Na meer dan zes maanden (192 dagen om precies te zijn) van onderhandelingen, twisten, breuken, na een verkenner en twee informateurs is de Belgische bourgeoisie er nog altijd niet in geslaagd om een definitieve regering te vormen en heeft ze een interim regering van drie maanden op de been moeten helpen onder leiding van de ex-eerste minister Verhofstadt voor het nemen van dringende maatregelen. Een ze geeft zichzelf tot Pasen de tijd om de spanningen tussen de verschillende fracties uit te vlakken.
Gedurende deze laatste maanden is de toestand in België regelmatig heet van de naald geweest in de Europese media. Het heeft de buurlanden verontrust en zelfs de Belgische burgerlijke media geërgerd. Vandaar de noodzaak om de betekenis van de feiten te begrijpen, en te verklaren waarom één van de meest ontwikkelde landen van Europa in een dergelijke toestand terecht kon komen. Maar men moet ook de gevolgen zien die deze politieke knoeiboel teweeg heeft gebracht voor de toestand van de arbeidersklasse.
Met de verdwijning van het Russische en het Amerikaanse blok kregen de middelpuntvliedende krachten in de kapitalistische maatschappij in verval, die tot dan toe met grote inspanning onder controle werden gehouden door de hiërarchie van de twee blokken, de vrije loop, zelfs in de politieke systemen van de grote ontwikkelde landen. Zo is het feit dat de machtigste bourgeoisie ter wereld, de Amerikaanse bourgeoisie, het land twee ambtstermijnen heeft laten regeren door de bende onbekwame knoeiers, waaruit de regering Bush bestaat, onthullend voor de diepgaande crisis van de heersende klassen. En dat heeft op zijn beurt bijgedragen tot de versterking van het ‘ieder voor zich’, en een uitbarsting van chaos en barbarendom over heel de planeet. Vandaar dat de gevolgen van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij en de noodzaak om die het hoofd aan te bieden een zaak van het grootste belang wordt voor de politiek van de bourgeoisie.
De problemen van de bourgeoisie om regeringsploegen samen te stellen zijn bijzondere uitingen van dit ‘ieder voor zich’, van de ontwikkeling van de ontbinding, en ze worden beslissende factoren in de politiek van de bourgeoisie (1). De Belgische bourgeoisie ontsnapt niet aan die algemene tendens van het kapitalistische systeem in crisis, dat alle landen meesleurt in sociale ontbinding. Vandaar dat de ‘Belgische politieke crisis’ geen puur Belgische, een beetje folkloristisch gebeuren is. Het laat de toenemende druk zien van de wegrotting van het systeem, van de politieke structuren van de bourgeoisie in de ontwikkelde landen. Dat bleek de laatste jaren eveneens uit het verkiezingssucces van de populistische partijen in Oostenrijk en onlangs nog in Zwitserland en uit de proteststemmen tijdens het referendum over de grondwet van de Europese Unie in Frankrijk en Nederland.
Zo groeide de laatste jaren bij de Nederlandse buren het ‘ieder voor zich’ net als de proteststemmen: na de ontwrichting van het partijensysteem van de bourgeoisie door het rechtse populisme van Pim Fortuyn en zijn partij volgde er een vloedgolf van ‘links populisme’ van de voorheen maoïstische Socialistische Partij die bij de laatste verkiezingen in Nederland de derde partij werd. Ondertussen komt er een nieuw rechts populisme op met de verwoed anti-islamitische PVV van Geert Wilders en de beweging van de ex-minister van Binnenlandse Zaken, Rita Verdonk, alom bekend door haar halsstarrige politiek in verband met het asielrecht. Dat gaat zo ver dat er, bij gebrek aan stabiele traditionele partijen, er een integristische religieuze partij (de ‘Christen Unie’) nodig was om de huidige meerderheidsregering te vormen.
In België, vooral in Vlaanderen, hebben deze irrationele en middelpunt vliedende krachten zich geuit door de spectaculaire ontwikkeling van een populistische en ultra nationalistische partij, het "Vlaamsblok/belang", die de tweede politieke partij geworden is in Vlannderen, en meer recent door de opkomst van een andere populistische en poujadistische rechtse partij, de "Lijst De Decker".
Deze algemene tendens tot ontbinding wordt in België versterkt door de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de Belgische bourgeoisie, spanningen die al sinds de kunstmatige oprichting van de Belgische staat sluimeren. De draagwijdte van de ontbinding en van het ‘ieder voor zich’ in de wereld op het einde van de twintigste eeuw maakt het vinden en opleggen van een broos evenwicht tussen de regionale fracties steeds moeilijker en onzekerder, de spanningen en tegenstellingen worden steeds explosiever. En dat geldt vooral voor de Vlaamse bourgeoisie, die zich wil ontdoen van “de miljoenenput van de onrendabele Waalse industrie”.
Deze regelmatige spanningen brachten een reeks verschijnselen voort die de politiek van de Belgische bourgeoisie moeilijk beheersbaar maken:
– Er is eerst en vooral de fragmentering van het partijlandschap met, sinds het einde van de jaren 1960, de ‘communautarisering’ van de grote traditionele politieke families (de verdubbeling van de socialistische, liberale en christen-democratische partijen in een Waalse en een Vlaamse partij), het geleidelijke afkalven van de grote socialistische en christen-democratische volkspartijen die het politieke leven beheersten en de opkomst van regionalistische partijen.
– De bourgeoisie heeft geprobeerd om de regionalistische partijen uit te schakelen door ze te laten opslorpen door de traditionele partijen, maar dat is als een boemerang in haar gezicht teruggeslagen. In feite heeft deze politiek enkel een destabilisering van diezelfde traditionele partijen als gevolg gehad. Dat hebben we de laatste jaren kunnen zien bij de liberale partij van voormalig eerste minister Verhofstadt, de Vlaamse socialistische partij en nu zelfs bij de ‘winnaar’ van de verkiezingen, de christen-democratische CD&V van voormalig formateur Yves Leterme, slachtoffer van het kartel met een kleine separatistische Vlaamse formatie, de NVA.
De huidige politieke crisis is het gevolg van de verscherping van de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de Belgische bourgeoisie tegenover de verdieping van de kapitalistische wereldcrisis. Om het hoofd te kunnen bieden aan de mondialisering, vertegenwoordigen zij inderdaad uiteenlopende richtingen voor de Belgische staatspolitiek:
– De Vlaamse bourgeoisie, als vertegenwoordigster van de economisch sterkere regio en één van de meest presterende van Europa, eist een zelfstandige politiek en economische flexibiliteit om voorin het peloton te blijven door de ballast van de minder presterende regio’s tot een minimum terug te brengen. Het toekennen van belangrijkere bevoegdheden en economische hefbomen aan de regio’s zou het moeten mogelijk maken om de ‘solidariteit’ met de zwakkere regio te beperken en de financiële middelen in te zetten voor haar eigen beter presterende sectoren;
– De Franstalige bourgeoisie, die de regio vertegenwoordigt met meer economische problemen, houdt er in tegendeel aan vast om de vloed van subsidies van de centrale staat in stand te houden en om de mechanismen van de economische ‘solidariteit’ tussen de regio’s maximaal te behouden.
Zowel de verklaringen van bedrijfsleiders als gepubliceerde economische studies wijzen er evenwel op dat de belangrijkste delen van de bourgeoisie de mogelijkheid van een simpele splitsing van het land niet bekijken vanuit een rationeel standpunt. De beschikbare cijfers benadrukken dat de kosten van een dergelijke operatie voor beide partijen erg duur zou uitkomen:
– Voor Wallonië zou de splitsing rampzalig zijn: het stopzetten van subsidies en overhevelingen vanuit Vlaanderen (5,6 miljard euro) zou een onmiddellijke vermindering van 15% tot 20% van de sociale uitkeringen betekenen en een terugval van 4% van de algemene levensstandaard van de bevolking.
– Maar ook voor Vlaanderen zou de weerslag uiteindelijk negatief zijn. Zo zou het de belastingsinkomsten verliezen van 200.000 Vlamingen die momenteel in Brussel werken; het zou ook zijn belangrijkste ‘buitenlandse’ afzetmarkt verliezen voor de verbruikssector (Brussel en Wallonië), terwijl het Brussel zou moeten opgeven dat in meerderheid Franstalig is, en het zou meerdere gemeenten rond de hoofdstad moeten opgeven aan de Franstaligen. Vooral het verlies van Brussel, ‘de motor van economische groei’, zou Vlaanderen duur komen te staan.
Kortom, ook al lijkt het perspectief van een splitsing voor het ogenblik van de baan te zijn, toch gaat de krachtmeting tussen de twee fracties door en het maakt de onderhandelingen bijzonder ingewikkeld en de politieke toestand steeds verwarrender.
De IKS heeft in lengte geargumenteerd dat de ontwikkeling van de ontbinding in geen geval gunstig is voor de ontwikkeling van de klassenstrijd. De recente politieke toestand in België laat zien dat de bourgeoisie haar tegenstellingen gebruikt om de ‘publieke opnie’ te mobiliseren achter alternatieven, die allemaal even nationalistisch en patriottisch zijn. Vooral de zwakste fractie, de Franstalige bourgeoisie, voerde intensieve campagnes. Eind 2006 was er de beruchte ‘politieke fictie’ uitzending op de Franstalige televisie (RTBF) over de splitsing van België.
Onlangs werd massaal de driekleurige Belgische vlag uitgehangen en was er een betoging van 35.000 mensen in Brussel ‘voor de eenheid van het land’. De belangrijkste fracties van de Vlaamse bourgeoisie daarentegen (vooral de CD&V van voormalig formateur Leterme) voeren propaganda dat onder druk een verdergaande regionalisering zou kunnen worden opgelegd voor financieel en sociaal beheer. En de meest radicale marginale groepen (rond NVA en Vlaams belang) hebben zelfs laten verstaan dat het uur geslagen had voor de ‘eenheid van alle Vlamingen voor een onafhankelijk Vlaanderen’.
Deze campagnes in België, van ongekende hevigheid sedert de jaren 1960, laat zien hoezeer we gelijk hadden toen we vaststelden dat het proletariaat geen voordeel haalt uit de ontbinding maar dat de bourgeoisie haar problemen handig verhaalt op de arbeidersklasse. Inderdaad:
– Deze campagnes zijn verderfelijk in de mate dat ze zich specifiek richten op een centrale thematiek voor de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, de solidariteit, door die om te buigen in nationalistische en regionalistische richting: de solidariteit tussen alle Belgen, de solidariteit tussen alle Vlamingen of alle Franstaligen.
- Bovendien wordt zo de aandacht van de arbeidersklasse afgeleid van de aanvallen die over haar blijven neerdalen. Die bestaan momenteel vooral uit een ongekende verhoging van de prijzen voor benzine en stookolie, van gas en elektriciteit, net als van vele basisvoedingsproducten.
De verlengde afwezigheid van een kapitein aan het roer van de staat neigt er uiteindelijk toe om de geloofwaardigheid van de Belgische staat en de slagvaardigheid van de nationale economie aan te vreten (de winsten van de bourgeoisie) in de bikkelharde strijd om de markten op internationaal vlak. Het eindeloos rekken van de politieke crisis wekt trouwens de indruk van chaos en het opgeven van de verantwoordelijkheden om de staat te beheren op een moment dat de berichten over de stijging van de bestaanskosten (verwarming, benzine, voeding) en de daling van de levensstandaard zich opstapelen, wat de laatste tijd in de arbeidersklasse sterk bijdroeg tot een gevoel van onvrede. Het is dus allerminst verrassend om juist deze drie punten terug te vinden in de opdracht die de interim regering tot Pasen kreeg, met een ‘beperkt programma’:
– Ter verdediging van het nationaal belang, van de positie die de Belgische bourgeoisie inneemt tegenover de rivaliserende grootmachten, kreeg de regering de opdracht om het imago en de geloofwaardigheid van België in het buitenland op te krikken (ten minste tegenover de twijfel die in talrijke artikelen in de internationale pers is geuit), door het versterken van haar aanwezigheid op Europees vlak en in de internationale missies.
