Dit jaar herdenken wij de 200e verjaardag van de geboorte van Charles Darwin (en de 150e sinds het verschijnen van het boek: ‘Het Ontstaan van Soorten'). De marxistische vleugel van de arbeidersbeweging heeft Darwins buitengewone bijdragen tot het begrijpen van de mensheid zelf en de natuur altijd toegejuicht.
In vele opzichten was Darwin typisch voor zijn tijd, geïnteresseerd in het waarnemen van de natuur en blij om experimenten te doen met dierlijk en plantaardig leven. Zijn empirisch werk met, onder meer, bijen, kevers, wormen, duiven en eendenmossels, was nauwgezet en gedetailleerd. Darwins koppige belangstelling voor deze laatste was zo groot dat zijn jongere kinderen "begonnen te denken dat alle volwassenen er op een gelijkaardige manier mee bezig waren, één van hen vroeg zelfs over een buurman vroeg: ‘Waar houdt hij zijn eendenmossels?' " (‘Darwin', Desmond & Moore).
Wat Darwin onderscheidde was dat hij in staat was om verder te gaan dan de details, om theorieën op te stellen en op zoek te gaan naar een historisch proces, waar anderen zich tevreden stelden met het catalogeren van de verschijnselen of het aanvaarden van de bestaande uitleg. Een typisch voorbeeld hiervan was zijn antwoord op het ontdekken van zeefossielen duizenden meters hoog in de Andes. Gewapend met de ervaring van een aardbeving en Lyells ‘Beginselen van de Geologie', was hij er toe in staat om te speculeren over de schaal van de aardkorstbewegingen die ervoor gezorgd hadden dat een zeebedding terecht gekomen was in de bergen, zonder dat hij hierbij zijn toevlucht moest nemen tot het bijbelse verhaal over de Zondvloed. "Ik hecht er een sterk geloof aan dat men zonder speculatie geen goede en originele waarnemingen kan doen" (zoals hij schreef in een brief aan AR Wallace, 22.12.1857).
Hij was evenmin bang om waarnemingen van een gebied te gebruiken in andere gebieden. Terwijl Marx de meeste geschriften van Thomas Malthus verachte, heeft Darwin diens ideeën over de menselijke bevolkingsaangroei gebruikt bij de ontwikkeling van zijn evolutietheorie. "In oktober 1838 las ik voor mijn ontspanning Malthus omtrent de bevolkingsaangroei, en er goed op voorberied om de strijd om het bestaan te aanvaarden die overal aan de gang is bij lang volgehouden waarnemingen van gewoontes van dieren en planten, trof het mij dat onder deze omstandigheden gunstige variaties de tendens hadden om bewaard te blijven, en de ongunstige om vernietigd te worden. Het resultaat daarvan zou het ontstaan zijn van nieuwe soorten. Hier had ik dan uiteindelijk een theorie gevonden waarmee ik kon werken" (Darwin's ‘Recollections of the Development of my mind and character', in het Nederlands ‘De Autobiografie van Darwin', uitg. Nieuwezijds, 2000).
Dit gebeurde 20 jaar vóór hij zijn theorie publiek bekend maakte met het ‘Ontstaan van Soorten', maar het wezenlijke was toen al aanwezig. In de ‘Oorsprong' legt Darwin uit dat hij de term ‘Strijd om het bestaan gebruikt in een brede en metaforische zin' en ‘voor het gemak van het gebruik' en dat hij met Natuurlijke Selectie bedoelt : "het bewaren van gunstige variaties en het verwerpen van nadelige variaties". De idee van evolutie was niet nieuw, maar reeds in 1838, was Darwin een verklaring aan het ontwikkelen over hoe de soorten evolueerden. Hij vergeleek de technieken van de hazewindkwekers en de duivenmelkers (kunstmatige selectie), met natuurlijke selectie en dacht dat dit ‘het mooiste deel was van mijn theorie' (Darwin, geciteerd in Desmond & Moore).
De methode van het historisch materialisme
Binnen de drie weken na de publicatie van ‘Het Ontstaan van Soorten', schreef Engels naar Marx: "Darwin die ik net gelezen heb, is prachtig. De teleologie was nog niet met de grond gelijk gemaakt in één opzicht, maar dat is nu gebeurd. Bovendien was er tot op heden nooit zo een schitterende poging gedaan om de historische ontwikkeling in de natuur te bewijzen, ten minste met zoveel succes". De ‘vernietiging van de teleologie' verwijst naar de opduvel die ‘Het Ontstaan' verkocht aan alle religieuze, idealistische of metafysische ideeën die de verschijnselen veeleer proberen ‘te verklaren' vanuit hun doel dan vanuit hun oorzaak. Dit is fundamenteel voor een materialistische visie op de wereld. Zoals Engels schreef in ‘Anti-Dühring' (hfst 1), "deelde (Darwin) de metafysische opvatting over de natuur de zwaarste slag toe door zijn bewijsvoering dat alle organische wezens, planten, dieren en de mens zelf, producten zijn van een evolutie die al miljoenen jaren aan de gang is".
In zijn voorbereidend materiaal voor ‘Dialectiek van de Natuur' zette Engels de betekenis uiteen van ‘Het Ontstaan van Soorten'. "Darwin ging in zijn baanbrekend werk uit van de breedst bestaande basis van het toeval. Juist de oneindig kleine, toevallige verschillen tussen individuen van dezelfde soort, verschillen die versterkt worden tot ze de kenmerken van de soort doorbreken, (...) dwongen hem tot het in-vraag-stellen van de vroegere basis van alle regelmaat in biologie, namelijk de vroegere opvatting van de soorten in hun metafysische starheid en onveranderlijkheid".
Marx las ‘Het Ontstaan' een jaar nadat het gepubliceerd was, en schreef meteen aan Engels (19.12.1860): "dit is het boek dat de basis bevat van onze ideeën in de natuurlijke geschiedenis". Hij schreef later dat het boek "als natuurwetenschappelijke basis diende voor de klassenstrijd in de geschiedenis" (brief aan Lasalle, 16.1.1862).
Ondanks hun enthousiasme voor Darwin, waren Marx en Engels niet kritiekloos. Zij waren zich wel degelijk bewust van de invloed van Malthus, en ook van het feit dat de inzichten van Darwin gebruikt werden door het ‘Sociaal Darwinisme' om de status-quo te rechtvaardigen van de Victoriaanse maatschappij met grote weelde voor enkelen en gevangenis, werkhuizen, ziektes, hongersnood en emigratie voor de armen. In zijn inleiding tot de ‘Dialectiek van de Natuur' schetst Engels enkele gevolgen ervan. "Darwin wist niet wat voor bittere satire hij schreef over de mensheid, (...) toen hij aantoonde dat de vrije concurrentie, de strijd om het bestaan, die door de economisten gevierd wordt als de hoogste historische prestatie, de normale toestand is in het dierenrijk". Het is enkel de "bewuste organisatie van de maatschappelijke productie" die de mensheid kan weghalen uit de overlevingsstrijd naar de expansie van de productiemiddelen als basis van het leven, het genot en de ontwikkeling, en dat de ‘bewuste organisatie' een revolutie vereist van de producenten, de arbeidersklasse.
Engels zag ook waar de strijd van de mensheid (en het marxistische begrip ervan) Darwins kader oversteeg: "Het begrip van de geschiedenis als een opeenvolging van klassenstrijd is reeds veel rijper in inhoud en dieper dan de visie die haar louter herleidt tot fasen van strijd om het bestaan" (Dialectiek van de Natuur, nota's en fragmenten).
Hoe dan ook, dergelijke kritiek ondermijnt de status niet van Darwin in de geschiedenis van het wetenschappelijke denken. In een speech aan het graf van Marx benadrukte Engels dat "Net zoals Darwin de wet van de ontwikkeling van de organische materie ontdekte, ontdekte Marx de wet van de ontwikkeling van de menselijke geschiedenis".
Marxisme na Darwinisme
Terwijl Darwin in en uit de mode is geweest in het burgerlijk denken (maar niet bij de ernstige wetenschappers), is de marxistische vleugel van de arbeidersbeweging hem nooit afgevallen.
Plechanov beschrijft in een voetnoot bij ‘De Ontwikkeling van de monistische visie van de geschiedenis' (hfst 5), de verhouding tussen het denken van Darwin en Marx: "Darwin slaagde er in het probleem op te lossen van hoe plantaardige en dierlijke soorten ontstonden in de strijd voor het bestaan. Marx slaagde er in om het probleem op te lossen van hoe verschillende types van sociale organisatie opkwamen in de strijd van de mensheid voor zijn bestaan. Het is logisch dat het onderzoek van Marx begint daar waar het onderzoek van Darwin eindigt [...] De geest van hun onderzoek is absoluut dezelfde bij beide denkers. Om die reden kunnen wij zeggen dat marxisme darwinisme is dat toegepast is op de sociale wetenschap".
Een voorbeeld van de onderlinge relatie tussen marxisme en de bijdragen van Darwin komt terug in Kautsky's ‘Ethiek en de Materialistische Opvatting van de Geschiedenis'. Hoewel Kautsky het belang van Darwin overschat, gaat hij te rade bij de ‘Afstamming van de Mens', om het belang te schetsen van altruïstische gevoelens, van sociale instincten in de ontwikkeling van de moraal. In hoofdstuk 5 van de ‘Afstamming', beschrijft Darwin hoe de ‘oermens' sociaal werd en hoe zij "elkaar moeten gewaarschuwd hebben bij gevaar, en wederzijdse steun verleend bij aanvallen. Dit houdt een zekere graad in van sympathie, trouw en moed". Hij schetst "Wanneer twee stammen van oermensen ... met elkaar wedijverden, en wanner de ene bestond uit ... een groter aantal moedige, sympathieke, en trouwe leden, altijd bereid elkaar te waarschuwen bij gevaar, elkaar te helpen en te verdedigen, dan zou deze stam er ongetwijfeld het best in slagen om de andere te verslaan. Laat het duidelijk zijn hoe allerbelangrijkst, in de nooit eindigende oorlogen van de wilden, de trouw en moed moeten zijn. Het voordeel dat gedisciplineerde soldaten hebben over ongedisciplineerde horden volgt hoofdzakelijk uit het vertrouwen dat elkmens heeft in zijn kameraden. (...) Zelfzuchtige en twistzieke volkeren hangen niet aaneen, en zonder eendracht kan niets doeltreffend worden bereikt" . Darwin overdrijft ongetwijfeld de graad waarin primitieve maatschappijen verwikkeld waren in constante oorlogvoering onder elkaar, maar de noodzaak tot samenwerking als basis voor het overleven was niet minder belangrijk in activiteiten als de jacht en bij de verdeling van het sociaal product. Dit is de andere zijde van de ‘strijd om het bestaan', waarin wij de triomf zien van de wederzijdse solidariteit en het vertrouwen over de verdeeldheid en het egoïsme.
Van Darwin naar een kommunistische toekomst
Anton Pannekoek was niet alleen een groot marxist, maar ook een vermaard sterrenkundige (een krater aan de verre kant van de maan en een asteroïde zijn naar hem genoemd). Geen enkele discussie over ‘Marxisme en Darwinisme' kan compleet zijn zonder te verwijzen naar zijn tekst met die naam uit 1909 (die we in de International Review gaan publiceren).
Om te beginnen verfijnt Pannekoek ons begrip van de verhouding tussen Marxisme en Darwinisme. "Hier zien wij dus hoe datzelfde principe van de strijd om het bestaan, dat Darwin formuleerde en waar Spencer de nadruk op legde, bij mens en dier verschillend werkt. Het principe dat de strijd tot een volmaking van de wapens leidt waarmee gestreden wordt, bewerkt bij mens en dier verschillende resultaten. Bij het dier leidt deze strijd tot een voortdurende ontwikkeling van de natuurlijke lichaamsorganen. Dit is de grondslag van de afstammingsleer, de kern van het darwinisme. Bij de mens leidt hij tot een voortdurende ontwikkeling van de werktuigen, van de techniek, van de productiekrachten. Dit is echter de grondslag van het marxisme. Hier blijkt dus dat marxisme en darwinisme niet twee onafhankelijke theorieën zijn, waarvan elk op haar gebied geldt en die niets met elkaar gemeen hebben. In werkelijkheid komen zij op hetzelfde grondprincipe neer. Zij vormen een eenheid. De nieuwe richting die met het ontstaan van de mens ingeslagen wordt, de vervanging van de natuurlijke organen door kunstmatige werktuigen bewerkt dat dit grondprincipe zich in de mensenwereld op geheel andere wijze uit dan in de dierenwereld, dat in de laatste het darwinisme, in de eerste het marxisme de ontwikkelingswet weergeeft". [Dierorgaan en mensenwerktuig]
Pannekoek weidde ook uit over het idee van het sociaal instinct op basis van de bijdragen van Kautsky en Darwin: "Nu echter zullen diegenen zich het beste staande kunnen houden, [deze zijn] waarin de sociale driften het sterkst ontwikkeld zijn. Waar deze zwak zijn, worden de dieren gemakkelijk een prooi van de vijanden of vinden zij minder goede weideplaatsen. Deze driften worden de gewichtigste en beslissende kenmerken, die de doorslag geven voor het in leven blijven in de strijd om het bestaan. Daardoor worden de sociale driften door de strijd om het bestaan tot de allerhoogste graad aangekweekt.
"(...) De diergroepen waarin het wederzijdse hulpbetoon het sterkst ontwikkeld is, houden zich het beste in de strijd om het bestaan staande." [Het maatschappelijk samenleven]
Dit onderscheid tussen sociale dieren en de homo sapiens ligt, onder andere, in hun bewustzijn.
"Voor de mensen geldt nu ook alles wat voor de sociale dieren geldt. Onze aapachtige voorouders en de oermensen die zich hieruit ontwikkeld hebben, waren weerloze zwakke dieren die, zoals bijna alle apensoorten, oorspronkelijk in troepen samenleefden. Hier moesten dus dezelfde sociale driften en gevoelens ontstaan die zich later bij de mensen tot zedelijke gevoelens ontwikkeld hebben. Dat onze zedelijkheid en moraal niets anders zijn dan de sociale gevoelens van de dierenwereld is overbekend. Ook Darwin sprak al van de met hun sociale instellingen in verband staande eigenschappen van de dieren, "die men bij de mensen zedelijke eigenschappen zou noemen". Het verschil ligt alleen in de mate van het bewustzijn. Zodra de sociale gevoelens aan de mensen zelf klaar bewust worden, krijgen zij het karakter van zedelijke gevoelens." [Het maatschappelijk samenleven].
Het ‘Sociaal Darwinisme' wordt ook onder vuur genomen door Pannekoek wanneer hij beschrijft hoe het ‘burgerlijk darwinisme' in een vicieuze cirkel terechtkwam waarbij de wereld die werd beschreven door Malthus en Hobbes zonder enige verrassing lijkt op de wereld die wordt beschreven door Hobbes en Malthus ! "Daardoor komt het dat onder het kapitalisme de mensenwereld het meest op de wereld van de roofdieren gelijkt. Daardoor komt het dat de bourgeois-darwinisten hun voorbeelden voor de mensenmaatschappij bij de eenzaam strijdende dieren zochten. Hun uitgangspunt was daarbij inderdaad de ervaring, en hun fout bestond slechts daarin dat zij de kapitalistische verhoudingen voor de eeuwig menselijke aanzagen. De overeenkomst van de bijzondere kapitalistische strijdmethoden met die van de alleen levende dieren heeft Engels in het historische gedeelte van zijn Anti-Dühring op deze wijze beschreven (blz. 293):
"De grote industrie tenslotte en het ontstaan van de wereldmarkt hebben de strijd universeel en tegelijkertijd van een ongehoorde heftigheid gemaakt. In een strijd tussen de afzonderlijke kapitalisten zowel als tussen gehele industrieën en gehele landen beslist de gunst van de natuurlijke of kunstmatige productievoorwaarden. De overwonnene wordt zonder genade uit de weg geruimd. Het is de darwinistische strijd om het bestaan, man tegen man, uit de natuur met verdubbelde woede op de maatschappij overgebracht. Het natuur standpunt van het dier verschijnt hier als hoogtepunt van de menselijke maatschappij". [Kapitalisme en Socialisme].
Maar de kapitalistische levensomstandigheden zijn niet eeuwigdurend, en de werkende klasse is in staat om ze omver te werpen te werpen en een eind te maken aan de verdeling van de maatschappij in klassen met tegenstrijdige belangen.
"Met het verdwijnen van de klassen wordt de gehele beschaafde mensheid een grote solidaire productiegemeenschap. Daarvoor geldt hetzelfde wat voor elke gemeenschappelijke groep geldt. Binnen de groep houdt de wederzijdse strijd om het bestaan op. Deze wordt alleen nog maar naar buiten gevoerd. Maar in plaats van de vroegere kleine groepen is nu de hele mensheid gekomen. Dat wil dus zeggen dat de strijd om het bestaan in de mensenwereld ophoudt. Hij wordt alleen nog naar buiten gevoerd, niet meer als een wedstrijd tegen soortgenoten, maar als strijd om het levensonderhoud tegen de natuur. Maar de ontwikkeling van de techniek en van de daarmee gepaard gaande wetenschap bewerkt dat deze strijd nauwelijks meer een strijd genoemd kan worden. De natuur is aan de mensen onderworpen en biedt hun, met geringe moeite van hun kant, een zeker en overvloedig levensonderhoud. Daarmee slaat de ontwikkeling van de mensheid nieuwe banen in. Het tijdvak waarin zij zich geleidelijk uit de dierenwereld verhief en de strijd om het bestaan in eigen, door het werktuiggebruik bepaalde vormen voerde, neemt een einde. De menselijke vorm van de strijd om het bestaan houdt op, een nieuw hoofdstuk van de menselijke geschiedenis begint."[Kapitalisme en Socialisme].
Car 28.1.2009
Het eerste artikel in deze reeks (Internationalisme 341) handelde over het begin van de revolutie in Duitsland in november 1918. In dit tweede deel zullen we bekijken hoe de heersende klasse haar machtigste wapens gebruikte - niet alleen de gewapende repressie, maar ook de ideologische campagnes van de voormalige arbeiderspartij, de SPD, om de revolutionaire beweging een grote nederlaag toe te brengen.
Met haar opstand in november 1918 had de arbeidersklasse de bourgeoisie in Duitsland gedwongen een einde te maken aan de oorlog. Om de radicalisering van de beweging te saboteren en een herhaling van de 'gebeurtenissen in Rusland' te verhinderen, gebruikte de kapitalistische klasse de SPD als oorlogsmachine in de strijd tegen de arbeidersklasse. Dankzij een bijzonder doeltreffende sabotagepolitiek deed de SPD, met behulp van de vakbonden, al wat ze kon om de macht van de arbeidersraden te ondermijnen.
Tegenover de explosieve ontwikkeling van de beweging, met soldaten die overal aan het muiten sloegen en zich aansloten bij het kamp van de opstandige arbeiders, kon de bourgeoisie niet onmiddellijke overgaan tot repressie. Ze moest eerst politiek tegen de arbeidersklasse optreden en op die weg volgen teneinde een militaire overwinning te kunnen behalen. Toch begon de voorbereiding van de militaire actie vanaf het allereerste begin. Het waren niet de rechtse partijen van de bourgeoisie die deze repressie organiseerden, maar de partij die nog werd gezien als 'de grote Partij van het proletariaat', de SPD, en ze deed dat in nauwe samenwerking met het leger. Het waren deze fameuze democraten die zich inzetten om de laatste verdedigingslinie van het kapitalisme te vormen. Zij waren het die de meest doeltreffende borstwering van het kapitaal vormden. De SPD begon met het op de been brengen van commando-eenheden, daar het reguliere leger, besmet met het 'virus van de arbeidersstrijd', steeds minder aan de burgerlijke regering gehoorzaamde. Deze compagnies van vrijwilligers, die een speciaal soldij ontvangden, zouden dienen als hulptroepen van de repressie.
De militaire provocaties van 6 en 24 december
Precies één maand na het uitbreken van de strijd gaf de SPD de politie het bevel met geweld binnen te dringen in de kantoren van Die Rote Fahne, de krant van Spartakus. Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg en andere spartakisten, maar ook leden van De Uitvoerende Raad van Berlijn, werden gearresteerd. Op hetzelfde moment vielen troepen, die trouw waren gebleven aan de regering, een betoging aan van soldaten die gedemobiliseerd of gedeserteerd waren; 14 betogers werden gedood. In antwoord daarop gingen op 7 december verschillende fabrieken in staking. In alle fabrieken vonden algemene vergaderingen plaats. Voor het eerst was er, op 8 december, een betoging van gewapende soldaten en arbeiders waaraan 150.000 personen deelnemen. In steden in de Ruhr, zoals Mülheim, arresteerden arbeiders en soldaten enkele fabrieksbazen.
Tegenover die provocaties van de regering stuurden de revolutionairen niet aan op een onmiddellijke opstand, maar riepen ze de arbeiders op massaal in beweging te komen. De Spartakisten hadden de situatie ingeschat als nog niet rijp genoeg om de burgerlijke regering omver te werpen, in het bijzonder gezien de capaciteiten van de arbeidersklasse.
Het Nationale Radencongres, dat half december 1918 plaatsvond, liet zien dat dit inderdaad het geval was en de bourgeoisie zou gebruik maken van deze situatie. De afgevaardigden op dit Congres besloten hun beslissing te onderwerpen aan een Nationale Vergadering, die verkozen moest worden. Tegelijkertijd wordt een Centrale Raad (Zentralrat) gevormd, uitsluitend bestaande uit SPD-leden, die beweerde te spreken uit naam van de arbeiders- en soldatenraden in Duitsland. De bourgeoisie heeft deze zwakte van de arbeidersklasse uitgebuit door meteen na het Congres een andere militaire provocatie te ontketenen: op 24 december gingen commando-eenheden en regeringstroepen over tot de aanval. Elf mariniers en verschillende soldaten werden gewond. Eens te meer wekte dit grote verontwaardiging op bij de arbeiders. De arbeiders van het autobedrijf Daimler en verschillende andere fabrieken in Berlijn richtten een Rode Garde op. Op 25 december vonden er, in antwoord op de aanval, machtige betogingen plaats. De regering moest een stap terugdoen. De regeringsploeg verloor steeds meer aan krediet, en de USPD, die tot dan toe met de SPD in de regering zat, trok zich eruit terug.
Maar de bourgeoisie gaf niet op. Ze bleef ijveren voor de ontwapening van het proletariaat dat in Berlijn nog wapens bezat, en bereidde zich erop voor om het een beslissende klap toe te brengen.
De SPD roept op de kommunisten te vermoorden
Om de bevolking op te zetten tegen de klassebeweging, wordt de SPD de spreekbuis van een enorme lastercampagne tegen de revolutionairen; een campagne die er zelfs toe overgaat te eisen dat met name de Spartakisten ter dood gebracht worden.
Eind december trad de Spartakusgroep uit de USPD om met de IKD de KPD op te richten. De arbeidersklasse had nu dus een klassepartij die geboren was in het vuur van de beweging en die het doelwit werd van de aanvallen van de SPD, de voornaamste verdediger van het kapitaal.
Voor de KPD was de grootst mogelijke massa-activiteit van de arbeiders onmisbaar om zich te kunnen verzetten tegen die tactiek van het kapitaal. "Na de aanvankelijke fase van de revolutie, die van de voornamelijk politieke strijd, opent zich nu een fase van versterkte, intensievere en voornamelijk economische strijd" (Rosa Luxemburg op het Stichtingscongres van de KPD). De SPD-regering "zal de vlammen van de economische klassestrijd niet overleven" (ibid.) Daarom doet het kapitaal, met de SPD op kop, al wat het kan om iedere uitbreiding van de strijd naar dat terrein te verhinderen door voortijdig gewapende arbeidersopstanden uit te lokken en die dan vervolgens neer te slaan. Het moest eerst de beweging in haar centrum, Berlijn, verzwakken, om vervolgens de rest van de arbeidersklasse te kunnen aanvallen.
De valstrik van de voortijdige machtsgreep in Berlijn
In januari reorganiseerde de bourgeoisie haar troepen die in Berlijn gestationeerd waren. In totaal beschikte ze over meer dan 80.000 soldaten, verspreid over de stad, waarvan 10.000 stoottroepen. Aan het begin van de maand lanceerde ze een nieuwe provocatie tegen de arbeiders om hen militair te verdelen. Op 4 januari werd de politieprefect van Berlijn, Eichhorn, die in november door de arbeiders was aangesteld, door de burgerlijke regering uit zijn functie ontheven. De arbeidersklasse beschouwde dat als een aanval. Op de avond van 4 januari hielden de Vertrouwensmannen (Obleute) een meeting, waaraan Liebknecht en Pieck, namens de pas opgerichte KPD, deelnemen.
De KPD, de revolutionaire Obleute en de USPD riepen op tot een protestbijeenkomst op zaterdag 5 januari. Als gevolg van die bijeenkomst namen ongeveer 150.000 arbeiders deel aan de betoging voor de politieprefectuur. Op de avond van 5 januari bezetten een aantal betogers de kantoren van de SPD-krant, Vorwärts, en andere uitgeverijen. Die acties vonden waarschijnlijk plaats op aansporing van provocateurs en kwamen in ieder geval op gang zonder dat het Comité ervan op de hoogte was of er zijn goedkeuring aan had gegeven.
De voorwaarden waren inderdaad niet rijp voor een omverwerping van de regering en de KPD legde dat duidelijk uit in een pamflet dat begin januari uitgegeven werd:
"Als de arbeiders van Berlijn vandaag de Nationale Vergadering ontbinden, als ze de Eberts en de Scheidemannen in de gevangenis gooien, terwijl de arbeiders in de Ruhr, in Opper-Silezië en aan de Elbe rustig blijven, dan zal het kapitalisme morgen Berlijn kunnen uithongeren. Het offensief van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie, de strijd om de macht van de arbeiders- en soldatenraden moet het werk zijn van alle arbeiders van het Rijk. Alleen de strijd van de arbeiders in de steden en op het platteland, overal en op permanente wijze, die door te versnellen en toe te nemen tot hij een machtige golf wordt die met geweld neerkomt op heel Duitsland, enkel één enkele golf, die gevormd wordt door de slachtoffers van de uitbuiting en onderdrukking en die zich over het hele land uitbreidt, kan de kapitalistische regering doen uiteenspatten, de Nationale Vergadering ontbinden, en op de ruïnes de macht van de arbeidersklasse opbouwen die het proletariaat naar de complete overwinning zal leiden in de verdere strijd tegen de bourgeoisie. (...)
Arbeiders, mannen en vrouwen, soldaten en mariniers! Roep overal vergaderingen samen en leg duidelijk uit aan de massa's dat de Nationale Vergadering enkel bluf is. In elke werkplaats, in elke troepeneenheid, in elke stad, moet gij kijken en nagaan of uw arbeiders- en soldatenraad inderdaad verkozen is, of er geen vertegenwoordigers van het kapitalistisch systeem in zitten, geen verraders van de arbeidersklasse zoals de mannen van Scheidemann, of onstandvastige en aarzelende elementen zoals de Onafhankelijken."
Deze analyse laat zien dat de KPD duidelijk inzag dat de omverwerping van de kapitalistische klasse nog niet meteen mogelijk was en dat een greep naar de machts nog niet aan de orde was.
Na de enorme massabetoging van 5 januari kwamen de Vertrouwensmannen 's avonds in vergadering bijeen, met deelname van afgevaardigden van de KPD en vertegenwoordigers van de garnizoenstroepen. Onder de indruk van de machtige betoging van die dag, verkozen de aanwezigen een Revolutionair Comité van 52 leden, met Ledebourg als voorzitter, Scholze voor de revolutionaire Vertrouwensmannen en Karl Liebknecht voor de KPD. Ze besloten tot een algemene staking en nog een betoging voor de volgende dag, 6 januari.
Het Revolutionaire Comité verspreidde een pamflet dat opriep tot de opstand: "Laten we vechten voor de macht van het revolutionair proletariaat! Weg met de regering Ebert-Scheidemann!"
Soldaten verklaarden zich solidair met het Revolutionaire Comité. Een afvaardiging van soldaten verzekerde dat ze zich aan de kant van de revolutie zou scharen zodra de afzetting van de regering Ebert-Scheidemann aangekondigd zou worden. In antwoord daarop tekenden Liebknecht voor de KPD en Scholze voor de Vertrouwensmannen een decreet waarin verklaard werd dat de afzetting een feit was en dat de regeringszaken overgenomen werden door het Revolutionaire Comité. Op 6 januari manifesteerden ongeveer 500.000 personen door de straten. Betogingen en bijeenkomsten hadden plaats in elke wijk van de stad; de arbeiders van Groot Berlijn eisten dat men hen hun wapens zou teruggeven. De KPD eiste de bewapening van het proletariaat en de ontwapening van de contrarevolutionairen. Hoewel het Revolutionaire Comité het ordewoord "Weg met de regering !" gegeven had, nam het geen enkel ernstig initiatief om die oriëntatie tot een goed einde te brengen. In de bedrijven werd geen enkele strijdgroep georganiseerd, er werd geen enkele poging ondernomen om de staatszaken in handen te nemen en de oude regering te verlammen. Niet alleen had het Revolutionaire Comité geen enkel actieplan, maar bovendien werd het de 6e januari door de marine gedwongen zijn hoofdkwartier te verlaten.
De arbeidersmassa, die betoogde, verwachtte op straat richtlijnen te krijgen terwijl haar leiders hulpeloos bleven. Terwijl de proletarische leiding aarzelde en terugdeinsde, geen enkel actieplan had, kwam de regering, geleid door de SPD, op haar beurt al snel de schok te boven die vanaf het begin veroorzaakt was door dit offensief van de arbeiders. Van alle zijden kreeg ze steun. De SPD riep op tot stakingen en betogingen om de regering te ondersteunen. Er werd een nog meer verbeten en doortrapte campagne ontketend tegen de kommunisten.
De SPD en haar medeplichtigen waren dus bezig om, in naam van de revolutie en de belangen van het proletariaat, de afslachting van de revolutionairen van de KPD voor te bereiden. Met de meest verachtelijke dubbelhartigheid riep zij de raden op de regering te steunen tegen wat zij 'de gewapende bendes' noemde. De SPD bevoorraadde zelfs een militaire afdeling, die wapens verkreeg uit de kazernes, en Noske werd aan het hoofd geplaatst van de repressiekrachten met de woorden: "We hebben een bloedhond nodig en ik zal me niet onttrekken aan die verantwoordelijkheid."
Op 6 januari vonden de eerste schermutselingen plaats. Terwijl de regering troepen verzamelde rond Berlijn, kwam De Uitvoerende Raad van Berlijn 's avonds de 6e bijeen. Overheerst door SPD en USPD, stelde ze voor dat er onderhandelingen zouden komen tussen de revolutionaire Vertrouwensmannen en de regering, terwijl De Uitvoerende Raad had opgeroepen deze laatste omver te werpen. De Uitvoerende Raad speelde de 'verzoener' door voor te stellen het onverenigbare te verenigen. Die houding zaaide verwarring onder de arbeiders, vooral onder de soldaten die toch al aarzelden. De mariniers besloten dus een politiek van 'neutraliteit' te voeren. In een situatie van rechtstreekse confrontatie tussen de klassen kan elke besluiteloosheid ertoe leiden dat de arbeidersklasse al snel het vertrouwen in haar eigen capaciteiten verliest en dat er een wantrouwende houding ten opzichte van haar eigen politieke organisaties wordt ingenomen. Door deze kaart te trekken zorgde de SPD voor een dramatische verzwakking van het proletariaat. Tegelijkertijd gebruikte ze provocateurs (zoals later bewezen werd) om de arbeiders tot een confrontatie aan te zetten.
In het licht van deze situatie had de leiding van de KPD, in tegenstelling tot het Revolutionaire Comité, een zeer duidelijk standpunt, dat steunde op een analyse van de situatie die ze gemaakt had op haar oprichtingscongres et die oordeelde dat het nog te vroeg was voor een greep naar de macht.
De KPD riep de arbeiders dus op eerst en vooral de raden te versterken, door de strijd te ontwikkelen op hun klasseterrein, in de bedrijven, en door zich te ontdoen van de Eberts, de Scheidemannen en co. Door de druk via de raden op te drijven, zouden ze een nieuw elan aan de beweging kunnen geven om zich dan te werpen in de strijd voor een greep naar de politieke macht.
Dezelfde dag oefenden Luxemburg en Jogiches zware kritiek uit op het ordewoord van de onmiddellijke omverwerping van de regering dat door het Revolutionaire Comité gegeven was, maar vooral op het feit dat het Comité zich door zijn aarzelende en capitulerende houding getoond had niet in staat te zijn de klassebeweging te leiden. Ze verweten in het bijzonder Liebknecht dat hij op eigen houtje gehandeld had, en zich had laten meeslepen door enthousiasme en ongeduld, in plaats van de Partijleiding te consulteren en zich te steunen op het programma en de analyses van de KPD.
Deze situatie toont duidelijk aan dat het noch aan programma, noch aan analyses ontbrak, maar dat de Partij als organisatie niet in staat was haar rol te vervullen als politieke leiding van het proletariaat. Slechts enkele dagen eerder opgericht, had de KPD nog geen invloed op de klasse, en nog minder de organisatorische stevigheid en samenhang die de Bolsjewistische Partij in Rusland een jaar eerder wel had. De onrijpheid van de Kommunistische Partij van Duitsland lag ten grondslag aan de versnippering in haar rijen, iets dat nog grote en dramatische gevolgen zou hebben in de komende gebeurtenissen.
In de nacht van 8 op 9 januari gingen de regeringstroepen tot de aanval over. Het Revolutionaire Comité, dat de krachtsverhouding nog steeds niet goed geanalyseerd had, riep op tot actie tegen de regering: "Algemene staking! Te wapen!: Er is geen andere keus! We moeten vechten tot de laatste man!" Veel arbeiders gaven gehoor aan deze oproep, maar opnieuw wachtten ze tevergeefs op duidelijke instructies van het Comité. In feite was er niets gedaan om de massa's te organiseren, om aan te sturen op verbroedering tussen de revolutionaire arbeiders en de troepen... De troepen van de regering trokken Berlijn binnen en leverden gedurende verschillende dagen zware straatgevechten tegen de gewapende arbeiders. Velen raakten gewond of werden gedood in de versnipperde gevechten in vele delen van de stad. Op 13 januari besloot de USPD tot het einde van de algemene staking en op 15 januari werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord door de bloedhonden van het sociaal-democratisch regering. De misdadige campagne van de SPD, "Doodt Liebknecht!" werd voor de bourgeoisie dus met succes bekroond. De KPD werd beroofd van haar belangrijkste leiders.
De KPD had niet de kracht om de beweging in toom te houden, zoals de bolsjewiki dat gedaan hadden in juli 1917. Volgens Ernst, de nieuwe sociaal-democratische politiechef die de afgezette Eichhorn verving: "Elk succes voor de mensen van Spartakus was vanaf het begin uitgesloten omdat wij hen met onze voorbereidingen gedwongen hebben vroegtijdig toe te slaan. We konden in hun kaarten kijken zodra ze deze begonnen uit te spelen en daarom waren wij in staat hen te verslaan."
Na dit militaire succes begreep de bourgeoisie onmiddellijk dat ze haar voordeel gebruik moest maken. Ze ontketende een bloedige golf van geweld waarin duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten vermoord werden, gemarteld en in de gevangenis gegooid. De moorden op Liebknecht en Luxemburg waren geen uitzondering, maar verrieden de beestachtige vastberadenheid waarmee de bourgeoisie haar doodsvijanden,de revolutionairen, wilde uitschakelen.
Op 19 januari triomfeerde ‘de democratie': er vonden verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Onder druk van de arbeidersstrijd besloot de regering op hetzelfde moment naar Weimar te verhuizen. De Weimarrepubliek werd ingesteld op de dode lichamen van duizenden arbeiders.
(Naar een artikel uit International Review 83, 4e kwartaal 1995).
"Economen weten het ook niet meer en zijn het spoor bijster" titelen de media op zoek naar antwoorden en uitwegen voor de huidige economische crisis die als een verwoestende vloedgolf over de wereldbol raast. Enkel de massale kredietinjecties in de geldmarkten en de even omvangrijke begrotingstekorten hebben de bourgeoisie toegelaten om een totale implosie van het financiële systeem in de meeste centrale landen tijdelijk te voorkomen. Maar dit lost uiteindelijk de onderliggende historische crisis van haar systeem niet op.
Ze kan niet anders meer dan internationaal toegeven dat de wereld tegen zijn brutaalste ineenstorting sinds de Depressie van de jaren '30 aankijkt. Japan en Duitsland torsen op tegen adembenemende dalingen in export en industriële productie. In een groot deel van Oost-Europa dreigt een ramp op de schaal van wat in IJsland gebeurde en Griekenland, Ierland, Italië, Spanje, Oostenrijk en ook België staan in de rij aan te schuiven. De "nieuw opduikende markten" tonen ook tekenen van spanning - alleen al in China loopt het aantal ontslagen in de tientallen miljoenen - vermits deze economieën door de zelfde vloedgolf worden ingehaald. De OESO en het IMF voorspellen nu dat de wereldeconomie als een geheel dit jaar zal samentrekken - ongezien sinds Wereldoorlog II.
40 jaar na het einde van de naoorlogse economische boom lijkt het dat alle vormen van beleid die de bourgeoisie voerde om de crisis te beheren mislukt zijn. Decennia van staatsinterventie (d.w.z. staatskapitalisme) hebben de bourgeoisie enkel naar de afgrond gedreven. Het belangrijkste mechanisme om de vraag te handhaven - steeds meer krediet - tegenover de massale overproductie heeft nu een economie achtergelaten die het best te vergelijken is met een patiënt die te veel antibiotica heeft gebruikt: de doeltreffendheid van de tegenmaatregel is herleidt tot nul. Erger nog, het krediet is een deel van het probleem geworden: het geheel van het systeem is nu, letterlijk, failliet.
Allen roepen echter in koor dat het om een "tijdelijke" en "cyclische" crisis gaat. Allen focussen op een herstel dat er, naargelang de inspanningen die "we met zijn allen" leveren, in een paar maand of jaar moet komen. Ook de G20 top in Londen van 2 april werd in dezelfde woorden gezien als een tussenstap naar herstel. "De dag dat de wereld samenkwam om terug te vechten tegen de globale recessie, niet met woorden, maar met een plan voor een globaal herstel." (verklaring van de Engelse premier Gordon Brown). Maar de huidige crisis van overproductie heeft zijn wortels niet, zoals de economische deskundigen beweren, in een soort van tijdelijke "oneven-wichtigheid" van de wereldeconomie, maar in de fundamentele sociale relaties van het kapitalisme, waar de grote massa van de bevolking per definitie de producent is van de " meerwaarde" die enkel door een constante uitbreiding van de markt kan worden gerealiseerd. Niet langer bekwaam om zich uit te breiden en nieuwe markten te veroveren, heeft het kapitalisme gedurende decennia lang dit probleem voor zich uit geschoven door de echte markt te vervangen met de kunstmatige markt van het krediet.
De wereld is gebaseerd op een concurrentie voor markten. Vandaag kan een kapitalist slechts ten koste van een andere bloeien, en hetzelfde geldt voor kapitalistische naties. Natuurlijk hebben zij gemeenschappelijke belangen als uitbuitende klasse: zij werken samen als het erop aankomt de loonslaven in lijn te houden, en deinzen ook terug als gehele natiestaten de muur ingaan, zelfs wanneer zij hun concurrenten zijn, vooral omdat zij ook afzetmarkten voor hun goederen vertegenwoordigen of schuldenaars zijn. Maar zij kunnen niet eindeloos met zijn allen winsten blijven realiseren in een cirkel van onderlinge verkopen, en daarom worden zij getroffen door de vloek van de overproductie - de markt loopt vast en leidt tot een golf van faillissementen, ineenstorting van de industrie en een pandemie van werkloosheid. Voor de arbeidersklasse betekent dit duidelijk: een ongeziene aanval op banen, op lonen en levensomstandigheden waarbij de laatste 40 jaar wel een oase van welvaart lijken te zijn.
Wij worden allen getroffen
Sinds het begin van deze recessie verliezen iedere dag een stijgend aantal arbeiders hun banen en, in veel gevallen, alle middelen van bestaan. De officiële werkloosheidscijfers waren al volledig vertekend en geven nu helemaal geen reëel beeld meer. Zo wordt het aantal onvrijwillig deeltijdsen flink opgedreven (ook via collectieve beslissingen om iedereen deeltijds te doen werken). Een kwart van alle arbeiders in België is bovendien tijdelijk, economisch werkloos. Meer en meer gezinnen komen steeds dieper in de schulden terecht waar ze niet gemakkelijk meer vanaf komen. De leefloners bij OCMW stegen in 5 maanden met 10%. De toename van de werkloosheid gaat immers duidelijk gepaard met een toename van het aantal daklozen en de soepkeukens in alle industriële centra van de wereld. Zij die nog een baan hebben tenslotte, vrezen constant het slachtoffer te worden in de volgende ronde van "herstructureringen".
Zelfs de mythe over de "welvarende" naoorlogse baby-boomers, eens op pensioengerechtigde leeftijd gekomen, is meer en meer een fictie. De ouderdomspensioenfondsen van vele arbeiders zijn tenietgedaan en de dromen op een zorgeloze oude dag zijn in rook opgegaan. België kent reeds de laagste pensioenen in Europa en tot nu toe was het dank zij de zeer hoge spaarquota dat er nog een zekere welvaart was, hoewel de armoedegrens voor een steeds groter aantal ouderen werd overschreden. Deze spaarquota smelten nu met de financiële crisis als sneeuw onder de zon.
Ondertussen volgt de ene vraag om besnoeiingen goed te keuren de andere op. De Hoge Raad voor Financiën, de Nationale bank, de regeringscoalitie en nog zoveel andere tenoren van de nationale bourgeoisie zijn het erover eens dat: "de moeder aller besparingsplannen op ons afkomt en dat gedurende vijf tot tien jaar.". Salarissen en voordelen moeten omlaag, de werkbelasting omhoog. De pensioenen, sociale uitkeringen, studie-uitgaven en gezondheidszorg komen onder druk te staan. Vakanties en andere soorten van vergoed "absenteïsme" moeten naar beneden of vervangen door onbetaalde afwezigheid, alles gaat onder de bijl. En dit tracht men de arbeidersklasse te verkopen als "noodzakelijke solidariteit", waar de ellende moet verdeeld worden. In wezen gaat het over solidariteit met het kapitalistische systeem en niet over onderlinge solidariteit van de arbeidersklasse tegen de maatregelen van de bourgeoisie die haar crisis wil afwentelen op de schouders van de arbeidersklasse.
De staat kan ons niet redden
Natuurlijk, zo zegt men ons, kunnen wij de dingen hun beloop niet laten gaan zoals dit het geval was in de laatste decennia. De „vrije markt" zal leiden tot een verwoestende ineenstorting zoals in de jaren '30. Wat wij nodig hebben is meer staatsinterventie: de hebzucht van bankiers en speculanten moet onder controle komen en banken en andere zeer belangrijke economische sectoren moeten genationaliseerd worden wanneer andere middelen ontbreken. Dit is het nieuwe "Keynesianisme" die als de oplossing voor de mislukkingen van het "neoliberalisme" wordt voorgesteld. (zie artikel in dit blad: De staat is steeds de vijand van de arbeiders)
Maar denken dat het kapitalisme democratischer kan worden gemaakt, menselijker, groener, dankzij de interventie van de staat is een illusie. De kapitalistische sociale relaties zijn van nature onmenselijk. Zij zijn onafscheidelijk verbonden met de drift om winst te accumuleren en dan "komen de mensen nooit eerst". Dit is de duidelijkste les van de huidige crisis: 40 jaar van staatsinterventie is er niet in geslaagd om de problemen op te lossen inherent aan dit systeem. De oorlog, de massale werkloosheid, de armoede en de vernietiging van het milieu zijn niet het resultaat van "slechte regeringen". Zij zijn een rechtstreeks product van een seniel systeem, een sociale orde die zijn nut voor de mensheid al lang heeft overleefd.
Er is een echt alternatief : de klassenstrijd
"Harder en langer werken voor minder. Hoe sneller we dat accepteren, hoe beter" (De Standaard 15/3). Dat is de boodschap die in alle media wordt verkondigd voor de arbeidersklasse in België.
Neen! Weerstand is niet vergeefs! Weerstaan aan de economische aanvallen en de politieke repressie van het kapitalisme, weerstaan aan zijn vergiftigde ideologische campagnes, is het enige startpunt voor een beweging om de wereld echt te veranderen.
En deze weerstand is mogelijk: - De recente golf van opstanden door studenten, leerkrachten, werklozen en andere delen van de arbeidersklasse die de laatste maanden Europa overspoelden, en die culmineerde in de Griekse december; - De wilde stakingen in de olieraffinaderijen in Groot-Brittannië die het nationalisme aan de kaak stellen (zie verder in dit blad); - De fabrieksbezettingen tegen afslankingen in Frankrijk, Groot-Brittannië en Ierland; - De massastakingen in Egypte, Bangladesh, of de Antillen; - De hongerrellen in tal van landen. Allemaal tekens van echte en massale sociale onrust op een steeds ruimere internationale schaal. Dezelfde tekens zijn te herkennen in het groeiend aantal jongeren die revolutionaire ideeën via internet bespreken, discussiekringen vormen, de valse oplossingen in vraag stellen die door de heersende media en de gauchisten worden aangeboden.
Voor revolutionairen is er slechts één oplossing voor de crisis en dat is voor eens en voor altijd het kapitalisme naar de vuilnisbak van de geschiedenis verbannen. Maar dit zal niet automatisch gebeuren. Een sociale revolutie die de uitbuiting van de mens door de mens, de verdeling van de maatschappij in klassen, het bestaan van naties wil overwinnen ... kan slechts het product van een bewuste en collectief georganiseerde inspanning van het wereldproletariaat zijn. Geconfronteerd met meedogenloze aanvallen moeten de arbeiders consequent en keer op keer antwoorden door de logica van het kapitalisme te weigeren en de klassenstrijd tot zijn uiterste grenzen te ontwikkelen. Ze moeten een krachtsverhouding opbouwen gebaseerd op echte klassensolidariteit en eenheid, onder eigen controle.
Lac / 13.04.2009
De jongste weken hebben allerlei berichten omtrent gouden parachutes, stock-options, premies, bonussen of salarissen die aan grote bazen werden uitgekeerd ophef gemaakt. Er is echter niets nieuws onder de zon. Het kapitalisme is een systeem waar een minderheid de meerderheid uitbuit.
In deze tijden van crisis, is het zeker nog meer aanstotelijk dan gewoonlijk om te zien hoe aan de ene kant, de arbeiders de broeksriem moeten aantrekken, ontslagen worden en als een papieren zakdoek worden weggegooid en aan de andere kant, hoe grote bazen hun zakken vullen. De berichten dat miljoenen euros aan CEO's worden toegekend hebben, met recht, een diep gevoel van afkeer veroorzaakt.
Zo'n schandelijke en provocerende situatie zou de arbeiders wel eens tot strijd kunnen aanzetten. De bourgeoisie moest dan ook wel iets doen. Zij heeft zich getooid met haar meest hypocriete masker om op tafel te slaan, om deze «schofterige bazen » te hekelen. Met de code-Lippens wil ze de gouden parachutes inperken en de opzegvergoedingen van de topmanagers aan banden leggen. "Verontwaardiging over bonussen is geen populisme maar een beetje elementair maatschappelijk fatsoen en moreel normbesef." heet het dan.
Kortom de staat snelt de arbeiders ter hulp!
De staat is de ergste baas
"Verscheidene landen hebben al maatregelen genomen om paal en perk te stellen aan de premies en hoge bonussen die toplui van noodlijdende financiële instellingen zichzelf nog steeds toe-eigenen" (edito in De Standaard, 31/3/09). Dit refrein wordt inderdaad in koor overgenomen door alle wereldleiders. Van Obama tot Merkel, van Zapatero tot Brown, allen beloven ze dat de staten zullen ingrijpen om de economie te 'moraliseren'. Het werd zelfs voorgesteld als één van de hoofddoelen van de G20.
Het is dus noodzakelijk een heel eenvoudige waarheid in herinnering te brengen: voor de proletariërs is de staat altijd de ergste baas geweest ! Wie voert er voortdurend algemene aanvallen uit op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse ? Wie heeft de toegang tot de zorgverstrekking bemoeilijkt, de pensioenleeftijd opgetrokken en de uitkeringen verminderd ? Wie heeft de werklozen het leven zuur gemaakt door ze een schuldgevoel aan te wrijven, door ze massaal uit de officiële statistieken te schrappen en hun rechten in te perken ? Wie heeft er steeds meer precaire nepcontracten ingevoerd? De staat, nog eens de staat, altijd de staat!
Nochtans, bestaan er vandaag in de arbeidersrangen nog vele illusies over de aard van dit burgerlijk orgaan. Dit is te verklaren door het geloof dat werd bijgebracht en onderhouden door links, de vakbonden en alle gauchisten. En de plotse belangstelling van de bourgeoisie voor Marx dient alleen om deze illusie in stand te houden: "Karl Marx zei het al : De staat is helemaal terug. Zelfs geharde neoliberalen pleiten nu voor nationalisering." (De Standaard 1/3/09). Zo zou de staat na Wereldoorlog II, allerlei maatregelen hebben genomen ter verbetering van het algemeen welzijn van de arbeidersklasse (zoals bv. de oprichting van de Sociale Zekerheid). Zo wordt de illusie in stand gehouden dat massale nationaliseringen de arbeidersvoorwaarden zouden kunnen verbeteren. Deze eis staat trouwens voorop in het huidige programma van geheel uiterst-links. Ziehier een aantal voorbeelden: "Een staatsbank is een eerste haalbare zet om de crisis op korte termijn te counteren. Je kunt niet meteen de hele financiële sector nationaliseren -hoewel dat op termijn zeker een optie is." (De Standaard, 1/3/09, E. DeBruyn, voorzitter Sp.a Rood); "Daarom zeggen wij dat er een volledige nationalisering moet komen van de financiële sector." (Alternative Socialiste, april 09 PSL); "de PvdA wil een openbare bank" (Solidair, 26 maart 09 PvdA). In tegenstelling tot die traditionele leugens van links en uiterst-links, zijn nationaliseringen nooit een goede economische maatregel geweest voor het proletariaat. Na Wereldoorlog II stelde de omvangrijke golf van nationaliseringen zich tot doel het vernietigde productieapparaat opnieuw op te bouwen door het arbeidsritme te verhogen. Laten we de woorden van Thorez, secretaris-generaal van de Franse 'communistische' partij en toenmalig vice-president van de door De Gaulle geleidde regering niet vergeten, woorden die hij in het gezicht slingerde van de arbeidersklasse en in het bijzonder van de arbeiders in de openbare diensten: « Indien er mijnwerkers zich dood werken, dan zullen hun vrouwen hen vervangen», of «Stroop uw mouwen op voor de nationale heropbouw! » of nog « Staking is een wapen van de trusts » Welkom in de wondere wereld van de genationaliseerde ondernemingen!
Revolutionaire communisten hebben, sedert de ervaring van de Commune van Parijs in 1871, steeds de wezenlijk anti-proletarische rol van de staat onderstreept: « De moderne staat, onder welke vorm ook, is een in wezen kapitalistisch werktuig, de staat van de kapitalisten , de ideale universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist, des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalverhouding wordt niet opgeheven , zij wordt veleer op de spits gedreven » (F. Engels in 1878) (1).
De staat kan de kapitalistische economie niet redden
De nieuwe golf van nationaliseringen die effectief is begonnen in de bank- en automobielsector in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië zal niets goeds met zich meebrengen voor de arbeidersklasse. Hij zal de bourgeoisie ook niet toelaten om aan te knopen met een echte duurzame groei. Wel integendeel! Deze nationaliseringen kondigen toekomstige, nog zwaardere economische wervelwinden aan.
Inderdaad, in 1929 zijn de banken die failliet gingen de dieperik ingegaan met de spaargelden van een groot deel van de Amerikaanse bevolking, waardoor miljoenen arbeiders in de ellende terechtkwamen. Sedertdien, om een gelijkaardige ineenstorting te vermijden, werd het banksysteem in twee delen opgesplitst. Enerzijds, de zakenbanken die de ondernemingen financieren en die werken aan allerlei financiële operaties en anderzijds de spaarbanken die geld ontvangen van spaarders en die dit geld gebruiken voor relatief veilige beleggingen. Vandaag bestaan de Amerikaanse zakenbanken echter niet meer als gevolg van de golf van faillissementen in 2008. Het Amerikaans financieel systeem heeft zich heringericht zoals het vóór 24 oktober 1924 bestond ! Bij de volgende windstoot lopen alle, dankzij een gedeeltelijke of volledige nationalisering, 'overlevende' banken, op hun beurt het risico te verdwijnen maar dan wel met de karige spaarcenten en de lonen van de arbeidersgezinnen. Indien de bourgeoisie vandaag nationaliseert is het niet om een of ander nieuw relanceplan in te voeren maar om een onmiddellijke insolvabiliteit te vermijden van financiële of industriële mastodonten. Het ergste moet vermeden worden, de meubelen moeten worden gered (2).
Al is het dan niet met zijn relanceplannen, kan de staat toch niet DE redder zijn door miljarden dollars in de economie te pompen om deze opnieuw op te starten? Wel,nee! Deze hoop steunt op het idee dat een staat niet failliet kan gaan, dat het eindeloos geld uit zijn zakken kan halen (of beter dat het onbeperkt geld kan drukken). Ben Bernanke, de huidige voorzitter van de Fed (de Amerikaanse centrale bank) heeft ooit op 21 november 2002 een toespraak gehouden die beroemd is gebleven : hij beweerde dat in geval van crisis in de Verenigde Staten het zou volstaan om «eindeloos geld te drukken en het met helikopters rond te strooien».
Wanneer een particulier failliet gaat, verliest hij alles en komt hij op straat te staan. Een onderneming sluit haar deuren. Maar een staat ? Kan een staat failliet gaan ? Al bij al heeft men nog nooit een staat 'de zaak zien sluiten'. Niet echt, inderdaad. Maar een staking van betalingen, dat hebben we wel meegemaakt ! In 1982 zagen veertien met schulden overladen Afrikaanse landen zich genoodzaakt een staking van betalingen aan te kondigen. In de jaren 1990 zijn ook een aantal Zuid-Amerikaanse landen en Rusland in gebreke gebleven. Onlangs nog, in 2001, stortte Argentinië op zijn beurt in. Concreet gezien hielden die landen niet op te bestaan, de nationale economie is ook niet stil gevallen. Er was daarentegen wel telkens een soort economische aardbeving : de waarde van de nationale munt viel sterk terug, de geldschieters (meestal andere staten) verloren alles of een deel van hun investering en vooral, de staat verminderde zijn uitgaven drastisch door een groot aantal ambtenaren te ontslaan en diegenen die nog aan het werk bleven voor een tijdje niet uit te betalen.
Vandaag staan vele landen op de rand van deze afgrond: Ecuador, IJsland, Oekraïne, Serbië, Estland, enz... Dichterbij bij huis, heeft de Europese Gemeenschap onlangs een hulpplan ontwikkeld voor de zware financiële crisis die vier van zijn lidstaten teistert : Ierland, Griekenland, Oostenrijk en... België. J.L. Dehaene bevestigd dat "Indien wij het (de Europese munteenheid) niet zouden hebben, wij vandaag, net als IJsland, een failliet land zouden zijn." (Le Vif/l'Express 27/3/09). Maar hoe staat het met de grote mogendheden? A. Schwartzenegger, gouverneur van Californië, verklaarde eind december dat zijn staat zich in een «fiscale noodtoestand » bevond. De rijkste Amerikaanse staat, de « Golden State », staat op het punt om een omvangrijk deel van zijn 235 000 ambtenaren te ontslaan! Bij de voorstelling van het nieuwe budget, waarschuwde de ex-Hollywoodster dat « iedereen offers zal moeten brengen ». Dit is een duidelijk symbool van de zware economische moeilijkheden waarmee de eerste wereldmacht kampt. Het betreft hier natuurlijk geen staking van betalingen vanwege de Amerikaanse staat maar dit voorbeeld geeft duidelijk aan dat de financiële maneuvreerruimte vandaag heel beperkt is. De schuldenlast op wereldvlak lijkt het niveau van verzadiging te hebben bereikt (60 000 miljard dollars in 2007 en hij is sedertdien met nog meerdere duizenden miljarden dollars toegenomen). Aangezien de bourgeoisie gedwongen wordt om in dezelfde richting door te gaan zal dit vernietigende economische schokken veroorzaken. Alle economen op deze planeet vragen om een nieuwe New Deal en dromen dat Obama zich ontpopt tot een nieuwe Roosevelt, die de economie kan aanzwengelen, zoals in 1933, door middel van een grootschalig plan dat grote openbare werken financiert... op krediet. Maar het plan Obama, dat begin 2009 wereldkundig werd gemaakt, zou volgens de economisten zelf « ontgoochelend zijn »: 775 miljard dollars zullen worden vrijgemaakt om enerzijds een « fiscaal cadeau » van 1000 dollars per Amerikaans gezin (95% van de gezinnen zijn erbij betrokken) mogelijk te maken, dit om ze aan te sporen « opnieuw geld uit te geven ». Anderzijds wordt er een programma opgestart van grote openbare werken mbt energie, infrastructuur en onderwijs. Dit plan, belooft Obama, zou « in de komende jaren » drie miljoen jobs voortbrengen. De Amerikaanse economie vernietigt op dit ogenblik meer dan 500 000 jobs per maand. Deze nieuwe New Deal (ook al overtreft hij de beste verwachtingen, wat weinig waarschijnlijk is) heeft dus nog heel wat weg af te leggen.
Plannen om de schuldenlast van de staat, zoals bij de New Deal, doen toenemen heeft de bourgeoisie sedert 1967 al regelmatig uitgevoerd zonder werkelijk succes. De verschulding van de gezinnen, de ondernemingen of de staten is een lapmiddel, het geneest het kapitalisme niet van de overproductieziekte (3); het laat hoogstens toe de economie tijdelijk uit het moeras te halen maar enkel door nog zwaardere crisissen in de toekomst voor te bereiden. En toch zal de bourgeoisie deze wanhoopspolitiek verder zetten omdat zij geen andere keus heeft, zoals de verklaring van Angela Merkel van 8 november 2008 op de Internationale Conferentie in Parijs, voor de zoveelste keer aantoont: "Er bestaat geen andere mogelijkheid om de crisis te bestrijden dan bergen schulden op te stapelen »; de laatste tussenkomst van de hoofdeconomist van het IMF, Olivier Blanchard stelt hetzelfde : « wij staan voor een crisis van buitengewone omvang, waarvan het belangrijkste onderdeel een ineenstorting van de vraag is [...] Het is absoluut noodzakelijk om [...] de privé-vraag opnieuw aan te zwengelen, wil men voorkomen dat de recessie zich omvormt tot een Grote Depressie » Hoe? « door de openbare uitgaven te verhogen".
De schuldenberg die vier decennia lang werd geaccumuleerd heeft zich omgevormd tot een ware Everest, en vandaag kan niets nog voorkomen dat het kapitaal van deze helling aftuimelt. De toestand van de economie is werkelijk rampzalig. Maar dit betekent niet dat het kapitalisme in één klap vanzelf zal ineenstorten. De bourgeoisie zal HAAR systeem niet laten verdwijnen, zij zal hardnekkig, en met alle middelen, proberen de doodstrijd van haar systeem te rekken, zonder zich zorgen te maken om de schade die het de mensheid toebrengt. Wat echter wel vaststaat is dat de historische crisis van het kapitalisme van ritme is veranderd. Na veertig jaren van trage afdaling in de hel, staat we voor een toekomst van hevige schokken, van opeenvolgende economische stuiptrekkingen die niet alleen Derdewereldlanden of ex-Oostbloklanden zullen treffen maar ook de Verenigde Staten, Europa en de opkomende economieën in Azië...
De bourgeoisie kan dan wel proberen ons met zoete illusies in slaap te wiegen door ons te doen geloven dat de staten de economie onder controle hebben en dat zij vanaf nu het kapitalisme zullen 'moraliseren'. De werkelijkheid is dat in alle landen, de staten, zowel van links als van rechts, het speerpunt zullen zijn van de toekomstige aanvallen tegen de arbeidersklasse! n
Jennifer&Lac /13.04
1) In l'Anti-Duhring, Uitg. Progres 1978, p.329
2) Op die manier schept zij een terrein dat gunstiger is voor de ontwikkeling van de klassenstrijd. Door hun officiële baas te worden, zullen alle arbeiders nu rechtstreeks de staat tegenover hen vinden in hun strijd. In de jaren 1980 en 1990 vormde de omvangrijke golf van privatiseringen van grote bedrijven een extra moeilijkheid, die de klassenstrijd afleidde naar een dood spoor. De arbeiders werden niet allen door de vakbonden opgeroepen om de openbare bedrijven te redden, of m.a.w. om eerder door die ene baas te worden uitgebuit (de staat) dan door die andere (privé). Maar ook bevochten ze niet meer dezelfde baas (de staat) maar een reeks verschillende private patroons. Hun strijd was dikwijls versnipperd en dus zwak. In de toekomst daarentegen zal er meer vruchtbare bodem bestaan voor eensgezinde arbeidersstrijd tegen de staat.
3) Om diepgaander de economische crisis te begrijpen, lees ons artikel "La plus grave crise économique de l'histoire du capitalisme".
De wilde stakingsgolf die op gang gebracht werd door de bouwvakkers en de onderhoudsarbeiders op de raffinaderij van de groep Total van Lindsey is mee van de belangrijkste strijd geweest van de laatste twintig jaar.
Duizenden bouwvakarbeiders van andere raffinaderijen en elektrische centrales stopten het werk uit solidariteit. Massameetings werden georganiseerd en regelmatig gehouden. Andere arbeiders uit de bouw, het staal, de dokken of werklozen, hebben zich aangesloten bij de stakingspiketten en betogingen die plaatsvonden voor verschillende werven. De arbeiders trokken zich geen barst aan van het feit dat de acties onwettelijk waren omdat zij hun solidariteit uitdrukten tegenover hun kameraden die in strijd waren, hun woede tot uiting brachten over de aangroeiende golf van ontslagen en de onmacht van de regering om daaraan te verhelpen. Toen een 200tal Poolse bouwvakarbeiders de strijd vervoegden, bereikte deze zijn hoogtepunt doordat hiermee het nationalisme in vraag werd gesteld, dat de strijd had gekenmerkt van bij het begin.
Het ontslag van 300 arbeiders in onderaanneming bij de raffinaderij in Lindsey, het voorstel om een andere onderaannemer aan te werven die 300 Italiaanse en Portugese arbeiders zou tewerk stellen (wier loon lager is omdat het geïndexeerd is naar het loon van hun land van oorsprong), en de aankondiging dat er geen enkele Britse arbeider zou aangenomen worden bij dit nieuwe contract heeft de woede als een lopend vuurtje doen verspreiden bij de bouwvakkers. Al jarenlang neemt men steeds meer zijn toevlucht tot de uitbuiting van buitenlandse arbeiders onder contract, en over het algemeen met lonen die veel lager zijn en werkomstandigheden die veel slechter zijn, met als onmiddellijk resultaat een verscherping van de concurrentie onder de arbeiders om aan werk te geraken, en een druk die uitgeoefend wordt op alle arbeiders met loonsverlagingen en een sterkere verslechtering van de arbeidsomstandigheden. Dat alles gaat gepaard met een golf van ontslagen in de bouwindustrie en elders als gevolg van de recessie en heeft een diepgaande strijdbaarheid veroorzaakt die tot uitdrukking kwam in de recente strijd.
Van bij het begin werd de beweging geconfronteerd met een fundamenteel vraagstuk, niet alleen voor de stakers die er vandaag bij betrokken waren maar voor heel de arbeidersklasse vandaag en morgen: is het mogelijk om te vechten tegen de werkloosheid en alle andere aanvallen door zichzelf te beschouwen als ‘Britse arbeiders' en door in conflict te gaan met ‘buitenlandse arbeiders', of moeten wij onszelf beschouwen als arbeiders, met gemeenschappelijke belangen met alle andere arbeiders, waar ze ook vandaan komen? Het was een diepgaand politiek vraagstuk, dat deze beweging grondig moest aanpakken.
De leugens van de media
Van bij de start leek de strijd beheerst te worden door het nationalisme. Op de nieuwsberichten kon men beelden zien van arbeiders met eigengemaakte slogans waarop de eis stond ‘Britse jobs voor Britse arbeiders' en de spandoeken van de vakbonden van elke industrietak hadden dezelfde slogan. De officiële vakbonden verdedigden dezelfde ordewoorden en namen ze over ; de media spraken van een strijd tegen de buitenlandse arbeiders en hebben de arbeiders opgespoord die deze mening deelden. Deze wilde stakingsbeweging had kunnen uitmonden in de gifpoel van nationalisme en kunnen afstevenen op een smadelijke nederlaag voor de arbeidersklasse, waarbij arbeiders tegen elkaar op kwamen, met arbeiders die massaal achter de nationalistische kreten stonden en opriepen tot een tewerkstelling enkel voor de ‘Britse' arbeiders terwijl de Italiaanse en Portugese arbeiders hun werk zouden verliezen. Daardoor zou de capaciteit van heel de arbeidersklasse verzwakt zijn om te strijden en zou de heersende klasse beter in staat zijn geweest om de arbeiders aan te vallen en te verdelen.
De mediaheisa (en wat bepaalde arbeiders ook mogen gezegd hebben) heeft het mogelijk gemaakt om te laten geloven dat de eisen van de arbeiders van Lindsey ‘Britse jobs voor Britse arbeiders' waren. Maar dat was niet het geval. Zo heeft de BBC bijvoorbeeld schaamteloos het interview met een staker verknipt en vervalst, en het vervolgens ruim verspreid, verbonden aan de steun van de stelling van de ‘vreemdelingenhaat van de beweging', door hem in de mond te leggen: "Men kan niet werken met de Portugezen en de Italianen", terwijl op een andere zender met minder publiek, het werkelijke interview een heel andere betekenis kreeg: "Men kan niet werken met de Portugezen en Italianen; wij worden compleet van hen gescheiden, zij komen met hun eigen bedrijf", wat er op neerkomt dat het onmogelijk was om met hen contact te hebben aangezien zij bewust afgeschermd worden van de lokale arbeidskrachten. Bij deze gelegenheid heeft de BBC gediend als trouwe woordvoerder van een regering en een bourgeoisie die beducht zijn voor een heropleving van de strijdbaarheid en de solidariteit van de arbeiders en voor het gevaar van de uitbreiding van de strijd. De eisen die bediscussieerd en gestemd werden op de massale meetings hebben geen ordewoorden noch enige vijandigheid getoond tegenover de buitenlandse arbeiders, in tegenstelling tot de propagandabeelden die ruim werden verspreid en overgebracht in de media op internationaal vlak...! Deze eisen drukten vooral de illusies uit omtrent de bekwaamheid van de vakbonden om de patroons te beletten de arbeiders tegen elkaar op te zetten, maar zonder een openlijk nationalisme.
De arbeiders reageren tegen het gif van het nationalisme
Het nationalisme maakt volkomen deel uit van de kapitalistische ideologie. Elke nationale bourgeoisie kan slechts overleven door economisch en militair te wedijveren met haar rivalen. De cultuur, de media, het onderwijs, de sportindustrie, al deze burgerlijke ideologieën verspreiden onophoudelijk hun gif om de arbeidersklasse te lijmen aan de natie. De arbeiders kunnen niet ontsnappen aan de besmetting van deze ideologie. Maar wat van cruciaal belang is in deze beweging is dat het gewicht van het nationalisme in vraag gesteld werd toen de arbeiders het vraagstuk aanpakten van de elementaire verdediging van hun levens- en werkomstandigheden, van de materiële klassebelangen.
Het nationalistische ordewoord ‘Britse jobs voor Britse arbeiders', gestolen van de British National Party [equivalent van het Vlaams Belang en de partij van Wilders] door sociaal-democraat Gordon Brown, heeft in tegendeel veel ongenoegen en nadenken teweeggebracht bij de arbeiders en in de arbeidersklasse. Talrijke stakers hebben verklaard niet racistisch te zijn, dat hun strijd niets van doen had met het vraagstuk van de immigratie, of dat zij niet achter de BNP stonden, die zelfs door de arbeiders werd weggejaagd, toen ze probeerde zich in hun staking te infiltreren.
Terwijl zij de BNP verworpen, probeerden vele geïnterviewde arbeiders duidelijk na te denken over de betekenis van hun strijd. Zij waren niet tegen de buitenlandse arbeiders, zij moesten ook in het buitenland werken, maar ze waren werkloos of wilden dat hun kinderen ook aan de slag zouden kunnen en zij voelden het dus als een noodzaak aan dat het werk eerst zou gaan naar ‘Britse' arbeiders. Deze giftige woorden werden Gordon Brown in het gezicht geslingerd met de bedoeling om ironisch te onderstrepen hoe zijn beloften zuiver demagogisch en leugenachtig van aard waren. Maar dergelijke visies lopen er altijd op uit dat zij zich tegen de arbeiders zelf keren en dat ze hen opsluiten in een visie als ‘Britten' of als ‘buitenlanders', waarbij hun gemeenschappelijk klassebelang ontkend wordt, en ze gekneveld worden in de valstrik van het nationalisme.
Desalniettemin hebben de arbeiders bij deze gelegenheid de gemeenschappelijke belangen onderstreept van alle arbeiders, een teken dat er een proces van nadenken het licht begint te zien en ze hebben gezegd dat alle arbeiders, van welke afkomst ook, een job zouden moeten hebben. "Ik ben twee weken geleden ontslagen van mijn werk als dokwerker. Ik heb gedurende 11 jaar in Cardiff aan de Barry Dokken gewerkt en ik ben vandaag hierheen gekomen in de hoop de regering wakker te schudden. Ik denk dat het hele land in staking zou moeten gaan want heel de Britse industrie gaat naar de haaien. Ik heb niets tegen de vreemde arbeiders. Ik wil hen niet blameren omdat ze hier naar werk komen zoeken". (Guardian - Online, 20 januari 2009). Er zijn ook arbeiders geweest die verdedigden dat het nationalisme een werkelijk gevaar is. Een arbeider die in het buitenland werkt is tussengekomen op het Internetforum van de bouw over de nationale verdelingen die door de patroons worden uitgespeeld: "De media hebben de nationalistische elementen aangewakkerd en keren ze nu tegen jullie, door de betogers op de slechtst mogelijk manier te belichten. Het spel is uit. Het laatste wat de patroons en de regering willen is dat de Britse arbeiders zich zouden verenigen met de arbeiders van overzee. Ze denken dat ze idioten van ons kunnen maken en ons kunnen tegen elkaar opzetten. Zij krijgen er koude rillingen van als wij dat niet doen". In een andere e-mail verbond hij de strijd aan die van Frankrijk en Griekenland en aan de noodzaak tot internationale banden: "De massale betogingen in Frankrijk en Griekenland zijn slechts voorafspiegelingen van wat er op komst is. Heeft men er ooit aan gedacht om deze arbeiders te contacteren en banden te smeden en in Europa een brede protestbeweging op gang te brengen tegen het feit dat de arbeiders bij de neus genomen worden ? Dat klinkt als een betere optie dan het zoeken naar de partijen die werkelijk schuldig zijn, die kliek van patroons, verkochte vakbondsleiders en New Labour, die profiteren van de arbeidersklasse". (Thebearfacts.org) Andere arbeiders van andere sectoren zijn ook tussengekomen op dit forum in verzet tegen de nationalistische ordewoorden.
De discussie onder de stakende arbeiders, en in de arbeidersklasse in het algemeen, over het vraagstuk van de nationalistische ordewoorden bereikte een nieuwe fase op 3 februari toen 200 Poolse arbeiders zich bij de 400 andere voegden in een wilde staking ter ondersteuning van die van Lindsey, bij de centrale die in opbouw is in Langage, in Plymouth. De media deden al het mogelijke om deze daad van internationale solidariteit weg te moffelen: het lokale tv-station van de BBC maakte er geen enkele melding van en op nationaal vlak was het nog minder. De black-out was totaal.
De solidariteit van de Poolse arbeiders was bijzonder belangrijk want zij waren vorig jaar bij een gelijkaardige staking betrokken geweest. 18 arbeiders werden toen ontslagen en andere arbeiders hadden het werk neergelegd uit solidariteit, de Poolse arbeiders inbegrepen. De vakbond had geprobeerd om er een staking van te maken tegen de gastarbeiders, maar de vastberadenheid van de Poolse arbeiders boorde deze poging volkomen de grond in. De arbeiders van Langage hebben deze nieuwe strijd gestart toen ze ervan verwittigd werden hoe de vakbonden zich van het nationalisme bediend hadden om de arbeidersklasse te verdelen. De dag nadat zij in staking waren gegaan dook er een spandoek op bij de massameeting in Lindsey met de woorden: "Elektrische Centrale van Langage - de Poolse arbeiders hebben zich bij de staking aangesloten: Solidariteit". Dit betekende dat enkele Poolse arbeiders de reis van 7 uur moesten gemaakt hebben om daar te kunnen zijn, of dat er ten minste een arbeider van Lindsey was die hun actie in de verf wilde zetten.
Tegelijkertijd zag men een spandoek aan het piket van Lindsey met een oproep aan de Italiaanse arbeiders om de stakingsbeweging te vervoegen - hij was geschreven in het Engels en in het Italiaans - en wij weten ook dat sommige arbeiders bordjes droegen waarop stond: "Arbeiders aller landen, verenigt U!". (The Guardian, 5 februari 2009). Kortom wij hebben een begin kunnen merken van een bewuste inspanning van bepaalde arbeiders om, in tegenspraak tot de nationalistische, racistische en xenofobe reacties die hen aangewreven werden, een werkelijk arbeidersinternationalisme te ontwikkelen en naar voren te brengen, een stap die alleen maar kan leiden tot nog meer nadenken en discussie binnen de arbeidersklasse.
Dit alles heeft het noodzaak opgeworpen om de strijd op een ander niveau te brengen, dat rechtstreeks moest indruisen tegen de campagne om hem af te schilderen als een nationalistische reactie. Het voorbeeld van de Poolse arbeiders heeft een perspectief gegeven aan duizenden andere gastarbeiders om de strijd te versterken op de grootste bouwwerven van Groot-Brittannië, zoals die ten oosten van Londen voor de Olympische Spelen. Er bestond ook het gevaar dat de media de internationalistische slogans niet langer konden wegmoffelen. Dat zou de nationalistische dam doorbroken hebben die de bourgeoisie zo ijverig had opgeworpen tegen de stakende arbeiders en de rest van de klasse. Het is niet verwonderlijk dat de strijd zo vlug beklonken werd. Op 24 uur tijd kwamen vakbonden, patroons en regering tot een akkoord terwijl zij voordien hadden aangekondigd dat het conflict nog dagen kon aanslepen, ja zelfs weken. En zij hebben niet alleen met de aanwerving van 102 ‘Britse arbeiders' ingestemd maar ook hun voorafgaande beslissing ingetrokken van het wegsturen van de Portugese en Italiaanse arbeiders naar hun land van oorsprong. Zoals een staker het berichtte: "Waarom zouden wij nu al moeten strijden om werk te hebben?".
Op een week tijd hebben wij de belangrijkste wilde stakingen sinds tientallen jaren gezien, arbeiders die massale meetings hielden en zonder aarzelen overgingen tot onwettelijke solidariteitsacties. Een strijd die had kunnen uitmonden in het nationalisme, is begonnen met het in vraag stellen van dit gif. Dat wil niet zeggen dat het gevaar geweken is: het is een voortdurend gevaar, maar deze beweging heeft aan de toekomstige strijd de mogelijkheid verschaft om belangrijke lessen te trekken. Het feit van spandoeken te zien met "Arbeiders aller landen, Verenigt U!" voor een zogenaamd nationalistische stakerspost kan de heersende klasse alleen maar verontrusten omtrent wat haar te wachten staat in de toekomst.
Phil / 7.2.2009
Tijdens het laatste IKS-Congres stipten wij een internationale trend aan van opkomst van nieuwe groepen en individuen die evolueerden naar de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde, en wij haalden vooral het belang aan van dit proces en de verantwoordelijkheid die het legde op de schouders van onze organisatie:
"De werkzaamheden van het 16e Internationaal Congres [had als] belangrijkste taak (...) het onderzoeken van de heropleving van de klassenstrijd en de verantwoordelijkheden die deze oplegde aan onze organisatie, in het bijzonder nu wij geconfronteerd worden met de ontwikkeling van een nieuwe generatie van elementen die op zoek zijn naar een revolutionair politiek perspectief".(1)
"Het is de verantwoordelijkheid van revolutionaire organisaties, en van de IKS in het bijzonder, om een actieve rol te spelen in het denkproces dat reeds aan de gang is in de klasse, niet alleen door op actieve wijze tussen te komen in de strijd, wanneer die zich begint te ontwikkelen, maar ook door het stimuleren van groepen en elementen die proberen de strijd te vervoegen".(2)
"Het Congres (...) maakte een zeer positieve balans op van onze politiek naar de groepen en elementen die streven naar de verdediging van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde (...). Het meest positieve aspect van deze politiek is ongetwijfeld dat wij in staat waren om banden met andere groepen aan te gaan en te verstevigen, gebaseerd op revolutionaire standpunten, zoals wordt geïllustreerd door de deelname van deze groepen aan ons Congres".(3)
Het was dus op ons laatste internationaal congres dat wij voor het eerst in een kwart eeuw, afvaardigingen mochten verwelkomen van verschillende groepen die uitgingen van duidelijke internationalistische klassestandpunten (OPOP uit Brazilië, de SPA uit Korea, de EKS uit Turkije en de groep Internasyonalismo uit de Filippijnen (4), alhoewel deze laatste niet in staat was om deel te nemen). Contacten en discussies werden sedertdien verder gezet met andere groepen en elementen uit andere delen van de wereld, voornamelijk in Latijns Amerika waar wij Publieke Bijeenkomsten hebben kunnen houden in Peru, Ecuador en in de Dominicaanse Republiek [Santo Domingo] (5). De discussies met de kameraden van de EKS en Internasyonalismo heeft voor hen geleid tot hun kandidatuur van toetreding tot de IKS, aangezien zij in groeiende mate akkoord gingen met onze standpunten. Een tijdlang hebben deze discussies plaatsgevonden in het kader van een integratieproces wiens algemene lijnen uitgetekend zijn in de tekst die op onze website gepubliceerd is: ‘Hoe aansluiten bij de IKS?'(6).
Tijdens deze periode hebben de kameraden dus diepgaande discussies gevoerd over ons Platform en ons op de hoogte gehouden van de verslagen van hun discussies. Verschillende afvaardigingen van de IKS hebben hen ter plaatse bezocht om met hen te discussiëren en konden zichzelf overtuigen van hun diepgaande kommunistische betrokkenheid en van de helderheid van hun overeenstemming met onze internationalistische beginselen. Als besluit van deze discussies heeft de jongste voltallige sessie van het centraal orgaan van de IKS beslist om beide groepen te integreren als nieuwe secties van onze organisatie.
De meeste van de IKS-secties zijn gebaseerd in Europa (7) of in Amerika (8), en totnogtoe was de enige sectie buiten deze twee continenten, de sectie in India. De integratie van deze twee nieuwe secties in onze organisatie verbreedt dus aanzienlijk de geografische uitbreiding van de IKS.
De Filippijnen zijn een uitgestrekt land in een regio van de wereld die recentelijk een snelle industriële groei heeft gekend, met als resultaat een toename in het aantal arbeiders - om niet te spreken van de diaspora van 8 miljoen Filippijnse gastarbeiders over de hele wereld. In de recente jaren heeft deze aangroei veel illusies in het leven geroepen over een ‘tweede wind' voor het kapitaal; vandaag daarentegen is het duidelijk dat de ‘opkomende' landen geen kans meer hebben om te ontsnappen aan de vernietiging van de om zich heen grijpende crisis in de ‘oude' kapitalistische landen. De kapitalistische tegenstrijdigheden zullen dus in de komende periode hard aangescherpt worden in de gehele regio, en dit zal onvermijdelijk sociale bewegingen uitlokken, die niet zullen beperkt blijven tot hongerrellen, zoals wij hebben meegemaakt in de lente van 2007, maar die de strijd van arbeidersklasse zal bevatten.
De vorming van een sectie in Turkije versterkt de aanwezigheid van de IKS op het Aziatisch continent, meer speciaal in een regio die behoort tot één van de brandhaarden van de imperialistische spanningen van vandaag: het Midden-Oosten. Inderdaad de kameraden van de EKS kwamen vorig jaar al tussen met een pamflet om de militaire manoeuvres van de Turkse bourgeoisie aan te klagen in het noorden van Irak (zie hiervoor ‘EKS - pamflet: ‘Tegen de jongste ‘Operatie' van het Turkse leger' op onze website https://www.internationalism.org [9]).
De IKS is er meer dan eens van beschuldigd een ‘Euro-centristische' visie te hebben omtrent de ontwikkeling van de arbeidersstrijd en het revolutionaire perspectief, omdat het de nadruk legt op de beslissende rol van het proletariaat uit de landen van West-Europa: "Pas als de strijd van het proletariaat het economische en politieke hart van het kapitaal raakt: is het niet langer mogelijk een economisch veiligheidscordon te leggen omdat de rijkste economie· daardoor getroffen zouden worden; zal het leggen van een politiek veiligheidscordon geen effect meer hebben omdat het meest ontwikkelde proletariaat tegenover de machtigste bourgeoisie staat; pas dan zal deze strijd het sein geven voor de revolutionaire wereldbrand (·)
Alleen door het hart en het hoofd te raken zal het proletariaat in staat zijn het kapitalistische monster te verslaan.
Al eeuwenlang heeft de geschiedenis het hart en het hoofd van de kapitalistische wereld in West-Europa geplaatst. De wereldrevolutie zal haar eerste stappen zetten waar ook het kapitaal haar eerste stappen zette. Hier zijn de voorwaarden van de revolutie, zoals hiervoor opgesomd, in hun hoogste vorm aanwezig (...)
Alleen in West-Europa, waar het proletariaat de langste strijdervaring heeft, waar het al tientallen jaren geconfronteerd wordt met het meest geraffineerde ‘arbeiders'-bedrog, kan het politieke bewustzijn, dat onontbeerlijk is in zijn strijd voor de revolutie, volledig tot ontwikkeling komen". (9)
Onze organisatie heeft geantwoord op deze beschuldiging van ‘Eurocentrisme': "Dit is geenszins een ‘eurocentristische' zienswijze. Het is de burgerlijke wereld zèlf die in Europa begon en die er het oudste proletariaat met de meeste ervaring voortbracht" (Idem).
Wij hebben er vooral altijd de nadruk op gelegd dat revolutionairen een levensbelangrijke rol te spelen hebben in de perifere landen van het kapitalisme:
"Dit betekent niet dat klassenstrijd en revolutionaire activiteit geen zin heeft in andere delen van de wereld. De arbeidersklasse vormt één geheel. De klassenstrijd bestaat overal waar arbeid en kapitaal de degens kruisen. De lessen van de verschillende uitingen van deze strijd gelden voor de hele klasse, ongeacht de vraag waaruit ze werden getrokken: in het bijzonder zal de ervaring van de strijd in de perifere landen de strijd in de centrale beïnvloeden. De revolutie zal wereldwijd zijn en zal alle landen omvatten. De revolutionaire stromingen van de klasse zijn kostbaar overal waar het proletariaat het opneemt tegen de bourgeoisie, dat wil zeggen overal ter wereld" (Idem).
Dit is overduidelijk van toepassing op landen zoals Turkije en de Filippijnen.
In deze landen is de strijd voor kommunistische ideeën inderdaad moeilijk. Hij moet er het hoofd bieden aan de klassieke misleidingen die de heersende klasse gebruikt om de ontwikkeling van de strijd en de bewustwording van de arbeidersklasse te blokkeren (illusies in de democratie en de verkiezingen, de sabotage van arbeidersstrijd door het vakbondsapparaat, en het vergif van het nationalisme). Maar bovendien krijgt de strijd van de arbeidersklasse en van de revolutionairen direct en onmiddellijk af te rekenen, niet alleen met de officiële repressiekrachten van de regering, maar ook met gewapende oppositiekrachten die zich opstellen tegen de regering. Zoals de PKK in Turkije of de verschillende guerrillabewegingen in de Filippijnen, wier brutaliteit en gebrek aan scrupules volledig die van de regering evenaren, om de eenvoudige reden dat ook zij het kapitalisme verdedigen, al is het dan onder een andere vermomming. Deze toestand maakt de activiteit van de twee nieuwe secties van de IKS gevaarlijker dan zij is in de landen van Europa en Noord-Amerika.
Vóór haar integratie in de IKS publiceerde de sectie in de Filippijnen reeds op haar eigen website zowel in het Tagalog (de officiële taal van dit land) als in het Engels (dat veel gebruikt wordt in de Filippijnen). De huidige omstandigheden maken het voor de kameraden onmogelijk om een regelmatige gedrukt pers uit te brengen (buiten de occasionele pamfletten) en onze website zal dus voor hen het voornaamste middel worden om onze standpunten daar te verspreiden.
De sectie in Turkije zal verder gaan met het publiceren van het tijdschrift ‘Dunya Devrimi' [Wereldrevolutie], dat voortaan de IKS-publicatie zal worden in dat land.
Zoals wij schreven in de International Review n°122: "Wij begroeten deze kameraden die nu toe groeien naar kommunistische standpunten en naar onze organisatie. Wij zeggen tot hen: ‘Jullie hebben een goede keuze gemaakt, de enig mogelijke als jullie willen aansluiten bij de strijd voor de proletarische revolutie. Maar dit is geen gemakkelijke beslissing: jullie zullen niet onmiddellijk veel succes hebben, jullie zullen geduld en vastberadenheid nodig hebben en moeten leren om niet op te geven als de resultaten die jullie bereiken maar mager zijn ten opzichte van waar jullie op hopen. Maar jullie zullen niet alleen staan: de militanten van de IKS staan aan jullie kant en zijn zich bewust van de verantwoordelijkheid die jullie aanpak aan hen toevertrouwt. Het is hun wil, die tot uitdrukking kwam op het 16e Congres, om die verantwoordelijkheden te vervullen" (IKS, 16e Congres, opt.cit.) Deze woorden werden gericht tot alle elementen en groepen die de keuze gemaakt hadden om de verdediging op te nemen van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Dit is eerst en vooral van toepassing op de twee nieuwe secties die pas onze organisatie vervoegd hebben.
De ganse IKS heet de twee nieuwe secties, en aan de kameraden die er deel van uitmaken, hartelijk en broederlijk welkom n
De IKS
(1) International Review n°122
(2) International Review n°130, ‘Resolution on the international situation'
(3) International Review n°130, ‘The proletarian camp reinforced worldwide'
(4) OPOP: Oposição Opéraria (Arbeiders Oppositie); SPA: Socialist Polical Alliance; EKS: Internasyonalist Kommunist Sol (Internationaal Kommunistisch Links); Internasyonalismo (Internationalisme)
(5) Zie hiervoor op onze website ‘Internationalist Debate in the Dominican Republic', ‘Reunión Pública de la CCI en Perú': Hacia la construcción de un medio de debate y clarficación' en (‘Reunión Pública de la CCI en Ecuador: un momento del debate internacionalista').
(6) "De IKS heeft altijd op enthousiaste wijze de nieuwe elementen die ons wensen te vervoegen, begroet (...)Dit betekent nochtans niet dat dit enthousiasme omslaat in een op zichzelf staande rekruteringspolitiek, zoals bij de trotskistische organisaties (...). Onze politiek is niet gericht op voortijdige integraties op een onheldere, opportunistische grondslag (...). De IKS is geen ‘bed & breakfast' halte en is niet geïnteresseerd in het vissen naar leden.
Wij verspreiden evenmin illusies. Dat is de reden waarom lezers die zichzelf de vraag stellen: ‘Hoe kan je aansluiten bij de IKS?', moeten begrijpen dat deel worden van de IKS een tijdje duurt. Iedere kameraad die zijn/haar kandidatuur stelt moet daarom bereid zijn even geduld te oefenen. Het integratieproces is een middel waarbij de kandidaat voor zichzelf de grondigheid van zijn/haar overtuiging uitdiept, zodat de beslissing om en militant te worden niet lichtvaardig genomen wordt of in een bevlieging van een moment. Het is tevens de beste waarborg die wij kunnen bieden opdat zijn/haar wil tot een militant engagement niet zou uitlopen op een mislukking en demoralisering ".
(7) België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Spanje, Nederland, Zweden, Zwitserland.
(8) Brazilië, Mexico, Verenigde Staten, Venezuela.
(9) Internationale Revue n°17 (NL), ‘Het proletariaat van West-Europa in het centrum van de veralgemening van de klassenstrijd'.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/2009-darwinjaar
[2] https://nl.internationalism.org/tag/people/darwin
[3] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[4] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[5] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[6] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[7] https://nl.internationalism.org/tag/2/27/staatskapitalisme
[8] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[9] https://www.internationalism.org
[10] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming