Het feit dat het leven van de Belgische bourgeoisie sinds lang dooreen wordt geschud door innerlijke spanningen heeft nooit voorkomen dat deze spanningen sinds het begin van de twintigste eeuw meesterlijk worden gebruikt tegen de arbeidersklasse. Het stelselmatige gebruik ervan is een constante in de arbeidersvijandige politiek van de Belgische bourgeoisie sinds de Eerste Wereldoorlog en meer in het bijzonder sinds de heropleving van de klassenstrijd aan het einde van de jaren 1960, en dat in meerdere opzichten:
– De politiek van ‘machtoverdracht aan de regio’ heeft vooral gediend ter wettiging van het doorvoeren van herstructuringen in de industrie en de administratie, zoals andermaal op karikaturale wijze bleek uit het recente ‘Marschall Plan voor Wallonië’ van de Waalse regionale regering. Sinds de jaren 1970 zijn de begrotingsverlagingen en het inperken van personeelsbezetting en werkingsmiddelen onder voorwendsel van ‘groter doelmatigheid’ een karaktertrek van de ‘geregionaliseerde’ regeringen, zoals in het onderwijs, de openbare werken, het openbaar vervoer, het stadspersoneel en de werkloosheid. Wat betreft de noodlijdende industrieën – de staalindustrie in Wallonië en de scheepswerven in Vlaanderen –, deze zijn gerationaliseerd en gesloten in naam van het regionale dynamisme dat geen ‘kwakkelende bedrijven’ als blok aan het been kon hebben.
– De communautaire en regionale confrontaties zijn bewust uitgespeeld en gedramatiseerd om de aanvallen op de arbeidersklasse te verbergen. Zo trok het federaliseringsproces heel de jaren 1990 veel media-aandacht op momenten waarop uiterst harde soberheidsmaatregelen werden genomen om het begrotingstekort van de staat drastisch te verminderen. De verbale separatistische dreigementen, waarop de getrouwe unitaristen van repliek dienden werden opgeblazen om de aandacht van de bevolking, en natuurlijk vooral de arbeiders, daarop te richten om de werkelijke inzet uit het zicht te houden.
– Er is een voortdurende mediacampagne ontwikkeld om de arbeiders te mobiliseren achter de belangen van ‘hun’ taalgemeenschap en er werd alles aan gedaan om wedijver tussen de regio’s in te blazen. Zo hameren de media er hele dagen op dat ‘Vlaanderen niet langer wil opdraaien voor de verlieslijdende Waalse staalindustrie’, dat ‘Wallonië niets te maken heeft met de toekomstloze Vlaamse scheepswerven’, dat ‘het onderwijs in Vlaanderen van betere kwaliteit is’, dat ‘werklozen in Wallonië minder sancties krijgen’, enzovoort. Het ‘sub-nationalistische’ bedrog van de ‘regionale macht’ dient maar één enkel doel: de arbeiders mobiliseren achter hun bourgeoisie (nationaal of regionaal), daarbij de Waalse arbeiders opstokend tegen hun Vlaamse klassenbroeders en omgekeerd, en ze de onvermijdelijkheid van crisis en offers aan te praten.
– Het regionalistische vergif is tenslotte stelselmatig door de bourgeoisie gebruikt om de oplaaiende arbeidersstrijd te verdelen en te isoleren. Tijdens de algemene staking van 1960-1961 spelen de Waalse socialisten en syndicalisten het bedrog van het federalisme uit om de arbeidersstrijd te verdelen en naar een impasse te voeren; het Vlaamse nationalisme speelde een niet verwaarloosbare rol in de sabotage van de wilde stakingen van de Limburgse mijnwerkers in 1966 en 1970; onlangs, tijdens de drastische rationalisaties bij VW Vorst probeerden de arbeiders het regionalistische keurslijf te doorbreken maar patronaat, regering en vakbonden verenigden zich om de beweging te breken door het communautaire vergif weer in te spuiten.
De arbeiders mogen zich ook niet laten inpakken door de campagne rond de toekomst van België, die er fundamenteel toe dient om ze het klassenspoor bijster te laten worden maar in tegendeel afstand te nemen en te begrijpen welke krachten er in het spel zijn. Met het ‘sub-nationalistische bedrog’ wordt geprobeerd de arbeidersklasse te verbergen dat het een veralgemeende wereldcrisis is die de Waalse industrie om zeep helpt en die de Vlaamse industrie vernietigt, dat het kapitalisme in zijn geheel in crisis is en ter discussie moet worden gesteld. En de bourgeoisie gebruikt het verstoorde evenwicht van haar staat net als de uitingen van ontbinding van haar eigen politieke leven om te voorkomen dat het bewustzijn van deze werkelijkheid bij de arbeiders tot ontwikkeling komt, om de strijdbaarheid te ondergraven en in een poging ze te binden aan ‘hun’ regionale bourgeoisie ter ‘verdediging van hun regio’.
Jos / 10.09.2007
De zomer van 2007 heeft de verergering van de gruwelen en oorlogschaos in een groot deel van de wereld alleen maar bevestigd. Al is de toestand in Libanon betrekkelijk en heel tijdelijk bedaard, in Afghanistan zagen we een toename van de strijd en van terroristische aanslagen door de Taliban. En dan blijft vooral Irak dat wegzinkt in het weerzinwekkende. Dagelijks zijn er tientallen doden, zowel bij bewapende botsingen als in zelfmoordaanslagen en slachtpartijen onder de bevolking. Deze blinde en dolle woede neemt overhand toe en breidt zich uit over het land als een echte vlucht voorwaarts die oncontroleerbaar is geworden. In de maand augustus zijn vijfhonderd mensen van de Yazidie gemeenschap (1) vermoord in vier achtereenvolgende zelfmoordaanslagen. Ondertussen ontketenen zich met ongehoorde brutaliteit afpersingen tussen Koerden, Soennieten en Sjiieten, en dikwijls nog binnen hun eigen milieu. In juli alleen al werden er 1.650 Iraakse burgers omgebracht en het ziet er naar uit dat de balans van de maand augustus nog erger zal zijn.
Dat weerhoudt de Iraakse president niet om te verklaren: “Er bestaat geen sjiitisch-soennitische oorlog, maar wel verdeeldheid binnen deze gemeenschappen” (2). Niet meer, niet minder!
Sinds 2003 zijn er meerdere tienduizenden Irakiërs gedood als rechtstreeks gevolg van de oorlog, de bevolking lijdt honger, zit zonder zorgstelsel, elektriciteit is een luxe geworden, net zoals water. Bagdad is omgevormd tot een verzameling ommuurde getto’s en herbergt rivaliserende bendes en aan elkaar vijandige gemeenschappen, terwijl hele families totaal uit elkaar gerukt zijn.
Meer dan twee miljoen mensen zijn binnen het land zelf verdreven met geen ander perspectief dan op het onmiddellijke vlak aan de slachtpartij te ontsnappen, en eenzelfde aantal is naar het buitenland gevlucht met een toekomst die al even onzeker is.
Wat het Amerikaanse leger betreft, dat telt al meer dan 3.000 ‘officiële’ doden, terwijl bepaalde officieuze Amerikaanse hospitaalbronnen het al hebben over 10.000, zonder de zelfmoorden te tellen die in 2006 al tegen de honderd bedroeg, en er doen geruchten de ronde dat er binnen het leger verzetshaarden zijn die met de dag duidelijker worden.
Dat is de onmiddellijke ‘erfenis’ van de grote strijd tegen het terrorisme van de ploeg rond Bush, en de coalitie die met hem is meegelopen, in een oorlog die nu door 58% van de Amerikanen wordt veroordeeld.
In deze context van schreeuwende onmenselijkheid is Kouchner, een fervent verdediger van de oorlog in Irak net als alle andere oorlogen ter wereld, als het maar ‘voor de goede zaak’ is, zich gaan bemoeien met Bagdad. Dit ‘verrassingsbezoek’ diende voor het overbrengen van een “simpele vriendschapsboodschap”, als drager van de internationale humanitaire vlam. Deze onvermoeibare reiziger van het Franse imperialisme heeft van de Irakiërs “geduld” gevraagd want men was juist aan het “begin van, naar hij hoopte, het einde gekomen van de crisis.” Wat een man met visie!
Nochtans kleeft er aan die enigszins belachelijke en ijdele aspecten van deze reis een onderliggende betekenis van de bedoeling van Frankrijk om weer mee te spelen op het Iraakse toneel, waar het graag weer invloed zou willen winnen. Het is vanzelfsprekend dat Frankrijk geen enkel werkelijk gewicht in de schaal kan werpen in de Iraakse toestand, naar het evenbeeld van de Verenigde Naties, naar het engagement van wie Kouchner met hart en ziel verwijst. Of het nu is in de context van de eventuele terugtrekking van de Verenigde Staten of in die van het voortzetten van hun aanwezigheid, terwijl Groot-Brittannië alle voorbereidingen treft voor zijn vertrek, kan men niet zien wat de objectieve inbreng van Parijs zou kunnen zijn bij het “helpen van de Verenigde Staten om een achterdeur te vinden om Irak te verlaten” (3). En dat terwijl de Franse inlichtingendiensten voortdurend aan de Franse president berichten over de elementen van chaos en van de groeiende ramp die het Amerikaanse leger ondergaat. Bovendien zou Frankrijk door zijn betrokkenheid weer in het vizier komen van terroristen.
Toch dient de schanddaad en het cynisme van de Franse regering en haar vertegenwoordigers aangestipt te worden die, bedekt met de humanitaire vredesmantel, de monsterachtigheden van de oorlog aanwenden, er ogenschijnlijk over ontsteld te zijn, om vervolgens achterbaks hun imperialistische en militaire behoeften na te jagen.
De anti-terroristische kruistocht van de Verenigde Staten is een totale mislukking die Washington werkelijk in een doodlopend straatje heeft gewerkt. De verschillende mogelijkheden die momenteel in overweging worden genomen zijn allemaal ongunstig. Bush is niet in staat gebleken om in Irak een regering met een minimum aan geloofwaardigheid op de been te houden. Ze is de directe uiting van de meningsgeschillen tussen Sjiieten en Soennieten, een regering die al drie jaar lang de helft van de door het Pentagon geleverde wapens aan de officiële Iraakse gezaghebbers hebben gestolen ten gunste van hun achtereenvolgende klieken. En dan nog zonder het te hebben over een politie waarvan vele elementen zelfmoordterroristen toegang verlenen tot de Amerikaanse militaire kampen. Dat is de betrouwbaarheid van de instanties en van de mannen die door de Verenigde Staten op Iraaks grondgebied in het zadel zijn geholpen. Als de Verenigde Staten blijven zal dat niets aan de toestand veranderen behalve hem ter plekke nog verergeren en in de Verenigde Staten zelf de anti-oorlogsoppositie verder aanwakkeren. Het vertrek zal enkel over verschillende maanden gespreid kunnen plaatsvinden. Omdat er 150.000 man ter plaatse is met hun materieel is het voor het Amerikaanse leger zelf gevaarlijk, omdat het de weg opent naar een uitbarsting van alzijdige oorlogsterreur die nog erger zou zijn dan de huidige en de poorten zou openen voor Iran dat zijn kans afwacht. En het zijn niet de 90 man die de Verenigde Naties daarheen wil sturen, in plaats van de huidige 65, die het tegengewicht gaan vormen!
Toch wordt het vooruitzicht van minstens een gedeeltelijke terugtrekking onder ogen gezien door de Bush-administratie. En het is in die zin, en om tegengewicht te bieden aan de overheersingsdrang van Teheran, dat er inspanningen worden geleverd om een blok op de been te brengen van Arabische landen die bondgenoten zijn van Amerika, door hen versterking aan te bieden van hun militair potentieel: de komende tien jaar twintig miljard ultraverfijnde bewapening voor Saoedi-Arabië, Qatar, Bahrein, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en dertien miljard dollar voor Egypte in dezelfde periode. Maar daar zit ’m de kneep, want Israël eist zijn tegenwaarde, wegens het feit dat zijn militaire heerschappij in twijfel zou kunnen worden getrokken, net als zijn rol van ‘politieagent’ van de regio. Daarom hebben de Verenigde Staten Israël een ‘compensatie’ van dertig miljard dollar aan wapens toegekend. Dit wil zeggen een aanzienlijke toename van 25% van hun militaire leveringen aan Tel Aviv.
Zo ziet men dat de Amerika zelf een opbod aan bewapening organiseert in een hoogst riskante regio en voor landen zoals Saoedi-Arabië dat in Washington zelfs beschuldigd wordt van het ondersteunen van de terroristische Soennieten, ja zelfs van Al Qaïda. In een wereld waar de regel heerst van het ‘ieder voor zich’ bestaat het antwoord dat de grootste wereldmacht probeert te geven uit niets anders dan het verergeren van het opvoeren van dit ‘ieder voor zich’ en de oorlogsspanningen.
Breed genomen bestaat er een koortsachtige wapenwedloop, die zich sinds eind 2006 aanzienlijk ontwikkelt en die zich verbreidt over talrijke grootmachten. En in deze versnelling van de kapitalistische oorlogsgekte, staat de kernbewapening steeds meer bovenaan. Op zich is dat geen verrassing. De kernproeven van Noord-Korea begin 2006, de sinds een jaar herhaalde Iraanse aankopen van kerntechnologie en raketten van Rusland, de weifelende houding van tweederangs mogendheden zoals Brazilië over hervatting van hun kernprogramma, enzovoort, waren tekens aan de wand dat elk land er niet langer genoegen mee neemt om schuil te gaan onder de kern-‘paraplu’ van de een of andere grootmacht, maar in tegendeel zichzelf wil gaan verdedigen.
In januari 2007 werd een weersatelliet vernietigd door een Chinese raket, een vernietiging in de ruimte die de zwakte duidelijk maakte van het Amerikaanse vermogen om de lucht-, zee- en landbewapening in ver afgelegen conflicten te geleiden. En de Verenigde Staten stonden eveneens aan de basis van deze versnelling door het voorstel om het anti-raketschild bijna tot aan de grens van Rusland uit te breiden. Rusland moest dat natuurlijk beantwoorden, en zaten er slechts op te wachten, via vage bedreiging om te gaan richten op Europa en later via de meer concrete dreiging van het installeren van raketten in Kaliningrad, aan de Baltische Zee, net tussen Polen en Litouwen, op een paar passen van het Amerikaanse schild.
Maar de wedloop van de kernbewapening draait niet langer enkel om de grootmachten. We zien inderdaad dat er zich een kernstrook ontwikkelt van het Midden-Oosten naar het Nabije Oosten en tot in Oost-Azië. Als we Iran meetellen als mogelijke kernmacht zouden we een bijna doorlopende cirkel kunnen trekken die volgestouwd is met kernraketten, gaande van Israël naar Noord-Korea, via Pakistan, India en China, overkoepeld door het Russische arsenaal. Kortom een atoom kruitvat, in het bijzonder in bepaalde regio’s die nu al kruitvaten zijn en plekken van voortdurende oorlogsconflicten.
In de context van het hedendaagse voortwoekeren van allerlei conflicten wordt de draad waaraan het zwaard van Damocles van de kernbedreiging die boven ons hoofd hangt steeds verder gespannen. En het zijn niet de Salt-akkoorden die daartegen enige waarborg bieden. Enkel de massale ontwikkeling van de arbeidersstrijd die kan leiden tot het omver werpen van deze kapitalistische maatschappij, en die noodzakelijk is om een eind te maken aan de terroristische en kernoorlogsdreiging, kan de weg openen van een toekomst voor de mensheid.
Mulan / 30.08.2007
(1) De Yazidies zijn een religieuze gemeenschap die beschouwd worden als ketters door de Soennitische moslimorthodoxie. Een groot aantal onder hen zijn Koerden.
(2) Le Monde, 22 augustus 2007.
(3) Geciteerd door Le Canard Enchaîné van 22 augustus 2007.
De opstand was het werk van de sovjets, maar ze hadden die niet tot een goed einde kunnen brengen zonder de doorslaggevende rol van de bolsjewistische partij, die gedurende heel het revolutionair proces in symbiose gehandeld heeft met de klasse in haar geheel. Haar activiteit had de ontwikkeling van het klassenbewustzijn als centrale krachtlijn: “Het is inderdaad een geduldig werk van verheldering van het klassenbewustzijn en van samenhang van de proletariërs van de stad en van het platteland” (2). Anderzijds stelde zij vertrouwen in het vermogen tot eenheid en zelforganisatie van het proletariaat: “Geloof niet in woorden. Laat u niet inpakken met beloften. Overschat uw krachten niet. Organiseer u in elk bedrijf in elk regiment en in elke compagnie, in elke wijk. Werk dag na dag, uur na uur om u te organiseren...” (3). De zege van de revolutie “dankten de bolsjewieken aan hun kennis van de behoeften van de arbeidersklasse” (1). Bovendien is het zo dat het proletariaat, in tegenstelling tot de bourgeoisie en als gevolg van haar specifieke situatie in de maatschappij, over geen enkele economische of politieke basis beschikt binnen de maatschappij. Zijn enige wapens zijn haar bewustzijn (product van de lessen die het trekt uit zijn historische ervaring tegen het kapitalisme, en actieve factor in zijn strijd) en zijn organisatie (enerzijds de eenheidsorganisatie, de arbeidersraden, en anderzijds zijn politieke organisatie, de partij die de meest bewuste elementen van de klasse groepeert). De latere nederlaag van de revolutie die in Rusland begonnen was, zal in de eerste plaats te wijten zijn aan de nederlaag van de wereldrevolutie (mislukking van de Duitse revolutie voorop) en aan het isolement van het eerste proletarisch bastion. Wat betreft de kunst van de opstand zei Lenin: “De opstand, om met succes bekroond te worden, moet als steunpunt niet een complot hebben, niet een partij, maar een geavanceerde klasse. Dat om te beginnen. De opstand moet zich steunen op het revolutionair elan van het volk. Dat in de tweede plaats. De opstand moet steunen op een keerpunt in de geschiedenis van de groeiende revolutie, op het moment waarop de activiteit van de volksmassa’s haar hoogste graad bereikt, waarop de aarzelingen in de rangen van de vijand hun hoogste graad bereiken, net als bij de zwakke vrienden van de revolutie, de dubbelzinnigen en onbeslisten. Dat op de derde plaats. Door deze manier van de drie voorwaarden van de opstand te stellen, verschilt het marxisme van het blanquisme.” (Marxisme en Opstand). In die zin blijft de proletarische Oktober levend door het voorbeeld dat hij ons geeft van de noodzaak, de mogelijkheid en de middelen om de proletarische wereldrevolutie tot stand te brengen.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989 heeft het ontketenen van leugens met betrekking tot de proletarische revolutie van Oktober 1917 verdubbeld. De smerigste van die leugens is die welke beweert dat de overweldigende ineenstorting van de regimes van het Oostblok, het definitief bankroet van het stalinisme, in feite juist het failliet van de revolutie van Oktober 1917 is. ‘Het kommunisme is dood’ herhalen ze tot vervelens toe. In die schandalige gelijkstelling van kommunisme met stalinisme, terwijl dat laatste het afzichtelijk concentraat is van het kapitalisme in verval, hebben demokroten en stalinisten alsook de trotskistische groepen elkaar altijd, over hun tegenstellingen heen, teruggevonden in een heilig verbond om de arbeiders wijs te maken dat het, ondanks alle fouten en misvormingen, het socialisme was dat heerste in het Oostblok. Het in stand houden van die monsterlijke fictie van het ‘socialisme’ in het Oostblok is vandaag meer dan ooit van groot belang voor de bourgeoisie. Het gaat erom de arbeiders te doen geloven dat er buiten het kapitalisme niets te verwachten valt. Als volgens de bourgeoispropaganda revolutie gelijkstaat aan goelag, dan is dat omdat Oktober 1917 in ieder geval niets meer was dan een ‘vulgaire staatsgreep’ begaan door de ‘boosaardige bolsjewieken’. Die cynische vervalsing bewijst dat de wereldbourgeoisie vóór alles een onderneming vreest zoals die van Oktober, waarin miljoenen proletariërs, die achter zich alle andere uitgebuite lagen van de maatschappij meetrekken, erin geslaagd zijn zich bewust te verenigen en collectief te handelen om meester te worden van hun eigen lot. Inderdaad, de revolutie van oktober 1917 in Rusland en de internationale revolutionaire golf die erop volgde tot in de jaren 1920, blijven tot op vandaag het enig moment in de geschiedenis waarop de burgerlijke overheersing ofwel omvergeworpen werd door het proletariaat (in Rusland in 1917) of echt daardoor bedreigd werd (in Duitsland in 1919).
SB
(1) Victor Serge, L’An I de la Révolution Russe, deel I, Ed. Maspéro.
(2) Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie.
(3) Lenin, Inleiding tot de conferentie van april 1917.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[2] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[3] https://nl.internationalism.org/tag/4/88/irak
[4] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[5] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[6] https://nl.internationalism.org/tag/4/59/zuid-afrika