– Voortdurend bedreigd door de scherpe concurrentie tussen de nationale economieën op een verzadigde wereldmarkt, zal de slagvaardigheid van de bedrijven gewaarborgd moeten worden door een versterkte controle op de staatsbegroting, een grotere flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden op de arbeidsmarkt;
– Tenslotte, ook al belooft de regering enkele marginale maatregelen voor het ‘behoud van de koopkracht van de burgers’, zoals daling van accijnzen op energieverbruik en afspraken met de energie- en distributiesectoren om de prijsstijgingen in te tomen, zal het programma vooral dienen om het ‘sociaal overleg’ met de vakbondsorganisaties aan te gaan en er zo voor te zorgen dat deze volop hun rol gaan spelen van het ontmijnen van de toenemende sociale onvrede en om de arbeiders te betrekken bij ‘de inspanning van de burger ter verdediging van het nationaal belang’.
Het is duidelijk dat dit met betrekking tot de levensstandaard van de arbeiders helemaal geen ‘interim’ politiek is, dat dit helemaal geen ‘beperkte’ maatregelen zijn. De golven van aanvallen die sinds enkele jaren op ons afkomen beantwoorden eenvoudigweg aan de overlevingsbelangen van de nationale bourgeoisie om haar aandeel in de wereldmarkt en haar winsten te waarborgen. Wat ook de regering is die het tot Pasen moet rooien, wat ook haar programma moge zijn, watuit ook de communautaire twisten bestaan die ondertussen blijven opduiken, de arbeidersklasse heeft niets te verwachten van de strubbelingen binnen de burgerlijke fracties. In tegendeel, het is door haar strijd, door het versterken van algemene solidariteit in de strijd, dat alleen zij een perspectief zal kunnen ontvouwen tegenover dit wegrottende systeem.
Jos / 29.12.07
Voetnoten
(1) zie ook de "Resolutie over de internationale situatie " in de Internationale Revue nr. 130 (in het Engels, Frans en Spaans)
In augustus 2007organiseerden we een ‘discussie- en ontmoetingsdag met de IKS’ waar de deelnemers de kans kreeg om ‘vrijuit’ vragen te stellen en argumenten uit te diepen over de thema’s die hen het dichtst aan het hart liggen. Geen dag van of voor specialisten, maar waar vrijuit onder elkaar gedebatteerd werd en naar antwoorden werd gezocht op de vragen die door de huidige periode worden opgeworpen.
Het was een uitzonderlijke gelegenheid om eens uitvoeriger op de onderwerpen in te gaan of gewoon om kennis te maken met elkaar.
Het initiatief om deze dag te organiseren viel niet uit de lucht, de vele positieve reacties en de actieve deelname, vol enthousiasme, van de aanwezigen vormden het bewijs dat dit soort bijeenkomsten beantwoordt aan een behoefte die bij velen leeft: samen nadenken over de toekomst, samen zoeken, niet ieder in zijn hoekje, naar een alternatief voor deze zieltogende maatschappij waarin ecologische rampen, economische crisis, werkloosheid, oorlog en hongersnood met massa’s vluchtelingen als gevolg dagelijkse kost zijn en steeds meer toenemen. Maar ook om te leren uit de ervaringen van het verleden, uit de vele inspanningen en theoretische bijdragen, en vooral ook om een inzicht te krijgen in de dynamiek, de mechanismen, de krachten, die dit alternatief tot stand kunnen brengen. Waardoor verandert de maatschappij? Wie kan de noodzakelijke veranderingen verwezenlijken? Wie kan een krachtsverhouding opbouwen en waardoor?
Politieke discussie en debat zijn steeds de levensader geweest van de arbeidersbeweging omdat op die manier de vragen worden verduidelijkt die opgeworpen worden door de klassenstrijd en in de strijd voor het historisch alternatief: het kommunisme. Deze discussie kan echter vele vormen aannemen. Zo moedigen we bijvoorbeeld altijd mensen aan om ons te schrijven en ook zijn er internetforums. Maar vooral is het op de bijeenkomsten, zoals die van de voorbije zomer, waar directe discussie mogelijk is en waar in een echt debat vragen, antwoorden en bedenkingen elkaar opvolgen, dat de standpunten van de aanwezigen en de werkelijke vragen die door de klassenstrijd worden opgeworpen het best tot hun recht komen.
Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de vragen die lezers en contacten stellen organiseerden we in de aanloop tot deze discussiedag een vragenlijst met een twintigtal mogelijke onderwerpen waaruit ieder er drie van de voor hem of haar meest prangende onderwerpen kon kiezen. De hierboven gegeven bekommernissen kwamen duidelijk als meest belangrijkste naar voren:
– Waar ligt de grens tussen de maatschappelijke klassen? Wie behoort waar bij? Is er een grens en hoe bepalen we die? Wat en wie is de arbeidersklasse, waarvoor staat ze?
– Wat is kommunisme en waarom is het meer dan ooit actueel? Wat is het perspectief van het kommunisme?
We vroegen aan enkele deelnemers om inleidingen voor de twee discussies voor te bereiden, en beide verrichtten zij uitstekend werk om de grondbeginselen van deze moeilijke onderwerpen over te brengen bij de aanwezigen.
In een korte inleiding werd vooral ingegaan op de bewering dat de arbeidersklasse niet meer zou bestaan en als ze toch zou bestaan niet meer in staat is een andere maatschappij te vestigen. Strijd voor verandering van de wereld zou daarom vergeefs zijn geworden. Een van de hoofdargumenten is dat het kapitalisme grote veranderingen heeft doorgemaakt en dat we nu een nieuw economisch model hebben met grote sociale veranderingen. Zo wordt de conclusie getrokken dat dit het einde is van de revolutionaire aard van de arbeidersklasse. Maar een kapitalisme zonder arbeiders bestaat niet, er is geen kapitaal zonder uitbuiting en geen onttrekking van meerwaarde zonder loonarbeid. Tenslotte werd ingegaan op de bijzondere aard van het proletariaat die tegelijkertijd uitgebuite en revolutionaire klasse is.
Onmiddellijk stak de discussie van wal, vooral door de aanwezige jongeren. Het begon met algemene vragen over wat de arbeidersklasse momenteel is en of ze nog wel bestaat. Er werd verschillende pogingen gedaan een definitie te geven. Vanaf het begin van de revolutionaire beweging, met name door Karl Marx, werd de noodzaak aan een klare definitie van de arbeidersklasse aangevoeld. Terwijl in de negentiende eeuw niemand het bestaan van klassen ontkende, werd het echter in de loop van de twintigste eeuw moeilijker om ze te onderkennen. In de discussie groeide het naar overeenstemming dat een definitie gegeven moet worden vanuit een historisch wordingsproces, dat van een kapitalistische maatschappij die volgt op een opeenvolging van andere maatschappijen, van de oudheid tot nu toe. In dit zoeken naar een definitie werden allerlei criteria geformuleerd, zoals de plaats die de arbeiders innemen in het productieproces. De arbeidersklasse heeft geen productiemiddelen in eigendom en beslist ook niet wat er geproduceerd wordt, maar ze verkoopt haar arbeidskracht en brengt op collectieve wijze de meerwaarde voort. Maar als er sprake is van de arbeidersklasse als uitgebuite klasse dan is er ook een klasse die uitbuit, de bourgeoisie.
Hier kwam de vraag naar voren wie deel uitmaakt van de arbeidersklasse en wie van de bourgeoisie? Zo werd geleidelijk aan de hand van voorbeelden een beeld gevormd van de methode die we moeten hanteren om antwoorden te vinden. Zo werd de vraag gesteld waar bedrijfsmanagers thuishoren en waar tal van vrije beroepen. Een arbeider heeft een loon, de manager een salaris die afgaat van de winst van het bedrijf waarvoor hij werkt. Of ook waartoe de boeren behoren, of onderwijzers en verplegend personeel, want, zo werd gesteld, hoewel ze geen meerwaarde produceren nemen ze toch indirect aan de productie deel door de reproductie van de arbeidskracht, dus aan het arbeidsproces als geheel.
Er werd geconcludeerd dat er geen duidelijke, definitieve scheidslijnen bestaan tussen de klassen. We kunnen geen genoegen nemen met louter sociologische en economische definities; ook het klassenbewustzijn is van belang. Wat de doorslag geeft is waar men zich bevindt op het moment van de klassenstrijd, dat deel uitmaakt van een historische dynamiek. Hiervoor werd verwezen naar voorbeelden uit de actualiteit en uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging wat de discussie een concreet beeld gaf.
De sfeer was enthousiasmerend. Er werd naar elkaar geluisterd en op elkaars vragen geantwoord, iedereen voelde zich betrokken en op verzoek werd de discussie na de middag nog even voortgezet om dan te worden besloten met een samenvatting.
Het tweede deel van de discussie begon met een grondige inleiding waarin veel werd belicht van wat kommunisme wél is en wat níet. Aanwezigen getuigden achteraf dat ze zelden een zo omvattende uiteenzetting van de hoofdlijnen van de toekomstige samenleving hoorden. De uiteenzetting is in z’n geheel op het web terug te vinden (internationalism.org). In de discussie werd er de nadruk op gelegd dat het kommunisme het resultaat is van een hele ontwikkeling van de mensheid en niet van te voren is vastgelegd. Marxisten houden zich niet enkel bezig met de vraag van de onmiddellijke strijd van de arbeidersklasse maar vooral ook met de vraag hoe de overwinning behaald kan worden en wat de voornaamste taken na de revolutie zijn.
Het kommunisme ontstaat niet vanzelf maar is het resultaat van strijd en van oriëntaties voor die strijd. Als de arbeidersklasse niet massaal tot strijd komt zal de maatschappij wegrotten en het kommunistisch perspectief verdwijnen. Na al de campagnes over de dood van het kommunisme, het verdwijnen van de arbeidersklasse en het bankroet van het marxisme leeft de strijd echter weer op.
Over de noodzaak van het kommunisme waren er weinig vragen. In tegenstelling daartoe waren er heel veel vragen over de mogelijkheid ervan. Dat laat zien dat er een zekere bewustwording is over de noodzaak van een andere maatschappij, maar dat er veel twijfels zijn of de omstandigheden bestaan waarin de arbeidersklasse tot succesvolle strijd kan en komen. Bij de vraag naar de mogelijkheid van het kommunisme werd tevens de vraag van de menselijke aard opgeworpen. Een deelnemer bracht naar voren dat het kommunisme de verwerkelijking is van de menselijke aard maar dat dit niet hetzelfde is als wat eigen is aan de mens wat tot interessante bedenkingen aanleiding gaf. Een andere vraag die de aanwezigen bezighield was: hoe kan de arbeidersklasse strijd leveren tegen de bourgeoisie, rekening houdend met alle middelen die deze ter beschikking heeft?
Dat kan de arbeiders een gevoel van onmacht geven. Zelfs met duizenden tegelijk in staking gaan blijft weinig in verhouding tot de geweldige omvang van de taak en zo wordt het probleem gesteld van de obstakels die de bourgeoisie opwerpt en de krachtsverhouding. Het gaat er om te weten of de arbeidersklasse bondgenoten moet zoeken zoals bijvoorbeeld de boerenmassa’s in de perifere landen. Er bleven nog heel veel andere punten onaangeroerd zoals dat van de cultuur, de menselijke betrekkingen, de man-vrouw-verhouding, de dictatuur van het proletariaat en andere, meer praktische vragen rond de overgangsperiode van kapitalisme naar kommunisme.
Zoals we al zeiden zijn de aanwezigen niet de enigen die zich dergelijke vragen stellen. In een artikel over ons laatste Internationaal Congres stelden we vast dat er een nieuwe generatie van revolutionairen opkomt (zie Wereldrevolutie, nr. 102). Het volstaat te kijken naar de vele debatten in beperkte kring of op het internet, naar de correspondentie die we ontvangen van mensen die voor het eerst contact met ons opnemen, naar de discussies met allerlei nieuwe groepen, of mensen die we ontmoeten bij vergaderingen en demonstraties. Dat alles getuigt van een toenemend aantal mensen in alle uithoeken van de planeet die zich fundamentele vragen stellen over de aard van de kapitalistische maatschappij en willen debatteren over de manier waarop een alternatief gevestigd kan worden. Als organisatie willen we aan dit proces bijdragen overal en zoveel als we kunnen, met de middelen die ons ter beschikking staan. Dergelijk debat, zo werd er in de conclusie benadrukt, is een uiting van de klassenstrijd. Klassenstrijd is niet enkel strijd op het onmiddellijke vlak maar ook een politieke strijd ter verheldering.
Het resultaat van deze discussiedag is bemoedigend: mensen die elkaar voordien niet kenden traden elkaar met open geest tegemoet, luisterden naar elkaar en antwoorden op elkaar. Deelnemers uit drie landen van verschillende generaties kwamen bijeen en discussieerden in drie talen, een praktische uiting van het internationalisme dat we in onze vaandel voeren, heel anders dan volgens de ongelijkheidbeginselen van de bourgeoisie. Wat hier op kleine schaal gebeurde legde getuigenis af van het veel grotere vermogen dat de arbeidersklasse gezamenlijk kan ontwikkelen. De strijd maakt inderdaad energie vrij en niet altijd voor mogelijk gehouden creatieve vermogens. Deze discussie- en ontmoetingsdag wierp een blik op wat het proletariaat is en waartoe het in staat is.
Wij vroegen aan het eind van de vergadering uitvoerig naar de reactie van deelnemers – ze waren allemaal enthousiast. Een van de deelnemers verwoorde het zo: "veel jongeren hier zijn er zich wellicht niet van bewust maar het is jaren geleden dat ik nog überhaupt een discussie over het kommunisme heb meegemaakt, en dat doet werkelijk deugd! Nergens wordt er nog over het kommunisme gedebateerd. Dit vraagt om een vervolg!" Al in informele besprekingen na de vergadering werden er voorstellen gedaan voor toekomstige onderwerpen. Nu wordt het tijd om wat meer concrete terugkoppeling van de deelnemers te krijgen voor de volgende dag in de zomer van 2008. Gezien het succes van deze dag zouden we die immers willen herhalen en als het kan verbreden naar nog meer deelnemers. Daarom vragen we de kameraden die willen bijdragen om contact met ons op te nemen. De inleidingen en samenvattingen van de dag van 2007 worden ook op onze website gepubliceerd.
IKS / 16.01.07
16 November: De huidige staking van de machinisten in Duitsland is een groots voorbeeld van de toegenomen strijdbaarheid en strijdwil van de arbeidersklasse. Al zeven maanden zwelt nu het conflict aan rond looneisen van de machinisten en een deel van het treinpersoneel. Al zeven maanden proberen de Duitse Spoorwegen (Deutsche Bahn) om met dreigementen, met represailles en krachtpatserij de personeelsleden te intimideren.
Al zeven maanden maken de media stemming tegen de stakers. Al zeven maanden proberen gerecht en politici om diegenen die zich verzetten, het staken te verbieden of het hen af te raden. Al zeven maanden voeren de vakbonden die niet aan de staking deelnemen hetze tegen de strijdenden, en dat op een manier, die op het gebied van vijandigheid en verachting alles in de schaduw stelt, wat de werkgevers en de politici toe nog toe hebben uitgehaald. Al zeven maanden probeert de GDL (Duitse machinistenvakbond) de strijdbaarheid van de machinisten af te remmen, ze tot symbolische actie te beperken, waarbij deze nauwelijks een gelegenheid voorbij laat gaan om te betreuren, dat het er voor de GDL in de eerste plaats niet gaat over loonsverhogingen of arbeidsvoorwaarden van de machinisten, maar om het recht van een eigen vakbond, die afzonderlijke CAO’s kan afsluiten.
Maar de spoorweglieden hebben zich niet murw laten maken. Nu, na zeven maanden, hebben ze de grootste spoorwegstaking uit de naoorlogse geschiedenis van Duitsland op gang gebracht. Drie dagen lang werd het goederenverkeer gestaakt, twee dagen lang het personenvervoer in heel Duitsland. De gevolgen: één derde van alle lange afstandstreinen en de helft van alle regionale treinen vielen uit. In het oosten reed slechts 10% van de treinen. In de zeehavens begonnen de containers zich op te stapelen, en bij Audi in Brussel lag de lopende band stil omdat onderdelen uit Slowakije in het oosten van Duitsland bleven.
Toegegeven: de verwachte ‘grote chaos’ bleef uit. Geen wonder! De chaos die was aangericht, was het werk van slechts 6.000 machinisten en begeleiders, terwijl de leden van de andere vakbonden door hun zogenaamde belangenverdediging afgehouden werden van de staking, terwijl het treinpersoneel dat nog als ambtenaar werkt, moest vrezen voor de zwaarste represailles van ‘vadertje staat’ als ze aan de staking zouden deelnemen.
Het belangrijkste van deze staking – en uiteindelijk van iedere staking – is niet de mate waarin die chaos veroorzaakt, maar de mate waarin hij in staat is een perspectief te bieden tegenover de chaos waarin het kapitalisme de mensheid heeft gestort.
De staking bij de Duitse spoorwegen heeft niet enkel de strijdwil van de loonafhankelijken aangetoond, hij liet de strijdvaardigheid van onze hele klasse zien. Hij heeft de hele maatschappij er weer aan herinnerd dat wij in een klassenmaatschappij leven, waarin alles afhangt van de arbeid van de rechteloze, eigendomsloze werkende bevolking. De vertwijfelde toestand van de spoorweglieden, die ze er toe dwingt zich te verweren, maakt duidelijk dat deze klasse van de maatschappij niet alleen slecht behandeld wordt maar ook uitgebuit. Tegelijk laat hij ook de potentiële macht van deze klasse zien, die voortkomt uit het feit dat de loonafhankelijken door hun arbeid de hele maatschappij op hun schouders torsen.
Bovendien zijn deze producenten niet van elkaar gescheiden, maar met elkaar verbonden door de productie, het transport en de maatschappij. Na de val van de Berlijnse Muur gold: Het idee van de klassenmaatschappij, van de klassenstrijd, van het socialisme, stamde uit een arbeidersbeweging van de negentiende eeuw – met één woord: de ideeën van het marxisme – zouden dood en begraven zijn, leve de klasseloze prestatiemaatschappij. Nu begint het voor velen te dagen: wij leven in een klassenmaatschappij. De klassenstrijd leeft.
De levende klassenstrijd van de spoorweglieden is ook daarom zo belangrijk, omdat door de afhankelijkheid van de moderne maatschappij van haar transportmiddelen, deze staking niet doodgezwegen kon worden. Iedereen wordt er door geraakt. Iedereen voelt zich genoodzaakt om stelling te nemen. Zo draagt deze strijd er in niet geringe mate toe bij om de sociale stemming in de maatschappij te veranderen. Daarbij zijn er twee gegevens van bijzonder belang.
De arbeidersstrijd is internationaal
Toevallig werd er in Duitsland en Frankrijk bij het spoor tegelijk gestaakt. Dat het links van de Rijn ging om pensioenen, rechts van de Rijn om lonen en arbeidsvoorwaarden, toon alleen aan hoe omvattend de aanvallen van het kapitaal vandaag zijn. Maar de gelijktijdigheid van de stakingen laat vooral zien dat de strijd van de arbeidersklasse werkelijk internationaal is, zoals het Manifest van de Kommunistische Partij van Marx en Engels het ooit formuleerde (“Proletariërs aller landen verenigt U”). In Duitsland probeert de GDL de toestand van de spoorweglieden in Duitsland als uitzondering voor te stellen. De lonen van de machinisten bij de Duitse Spoorwegen zouden in vergelijking met Europa schrikwekkend laag zijn. Vandaar dat men deze bedrijfstak bijzondere toeslagen zou kunnen toekennen, zonder daarbij de algemene noodzaak te betwijfelen om de loonafhankelijke de broekriem te laten aanhalen. In Frankrijk daarentegen beweerde de regering Sarkozy, dat de Franse spoorweglieden een bevoorrechte minderheid zouden zijn, die men rustig kon aanmanen om tot aan hun pensioen langer te werken. Maar juist de internationale omvang van de klassenstrijd maakt duidelijk hoe alle arbeiders wereldwijd met dezelfde verregaande maatregelen geconfronteerd worden.
Het geheim van de arbeidersstrijd ligt in de solidariteit
Anderzijds is de populariteit van de staking bij de Duitse spoorwegen onder de bevolking aanzienlijk. De mediameesters zelf zijn ontzet over dit feit. Hoe kan het toch dat een kleine groep, die wezenlijke uit maar één beroepstak bestaat, naar men beweerd, loonsverhogingen tot aan 31% eist, en daartoe een staking organiseert die de werkende bevolking, vooral de forenzen, treft – en daarbij ook nog zo zoveel sympathie krijgt? Op de derde stakingsdag gaf een spoedenquêtes door de ARD (Duitse radio en televisie) aan dat 61% van de ondervraagden instemde met de staking, ondanks alle last en hetze van de heersende klasse!
Aangesproken op dit raadsel gaf de redactiechef van de Duitse staatstelevisie, de ARD, afdeling politiek, het volgende antwoord: “De stemming onder de bevolking is de laatste jaren ‘omgeslagen’. Tot zover werd de noodzakelijkheid van de ‘loonmatiging’ aanvaard, ook al was het met tegenzin. Ondertussen is er echter een wijdverspreide ergernis ontstaan en een ‘gevoel van ongerechtigheid’ ten overstaan van de toenemende kloof tussen arm en rijk. Men juichte de staking van de spoorweglieden derhalve toe omdat men deze als het ware als voorvechters beschouwt, die men zelf het liefst zou navolgen. En terwijl de ‘politiek’ reeds langer een algemene en groeiende afkeuring had ervaren tegenover de aanvallen op de sociale voorzieningen voor de werklozen (die ze nu door middel van kleine corrigerende maatregelen probeert te paaien), heeft men tot op heden onderschat hebben hoe groot de onvrede is geworden, vooral ten opzichte van de loonontwikkeling van de laatste jaren.”
De goede man heeft gelijk. Juist hier ligt het brandpunt van de staking: dat wat vele commentatoren de paradox van de strijd van de spoorweglieden hebben genoemd. De GDL, als organisator van de staking, propageert openlijk het afzien van de solidariteit binnen de arbeidersklasse. Iedere beroepscategorie moet op zichzelf strijd voeren. Het staat voor een trend die in het naoorlogse Duitsland relatief nieuw is, maar internationaal overvloedig bekend is: de trend naar sectorale vakbonden. Na de vereniging Cockpit voor de piloten en de Marburgse bond voor kliniekartsen komt nu de GDL op de proppen, met de belofte van een hemel op aarde voor de machinisten. Hun motto, dat open en bloot wordt uitgebazuind, luidt: “Wat de andere beroepen betreft, dat gaat ons niks aan!” De eenheidsvakbonden de DGB, op hun beurt hitsen, in naam van ‘éénheid’ en ‘solidariteit’, op tegen de stakende piloten, kliniekartsen of machinisten en schelden ze uit voor ‘bevoorrechten’, ja voor vijanden van de andere beroepsgroepen. Wat er achter deze trend naar sectorale vakbonden schuilgaat is het volgende. Enerzijds probeert men de arbeiders die zich in hele drommen afkeren van de bestaande vakbonden op te vangen in ‘alternatieve’ vakbonden, opdat de arbeidersklasse niet opnieuw zou beginnen, zoals in de jaren na 1968, om zelfstandig en zelfgeorganiseerd te strijden.
Tegelijk wil men de loonafhankelijke voor de valse keuze plaatsen van inlijving bij de sociaal-democratische éénheidsvakbonden enerzijds of anderzijds bij de geïsoleerde niet solidaire acties onder regie van de sectorale vakbonden. Dat de SPD en de DGB knorrig reageren op de nieuwe macht van de sectorale vakbonden, omdat ze leiden tot een verzwakking van de eigen macht en voorrechten binnen het staatsapparaat, verandert niets aan het feit dat deze valse keuze tussen twee vakbondsvormen, de gehele heersende klasse ten goede komt in haar strijd tegen de arbeidersklasse. Het verleent in tegendeel deze keuze – en momenteel vooral dat van de sectorale vakbond – extra geloofwaardigheid.
Dat de heersende klasse met deze houding succes kan boeken bewijst de opkomst van de GDL. Als men echter nauwkeuriger toekijkt, dan merkt men de werkende bevolking niet wordt gedreven door de droom van los van elkaar strijdende beroepsgroepen – wat voor de arbeiders een nachtmerrie zou zijn. Achter de staking van de spoorweglieden tekent zich een groeiend gevoel af van arbeiderssolidariteit. Alleen het feit dat niet enkel de machinisten, maar ook de treinbegeleiders overgingen naar de machinistenvakbond, toont aan dat het er bij de betrokkenen niet gaat om beroepsverwaandheid, maar om een zoeken naar alternatieven voor de bestaande vakbonden. En de sympathie voor de spoorwegstaking onder de bevolking toont hetzelfde. Wat de arbeidersklasse nog onzeker en tastend zoekt, zal zij niet vinden bij (om het even welke) vakbond, maar wel in de gemeenschappelijke, solidaire strijd.
Dit aftasten, dit potentieel achter het verzet tegen de kapitalistische aanvallen, mag de ogen niet sluiten voor het feit dat de strijdende spoorweglieden door de vakbonden in een tactisch isolement zijn gedreven. Zij moeten nu, zonder de grote meerderheid van de collega’s bij het Duitse spoor, geïsoleerd en afgeschermd van andere delen van hun klasse, hun strijd uitvechten. Het komt er nu op aan om initiatieven te ontwikkelen, om aan dit isolement het hoofd te bieden, doordat men in gesprek gaat met andere spoorwegbeambten, doordat men de werkende bevolking niet langer beschouwt als ‘treinklanten’, zoals de GDL dat doet, maar als medestrijders, die als loonafhankelijken allen dezelfde belangen hebben.
De spontane sympathie van de bevolking toont aan hoe volkomen fout het zou zijn om de strijd tegen de hongerlonen en slechte arbeidsvoorwaarden als een bijzonderheid van het spoor te op te vatten. Wanneer de heersenden de laatste weken geleerd hebben om bang te worden voor de strijd van de spoorweglieden en zij er nu niet langer mee dreigen om een stakingsverbod af te kondigen, dan is dat vooral omdat ze weten dat zich daarachter een algemene ontevredenheid van de arbeidersklasse ophoopt.
Bovendien moet men waakzaam zijn voor wat de ‘tariefrondes’ aan ‘oplossingen’ bekokstoven op kosten van de betrokkenen.
Voor de gehele arbeidersklasse komt het er op aan een voorbeeld te nemen aan de strijdvaardigheid van de spoorweglieden, opdat er uit een geïsoleerde botsing geleidelijk een meer algemene en solidaire strijd zou kunnen ontstaan.
IKS / 16.11.2007
Scholieren en studenten beginnen zich te roeren, niet alleen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk en bijvoorbeeld Griekenland. Het gaat niet meer om een ‘studentenbeweging’ zoals we die gekend hebben in de jaren 1960 en 1970; nu zijn het arbeiderskinderen die de boventoon voeren omdat ze hun toekomst bedreigd zien. Dat geeft een heel ander vooruitzicht aan de beweging, die dan ook niet is afgelopen, maar die enkel een eerste slag heeft geleverd. Scholieren en studenten beginnen zich te roeren, niet alleen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk en bijvoorbeeld Griekenland. Het gaat niet meer om een ‘studentenbeweging’ zoals we die gekend hebben in de jaren 1960 en 1970; nu zijn het arbeiderskinderen die de boventoon voeren omdat ze hun toekomst bedreigd zien. Dat geeft een heel ander vooruitzicht aan de beweging, die dan ook niet is afgelopen, maar die enkel een eerste slag heeft geleverd.
In de loop van november 2007 ontstaat door heel Nederland spontaan scholierenverzet zoals het niet meer was gezien sinds de jaren 1970. Het begint geheel spontaan, met discussie onder leerlingen waarbij allerlei ideeën worden geopperd en tegen elkaar afgewogen. De achtergrond ervan bestaat uit de algemene onvrede over de kwaliteit van het onderwijs en het uitzicht op werk dat er met de behaalde diploma’s wordt geboden.
Er is een lerarentekort door onderbetaling in het onderwijs, met de al legendarische gymleraar die uren wiskunde geeft als voorbeeld; de regering denkt dat op te lossen door de BAPO-regeling af te bouwen, zodat die voor leraren pas begint bij 60 in plaats van bij 52 jaar. Basisscholen dreigen ook hun conciërges kwijt te raken waartegen schoolleiders in Amsterdam op 8 november al wordt gedemonstreerd. Veel leerlingen eindigen niet meer een volledig diploma, maar alleen met deelcertificaten, en de scholen leiden welbewust steeds meer op voor een arbeidsmarkt die liefst laag-geschoolde, deeltijdse en onderbetaalde werkenden in dienst neemt met losse contracten. In het onderwijs is het fusies en rationalisaties alom. Ook ontstaat er steeds meer onderwijs op twee snelheden: kwaliteitsonderwijs voor wie ouders heeft die het kunnen betalen, en vuilnisbakkenonderwijs voor de rest. De onmiddellijke aanleiding voor de bredere beweging wordt uiteindelijk gevormd door het handhaven van 1040-lesurennorm, die door geen school wordt gehaald en die leidt tot de ‘ophokplicht’ van leerlingen in zinloze uren waarin er geen les wordt gegeven maar de leerlingen wél aanwezig dienen te zijn om spijbel-boetes te ontlopen.
Op vrijdag 23 november komen er naar schatting 20.000 leerlingen door heel het land op de been; de oproep daartoe wordt verspreid via msn-messenger, e-mail en sms-berichten. Op dinsdag 26 november herhaalt dit zich in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Lelystad, Leiden, Breda, Alkmaar, Bussum, Arnhem, Ede en Zwolle en andere plaatsen. Daarbij wordt er volop door de leerlingen gedebatteerd, ook met docenten, ouders en schoolleidingen, waarvan er velen steun betuigen.
De eerste reactie van de media bestaat er uit de scholieren met gewelddadigheden in verband te brengen: hier en daar was er met eieren, tomaten en vuurwerk gegooid; er zou ook ‘straatmeubilair’ zijn vernield. De politie treedt hard op in onder andere Middelburg, Amsterdam, Arnhem en Ede. Natuurlijk zijn er wat ‘relschoppers’, maar deze nieuwe generatie wordt er juist door gekenmerkt instinctief een directe confrontatie met de politie uit de weg gaat; het is veeleer de politie die de confrontatie provoceert. Het CDA steekt een beschuldigende vinger uit naar het LAKS (Landelijk Actie Komitee Scholieren) en naar Dwars, de jongerenorganisatie van Groen Links.
Maar het LAKS (Landelijk Actie Komitee Scholieren) wees al deze acties af en ook Dwars was meer dan gematigd. Er werd vooral opgeroepen het spoeddebat in de Tweede Kamer van woensdag 28 november af te wachten, terwijl alleen ‘ludieke’ acties steun zouden verdienen, zoals... het op school verschijnen in carnavalspakken.
Het LAKS wierp zichzelf steeds meer op als enige ‘erkende leiding’ hoewel het nauwelijks zeventig leerlingen bij elkaar kon brengen toen er al duizenden in actie waren en op verreweg de meeste scholen is het LAKS niet eens vertegenwoordigd. Tenslotte probeerde het LAKS ook een alleenrecht op de communicatie tussen de leerlingen te verwerven via haar website en waarschuwde het tegen msn- en sms-oproepen die niet van haar afkomstig waren. Leerplichtambtenaren gaven te kennen dat de afwezigheid van leerlingen op de scholen tijdens de demonstratie alleen door de vingers zou worden gezien als het LAKS de demonstratie organiseerde terwijl de onderwijsbonden van CNV en FNV het LAKS ‘goede raad’ gaven en logistieke steun verleenden om alles ‘in goede banen’ te leiden en vooral onder controle te houden.
Voor 30 november organiseerde het LAKS een demonstratie die eerst was aangekondigd voor het Malieveld in Den Haag en vervolgens werd verplaatst naar het Museumplein in Amsterdam. Sommige schoolleidingen steunden door bussen in te zetten, andere verboden deelname door afwezigheid van school als spijbelen aan te merken. Zo werd de beweging al opgebroken. Er zouden ook identiteitscontroles plaatsvinden en in de pers werd veel geweld aangekondigd, zowel van de kant van scholieren als van die van de politie. Zo werd het net zo oninteressant gemaakt als afschrikwekkend. Desondanks waren er volgens de politie zo’n 15.000 demonstranten.
En zelfs op weg naar de LAKS-demonstratie werd er in treinen en bussen nog volop gedebatteerd; het was zeker géén makke bedoening van leerlingen die niet eens wisten waarvoor ze demonstreerden zoals in de pers is beweerd. Maar aangekomen op het Museumplein werden de leerlingen zoetgehouden met nietszeggende toespraken, met harde muziek die massale discussie onmogelijk maakte. De intimiderende aanwezigheid van politie, met waterkanon en een aanzienlijk aantal arrestaties van scholieren wegens het gooien van wat vuurwerk, gesecondeerd door een eigen ordedienst van het LAKS, maakten gedachtenuitwisseling tussen alle aanwezigen nog verder tot een illusie. Minister Ronald Plasterk noch staatssecretaris Marja van Bijsterveld van OCW vonden het niet eens nodig om op te dagen en de meeste leerlingen wisten vervolgens niet goed meer wat ze op het Museumplein waren komen doen. Maar op de internet discussie-site van het LAKS (https://www.laks.nl [4]) betoonden leerlingen zich heel kritisch:
“Wachten, wachten, wachten... Dat is het enige dat de Nederlandse scholier tegenwoordig nog doet. Wachten tot er weer een ‘zinnig’ lesuur komt, wachten tot er weer een staking komt, wachten tot de les voorbij is en wachten op resultaten! Zoals we allemaal wel weten was het ‘spoeddebat’ maar een manier om de leerlingen rustig te houden...” “Het LAKS laat zich voor het karretje van de regering spannen door niet meer op te roepen tot acties [...] zo vermoord je het hele momentum, de hele beweging die is opgebouwd. Na de veel te laat aangekondigde demonstratie in Den Haag (specifiek erop gericht om niet te veel mensen naar Den Haag te laten komen), het verplaatsen van de demonstratie van Den Haag (specifiek erop gericht een daadwerkelijke confrontatie met de regering aangegaan [bedoeld: te voorkomen]) tekent dit het LAKS.” “De scholieren moeten zichzelf organiseren, van het LAKS valt niets meer te verwachten.” “Waarom geen staking met alle docenten, leerlingen en misschien ouders die het er niet mee eens zijn?”
Wat kunnen we concluderen? Dat het vaststellen van de plaats en het moment van de actie niet kan worden overlaten aan als het LAK die beweren de belangen van bepaalde afzonderlijke bevolkingsgroepen te verdedigen maar die actie juist uitstellen tot het gunstigste moment voorbij is, als tentamens en examens naderen; en die actie organiseren op een plaats en in omstandigheden die massale gedachtenuitwisseling hoegenaamd onmogelijk maken en verdere uitbreiding van de beweging naar bijvoorbeeld leraren, ander schoolpersoneel, ouders, en meer in het algemeen naar werkenden en werkzoekenden die met precies dezelfde problemen kampen: toenemende bestaansonzekerheid. In de strijd worden diezelfde belangen juist duidelijk.
Dat is wel degelijk mogelijk, zoals bleek uit de beweging tegen de startbaancontracten in Frankrijk, waarin precies dezelfde spontaniteit aan de dag werd gelegd ten opzichte van eenzelfde onvrede. Er werden algemene vergaderingen georganiseerd op campussen en schoolpleinen, er werden delegaties naar elkaars vergaderingen gestuurd, er werden pamfletten verspreid bij het openbaar vervoer om op te roepen tot solidariteit. Het waren de scholieren en studenten die zo hun eigen beweging organiseerden en uitbreidden. Het Franse decreet werd ingetrokken, en een vergelijkbaar decreet in Duitsland werd van de tafel gehaald uit angst voor eenzelfde beweging nog voordat er ook maar iets was gebeurd.
Ondertussen blijft het nodig te debatteren, van gedachten te wisselen, de oorzaken van de problemen en onvrede te begrijpen. Dat kan een grondslag leggen voor een nog breder en krachtiger beweging. Door lering te trekken uit de voorbije beweging wordt de volgende voorbereid.
Manus / 08.01.2007
Voetnoten
Zie ook ons artikel in Internationalisme, nr. 335 over de studentenbetoging in Brussel; de talrijke artikelen over de anti-CPE (startbaancontract) beweging in Frankrijk op onze website en de bijlage over de strijd van de studenten in Frankrijk bij Wereldrevolutie, nr. 112.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[2] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[3] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[4] https://www.laks.nl
[5] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland