Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Internationalisme > Internationalisme - jaren 2000 > Internationalisme - 2007 > Internationalisme, nr. 333 - 15 september 2007-15 november 2007

Internationalisme, nr. 333 - 15 september 2007-15 november 2007

  • 1935 keer gelezen

Federale regering: De problemen van de bourgeoisie zijn niet die van de arbeiders

  • 2132 keer gelezen
Op de avond van de verkiezingen, op basis van de uitslag, trok de Belgische bourgeoisie de conclusie dat ‘oranje-blauw’ de formule was die zich voor de staatsleiding opdrong; een coalitie van christen-democraten met liberalen. Maar nu al bijna drie maanden volgen informateurs, formateurs en verkenners elkaar op zonder erin te slagen de politieke partijen aan de onderhandelingstafel te krijgen. In tegendeel, de partijen maken elkaar in vraaggesprekken af met klappen onder de gordel, in een sfeer van crisis en communautaire en linguïstische impasse waarbij de media openlijk draaiboeken voor de opsplitsing van het land opstellen. Hoe deze situatie te verklaren? Daartoe is een algemener begrip nodig van de toestand van de kapitalistische maatschappij.

Toenemende problemen in het politieke leven van de bourgeoisie


Is de economische situatie rooskleurig, zijn de rationaliseringen en soberheidsmaatregelen tegen de arbeidersklasse overbodig geworden? Vast niet. Geconfronteerd met een uiterst instabiele economische situatie, met een ontwikkeling van strijdbaarheid van de arbeidersklasse, blijft het een vast punt in de doelstellingen van de bourgeoisie om in staat te blijven onontkoombare massale aanvallen uit te voeren zonder daarbij op grote schaal strijd te provoceren. Maar een andere factor komt nu steeds meer op de voorgrond, bepaalt steeds meer de prioriteiten van het politieke leven van de bourgeoisie in het algemeen en de samenstelling van regeringsploegen in het bijzonder.
Met de verdwijning van de Russische en Amerikaanse blokken beginnen de middelpuntvliedende tendensen binnen de kapitalistische maatschappij in verval, tot dan toe met veel moeite in de hand gehouden middels de hiërarchie van de twee blokken, de overhand te krijgen, plaats makend voor chaos, voor het ‘ieder voor zich’, met irrationele driften, en dat tot in de politieke stelsels van de grote geïndustrialiseerde landen. Zo heeft de machtigste bourgeoisie van de wereld, die van de Verenigde Staten, twee regeringstermijnen lang het staatsroer in handen gelaten van de bende incompetente blunderaars van de Bush-regering. Dit verraadt de diepe crisis van de heersende klassen en heeft net omgekeerd een gruwelijke verheviging van het ‘ieder voor zich’ met zich meegebracht en een uitbarsting van chaos en barbarij over heel de planeet.
Sindsdien worden het effect van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij en de noodzaak om daar tegen op te treden een allereerste hoofdzorg in het politieke leven van de bourgeoisie. Deze algemene tendens wordt in België nog versterkt door de bijzondere druk van de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de bourgeoisie die in de kiem al aanwezig waren toen de Belgische staat kunstmatig werd oprichting. Aan het eind van de twintigste eeuw maakt de verbreiding van de ontbinding en het ‘ieder voor zich’ in de wereld het zoeken naar, en het opleggen van een teer evenwicht tussen de regionale fracties steeds denkbeeldiger en onzekerder. De spanningen en innerlijke tegenstellingen worden steeds explosiever, vooral met een deel van de Vlaamse bourgeoisie dat af wil van ‘de bodemloze put van de niet rendabele Waalse industrie.’
Deze voortdurende spanningen brachten een reeks van verschijnselen voort waardoor het beheer van het politieke leven van de Belgische bourgeoisie heel ingewikkeld wordt:
– Op de eerste plaats is er de fragmentatie van het partijenlandschap, met sinds het einde van de jaren 1960 het geleidelijk afkalven van de grote socialistische en christen-democratische volkspartijen die het politieke leven ruimschoots beheersten en de opkomst van regionalistische partijen. De bourgeoisie probeerde deze uit de weg te ruimen door ze op te nemen in de traditionele partijen maar dat komt als een boemerang terug omdat het resultaat ervan is een destabilisatie van diezelfde traditionele partijen, zoals we de laatste jaren konden zien met de Vlaamse liberale partij van de voormalige eerste minister Verhofstadt en nu zelfs met de ‘overwinnaar’ van de verkiezingen, de christen-democraten van het CD&V.
– De explosie van protest- en irrationele stemmen in een land waar er stemplicht is heeft geleid tot de ontwikkeling van een politiek populisme dat sterk nationalistisch gekleurd is (Vlaams), hetgeen de versterking van openlijk populistische en separatistische partijen begunstigde, zoals Vlaams Blok/Belang en in mindere mate de ‘Lijst Dedecker’.
– De toename van het aantal corruptieaffaires en het toenemende gangsterisme in de maatschappij kwam de laatste jaren uitgebreid aan de oppervlakte, vooral in de Franstalige socialistische partij die onlangs op zijn kop werd gezet door talrijke schandalen.

Steeds groter problemen om gebruik te maken van verkiezingsmanipulaties


Het steeds ingewikkelder worden van het politieke apparaat van de bourgeoisie en een zeker verlies aan betrouwbaarheid van de onderdelen ervan maakt dat de Belgische bourgeoisie steeds groter problemen heeft om de verkiezingsresultaten af te stemmen op haar behoeften en snel een solide regeringsploeg samen te stellen.
En inderdaad, de bourgeoisie was verrast door de verkiezingsuitslag. Terwijl ze zich opmaakte om een regering te vormen met de twee grote christen-democratische en socialistische ‘populaire-families’ werd ze in de wielen gereden door de nederlaag van de socialistische partijen, in Vlaanderen (ontreddering van de SPa) zowel als in Wallonië (aanzienlijke teruggang van de PS van Elio Di Rupo). Anderzijds was de verkiezingsoverwinnaar, de Vlaamse christen-democraat Yves Leterme, ter gelegenheid van de verkiezingen een kartel aangegaan met een kleine separatistische groepering (de NVA van Bart De Wever) en had sterke regionalistische eisen naar voren gebracht, wat de speelruimte wel heel klein maakte. En dat al temeer omdat de andere overwinnaar, de Waalse liberale partij in zijn rangen een radicale Franstalige fractie telt, en de eisen daarvan bracht de Franstalige christen-democratische partij van Joëlle Milquet, omgedoopt tot ‘humanistisch-democratische’ in de problemen, die sterk gekant is tegen een verdergaande regionalisering van de staat en die zich een ‘links’ politiek profiel had aangemeten om met de PS in de Waalse regering een coalitie te kunnen vormen.
Deze tegenstellingen tussen de betrokken krachten vallen samen met de ingewikkeldheid van het politieke stelsel, met name:
– Het verdwijnen van nationale partijen waardoor er bij de vorming van een meerderheidsregering ten minste vier partijen betrokken zijn die ook nog een meerderheid moeten hebben in de afzonderlijke taalgemeenschappen van het land.
– Het naast elkaar bestaan van een federale regering en regionale regeringen, gekozen op verschillende momenten, wat soms meerderheden bewerkt die in tegenstelling staan tot elkaar al naargelang de regering en een sfeer van haast permanente (pré)-verkiezingscampagnes, verklaart de grote problemen waarmee de onderhandelingen tussen de partijen gepaard gaan. Deze moeilijkheden en het oeverloze gepraat kunnen op hun beurt de spanningen en de campagnes enkel verder opvoeren Als de bourgeoisie in haar geheel er geen belang bij heeft in de richting van separatisme te sturen dan kan de confrontatie tussen politieke fracties die regionaal georganiseerd zijn de ontluikende irrationele roep tot uiteindelijk separatisme van de gemeenschappen, die er niet in slagen overeen te komen, niet verminderen. Andere fracties op hun beurt stoken de spanningen nog verder op om de noodzaak naar voren te kunnen brengen van energieke maatregelen om de bevoegdheden van de centrale staat te vergroten en om het besluitvormingsproces en het politiek beheer te vereenvoudigen.

De problemen van de bourgeoisie brengen geen voordeel voor de arbeiders


Het feit dat het leven van de Belgische bourgeoisie sinds lang dooreen wordt geschud door innerlijke spanningen heeft nooit voorkomen dat deze spanningen sinds het begin van de twintigste eeuw meesterlijk worden gebruikt tegen de arbeidersklasse. Het stelselmatige gebruik ervan is een constante in de arbeidersvijandige politiek van de Belgische bourgeoisie sinds de Eerste Wereldoorlog en meer in het bijzonder sinds de heropleving van de klassenstrijd aan het einde van de jaren 1960, en dat in meerdere opzichten:
– De politiek van ‘machtoverdracht aan de regio’ heeft vooral gediend ter wettiging van het doorvoeren van herstructuringen in de industrie en de administratie, zoals andermaal op karikaturale wijze bleek uit het recente ‘Marschall Plan voor Wallonië’ van de Waalse regionale regering. Sinds de jaren 1970 zijn de begrotingsverlagingen en het inperken van personeelsbezetting en werkingsmiddelen onder voorwendsel van ‘groter doelmatigheid’ een karaktertrek van de ‘geregionaliseerde’ regeringen, zoals in het onderwijs, de openbare werken, het openbaar vervoer, het stadspersoneel en de werkloosheid. Wat betreft de noodlijdende industrieën – de staalindustrie in Wallonië en de scheepswerven in Vlaanderen –, deze zijn gerationaliseerd en gesloten in naam van het regionale dynamisme dat geen ‘kwakkelende bedrijven’ als blok aan het been kon hebben.
– De communautaire en regionale confrontaties zijn bewust uitgespeeld en gedramatiseerd om de aanvallen op de arbeidersklasse te verbergen. Zo trok het federaliseringsproces heel de jaren 1990 veel media-aandacht op momenten waarop uiterst harde soberheidsmaatregelen werden genomen om het begrotingstekort van de staat drastisch te verminderen. De verbale separatistische dreigementen, waarop de getrouwe unitaristen van repliek dienden werden opgeblazen om de aandacht van de bevolking, en natuurlijk vooral de arbeiders, daarop te richten om de werkelijke inzet uit het zicht te houden.
– Er is een voortdurende mediacampagne ontwikkeld om de arbeiders te mobiliseren achter de belangen van ‘hun’ taalgemeenschap en er werd alles aan gedaan om wedijver tussen de regio’s in te blazen. Zo hameren de media er hele dagen op dat ‘Vlaanderen niet langer wil opdraaien voor de verlieslijdende Waalse staalindustrie’, dat ‘Wallonië niets te maken heeft met de toekomstloze Vlaamse scheepswerven’, dat ‘het onderwijs in Vlaanderen van betere kwaliteit is’, dat ‘werklozen in Wallonië minder sancties krijgen’, enzovoort. Het ‘sub-nationalistische’ bedrog van de ‘regionale macht’ dient maar één enkel doel: de arbeiders mobiliseren achter hun bourgeoisie (nationaal of regionaal), daarbij de Waalse arbeiders opstokend tegen hun Vlaamse klassenbroeders en omgekeerd, en ze de onvermijdelijkheid van crisis en offers aan te praten.
– Het regionalistische vergif is tenslotte stelselmatig door de bourgeoisie gebruikt om de oplaaiende arbeidersstrijd te verdelen en te isoleren. Tijdens de algemene staking van 1960-1961 spelen de Waalse socialisten en syndicalisten het bedrog van het federalisme uit om de arbeidersstrijd te verdelen en naar een impasse te voeren; het Vlaamse nationalisme speelde een niet verwaarloosbare rol in de sabotage van de wilde stakingen van de Limburgse mijnwerkers in 1966 en 1970; onlangs, tijdens de drastische rationalisaties bij VW Vorst probeerden de arbeiders het regionalistische keurslijf te doorbreken maar patronaat, regering en vakbonden verenigden zich om de beweging te breken door het communautaire vergif weer in te spuiten.

De arbeiders mogen zich ook niet laten inpakken door de campagne rond de toekomst van België, die er fundamenteel toe dient om ze het klassenspoor bijster te laten worden maar in tegendeel afstand te nemen en te begrijpen welke krachten er in het spel zijn. Met het ‘sub-nationalistische bedrog’ wordt geprobeerd de arbeidersklasse te verbergen dat het een veralgemeende wereldcrisis is die de Waalse industrie om zeep helpt en die de Vlaamse industrie vernietigt, dat het kapitalisme in zijn geheel in crisis is en ter discussie moet worden gesteld. En de bourgeoisie gebruikt het verstoorde evenwicht van haar staat net als de uitingen van ontbinding van haar eigen politieke leven om te voorkomen dat het bewustzijn van deze werkelijkheid bij de arbeiders tot ontwikkeling komt, om de strijdbaarheid te ondergraven en in een poging ze te binden aan ‘hun’ regionale bourgeoisie ter ‘verdediging van hun regio’.

Jos / 10.09.2007

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in België [1]

Klassenstrijd: Stakingen in Peru en Chili

  • 1971 keer gelezen
Een kameraad uit Lima die regelmatig met onze organisatie correspondeert en discussieert stuurde ons kort geleden een artikel toe over de mijnwerkersstaking in Peru van april jongstleden en toen het vuur ervan nog niet gedoofd was, stuurde hij ons gegevens over een studentenbeweging die zich ontwikkelde. Het gaat hier om een inspanning die wij hartelijk begroeten. Het is inderdaad van het allergrootste belang dat ervaringen, lessen en informatie over de arbeidersstrijd die wereldwijd opkomt snel circuleert. Het is een van de redenen waarom de bijdragen van de kameraad een voorbeeld vormen dat we alleen maar kunnen toejuichen. Het artikel dat nu volgt is volledig samengesteld uit teksten en informatiebronnen die de kameraad ons toestuurde.
De sociale toestand in Zuid-Amerika wordt steeds meer gekenmerkt door de ontwikkeling van arbeidersstrijd. In Chili hebben sinds vorig jaar herhaaldelijk stakingen plaatsgevonden in de kopermijnen, waarvan de uitbating neerkomt op 40% van de wereldproductie. Dat zegt iets over het belang van deze sector in dit land waar de arbeidersklasse een zeer brutale aftakeling kent van haar arbeids- en levensomstandigheden. Het is heel moeilijk om juiste informatie te verkrijgen over deze bewegingen zolang de media die doodzwijgen. Wij weten enkel dat de vakbonden de meest vergaande verdeling hebben georganiseerd tussen de arbeiders van het staatsbedrijf CODELCO en die van de onderaannemers, die een derde minder loon verdienen voor hetzelfde werk, evenals tussen stakers en werkenden. De staking heeft 38 dagen geduurd tot in juli en is beëindigd na beloften over een verbetering van het contract voor de arbeiders van de onderaannemers, zonder dat hun contracten worden aangepast, wat niettemin hun belangrijkste eis was.

De staking in de mijnen van Peru


In Peru waren in april de mijnen in staking, een onderdeel van de Chinese onderneming Shougang, en deze werd uitgebreid over alle mijncentra van het land. De vakbonden hebben natuurlijk volop hun reactionaire rol gespeeld, vooral in de belangrijkste mijn van het land, Yanacocha, waar zij geheime onderhandelingen voerden met de directie en niet deelnamen aan de staking. De vakbonden van het bekken van Oroya werden zelfs door de pers uitgekafferd omdat zij verder werkten.
In Chimbote waar de strijd van de boeren en werklozen hevig was, werd de onderneming Sider Peru totaal lamgelegd. De vrouwen van de mijnwerkers en een groot deel van de bevolking van deze stad hebben samen met hen betoogd. In Ilo werden de wegen geblokkeerd net als in Cerro de Pasco, waar 15 mijnwerkers werden aangehouden en er van beschuldigd stenen te hebben gegooid naar de zetel van de regionale regering. De burgerlijke pers was er als de kippen bij om de staking een mislukking te noemen, steunend op het rapport van de minister van de sector, Pinilla, om slechts 5.700 stakende mijnwerkers te tellen terwijl het er 120.000 waren.
In de bergen rond Lima gijzelden de mijnwerkers van Casapalca de mijningenieurs die hen met ontslag bedreigden als zij hun post zouden verlaten. De minister verklaarde dat de staking onwettig was omdat de aanzegging slechts vier in plaats van vijf dagen van tevoren gedaan was, zoals vereist door de wet. De bazen wierf personeel aan met een tijdelijk contract en de minister bedreigde degenen die de staking verder zouden zetten met ontslag.
Enkele studenten van de universiteit van San Marcos van Lima solidariseerden zich met de mijnwerkers en brachten hen voedsel voor de ‘gemeenschapsketels’, een veel voorkomende praktijk bij alle stakingen in Peru, of het nu bij leerkrachten, bij verpleegsters of bij mijnwerkers is. Het delen van voedsel met de gezinnen dient ook om ervaringen uit te wisselen en de strijd van dag tot dag gezamenlijk te analyseren.
Het is heel tekenend dat deze onbeperkte nationale staking plaatsvond na twintig jaar van sociale rust in deze sector.

De strijd van de leerkrachten in Peru


Op 19 juni riep de vakbondsleider van de leerkrachten Huaynalaya op tot een nationale staking en zijn oproep vond gehoor in heel het land. Huaynalaya wordt door de pers beschouwd als een opposant van de meerderheid van de leerkrachtenvakbond SUTEP, die eerder een pro-Chinese oriëntatie aanhoudt in de lijn van de Rode Partij.
Toch heeft de vakbond zich bij de staking van 5 juli aangesloten. De dagen daarvoor hadden de journalisten waarvan de politieke programma’s het meest beluisterd worden, veel ruimte gegeven aan het zwartmaken van de beweging.
Het standpunt van de pers is overduidelijk. De leerkrachten zouden verantwoordelijk zijn voor hun eigen intellectuele onbekwaamheid en worden aangeklaagd als ‘stakingsfanaten’ die de kinderen en jongeren kostbare lesuren laten missen. Hier moet worden opgemerkt dat het argument tegenstrijdig is, want hoe kunnen lesuren die gegeven worden door onbekwamen kostbaar zijn? In wezen vrezen zij echter dat de leerlingen de straat zouden opgaan ter ondersteuning van de leerkrachten zoals zij dat al deden in 1977, een ervaring die toen nieuwe generaties militanten heeft voortgebracht van verschillende partijen die zich richten op gewapende strijd.
De minister van onderwijs bevestigde zelf aan de journalist Palacios dat er slechts 5.000 stakers waren op de 250.000 door zijn ministerie tewerkgestelde leerkrachten. De mobilisaties zwermden uit over heel het land: naar Juliaca, Puno, Ucayali, Ayacucho en Huanuco. De leerkrachten werden bovendien ondersteund door heel de bevolking, zoals dat ook het geval was twee maand eerder, toen de mijnstakingen bijna heel het land mobiliseerden. Het werk van de coördinatie en de meest strijdbare sectoren die in staat waren om een balans op te maken van deze ervaring blijft nog heel beperkt. De vakbonden blijven op de voorgrond en worden een rem op de beweging van de arbeiderseisen.

Overwegingen over de huidige strijd


De huidige strijd in Peru die het hele grondgebied bestrijkt is de vrucht van twee bronnen van onvrede. Enerzijds zijn er de eisen met een regionaal karakter, in het bijzonder in Pucallpa waar de stad vijftien dagen lang bezet en geïsoleerd werd, en anderzijds, de staking van de onderwijsvakbond SUTEP, die begon op 19 juni door leerkrachten die zich verzetten tegen de oriëntaties van de ‘Rode Partij’ (linkse burgerlijke partij) en waarbij vervolgens heel de vakbond zich aansloot, waardoor vanaf 5 juli de meerderheid van de 320.000 leerkrachten van Peru meededen.
Deze mobilisatie samen met  de regionale eisen (sterk uiteenlopend en uiteraard zeer plaatselijk georiënteerd) riep een gigantische en massale reactie op in het hele land. Het aantal gewonden en gearresteerden is onbekend en de bezettingen, brandstichtingen en vernieling van gebouwen bij de botsingen met de politie hebben zich uitgebreid over alle departementen die in strijd waren. De minister gaf op 9 juli toe dat er nog 75 onopgeloste conflicten aan de gang waren, wat laat vermoeden dat hun aantal nog heel wat hoger moet zijn.
De huidige strijd bevat, ondanks het geweld dat hij ontketent, geen perspectief van een zelfstandig optreden van het proletariaat, die zou inhouden dat deze strijd gevoerd wordt voor zijn eigen doelstellingen en zijn eigen programma. Het proletariaat is op dit ogenblik onderworpen aan de belangen van de lokale bourgeoisie en haar kleinburgerlijke bondgenoten van allerlei slag (intellectuelen, journalisten…), maar de proletariërs die in deze bewegingen actief zijn kunnen kernen vormen die hen in staat stellen om lering te trekken en de zelfstandigheid van de strijd te bevorderen. Dit is de enige weg voor de arbeidersklasse die in staat moet zijn om een eind te maken aan de wanhoop die veroorzaakt wordt door het kapitalistische systeem en zijn stoet van ellende, dood en vernieling.
Lima / 09.07.2007

Geografisch: 

  • Midden- en Zuid-Amerika [2]

Midden-Oosten: Het enig perspectief van het kapitalisme is oorlog en chaos

  • 2012 keer gelezen

De zomer van 2007 heeft de verergering van de gruwelen en oorlogschaos in een groot deel van de wereld alleen maar bevestigd. Al is de toestand in Libanon betrekkelijk en heel tijdelijk bedaard, in Afghanistan zagen we een toename van de strijd en van terroristische aanslagen door de Taliban. En dan blijft vooral Irak dat wegzinkt in het weerzinwekkende. Dagelijks zijn er tientallen doden, zowel bij bewapende botsingen als in zelfmoordaanslagen en slachtpartijen onder de bevolking. Deze blinde en dolle woede neemt overhand toe en breidt zich uit over het land als een echte vlucht voorwaarts die oncontroleerbaar is geworden. In de maand augustus zijn vijfhonderd mensen van de Yazidie gemeenschap (1) vermoord in vier achtereenvolgende zelfmoordaanslagen. Ondertussen ontketenen zich met ongehoorde brutaliteit afpersingen tussen Koerden, Soennieten en Sjiieten, en dikwijls nog binnen hun eigen milieu. In juli alleen al werden er 1.650 Iraakse burgers omgebracht en het ziet er naar uit dat de balans van de maand augustus nog erger zal zijn.
Dat weerhoudt de Iraakse president niet om te verklaren: “Er bestaat geen sjiitisch-soennitische oorlog, maar wel verdeeldheid binnen deze gemeenschappen” (2). Niet meer, niet minder!
Sinds 2003 zijn er meerdere tienduizenden Irakiërs gedood als rechtstreeks gevolg van de oorlog, de bevolking lijdt honger, zit zonder zorgstelsel, elektriciteit is een luxe geworden, net zoals water. Bagdad is omgevormd tot een verzameling ommuurde getto’s en herbergt rivaliserende bendes en aan elkaar vijandige gemeenschappen, terwijl hele families totaal uit elkaar gerukt zijn.
Meer dan twee miljoen mensen zijn binnen het land zelf verdreven met geen ander perspectief dan op het onmiddellijke vlak aan de slachtpartij te ontsnappen, en eenzelfde aantal is naar het buitenland gevlucht met een toekomst die al even onzeker is.
Wat het Amerikaanse leger betreft, dat telt al meer dan 3.000 ‘officiële’ doden, terwijl bepaalde officieuze Amerikaanse hospitaalbronnen het al hebben over 10.000, zonder de zelfmoorden te tellen die in 2006 al tegen de honderd bedroeg, en er doen geruchten de ronde dat er binnen het leger verzetshaarden zijn die met de dag duidelijker worden.
Dat is de onmiddellijke ‘erfenis’ van de grote strijd tegen het terrorisme van de ploeg rond Bush, en de coalitie die met hem is meegelopen, in een oorlog die nu door 58% van de Amerikanen wordt veroordeeld.

Frankrijk probeert weer vaste voet te krijgen in Irak

In deze context van schreeuwende onmenselijkheid is Kouchner, een fervent verdediger van de oorlog in Irak net als alle andere oorlogen ter wereld, als het maar ‘voor de goede zaak’ is, zich gaan bemoeien met Bagdad. Dit ‘verrassingsbezoek’ diende voor het overbrengen van een “simpele vriendschapsboodschap”, als drager van de internationale humanitaire vlam. Deze onvermoeibare reiziger van het Franse imperialisme heeft van de Irakiërs “geduld” gevraagd want men was juist aan het “begin van, naar hij hoopte, het einde gekomen van de crisis.” Wat een man met visie!
Nochtans kleeft er aan die enigszins belachelijke en ijdele aspecten van deze reis een onderliggende betekenis van de bedoeling van Frankrijk om weer mee te spelen op het Iraakse toneel, waar het graag weer invloed zou willen winnen. Het is vanzelfsprekend dat Frankrijk geen enkel werkelijk gewicht in de schaal kan werpen in de Iraakse toestand, naar het evenbeeld van de Verenigde Naties, naar het engagement van wie Kouchner met hart en ziel verwijst. Of het nu is in de context van de eventuele terugtrekking van de Verenigde Staten of in die van het voortzetten van hun aanwezigheid, terwijl Groot-Brittannië alle voorbereidingen treft voor zijn vertrek, kan men niet zien wat de objectieve inbreng van Parijs zou kunnen zijn bij het “helpen van de Verenigde Staten om een achterdeur te vinden om Irak te verlaten” (3). En dat terwijl de Franse inlichtingendiensten voortdurend aan de Franse president berichten over de elementen van chaos en van de groeiende ramp die het Amerikaanse leger ondergaat. Bovendien zou Frankrijk door zijn betrokkenheid weer in het vizier komen van terroristen.
Toch dient de schanddaad en het cynisme van de Franse regering en haar vertegenwoordigers aangestipt te worden die, bedekt met de humanitaire vredesmantel, de monsterachtigheden van de oorlog aanwenden, er ogenschijnlijk over ontsteld te zijn, om vervolgens achterbaks hun imperialistische en militaire behoeften na te jagen.

Steeds meer chaos op wereldvlak

De anti-terroristische kruistocht van de Verenigde Staten is een totale mislukking die Washington werkelijk in een doodlopend straatje heeft gewerkt. De verschillende mogelijkheden die momenteel in overweging worden genomen zijn allemaal ongunstig. Bush is niet in staat gebleken om in Irak een regering met een minimum aan geloofwaardigheid op de been te houden. Ze is de directe uiting van de meningsgeschillen tussen Sjiieten en Soennieten, een regering die al drie jaar lang de helft van de door het Pentagon geleverde wapens aan de officiële Iraakse gezaghebbers hebben gestolen ten gunste van hun achtereenvolgende klieken. En dan nog zonder het te hebben over een politie waarvan vele elementen zelfmoordterroristen toegang verlenen tot de Amerikaanse militaire kampen. Dat is de betrouwbaarheid van de instanties en van de mannen die door de Verenigde Staten op Iraaks grondgebied in het zadel zijn geholpen. Als de Verenigde Staten blijven zal dat niets aan de toestand veranderen behalve hem ter plekke nog verergeren en in de Verenigde Staten zelf de anti-oorlogsoppositie verder aanwakkeren. Het vertrek zal enkel over verschillende maanden gespreid kunnen plaatsvinden. Omdat er 150.000 man ter plaatse is met hun materieel is het voor het Amerikaanse leger zelf gevaarlijk, omdat het de weg opent naar een uitbarsting van alzijdige oorlogsterreur die nog erger zou zijn dan de huidige en de poorten zou openen voor Iran dat zijn kans afwacht. En het zijn niet de 90 man die de Verenigde Naties daarheen wil sturen, in plaats van de huidige 65, die het tegengewicht gaan vormen!
Toch wordt het vooruitzicht van minstens een gedeeltelijke terugtrekking onder ogen gezien door de Bush-administratie. En het is in die zin, en om tegengewicht te bieden aan de overheersingsdrang van Teheran, dat er inspanningen worden geleverd om een blok op de been te brengen van Arabische landen die bondgenoten zijn van Amerika, door hen versterking aan te bieden van hun militair potentieel: de komende tien jaar twintig miljard ultraverfijnde bewapening voor Saoedi-Arabië, Qatar, Bahrein, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en dertien miljard dollar voor Egypte in dezelfde periode. Maar daar zit ’m de kneep, want Israël eist zijn tegenwaarde, wegens het feit dat zijn militaire heerschappij in twijfel zou kunnen worden getrokken, net als zijn rol van ‘politieagent’ van de regio. Daarom hebben de Verenigde Staten Israël een ‘compensatie’ van dertig miljard dollar aan wapens toegekend. Dit wil zeggen een aanzienlijke toename van 25% van hun militaire leveringen aan Tel Aviv.
Zo ziet men dat de Amerika zelf een opbod aan bewapening organiseert in een hoogst riskante regio en voor landen zoals Saoedi-Arabië dat in Washington zelfs beschuldigd wordt van het ondersteunen van de terroristische Soennieten, ja zelfs van Al Qaïda. In een wereld waar de regel heerst van het ‘ieder voor zich’ bestaat het antwoord dat de grootste wereldmacht probeert te geven uit niets anders dan het verergeren van het opvoeren van dit ‘ieder voor zich’ en de oorlogsspanningen.

De kernwapenwedloop, een moet voor de kapitalistische ontbinding

Breed genomen bestaat er een koortsachtige wapenwedloop, die zich sinds eind 2006 aanzienlijk ontwikkelt en die zich verbreidt over talrijke grootmachten. En in deze versnelling van de kapitalistische oorlogsgekte, staat de kernbewapening steeds meer bovenaan. Op zich is dat geen verrassing. De kernproeven van Noord-Korea begin 2006, de sinds een jaar herhaalde Iraanse aankopen van kerntechnologie en raketten van Rusland, de weifelende houding van tweederangs mogendheden zoals Brazilië over hervatting van hun kernprogramma, enzovoort, waren tekens aan de wand dat elk land er niet langer genoegen mee neemt om schuil te gaan onder de kern-‘paraplu’ van de een of andere grootmacht, maar in tegendeel zichzelf wil gaan verdedigen.
In januari 2007 werd een weersatelliet vernietigd door een Chinese raket, een vernietiging in de ruimte die de zwakte duidelijk maakte van het Amerikaanse vermogen om de lucht-, zee- en landbewapening in ver afgelegen conflicten te geleiden. En de Verenigde Staten stonden eveneens aan de basis van deze versnelling door het voorstel om het anti-raketschild bijna tot aan de grens van Rusland uit te breiden. Rusland moest dat natuurlijk beantwoorden, en zaten er slechts op te wachten, via vage bedreiging om te gaan richten op Europa en later via de meer concrete dreiging van het installeren van raketten in Kaliningrad, aan de Baltische Zee, net tussen Polen en Litouwen, op een paar passen van het Amerikaanse schild.
Maar de wedloop van de kernbewapening draait niet langer enkel om de grootmachten. We zien inderdaad dat er zich een kernstrook ontwikkelt van het Midden-Oosten naar het Nabije Oosten en tot in Oost-Azië. Als we Iran meetellen als mogelijke kernmacht zouden we een bijna doorlopende cirkel kunnen trekken die volgestouwd is met kernraketten, gaande van Israël naar Noord-Korea, via Pakistan, India en China, overkoepeld door het Russische arsenaal. Kortom een atoom kruitvat, in het bijzonder in bepaalde regio’s die nu al kruitvaten zijn en plekken van voortdurende oorlogsconflicten.
In de context van het hedendaagse voortwoekeren van allerlei conflicten wordt de draad waaraan het zwaard van Damocles van de kernbedreiging die boven ons hoofd hangt steeds verder gespannen. En het zijn niet de Salt-akkoorden die daartegen enige waarborg bieden. Enkel de massale ontwikkeling van de arbeidersstrijd die kan leiden tot het omver werpen van deze kapitalistische maatschappij, en die noodzakelijk is om een eind te maken aan de terroristische en kernoorlogsdreiging, kan de weg openen van een toekomst voor de mensheid.

Mulan / 30.08.2007

(1) De Yazidies zijn een religieuze gemeenschap die beschouwd worden als ketters door de Soennitische moslimorthodoxie. Een groot aantal onder hen zijn Koerden.
(2) Le Monde, 22 augustus 2007.
(3) Geciteerd door Le Canard Enchaîné van 22 augustus 2007.

Geografisch: 

  • Irak [3]

Oktober 1917 in Rusland: Negentig jaar geleden nam het proletariaat de macht

  • 2787 keer gelezen
De haat van de wereldbourgeoisie tegen de Russische revolutie, tegen de machtsovername door de arbeidersmassa’s georganiseerd in hun sovjets in oktober 1917, is evenredig met de enorme hoop en de weerklank die deze grandioze gebeurtenis opwekte bij het wereldproletariaat. Daarom putten de heersende klasse, haar historici en ideologen, zich al negentig jaar uit om de ware betekenis te verduisteren van die eerste bewuste revolutie uit de geschiedenis van de mensheid.

De sovjets, speerpunt in de beweging naar de machtsgreep


In onze pers hebben we al de verschillende etappes ontwikkeld van het revolutionair proces dat in februari 1917 in Rusland begon (Internationalisme, nr. 330). Als reactie op het verschrikkelijk leed dat de imperialistische oorlog al twee jaar en half oplegde aan de armste lagen van de bevolking, de boerenstand en het proletariaat, in reactie op de moordpartijen waarvan ze aan het front het slachtoffer waren, had de opstand van de arbeiders en soldaten van Petersburg op enkele dagen tijd het tsaristisch regime weggeveegd. Maar noch de organisatie, noch het bewustzijn van de arbeidersklasse, noch, aan de andere kant, de graad van politiek verzwakking van de bourgeoisie, waren voldoende opdat deze opstand de macht zou kunnen geven aan het proletariaat. Die werd door de ‘democratische’ en ‘liberale’ sectoren van de bourgeoisie naar zich toe getrokken, met aan hun hoofd de ‘voorlopige regering’ die de deelname van Rusland aan, de imperialistische oorlog voortzette en zelfs nog opdreef. Maandenlang worstelde de arbeidersklasse, haar voorhoede, de bolsjewistische partij, inbegrepen, met illusies inzake die regering, wat het dóórbreken van een duidelijk perspectief over de weg die gevolgd moest worden verhinderde. Pas vanaf april, met de stellingen van Lenin over De taken van het proletariaat in de huidige revolutie (Internationalisme, nr. 331) werd dat perspectief door de bolsjewieken uitgestippeld: omverwerping van de voorlopige regering, machtsovername door de sovjets als eerste etappe van de proletarische wereldrevolutie. Op dat ogenblik ondersteunden enkel de meest geavanceerde delen van de arbeidersklasse dat perspectief. Het nieuw militair offensief dat de voorlopige regering op 18 juni lanceerde, wakkerde de woede aan van de massa’s die georganiseerd waren in de arbeidersraden van de hoofdstad en leidde tot de dagen van opstand in juli 1917. Maar deze voorbarige revolte in Petersburg was een provocatie, een valstrik, aangemoedigd door de bourgeoisie. Die probeerde de verantwoordelijkheid voor het mislukken van het militair offensief) de rug te schuiven van het proletariaat in de hoofdstad, om de arbeiders daar en de bolsjewieken te verpletteren, op een ogenblik dat de voorwaarden voor de revolutie in de rest van het land nog niet rijp waren. Geconfronteerd met die brede beweging, en bewust van haar voorbarig karakter, slaagden de bolsjewieken erin er de leiding van de nemen, terwijl ze wisten te verhinderen dat ze op een opstand zou uitlopen, die fataal zou geweest in voor het revolutionair proces dat op gang was. Toch volgde er brutale repressie op, al bleef die ondanks alles beperkt. De bolsjewieken werden buiten de wet gesteld, Lenin werd er van beschuldigd voor rekening van de Duitse regering te werken teneinde alle bolsjewieken bij de proletariërs in diskrediet te brengen (Internationalisme, nr. 332).
De nederlaag van juli zette de bourgeoisie er in augustus en september toe aan komaf te maken met de ‘revolutionaire nachtmerrie’. Met een werkverdeling tussen het ‘democratisch’ blok van Kerenski en het openlijk reactionair blok van legeraanvoerder Kornilov, organiseerde ze een staatsgreep van die laatste. Hij bracht regimenten van kozakken, Kaukasiërs enzovoort bijeen, troepen die nog trouw leken aan de bourgeoismacht, en probeerde die tegen Petersburg te laten oprukken. De mobilisatie van de arbeidersmassa’s en de weigering van de soldaten Kornilov te volgen liepen uit op een klinkende mislukking van die couppoging. “De mislukte staatsgreep van Kornilov [...] brengt een nieuwe mobilisatie van het proletariaat mee. Van dan af wordt de toestand alsmaar meer gespannen, ze dreigt onhoudbaar te worden voor het proletariaat waarvan de ontberingen groter worden [...]; ze verergert voor de boeren die zien hoe de landbouwrevolutie, die beloofd wordt door de sociaalrevolutionairen in de regering, voortdurend uitgesteld wordt [...]; ze wordt erger voor het leger en de vloot, die gedwongen worden in dienst van de vijandelijke klassen een hopeloze oorlog voort te zetten [...]” (1). Dat opnieuw oplaaien van de arbeidersmobilisatie vanaf half augustus had als krachtlijn de hernieuwing van de sovjets die ingepalmd en van hun inhoud ontdaan waren door de burgerlijke krachten: de mensjewieken en sociaalrevolutionairen. De arbeiders raakten er steeds meer van overtuigd dat die niet aan hun belangen beantwoordden. Een intense zelfactiviteit ontwikkelde zich in de massa’s en in de sovjets, de resoluties volgden elkaar op in de loop van de vergaderingen, wat uitmondde op de verkiezing van revolutionaire meerderheden samengesteld uit bolsjewieken, internationalistisch-mensjewieken en linkse sociaalrevolutionaire afgevaardigden (in Helsinfors, de Oeral, Kronstadt, Reval, de Baltische vloot enzovoort.). Op 31 augustus in Petersburg, en begin september in Moskou behalen bolsjewieke moties voor het eerst de meerderheid. Van dan af zijn de voorwaarden voor de revolutie vervuld. Vanaf half september is er vanuit de lokale en regionale sovjets (Kronstadt, Ekaterinoslav enzovoort) een vloedgolf van resoluties die de machtsgreep vragen. Vanuit zijn ballingschap in Finland spoort Lenin het centraal comité van de bolsjewistische partij aan zich meteen te zetten aan de voorbereiding van de sovjets op de opstand, vóór de bourgeoisie zich kan herpakken en in het tegenoffensief gaan naar het model van dat van Kornilov. Ondanks sterke weerstand in het begin in het centraal comité van de bolsjewistische partij, wordt op 10 oktober een resolutie goedgekeurd voor de onmiddellijke voorbereiding van de opstand. Vanaf dat ogenblik is de agitatie van de revolutionaire voor de opstand systematisch in de fabrieken, in de kazernes, op meetings en in de vergaderingen van de sovjets. Op de vooravond, op 9 oktober, was een Revolutionair Militair Comité (RMK) van de sovjet van Petersburg opgericht, voorgezeten door Trotski, dat tot taak had “deel te nemen aan de verdediging van de hoofdstad met de actieve steun van de arbeiders” (2).
In tegenstelling tot alle beweringen uit doortrapt eigenbelang van alle onderdelen van de bourgeoisie over een zogenaamd complot, een putsch georganiseerd en geleid door de bolsjewieken, moeten we duidelijk in het licht stellen dat de beslissing en de wil van de arbeiders, met in hun schoot de bolsjewieken, om tot de opstand over te gaan, massaal, openlijk en collectief was. Ze stemt overeen met het creatief initiatief van de massa’s, die gestuwd werden door opzettelijk getalm van de voorlopige regering met haar nooit ingeloste beloften, de enorme aftakeling van de levensvoorwaarden van het proletariaat en de boerenmassa’s, wier revoltes in september een belangrijk element waren in de revolutionaire rijping en die hen partij deden kiezen voor de arbeiders. Ze is het resultaat van een eenvoudige en bewonderenswaardige organisatie, van discussies en debatten die leidden tot resoluties die het bewustzijn dat de massa’s verworven hadden synthetiseerden, van het gebruik van overreding en overtuiging, enzovoort. Dat het ontketenen van die opstand zeer nabij was, was voor iedereen een publiek geheim: bewijs daarvoor is dat het Congres van de sovjets van de regio noord, bijeen van 11 tot 13 oktober, openlijk tot de opstand opriep. Hetzelfde gebeurde in Minsk,...

De gebeurtenissen van oktober 1917


Op 22 oktober was het ‘De dag van de sovjet van Sint-Petersburg’: enorme massa’s arbeiders en soldaten verdrongen zich op talrijke publieke plaatsen om deel te nemen aan meetings, waar de meest gehoorde slogans waren: “Weg met de regering Kerenski!”, “Weg met de oorlog!”, “Alle macht aan de sovjets!”. Het was een reusachtig bedrijf waarin arbeiders, bedienden, soldaten, vrouwen, kinderen, openlijk hun engagement in de opstand uitdrukten. Mensjewieken, sociaalrevolutionairen en andere krachten van de bourgeoisie beseften duidelijk de onafwendbaarheid van de eindfase van de revolutie, de machtsgreep door de arbeidersraden. Ze slaagden er een laatste keer in het tweede pan-Russisch Congres van de sovjets, eerst voorzien op 15 oktober, tot de 25e uit te stellen, waarmee ze 10 dagen uitstel kregen. “Jullie leggen de datum van de revolutie vast!” zeiden de mensjewieken aan de bolsjewieken, wat nog eens de enorme leugen ontmaskert van een in het duister voorbereide putsch! Dan volgden de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo op: op 23 oktober zette het RMK zich in om de aarzelende troepen voor zich te winnen, namelijk die van de Peter en Paul vesting; de 24e begon het innemen van doorslaggevende machtscentra (de telefooncentrale, de staatsbank, enzovoort). En tenslotte, zoals voorzien, wordt op 25 oktober de voorlopige regering omsingeld in het Winterpaleis, zodat het tweede Sovjetcongres de macht kan grijpen. Nog eens in tegenstelling tot de interpretaties die door de bourgeoisie gegeven worden van die gebeurtenis, zijn het niet de bolsjewieken die de macht grepen in de rug van het Congres van de sovjets en die dat voor een voldongen feit stellen. Zoals we schreven in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 72: “Het proletariaat in zijn geheel gaf zich de middelen om de nodige kracht te hebben – bewapening van de arbeiders, vorming van het RMK, opstand – opdat het Congres effectief de macht zou kunnen grijpen. Zonder die voorbereiding vooraf zou de beslissing van het Congres van de sovjets de ‘macht te grijpen’ enkel een nutteloos gebaar geweest zijn dat makkelijk ontwricht zou kunnen worden door de vijanden van de revolutie. Men kan het doorgaan van het Congres van de sovjets niet als een geïsoleerd, formeel gegeven zien. Het moet geplaatst worden in heel de algemene dynamiek van de klasse en, concreet, binnen een proces waarin de voorwaarden voor de revolutie op wereldschaal zich ontwikkelden en waarin, in Rusland, een eindeloze reeks lokale sovjets opriepen tot de machtsgreep of die ook daadwerkelijk grepen: het is tegelijk in Petersburg, Moskou, Toela, in de Oeral, in Siberië, enz. dat de sovjets de opstand deden zegevieren.”

De rol van de partij van de bolsjewiki


De opstand was het werk van de sovjets, maar ze hadden die niet tot een goed einde kunnen brengen zonder de doorslaggevende rol van de bolsjewistische partij, die gedurende heel het revolutionair proces in symbiose gehandeld heeft met de klasse in haar geheel. Haar activiteit had de ontwikkeling van het klassenbewustzijn als centrale krachtlijn: “Het is inderdaad een geduldig werk van verheldering van het klassenbewustzijn en van samenhang van de proletariërs van de stad en van het platteland” (2). Anderzijds stelde zij vertrouwen in het vermogen tot eenheid en zelforganisatie van het proletariaat: “Geloof niet in woorden. Laat u niet inpakken met beloften. Overschat uw krachten niet. Organiseer u in elk bedrijf in elk regiment en in elke compagnie, in elke wijk. Werk dag na dag, uur na uur om u te organiseren...” (3). De zege van de revolutie “dankten de bolsjewieken aan hun kennis van de behoeften van de arbeidersklasse” (1). Bovendien is het zo dat het proletariaat, in tegenstelling tot de bourgeoisie en als gevolg van haar specifieke situatie in de maatschappij, over geen enkele economische of politieke basis beschikt binnen de maatschappij. Zijn enige wapens zijn haar bewustzijn (product van de lessen die het trekt uit zijn historische ervaring tegen het kapitalisme, en actieve factor in zijn strijd) en zijn organisatie (enerzijds de eenheidsorganisatie, de arbeidersraden, en anderzijds zijn politieke organisatie, de partij die de meest bewuste elementen van de klasse groepeert). De latere nederlaag van de revolutie die in Rusland begonnen was, zal in de eerste plaats te wijten zijn aan de nederlaag van de wereldrevolutie (mislukking van de Duitse revolutie voorop) en aan het isolement van het eerste proletarisch bastion. Wat betreft de kunst van de opstand zei Lenin: “De opstand, om met succes bekroond te worden, moet als steunpunt niet een complot hebben, niet een partij, maar een geavanceerde klasse. Dat om te beginnen. De opstand moet zich steunen op het revolutionair elan van het volk. Dat in de tweede plaats. De opstand moet steunen op een keerpunt in de geschiedenis van de groeiende revolutie, op het moment waarop de activiteit van de volksmassa’s haar hoogste graad bereikt, waarop de aarzelingen in de rangen van de vijand hun hoogste graad bereiken, net als bij de zwakke vrienden van de revolutie, de dubbelzinnigen en onbeslisten. Dat op de derde plaats. Door deze manier van de drie voorwaarden van de opstand te stellen, verschilt het marxisme van het blanquisme.” (Marxisme en Opstand). In die zin blijft de proletarische Oktober levend door het voorbeeld dat hij ons geeft van de noodzaak, de mogelijkheid en de middelen om de proletarische wereldrevolutie tot stand te brengen.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989 heeft het ontketenen van leugens met betrekking tot de proletarische revolutie van Oktober 1917 verdubbeld. De smerigste van die leugens is die welke beweert dat de overweldigende ineenstorting van de regimes van het Oostblok, het definitief bankroet van het stalinisme, in feite juist het failliet van de revolutie van Oktober 1917 is. ‘Het kommunisme is dood’ herhalen ze tot vervelens toe. In die schandalige gelijkstelling van kommunisme met stalinisme, terwijl dat laatste het afzichtelijk concentraat is van het kapitalisme in verval, hebben demokroten en stalinisten alsook de trotskistische groepen elkaar altijd, over hun tegenstellingen heen, teruggevonden in een heilig verbond om de arbeiders wijs te maken dat het, ondanks alle fouten en misvormingen, het socialisme was dat heerste in het Oostblok. Het in stand houden van die monsterlijke fictie van het ‘socialisme’ in het Oostblok is vandaag meer dan ooit van groot belang voor de bourgeoisie. Het gaat erom de arbeiders te doen geloven dat er buiten het kapitalisme niets te verwachten valt. Als volgens de bourgeoispropaganda revolutie gelijkstaat aan goelag, dan is dat omdat Oktober 1917 in ieder geval niets meer was dan een ‘vulgaire staatsgreep’ begaan door de ‘boosaardige bolsjewieken’. Die cynische vervalsing bewijst dat de wereldbourgeoisie vóór alles een onderneming vreest zoals die van Oktober, waarin miljoenen proletariërs, die achter zich alle andere uitgebuite lagen van de maatschappij meetrekken, erin geslaagd zijn zich bewust te verenigen en collectief te handelen om meester te worden van hun eigen lot. Inderdaad, de revolutie van oktober 1917 in Rusland en de internationale revolutionaire golf die erop volgde tot in de jaren 1920, blijven tot op vandaag het enig moment in de geschiedenis waarop de burgerlijke overheersing ofwel omvergeworpen werd door het proletariaat (in Rusland in 1917) of echt daardoor bedreigd werd (in Duitsland in 1919).

SB

Noten

(1) Victor Serge, L’An I de la Révolution Russe, deel I, Ed. Maspéro.
(2) Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie.
(3) Lenin, Inleiding tot de conferentie van april 1917.

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in België [1]

Ontregeling van het klimaat: Het kapitalisme veroorzaakt de ergste rampen

  • 2438 keer gelezen
Deze zomer vonden er ernstige klimaatontregelingen plaats. “In Azië was er de ergste moesson in mensenheugenis”, titelde Le Monde op 14 augustus. De balans van deze zondvloed bedroeg ten minste 2.200 onmiddellijk geregistreerde doden en meer dan dertig miljoen daklozen, blootgesteld aan de ergste overlevingsvoorwaarden. Alleen al op het grondgebied van India werden er 450.000 woningen vernield. Noord-Korea doet beroep op internationale hulpverlening als gevolg van de overstromingen die de woningen van 300.000 mensen hebben vernield, 300 mensen zijn omgekomen of verdwenen, 46.800 woningen, 400 fabrieken en twintig mijnen zijn onder water gelopen.
In een deel van China verdwenen hele dorpen, meegesleurd door het water. In dezelfde periode kampte Groot-Brittannië met de meeste neerslag die ooit gemeten werd. In Duitsland kende men de hevigste regens sedert 1901. Oost-Europa, Griekenland, Turkije en de Balkan-regio ondergingen een droogteperiode mee met een uitzonderlijke hittegolf die honderden doden veroorzaakte bij de bevolking. Bulgarije tekende een recordtemperatuur op van 45°C. Rusland op zijn beurt heeft in mei zijn record gebroken van de hoogste temperatuur van de maand mei.
April 2007 was ongewoon warm voor Europa. In de Zee van Oman werd in juni voor het eerst een cycloon vastgelegd. In mei stortten golven van vier tot vijf meter zich op de Maldiven. Uruguay maakte in dezelfde maand de ergste overstroming mee sinds 1957. In Zuid-Amerika viel er sneeuw in streken die dit verschijnsel nog nooit hadden meegemaakt. In de Verenigde Staten waren er in sommige delen van het land hoge waterstanden en vernietigende overstromingen terwijl andere tegelijkertijd werden getroffen door record hittegolven.
Het seizoen van de tropische oceaancyclonen begint steeds eerder. Geen enkel continent bleef gespaard: in Australië teisterden uitzonderlijke overstromingen het land, terwijl in Afrika, toen het noorden en het westen stierf van de hitte van de Sahara, Soedan ten prooi viel aan de hoge waterstanden van de Nijl en er in Zuid-Afrika voor het eerst sinds 1981 overvloedige sneeuwval was.
Als in de staten van het hart van het kapitalisme, en vooral in Groot-Brittannië, al duizenden proletariërs hun hebben en houwen verloren, dan is de toestand nog veel dramatischer in de landen van de Derde Wereld.
Wetenschappers zeggen dat er nog altijd geen verband kan worden gelegd tussen die opeenstapeling van rampen en de opwarming van het klimaat, door zich voorzichtig te verschuilen achter het feit dat “de veronderstelling van de opwarming van het klimaat enkel kan gelden voor langere perioden”. Nemen we ze elk afzonderlijk dan is het gemakkelijk om elk verschijnsel als ‘natuurlijk’ te beschouwen en te beweren dat het niets te maken heeft met een verandering van het klimaat die te wijten zou zijn aan de mens. Maar de tegenovergestelde conclusie dringt zich op omdat we al heel lang geconfronteerd worden met de opwarming van het klimaat.
Uiteindelijk voelen al de specialisten van het leefmilieu, van de meteorologie zich verplicht om schoorvoetend te erkennen dat de ‘menselijke activiteit’ niet vreemd kan zijn aan dergelijke ontregelingen van het klimaat en dat de opwarming van de planeet verbonden is met uitstoot van gassen die een broeikaseffect veroorzaken. Maar de maatregelen die worden voorgestaan door in de mode zijnde ideologen zoals Nicolas Hulot in Frankrijk of worden overgoten met een sausje van Al Gore in de Verenigde Staten om de ‘planeet te redden’, doen veel moeite om ons er van te overtuigen dat het aan ieder individu is om zelf energie te besparen en aan de staten om de vervuilers te laten betalen.
Alles is goed genoeg om een heel netwerk van leugens samen te stellen dat er vooral op is gericht om alles goed te praten en te vermijden dat het kapitalisme er direct aansprakelijk voorwordt gesteld. Tegenover zulke beweringen kunnen we alleen maar herhalen dat “het kapitalisme niet onschuldig is [...] voor de zogenaamde ‘natuurrampen’. Zonder het bestaan te ontkennen van natuurkrachten die ontsnappen aan de menselijke activiteit laat het marxisme duidelijk zien dat heel wat rampen indirect worden uitgelokt of verergerd door sociale oorzaken [...] Niet alleen kan de burgerlijke beschaving deze rampen regelrecht veroorzaken door haar winsthonger en door de invloed van het heersende gesjoemel met de regeringsmachine [...], maar zij blijkt niet in staat te zijn om een doeltreffende bescherming te bieden voorzover het voorkomen geen winstgevende activiteit is.” (Amadeo Bordiga, Espèce humaine et croûte terrestre, 1952).
Want het kapitalisme handelt niet alleen als oorzaak van de huidige klimaatrampen (het beruchte broeikaseffect en het uitzinnige en tomeloze misbruik van de natuur en de energiebronnen vooral om winst te maken), maar het verergert op een doorslaggevende wijze de gevolgen ervan, zoals de laatste rampen duidelijk illustreren.
Zoals Bordiga benadrukt kan de logica van het systeem het voorkomen van dergelijke rampen en het beschermen van mensen daartegen alleen maar verwaarlozen (het niet onderhouden van de infrastructuur, het ontbreken van middelen om plagen te bestrijden en deze plichtsverzaking geldt vooral de bevolking van de armste landen en streken; in India bijvoorbeeld worden de dijken tegen rivieroverstromingen niet meer onderhouden; in China waren er enorme overstromingen die immense gebieden en talloze huizen vernietigden. De BBC berichtte dat deze overstromingen een probleem vormden dat elk jaar groter wordt voor de bewoners van de poldervlaktes die kunnen overstromen; in Griekenland bleef er voor de bewoners van de meest afgelegen dorpen niets anders over om hun huis te redden van de dreigende vlammen dan deze met boomtakken te lijft te gaan.
Bovendien wordt de bevolking er toe gedreven te vluchten naar streken waar er water is om hun bestaan te verzekeren zoals de rijstvelden van Bangla Desh of die van Zuidoost Azië en zich te vestigen in zones die snel kunnen overstromen. De gevolgen daarvan zijn huiveringwekkend. De meeste rampen veroorzaken massale verhuizingen van bevolkingen die alles verloren hebben en nergens naar toe kunnen gaan. En deze berooide massa’s worden blootgesteld aan ofwel dood door besmettelijke ziektes (vooral na overstromingen die water en bodem bederven), ofwel de hongerdood. In Zuid-Azië worden nog een twintig miljoen mensen door honger bedreigd.
Zolang het kapitalisme de wereld overheerst zullen de plichtsverzaking en machteloosheid van dit systeem tegenover de natuurrampen voortdurend leiden tot een duizelingwekkende opeenhoping van slachtoffers, dood of dakloos. Net zoals de ontketening van de oorlogsbarbarij en de ellende die het voortbrengt voor het grootste deel van de bevolking, kan zijn waanzin de mensheid alleen maar meesleuren in haar vernietiging.
Maria

Theoretische vraagstukken: 

  • Milieu [4]

We begroeten de oprichting van een IKS-kern in Brazilië

  • 1986 keer gelezen
We berichten onze lezers dat er een kern van de IKS is opgericht in Brazilië. Voor ons is dat een belangrijke gebeurtenis, een concretisering van de ontwikkeling van de politieke aanwezigheid van onze organisatie in het grootste land van Latijns-Amerika, met de grootste industriële concentraties van deze regio van de wereld en die ook tot de belangrijkste behoort op wereldschaal. In dit land vinden we ook een milieu van elementen die worden aangetrokken door de revolutionaire standpunten, evenals verschillende proletarische politieke groepen. Onder hen hebben we al melding gemaakt in onze pers en op onze website in het Portugees, van het bestaan van de groep OPOP (Arbeidersoppositie). Tevens vinden we er in de staat São Paulo een groep in wording, beïnvloed door de standpunten van de Kommunistische linkerzijde. Met hen hebben wij onlangs op regelmatige basis politieke contacten aangeknoopt, onder meer houden we gezamenlijke publieke bijeenkomsten.
We hopen natuurlijk dat de samenwerking met deze groepen steeds nauwer en vruchtbaarder zal worden, een perspectief dat helemaal niet in tegenspraak is met onze wil om specifiek onze politieke aanwezigheid te ontwikkelen in Brazilië. In tegendeel, onze permanente aanwezigheid in dit land zal ons toestaan om de samenwerking tussen onze organisaties nog te versterken, en des te meer daar er tussen onze kern en OPOP reeds een lange gemeenschappelijke geschiedenis bestaat, vrucht van vertrouwen en wederzijds respect.
Het stichten van onze kern is de concretisering van een werk dat door de IKS strikt genomen vijftien jaar geleden werd aangevat en dat de laatste jaren sterk toenam door de contacten met verschillende groepen en elementen en door het houden van publieke bijeenkomsten in verschillende steden, waaronder sommige in universiteiten, die een grote belangstelling opwekten met een talrijk opgekomen publiek. Het gaat voor ons natuurlijk niet om een afsluiter maar om een betekenisvolle etappe in de ontwikkeling van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde op het Zuid-Amerikaanse continent. Wat in Brazilië gebeurd is verre van een uitzondering, maar maakt deel uit van eenzelfde verschijnsel waarbij zowat overal ter wereld dergelijke groepen opduiken en is het product, in een dynamiek van heropleving van de klassegevechten op wereldschaal, van de tendens van de arbeidersklasse om revolutionaire minderheden voort te brengen.
IKS / 06.2007

Geografisch: 

  • Midden- en Zuid-Amerika [2]

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Internationale Kommunistische Stroming [5]

Zeventiende Congres van de IKS: Een internationale versterking van het proletarische kamp

  • 1846 keer gelezen
Eind Mei 2007 hield de IKS zijn Zeventiende Internationale Congres. Omdat revolutionaire organisaties niet om eigen wille bestaan maar voortbrengselen zijn van het proletariaat en tegelijk actieve factoren in de ontwikkeling ervan zijn dienen ze aan hun hele klasse verantwoording af te leggen over het verloop van dat uitgelezen moment dat gevormd wordt door de samenkomst van hun belangrijkste orgaan: het congres. Daarover gaat dit artikel.

Natuurlijk zijn alle congressen van de IKS erg belangrijke momenten in de geschiedenis van onze organisatie, bakens die haar ontwikkeling markeren. Maar wat als eerste benadrukt moet worden over het congres van het voorbije voorjaar is dat het van nog groter belang was dan de eerdere, dat het een allerbelangrijkste stap was in haar nu meer dan dertigjarig bestaan (1).

De deelname van groepen uit het proletarisch milieu

De voornaamste illustratie daarvan bestond uit de aanwezigheid op ons congres van delegaties van drie groepen uit het internationale proletarische kamp: de OPOP uit Brazilië (2), de SPA uit Zuid-Korea (3) en de EKS uit Turkije (4). Een andere groep was ook voor het congres uitgenodigd, de groep Internasyonalismo uit de Filippijnen, maar die kon, ondanks al haar bereidheid om een afvaardiging te sturen, helaas niet deelnemen. Toch bracht deze groep een groet over aan het congres en stellingnamen over de voornaamste rapporten die werden voorgelegd.
De deelname van verschillende groepen uit het proletarische milieu op een congres van de IKS is niets nieuws. In het verleden, bij het prille begin van haar bestaan, ontving de IKS al delegaties van andere groepen. Zo was op het Stichtingscongres in januari 1975 de Revolutionary Workers Group uit de Verenigde Staten aanwezig. En op het Tweede Congres (1977) de Partito Comunista Internazionalista (Battaglia Comunista). Op het Derde Congres (1979) waren er delegaties van Communist Workers Organisation (Groot-Brittanië), van Nucleo Comunista Internazionalista en Il Leninista (Italië) en een niet-georganiseerde kameraad uit Scandinavië. Vervolgens kon deze gewoonte jammer genoeg niet worden voortgezet om redenen die onafhankelijk waren van de wens van onze organisatie: het verdwijnen van bepaalde groepen, de evolutie van andere groepen in de richting van ultra-linkse standpunten (zoals de NCI), sektarische houding van groepen (CWO en Battaglia Comunista) die de verantwoordelijkheid op zich hadden geladen om de internationale conferenties van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde die aan het eind van de jaren 1970 (5) waren gehouden te kelderen. In feite is het meer dan een kwarteeuw geleden dat de IKS nog andere proletarische groepen op een van zijn congressen kon verwelkomen. De deelname van vier groepen aan ons Zeventiende Congres (6) is voor onze organisatie op zichzelf al een erg belangrijke gebeurtenis.

De betekenis van het Zeventiende Congres

Maar dit reikt veel verder dan het feit dat we weer hebben kunnen aanknopen bij een gewoonte van de IKS uit zijn beginperiode. Het belangrijkste punt is de betekenis en houding van deze groepen. Ze zijn ingebed in een historische situatie die we tijdens het voorgaande congres al omschreven: “Het verloop van het congres heeft het onderzoek van de heropleving van de klassengevechten en de verantwoordelijkheden die deze heropkomst meebrengt voor onze organisatie in het centrum geplaatst, vooral ten aanzien van de ontwikkeling van een nieuwe generatie van elementen die zich richten op een revolutionair politiek perspectief.” (Balans van het Zestiende congres van de IKS, in Internationalisme, nr. 319/320, en Wereldrevolutie, nr. 106).
Bij de ineenstorting van het Oostblok en de stalinistische regimes in 1989 was de situatie als volgt: “De oorverdovende campagnes van de bourgeoisie rond het ‘bankroet van het kommunisme’, de ‘definitieve overwinning van het liberale en democratische kapitalisme’, het ‘einde van de klassenstrijd’, ja zelfs van het bestaan van de arbeidersklasse, veroorzaakten een belangrijke terugval voor het proletariaat, zowel op het vlak van zijn bewustzijn als dat van zijn strijdbaarheid. Deze terugval was diepgaand en duurde meer dan tien jaar. Hij heeft een hele generatie van werkenden getekend en veroorzaakte diepe ontreddering en zelfs ontmoediging. [...] Het is pas vanaf 2003, met name via de grote mobilisaties tegen de aanvallen op de pensioenen in Frankrijk en Oostenrijk, dat het proletariaat aanving de terugval te boven te komen waaronder het sinds 1989 te lijden had. Sindsdien valt deze tendens tot heropleving van de strijd van de klasse en van ontwikkeling van het bewustzijn in haar midden niet meer te loochenen. De arbeidersstrijd raakte de meeste van de centrale landen, en daarbij inbegrepen de belangrijkste zoals de Verenigde Staten (Boeing en het openbaar vervoer van New York in 2005), Duitsland (Daimler en Opel in 2004, ziekenhuisartsen in het voorjaar van 2006, Deutsche Telekom in het voorjaar van 2007), Groot-Brittannië (de luchthaven van Londen in augustus 2005, de ambtenaren in het voorjaar van 2006), Frankrijk (de studenten- en scholierenbeweging tegen het startbaancontract (‘CPE’) in het voorjaar van 2006), maar ook een hele reeks van landen in de periferie zoals Dubaï (bouwvakkers in het voorjaar van 2006), Bangla Desh (textielarbeiders in het voorjaar van 2006), Egypte (textiel- en transportarbeiders in het voorjaar van 2007).” (Resolutie over de internationale situatie, aangenomen op het Zeventiende Congres) “Nu, net als in 1968 [tijdens de historische heropleving van de arbeidersstrijd die een eind maakte aan vier decennia van contra-revolutie], gaat de heropleving van de klassenstrijd gepaard met een diepzinnig nadenken waarvan het optreden van nieuwe mensen, die zich richten op de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde, het topje van de ijsberg vormt.” (Ibid.).
Daarom is de deelname van meerdere groepen uit het proletarische milieu aan het congres, de open houding van deze groepen in de discussie (die afrekent met de sektarische houding van de ‘oude’ groepen van de Kommunistische Linkerzijde) helemaal geen toevalstreffer: het maakt deel uit van de nieuwe etappe in de ontwikkeling van de wereldwijde strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme.
De discussie op het congres, vooral aan de hand van de ervaringen van de verschillende afdelingen, bevestigde deze tendens, gaande van België tot India, in de centrale landen zowel als in de periferie, zowel wat betreft de heropleving van de arbeidersstrijd als de ontwikkeling van de gedachtegang onder de mensen die zich richten op de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Een tendens die eveneens tot uiting kwam in het lidmaatschap van nieuwe militanten voor de organisatie, daarbij inbegrepen in landen waar er al tientallen jaren geen nieuwe leden meer waren bijgekomen, en ook door de oprichting van een kern van de IKS in Brazilië (zie het artikel elders in dit blad).

De discussies tijdens het congres

Rekening houdend met de bijzondere omstandigheden waarin dit congres plaatsvond, was het vraagstuk van de arbeidersstrijd het eerste punt op de agenda terwijl het tweede punt gewijd was aan de discussie over de revolutionaire krachten die momenteel opkomen en zich ontwikkelen. We kunnen in het bestek van dit korte artikel niet gedetailleerd ingaan op de discussies die plaatsvonden: de Resolutie over de internationale situatie  (gepubliceerd in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 130) is er een samenvatting van. Wat hier wel van belang is zijn de specifieke en nieuwe kenmerken van de huidige ontwikkeling van de klassenstrijd. Als factoren van politisering van de arbeidersstrijd werd vooral de aandacht gevestigd op de ernst van de crisis van het kapitalisme, het geweld waarmee de aanvallen momenteel worden uitgevoerd en dramatische inzet van de wereldsituatie, gekenmerkt door het wegzinken in de oorlogsbarbarij en de toenemende bedreiging die het systeem vormt voor het leefmilieu op aarde. Een situatie die enigszins anders is dan na de historische heropleving van de klassenstrijd in 1968 toen de nog bestaande manoeuvreermarge van het kapitalisme het mogelijk maakte om de illusie te voeden dat ‘het morgen beter zal gaan dan vandaag’. Nu is een dergelijke illusie nauwelijks nog mogelijk: de nieuwe generaties van arbeiders, evenals de oudere, is zich er van bewust dat ‘het morgen slechter zal zijn dan vandaag’. Vandaar dat zelfs wanneer dat vooruitzicht kan bijdragen tot ontmoediging en demobilisatie van de arbeiders, zal de strijd die zij voeren, en die onvermijdelijk zal leiden tot steeds meer reactie op de aanvallen, hen er toe brengen om zich steeds meer bewust te worden van het feit dat deze strijd een voorbereiding vormt op omvangrijker botsingen met een ten dode opgeschreven systeem. De strijd sinds 2003 “omvat steeds meer het vraagstuk van de solidariteit, een vraagstuk van eerste orde omdat dit het ‘tegengif’ bij uitstek is tegen ‘het ieder voor zich’, eigen aan de sociale ontbinding en die de kern vormt van het vermogen van het wereldproletariaat om niet alleen zijn huidige strijd te ontwikkelen maar ook het kapitalisme omver te werpen.” (Ibid.).
Ook al werd het congres vooral gewijd aan het vraagstuk van de klassenstrijd, andere aspecten van de internationale situatie kwamen eveneens in de discussies aan bod. Zo werd een belangrijk deel van het congres gewijd aan de economische crisis van het kapitalisme, vooral door zich te buigen over de huidige groei van bepaalde ‘opkomende’ landen, zoals India en China. Die lijken onze analyses tegen te spreken, en die van marxisten in het algemeen, over het definitieve bankroet van de kapitalistische productiewijze. In feite is het congres, op basis van een gedetailleerd rapport en diepgaande discussie tot de conclusie gekomen dat: “De buitengewone groeivoeten die sommige landen zoals India en vooral China op dit moment te zien geven betekenen op generlei wijze ‘frisse lucht’ voor de wereldeconomie, zelfs als zij aanzienlijk hebben bijdragen aan de toegenomen groei ervan in de loop van de laatste periode. [...] In plaats van ‘frisse lucht’ te bieden aan de kapitalistische economie, zijn het ‘Chinese mirakel’ en in zekere zin dat van een aantal andere economieën uit de Derde Wereld, niets anders dan de vleeswording van het verval van het kapitalisme. [...] Net zoals het ‘mirakel’ van de groeivoeten met twee cijfers van de Aziatische ‘tijgers’ en ‘draken’, die een jammerlijk einde kenden in 1997, zal het huidige Chinese ‘mirakel’, zelfs al heeft het niet dezelfde oorsprong en al beschikt het over sterke troeven, vroeg of laat in botsing komen met de harde werkelijkheid van de historische impasse van de kapitalistische productiewijze.” (Ibid.).
Tenslotte heeft de invloed binnen de bourgeoisie van de impasse waarin de kapitalistische productiewijze zich bevindt en de ontbinding van de maatschappij die deze voortbrengt, twee discussies op gang gebracht: de ene slaat terug op de gevolgen van deze situatie binnen elk land, de andere op de evolutie van de imperialistische tegenstellingen tussen de staten. Over het laatste punt heeft het congres nadrukkelijk het bankroet aangetoond van de politiek van de grootste wereldbourgeoisie, de Amerikaanse bourgeoisie, vooral als gevolg van het Iraakse avontuur en door het feit dat dit enkel de algemene impasse van het kapitalisme blootlegt:
“In feite is de komst van de tandem Cheney/Rumsfeld en consorten aan de teugels van de staat niet het loutere feit van een monumentale ‘blunder bij het verdelen van de rollen’ door deze klasse. Ook al heeft dit de situatie voor de Verenigde Staten op imperialistisch vlak aanzienlijk slechter gemaakt, dan was ze toch al een uiting van de doodlopende weg waarin dit land zich bevond, geconfronteerd met een groeiend verlies aan leiderschap, en meer in het algemeen ten opzichte van het ‘ieder voor zich’ in de internationale verhoudingen die zo kenmerkend is voor de fase van de ontbinding.” (Ibid.).
Meer in het algemeen legde het congres de nadruk op het volgende:
“De militaire chaos die zich overal ter wereld verspreidt, en waardoor uitgestrekte regio’s, voornamelijk in het Midden-Oosten maar ook in Afrika, in een ware hel worden gestort en aan verslagenheid overgeleverd, is niet de enige uiting van de historische impasse waarin het kapitalisme zich bevindt en op termijn niet eens het grootste gevaar voor de mensheid. Het is nu duidelijk geworden dat het voortbestaan van het kapitalistische systeem zoals het altijd functioneerde, het vooruitzicht biedt van de vernietiging van hetzelfde leefmilieu dat de opgang van de mensheid mogelijk maakte.” (Ibid.).
Dit deel van de discussie werd als volgt afgesloten:
“De keuze die door Engels aan het eind van de negentiende eeuw werd aangekondigd, dat van socialisme of barbarij, is tijdens de hele twintigste eeuw werkelijkheid geworden. Wat de éénentwintigste eeuw ons als perspectief biedt is niet minder dan socialisme of vernietiging van de mensheid. Dat is wat er werkelijk op spel staat voor de enige maatschappelijke kracht die in staat is om het kapitalisme omver te werpen, de wereldwijde arbeidersklasse.”
(Ibid.).

De verantwoordelijkheid van de revolutionairen

Dit vooruitzicht laat het beslissende belang zien van de strijd die de arbeidersklasse momenteel op wereldschaal ontwikkelt en waarover het congres zich in het bijzonder gebogen heeft. Het laat eveneens de fundamentele rol zien van de revolutionaire organisaties, en voornamelijk van de IKS, om tussen te komen in de strijd opdat de bewustwording over wat er op spel staat zich in de wereld verbreidt.
Op dit vlak heeft het congres een heel positieve balans opgemaakt van de tussenkomst van onze organisatie in de klassenstrijd en over de brandende vraagstukken die zich stellen. Het heeft met name het vermogen van de IKS laten zien om internationaal op de been te komen (artikels in de pers, op onze website, openbare bijeenkomsten, en ga zo maar door), om de lessen over te dragen van een van de belangrijkste episodes van de klassenstrijd uit de laatste tijd: de strijd van de studentenjeugd tegen het startbaancontract in het voorjaar van 2006 in Frankrijk. In dat verband werd opgemerkt dat onze website in deze periode een spectaculaire toename te zien gaf van het aantal bezoeken, een bewijs dat de revolutionairen niet alleen een verantwoordelijkheid hebben maar ook over de mogelijkheden beschikken om het stelselmatig doodzwijgen van de proletarische strijd door de burgerlijke media te doorbreken.
Het ingrijpen van revolutionairen betekent dat ze in staat zijn om zo helder en diepgaand mogelijk analyses te maken zodat ze deze analyses doeltreffend kunnen verdedigen binnen de klasse om zo bij te dragen tot haar bewustwording. Vandaar dat het congres van meet af aan een oriëntatietekst over debatcultuur heeft bediscussieerd die maanden daarvoor binnen de IKS in omloop was gebracht (en die binnenkort gepubliceerd zal worden in Internationale Revue). Het congres onderschreef volledig deze tekst, waarin er de nadruk op wordt gelegd dat het vermogen om binnen revolutionaire organisaties een werkelijke debatcultuur te ontwikkelen één van de belangrijkste kenmerken is van het feit dat zij deel uitmaken van de arbeidersklasse, van hun vermogen om actief te zijn en verbonden te blijven met de behoeften van de arbeidersklasse. Een dergelijke houding is niet alleen eigen aan kommunistische organisaties, zij behoort het proletariaat als geheel toe: het is ook door haar eigen discussies, met name in algemene vergaderingen, dat het geheel van de arbeidersklasse in staat is om lering te trekken uit haar ervaringen en in staat is om vooruitgang te boeken in haar bewustwording. Het sektarisme en de weigering tot debat, dat momenteel jammer genoeg een aantal organisaties van het proletarische kamp kenmerkt (waarvan een aantal zelfs het ‘monolithisme’ opeisen) is helemaal geen bewijs van hun ‘onverzettelijkheid’ tegenover de burgerlijke ideologie of tegenover de verwarring. Het is in tegendeel een uiting van hun angst om hun eigen standpunten te verdedigen, en uiteindelijk het bewijs van een gebrek aan overtuiging over de juistheid ervan.
Deze debatcultuur was de rode draad die door het hele congres liep. Het kwam onder andere tot uiting in talrijke tussenkomsten van de uitgenodigde groepen, die natuurlijk niet alle standpunten van de IKS delen. Dit werd benadrukt door de delegatie uit Zuid-Korea, waarvan een kameraad zei dat hij “getroffen was door de geest van broederlijkheid, van debat, van algemene kameraadschappelijke betrekkingen die hij niet kende uit eerdere ervaring en die hij ons benijdde”. Meer in het algemeen dient ook benadrukt te worden dat een van de belangrijkste factoren van het slagen van dit congres en het enthousiasme van alle delegaties bij de afsluiting nu juist de deelname was van de uitgenodigde groepen. We verwijzen vooral naar de interessante redevoering van de afvaardigingen van de OPOP en van de EKS over de imperialistische politiek van de Braziliaanse en Turkse bourgeoisie, redevoeringen die het denkproces van het hele congres verrijkten.
Met enkele dagen verschil vonden er twee internationale bijeenkomsten plaats: de top van de G8 en het congres van de IKS. Natuurlijk bestaan er verschillen voor wat betreft omvang en onmiddellijke invloed tussen de twee maar het loont de moeite het frappante contrast tussen beide te zien, zowel wat betreft de omstandigheden als de doelstellingen en de werkwijze. Enerzijds was er een bijeenkomst achter prikkeldraad, met een ongekende aanwezigheid van politie en repressie, een bijeenkomst waar de verklaringen over ‘eerlijkheid van de debatten’, over ‘vrede’ en over ‘de toekomst van de mensheid’ niet meer waren dan een rookgordijn om de tegenstellingen tussen de kapitalistische staten te verbergen, om nieuwe oorlogen voor te bereiden en een systeem overeind te houden dat geen enkele toekomst meer biedt aan de mensheid. Anderzijds was er een bijeenkomst van revolutionairen uit vijftien landen die alle rookgordijnen en valse schijn wegveegden, wat leidde tot broederlijke debatten, gedreven door een diepgaande internationalistische geest, om bij te dragen tot het enige perspectief dat de mensheid kan redden: de internationale en eensgezinde strijd van de arbeidersklasse om het kapitalisme omver te werpen en de kommunistische maatschappij in te voeren.
We weten dat de weg die daarheen leidt nog lang en moeilijk is maar de IKS is er van overtuigd dat zijn Zeventiende Congres een heel belangrijke stap in de goede richting was.

IKS                 

(1) Zie hiervoor het artikel: Dertig jaar IKS: Zich het verleden eigen maken om aan de toekomst te werken, verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 123).
(2) OPOP: Oposição Operária, ‘Arbeidersoppositie’. Het gaat om een groep met afdelingen in meerdere steden van Brazilië en die werd opgericht in het begin de jaren van de jaren 1990, voornamelijk door mensen die gebroken hadden met de CUT (Vakbondscentrale) en de Arbeiderspartij (PT) van Lula (de huidige president van dit land) om zich aan te sluiten bij de standpunten van het proletariaat, voornamelijk op het wezenlijke vraagstuk van het internationalisme, maar ook op dat van het vakbondsvraagstuk (het veroordelen van deze organen als instrumenten van de bourgeoisie) en het parlementaire vraagstuk (het veroordelen van de ‘democratische’ maskerade). Het is een groep die actief is in de arbeidersstrijd (voornamelijk in de banksector) en waarmee de IKS sinds een aantal jaren broederlijke discussies voert en waarmee we al verschillende openbare bijeenkomsten hebben georganiseerd in Brazilië (zie hiervoor Vier openbare bijeenkomsten van de IKS in Brazilië: een versterking van de proletarische standpunten in Brazilië, in Wereldrevolutie, webspecials februari 2006). Een afvaardiging van OPOP was al aanwezig op het Zeventiende Congres van onze afdeling in Frankrijk in het voorjaar van 2006 (zie hiervoor het artikel: Zeventiende Congres van Révolution Internationale: de revolutionaire organisatie op de proef gesteld in de klassenstrijd, in Révolution Internationale, nr. 370).
(3) SPA: Socialist Political Alliance, ‘Socialistische Politiek Verbond’. Het gaat om een groep die zich tot doel heeft gesteld om in Korea de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde te verspreiden (voornamelijk via de vertaling van een aantal fundamentele teksten) en in dat land discussies te stimuleren tussen groepen en mensen rond deze standpunten. De SPA organiseerde in oktober 2006 een internationale conferentie waar de IKS, die al een jaar met deze organisatie discussieerde, een delegatie stuurde (zie hiervoor Rapport over de Conferentie in Korea van oktober 2006, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 129). We voegen daaraan toe dat de door deelnemers aan deze conferentie, die plaatsvond net na het nemen van kernproeven door Noord-Korea, een Internationale verklaring uit Korea tegen de oorlogsdreiging werd aangenomen (zie hiervoor Internationalisme, nr. 328).
(4) EKS: Enternasyonalist Kommünist Sol, ‘Internationaal Kommunistisch Links’: een groep opgericht in Turkije, die zich schaart achter de standpunten van de Kommunistische linkerzijde en waarvan we de standpunten al eerder publiceerden in Internationalisme, nr. 327.
(5) Toch heeft dat de IKS niet belet om het Internationale Bureau voor de Revolutionair Partij (IBRP) uit te nodigen op haar Dertiende Congres in 1999. Wij hadden daadwerkelijk gedacht dat de ernst van wat er imperialistisch op het pel stond in het hart van Europa (het was het moment van de bombardementen van Servië door de NAVO-legers) de moeite loonde opdat de revolutionaire groepen hun wrevels opzij zouden zetten om bijeen te komen op eenzelfde plaats om samen de implicaties van het conflict te onderzoeken en, eventueel een gemeenschappelijke verklaring te publiceren. Jammer genoeg heeft de IBRP deze uitnodiging afgewezen.
(6) Zelfs als de delegatie niet aanwezig kon zijn was Internasyonalismo toch politiek vertegenwoordigd.

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Internationale Kommunistische Stroming [5]

Zuid-Afrika: De arbeidersklasse biedt weerstand aan de aanvallen

  • 2538 keer gelezen
In juni vond in Zuid-Afrika een staking van vier weken plaats. Tussen 600.000 en 1 miljoen arbeiders hebben het werk neergelegd. Dat had de sluiting van het merendeel van de scholen en talrijke kantoren, het stilvallen van een deel van openbaar vervoer en de vervanging van het personeel van de ziekenhuizen door militair personeel tot gevolg. Deze beweging van de arbeidersklasse is de belangrijkste sinds het eind van de apartheid in 1994. Tijdens deze stakingen hebben de vakbond COSATU en de SACP (Communistische Partij van Zuid-Afrika), die deel uitmaken van de regeringscoalitie met het ANC, geprobeerd om de kracht van de arbeiders te breken en de aanvallen op de koopkracht te laten doorgaan.

Het einde van de apartheid heeft niets veranderd


De arbeids- en levensomstandigheden in Zuid-Afrika zijn voor de meerderheid van de bevolking veel slechter geworden. De levensverwachting, de graad van alfabetisering, de toegang tot gezondheidszorg zijn erop achteruitgegaan. Er zijn in Zuid-Afrika nu 5,5 miljoen aids-patiënten, het hoogste cijfer ter wereld. De vakbonden, de commentatoren van links en ultra-links klagen regelmatig het hebzuchtige ‘pro-business’ beleid van president Thabo Mbeki aan. Maar het is niet wegens de hebzucht of wegens bijzondere economische beleidsmaatregelen dat de regering ANC/SACP/COSATU de levensvoorwaarden van de arbeiders en de andere niet-uitbuitende lagen in Zuid-Afrika aanvalt. Een kapitalistische regering kan alleen maar ‘pro-business’ en dus tegen de arbeidersklasse zijn. De enige ‘bevrijding’ die in 1994 plaatsvond is die van een klein aantal zwarte politieke activisten geweest opdat die een belangrijker positie in het politiek apparaat van de heersende klasse zouden kunnen bezetten en de arbeidersklasse beter te bedriegen. De verkiezingen die sindsdien hebben plaatsgevonden moesten vervolgens het idee versterken dat er iets fundamenteels veranderd was in de Zuid Afrikaanse maatschappij met de komst van een bredere democratie. Socialist Worker (09.05.2007) citeert een arbeider bij een manifestatie in Pretoria: “Wij geloofden dat de regering ons als arbeiders zou ondersteunen omdat wij haar aan de macht hebben gebracht, maar het is alsof zij ons vergeten is.” Dit soort illusies wordt voortdurend door de vakbonden en ultra-links gestimuleerd, die wel graag over de concessies van het ANC aan het neo-liberalisme spreken, maar die het nooit openlijk als een volwaardig deel van de bourgeoisie aanwijzen.

Vooruitzichten voor de komende strijd


Enkele commentatoren in Zuid-Afrika zagen de recente staking als een teken van het feit dat de vakbonden een onafhankelijker rol zouden gaan spelen en dat dit de arbeiders ertoe zou aansporen om in de toekomst in actie te komen. In werkelijkheid is het wegens de ontevredenheid die in de arbeidersklasse toeneemt dat de vakbonden proberen meer afstand te nemen van de regering. In Socialist Worker (23.06.2007) oppert een lid van de ultra-linkse organisatie South Africa’s Keep het idee dat deze “sfeer de deur opent voor een heropleving van de zelfactiviteit tijdens de stakingen.” Wat zeker is, is dat alle zelfverklaarde verdedigers van de arbeidersklasse (vakbonden en anderen) zich uit alle macht tegen het ontstaan van een daadwerkelijke zelfactiviteit van de arbeiders zullen verzetten. Een werkelijke zelfstandige strijd zou betekenen dat de arbeiders erin geslaagd zouden zijn om de strijd voor eigen rekening te nemen, buiten de vakbonden om. Daarvan is geen sprake geweest.
De strijd van nu betekent, hoewel hij belangrijk is, geenszins een nieuw feit sinds 1994. In augustus 2005 staakten 100.000 arbeiders uit de goudmijnen voor looneisen. In september 2004 was er wat de aantallen stakers de belangrijkste dag uit de geschiedenis van Zuid-Afrika, met tussen 800.000 tot 250.000 arbeiders afhankelijk van of het om cijfers ging van de vakbonden of van de regering. De onderwijzers en leraren waren toen bijzonder woedend omdat hun lonen niet meer waren gestegen sinds 1996. In juli 2001 was er een golf van stakingen in de mijn- en energie-industrieën. In augustus 2001 was er een staking van drie weken waarin 20.000 arbeiders van de auto-industrie betrokken waren. In mei 2000 sloegen de stakingen in de mijnindustrie over naar de staatssector. Tijdens de zomer van 1999 waren er stakingsgolven van de arbeiders van de post, de goudmijnen en de staatssector met onderwijzers en leraren, personeel van de ziekenhuizen en andere openbare diensten.
In al deze gevechten hebben de arbeiders zich impliciet tegen het ANC en de Zuid-Afrikaanse regering opgesteld. Maar de laatste golf van stakingen wijst de arbeidersklasse op de noodzaak zich bewust te worden van de ware aard van burgerlijke aard van haar valse vrienden en inzicht in de globale betekenis van haar eigen strijd te ontwikkelen.

Geografisch: 

  • Zuid-Afrika [6]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/internationalisme/200709/463/internationalisme-nr-333-15-september-2007-15-november-2007

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie [2] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika [3] https://nl.internationalism.org/tag/4/88/irak [4] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu [5] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming [6] https://nl.internationalism.org/tag/4/59/zuid-afrika