Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Internationalisme > Internationalisme - jaren 2000 > Internationalisme - 2006 > Internationalisme, nr. 328 - 15 oktober 2006-15 januari 2007

Internationalisme, nr. 328 - 15 oktober 2006-15 januari 2007

  • 2171 keer gelezen

De delocalisaties tonen de wetmatigheden van de kapitalistische uitbuiting (III)

  • 2098 keer gelezen

In de twee vorige artikels (Internationalisme, nr. 323 en nr. 325) zagen we dat al het gedoe rond de delocalisaties in de eerste plaats dient als chantagemiddel om de arbeidersklasse te dwingen alsmaar lagere lonen en alsmaar slechtere werkvoorwaarden te aanvaarden.

De onomkeerbare crisis die het kapitalisme doormaakt vertaalt zich steeds weer in het massaal ontslaan van arbeiders. De arbeidskracht, wier uitbuiting de bron is van de kapitalistische winst, ziet haar prijs als gevolg daarvan steeds verder dalen (zoals gebeurt met elke waar die in overvloed op de verzadigde markt aanwezig is), omdat de drastische vermindering van de productiekosten (waarbij het loon op de eerste plaats staat) het enige middel is waarover de bourgeoisie beschikt om de concurrentie aan te kunnen op de steeds nauwere markten die met waren verzadigd zijn. Sinds bijna honderd jaar bevindt het kapitalistisch systeem zich in zijn vervalfase en het toont hoe weinig het in staat is degenen die het uitbuit een andere toekomst te bieden dan een toenemende afbraak van hun bestaansvoorwaarden : massale werkloosheid en absolute verpaupering waarin steeds bredere delen van de bevolking terecht komen, zelfs wanneer ze nog werk hebben.

De arbeidersklasse heeft in haar strijd overal ter wereld dezelfde opdracht. Ze kan zich niet langer beperken tot een strijd die probeert de gevolgen van de uitbuiting te beperken. Het enige realistische vooruitzicht waardoor ze een einde zal kunnen maken aan alle kwellingen waartoe het kapitalistisch systeem haar veroordeelt, is de oorzaken zelf van haar uitbuiting aan te pakken. De enige uitweg uit de kapitalistische economische crisis en de enige weg die het proletariaat naar een menswaardig bestaan kan leiden is de afschaffing van de arbeidskracht als waar, dat wil zeggen de vernietiging van de kapitalistische sociale verhoudingen en de afschaffing van de loonslavernij op wereldschaal.

Een campagne tegen het proletariaat

De delocalisaties worden ook rechtstreeks gebruikt om het proletariaat te koppelen aan de ideologie van de concurrentie, het op te sluiten in het kader van de verdediging van het nationaal kapitaal en het zo te onderwerpen aan de vereisten daarvan. Dat is wat in de eerste plaats beoogd wordt door de burgerlijke propaganda wanneer die het idee opwerpt dat de kapitalistische staat een 'beschermende factor' zou kunnen zijn tegen de ‘wandaden van de mondialisering’. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de Verenigde Staten met het gedoe rond de maatregelen die genomen worden om te beletten dat ondernemingen die delokaliseren zouden kunnen meedingen naar openbare aanbestedingen, of met het opbod in overbluffen van parlementaire initiatieven uit het kamp van de Democraten om "een consultatie van het personeel en van de verkozenen uit de streek verplicht te maken vooraleer de productie naar het buitenland verplaatst kan worden" (1). De praatjes van de regering, net als van de oppositie, volgens dewelke er "in dit land iets gedaan moet worden om de burgers tewerkstelling in het land te garanderen" (G. Bush) hebben geen ander doel dat de misleiding versterken dat de staat 'boven de klassen staat' en ‘ten dienste staat van alle burgers’, en de illusie overeind te houden dat de belangen van de heersende klasse te verzoenen zijn met die van de arbeidersklasse binnen het nationale kader. Integendeel: de staat kan op generlei wijze een bondgenoot van de arbeiders zijn. Hij staat tegelijk garant voor de belangen van de heersende klasse, door het in stand houden van haar uitbuitingssysteem, en hij is een werktuig in haar handen om de aanvallen tegen het proletariaat te organiseren. Zoals de genadeloze economische oorlog tussen alle staten van de wereld aantoont, en het losbranden van oorlogsconflicten, vormt de nationale staat het middel waarmee de verschillende naties hun ongeremde concurrentie botvieren. Op geen enkele wijze is de staat een reddingsboei voor de arbeidersklasse, hij is klaar en duidelijk een van haar geduchtste vijanden. In zijn strijd zal het proletariaat juist met de staat de confrontatie aangaan.

Anderzijds schuift de burgerlijke propaganda de schuld voor de aftakeling van de levensvoorwaarden van het westers proletariaat af op de schouders van de Poolse, Chinese of Indiase arbeiders, wat niet anders is dan een verfoeilijke poging de verschillende delen van het wereldproletariaat tegen elkaar op te zetten. Zo heeft de bourgeoisie eind 2004 en gedurende heel het jaar 2005 van het ‘conflict’ bij Vaxholm in Zweden het model gemaakt van de ‘antiliberale strijd’. De tewerkstelling op een werf van Letse arbeiders, die minder goed betaald worden dan de Zweedse arbeiders, werd door de vakbonden gebruikt om een reusachtige campagne te voeren die ruim uitgespeeld werd door de bourgeoisie, ook in het buitenland. In naam van de ‘solidariteit’ en het ‘weigeren van discriminatie tussen arbeiders’ werd de scheepswerf door verschillende vakbondsfederaties geblokkeerd, met slogans als ‘Go Home’, totdat de Letse arbeiders van hun inkomsten beroofd werden en zich gedwongen zagen te vertrekken. De campagne leidde tot een brede nationale mobilisatie om de arbeiders aan de kant te krijgen van de overheid, de sociaal-democratische regering en de vakbonden, voor de ‘bescherming van het Zweeds sociaal model’ en de verdediging van ‘de arbeidswetgeving, onze zekerheid’! Die ervaring toont maar één ding: de proletariërs uitnodigen te vechten tegen ‘de zogenaamd minst sociale’ komt erop neer het proletariaat op te sluiten, fractie per fractie, in de verdediging van ‘hun’ uitbuitingsvoorwaarden binnen elke kapitalistische natie, van het op te splitsen in tegengestelde en concurrerende eenheden. Door de arbeidersklasse zo in de val te lokken in het kader van de verdediging van het nationaal kapitaal en op het terrein van het nationalisme, probeert de bourgeoisie de proletariërs tegen elkaar op te zetten en hen elke mogelijkheid tot eenheid en solidariteit tussen arbeiders over de grenzen heen te ontnemen.

Een internationale klasse, éénzelfde solidaire strijd

Deze kwestie van solidariteit krijgt al een concrete draagwijdte wanneer de bazen de arbeiders van verschillende geografische vestigingen van eenzelfde bedrijf tegen elkaar laten concurreren door middel van delocalisaties.

De arbeiderssolidariteit zal in de toekomst een doorslaggevende rol spelen in de toekomst van de klassenstrijd. Zowel in het land van oorsprong als in dat van bestemming van de delocalisatie mag geen enkele fractie van het proletariaat buiten de huidige heropkomst van de strijd blijven die veroorzaakt wordt door de economische crisis in alle delen van de wereld. Onze pers heeft al nieuws gebracht over arbeidersstrijd in India (Révolution Internationale, nr. 367), Dubaï en Bangladesj (Révolution Internationale, nr. 370). In China neemt de arbeidersstrijd vandaag ook uitbreiding en "treft vandaag zowel de privé-sector als de bedrijven van de kustgebieden die op export gericht zijn. Bedrijven die in onderaanneming werken voor buitenlandse firma's dankzij een overvloedige en gewillige arbeidskracht [...] omdat de arbeiders, vooral die van de nieuwe generaties, meer en meer bewust zijn van hun rechten. Zij hebben ook een punt bereikt waarop de toestand niet langer aanvaardbaar is." (2) Vietnam werd eind 2005-begin 2006 meerdere maanden dooreen geschud door een golf van wilde stakingen die losbarstte buiten elke controle van de vakbonden en waarbij meer dan 40.000 arbeiders uit de vrijhandelszones van Saigon en het binnenland betrokken waren. "Het conflict over lonen en arbeidsvoorwaarden begon in december in Vietnam [...] waar dozijnen buitenlandse bedrijven fabrieken geïnstalleerd hebben om profijt te halen uit de enorme massa goedkope arbeidskracht. [...] Die golf van spontane stakingen, beschouwd als de ergste sinds het einde van de Vietnamese oorlog, begon bijna drie maanden geleden voornamelijk in bedrijven met buitenlands kapitaal in de zuidrand van Saigon." (3) We vinden er dezelfde tendensen in terug die de huidige arbeidersstrijd kenmerken, die de kwestie van arbeiderssolidariteit centraal plaatsen en waarbij tienduizenden arbeiders uit alle sectoren bij betrokken zijn. Sinds eind december "volgen werkonderbrekingen elkaar al meer dan een maand op en zijn verhard nadat 18.000 arbeiders het werk neerlegden bij Freestend, een Taiwanese firma waarvan de fabriek schoenen maakt voor rekening van merken als Nike en Adidas." (4). Op 3 januari "staakten 11 duizend werkers in 6 fabrieken in de streek van Linh Xuat, provincie Thuc Duc, voor hoger loon. Vanaf de volgende dag treft de staking de bedrijven van Hai Vunh en Chutex. Dezelfde dag sluiten vijfduizend arbeiders van de firma Kollan & Hugo zich bij de staking aan om het optrekken van de minimumlonen te eisen. [...] Bij het bedrijf Latex gaan alle 2340 mensen in staking uit solidariteit met die van Kollan en vragen een verhoging van de laagste lonen met 30%. Die arbeiders trekken naar het bedrijf Danu Vina en overhalen het personeel daar zich bij hun staking aan te sluiten. Op 4 januari betogen de Vietnamese arbeiders van de plantage Grawn Timbers ltd in de provincie Binh Duong bij Saigon tegen de plotse verlaging van de lonen, zonder aankondiging of uitleg. Dezelfde dag gaan duizenden arbeiders van de bedrijven Hai Vinh, Chutex, in dezelfde industriezone als Grawn Timbers, in staking om te protesteren tegen de lonen. Op 9 januari duren de stakingen in deze streek nog voort. In de buitenwijken van Saigon breken vier nieuwe stakingen uit waaraan duizenden arbeiders deelnemen." (5). In de kapitalistische wereld is concurrentie de wortel van de sociale verhoudingen en die spaart de arbeiders des te minder want de bourgeoisie speelt haar uit om de arbeiders te verdelen en te verzwakken en er zo profijt uit te trekken. De arbeidersklasse kan haar eigen kracht enkel ontwikkelen door tegenover de heersende concurrentie het principe te stellen van haar klassesolidariteit. Enkel die solidariteit laat de ontwikkeling toe van de arbeidersstrijd als daadwerkelijk middel om tegen de staat in te gaan en als basis voor een alternatief maatschappijmodel voor deze wereld van ieder voor zich : de maatschappij zonder klassen, de maatschappij van het kommunisme. Die solidariteit kan natuurlijk enkel internationaal gezien worden. In de huidige maatschappij is de arbeidersklasse de enige klasse die in staat is solidariteit op wereldschaal te ontwikkelen. De arbeidersbeweging heeft trouwens van bij het begin haar internationale aard benadrukt. In de tijd van Marx was één van de onmiddellijke redenen voor de oprichting van de Internationale de noodzaak voor de Engelse arbeiders hun strijd te coördineren met de Franse arbeiders, omdat de bazen probeerden arbeiders van daar over te brengen als stakingsbrekers. "De economische crisis verscherpte de sociale tegenstellingen en de stakingen volgden elkaar op in alle landen van West-Europa. [...] In vele gevallen slaagde (de Internationale) erin het inschakelen van stakingsbrekers tegen te houden, en daar waar buitenlandse arbeiders, door hun onwetendheid inzake de plaatselijke omstandigheden, als stakingsbrekers gebruikt werden, bracht zij er hen vaak toe solidair te zijn. In andere gevallen organiseerde ze intekenlijsten om de stakers te steunen. Dat betekende niet alleen een morele ondersteuning voor de stakers, maar joeg de bazen ook de stuipen op het lijf: ze hadden niet langer af te rekenen met 'hun' arbeiders, maar met een nieuwe en duistere macht die overeen internationale organisatie beschikte." (6). Het proletariaat is nooit sterker dan wanneer het zich als een internationale en eengemaakte kracht opstelt tegenover de bourgeoisie.

Scott / 07.2006

(1) L'Expansion, 13.02.2004.

(2) Le Monde, 14.10.2006.

(3) Telex van AFP, 15.03.2006.

(4) Courrier International, nr. 706

(5) Massale stakingen in Vietnam om degelijke lonen af te dwingen op Viettan.org; en Marianne, nr. 470, 22 april 2006.

(6) B. Nicolaïevski, O. Maenchen-Heffen, La vie de Karl Marx, NRF, Gallimard, p. 317.

Theoretische vraagstukken: 

  • Economie [1]

Een nieuwe partij links van de SP.a: Versterkt dit de strijd voor iets anders dan de kapitalistische barbarij?

  • 2268 keer gelezen

Sinds enige tijd verschijnen er niet alleen in de ultra-linkse milieus (van de trotskistische partijen tot de stalinisten van de PvdA), maar zelfs in de burgerlijke media pleidooien over de noodzaak van een “volkspartij links van de SP.a/PS of de Groenen.” In deze logica zijn er verschillende initiatieven gelanceerd om een dynamiek op gang te brengen die zou moeten leiden tot de opkomst van een dergelijke partij.

Bovendien heeft de bourgeoisie ook een zekere aandacht besteed aan het 'verkiezingssucces' van de 'ex-stalinistische' PvdA, die het aantal van zijn gemeenteraadsleden heeft verdrievoudigd. Zij heeft in het bijzonder haar nieuwe oriëntatie naar een ‘links populisme’ naar Nederlandse voorbeeld verwelkomd. Nochtans komt die heroriëntatie een beetje laat. De stalinistische en maoïstische stempel staat er nog zo duidelijk op gedrukt dat deze nieuwe bocht van de PvdA verre van evident is.

De wedloop naar de stichting van een nieuwe partij links van de SP.a is nu volop gestart onder het waakzame oog van de bourgeoisie. In dit perspectief hebben de LSP en de SAP campagne gevoerd voor een reeks oproepen voor een 'andere politiek' (CAP = Comité voor een Andere Politiek) en een 'ander links' (UAG = une autre gauche).  Hun argumentatie gaat als volgt: “De arbeidersklasse heeft nood aan een partij die haar belangen verdedigt, die een andere stem laat horen in de debatten, die de bevolking kan informeren en mobiliseren, en die weigert zich te plooien naar de neo-liberale logica die er op gericht is om af te rekenen met al wat onze grootouders en ouders door strijd verworven hebben. Het is mogelijk! In Duitsland heeft een nieuwe formatie, de Linkspartei, pas nog 8,7% behaald bij de laatste parlementsverkiezingen. In de beweging tegen de hervormingen van Schröder, hebben syndicalisten van verschillende vakbonden zich verenigd met andere activisten in een campagne voor de nieuwe partij. Dit heeft geleid tot de oprichting van de WASG, die zich samen de PDS aangeboden heeft bij de verkiezingen onder de naam Linkspartei” (Website van de LSP/MAS). Voor deze fans van een ‘ander links’ was zaterdag 28 Oktober een grote dag, want toen is er in Brussel een ‘Comité voor een Andere Politiek’ (CAP) opgericht rond een reeks van persoonlijkheden van de socialistische en syndica-listische linkerzijde (zoals de ex-volksvertegenwoordiger Sleeckx en de vroegere baas van de socialistische vakbond Debunne) en men heeft meteen beslist om deel te nemen aan volgende parlementsverkiezingen.

En voor de arbeiders? Is deze nieuwe partij, is dit ‘ander links’, deze ‘andere politiek’ werkelijk een bijdrage tot hun strijd?

Een “andere politiek” in de schoot van de burgerlijke staat en zijn parlement?

De overduidelijke anti-arbeiderspolitiek van de socialistische partijen SP.a/PS, die al 18 jaar in de regering zitten, net zoals de corruptie en de schandalen die hen geregeld teisteren, maken dat vele elementen  die op zoek zijn naar een alternatief tegenover de barbarij van het wegrottende kapitalisme zich van hen afkeren. Daarmee geconfronteerd kan het logisch lijken om die mensen op te roepen tot het opbouwen van een 'echte linkse partij' om hun belangen te verdedigen in het vertegenwoordigingssysteem van de burgerlijke staat, van de gemeente of van het nationale parlement. Maar het is niet de eerste keer dat een partij zich opwerpt als manifestatie van een 'ander links' en oproept om voor haar te stemmen met de belofte van een 'andere politiek': van verschillende ‘communistische’ partijen tot de PDS in Duitsland of de ‘Arbeiders partij’ van Lula in Brazilië, hebben deze partijen 'links van de SP.a/PS' dat allemaal beloofd. Het heeft hen niet gehinderd om, van ‘president’ Lula tot de ‘ex-communisten’ in Frankrijk of in Duitsland, een politiek van versterking van het nationale kapitaal te voeren en te ondersteunen. Evenzo in Italië, waar de Partito de Rifundazione Comunista tot de sociaal-liberale coalitie van Romano Prodi toegetreden is en bevestigt dat het bereid is tot ‘regeren’, dat wil zeggen om de nodige maatregelen te nemen om de concurrentiekracht van het nationale kapitaal te versterken.

Voor de revolutionairen was het verraad van de socialistische partijen, en later dat van de ‘communistische’ of ‘arbeiderspartijen’ geen toeval, geen ongelukje of een gevolg van slechte leiders. Het is het resultaat van de evolutie zelf van het kapitalistische systeem en van zijn huidige fase. In de huidige fase van zijn verval, van de wereldcrisis, van de chaos en de veralgemeende oorlogen, is het geheel van de burgerlijke staten geëvolueerd naar een systeem waarin de partijen niet langer de uitdrukking zijn van de strijd tussen burgerlijke fracties om de controle over de staat, maar waarin het geheel van de partijen het uitvloeisel zijn van de belangen van het nationale kapitaal en meewerken aan de verdediging ervan in de machtsstrijd tussen de imperialistische rovers op internationaal vlak.

Geloven dat in een dergelijke context, die geheel onder controle staat van de burgerlijke staat, zich een partij zou kunnen ontwikkelen die opkomt voor de belangen van de uitgebuiten in het kader van het parlementaire verkiezingssysteem, en zelfs de macht zou kunnen veroveren, betekent zichzelf sprookjes vertellen, zich in slaap wiegen met illusies.

In het begin van de twintigsteeeuw hebben de opportunistische fracties in de schoot van de Sociaal-Democratie, verblind door de exponentiële groei van het kapitalisme en de indrukwekkende ontwikkeling van hun eigen krachten, de illusie verspreid van een geleidelijke overgang naar het socialisme via een overname van de controle over de burgerlijke staat door middel van de hefboom van de verkiezingen. Honderd jaar later, na twee wereldoorlogen, verschrikkelijke economische crises en een groeiende chaos en barbarij over de hele planeet, kan het naar voren brengen van een dergelijke opvatting slechts worden beschouwd als een onbeschaamde misleiding die de bedoeling heeft om de arbeiders op te sluiten in een suicidaire koers.

Een “andere links” om bij te dragen tot de bewustwording van de arbeiders?

Wanneer er twijfels worden geuit over het nut van een dergelijke partij in het kader van het parlementaire systeem, krijgen we van de ultralinksen als antwoord in het oor gefluisterd: “Wij laten ons niet bedotten. Wij weten dat deze nieuwe partij niet de revolutionaire partij zal zijn, dat deze of gene politieke- of vakbondsleider nog verraad zal plegen, maar deze negatieve ervaring is een onontkoombare fase voor de arbeiders om te leren wie de werkelijke revolutionairen zijn” (MAS, Voor een nieuwe arbeiderspartij, 06.04.06) Deze aanpak stemt volop overeen met de manipulatorische visie van de klassenstrijd, die eigen is aan trotskistische groepen, die vinden dat de arbeidersklasse een schaapachtige massa is die men in de ene of andere richting kan leiden. Laten geloven dat het opsluiten van de arbeiders in een reformistische logica en een perspectief van zelfmoordacties de bewustwording zou stimuleren, getuigt van cynisme zonder grenzen. In plaats van te steunen op de ervaring van haar eigen kracht en organisatie die de arbeidersklasse kan verwerven in de strijd, stelt de LSP/MAS als perspectief voor de bewustwording… de individuele ervaring van ‘elke arbeider apart’. De democratische misleiding verandert ‘elke arbeider apart’ in een ‘burger’ die alleen in het stemhokje staat, met de illusie dat zijn stembriefje invloed gaat hebben op zijn sociale levensvoorwaarden. De ultralinkse aanpak beweert dat men moet vertrekken van de illusies van de arbeiders om ze mee te slepen in een negatieve ervaring opdat zij bewust zouden worden. Beweren dat het bewustzijn ontstaat uit verwarring, uit de misleiding en de ontmoediging, getuigt van het meest verachtelijke cynisme en maakt het ondertussen mogelijk om de arbeidersklasse op te sluiten in de democratische campagnes van de bourgeoisie.

Een nieuwe arbeiderspartij om de belangen van de heersende klasse te redden

Wanneer de arbeidersklasse er geen enkel belang bij heeft om op te komen voor de oprichting van een nieuwe linkse partij, hoe is het dan met de bourgeoisie gesteld? Geconfronteerd met het ongeloofwaardig worden van de ‘klassieke’ linkse partijen, heeft ze er ongetwijfeld belang bij dat nieuwe, meer geloofwaardige krachten de fakkel overnemen: krachten die niet ongeloofwaardig zijn door het uitoefenen van de macht maar die de arbeidersklasse, via hun radicale taal en imago, naar dezelfde valstrikken van het parlementarisme en de illusie van de strijd voor hervormingen binnen de burgerlijke staatsstructuren leiden.

Vanuit dit gezichtspunt leveren organisaties als de LSP, SAP of de PvdA, daadwerkelijk puik werk af… ten dienste van de bourgeoisie. Voor deze organisaties zou het inderdaad voor de arbeiders een prioriteit moeten zijn om zich in te zetten om een partij die ‘linkser’ is dan de SP.a/PS naar het burgerlijk parlement te sturen. Het eerste doel is dan ook om actief aan de verkiezingen deel te nemen, een programma uit te werken voor systeemhervormingen, persoonlijkheden op de voorgrond plaatsen zoals Sleeckx en Debunne, die burgerlijke politici zijn, vakbondsleiders die zich altijd hebben opgesteld voor de verdediging van de belangen van de staat en tegen de arbeidersklasse. Kortom, om met radicale taal politieke praktijken en programma’s te bemantelen die burgerlijk zijn. De referentiepunten van deze nieuwe arbeiderspartij zijn eveneens overschotten van stalinistische partijen zoals de PDS in Duitsland (ex-communistische partij in de ex-DDR), de WASG van Lafontaine (ex-leider van de SPD), Rifondazione (overblijfsel van de ex-Communistische Partij van Italië), de Socialistische Partij in Nederland (een ex-maoïstische partij die zich tot het linkse populisme heeft bekeerd). Om het nog maar niet te hebben over de PT van Lula in Brazilië en de oude en nieuwe ultralinkse iconen van Latijns-Amerika, zoals Castro, Morales of Chavez. Ziedaar de referenties die de arbeiders moeten overtuigen om eindelijk eens vertegenwoordigers naar het parlement te sturen die komaf zouden maken met de bezuinigingspolitiek.

Het doel van deze campagnes voor een ‘echt links’ komt in werkelijkheid helemaal niet neer op het bieden van een perspectief aan de strijd van de arbeidersklasse, maar in tegendeel op het afleiden van het ongenoegen dat steeds meer tot uiting komt in doodlopende acties. Om zo de bewustwording en het nadenken in de schoot van het proletariaat omtrent de perspectieven en strijdmiddelen tegenover de groeiende barbarij van de burgerlijke maatschappij te vermijden. De druk van de crisis en de soberheid overal in Europa stimuleert de hervatting van de strijdbaarheid van de arbeidersklasse, die zich overal ter wereld met steeds meer kracht begint af te tekenen. In België heeft de strijd tegen het ‘generatiepact’ eind 2005 eveneens een begin laten zien van strijdbaarheid. En de bourgeoisie heeft begrepen dat deze hervatting van de strijdbaarheid, ook al is ze er in geslaagd om de arbeiders een nederlaag in de maag te splitsen (de wet is doorgevoerd) tevens vergezeld gaat van een begin van bewustwording over het feit dat de nederlaag het resultaat is van de vakbondssabotage. Het doel van de campagne rond een ‘ander links’ is dus om de onvrede en dit begin van bewustwording om te leiden naar het terrein van de verkiezingen. Daar speelt de propaganda voor een nieuwe arbeiderspartij op in. Ze probeert de illusies in de meest strijdbare vakbonden te doen herleven en in de mogelijkheid om de zaak van de arbeiders in het parlement of in de gemeenteraad te verdedigen. De bourgeoisie bereidt zich voor op een nieuwe periode van confrontatie tussen de klassen die bevestigd wordt door de mobilisatie van de jongere generaties van proletariërs tegen de CPE (startbanencontract) in Frankrijk. Daarin kwamen immers de nieuwe kenmerken van de arbeidersstrijd tot uiting, zoals de solidariteit in de strijd en het in handen nemen ervan door de Algemene Vergaderingen (zie Internationalisme, nr. 326, De beweging tegen de CPE: een rijke ervaring voor de komende strijd).

“De arbeiders de verwarring en de misleiding insturen opdat ze duidelijk inzicht zouden verwerven”: dat is nu een van de meest cynische doelen van de campagne rond de “echte linkse partij”. Het illustreert perfect de vuile rol de deze ‘revolutionairen’, die de trotskisten of de PvdA beweren te zijn, in werkelijkheid spelen: de elementen die op zoek zijn naar een werkelijk alternatief tegen het kapitalisme terugleiden naar de verdediging van de democratie en de strijd voor hervormingen, om bij hen elke dynamiek van bewustwording te vernietigen.

Betekent dat nu voor ons dat een politieke organisatie nutteloos is? Wel in tegendeel, wij bevestigen dat een revolutionaire politieke organisatie onmisbaar is, maar in geen geval de arbeidersklasse mag lanceren op het zelfmoordspoor van het reformisme, en nog minder om zich in te zetten op het burgerlijke terrein van de gekozen vertegenwoordiging in de organen van de kapitalistische staat. In tegendeel haar rol bestaat er in de historische ervaring van de klassengevechten te verdedigen en in de voorhoede van haar bewustwording te zijn, juist door zonder toegevingen alle illusies te bestrijden in de democratie, in de vakbonden, in links in het algemeen. Het behoort tot haar verantwoordelijkheid om de meest markante ervaringen van de strijd te veralgemenen, de ervaringen die de dynamiek van de politisering van de nieuwe generaties van proletariërs onderstrepen, zoals de strijd tegen de CPE, of andere gevechten, de stakingen van de Metro in New York, bij Mercedes-Benz in Duitsland, die van de metaalarbeiders in Vigo in Spanje, waarin overal de kenmerken opdoken van proletarische solidariteit, de Algemene Vergaderingen net als de eis tot directe onderhandelingen met de tegenstander, zonder vakbondsbemiddeling (zie Internationalisme, nr. 326). En daar waar het mogelijk is, komt de IKS tussen als een revolutionaire organisatie, zonder het oppeppen van enige illusie. De arbeidersklasse heeft er behoefte aan om haar zwakheden te leren kennen als troeven om zich voor te bereiden op de komende strijd, want alleen de waarheid is revolutionair.

J. & J. / 01.11.2006

Territoriale situatie: 

  • Situatie in België [2]

Gemeenteraadsverkiezingen: Een democratische dekmantel voor besparingsmaatregelen

  • 2268 keer gelezen

De gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 gaan de geschiedenis in als “De Slag om Antwerpen”. Televisieploegen uit half Europa kwamen in “de hoofdstad van extreem-rechts” bijeen voor wat een mediatsunami is genoemd: zou burgemeester Patrick Janssens van de sociaal-democratische SP.a een halt kunnen toeroepen aan het populistische succes van het verketterde Vlaams Belang? Zou het cordon sanitaire rond het intolerante VB standhouden? De Morgen titelde op 7 oktober vol trots op de voorpagina:“Heel Europa staart naar Antwerpen”. De oorlogskreet was: “Extreem rechts, No Pasaran!” Gedragen door de hele burgermaatschappij waren het artiesten van Helmut Lotti, Wil Tura en Adamo tot aan Gorki, Zap Mama, Clouseau, Arno en dEUS die in Antwerpen, Gent, Brussel en ook Charleroi op de been kwamen om vooral de jeugd te bewerken in een campagne ‘voor verdraagzaamheid’. Een dag later kon de televisie wereldwijd ‘opgelucht’ melden dat de opzet was geslaagd. Aan de horizon van wat “Zwarte Zondag” dreigde te worden “verscheen een rode gloed die hoop doet opflakkeren” (De Morgen, 10 oktober). Patrick Janssens verklaarde verheerlijkend: “Ik stel vast dat je het VB kunt tegenhouden door een positief beleid te voeren.” Er werd gesproken in de overtreffende trap, er werden tranen geplengd, er werd voor de camera’s geknuffeld, en vervolgens begon het gekonkelfoes rond de verdeling van de schepenambten.

De gepolariseerde ‘presidentscampagne’ van de ‘democraat’ Patrick Janssens tegen de ‘fascist’ Filip Dewinter leek verdacht veel op de anti-fascistische tweestrijd uit 1936 in Brussel tussen de democratische Eerste Minister Van Zeeland tegen de leider van de rexisten Degrelle. Janssens bedankte ook de sociaal-democratische Amsterdamse burgemeester Job Cohen, de burgerlijk-democratische tegenhanger van het populisme, voor zijn voorbeeldfunctie bij het nemen van ‘positieve maatregelen’ in de grote stadspolitiek. Zo trad Patrick Janssens naar voren als de kampioen van de ‘democratie’ en de ‘redelijkheid’ tegenover intolerantie en haat, van ‘positieve’ maatregelen tegenover ieder ‘negativisme’.

In wezen kan de bourgeoisie best leven met een rechts-populistische vleugel. De onvrede houdt een dreiging in en de bourgeoisie heeft uiteindelijk liever dat er, binnen zekere grenzen, op Vlaams Belang wordt gestemd dan dat de klassenstrijd oplaait. Ze kan het rechtse populisme in bepaalde omstandigheden gebruiken: neemt het echter een te grote omvang aan dan dreigt het zich tegen haar te keren doordat ‘onverantwoordelijke’ en ‘oncontroleerbare’ politiekers belangrijke mandaten krijgen.

Maar het belang van het rechtse populisme is ook tanende om een andere reden: de bourgeoisie moet zich voorbereiden op de verandering in de krachtsverhouding tussen de klassen en haar politieke geschut zo gunstig mogelijk opstellen tegenover het proletariaat. Er is een nieuwe generatie voor wie het woord ‘solidariteit’ weer betekenis heeft. Zolang de klassenstrijd niet uitbreekt denkt de bourgeoisie haar soberheidsmaatregelen het beste ‘voorzichtig’ te verkopen, met als ‘sociaal rechtvaardig’ uitgekraamde, vooral sluipende en stiekeme maatregelen, genomen door een weer geloofwaardig gemaakte burgerlijke politiek met regelmatige politieke wisseling van de regeringswacht. De zachte taal van de ‘tolerantie’ verbergt zo de komende harde maatregelen.

De bourgeoisie moet, vooral bij de jongeren, de illusie wekken dat de burgerlijke democratie de onvrede kan wegnemen en de problemen zo al niet oplossen dan toch in ieder geval onder controle houden. Zo wordt de arbeidersklasse meegesleept in de valse keuze tussen rechts-populisme en burgerlijke democratie, op grote afstand van strijd op haar eigen klassenterrein. Precies daarvoor staat het ‘positieve’ beleid van Patrick Janssens model: onvrede en strijdbaarheid worden bij voorbaat gekwalificeerd als ‘negativisme’. Dat betekent dat we de komende soberheidsmaatregelen zonder morren moeten slikken omdat we anders het risico lopen gelijk in de zeurderige hoek van het Vlaams Belang, of meer in het algemeen in dat van ‘extremisme’, ‘onverantwoordelijkheid’ en ‘onredelijkheid’ te worden gedrukt.

Een jarenlang voorbereide campagne rond de geloofwaardigheid van de burgerlijke staat

De ‘strijd tegen het rechtse populisme’ is voor de bourgeoisie vooral een saamhorigheidsoperette achter het Belgische staatsapparaat. Het hele verkiezingscircus is er op gericht de onvrede binnen de arbeidersklasse wat meer op te sluiten binnen de klassieke politieke structuren van de bourgeoisie. De nieuwe ‘geloofwaardigheid’ zal vervolgens worden gebruikt om verdere aanvallen op de arbeidersklasse voor te stellen als ‘sociaal gerechtvaardigd’, als ‘redelijk’ en ‘onvermijdelijk’. En dat wordt de arbeiders opgelepeld als de ‘grote overwinning’ van de democratie over het rechtse populisme.

Er heeft binnen de burgerlijke politiek een ‘zuivering’ op ongekende schaal plaatsgevonden. Na de stoelendans van ‘overstappende’ politiekers, met linker- en rechtervoorwielen die van de verschillende partijwagens afdraaiden, met bestuurders die ‘hun verantwoordelijkheid namen’ door op te stappen, na de Dutroux-affaire, de witte marsen, een falende politie en justitie, ontsnappende criminelen, comploterende militairen, corruptieschandelen in SP/PS, dolle koeien, dioxinekippen en varkenspest, kortom na eindeloze ideologische bombardementen, probeert de bourgeoisie het politieke landschap weer wat stabiliteit te geven. Ook aan de Waalse kant verandert er weinig en wist de gezuiverde sociaal-democratische PS van Elio Di Rupo – “J’en ai marre des parvenus”; ik ben de omhooggevallen baantjesjagers spuugzat – zich te handhaven. De slachtoffers, beschuldigd van corruptie, vriendjespolitiek en zakkenvullerij verdwijnen om plaats te maken voor ‘competente bestuurders’ die weer vertrouwen moeten inboezemen. Partijnamen en partijvoorzitters zijn vervangen. Of, wat volgens de Mechelse Bart Somers nodig is: “Interne cohesie, goed bestuur en permanent uitleggen dat je hard werkt.” (De Morgen, 10 oktober). Maar hoe netjes ook gepresenteerd, de uitbuiting en de aanslag op de arbeids- en levensomstandigheden blijven; thema’s die in de verkiezingscampagnes geheel ontbraken.

Een campagne om de arbeiders tegen elkaar op te stoken en schuldgevoelens aan te praten

De vraag is ook gerechtvaardigd in hoeverre de bourgeoisie de situatie binnen Antwerpen niet bewust heeft laten wegrotten om nu haast te maken met het ‘schoon schip maken’. Er is jaren geharreward over de ‘pijnpunten’ van de ‘multi-culturele samenleving’. Eerdere immigrantengeneraties hadden geen grote integratieproblemen omdat ze de hoop konden hebben hun kinderen een betere toekomst te bieden. Nu met de groeiende werkloosheid die hoop grotendeels vervlogen is ontstaan er problemen die de bourgeoisie tegen de arbeidersklasse uitspeelt zonder ze nog op te kunnen lossen: ‘radicalisering’ aan de ene kant, ‘intolerantie’ aan de andere. De bourgeoisie gaf een ‘etnisch’ gezicht aan de oplopende werkloosheid en stak voor de gevolgen van de economische crisis een beschuldigende vinger uit naar de immigranten. Goedkope ‘illegalen’ dragen ondertussen hele sectoren zoals de bouwindustrie en bedreigen ‘Belgische’ banen en helpen de lonen te drukken. Het democratisch-burgerlijke vreemdelingenbeleid bood zo een gratis platform aan Filip Dewinter voor diens haat-campagnes. Zo schiep de bourgeoisie zelf de ‘intolerantie’ die ze vervolgens tegen de arbeidersklasse uitspeelt door schuldgevoelens aan te praten, een gevoel van onmacht en chauvinistische schaamte op te dringen, en waartegenover ze voor zichzelf het monopolie van ‘solidariteit’ opeist. “We zijn ertoe veroordeeld met elkaar samen te leven, wat ook onze politieke overtuiging, onze godsdienst of onze etnische achtergrond is. Of we dat doen in een steeds verder escalerend conflictmodel dan wel in een poging tot constructieve dialoog, is de keuze die Vlaanderen zondag zal maken voor de volgende zes jaar.” (Yves Desmet in De Morgen, 7 oktober). Het wordt de arbeiders op het ene moment aangepraat dat ze een fantastische overwinning van de ‘tolerantie’ hebben geboekt, en op het andere worden ze juist gebrandmerkt als de eigenlijke bron van de ‘intolerantie’.

Dat er een beetje kwade opzet in het spel is blijkt ook daaruit dat er in de laatste twintig jaar geen enkele nationale politieker uit het Antwerpse is geweest, een stad waar de politiek steeds meer tot een spel van loutere zakkenvullerij en baantjesjagerij was verworden. Patrick Janssens, een reclamemaker vers uit het bedrijfsleven, is pas sinds drie jaar ingezet om er het populistische tij te keren. Maar waaruit bestaat diens ‘positieve beleid’ anders dan uit de soberheidsmaatregelen die nu al tientallen jaren geleidelijk en soms wat harder en sneller, en onder steeds wisselende voorwendsels, worden doorgevoerd? De sociale controle is versterkt waarbij intimiderende ‘huisbezoeken’ normaal zijn geworden, een maatregel die zelfs Filip Dewinter niet gemakkelijk zou hebben durven afkondigen. Uitbetaling van overuren en premies staan op de helling, het is alles flexibilisering, opdrijven van de werkdruk, meer verantwoordelijkheid voor de stadswerkers en ontslag voor wie het niet meer aankan. Patrick Janssens heeft niet de politiek, maar wel de marketingstrategie veranderd.

De taken tussen SP.a-Spirit, VLD en CD&V-N-VA waren in Antwerpen vooraf netjes verdeeld: de laatste twee brachten vrijwillig offers om de SP.a te ‘depanneren’ en vooral deze partij de kans te geven het VB voorbij te streven. SP.a-Spirit heeft in de grote Vlaamse steden in dertig jaar niet zo’n stemmental gehaald en zelden een groter verkiezingsoverwinning geboekt (1). Het werd Filip Dewinter duidelijk dat hij het burgemeestersambt van Antwerpen kan vergeten; de bourgeoisie liet hem enkel zijn recalcitrante bijrolletje spelen voorzover dat van pas kwam. Vlaams Belang verloor desalniettemin nog niet in Antwerpen, terwijl het in de provincie nog een aanzienlijke stemmenwinst verkreeg. Ondanks dat Borgerokko weer Borgerhout wordt genoemd scoort de partij voor heel Vlaanderen nog altijd ruim 20%. Toch werd ietwat voorbarig uitgekreten dat dit het begin was van de historische neergang van het VB. Maar omdat het ‘gevaar’ nog niet is geweken kan deze ideologische campagne zonder problemen ook de inzet worden van de landelijke verkiezingen volgend jaar waarvoor een meer definitieve overwinning van de burgerlijke democratie over het rechtse populisme in het vooruitzicht wordt gesteld.

Het Vlaams Belang is voor de bourgeoisie deels een graadmeter en uitlaatklep voor bestaande onvrede. Een stem uit onvrede voor het Vlaams Belang verraadt niet alleen een zwak klassenbewustzijn, maar door de gezaaide xenofobie vormt het ook een belangrijke hindernis voor de eensgezinde verdediging van de materiële belangen van de arbeidersklasse. Zo maakt het populisme, zowel dat van rechts dat nu wordt ‘bevochten’ als dat van links dat om de toekomst voor te bereiden in de maak is (2), momenteel een onmisbaar onderdeel uit van het burgerlijke politieke landschap.

Verhofstadt zal het komende jaar met de regeringspartners slag gaan leveren over de onderlinge verdeling van de stemmen (de SP.a/PS mag tenslotte ook niet té groot worden) maar de nadruk zal liggen op de campagne tegen het Vlaams Belang en de ‘redelijkheid’ van de staatspolitiek en vooral van de democratisch te nemen maatregelen: nieuwe aanslagen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de hele niet-uitbuitende bevolking.

Voor de bourgeoisie waren deze verkiezingen een geweldig succes. Niet alleen werd het rechtse populisme tot beheersbare proporties teruggebracht; de hele burgerlijke politiek won aan geloofwaardigheid en de campagne rond ‘goed bestuur’ heeft het bedje gespreid voor nieuwe besparingsmaatregelen. De arbeidersklasse wacht een zware taak deze manoeuvres te doorzien en er mee af te rekenen door de strijd op eigen klassenterrein aan te gaan.

Manus / 31.10.2006

(1) Filip Dewinter van de VB daarentegen sprak niet geheel onterecht van een ‘pyrrus-overwinning’: de stemmenwinst van de SP.a was er vooral een van een ‘kannibaal’ die zijn eigen coalitiepartners, het liberale VLD van premier Verhofstadt en van de christelijke CD&V-N-VA, had opgevreten om zelf de grootste te kunnen worden. Patrick Janssens verklaarde dan ook heel royaal te zullen zijn tegenover de verliezende partijen bij de verdeling van de schepenambten: “Ik wil alle andere meerderheidspartijen bedanken. Ik begrijp dat ze dit resultaat niet helemaal rechtvaardig vinden, ik geef hen gelijk.”. En VLD-lijsttrekker Ludo Van Campenhout merkte direct op: “er is ook een politieke logica en die zegt dat Janssens een flink stuk zal moeten terugbetalen van wat hij zondag heeft binnengehaald” (De Morgen, 8 oktober). Kortom, “CD&V en VLD hebben al wel laten verstaan hard te willen onderhandelen, om te vermijden dat over zes jaar Janssens opnieuw als enige met de bonus wegloopt.” (De Morgen, 10 oktober 2006).

(2) Zie het artikel elders in dit blad.

Territoriale situatie: 

  • Situatie in België [2]

Het kapitalisme is verantwoordelijk voor de opwarming van het klimaat

  • 2396 keer gelezen

De ernst van de opwarming van het klimaat als gevolg van de broeikasgassen is een ‘waarheid die ongelegen komt’. Dat vertelt Al Gore ons in ieder geval, voormalig vice-president van de Verenigde Staten die sinds zijn verkiezingsnederlaag in 2000 van de ene conferentie naar de andere vliegt (Verenigde Staten, Japan, China, Duitsland,...) om de wereld, als een vogel die een onheilsboodschap brengt, te berichten over deze ‘vervelende waarheid’. Het was dus te verwachten dat filmmaker David Guggenheim - pro-Democraat - één van die talloze conferenties in beeld zou brengen met de voor de hand liggende titel: An Unconvenient Truth.

Het ‘pijnlijke’ aan deze zaak is dat het een hoge functionaris van de Amerikaanse bourgeoisie is die ons op wereldschaal het verhaal vertelt in een magistrale uiteenzetting op reuzenscherm... Albert Gore heeft een geweldige ontdekking gedaan! Al bijna dertig jaar buigt de wetenschappelijke gemeenschap zich over het probleem en al tien jaar is ze het er unaniem over eens dat de aarde steeds verder opwarmt als gevolg van industriële vervuiling. De enige en uitsluitende openbaring van de film bestaat uit Al Gore zelf, met zijn aangeboren talent om komedie te spelen. Inderdaad, hij doet zichzelf voor als kampioen in alle categorieën van de milieuverdediging, al sinds zijn studies op Harvard waar hij aandachtig de lessen volgde van professor Roger Revelle (pionier van de globale opwarmingstheorie). Toch was hij degene die met Clinton "het lozen heeft toegelaten van dioxine in de oceanen en die in de Verenigde Staten de grootste ontbossing uit de geschiedenis veroorzaakte." (The Independent, aangehaald in Courrier International, 15.06.2006).

Albert Gore, deze spons die zich volgezogen heeft met huichelarij is een zeer waardig vertegenwoordiger van zijn sociale klasse. Alle staten zijn op de hoogte van de gevaren voor het klimaat. Ze belijden allemaal luid en duidelijk hun wil om tot daden over te gaan om het natuurlijke milieu van de menselijke soort te beschermen en de toekomst voor de komende generaties veilig te stellen. Maar ondanks de vurige verklaringen op de Aardetop in Rio (1992) en de fantastische resoluties van het protocol van Kyoto (1998) neemt de vervuiling zienderogen toe en wordt het gevaar door de ontregeling van het klimaat groter. Per slot van rekening is de waarheid die zo ongelegen komt, en die de bourgeoisie verbergt achter al haar conferenties en nu ook deze film, het feit dat de kapitalistische wereld helemaal niet in staat is om een oplossing te vinden voor de klimatologische gevaren... en dat des te meer omdat zij er de hoofdverantwoordelijke voor is.

De klimaatopwarming is een gevaar voor de toekomst van de menselijke soort

Het kapitalistisch systeem dat nu al bijna een eeuw bankroet is, vertegenwoordigt geen enkele vooruitgang meer voor de mensheid. Zijn voortbestaan gebeurt op een zieke en vernietigende basis. De rampzalige ecologische gevolgen die sinds de jaren 1950 merkbaar zijn, vormen daarvoor een verder bewijs.

IJskolommen liegen niet! Ze worden verzameld in Antarctica en geven ons een beeld van de samenstelling van de atmosfeer over verschillende honderdduizenden jaren. Ze tonen duidelijk aan dat de CO2-concentratie nog nooit zo hoog was als vanaf de helft van de twintigste eeuw. De uitstoot van broeikasgassen, kenmerkend voor de kapitalistische productiewijze, is voortdurend groter geworden en de gemiddelde temperatuur stijgt eveneens met een regelmatig ritme. "De planeet is vandaag warmer dan ze ooit geweest is tijdens de laatste twee millennia, en als deze tendens zich doorzet zal ze aan het einde van de 21e eeuw waarschijnlijk heter zijn dan ooit gedurende de laatste twee miljoen jaar." (The New Yorker, geciteerd in Courrier International, oktober 2006).

Deze snelle opwarming is trouwens met het blote oog zichtbaar aan beide polen van de wereld. Het smelten van de Noordpool gaat zo snel dat hij rond het jaar 2080 verdwenen zal zijn. Alle grote gletsjers slinken en de oceanen warmen op. In 1975 hield James Hansen, directeur van het Goddard Institute voor Ruimtestudies (GISS), zich bezig met klimaatveranderingen. "In zijn stelling over de planeet Venus werpt hij de hypothese op dat als die planeet nu een gemiddelde oppervlaktetemperatuur heeft van 464 °C, dat komt doordat de planeet omgeven wordt door een mist van koolzuurgas die een aanzienlijk broeikaseffect veroorzaakt. Enkele tijd later bracht een ruimtesonde het bewijs dat Venus inderdaad geïsoleerd wordt door een atmosfeer die voor 96% uit koolstofdioxide bestaat." (The New Yorker). Dat is wat de aarde in een verre toekomst te wachten zou kunnen staan onder invloed van de voortdurende opstapeling van CO2... de uitroeiing van elke vorm van leven. Maar we hoeven ons niet zover in de toekomst te verplaatsen om de verwoestende invloed te zien van de klimaatopwarming. Lang voordat het broeikaseffect de aarde omgevormd zal hebben tot een oven van 400 °C zullen de voortekenen van de ommezwaai in het klimaat al ruimschoots volstaan om een ware slachting aan te richten onder de menselijke soort: overstromingen, epidemieën, orkanen...

De directeur van de British Antarctic Survey, Chris Rapley, deed begin 2005 opmerken dat de gletsjertong van Westelijk Antarctica aan het smelten is. Deze tong, zo groot als Groenland, bevat voldoende water om het niveau van de zeeën met 7 meter te doen stijgen, wat het onderlopen betekent van grote bewoonde gebieden in Thailand, India, Nederland, en de Verenigde Staten.

Een andere directeur, die van INSERN, stelde in 2000 al vast dat "de voortplantings- en besmettingscapaciteit van een aantal insecten en knaagdieren, verspreiders van parasieten en virussen, afhankelijk is van de temperatuur en de vochtigheidsgraad van het milieu. Anders gezegd: een temperatuurstijging, hoe bescheiden ook, zet het licht op groen voor de groei van een aantal ziektefactoren voor mens en dier. Dat is het geval met parasitaire ziekten zoals moeraskoorts [...] en met infectieziektes als knokkelkoorts, sommige hersenvliesontstekingen en bloedkoortsen die de laatste jaren terrein hebben gewonnen. Ofwel duiken ze weer op in gebieden waar ze verdwenen waren, ofwel treffen ze gebieden die tot nu toe gespaard waren gebleven waren..."

Een laatste illustratie is get aantal en de kracht van orkanen die met de opwarming toeneemt. Inderdaad, de vochtige luchtkolom waardoor orkanen ontstaan vormt zich pas wanneer de oppervlaktetemperatuur van de zee hoger is dan 26 °C. Wanneer de oceanen opwarmen, worden de gebieden waar deze grens overschreden wordt groter. Toen Katrina categorie 5 bereikte in de orkaanklassering, bedroeg de temperatuur van het oppervlaktewater in de Golf van Mexico ongeveer 30 °C. Volgens Kerry Emmanuel van het Massachusetts Institute of Technology "dreigt de verdere opwarming het vernietigend potentieel te vergroten van tropische cyclonen en, met de toename van de kustbevolking, in de 21ste eeuw ook in aanzienlijke mate het aantal slachtoffers tengevolge van orkanen." Nadat hij de statistieken over de kracht van orkanen in de laatste vijftig jaar uitgeplozen had, komt K. Emmanuel tot de conclusie dat de meest recente orkanen gemiddeld langer duren en dat de windsnelheden 15% hoger liggen, wat de vernietigde kracht met 50% verhoogt.

Kortom genoeg om de tien plagen van Egypte en alle zondvloeden van de Bijbel op een picknick te doen lijken.

Een pijnlijke waarheid: het kapitalistisch systeem is verantwoordelijke voor de klimaatdreiging

In tegenstelling tot Venus waar het klimaat op natuurlijke wijze naar helse temperaturen evolueerde, heeft de huidige opwarming van de aarde een heel andere oorzaak... de industriële activiteit van de mens. Maar die waarheid bevat helemaal niets nieuws want veel klimatologen (en de bourgeoisie zelf) maken er geen geheim van. De affiche voor de film van Al Gore is nog explicieter want ze toont een fabrieksschoorsteen waaruit een wolk komt die de vorm van een cycloon aanneemt. "De industrie is schuldig!" Dat is een wel erg gewillige zondebok, want in feite is het niet de industrie als dusdanig die er schuld aan heeft, maar wel hoe die wordt gebruikt, met andere woorden: de manier waarop het kapitalisme werkt. De kapitalistische productiewijze heeft het milieu steeds vervuild, ook al in de negentiende eeuw toen ze nog een factor van vooruitgang was. Het kapitalisme trekt zich niks aan van de gezondheid van het milieu. "Accumulatie om de accumulatie, productie om de productie, dat is het ordewoord van de politieke economie die de historische missie van de burgerlijke periode aankondigt. En ze heeft nooit stilgestaan bij de pijn die het scheppen van rijkdom met zich meebrengt: waartoe zou dat gejammer dienen dat toch niets verandert aan de historische onafwendbaarheden?" (Karl Marx, Het Kapitaal, Boek I). De accumulatie van kapitaal is het hoogste doel van de kapitalistische productie en het lot dat de mensheid of het milieu beschoren wordt heeft geen belang... zolang het rendeert, is het goed. De rest is tenslotte een ‘quantité négligeable’, een onbelangrijk detail.

Maar wanneer het systeem bij het begin van de twintigste eeuw aan zijn vervalfase begint, neemt de vernieling van het natuurlijk milieu hele andere dimensies aan. Ze wordt genadeloos, net zoals de genadeloze strijd die de kapitalistische ratten met elkaar leveren om zich te handhaven op de wereldmarkt. De productiekosten tot het minimum herleiden om zo concurrentieel mogelijk te zijn wordt een onafwendbare regel om te overleven. In die context worden maatregelen om de industriële vervuiling in te perken een onaanvaardbare kostenpost.

Die voortdurende economische noodzaak om de laagste kosten te bereiken verklaart ook de omvang van de materiële en menselijke schade die aangericht werd sinds het begin van vorige eeuw. Bouwconstructies in golfkarton, slecht onderhouden dijken, falende reddingssystemen... het kapitalisme is zelfs niet in staat een minimum aan bescherming te bieden tegen natuurrampen, epidemieën en andere plagen die het blijft voortbrengen.

De cinematografische onderneming van Mijnheer Gore komt ons tenslotte vertellen dat we over de macht beschikken om de stand van zaken te veranderen, het aangerichte kwaad te herstellen en het gevaar van klimaatopwarming af te wenden als we maar de moeite willen doen om volmaakt... 'groene burgers' te worden. Daarom somt de aftiteling van zijn film een lange lijst van aanbevelingen op: "verander van thermostaat", "plant een boom",... "stem voor een kandidaat die het milieu verdedigt... en als die er niet is, kom dan zelf op !" En tenslotte : "als je gelovig bent, bid dan opdat de anderen hun gedrag zouden veranderen". Dat laatste is misschien de enige zinnige raad, een bourgeois waardig: "voor de zon verduisterd wordt en de sterren uit de hemel vallen, kniel neer en bidt". Een ware bekentenis van onmacht van de bourgeoisie en haar wereld!

De arbeidersklasse kan het zich niet veroorloven nog langer het lot van de planeet over te laten aan dergelijke mensen en hun systeem. De ecologische crisis is een bewijs te meer van het feit dat het kapitalisme vernietigd moet worden voor het de wereld meesleept in de afgrond.

Een samenleving scheppen die de mens en zijn toekomst centraal plaatst is een dwingende noodzaak geworden. Het kommunisme is die wereld die nodig is en de proletarische revolutie is de weg die de mensheid daar heen voert.

Jude / 20.10.2006

Theoretische vraagstukken: 

  • Milieu [3]

Hongarije 1956: Een proletarische opstand tegen het stalinisme

  • 4352 keer gelezen

Vijftig jaar nadat de arbeidersopstand als een schokgolf door Hongarije ging in 1956, ‘vieren’ de gieren van de bourgeoisie opnieuw de verjaardag ervan op de hun gebruikelijke manier. De traditionele burgerlijke pers doet weemoedig over het heldhaftige verzet van het ‘Hongaarse volk’ voor ‘nationale onafhankelijkheid’ en tegen de ‘verschrikkingen van het Kommunisme’. Dergelijke herinneringen beschrijven louter de verschijningsvorm van de opstand en verdoezelen en verdraaien dus zijn ware betekenis.

De arbeidersopstand van 1956 in Hongarije, is geen uiting van de wil van het ‘volk’ om het ‘Kommunisme’ naar stalinistisch model te hervormen of om de onafhankelijkheid van de natie te winnen. Hij is het directe resultaat van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme in Oost-Europa en in de hele wereld.

De stalinistische uitbuiting van de arbeidskracht in Oost-Europa

Nauwelijks was de Tweede Wereldoorlog ten einde of de druk van de inter-imperialistische wedijver tussen Moscou en Washington, dwong het Kremlin om zich in een razende wapenproductie te storten. Zware industrie en militaire productie werden versneld opgetrokken ten koste van de consumptiegoederen en de levensstandaard van de arbeidersklasse.

De USSR als overwinnaar en bezetter van Oost-Europa, eist inderdaad van de vers onderworpen satellietstaten dat ze hun productieapparaat volledig onderwerpen aan de militaire en economische belangen van de Sovjet-Unie.

Een waar bloedzuigerssysteem wordt ingesteld vanaf 1945-1946 met bijvoorbeeld de ontmanteling van sommige fabrieken en hun overplaatsing (met inbegrip van de arbeiders) naar Russische bodem. In Rusland en zijn satellietstaten ondergaan de arbeiders een systeem van over-uitbuiting van hun arbeidskracht dat de hel zoals beschreven door Dante benaderd. Zo wordt in Hongarije, dankzij het stalinistische recept van het stachanovisme, in het plan van 1950 de wapenproductie vervijfvoudigd.

De Russische bourgeoisie moest de lonen laag houden en de zware industrie zo snel mogelijk uitbreiden. In de periode van 1948-53 daalde de levenstandaard over heel Oost-Europa onder het vooroorlogse peil, maar de Sovjet-Unie verrees uit deze periode met een atoombom en zijn Spoetniks.

In deze omstandigheden groeit geleidelijk de woede binnen het proletariaat. De opgevoerde uitbuiting wordt steeds ondraaglijker; de opstand stond op uitbreken. De Tsjecho-Slowaakse arbeiders net als die van Oost-Berlijn waren al in opstand gekomen en maakten het ingrijpen door Russische tanks nodig om de orde te herstellen. De opstandswind tegen het stalinisme die in het oosten waaide zou zijn hoogtepunt vinden in de Hongaarse opstand van oktober 1956.

De opstand in Budapest op 23 Oktober kwam er aanvangkelijk naar aanleiding van een massabetoging, die oorspronkelijk georganiseerd was door studenten, ‘uit solidariteit met het volk van Polen’, dat net tevoren op haar beurt had gepoogd om op te komen tegen de loodzware druk van de stalinistische regimes.

Het onvermurwbare antwoord van de gezagshebbers, die de betogers als ‘fascisten’ en ‘contrarevolutionairen’ bestempelden, de bloedige repressie door de AVO (geheime politie), en vooral het feit dat de ‘studenten’betoging aangegroeid was met duizenden en duizenden arbeiders, vormde het vreedzame protest om tot een gewapende opstand voor democratische hervormingen en de terugkeer aan de macht van de ‘hervormingsgezinde’ leider Nagy.

Het klassenkarakter van de Hongaarse opstand van 1956

We gaan hier niet in op alle details die leidden tot de opstand van 23 Oktober en de uiteindelijke Russische tussenkomst die duizenden doden eiste, in meerderheid jonge arbeiders. Wij willen enkel het algemene karakter van de opstand in beschouwing nemen om hem te redden van de verschrikkelijke verwarringen die er rond geweven worden.

De oppositie tegen de ‘oude garde’ kwam op twee manieren tot uiting. De eerste was van binnen de bourgeoisie zelf, geleid door de liberale bureaucraten en gesteund door de eerder radicale studenten, intellectuelen en kunstenaars. Zij kwamen op voor een meer democratische en voordelige vorm van het staatskapitalisme in Hongarije. Maar de ‘andere oppositie’ was het spontane verzet van de arbeidersklasse tegen de monsterachtige uitbuiting die haar werd opgelegd. In Hongarije ‘versmolten’ deze twee bewegingen in de opstand. Maar het was de beslissende tussenkomst van de arbeidersklasse die een protestbeweging omvormde tot een opstand, en het was vervolgens de besmetting van de arbeidersopstand met al de democratische en nationalistische ideologie van de intellectuelen die de proletarische beweging zouden verzwakken.

Deze ontvankelijkheid van de arbeidersklasse voor het nationalistische vergif was niet meer dan het gevolg van de historische koers tot dan toe, die van de contrarevolutie die begon in de jaren 1920. Het proletariaat beschikte op wereldschaal over haar geringste kracht, ideologisch platgewalst door de nederlaag van zijn eerste revolutionaire golf van 1917-1923, fysiek verpletterd door de wereldoorlog, en ingekaderd door de vakbonden en zijn neven van de politie. Daardoor was het, zonder helder vooruitzicht, onmogelijk om verder te gaan dan het stadium van de revolte en in de richting van de revolutie te gaan, net als dat het in Hongarije moeilijk was zichzelf teweer te stellen tegen de nationalistische propaganda van een burgerlijke fractie en van zijn leger.

De arbeiders deden de protestbeweging uitbarsten omwille van de ondraaglijke levens- en werkvoorwaarden waartoe zij gedwongen werden. Eenmaal de arbeiders hun gewicht in de beweging hadden geworpen verkreeg deze een gewelddadig en onverzettelijk karakter dat niemand had verwacht. Alhoewel verschillende elementen deelnamen aan de gevechten (studenten, soldaten, boeren, enz.) waren het overwegend de jonge arbeiders die in de eerste dagen van de opstand het eerste contingent vernietigden van de Russische tanks die naar Budapest waren gestuurd om de ‘orde’ te herstellen. Het was vooral de arbeidersklasse die de Hongaarse politie en het leger deed uiteenvallen en zichzelf bewapende voor het gevecht met de AVO en het Russische Leger. Toen de tweede golf van Russische tanks aankwamen om de opstand te neer te slaan, waren het de arbeiderswijken die in puin moesten geschoten worden want daar zaten de voornaamste weerstandsnesten. En zelfs na het herstel van de ‘orde’ en de installatie van de regering Kadar, zelfs nadat duizenden arbeiders afgeslacht waren, bleef het proletariaat verzet plegen door middel van talrijke en bittere gevechten.

De krachtigste uitdrukking van het proletarische karakter van de opstand was het opduiken van echte arbeidersraden over heel het land. Verkozen op fabrieksniveau, verbonden deze raden hele industriegebieden en steden, en waren zonder twijfel de organisatorische kern van de hele opstand. Ze namen de taak op zich van de organisatie van de distributie van wapens en voedsel, voerden de algemene staking, leidden de gewapende strijd. In sommige steden waren ze onbetwist heer en meester. Het verschijnen van deze raden zaaide ongerustheid en afgrijnzen onder de kapitalistische klasse, in het oosten als in het westen.

Maar de Hongaarse arbeidersstrijd ten hemel prijzen, zonder zijn uiterste zwakheden en verwarringen te analyseren, zou verraad betekenen aan onze taak als revolutionairen. Die komt er op neer om niet passief de arbeidersstrijd toe te juichen maar zijn beperkingen te bekritiseren en de algemene doelstellingen van de beweging van de klasse uit te stippelen. Ondanks het feit dat de arbeiders tijdens de opstand feitelijk de macht hadden in grote delen van Hongarije, was de rebellie van 1956 geen bewuste poging van het proletariaat om voor zichzelf de politieke macht te grijpen en een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was een spontane revolte die er niet in slaagde tot een revolutie uit te groeien, omdat de arbeidersklasse een duidelijk politiek inzicht miste van de historische doelstellingen van haar strijd, omdat zij nog ten volle gebukt ging onder het ideologisch gewicht van de contrarevolutie.

In onmiddellijke zin was de belangrijkste hindernis voor de Hongaarse arbeiders, de enorme dam van nationalistische en democratische ideologie, die van alle kanten rondom hen werd opgetrokken. De studenten en intellectuelen waren de meest actieve verspreiders van deze ideologie, maar de arbeiders gingen zelf ook gebukt onder al deze illusies. Dus, in plaats van de zelfstandige belangen van het proletariaat te stellen tegen die van de kapitalistische staat en van alle andere klassen, neigden de raden er toe om de arbeidersstrijd gelijk te stellen met de strijd van het ‘volk’ om de staatsmachine om te vormen en ‘nationale onafhankelijkheid’ te verwerven. Nationale onafhankelijkheid is een reactionaire utopie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme en het imperialisme. In plaats van op te roepen – zoals de sovjets in Rusland in 1917 hadden gedaan – tot het vernietigen van de burgerlijke staat en de internationale uitbreiding van de revolutie, beperkten de raden zich tot het eisen van de terugtrekking van de Russische troepen, een ‘onafhankelijk socialistische Hongarije’ onder leiding van Imre Nagy, vrijheid van meningsuuiting, zelfbeheer van de fabrieken, enzovoort. De strijdmethoden die gebruikt werden door de raden waren impliciet revolutionair, en drukten intrinsiek de revolutionaire aard uit van het proletariaat. Maar de doelstellingen die zij aannamen bleven steken binnen het politieke en economische kader van het kapitalisme. De tegenspraak waarin de raden gevangen zaten kan opgesomd worden in de volgende eis die naar voren gebracht werd door de arbeidersraad van Miskolc:

“De regering moet de vorming voorstellen van een Nationale Revolutionaire Raad, gebaseerd op de arbeidersraden van de verschillende departementen en van Budapest, en samengesteld door democratisch door hen verkozen afgevaardigden. Tezelfdertijd moet het oude parlement worden ontbonden.” (geciteerd in Bureaucratie en Revolutie in Oost-Europa door Chris Harman, p. 161).

Maar in plaats van deze stap te nemen, stelden de raden hun eis tot ontbinding van het parlement en het opzetten van een centrale arbeidersraad door de regering van Imre Nagy, dit wil zeggen van diezelfde macht die zij hadden moet opruimen! Zo'n illusies konden enkel leiden tot het neerslaan van de raden, of van hun integratie in de burgerlijk staat. Het komt de meerderheid van de arbeidersraden toe dat zij verkozen om vechtend ten onder te gaan of zichzelf ontbonden toen zij inzagen dat er geen perspectief zat in verdere strijd en dat zij gedoemd waren om marionetten te worden van de regering Kadar.

Het feit dat de Hongaarse arbeiders niet in staat waren om een revolutionair inzicht te verwerven van hun toestand, kwam ook tot uiting in het feit dat, voor zover wij weten, er geen enkele revolutionaire politieke organisatie tot stand kwam bij deze immense uitbarstingen. Zoals Bilan, de publicatie van de Italiaanse Linkerzijde, schreef over Spanje in de jaren 1930, was het falen van het Spaanse proletariaat om een partij van de klasse in het leven te roepen, ondanks de radicale aard van zijn strijd, fundamenteel de uitdrukking van de diepe inzinking waarin de internationale proletarische beweging weggezonken was. Tegen 1956 was deze toestand in zekere zin nog erger: de laatste kommunistische Linkerzijdes waren verdwenen, en niet alleen in Hongarije, maar over heel de wereld, zag het proletariaat zichzelf verstoken van bijna elke eigen politieke uitdrukking. De zwakke revolutionaire stemmen die er nog waren, werden gemakkelijk vermalen door het gebrul van die krachten van de contrarevolutie wier taak het is om te spreken 'in naam' van de arbeidersklasse. De stalinisten aller landen toonden hun brutale reactionaire aard door de arbeidersopstand af te doen als een samenzwering in dienst van de clan rond ex-dictator Horthy (1) of van de CIA. Uit afkeer stapten vele individuen in die tijd uit de kommunistische partij, maar die partijen zelf stonden vierkant achter de woeste repressie van de Hongaarse arbeiders. Bovendien bekritiseerden sommigen onder hen, geleid door de grote roerganger voorzitter Mao in Beijing, Kroetsjov omdat hij de Hongaarse arbeiders niet krachtdadig genoeg had neergeslagen! Van hun kant kan het zo lijken dat de trotskisten die hun ‘steun’ uitbazuinden voor de opstand, aan de kant van de arbeiders hebben gestaan. Maar door de opstand te definiëren als een ‘politieke revolutie’ voor ‘arbeidersdemocratie’ en voor ‘nationale onafhankelijkheid’, dragen ze bij tot het versterken van de bedrieglijke misleiding dat de staat in Hongarije al een arbeiderskarakter had en dat hij alleen moest gezuiverd worden van zijn bureaucratische misvormingen om weer volledig in arbeidershanden te komen.

Niet alleen hebben de trotskistische organisaties een ideologisch gif gespuid bedoeld om te proberen de arbeidersstrijd binnen het kader van de burgerlijke staat te houden, maar ook ondersteunden ze openlijk de meest ‘liberale’ vleugel van de bureaucraten van de stalinistische regimes. De stellingname in 1956 door de druïde van de Vierde Internationale, Ernest Mandel, met betrekking tot de overwinning van de Gomulka-clique in Polen laat hierover geen twijfel bestaan: “De socialistische democratie zal nog veel veldslagen moeten winnen in Polen, (maar) de voornaamste, die het mogelijk maakte dat miljoenen arbeiders zichzelf weer identificeren met de arbeidersstaat, is al gewonnen.” (geciteerd in Harman, p. 108).

Sinds 1956 zijn er meer ‘radicale’ analyses gemaakt van de Hongaarse gebeurtenissen, maar weinige breken daadwerkelijk met het analysekader van de trotskisten. De libertairen van Solidarity bijvoorbeeld zien in hun brochure over Hongarije 1956 de eis voor arbeiderszelfbeheer (zoals het werd uitgewerkt door de Hongaarse vakbonden!) als een werkelijke revolutionaire kern van de opstand. Maar deze eis, net zoals die voor nationale onafhankelijkheid en voor democratie, was alweer een afleiding van de allereerste taak van de arbeiders: de vernietiging van de kapitalistische staat, het grijpen van de macht door de raden, niet louter de economische maar ook de politieke.

Naar de jaren 1950 wordt door vele fracties van de bourgeoisie met heimwee teruggeblikt, want het was de periode toen de kapitalistische ideologie een absolute controle leek te hebben verworven over de arbeidersklasse. De arbeiders van Oost-Europa waren dus geïsoleerd en onderworpen aan al de illusies die gevoed werden door een schijnbaar ‘bijzondere’ toestand. Met het kapitalisme in het Westen dat schijnbaar zo voorspoedig en vrij leek, was het voor de arbeiders van het Oostblok niet zo moeilijk om de ‘Sovjet-Unie’ of het ‘stalinisme’ als hun vijand te zien en niet het wereldkapitalisme zelf. Dit verklaart de vreselijke illusies die de opstandelingen dikwijls hadden over de ‘democratische’ regimes van het Westen. Velen hoopten dat het Westen ‘hen ter hulp zou snellen’ tegen de Russen. Maar het Westen had de Sovjet-Unie in Yalta al het ‘recht’ verleend om de arbeiders van de Oostbloklanden uit te buiten en te onderdrukken, en had er geen belang bij om enige hulp te verstrekken aan iets dat zo oncontroleerbaar was als een massale arbeidersopstand.

De proletarische wereldrevolutie staat historisch nog steeds op de agenda

De kapitalistische wereld is niet langer wat hij was in 1950. Sinds het einde van de jaren 1960 is het hele systeem dieper en dieper aan het wegzinken in een onoplosbare economische crisis, de uitdrukking van de historische neergang van het kapitalisme sedert bijna honderd jaar. In antwoord op deze crisis heeft een nieuwe generatie arbeiders een nieuwe tijdperk ingezet van klassenstrijd op internationaal vlak. Als men de stakingen van de jaren 1970-1980 in Polen vergelijkt met de opstand in Hongarije, kan men zien dat vele illusies van de jaren 1950 hun greep zijn beginnen verliezen. De arbeiders van Polen streden niet als ‘Polen’ maar als arbeiders; en hun onmiddellijke vijanden waren niet ‘de Russen’ maar hun eigen bourgeoisie; hun onmiddellijke doel was niet de verdediging van ‘hun’ land maar de verdediging van hun eigen levensstandaard. Het is dit opnieuw opduiken van het internationale proletariaat op zijn eigen klassenterrein, dat eens te meer de kommunistische wereldrevolutie op de historische agenda heeft geplaatst. Maar alhoewel de Hongaarse opstand behoort tot een periode die door de arbeidersklasse achterhaald is, toch heeft ze de huidige arbeidersklasse nog veel te leren in haar strijd om bewust te worden van haar revolutionaire opdracht. Doorheen zijn vergissingen en verwarringen heeft de opstand veel cruciale lessen onderstreept over wie de vijanden van de arbeidersklasse zijn: nationalisme, zelfbeheer, stalinisme in al zijn vormen, de ‘westerse democratie’, enzovoort, enzovoort. Maar tegelijkertijd vormde de opstand de heldhaftige aankondiging van de toekomst die het proletariaat overal wacht, in de mate dat het de bourgeoisie van Oost en West de stuipen op het lijf joeg met het spook van de bewapende arbeidersraden.

Naar World Revolution, krant in Groot-Brittannië van de IKS

(1) Horthy: admiraal die de Revolutie van 1919 neersloeg in Hongarije, anti-semiet, collaboreerde met het nazi-regime.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Klassenbewustzijn [4]

Internationalistische verklaring vanuit Korea tegen de oorlogsdreiging

  • 2087 keer gelezen

Eind oktober 2006 werd in de Zuid-Koreaanse steden Seoel en Ulsan een conferentie gehouden van internationalistische organisaties waartoe was op-geroepen door het Socialistisch-Politiek Verbond (SPV). Hoe bescheiden het deelnemerstal ook was, de SPV is (voorzover ons bekend) de eerste geor-ganiseerde uiting in het Verre Oosten van de beginselen van de Kommunistische Linkerzijde, en deze conferentie was zeer zeker de eerste in zijn soort. Als zodanig heeft hij een historische betekenis, en de IKS verleende van ganser harte zijn steun door een delegatie te sturen om de conferentie toe te spreken (1).

In de dagen voorafgaand aan de conferentie werd het belang op de lange termijn van de doelstelling overschaduwd door de dramatische verscherping van inter-imperialistische spanningen in de regio door het tot ontploffing brengen van Noord-Korea’s eerste atoombom en de manoeuvres die daarop volgden van vooral de verschillende regionale machten (Verenigde Staten, China, Japan, Rusland, Zuid-Korea). Tijdens de conferentie werd dit vraagstuk dan ook uitvoerig besproken wat aanleiding gaf tot de aanvaarding van onderstaande tekst door de deelnemers waarvan de namen onderaan de verklaring te vinden zijn:

Internationalistische Verklaring vanuit Korea tegen de oorlogsdreiging

Volgend op het nieuws over de nucleaire tests in Noord-Korea; wij, kommunistische internationalisten bijeengekomen in Seoel en Ulsan:

Veroordelen de ontwikkeling van het vermogen van nog meer kapitalistische staten om kernbommen te maken: de atoombom is het ultieme wapen in de inter-imperialistische oorlogvoering waarvan het enige doel bestaat uit de massale uitroering van de burgerbevolking in het algemeen en de arbeidersklasse meer in het bijzonder.

Veroordelen onvoorwaardelijk deze nieuw stap in de richting van oorlog door de kapitalistische Noord-Koreaanse staat die hiermee (alsof dat nog nodig was) andermaal laat zien dat deze in het geheel niets te maken heeft met arbeidersklasse of kommunisme, en dat hij niets anders is dan een heel extreme en groteske versie van de algemene tendens naar militaristisch barbarendom van het kapitalisme in verval.

Veroordelen onvoorwaardelijk de huichelachtige campagne door de Verenigde Staten en hun bondgenoten tegen hun Noord-Koreaanse vijand die niets anders is dan de ideologische voorbereiding voor het laten uitbreken – zodra ze daarvoor over de middelen beschikken – van hun eigen preventieve aanvallen waarvan de werkende bevolking het belangrijkste slachtoffer zal worden, net als momenteel in Irak. We zijn niet vergeten dat de Verenigde Staten de enige supermacht is die atoomwapens heeft ingezet om de burgerbevolking van Hirosjima en Nagasaki uit te moorden.

Veroordelen onvoorwaardelijk de zogenaamde ‘vredesinitiatieven’ die onvermijdelijk onder de hoge bescherming van andere imperialistische gangster zoals China staan. Deze zullen niet over vrede gaan, maar over de eigen imperialistische belangen in de regio. De arbeiders kunnen geen vertrouwen stellen in de ‘vredelievende bedoelingen’ van welke kapitalistische staat dan ook.

Veroordelen onvoorwaardelijk iedere poging van de Zuid-Koreaanse bourgeoisie om onder het voorwendsel van verdediging van nationale vrijheid of democratie repressieve maatregelen te nemen tegen de arbeidersklasse of tegen activisten in hun verdediging van internationalistische beginselen.

Bevestigen onze volledige solidariteit met de arbeiders van Noord- en Zuid-Korea, China, Japan en Rusland die als eersten zullen lijden onder militaire actie wanneer die uitbreekt.

Verklaren dat alleen de wereldwijde arbeidersstrijd voor altijd een eind kan maken aan het voordurende dreiging van barbarendom, imperialistische oorlog en nucleaire vernietiging dat tijdens het kapitalisme over de mensheid hangt.

De arbeiders hebben geen land te verdedigen!

Arbeiders aller landen, verenigt u!

 

Deze verklaring werd ondertekend door de volgende organisaties en groepen:

  • Socialistisch-Politiek Verbond (Korea), groepsvergadering te Seoel van 26 oktober 2006
  • Internationale Kommunistische Stroming
  • Internationalist Perspectives

Een aantal bij de Conferentie aanwezige kameraden tekenden deze verklaring eveneens op persoonlijke titel:

  • SJ (Seoul Group for Workers’ Councils)
  • MS (Seoul Group for Workers’ Councils)
  • LG
  • JT
  • JW (Ulsan)
  • SC (Ulsan)
  • BM

(1) Nadere gegevens over deze conferentie volgen.

Theoretische vraagstukken: 

  • Internationalisme [5]

Irak, Midden-Oosten, Afghanistan... Het kapitalisme is de oorzaak van de oorlog

  • 3602 keer gelezen

Het vastlopen van de oorlog in Irak en de vermenigvuldiging van dodelijke aanslagen maken overduidelijk dat de strijd tegen het internationale terrorisme, zowel in het Midden-Oosten als in de rest van de wereld, compleet mislukt is. De Verenigde Staten worden niet slechts vernederd maar krijgen striemende klappen.

De Amerikaanse bourgeoisie zit in een doodlopend straatje

Hoe is het mogelijk dat het sterkste leger van de wereld, uitgerust met de meest moderne technologie, de meest doeltreffende inlichtingendiensten, de meest verfijnde wapens om doelen te lokaliseren en op honderden kilometers afstand te treffen, vastzit in een dergelijk wespennest?  Voor de heersende klasse is het antwoord vanzelfsprekend: het kan slechts te maken hebben met de onbekwaamheid van Bush jr., de “slechtste president uit de geschiedenis van de Verenigde Staten: onwetend, arrogant en volkomen stupide” (in de woorden van de schrijver Norman Mailer). Kortom, een halve imbeciel die wordt omgeven door een bende nietsnutten. Deze uitleg is simpel en werkt des te beter omdat Bush echt niet veel moet doen om dit aannemelijk te maken. Maar zij staat ver bezijden het werkelijke probleem, en daaruit bestaat juist haar nut voor de bourgeoisie. Of het kapitalisme deze of gene richting opgaat, hangt niet af van het ene of andere individu aan de top van de staat. Het is de toestand van het systeem die politieke oriëntaties opdringt. De eerste wereldmacht moet noodzakelijkerwijze haar rangorde verdedigen. De Verenigde Staten kunnen geen andere politiek voeren dan die Paul Wolfowitz (een eminent lid van de republikeinse beleidsploeg) sinds het begin van de jaren 1990 naar voren bracht: “De wezenlijke politieke en militaire missie van Amerika in het tijdperk na de Koude Oorlog zal er uit bestaan om te verhinderen dat er een rivaliserende militaire supermacht kan opkomen in West-Europa, in Azië of in de gebieden van de vroegere Sovjet-Unie.” Deze ‘doctrine’ is openbaar gemaakt in maart 1992 toen de Amerikaanse bourgeoisie nog illusies koesterde over het succes van deze strategie, kort na de ineenstorting van de USSR en de hereniging van Duitsland. Met dit doel voor ogen verklaarden deze lieden enige jaren geleden dat er “een nieuw Pearl Harbour nodig was”, om de natie te mobiliseren, om de democratische waarden van Amerika aan de wereld op te leggen, en om de imperialistische rivaliteiten in de kiem te smoren. Daarom past het om er aan te herinneren dat de aanval op de Amerikaanse marinebasis in december 1941, die aan Amerikaanse kant 4.500 doden en gewonden kostte, de Verenigde Staten in staat stelde om aan de oorlog deel te nemen aan de kant van de Geallieerden, door de publieke opinie, die eerder voor het grootste deel aarzelde tegenover de deelname aan de oorlog, te doen omzwaaien. En dat terwijl de hoogste Amerikaanse politieke autoriteiten op de hoogte waren van dit project en niet tussen beide kwamen. Sindsdien werd slechts dezelfde politiek uitgevoerd: de aanslagen van 11 september 2001 hebben hen een 'nieuw Pearl Harbour' in de schoot geworpen en het is in naam van deze nieuwe kruistocht tegen het terrorisme dat zij de inval in Afghanistan en vervolgens in Irak hebben kunnen rechtvaardigen.

De balans van deze politiek, de enige die de eerste wereldmacht kan voeren, is verpletterend: 3.000 gesneuvelde soldaten sinds het begin van de oorlog in Irak ongeveer drie jaar geleden (waaronder meer dan 2.800 aan Amerikaanse zijde), 655.000 Irakezen zijn omgekomen tussen maart 2003 en juli 2006, terwijl de moorddadige aanslagen en de botsingen tussen sjiitische en soennitische fracties alleen maar erger geworden zijn. Er zijn 160.000 man bezettingstroepen aanwezig op Irakees grondgebied onder het oppercommando van de Verenigde Staten. Deze zien zich niet in staat om "hun missie van ordehandhaving te waarborgen" in een land dat op het punt staat om uiteen te spatten in een burger-oorlog. Niet alleen bevechten de sjiitische en soennitische milities elkaar al maanden met geweld, maar verscheuren ook rivaliserende sjiitische bendes elkaar onderling en zaaien ze terreur, voornamelijk de bende onder het bevel van Moqtada al-Sadr (met zijn zelfuitgeroepen 'Mehdi-leger') en de Al-Badr brigades (verbonden aan de heersende partij in de regering), die verantwoordelijk zijn voor de voornaamste bloedbaden in Amara, Nasirijja, Basra waar ze proberen hun wet op te leggen. In het zuiden van het land hebben soennitische activisten, die prat gaan op hun banden met Al Qaïda onlangs een 'islamitische republiek' uitgeroepen, terwijl in de regio van Bagdad de bevolking geconfronteerd wordt met autobommen, exploderende bussen of zelfs fietsen, naast de afpersingen van plunderaars. De Amerikaanse troepen hoeven hun neus maar te laten zien of ze staan al bloot aan hinderlagen.

Irak in een onontwarbare bloedige chaos

De oorlogen in Irak en Afghanistan slokken bovendien kolossale sommen geld op die de begroting van de Verenigde Staten steeds verder aanvreten en hen met torenhoge schulden opzadelen. De toestand in Afghanistan is niet minder rampzalig. De niet-aflatende jacht op Al Qaïda en de aanwezigheid, ook daar, van een bezettingsleger geven de Taliban weer krediet (ze wasin 2002 uit de macht verdreven, maar werd vervolgens door Iran en China herbewapend), en ze vermenigvuldigen hun hinderlagen en aanslagen.

De ‘terroristische demonen’ als Bin Laden of het regime van de Taliban zijn trouwens allebei ‘scheppingen’ van de Verenigde Staten geweest om de USSR tegen te werken ten tijde van de imperialistische blokken, na de inval van de Russische troepen in Afghanistan. De eerstgenoemde is een ex-spion die gerekruteerd werd door de CIA in 1979. Nadat hij gediend had als financieel tussenpersoon in een wapenhandel tussen Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten voor de Afghaanse ‘ondergrondse’ werd hij na de Russische inval bemiddelaar van de Verenigde Staten om geld uit te delen onder het Afghaanse verzet. De Taliban van hun kant zijn bewapend en gefinancierd door de Verenigde Staten en zij zijn destijds aan de macht gekomen met de volledige instemming van Uncle Sam.

Het is bovendien ook overduidelijk dat de grote kruistocht tegen het terrorisme, in plaats van uit te monden in de uitroeiing ervan, slechts is uitgelopen op een vermenigvuldiging van terroristische acties en zelfmoordaanslagen, wier enige motief is om zoveel mogelijk slachtoffers te maken.

Vandaag staat het Witte Huis machteloos tegen de meest vernederende lange neus die de Iraanse staat maakt. Dit geeft trouwens staten van vierde of vijfde rang vleugels, zoals Noord-Korea, dat zich veroorloofde om op 8 oktober een kernproef uit te voeren die het tot de achtste land met kernwapens maakt. Deze gigantische uitdaging brengt heel het evenwicht van Zuidoost-Azië aan het wankelen en zal op zijn beurt de aspiraties aanwakkeren van nieuwe pretendenten voor het verwerven van kernwapens. De snelle remilitarisering en herbewapening van Japan en zijn oriëntatie op de productie van kernwapens hebben er pas weer een voorwendsel bij gekregen om zich tegen de onmiddellijke buren van Japan te keren.

Daarbij moet ook de verschrikkelijke chaos vermeld worden van de toestand in het Midden-Oosten, en in het bijzonder in de Gaza-strook. Als gevolg van de verkiezingsoverwinning van Hamas eind januari werd de internationale hulp stopgezet en heeft de Israëlische regering de blokkering doorgevoerd van de fondsen van belastinginkomsten en douanerechten aan de Palestijnse Autoriteit. 165.000 ambtenaren worden al zeven maanden niet meer betaald maar hun woede, net als die van een hele bevolking waarvan 70% onder de armoedegrens leeft, en met een werkloosheid van 44%, wordt gemakkelijk ingekapseld door straatgevechten waarin sinds 1 oktober Hamas en Fatah weer tegenover elkaar staan. De pogingen van het vormen van een regering van nationale eenheid stranden de een na de ander. Tezelfdertijd belegert de Tsahal, na zijn terugtrekking uit Zuid-Libanon, opnieuw de grenszones met Egypte in het zuiden van de Gaza-strook en heeft het zijn bombardementen op de stad Rafah hervat, onder het voorwendsel op de terroristen van Hamas te jagen.

De bevolking leeft er in een klimaat van permanente terreur en onzekerheid. Sinds 25 juni zijn er in dit gebied al 300 doden gevallen.

Het fiasco van de Amerikaanse politiek is dus overduidelijk. Daardoor komt het dat de Bush-regering zo erg ter discussie staat, zelfs in eigen, republikeinse kamp. 60% van de Amerikaanse bevolking denkt dat de oorlog in Irak een ‘slechte zaak’ is, een groot deel ervan gelooft niet meer in de stelling dat de kernbewapening tegengehouden kan worden of aan het bestaan van banden tussen Saddam met Al Qaïda. De mening vat post het dit slechts een voorwendsel was om een militaire tussenkomst in Irak te rechtvaardigen. Een half dozijn recente boeken (waaronder een van de journalistieke vedette Bob Woodward die het Watergate-schandaal ten tijde van Nixon had onthuld) heeft een ongenadige beschuldiging opgesteld om deze 'staatsleugen' aan te klagen. Deze boeken spreken zich uit voor een terugtrekking van de troepen uit Irak. Dat betekent helemaal niet dat de militaristische politiek van de Verenigde Staten in de grond geboord wordt, maar wel dat de regering verplicht is hiermee rekening te houden, haar eigen tegenstellingen moet blootleggen om te proberen zich aan de nieuwe politieke situatie aan te passen.

De nieuwste zogenaamde ‘miskleun’ van Bush om toe te geven dat er een parallel bestaat met de oorlog in Vietnam valt samen met de ‘lekken’… die georkestreerd werden door interviews met James Baker. Het plan van de ex-chef van de generale staf van Reagan, en staatssecretaris ten tijde van Bush senior, mikt op de opening van een dialoog met Syrië en Iran en vooral op een gedeeltelijke terugtrekking van de troepen uit Irak. Deze poging om beperkt te paraderen onderstreept het peil van de verzwakking van de Amerikaanse bourgeoisie die zich een algehele terugtrekking niet kan veroorloven omdat dit de meest striemende kaakslag uit zijn geschiedenis zou zijn. De parallel met Vietnam is eigenlijk een bedrieglijke onderschatting. Want indertijd stelde de terugtrekking van de troepen uit Vietnam de Verenigde Staten in staat tot een strategische heroriëntatie ten voordele van hun bondgenootschappen en om China binnen hun eigen kamp te trekken tegenover de USSR. Daarentegen zou het terugtrekken van de Amerikaanse troepen uit Irak een zuivere capitulatie zonder compensatie betekenen die de Amerikaanse grootmacht compleet ongeloofwaardig zou maken. Deze tegenstrijdigheden zijn schreeuwende uitingen van de verzwakking van het Amerikaanse leiderschap en de opgang van het ‘ieder voor zich’. Een verandering van de meerderheid in het nieuwe Congres zal geen andere ‘keuze’ aanreiken dan een vlucht naar voren in steeds moorddadigere militaire avonturen die een uiting zijn van de impasse van het kapitalisme.

In de Verenigde Staten is het gewicht van het chauvinisme dat ten toon gespreid werd na 11 september voor het grootste deel weggeëbd met de ervaring van het dubbele fiasco van de ‘strijd tegen het terrorisme’ en het wegzakken in het moeras van de oorlog in Irak. De rekruteringscampagnes voor het leger hebben moeite om kandidaten te ronselen die bereid zijn om zich in Irak aan flarden te laten schieten, terwijl de troepen zelf door demoralisatie overmand worden. Ondanks de risico's vinden er duizenden deserties plaats. Men heeft vastgesteld dat al meer dan duizend deserteurs hun toevlucht hebben gezocht in Canada.

Deze toestand licht een sluier op van een heel ander perspectief. Het steeds meer ondraaglijk worden van de oorlog en de barbarij in de maatschappij is een onmisbare dimensie in de bewustwording van de proletariërs van het niet te herstellen bankroet van het kapitalistisch systeem. Het enige antwoord dat de arbeidersklasse tegenover de imperialistische oorlog kan stellen, de enige solidariteit die zij kan betuigen aan haar klassenbroeders die blootgesteld zijn aan de ergste afslachtingen, is om in verweer te komen op haar eigen klassenterrein om een eind te maken aan dit systeem.

W / 21.10.2006

Geografisch: 

  • Midden-Oosten [6]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/isme328

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie [2] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie [3] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu [4] https://nl.internationalism.org/tag/2/40/klassenbewustzijn [5] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme [6] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten