zoon Léon Sédov te laten vermoorden in Parijs. Nu moest Trotski zelf opgeruimd worden.
Zijn eliminatie had een veel grotere betekenis dan die van de andere oude Bolsjewiki en die van de leden van de Russische Kommunistische Linkerzijde.
Anton Pannekoek
Op 28 april 1960 overleed Anton Pannekoek, na meer dan 50 jaar strijd voor de arbeidersklasse. Aan het begin van de 20e eeuw begon hij als verdediger van de belangen van de arbeidersklasse door stelling te nemen in de strijd tegen de revisionistische tendensen, in de Nederlandse arbeidersbeweging vertegenwoordigd door Troelstra. Met Gorter klaagde hij elke samenwerking aan met de progressieve liberale fracties van de bourgeoisie in het parlement.
“Niet een tegemoetkomende houding, niet overleg, niet toenadering tot de burgerlijke partijen en afslaan van onze volle eisen zijn de beste middelen om wat te krijgen, maar versterking van onze organisaties, uiterlijk in omvang, innerlijk in kennis en klassenbewustzijn, zodat zij voor de bourgeoisie als een steeds dreigender en vreeswekkender macht verschijnen.” (Anton Pannekoek en Herman Gorter, Marxisme en revisionisme, De Nieuwe Tijd, 1909)
Toen hij in 1906 naar Duitsland ging om les te geven aan de SPD-school, kwam hij al gauw in conflict met de leiding, onder meer met Kautsky, over het belang van een zelfstandige massa-actie van de arbeiders. In 1911 was hij de eerste van de socialisten die, in het voetspoor van Marx na de nederlaag van de Commune van Parijs, verklaarde dat de strijd van de arbeiders tegen de kapitalistische overheersing geen andere keus heeft dan de vernietiging van de burgerlijke staat. “De strijd van het proletariaat, schreef hij, is niet enkel een strijd tegen de bourgeoisie om de staatsmacht; het is ook een strijd tegen de staatsmacht.” (geciteerd in Staat en Revolutie van Lenin)
Toen in 1914 de wereldoorlog uitbrak, nam hij resoluut stelling tegen het verraad van de sociaal-democratische leiders van de Tweede Internationale. Gedurende de oorlog werd hij sympathisant van de ISD in Bremen en de SPD in Nederland, en schreef hij artikelen tegen de oorlogspolitiek. In een brief aan Van Ravensteyn van 22 oktober 1915 legt hij uit wat hem ertoe bracht zich te verbinden aan het initiatief van de Linkerzijde van Zimmerwald.
Daarna sprak hij zijn onvoorwaardelijke solidariteit uit met de Russische arbeiders toen die in 1917, in Sovjets georganiseerd, de macht grepen, en bleef hij onverdroten de noodzaak propageren van de wereldrevolutie. “Wat we hoopten is ondertussen gebeurd. Op 7 en 8 november hebben de arbeiders en soldaten van Petrograd de regering Kerenski omvergeworpen. En het is waarschijnlijk (...) dat die revolutie zich over heel Rusland zal uitbreiden. Een nieuw tijdperk begint, niet alleen voor de Russische revolutie, maar ook voor de proletarische revolutie in Europa.” (Anton Pannekoek, De Russische Revolutie III, De Nieuwe Tijd, 1917, p.560; De Russische Revolutie VIII, De Nieuwe Tijd, 1918, p.125)
Toen de meerderheid, die uit de KPD uitgesloten werd, in april 1920 een nieuwe partij oprichtte, de KAPD, was Pannekoek een grote inspirator voor het programma van deze politieke organisatie. Dit programma verenigde de belangrijkste standpunten van de nieuwe periode. Pannekoek was (precies zoals Rosa Luxemburg tot zij in 1919 vermoord werd) aan het begin van de jaren 1920 een, weliswaar kritisch, maar een vurig verdediger van de Oktoberrevolutie.
Maar dat belette hem niet om uiteindelijk foute lessen te trekken uit de nederlaag van de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland. Hij kwam inderdaad tot de conclusie dat de Bolsjewiki in feite een burgerlijke revolutie hadden geleid. Waarom? Niet alleen omdat volgens hem in 1917 in Rusland nog resten van feodalisme bestonden, versnipperde vormen van kleinburgerlijke productie, maar ook omdat Lenin het verschil niet goed begrepen zou hebben tussen proletarisch materialisme en het burgerlijk materialisme. (Zie John Harper (pseudoniem van Anton Pannekoek), Lenin als Filosoof, 1938)
Voor elke revolutionair van vandaag blijven de werken van Pannekoek, ondanks zijn latere fouten, een belangrijke referentie, alleen al omdat hij, zoals andere linkskommunisten een brug sloeg tussen de sociaal-democratische Tweede Internationale en de beginnende Kommunistische Derde Internationale, de periode die zich uitstrekte van 1914 tot 1919, en omdat hij daarna zijn theoretische werk is blijven voortzetten. Zoals hij later herhaalde: “... onze taak is vooral een theoretische taak: door studie en discussie de beste weg vinden en aanduiden voor de actie van de arbeidersklasse.” (Brief van Pannekoek aan Castoriadis – Socialisme ou Barbarie, 8 november 1953)
Jan Appel
Op 4 mei 1985 stierf de laatste grote figuur van de Kommunistische Internationale, Jan Appel, op de leeftijd van 95 jaar. Het proletariaat zal nooit zijn leven vergeten, een leven van strijd voor de bevrijding van de mensheid.
De revolutionaire golf van het begin van vorige eeuw is mislukt. Duizenden marxistische revolutionairen werden gedood in Rusland en Duitsland, sommigen pleegden zelfs zelfmoord. Maar ondanks die lange nacht van de contra-revolutie bleef Jan Appel trouw aan het marxisme, bleef hij trouw aan de arbeidersklasse, overtuigd van het feit dat de proletarische revolutie moest komen. Jan Appel werd gevormd en gehard in de revolutionaire beweging in Duitsland en Nederland aan het begin van vorige eeuw. Hij streed zij aan zij met Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Lenin, Trotski, Gorter, Pannekoek. Hij streed in de revolutie in Duitsland in 1919. Hij behoorde tot degenen die nooit de zaak van het proletariaat verrieden. Hij was een waardig vertegenwoordiger van die anonieme massa van de gestorven generaties van het proletariaat. Hun historische strijd heeft zich altijd gekeerd tegen persoonsverering of het nastreven van glorierijke titels. Evenmin als Marx en Engels hoeft Jan Appel geen rekenschap af te leggen aan de kapitalistische sensatiepers.
Maar hij was ook meer dan zomaar iemand uit heel die anonieme massa moedige revolutionaire militanten, welke werd voortgebracht door de revolutionaire golf van de arbeidersbeweging begin vorige eeuw. Hij heeft sporen nagelaten voor de revolutionairen, die vandaag de fakkel overnemen. Jan Appel was in staat degenen te herkennen, even anoniem en voor het ogenblik beperkt tot een kleine minderheid, die de kommunistische strijd voort zullen zetten. Met trots hebben wij Jan Appel ontvangen op het Oprichtingscongres van de Internationale Kommunistische Stroming in 1976 in Parijs.
Geboren in 1890 begint Jan Appel al heel jong te werken op de scheepswerven in Hamburg. In 1908 is hij een actief lid van de SPD. In de oorlog, jaren vol kwelling, neemt hij deel aan discussies over de nieuwe kwesties die zich aan de arbeidersklasse stellen: de houding tegenover de imperialistische oorlog en tegenover de Russische revolutie. Dat brengt hem ertoe om zich eind 1917-begin 1918 aan te sluiten bij de Linksradikalen in Hamburg, die duidelijk standpunt kozen tegen de oorlog en voor de revolutie. Vervolgens beantwoordde hij de oproep, in juli 1917 van de IKD in Hamburg, die alle revolutionairen vroegen om te ijveren voor de oprichting van een USPD, in oppositie tegen de reformistische en opportunistische politiek van de SPD-meerderheid. Gedreven door de arbeidersgevechten van eind 1918 treedt hij ook toe tot de Spartakusbund van Rosa Luxemburg en neemt hij na de eenmaking in de KPD(S) een verantwoordelijke positie in de groep van het district Hamburg.
Op basis van zijn actieve deelname aan de gevechten, die sinds 1918 plaatsvonden, en zijn organisatorische talenten, kiezen de deelnemers aan het Oprichtingscongres van de KAPD Jan Appel en Franz Jung als vertegenwoordigers van de Partij voor de Kommunistische Internationale in Moskou. Zij moesten discussiëren en onderhandelen over haar toetreding tot de Derde Internationale en over de verraderlijke houding van de centrale van de KPD tijdens de Ruhropstand. Om in Moskou te geraken moesten ze een schip kapen. Daar aangekomen hadden ze discussies met Zinovjev, voorzitter van de Kommunistische Internationale, en met Lenin. Op basis van het manuscript van Lenin, ‘De Linkse Stroming, een Kinderziekte van het Kommunisme’, discussieerden ze lange tijd en weerlegden onder meer de valse beschuldigingen van syndicalisme (dat wil zeggen: de verwerping van de rol van de partij) en van nationalisme.
Er waren nog verschillende reizen naar Moskou nodig totdat de KAPD als sympathiserende organisatie werd toegelaten tot de Derde Internationale en zo deel kon nemen aan het Congres van 1921.
Appel was actief overal waar de KAPD en de AAUD hem heen stuurden. Zo werd hij de verantwoordelijke voor het weekblad Der Klassenkampf van de AAU in het Ruhrgebied, waar hij bleef tot in november 1923.
Op het IIIe Congres van de Kommunistische Internationale, in 1921, waren Appel, Meyer, Schwab en Reichenbach de afgevaardigden die, tegen het groeiende opportunisme binnen de Komintern, de laatste onderhandelingen voerden namens de KAPD. Ze probeerden tevergeefs, samen met de afgevaardigden van Bulgarije, Hongarije, Luxemburg, Mexico, Spanje, Groot-Brittannië, België en de Verenigde Staten, een linkse oppositie te vormen. Kordaat onderstreepte Jan Appel, onder het pseudoniem Hempel, tegen het sarcasme van de Bolsjewistische en KPD-afgevaardigden in, aan het einde van dit IIIe Congres enkele fundamentele kwesties voor de wereldrevolutie van vandaag. Laten we aan zijn woorden herinneren: “De Russische kameraden zijn evenmin supermannen, en ze hebben tegenwicht nodig, en dat tegenwicht moet een Derde internationale zijn die elke tactiek van compromis, parlementarisme en oude vakbonden uitschakelt.”
Tot het einde toe was Jan Appel ervan overtuigd dat “alleen de klassenstrijd van belang is”. We zetten zijn strijd verder.
IKS / augustus 2010
Voetnoten
(1) De moeilijke omstandigheden waar de Bolsjewistische Partij en de arbeidersmassa’s, zowel op economisch als op militair vlak, mee geconfronteerd werden, waren het gevolg van ernstige fouten: de afslachting van de muitende matrozen van Kronstadt in 1921 en van het militair offensief tegen de beweging van Machhno in Oekraïne. Terwijl bepaalde militanten binnen van de Bolsjewistische Partij zich keerden tegen deze grove fouten, dan was Trotsky niet één van hen, hij is zelfs een van de belangrijkste uitvoerders geweest van deze repressies.
(2) Lees hiervoor onze brochure: Het trotskisme tegen de arbeidersklasse en de Internationale Revue (Fr, Eng, Sp) nr.103.
(3) Robert Coulondre, ambassadeur van Frankrijk bij het Derde Rijk, geeft er een welsprekende getuigenis van in zijn beschrijving van zijn de laatste ontmoeting met Hitler, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Hitler ging er prat op zojuist een pact met Stalin te hebben afgesloten. Hij schetste een grandioos panorama van zijn toekomstige militaire zegetocht. In zijn antwoord aan Hitler trachtte de Franse ambassadeur echter een beroep te doen op zijn redelijkheid en schetste hem de sociale oproer en het gevaar van de revoluties, die door een lange en moorddadige oorlog zouden kunnen worden teweeggebracht en die alle oorlogvoerende regeringen ten val zouden kunnen brengen. “U denkt enkel aan uzelf als overwinnaar”, zei de franse ambassadeur, “maar heeft u gedacht aan een andere mogelijkheid: dat Trotsky wel eens de winnaar zou kunnen worden?”