Onze organisatie, de Internationale Kommunistische Stroming, werd opgericht in januari 1975, iets meer dan een halve eeuw geleden. Sindsdien heeft de wereld ingrijpende veranderingen ondergaan en het is onze taak om het proletariaat een balans van deze periode voor te leggen, zodat we de perspectieven kunnen schetsen die zich vandaag voor de mensheid aandienen.
Deze perspectieven zijn bijzonder somber. Dit is een realiteit die steeds sterker wordt gevoeld door de bevolking, wat met name de voortdurende toename van het gebruik van allerlei soorten drugs en het stijgende aantal zelfmoorden, ook onder kinderen, verklaart. Zelfs de hoogste instanties van de wereldwijde bourgeoisie, van de Verenigde Naties tot het Forum van Davos, waar elk jaar in januari de belangrijkste economische leiders van de planeet bijeenkomen, moeten de ernst erkennen van de plagen die de mensheid kwellen en haar toekomst steeds meer bedreigen.
De jaren ‘20 van de 21e eeuw zijn de jaren van een ongenadige versnelling in de verslechtering van de wereldsituatie, met een opeenstapeling van rampen (overstromingen of bosbranden) die verband houden met de klimaatverandering, een versnelling van de vernietiging van het leven, een pandemie die meer dan 20 miljoen mensen het leven heeft gekost, en het uitbreken van nieuwe, steeds dodelijkere oorlogen, zoals in Oekraïne, Gaza en Afrika, met name in Soedan, Congo en Ethiopië. Deze wereldwijde chaos bereikte in januari 2025 een nieuw hoogtepunt met het aan de macht komen van een sinistere kermisartiest, Donald Trump, die de wereld wil bespelen zoals Charlie Chaplin deed in zijn film ‘The Dictator’.
Dit manifest is dus niet alleen gerechtvaardigd doordat onze organisatie al een halve eeuw bestaat, maar ook omdat we vandaag worden geconfronteerd met een uiterst ernstige historische situatie: het kapitalistische systeem dat de planeet domineert, leidt de menselijke maatschappij onverbiddelijk naar haar ondergang. Geconfronteerd met dit afschuwelijke vooruitzicht is het aan degenen die strijden voor de revolutionaire omverwerping van dit systeem, de kommunisten, om de historische, politieke en theoretische argumenten aan te voeren om de enige kracht in de maatschappij te wapenen die in staat is deze revolutie tot een goed einde te brengen: het wereldproletariaat. Want ja, een andere maatschappij is mogelijk!
Het einde van de wereld! Deze angst was aanwezig tijdens de vier decennia van de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en hun respectieve bondgenoten. Deze twee mogendheden hadden genoeg kernwapens verzameld om al het leven op aarde meerdere keren te vernietigen en hun permanente conflicten via hun vazallen deden vrezen dat deze conflicten zouden uitmonden in een directe confrontatie tussen de twee reuzen, met uiteindelijk het gebruik van deze angstaanjagende wapens tot gevolg. Om deze dodelijke dreiging voor de hele mensheid weer te geven, creëerde de universiteit van Chicago in 1947 een ‘doemsdagklok’, waarop middernacht het einde van de wereld vertegenwoordigt.
Maar na 1989, toen een van de twee blokken, het zogenaamde ‘socialistische’ blok, instortte zagen we de toespraken over ‘vrede’ en ‘welvaart’ opbloeien van wereldleiders, journalisten en ‘deskundigen’ die elke avond op televisie hun vooroordelen, incompetentie en leugens ten toon spreiden. De toenmalige Amerikaanse president George Bush senior, de grootste leugenaar, beloofde in 1990 zelfs een tijdperk van vrede op basis van een "nieuwe wereldorde, waarin de rechtsstaat de wet van de jungle zal vervangen en waarin de sterken de rechten van de zwakkeren zullen respecteren". (Toespraak aan het Amerikaanse Congres, 11 september 1990)
Vandaag de dag houden dezelfde personen heel andere toespraken, zich ervan bewust dat ze zichzelf volledig belachelijk maken als ze hun optimisme van de afgelopen decennia zouden blijven uitdragen. Het is namelijk voor niemand meer een geheim dat de wereld er slecht voorstaat en het idee dat ze op weg is naar haar ondergang is opnieuw steeds meer aanwezig in de maatschappij, vooral bij de jongere generaties. De belangrijkste oorzaak van deze angst is uiteraard de vernietiging van het milieu, die geen perspectief is voor morgen, maar vandaag al realiteit is. Deze vernietiging neemt niet alleen de vorm aan van de klimaatcrisis met zijn ‘extreme verschijnselen zoals overstromingen, stormen, hittegolven, droogtes die leiden tot woestijnvorming en bosbranden van een nooit eerder geziene omvang. Ook het leven zelf wordt met uitsterven bedreigd, met de versnelde verdwijning van soorten, met name planten en dieren. Het is de vergiftiging van de lucht, het water en het voedsel en de toenemende dreiging van pandemieën als gevolg van de vernietiging van natuurlijke habitats, pandemieën waarbij de Covid-19 pandemie van begin 2020 maar een kleinigheid kan blijken te zijn. En alsof deze rampen nog niet genoeg angst zaaien, komen daar nu ook nog eens de steeds dodelijkere oorlogen bij, waarvan we de gruwelijke beelden te zien krijgen van de verwoesting op de slagvelden en de uitgemergelde kinderen in Gaza of Soedan. Beelden die ouderen doen denken aan de verschrikkelijke hongersnood tijdens de oorlog in Biafra aan het einde van de jaren 1960, die twee miljoen doden eiste.
Het einde van de Koude Oorlog, vier decennia geleden, betekende niet het einde van de oorlogen. Integendeel, het verdwijnen van de discipline, die de twee supermachten hun vazallen oplegden, maakte de weg vrij voor een toename van bijzonder dodelijke conflicten (zoals de honderdduizenden doden in Irak tijdens de oorlogen van 1991 en 2003). Maar deze conflicten maakten niet langer deel uit van de vijandelijkheden tussen het Oostblok en het Westblok en tijdens deze periode was er een aanzienlijke vermindering van de militaire uitgaven, met name van de kant van de grootmachten. Dat is vandaag niet meer het geval: ook al zijn er geen nieuwe blokken gevormd die een voorbode zijn van een derde wereldoorlog, de militaire uitgaven zijn opnieuw spectaculair gestegen. En de wapens, die zich opnieuw ophopen, zijn bedoeld om te worden gebruikt, zoals we op dit moment zien in Oekraïne, Libanon, Gaza en Iran. De bekende uitspraak "Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog", die de wereldleiders ons vandaag met nadruk voorhouden, is altijd onjuist gebleken. Hoe meer wapens er zijn, hoe dodelijker de oorlogen, die onvermijdelijk zijn in een kapitalistisch systeem dat in het nauw zit, en dat op steeds grotere schaal ellende, vernietiging, hongersnood en dood verspreiden. Een van de kenmerken van de wereldsituatie sinds het begin van de jaren 2020 is dat de rampen die de wereld teisteren, steeds meer met elkaar verweven raken, elkaar in stand houden en elkaar versterken in een soort helse spiraal. Zo versterkt het smelten van de ijskappen als gevolg van de opwarming van de aarde bijvoorbeeld diezelfde opwarming door de omzetting van zonnestralen in warmte te bevorderen. Evenzo leiden deze klimaatverandering en oorlogen tot steeds meer hongersnoden, die een toenemende emigratie naar de meest ontwikkelde landen in gang zetten. En deze immigratie bevordert op haar beurt de opkomst van het xenofobe populisme in deze landen en de machtsovername door politieke krachten die de toestand alleen maar kunnen verergeren. Dit is met name het geval op economisch vlak, zoals we kunnen zien aan de politiek van Trump, wiens importtarieven de instabiliteit van de wereldmarkt en de hele kapitalistische economie, ook in de Verenigde Staten, nog verder vergroten. We zouden alle crises en rampen die de wereld teisteren kunnen bekijken om te zien hoezeer deze slechts verschillende uitingen zijn van een algemene chaos die steeds meer aan de controle van de wereldleiders ontsnapt en de mensheid naar haar ondergang leidt. Sinds 28 januari 2025 staat de doemsdagklok van Chicago op 23 uur 58 minuten en 31 seconden, en is deze nog nooit dichter bij het middernacht geweest.
Geconfronteerd met de zich ontvouwende ramp, met de steeds duidelijker wordende dreiging van de vernietiging van de mensheid, wil een deel van de bevolking, met name de jongeren, zich niet onderwerpen aan de algemene wanhoop die zich van de maatschappij meester maakt. Er vinden regelmatig demonstraties plaats voor het klimaat, tegen de vernietiging van het milieu, tegen oorlog, maar het is duidelijk dat de wereldleiders, zelfs wanneer ze ecologische of pacifistische toespraken houden, zich in wezen onthouden van verzet tegen deze plagen. Wat we vandaag zien, is daarentegen het in raag stellen van de minieme ‘groene’ maatregelen die gisteren door de regeringsleiders werden aangekondigd, terwijl hun vredesretoriek dag na dag wordt tegengesproken. En dat is geen kwestie van ‘goede’ of ‘slechte wil’ van deze leiders. Sommigen van hen staan openlijk en cynisch achter hun misdadige politiek: Poetin en Netanyahu rechtvaardigen op obscene wijze hun bombardementen op de burgerbevolking, Trump maakt zich in woord en gebaar sterk voor de verwoesting van het milieu. Dat gezegd zijnde, voeren alle regeringen, ongeacht hun retoriek en politieke kleur, een massale toename van de bewapening door en bezuinigen ze herhaaldelijk op de milieupolitiek en vallen ze de levensstandaard van de arbeiders aan. En dat doen ze om zeer eenvoudige redenen. Ten eerste kan de concurrentie tussen staten, gezien de toenemende ineenstorting van de kapitalistische economie, alleen maar toenemen en om concurrerender te zijn op de wereldmarkt hebben zij geen andere keuze dan de kosten van arbeidskracht te verminderen en de milieumaatregelen te laten vallen. Ten tweede leidt de verscherping van de economische tegenspraken van het kapitalisme, zoals in het verleden altijd het geval is geweest, tot een intensivering van de militaire tegenstellingen.
Hoewel deze mobilisaties van jongeren tegen de vernietiging van het milieu en tegen oorlog blijk geven van een diepe bezorgdheid over de wezenlijke kwesties, kunnen ze geen echt gewicht in de schaal leggen tegenover de bourgeoisie die de wereld regeert, omdat ze geen frontale strijd van het proletariaat vormen, de enige klasse die de heersende klasse kan bedreigen. Daardoor zijn ze een gemakkelijke prooi voor de demagogische campagnes van de burgerlijke partijen, die er juist op gericht zijn de arbeidersklasse af te leiden van haar fundamentele strijd tegen het kapitalisme. En dat is de kern van de historische situatie.
In werkelijkheid is het kapitalistische systeem door de geschiedenis veroordeeld, net zoals destijds het slavernijsysteem in de oudheid en het feodale systeem in de middeleeuwen. Net als de feodale samenleving en daarvoor de slavenmaatschappij is de kapitalistische samenleving in een periode van verval terechtgekomen. Dit verval begon aan het begin van de 20e eeuw en kwam voor het eerst duidelijk tot uiting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het was het bewijs dat de economische wetten van het kapitalistische systeem, die in de 19e eeuw een aanzienlijke vooruitgang in de materiële productie hadden mogelijk gemaakt, nu waren veranderd in zware belemmeringen, die tot uiting kwamen in steeds meer stuipstrekkingen zoals de Wereldoorlog of de crisis van 1929. Dit verval zette zich gedurende de hele 20e eeuw voort, met name met de Tweede Wereldoorlog, die het gevolg was van deze crisis. En hoewel de naoorlogse periode een periode van welvaart kende die samenviel met de wederopbouw, kwamen de economische tegenstellingen van het kapitalistische systeem aan het einde van de jaren zestig weer naar voren, waardoor de wereld steeds meer convulsies kende, met een opeenvolging van economische, militaire, politieke en klimatologische crises. En deze crises kunnen niet worden opgelost, omdat ze het gevolg zijn van onoverkomelijke tegenstrijdigheden die de economische wetten van het kapitalisme aantasten. De situatie in de wereld kan dus alleen maar verslechteren, met toenemende chaos en steeds angstaanjagender barbarij. Dat is de enige toekomst die het kapitalistische systeem ons te bieden heeft.
Moeten we daaruit concluderen dat er geen hoop meer is, dat niets, geen enkele kracht in de samenleving in staat zal zijn om zich te verzetten tegen deze koers die leidt tot de vernietiging van de mensheid? Een idee dringt zich steeds meer op bij degenen die zich bewust zijn van de ernst van de situatie: er is geen oplossing binnen het kapitalistische systeem dat de wereld domineert. Maar hoe kunnen we dan uit dit systeem komen? Hoe kunnen we de macht van degenen die het besturen omverwerpen? Hoe kunnen we een weg banen naar een samenleving die niet langer de barbarij van de huidige wereld kent, waar de enorme vooruitgang van wetenschap en technologie niet langer bedoeld is om steeds gruwelijkere moordwapens te fabriceren of de aarde steeds onleefbaarder te maken, maar juist ten dienste staat van de ontplooiing van de mens? Een samenleving waarin oorlogen, onrechtvaardigheid, ellende, uitbuiting en onderdrukking zijn afgeschaft. Een samenleving waarin alle mensen in harmonie en solidariteit kunnen leven, in plaats van in concurrentie en geweld. Een samenleving die de mens niet langer tegenover de natuur plaatst, maar hem juist weer als onderdeel daarvan beschouwt.
Wanneer we de mogelijkheid van een dergelijke samenleving overwegen, zijn er altijd wel "realisten" die hun schouders ophalen en dergelijke gedachten belachelijk proberen te maken: "het zijn luchtkastelen, sprookjes voor kinderen, utopieën". Het is duidelijk dat de meest fanatieke woordvoerders van deze minachting voor ‘utopische ideeën’ te vinden zijn in de bevoorrechte sectoren van de samenleving en onder degenen die zich daar slaafs voor inzetten, , maar we moeten wel erkennen dat hun discours de overgrote meerderheid van de samenleving beïnvloedt.
Om al deze vragen over de toekomst te beantwoorden, moeten we eerst naar het verleden kijken.
De droom van een ideale samenleving waarin onrechtvaardigheid is afgeschaft en mensen in harmonie samenleven, bestaat al heel lang. We vinden deze droom terug in het vroege christendom, in de boerenoorlog in Duitsland in de 16e eeuw (de wederdopers rond de monnik Thomas Müntzer), in de Engelse revolutie van de 17e eeuw (de “Diggers” of “True Levellers”) en de Franse revolutie van het einde van de 18e eeuw (Babeuf en de “Conjuration des Égaux”). Deze dromen waren utopisch, dat is waar. Ze konden niet worden geconcretiseerd omdat er in die tijd geen materiële voorwaarden waren om ze te verwezenlijken. Het is de ontwikkeling van de arbeidersklasse, tegelijk met de industriële revolutie aan het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw, die de mogelijkheid van een communistische samenleving op solide materiële basis mogelijk maakt.
Deze basis bestaat enerzijds uit de enorme overvloed aan rijkdom die mogelijk is gemaakt door de wetten van het kapitalisme, een overvloed die potentieel een volledige bevrediging van de menselijke behoeften mogelijk maakt, en anderzijds uit de formidabele groei van de klasse die het grootste deel van deze rijkdom produceert, het moderne proletariaat. Alleen de arbeidersklasse is namelijk in staat om de enorme omwenteling teweeg te brengen die de afschaffing van het kapitalisme en de invoering van het communisme betekent. Alleen zij heeft er in de samenleving echt belang bij om de fundamenten van het kapitalisme radicaal aan te pakken, en in de eerste plaats de marktproductie, die de kern vormt van de crisis van dit systeem. Want het is juist de markt, de dominantie van de handelswaar in de kapitalistische productie, die aan de basis ligt van de uitbuiting van de loontrekkenden. Het kenmerkende van de arbeidersklasse, in tegenstelling tot andere categorieën producenten zoals landbouwers of ambachtslieden, is dat zij niet over de productiemiddelen beschikt en om te kunnen leven gedwongen is haar arbeidskracht te verkopen aan de bezitters van deze productiemiddelen: de particuliere kapitalisten of de staat. Omdat in het kapitalistische systeem de arbeidskracht zelf een handelswaar is geworden, en zelfs de belangrijkste van alle handelswaren, worden de proletariërs uitgebuit. Daarom houdt de strijd van het proletariaat tegen kapitalistische uitbuiting ook de afschaffing van loonarbeid in, en daarmee de afschaffing van alle vormen van handelswaar. Bovendien produceert deze klasse nu al het grootste deel van de rijkdom van de samenleving. Zij doet dit in een collectief kader, dankzij het door het kapitalisme zelf ontwikkelde geassocieerde werk. Maar dit systeem heeft de socialisatie van de productie, die het ten koste van de kleine individuele productie had ingezet, niet tot het einde toe kunnen doorvoeren.
Dit is een van de essentiële tegenstrijdigheden van het kapitalisme: onder zijn heerschappij heeft de productie een mondiaal karakter gekregen, maar de productiemiddelen zijn verspreid gebleven over talrijke eigenaars, particuliere werkgevers of nationale staten, die de geproduceerde goederen aan elkaar verkopen en kopen en met elkaar concurreren. De afschaffing van de markt vereist dus de onteigening van alle kapitalisten, door de collectieve overname van al deze productiemiddelen door de samenleving. Deze taak kan alleen worden uitgevoerd door de klasse die geen productiemiddelen bezit, terwijl zij deze wel collectief inzet.
Aan degenen die blijven beweren dat deze revolutionaire strijd van het proletariaat slechts een ‘mooie droom’ is, volstaat het om te verwijzen naar de historische werkelijkheid in het midden van de 19e eeuw, met name naar de Chartistenbeweging in Engeland, de opstand van juni 1848 in Parijs, de oprichting in 1864 in Londen van de Internationale Arbeidersassociatie (die al snel een ‘macht’ in Europa werd) en de Parijse Commune van 1871, begon het proletariaat te bewijzen dat het een reële bedreiging vormde voor de kapitalistische klasse. En deze bedreiging werd vervolgens volledig bevestigd door de revolutie van 1917 in Rusland en die van 1918-1923 in Duitsland.
Deze revoluties vormden een schitterende bevestiging van het perspectief van het Kommunistisch Manifest dat in 1848 door de Bond van Kommunisten werd aangenomen en door Karl Marx en Friedrich Engels werd opgesteld. Dit fundamentele document eindigde als volgt: "De kommunisten versmaden het hun overtuiging en hun bedoelingen te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts bereikt kan worden door de gewelddadige omverwerping van iedere tot nu toe heersende maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een kommunistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen."
En inderdaad, vanaf 1917 begonnen de heersende klassen, en met name de bourgeoisie, te beven. De kracht van de internationale revolutionaire golf, die in Rusland en Duitsland zijn hoogtepunt bereikte, was zo groot dat de regeringen gedwongen waren de oorlog te beëindigen. De arbeiders werden zich bewust van hun kracht, organiseerden zich als klasse, kwamen samen in algemene vergaderingen, organiseerden zich in sovjets (het Russische woord voor ‘raden’), discussieerden, namen besluiten en handelden samen. Ze zagen voor hun ogen de eerste tekenen van een andere mogelijke wereld ontstaan.
Aan de kant van de bourgeoisie heerste angst en haat bij het besef dat hun uitbuitingssysteem daadwerkelijk omvergeworpen zou kunnen worden en zij hun privileges zouden kunnen verliezen. In 1871, toen het proletariaat van Parijs al twee maanden de macht had gegrepen, ontketende de Franse bourgeoisie, met de medeplichtigheid van de Pruisische troepen die Frankrijk nog steeds bezetten, een verschrikkelijke repressie tegen de ‘Communards’, een ‘bloedige week’ die 20.000 doden eiste. Geconfronteerd met de revolutionaire golf van 1917, is het de wereldwijde bourgeoisie, en niet alleen die van een of twee landen, die haar haat en barbarij ontketent. Unaniem steunen de leiders van alle landen, zelfs de meest ‘democratische’, de witte legers onder leiding van officieren van het omvergeworpen tsaristische regime, een van de meest reactionaire ter wereld. Erger nog, de ‘socialistische’ partijen, die het essentiële proletarische principe van internationalisme al hadden verraden door actief deel te nemen aan de wereldoorlog, bereikten het schandelijk dieptepunt door het voortouw te nemen bij de onderdrukking van de revolutie in Duitsland, wat leidde tot duizenden doden en de koelbloedige moord op de twee meest vooraanstaande figuren van de proletarische strijd: Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. "Iemand moet de rol van de bloedhond spelen. Ik ben niet bang voor de verantwoordelijkheid", had Gustav Noske, een van de leiders van de Sozialistische Partei Deutschland (SPD) en minister van Defensie, overigens verklaard.
In Rusland werden de Witte Legers uiteindelijk verslagen door het Rode Leger. Maar in Duitsland slaagde de bourgeoisie erin om de pogingen tot arbeidersopstanden in 1919, 1921 en 1923 in het bloed te smoren. De Russische revolutie raakte toen geïsoleerd, wat de weg vrijmaakte voor de contrarevolutie.
Dan speelt zich het grootste drama van de 20e eeuw af: in Rusland heeft de contrarevolutie niet gezegevierd van ‘buitenaf’, door de kanonnen van een vreemd leger, nee, ze heeft van ‘binnenuit’ gewerkt, met een rood masker op heeft ze misleid, verpletterd, gedeporteerd, vermoordt door te doen alsof ze de kommunistische revolutie was. De contrarevolutie kwam namelijk van de staat die was ontstaan na de omverwerping van de burgerlijke staat. Deze staat stond niet langer in dienst van het proletariaat in Rusland en in de rest van de wereld, maar werd de verdediger van de nieuwe staatsbourgeoisie die de klassieke bourgeoisie was opgevolgd en die tot taak had om de uitbuiting van de arbeidersklasse voort te zetten. Dit was een nieuwe bevestiging van het perspectief dat de revolutionairen in het midden van de 19e eeuw naar voren brachten: de kommunistische revolutie kan alleen wereldwijd zijn. Dit perspectief werd duidelijk bevestigd in de tekst van Engels ‘Beginselen van het kommunisme’, die de basis vormde voor het Kommunistisch Manifest: "De kommunistische revolutie zal dan ook geen louter nationale revolutie zijn, maar ze zal er een zijn, die in alle beschaafde landen (…) . gelijktijdig plaatsvindt. (…) Ze zal op de overige landen van de wereld eveneens een belangrijke reactie uitoefenen en een volledige verandering en sterke versnelling betekenen van de wijze, waarop ze zich tot dan toe hebben ontwikkeld. Ze is een universele revolutie en zal zich dan ook op een universeel terrein afspelen." Dit principe werd krachtig verdedigd door alle revolutionairen van de 20e eeuw, met name door Lenin, aan wie we deze uiterst duidelijke uitspraak te danken hebben: "De Russische revolutie is slechts een van de contingenten van het internationale socialistische leger, waarvan het succes en de triomf van onze revolutie afhangt. Dit is een feit dat niemand van ons uit het oog verliest. (...) Zich bewust van het isolement van zijn revolutie, beseft het Russische proletariaat duidelijk dat een essentiële voorwaarde en eerste vereiste voor zijn overwinning de gezamenlijke actie is van de arbeiders van de hele wereld.” (23 juli 1918)
Daarom onthult de stelling van de ‘opbouw van het socialisme in één land’, die Stalin vanaf 1924 naar voren bracht, het verraad door hemzelf en door de Bolsjewistische Partij waarvan hij de leiding had genomen. Dit verraad was de eerste daad van de verschrikkelijke contrarevolutie die het proletariaat in Rusland en op internationaal niveau vlak trof. In Rusland zagen we hoe Stalin en zijn handlangers de beste strijders van de revolutie van 1917 een voor een uitschakelden, met name tijdens de sinistere ‘Moskouprocessen’ in 1936-1938, waar de beklaagden, gebroken door martelingen en bedreigingen van hun familie, zichzelf beschuldigden van de ergste misdaden voordat ze met een kogel in hun nek werden doodgeschoten. Tegelijkertijd werden miljoenen arbeiders zonder enige reden vermoord of naar concentratiekampen gedeporteerd om een klimaat van terreur in stand te houden onder de bevolking. Buiten Rusland stonden de gestaliniseerde ‘kommunistische’ partijen in de frontlinie van de sabotage en zelfs de onderdrukking van de arbeidersstrijd, zoals in mei 1937 in Barcelona, toen het proletariaat van die stad in opstand kwam tegen de steeds grotere onderwerping die de stalinisten het oplegden.
In Duitsland werd het grootste deel van de verdediging van het kapitalistische regime op zich genomen door de ‘democratische’ partijen van de Weimarrepubliek, en in het bijzonder door de sociaaldemocratische partij, maar de bourgeoisie moest de proletariërs van dit land een ongekende gewelddadige ‘straf’ opleggen om hen definitief elke neiging te ontnemen om in opstand te komen tegen de kapitalistische orde. En het was de nazipartij die deze gruwelijke taak op zich nam met de monsterlijke wreedheid die we kennen.
De ‘democratische’ sectoren van de bourgeoisie, met name die in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten de overhand hadden, namen op minder spectaculaire maar even doeltreffende wijze deel aan de contrarevolutie. Deze sectoren beperkten zich niet tot het steunen van de onderdrukking van het revolutionaire proletariaat in Rusland en Duitsland (zo gaf het op Duitsland gezegevierde Frankrijk in 1918 16.000 machinegeweren terug om de opstandige arbeiders te smoren). Het waren de ‘democratische’ instellingen die voor Hitler als springplank dienden om aan de macht te komen en het was het uiterst democratische Engeland dat in Spanje de overwinning van Franco, de bondgenoot van Hitler en Mussolini, mogelijk maakte. Het waren diezelfde ‘democratieën’ die in de jaren 1930 de het stalinistische regime achting verleenden door het in september 1934 toe te laten tot de Volkenbond, een burgerlijke organisatie die Lenin bij de oprichting ervan in 1919 een "rovershol" had genoemd. Deze achting werd nog versterkt door de ondertekening in mei 1935 van het ‘Frans-Sovjetverdrag van wederzijdse bijstand’ (het zogenaamde Laval-Stalin-pact).
De gruwelijke barbarij die zich in de jaren 1930 onder de stalinistische en hitleriaanse regimes ontwikkelde, en met de medeplichtigheid van de ‘democratische’ regimes, is een waarschuwing voor ons voor de bloeddorstige furie die de uitbuitende klasse in haar greep krijgt wanneer haar privileges en haar macht over de maatschappij worden bedreigd.
Maar in de jaren 1930 hadden het proletariaat en de hele wereldmaatschappij het dieptepunt nog niet bereikt. Deze jaren worden gekenmerkt door de ineenstorting van de wereldeconomie met verschrikkelijke aanvallen op de arbeidersklasse, maar deze is door de ernst van haar nederlaag niet in staat om terug te vechten en opnieuw de weg van de revolutie in te slaan. Integendeel, deze jaren mondden uit in de grootste tragedie die de mensheid ooit heeft meegemaakt: de Tweede Wereldoorlog met zijn 60 miljoen doden, voornamelijk burgers, afgeslacht in de naziconcentratiekampen of onder de bommentapijten die op de steden van beide partijen werden afgeworpen. Het is hier niet nodig om een beschrijving te geven van deze tragedie: acht decennia na het einde ervan zijn er nog steeds talrijke boeken, artikelen en televisieprogramma's die ons hierover inlichten. Onlangs nog herinnerde een succesvolle film, Oppenheimer, aan een bijzonder gruwelijke episode uit deze periode: de atoombommen die in augustus 1945 door de ‘grote Amerikaanse democratie’ op Japan werden afgeworpen.
Een van de meest verschrikkelijke aspecten van deze oorlog is dat hij geen reactie van het proletariaat teweegbracht, zoals dat wel het geval was tijdens de Eerste Wereldoorlog. Integendeel, de overwinning van de geallieerden in 1945, die werd voorgesteld als de triomf van de beschaving op de barbarij, van de ‘democratie’ op het fascisme, versterkte de illusies die de bourgeoisie onder de arbeidersklasse van de belangrijkste landen in stand hield, en in het bijzonder die over de ‘democratie’ die wordt voorgesteld als de ideale vorm van organisatie van de maatschappij, een organisatie die, afgezien van de retoriek van haar verdedigers, in werkelijkheid de uitbuiting van de arbeiders, de onrechtvaardigheid, de onderdrukking en de oorlogen in stand houdt.
Zo heeft de heersende klasse na de Tweede Wereldoorlog de methoden hervat waarmee zij in de jaren 1930 het proletariaat had kunnen lamleggen en inzetten voor de imperialistische slachtpartij. Voor en na de oorlog was een van de belangrijkste misleidingen waarmee de bourgeoisie de proletariërs bediende, hen hun nederlagen als overwinningen voor te spiegelen. Het was ongetwijfeld de bedrieglijke mythe van de ‘socialistische staat’ die voortkwam uit de revolutie in Rusland en werd voorgesteld als bastion van het proletariaat, terwijl hij niets anders was geworden dan de verdediger van het genationaliseerde nationale kapitaal, die het belangrijkste wapen vormde om het proletariaat zowel in te lijven als te demoraliseren. De proletariërs over de hele wereld, bij wie de opstand van 1917 een enorme hoop had gewekt, werden nu opgeroepen om hun strijd onvoorwaardelijk in dienst te stellen van de verdediging van het ‘socialistische vaderland’, en degenen die de anti-arbeidersaard ervan begonnen te vermoeden, werd door de burgerlijke ideologie het idee ingeprent dat de revolutie geen andere uitkomst kon hebben dan die in Rusland was ontstaan: de totstandkoming van een nieuwe maatschappij van uitbuiting en onderdrukking die nog erger was dan de kapitalistische maatschappij
In feite gaf de wereld, die uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn kwam, het beeld van een versterking van de contrarevolutie, niet langer voornamelijk in de vorm van terreur, moorden op arbeiders en concentratiekampen, instrumenten die voortaan voorom teuden waren aan de ‘socialistische’ staten (zoals tijdens de bloedige onderdrukkingen in Oost-Duitsland in 1953, in Hongarije in 1956 en in Polen in 1970), maar in de veel geniepigere vorm van een ideologische greep van de bourgeoisie op de uitgebuitenen, een greep die werd bevorderd door de tijdelijke verbetering van de economische situatie tijdens de wederopbouw na de oorlog.
Maar zoals het lied La semaine sanglante (De bloedige week) zegt, geschreven na de onderdrukking van de Commune van Parijs door de Communard Jean-Baptiste Clément (ook auteur van Le temps des cerises: Tijd van de kersen): "Les mauvais jours finiront" (De slechte dagen zullen ook eindigen). En de ‘slechte dagen’ van de totale ideologische overheersing door de bourgeoisie kwamen ten einde in mei 1968.
De enorme staking van mei 1968 in Frankrijk (toen de grootste staking in de geschiedenis van het wereldproletariaat) is het symbool van de hervatting van de arbeidersstrijd en het einde van de contrarevolutie. Want Mei 68 is geen ‘Franse aangelegenheid’, het is het eerste grootschalige antwoord van het wereldproletariaat op de aanvallen van de bourgeoisie, die geconfronteerd werd met een economische crisis die het einde betekende van de naoorlogse opleving. Ons Manifest, aangenomen tijdens ons eerste congres, stelt dan ook: "Maar nu is de vlam van het proletariaat over heel de wereld weer aangewakkerd. Dikwijls verward en aarzelend, maar met schokken die soms zelfs de revolutionairen verbazen heeft de proletarische reus het hoofd weer opgeheven en doet ze het oude kapitalistische bouwwerk opnieuw beven. Van Parijs tot Cordoba, van Turijn tot Gdansk, van Lissabon tot Shanghai, van Cairo tot Barcelona is de arbeidersstrijd weer een nachtmerrie geworden voor de kapitalisten (1). Tegelijkertijd, en als deel van deze algemene heropleving van de strijd van de klasse, zijn er weer revolutionaire groepen en stromingen opgedoken die zich wijden aan de reusachtige taak van de theoretische en praktische heroprichting van een van de belangrijkste hulpmiddelen van het proletariaat: zijn klassenpartij."
Er ontstaat een nieuwe generatie, een generatie die de contrarevolutie niet heeft meegemaakt, een generatie die de terugkeer van de economische crisis het hoofd biedt en een groot potentieel aan strijd en overdenking laat zien. De hele sociale ambiance verandert: na de jaren van onderdrukking hebben de arbeiders, en met name de jonge generaties, behoefte om te debatteren, om ‘de wereld opnieuw uit te vinden’. Het woord ‘revolutie’ wordt overal gebezigd. De teksten van Marx, Lenin en Luxemburg circuleren en leiden tot voortdurende discussies. De arbeidersklasse probeert zich haar verleden en ervaringen opnieuw eigen te maken.
Maar een van de meest fundamentele aspecten van deze golf van arbeidersstrijd is dat ze betekent dat de bourgeoisie niet de vrije hand heeft om haar eigen antwoord te geven op de crisis van haar economisch systeem. Voor kommunisten, maar ook voor de overgrote meerderheid van de historici, is het duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog het gevolg was van de algemene economische crisis die in 1929 was begonnen. Deze oorlog vereiste een voorafgaande verpletterende nederlaag van de arbeidersklasse, de enige kracht die zich tegen de ontketening van de oorlog kon verzetten, zoals we in 1917 in Rusland en in 1918 in Duitsland hadden gezien. Maar het vermogen van het wereldproletariaat om vanaf 1968 massaal en vastberaden te reageren op de eerste aanvallen van de crisis betekende dat de belangrijkste sectoren ervan niet bereid waren zich te laten inlijven voor de ‘verdediging van het vaderland’, in tegenstelling tot wat er in de jaren 1930 was gebeurd. En hoewel het niet rechtstreeks het gevolg was van arbeidersstrijd, bewees de terugtrekking van de Verenigde Staten uit Vietnam in 1973 dat de bourgeoisie van de grootste wereldmacht niet langer in staat was haar arbeidersjeugd voor de oorlog te mobiliseren, dat deze jeugd weigerde zich te laten doodschieten of Vietnamezen te doden in naam van de ‘verdediging van de vrije wereld’.
Hoofdzakelijk om deze reden heeft de ontwikkeling van de tegenspraken in de kapitalistische wereldeconomie niet geleid tot een algemene confrontatie tussen de twee blokken, tot een derde wereldoorlog.
Een ander essentieel aspect van deze heropleving van de klassenstrijd is dat zij niet alleen het bewustzijn van de revolutie bij veel arbeiders heeft doen herleven, maar ook heeft geleid tot de ontwikkeling van kleine minderheden die zich beroepen op de Kommunistische Linkerzijde, de stroming die vanaf het begin van de jaren1920 binnen en buiten de kommunistische partijen, die naar de vijand waren overgelopen, de strijd had aangebonden tegen de ontaarding van deze partijen en vervolgens tegen de inlijving van de proletariërs in de Tweede Wereldoorlog. Zoals we schreven in het Manifest van het Eerste Congres van de IKS: "Jarenlang verzetten de verschillende fracties, met name de Duitse, Hollandse en vooral de Italiaanse, een opmerkelijke hoeveelheid werk met het bestuderen en het ontmaskeren van het verraad van de zich nog steeds proletarisch noemende partijen. Maar de contrarevolutie is te diep en duurt te lang om deze fracties te laten overleven. Zwaar getroffen door de Tweede Wereldoorlog en door het feit dat deze oorlog geen enkele heropleving van de klasse veroorzaakte, verdwijnen de laatst overlevende fracties geleidelijke of komen ze terecht in een proces van aftakeling of achteruitgang." En juist in het kielzog van de arbeidersstrijd vanaf Mei 1968 ontstonden er een hele reeks groepen en discussiekringen die zich toelegden op de herontdekking van het linkskommunisme, onderling discussies voerden en waarvan sommige, na verschillende internationale conferenties in de jaren 1973-74, in januari 1975 deelnamen aan de oprichting van de Internationale Kommunistische Stroming.
De eerste golf van strijd die in Mei 1968 begon, was ongetwijfeld de meest spectaculaire: de ‘Italiaanse hete herfst’ in 1969 (ook wel ‘ongebreidelde Mei’ genoemd), de gewelddadige opstand in Cordoba in Argentinië in mei van datzelfde jaar en de enorme staking in Polen in de winter van 1970, belangrijke bewegingen in Spanje en Groot-Brittannië in 1972... Met name in Spanje begonnen de arbeiders zich te organiseren via massale vergaderingen, terwijl het Franco-regime nog steeds aan de macht was, een proces dat in 1976 in Vitoria zijn hoogtepunt bereikte. De internationale dimensie van de golf van strijd vond weerklank in Israël (1969 en 1972) en Egypte (1972), een regio die toch gedomineerd werd door oorlogen en nationalisme.
De onstuimigheid van deze golf van strijd is deels te verklaren door de verrassing die de wereldbourgeoisie in 1968 trof: na tientallen jaren van contrarevolutie en ideologische en politieke overheersing van het proletariaat was deze klasse gaan geloven in de retoriek van degenen die het verdwijnen van elk revolutionair perspectief, en zelfs het einde van de klassenstrijd, aankondigden. Maar dezelfde heersende klasse kwam snel bij zinnen en lanceerde een tegenoffensief om de woede van de arbeiders in burgerlijke banen te leiden. Zo zette de oudste en meest ervaren bourgeoisie ter wereld, die van het Verenigd Koninkrijk, na een reeks stakingen, in maart 1974 de eerst stap: de conservatieve premier werd vervangen door Harold Wilson, de leider van de Labourpartij, die zich profileerde als verdediger van de arbeiders, met name vanwege zijn nauwe banden met de vakbonden. In dit land, net als in veel andere, werden de uitgebuitenen opgeroepen hun strijd op te geven om de linkse regeringen, die geacht werden hun belangen te verdedigen, niet in de voor de voeten te lopen of om een overwinning van deze regeringen bij de verkiezingen mogelijk te maken.
Dee politiek van de bourgeoisie in de belangrijkste ontwikkelde landen slaagde erin de strijdbaarheid van de arbeiders tijdelijk te temperen, maar vanaf 1974 zorgden de aanzienlijke verslechtering van de kapitalistische crisis en de aanvallen op de proletariërs voor een belangrijke heropleving van deze strijdbaarheid: stakingen van de Iraanse oliearbeiders, van de staalfabrieken in Frankrijk in 1978, de "winter van ontevredenheid" van 1978-79 in Groot-Brittannië, de havenarbeiders in Rotterdam (onder leiding van een onafhankelijk stakingscomité), de staalarbeiders in Brazilië in 1979 (die ook de controle van de vakbonden betwistten). Deze golf van strijd bereikte zijn hoogtepunt met de massastaking in Polen in augustus 1980, geleid door een onafhankelijk inter-fabriekscomité (het MKS), ongetwijfeld de belangrijkste episode in de klassenstrijd sinds 1968. En hoewel de harde onderdrukking van de Poolse arbeiders in december 1981 een einde maakte aan deze golf, duurde het niet lang voordat de strijdbaarheid van de arbeiders zich opnieuw uitte in de strijd in België in 1983 en 1986, de algemene staking in Denemarken in 1985, de mijnstaking in Engeland in 1984-85, de strijd van de spoorwegarbeiders en gezondheidswerkers in Frankrijk in 1986 en 1988, en de beweging van onderwijswerkers in Italië in 1987. Vooral de strijd in Frankrijk en Italië – net zoals de massastaking in Polen – toont een reëel vermogen tot zelforganisatie met algemene vergaderingen en stakingscomités.
Het is niet zomaar een lijst van stakingen. Deze beweging in strijdgolven draait niet in kringen, maar zorgt voor echte vooruitgang in het bewustzijn van de klasse. Deze vooruitgang ligt aan de basis van de ‘coördinaties’ die in verschillende landen, met name in Frankrijk en Italië, concurreren met de officiële vakbonden, waarvan de rol als brandblussers in dienst van de burgerlijke staat tijdens de stakingen steeds duidelijker werd. Deze coördinaties, die vaak een corporatistisch karakter hadden, vormden een poging van de vakbonden en extreemlinkse organisaties om de greep van de vakbondsideologie op de arbeiders in nieuwe vormen te bestendigen. Deze politisering zou namelijk betekenen dat deze strijd niet alleen zou worden erkend als een vorm van verzet tegen kapitalistische aanvallen, maar ook als voorbereiding op de uiteindelijke strijd tegen het kapitalistische systeem.
In werkelijkheid beginnen de jaren tachtig al de moeilijkheden van de arbeidersklasse bloot te leggen om haar strijd verder te ontwikkelen en haar revolutionaire project uit te dragen.
De massale staking in Polen in 1980 was buitengewoon vanwege haar omvang en het vermogen van de arbeiders om zich in de strijd te organiseren. Maar ze toonde ook aan dat de illusies over de "democratie" in het Westen in de Oost-Europese landen enorm waren. Erger nog, toen in december 1981 de repressie tegen de arbeiders in Polen losbarstte, bleef de solidariteit van het proletariaat in de westerse landen beperkt tot platonische verklaringen, zonder te beseffen dat het aan beide kanten van het IJzeren Gordijn in feite om één en dezelfde strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme ging. Dit is de eerste aanwijzing voor het onvermogen van het proletariaat om zijn strijd te politiseren en zijn revolutionaire bewustzijn verder te ontwikkelen.
Maar deze moeilijkheden waarmee de arbeidersklasse te kampen heeft, worden nog verergerd door het nieuwe beleid van de dominante sectoren van de bourgeoisie. In de meeste landen maakt het "linkse alternatief" in de regering plaats voor een andere formule om de arbeidersklasse het hoofd te bieden. Rechts keert terug aan de macht en voert aanvallen van ongekende hevigheid uit tegen de arbeiders, terwijl links in de oppositie de strijd van binnenuit saboteert. Zo ontslaat de Amerikaanse president Ronald Reagan in 1981 11.000 luchtverkeersleiders op grond van het feit dat hun staking illegaal is. In 1984 gaat de Britse premier Margaret Thatcher nog veel verder dan haar vriend Reagan. De arbeidersklasse van Groot-Brittannië is in die periode de meest strijdbare ter wereld en vestigt jaar na jaar het record van het aantal stakingsdagen. Voor de bourgeoisie van dit land, en ook van andere landen, moet haar ruggengraat worden gebroken. In maart 1984 daagt de "IJzeren Dame" de mijnwerkers uit door de sluiting van talrijke mijnen aan te kondigen en, hand in hand met de vakbonden, isoleert ze hen van de rest van hun klassenbroeders. Een jaar lang zullen de mijnwerkers dus alleen strijden, tot ze uitgeput zijn (Thatcher en haar regering hadden hun slag voorbereid door in het geheim voorraden steenkool aan te leggen). De betogingen worden bloedig neergeslagen (drie doden, 20.000 gewonden, 11.300 arrestaties). Het kostte de arbeiders in Groot-Brittannië vier decennia om de demoralisatie en de verlamming als gevolg van deze nederlaag te boven te komen. Deze nederlaag bewijst dat de bourgeoisie, in Groot-Brittannië en elders in de wereld, in staat is om intelligent en doeltreffend te reageren op de ontwikkeling van arbeidersstrijd, te voorkomen dat deze zou leiden tot een politisering van het proletariaat en zelfs in een aantal landen het gevoel van klassenbewustzijn weg te nemen, met name door het vernietigen van de strijdbaarheid in symbolische sectoren zoals de mijnbouw, de scheepsbouw, de staalindustrie en de automobielindustrie.
Een zinnetje uit een van onze artikelen uit 1988 vat het cruciale probleem samen waarmee de arbeidersklasse destijds werd geconfronteerd: "In 1988 wordt er misschien minder gemakkelijk over revolutie gesproken dan in 1968."
Dit tijdelijke gebrek aan perspectief begint zijn stempel te drukken op de hele samenleving. Het nihilisme verspreidt zich. Twee kleine woorden uit een liedje van de punkband Sex Pistols worden op de muren van Londen gekalkt: "No future".
In deze context, waarin de uitputting van de generatie van 1968 en het verval van de samenleving zich beginnen af te tekenen, krijgt onze klasse een zware klap te verduren: de ineenstorting van het Oostblok en vervolgens van de "Sovjet-Unie" in 1989-1991 leidt tot een oorverdovende campagne over "de dood van het communisme". De grote leugen "stalinisme = communisme" wordt opnieuw ten volle uitgebuit; alle afschuwelijke misdaden van dit in werkelijkheid kapitalistische regime worden toegeschreven aan de arbeidersklasse en "haar" systeem. Erger nog, dag en nacht wordt verkondigd: "Dit is waar de arbeidersstrijd toe leidt: tot barbarij en faillissement! Dit is waar de droom van de revolutie toe leidt: tot een nachtmerrie!" In september 1989 schreven we: "Zelfs in zijn doodstrijd verleent het stalinisme nog een laatste dienst aan de heerschappij van het kapitaal: terwijl het ontbindt, verpest het lijk de atmosfeer die het proletariaat inademt." (Stellingen over de economische en politieke crisis in de USSR en de Oost-Europese landen, Internationale Revue nr. 12) En dat is op dramatische wijze bewaarheid geworden. Deze ingrijpende historische verandering in de wereldsituatie verergert een fenomeen dat zich in de loop van de jaren tachtig begon te ontwikkelen en dat heeft bijgedragen tot de ineenstorting van de stalinistische regimes: de algemene ontbinding van de kapitalistische samenleving. De ontbinding is geen voorbijgaand en oppervlakkig verschijnsel, maar een diepgaande dynamiek die zijn stempel drukt op de hele samenleving. Het is de laatste fase van het verval van het kapitalisme, een fase van doodsstrijd die zal eindigen in de vernietiging van de mensheid of in de wereldwijde communistische revolutie. Zoals we in 1990 schreven: "... de huidige crisis heeft zich ontwikkeld op een moment dat de arbeidersklasse niet langer onder het juk van de contrarevolutie stond. Door haar historische heropleving vanaf 1968 heeft zij aangetoond dat de bourgeoisie niet de vrije hand had om een derde wereldoorlog te ontketenen. Tegelijkertijd had het proletariaat weliswaar al de kracht om een dergelijke uitkomst te voorkomen, maar nog niet die om het kapitalisme omver te werpen (...). In een dergelijke situatie, waarin de twee fundamentele en antagonistische klassen van de samenleving met elkaar in conflict zijn zonder hun eigen beslissende antwoord te kunnen opleggen, kan de geschiedenis echter niet stil blijven staan. Nog minder dan bij de andere productiewijzen die eraan voorafgingen, kan er voor het kapitalisme sprake zijn van een "bevriezing" of "stagnatie" van het sociale leven. Terwijl de tegenstellingen van het kapitalisme in crisis alleen maar erger worden, kunnen het onvermogen van de bourgeoisie om ook maar enig perspectief voor de hele samenleving te bieden en het onvermogen van het proletariaat om op korte termijn openlijk zijn eigen perspectief te bevestigen, alleen maar leiden tot een fenomeen van algemene ontbinding, van verrotting van de samenleving. (Theses: de ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval, punt 4)
Deze verrotting tast de samenleving op alle niveaus aan en werkt als een waar gif: toename van individualisme, van de irrationaliteit, het geweld, de zelfvernietiging, enz. Angst en haat krijgen langzamerhand de overhand. In Latijns-Amerika ontwikkelen zich drugskartels, overal neemt racisme toe... Het denken wordt gekenmerkt door de onmogelijkheid om zich op de toekomst te richten, door een kortzichtige en beperkte visie; de politiek van de bourgeoisie wordt steeds meer beperkt tot ad-hoc maatregelen. Deze dagelijkse realiteit heeft onvermijdelijk invloed op de proletariërs. Versnipperd, gereduceerd tot individuele burgers, ondergaan zij de verrotting van de samenleving in volle hevigheid.
De jaren 2000-2010 zullen een opeenvolging zijn van pogingen tot strijd die allemtaal te maken zullen krijgen met het feit dat de arbeidersklasse niet meer weet dat ze bestaat, dat de bourgeoisie haar heeft doen vergeten dat zij de sociale drijvende kracht is achter de samenleving en de toekomst.
Op 15 februari 2003 vindt er een wereldwijde demonstratie plaats tegen de oorlog in Irak die op komst is (die oorlog zal in maart daadwerkelijk uitbreken, onder het mom van "terrorismebestrijding", acht jaar duren en een miljoen doden eisen). Deze beweging kenmerkt zich door een afwijzing van oorlog, terwijl de opeenvolgende oorlogen van de jaren negentig geen enkel verzet hadden opgeroepen. Maar het is vooral een beweging die zich beperkt tot het burgerlijke en pacifistische terrein; het is niet de arbeidersklasse die strijdt tegen de oorlogszuchtige neigingen van haar respectieve staten, maar een groep burgers die van hun regering een vredesbeleid eist.
In mei-juni 2003 vinden in Frankrijk talrijke demonstraties plaats tegen een hervorming van het pensioenstelsel. Er breekt een staking uit in het onderwijs, er dreigt een "algemene staking", maar die komt uiteindelijk niet en de leraren blijven geïsoleerd. Deze sectorale isolatie is uiteraard het resultaat van een bewust verdeelbeleid van de vakbonden, maar deze sabotage slaagt omdat ze inspeelt op een grote zwakte binnen de klasse: leraren beschouwen zichzelf als apart, ze voelen zich geen deel van de arbeidersklasse. Op dat moment is het begrip 'arbeidersklasse' nog steeds in de vergetelheid geraakt, afgewezen, ouderwets en beschamend.
In 2006 komen de studenten in Frankrijk massaal in actie tegen een onzeker contract voor jongeren: het CPE (Contrat Première Embauche). Deze beweging laat een paradox zien: de reflectie gaat door in de arbeidersklasse, maar de klasse is zich daar niet van bewust. De studenten herontdekken namelijk een authentieke vorm van arbeidersstrijd: de algemene vergaderingen. In deze algemene vergaderingen vinden echte discussies plaats; ze staan open voor arbeiders, werklozen en gepensioneerden. Hier ontstaat arbeiderssolidariteit tussen generaties en tussen sectoren. Deze beweging toont de opkomst van een nieuwe generatie die bereid is om de opgelegde offers te weigeren en te strijden. Deze generatie is echter ook opgegroeid in de jaren negentig en is dus sterk beïnvloed door de schijnbare afwezigheid van de arbeidersklasse, het verdwijnen van haar project en haar ervaring. Deze nieuwe generatie mobiliseert zich dus niet als uitgebuite klasse, maar lost zich op in de massa van de "burgers".
De "bezettingsbeweging van openbare plaatsen" die zich in 2011 over een groot deel van de wereld zal verspreiden, wordt gekenmerkt door dezelfde sterke en zwakke punten. Ook hier ontwikkelt zich strijdbaarheid en reflectie, maar zonder referentie naar de arbeidersklasse en haar geschiedenis. Bij de Indignados in Spanje of Occupy in de Verenigde Staten, Israël en het Verenigd Koninkrijk maakt de neiging om zichzelf eerder als 'burgers' dan als proletariërs te zien de hele beweging kwetsbaar voor de democratische ideologie. Het resultaat is dat "Democracia Real Ya! (Echte democratie nu!) het motto van de beweging wordt. En burgerlijke partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje kunnen zich profileren als de ware erfgenamen van deze opstanden. Met andere woorden, de arbeiders en kinderen van arbeiders, gemobiliseerd als 'burgers' tussen de andere lagen van de samenleving die boos zijn, de kleine ondernemers, de verarmde handelaars en ambachtslieden, de boeren, enz., kunnen hun strijd tegen uitbuiting en dus tegen het kapitalisme niet ontwikkelen; integendeel, ze komen terecht onder de vlag van de eisen voor een rechtvaardiger, menselijker en beter beheerd kapitalisme, voor betere leiders.
De periode 2003-2011 toont dus een hele reeks inspanningen van onze klasse om te strijden tegen de voortdurende verslechtering van de levens- en arbeidsomstandigheden onder dit kapitalisme in crisis, maar, bij gebrek aan klassenidentiteit, leidt dit (tijdelijk) tot een nog grotere malaise.
En de verdieping van de ontbinding in de jaren 2010 zal deze moeilijkheden nog versterken: opkomst van het populisme, met alle irrationaliteit en haat die deze burgerlijke politieke stroming met zich meebrengt, internationale verspreiding van terroristische aanslagen, machtsovername over hele regio's door drugshandelaren in Latijns-Amerika, door krijgsheren in het Midden-Oosten, Afrika en de Kaukasus, enorme golven van migranten die vluchten voor de verschrikkingen van honger, oorlog, barbarij, woestijnvorming als gevolg van de opwarming van de aarde... De Middellandse Zee wordt een waterkerkhof.
Deze verrotte en dodelijke dynamiek versterkt het nationalisme en het vertrouwen op de "bescherming" van de Staat, de beïnvloeding door de valse kritiek op het systeem van het populisme (en, voor een minderheid, door het jihadisme). Het gebrek aan klassenidentiteit wordt verergerd door de neiging tot fragmentatie in raciale, seksuele en andere specifieke identiteiten, wat op zijn beurt uitsluiting en verdeeldheid versterkt, terwijl alleen de proletarische strijd de eenheid kan brengen van alle sectoren van de samenleving die het slachtoffer zijn van de barbarij van het kapitalisme. En dat om de fundamentele reden dat dit de enige strijd is die dit systeem kan afschaffen.
Maar de huidige situatie kan niet enkel worden samengevat als een verrotting van de maatschappij. Er zijn ook andere krachten aan het werk dan enkel vernietiging en barbarij: de economische crisis wordt steeds erger en maakt de noodzaak van de strijd elke dag groter; de gruwelen van het dagelijks leven roepen voortdurend vragen op die de arbeiders niet uit hun hoofd kunnen zetten; de strijd van de afgelopen jaren heeft enkele antwoorden opgeleverd en deze ervaringen laten hun sporen na zonder dat we het beseffen.
Om met Marx te spreken: "We herkennen onze oude vriend, onze oude mol, die zo goed onder de grond kan werken om dan plotseling tevoorschijn te komen".
In 2019 ontstaat er in Frankrijk een sociale beweging tegen de nieuwe pensioenhervorming. Meer nog dan de grote strijdbaarheid is de tendens tot solidariteit veelzeggend voor de dynamiek die hier aan het werk is. Deze solidariteit komt tot uiting tijdens de demonstraties. Veel arbeiders van rond de zestig jaar, die zelf niet persoonlijk getroffen worden door deze hervorming, komen in actie. Zij staken en demonstreren om te voorkomen dat jongere arbeiders het slachtoffer worden van deze aanval van de bourgeoisie.
De uitbraak van de oorlog in Oekraïne in februari 2022 veroorzaakt angst. In de arbeidersklasse heerst de vrees dat het conflict zich zal uitbreiden en escaleren. Maar tegelijkertijd verergert de oorlog de inflatie aanzienlijk. Het Verenigd Koninkrijk, dat al te maken heeft met de rampzalige gevolgen van de Brexit, wordt het hardst getroffen. Als reactie op deze onhoudbare verslechtering van de levens- en arbeidsomstandigheden in dit land staakt de arbeidersklasse in tal van sectoren (gezondheidszorg, onderwijs, vervoer, enz.…). De media noemen dit "de zomer van woede", als referentie naar "de winter van woede" van 1978-79!
Door deze parallel te trekken tussen deze twee grote bewegingen, die 43 jaar uit elkaar liggen, wijzen journalisten, vaak onbedoeld, op een fundamentele realiteit: achter deze uiting van 'woede' gaat een uiterst diepgaande beweging schuil. Twee uitdrukkingen doen de ronde bij de stakingsposten: "Enough is enough" en "Wij zijn arbeiders". De Britse arbeiders komen in opstand tegen de inflatie, niet alleen omdat die onhoudbaar is. Het bewustzijn in de hoofden van de arbeiders is gegroeid. De mol heeft decennialang gegraven en laat nu een klein stukje van zijn snuit zien. Het proletariaat begint zijn klassenidentiteit terug te vinden. Het voelt zich zelfverzekerder en het begint zich een sociale en collectieve kracht te voelen. De strijd van de arbeidersklasse in het Verenigd Koninkrijk heeft in 2022 een belang en een betekenis die veel verder reikt dan de grenzen van dit land. Enerzijds wordt deze strijd gevoerd in een land dat economisch, financieel en politiek van groot belang is in de wereld. Dit is met name vanwege de overheersing van de Engelse taal en de restanten van het Britse Rijk uit de hoogtijdagen van het kapitalisme. Anderzijds is het de oudste proletarische klasse ter wereld die we aan het werk zien. Het is een proletariaat dat in de jaren 970 blijk gaf van een uitzonderlijke strijdbaarheid. Tijdens de Thatcher-jaren echter leed het een grote nederlaag die het decennialang verlamde. Dit bleef zo ondanks de massale aanvallen van de bourgeoisie . Deze spectaculaire heropleving van dit proletariaat wijst op een ingrijpende verandering in de mentaliteit en het bewustzijn van het hele wereldproletariaat.
Ook in Frankrijk ontwikkelt zich een nieuwe mobilisatie en ook daar benadrukken de betogers dat ze tot het kamp van de arbeiders behoren en nemen ze de leuze "Enough is enough" over, die ze vertalen als "Het is genoeg!” In de betogingen duiken referenties op naar de grote staking van Mei 1968. We hadden dus gelijk toen we in 2020 schreven: "De verworvenheden van de strijd in de periode 1968-1989 zijn niet verloren gegaan, ook al zijn ze door veel arbeiders (en revolutionairen) misschien vergeten: de strijd voor zelforganisatie en uitbreiding van de strijd; het begin van het besef van de anti-arbeidersrol van de vakbonden en de kapitalistische linkse partijen; het verzet tegen oorlogszuchtige indoctrinatie; wantrouwen tegenover het electorale en parlementaire spel, enz. Toekomstige strijd zal moeten voortbouwen op de kritische toe-eigening van deze verworvenheden, door veel verder te gaan, en zeker niet op de ontkenning of ontkenning ervan."
De arbeidersklasse moet haar eigen geschiedenis zien terug te winnen. Concreet gezegd: de generaties die zowel 1968 als de confrontatie met de vakbonden in de jaren 1970/80 hebben meegemaakt zijn vandaag nog in leven. De jongeren van de algemene vergaderingen van 2006 en 2011 moeten hun ervaringen ook delen met de jongeren van vandaag.
Deze nieuwe generatie van de jaren 2020 heeft niet de nederlagen van de jaren 1980 (met name onder Thatcher en Reagan) meegemaakt, noch de leugen van 1990 over de 'dood van het communisme' en het 'einde van de klassenstrijd', noch de harde jaren die daarop volgden. Ze is opgegroeid in een periode van economische crises en een wereld in verval. Ze draagt een nog intacte strijdwil in zich.
Deze nieuwe generatie kan alle andere generaties aanvoeren. Tegelijkertijd moet ze echter naar hen luisteren en leren van hun ervaringen, zowel van hun overwinningen als van hun nederlagen. Verleden, heden en toekomst kunnen opnieuw samenvallen in het bewustzijn van de proletariërs.
Zoals we hebben gezien, hebben de jaren 2020 het vooruitzicht geopend op ongekende stuiptrekkingen over de hele wereld, die uiteindelijk zullen leiden tot de vernietiging van de mensheid.
Meer dan ooit staat de arbeidersklasse voor een grote uitdaging. Ze moet haar revolutionaire project ontwikkelen en daarmee het enige andere mogelijke perspectief bieden: het kommunisme. Om dat te doen, moet zij eerst verzet bieden aan alle centrifugale krachten die onophoudelijk op haar inwerken. Ze moet het vermogen ontwikkelen zich niet mee te laten slepen door de maatschappelijke versnippering die leidt tot racisme, confrontaties tussen rivaliserende bendes, terugplooien en angst. Zij moet niet toegeven aan de verleiding van het nationalisme en de oorlog (of die nu worden voorgesteld als 'humanitair', 'antiterroristisch ‘, of als 'verzet'). De verschillende bourgeoisieën beschuldigen de vijandelijke partij altijd van 'barbaarsheid' om hun eigen barbaarsheid te rechtvaardigen. De arbeidersklasse moet weerstand bieden aan de verrotting die de hele maatschappij beetje bij beetje aantast. Om haar strijd en perspectief te kunnen ontwikkelen, moet de hele arbeidersklasse noodzakelijkerwijs haar bewustzijn en organisatiegraad verhogen, haar strijd politiseren, plaatsen voor debat scheppen en stakingen die door de arbeiders zelf georganiseerd en geleid worden. De strijd van het proletariaat tegen het kapitalisme betekent:
- Arbeiderssolidariteit tegen sociale versnippering.
- Internationalisme tegen oorlog.
- Revolutionair bewustzijn tegen de leugens van de bourgeoisie en populistische irrationaliteit.
- Bezorgdheid over de toekomst van de mensheid tegen nihilisme en de vernietiging van de natuur.
Uit dit korte overzicht van decennia van arbeidersstrijd volgt een essentiële conclusie: de historische strijd van onze klasse voor de omverwerping van het kapitalisme zal nog lang duren. Op haar weg zal de klasse een reeks hindernissen en valstrikken tegenkomen en ook nederlagen lijden. Om te zegevieren vereist deze revolutionaire strijd een algemene bewustwording en organisatie van de gehele arbeidersklasse op wereldvlak. Het proletariaat moet in de strijd alle valstrikken van de bourgeoisie trotseren. Het zal zich zijn verleden en de ervaringen van de afgelopen twee eeuwen opnieuw moeten toe-eigenen.
Op 28 september 1864 werd in Londen de Internationale Arbeidersassociatie (IAA) opgericht. Deze organisatie werd de belichaming van het mondiale karakter van de proletarische strijd. Dit was een voorwaarde voor de overwinning van de wereldrevolutie. Zij is de inspiratiebron voor het gedicht dat in 1871 door de communard Eugène Pottier werd geschreven. Het werd een revolutionair lied dat van generatie op generatie van strijdende proletariërs wereldwijd word doorgegeven. De woorden van De Internationale benadrukken hoezeer de solidariteit van het wereldproletariaat niet tot het verleden behoort, maar naar de toekomst wijst: “Laten we ons verenigen, en morgen zal De Internationale de mensheid zijn.” (Letterlijke vertaling van het Franse origineel, niet de in het Nederlands gezongen versie).
Het is aan de georganiseerde militante minderheden om deze internationale bundeling van revolutionaire krachten tot stand te brengen. De massa's van de arbeidersklasse leveren deze inspanning van overdenking en zelforganisatie vooral tijdens periodes van openlijke strijd. D minderheid heeft zich echter altijd en voortdurend in alle periodes van de geschiedenis ingezet voor de strijd voor de revolutie. Deze minderheden belichamen en verdedigen de historische standvastigheid en continuïteit van het revolutionaire project van het proletariaat, dat hen voor dit doel heeft voortgebracht. Om het Kommunistisch Manifest van 1848 te citeren: “In welke verhouding staan de communisten tot de proletariërs in het algemeen? De communisten zijn geen bijzondere partij tegenover de andere arbeidersbewegingen. Zij hebben geen belangen die gescheiden zijn van de belangen van het gehele proletariaat. Zij stellen geen sektarische beginselen op, waarnaar zij de proletarische beweging willen modelleren. De communisten onderscheiden zich van de overige proletarische partijen alleen daardoor, dat zij aan de ene kant in de nationale strijd van de proletariërs in de verschillende landen de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het proletariaat hoog houden en doen gelden, aan de anderen kant daardoor, dat zij op de verschillende trappen van ontwikkeling, die de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie doorloopt, steeds het belang van de gehele beweging vertegenwoordigen.
De communisten zijn dus praktisch het meest besliste, altijd voorwaarts drijvende gedeelte van de arbeiderspartijen aller landen; theoretisch hebben zij op de overige massa van het proletariaat voor dat zij inzicht hebben in de voorwaarden, de gang en de algemene resultaten van de proletarische beweging.”
Het is deze minderheid die de primaire verantwoordelijkheid draagt om de opgedane ervaring levend te houden. De verantwoordelijkheid om zich te organiseren, te debatteren, alle kwesties te verduidelijken en de lessen te trekken uit de mislukkingen in het verleden. Vandaag de dag moet deze uiterst kleine en versnipperde minderheid zich hergroeperen. Zij moeten de verschillende standpunten en analyses met elkaar confronteren, zich de lessen eigen maken die de fracties van de kommunistische linkervleugel ons hebben nagelaten. Zij moeten de toekomst voorbereiden.
Om het wereldwijde revolutionaire project, de omverwerping van het kapitalisme op de hele planeet, tot een goed einde te brengen. Moet het proletariaat zich voorzien van een van zijn meest waardevolle wapens: zijn wereldwijde revolutionaire partij. Het ontbreken ervan heeft ons in het verleden duur komen te staan. Zo speelde de Bolsjewistische Partij in oktober 1917 een essentiële rol bij de omverwerping van de burgerlijke staat in Rusland. Omgekeerd was een van de oorzaken van de nederlaag van het proletariaat in Duitsland het gebrek aan voorbereiding door de kommunistische partij in dat land. Die partij werd pas tijdens de revolutie zelf opgericht. Door haar onervarenheid beging zij fouten die hebben bijgedragen tot de uiteindelijke nederlaag van de revolutie in Duitsland en daarmee ook in de rest van de wereld.
De toestand van de proletariaat strijd is in de afgelopen halve eeuw aanzienlijk veranderd. Zoals we hebben gezien, bleken de obstakels die de arbeidersklasse op haar weg naar de revolutie tegenkwam groot. Veel groter dan we bij de oprichting van onze organisatie hadden kunnen vermoeden. De woorden uit het Manifest dat door het Eerste Congres van de IKS werd aangenomen, zijn echter vandaag de dag nog steeds actueel: "Met haar nog bescheiden middelen heeft de Internationale Kommunistische Stroming zich de langdurige en moeilijke taak gesteld om de revolutionairen op wereldschaal rond een helder en samenhangend programma te bundelen. Het monolithism van de sekten de rug toekerend, roept ze de kommunisten van alle landen op om zich bewust te worden van de immense verantwoordelijkheden die op hen rusten, de valse twisten die hen verdelen op te geven om de kunstmatige verdelingen die de oude wereld hen oplegt te boven te komen. Zij roept hen op zich aan te sluiten bij deze inspanning om, voordat de beslissende strijd uitbreekt, de internationale en verenigde organisatie van haar voorhoede te vormen.”
Ook de woorden van het Manifest van het 9e Congres van de IKS zijn nog even geldig als in 1991: "Nooit eerder in de geschiedenis was de inzet zó dramatisch en beslissend als nu. Nooit heeft een sociale klasse een dergelijke verantwoordelijkheid gedragen als die nu op de schouders van het proletariaat rust. Indien het niet in staat is die verantwoordelijkheid op te nemen, zal het afgelopen zijn met de beschaving en zelfs met de mensheid. Duizenden jaren van vooruitgang, van werken en denken, zullen voor altijd worden vernietigd. Twee eeuwen van proletarische strijd, miljoenen arbeiders zullen vergeefs hun leven hebben gegeven. Om al de misdadige manoeuvres van de bourgeoisie terug te dringen, om haar schandalige leugens te ontmaskeren en de strijd te ontwikkelen in de richting van de kommunistische wereldrevolutie, om het rijk van de noodzakelijkheid op te heffen en het rijk van de vrijheid te betreden:
Proletariërs van alle landen, verenigt u!
Internationale Kommunistische Stroming
(september 2025)
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_manifest-50jaar_klweb.pdf
[2] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/50-jaar-internationale-kommunistische-stroming
[3] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[4] https://nl.internationalism.org/tag/themas-verdiepen/opbouw-van-de-politieke-organisaties-van-het-proletariaat
[5] https://nl.internationalism.org/tag/14/222/brochures-en-boeken
[6] https://nl.internationalism.org/tag/7/109/kommunistische-linkerzijde