Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Internationalisme > Internationalisme - jaren 2010 > Internationalisme 2018 - 368 t/m 369 > Internationalisme nr. 369 - 3e - 4e kwartaal 2018

Internationalisme nr. 369 - 3e - 4e kwartaal 2018

  • 28 keer gelezen
[1]

11 november 1918: "Nooit meer oorlog?" - Een wapenstilstand om het kapitalisme te redden en nieuwe oorlogen voor te bereiden

  • 72 keer gelezen

Op 11 november 2018 is het precies honderd jaar geleden dat er een einde kwam aan de Groote Oorlog. Dit gebeurt onder grote media aandacht: VRT Eén wil die dag, in een marathonuitzending, terugblikken op een eeuw lang wapenstilstand en meteen de belofte van toen in de kijker zetten: “nooit meer ten oorlog”. Eveneens zal er die dag in 220 Belgische steden en gemeenten een vredesboom worden geplant. De koning zal op 11 november Ieper met een bezoek vereren, om een speciale versie van “The Last Post” aan te horen. Kortom festiviteiten en media-aandacht genoeg om de wapenstilstand van 100 jaar geleden te herdenken en toe te juichen.

Moeten we de wapenstilstand van 11 november 1918 inderdaad begroeten? Was deze bedoeld om definitief de wapens neer te leggen en iedere verdere oorlogvoering voorgoed uit te bannen? Was de feitelijke oorzaak, die leidde tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, door de wapenstilstand uit de wereld geholpen? Heeft de wapenstilstand er inderdaad voor gezorgd dat de staten van Europa daarna “nooit meer ten oorlog” zijn gegaan?

1. De wapenstilstand: een pauze om nieuwe oorlogen voor te bereiden

In november 1918 heerste er een enorme chaos in Europa waardoor miljoenen mensen van huis en haard waren verdreven en opnieuw op zoek waren naar een plaats om hun verdere leven voort te zetten en op te bouwen. In Nederland verbleven bv. één miljoen Belgen waarvan er, na de wapenstilstand, nog 100.000 moesten terugkeren. In Frankrijk verbleven 300.000 Belgische vluchtelingen, die in 1918 ook weer hun weg naar huis moesten vinden. Tenslotte waren er de honderdduizenden gewonde, half verminkte, kreupele militairen, die kriskras in Europa hun weg zochten naar hun dorp of stad. Door de chaos van de wereldoorlog en de enorme volksverhuizingen die daar mee gepaard gingen, kon ook de Spaanse griep een enorme verwoesting aanrichten en veroorzaakte uiteindelijk meer doden dan de Eerste Wereldoorlog zelf. 

Bourgeois ideologen zijn het erover eens dat de voorwaarden, die door de geallieerde landen aan Duitsland waren opgelegd in het verdrag van Versailles, de kiem legden voor een nieuwe oorlog, twintig jaar later. Het ‘vredestraktaat’ vormde de aanzet voor de opkomst van gevoelens van wraak en vergelding, die zich in de loop van de jaren 1920 in een groot deel van de Duitse bevolking zouden ontwikkelen. De reactie van de krant van de SDAP (sociaaldemocratisch) in Nederland, geeft daar in 1919 een voorproefje van: “Een diepe en bittere teleurstelling, een ontgoocheling die men voelt als een ramp is deze vrede voor allen. (….) Het vredestraktaat legt het statuut vast van het verval van Europa, van zijn teruggang tot een lagere beschavingsgraad. Het grootste volk van het vasteland wordt geketend en tot dwangarbeid gedreven (….) vernedering en verbittering. Wraakzucht hier, overmoed, machtsbegeerte, roekeloosheid daar, zijn de nieuwe “beschavingselementen” door het vredestraktaat gewekt” (Het Volk, 21 juni 1919)

Bourgeoisieën van diverse landen waren zich ervan bewust dat deze vrede tot mislukken gedoemd was. Niet alleen de politiek ten opzichte van Duitsland zette de situatie op scherp, maar ook “de creatie van nieuwe staten zoals Polen, Oostenrijk, Hongarije en Joegoslavië heeft geleid tot onophoudelijke conflicten over de nieuwe grenzen van deze landen. Vooral voor Hongarije, dat tweederde van zijn gebied verloor dat het voor de oorlog bezette. (…) Kortom, de vrede is een mislukking.” (Jay Winter in een interview met Le Monde; 12.11.2014)

De wapenstilstand van 11 november 1918 was in wezen een vrede die een einde maakte aan alle vrede!

Sinds de Eerste Wereldoorlog verkeert het kapitalisme in verval en deze periode, die toen een aanvang nam, leidde tot een quasi-permanente staat van oorlog. Enkele voorbeelden van de volgende twee decennia maken dit duidelijk.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werd aan Griekenland een bezettingszone toegewezen in Turkije. In de zomer van 1920 wilden de Grieken hun gebied uitbreiden. Hierbij stuitten ze op hevig Turks verzet. Dit was het begin van de Grieks-Turkse Oorlog die duurde tot 1922. De oorlog ging gepaard met ernstige gruwelen aan beide zijden, zoals de moord op tienduizenden Grieken en Armeniërs door de Turken. In 1920 wisten de Riffijnse stammen in Noord-Marokko zich te verenigen en zij ontketenden een oorlog tegen de Spaanse overheersing. In de zomer van 1921 kwamen circa 19.000 Spaanse soldaten om het leven. Deze oorlog tegen Spanje, dat later werd bijgestaan door Frankrijk, duurde tot 1926. Spanje en Frankrijk maakten onder meer gebruik van gifgas, waarbij duizenden doden vielen.

In 1929 bezetten de Chinezen de spoorweg in Mantsjoerije. Daardoor kwam het tot een openlijk conflict met de Sovjet-Unie. Toen Sovjettroepen op 15 november de grens met China overstaken, kwam het tot zware gevechten. Hierbij vielen aan Chinese kant meer dan 2000 doden en 10.000 gewonden. Het Mantsjoerije-incident in 1931, een bomaanslag op een spoorlijn, werd door Japan gebruikte om de oorlog te beginnen en de Chinese provincie te bezetten. In 1937 werd de oorlog voortgezet met een aanval op het hele Chinese vasteland, dat toen ook door Japan werd veroverd. Tijdens deze oorlog vielen honderdduizende doden, vooral burgers en pleegden de Japanse troepen verschillende massamoorden.

Op 3 oktober 1935 ontketende Italië een oorlog tegen Ethiopië. Na zeven maanden van hevige gevechten lukte het om het land te veroveren. In aanvallen op de burgerbevolking gebruikten de Italianen op grote schaal mosterdgas. Naast 25.000 militairen kostte deze oorlog aan 250.000 burgers het leven. In 1936 begonnen een aantal generaals een oorlog tegen de Spaanse republiek. Zij werden daarbij gesteund door Italië, Duitsland en Portugal. De republiek werd op haar beurt gesteund door de Sovjet-Unie en Mexico. De oorlog, die duurde drie jaar duurde en eindigde met een overwinning voor de generaals, eiste in totaal meer dan een half miljoen doden. Op 12 maart 1938 marcheerden Duitse militairen Oostenrijk binnen. Op 15 maart 1939 bezetten Duitse legereenheden Tsjechië en Hongaarse troepen Slowakije. Deze militaire veroveringen vormden de eerste oorlogshandelingen, die zouden leiden tot de Tweede Wereldoorlog.

De wapenstilstand van 11 november 1918 luidde dus geenszins een periode van vrede in maar bracht een onafgebroken reeks oorlogen met zich mee die uiteindelijk uitmondden op de Tweede Wereldoorlog.

2. De wapenstilstand: een aanval op de arbeidersrevolutie, in verzet tegen de oorlog

De wapenstilstand maakte het mogelijk voor de bourgeoisie het proletariaat de oorlog te verklaren door (a) de arbeiders te verdelen tussen “overwinnaars” en “overwonnen” landen en (b) de wapens te keren tegen de revolutie. In Rusland was de contrarevolutie al in alle hevigheid losgebarsten. (Zie: “The world bourgeoisie against the October revolution”; Internationale Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 160). Ook in Duitsland stond de bourgeoisie klaar om haar contrarevolutionaire terreur uit te oefenen. Gevoed door een ongekende haat tegen de arbeidersklasse, bereidde ze zich voor om de haarden van de kommunistische revolutie met geweld uit te roeien en te verpletteren.

a) De arbeidersklasse verdelen

De bourgeoisie was bewust van het gevaar: “heel Europa is vervuld van de geest van de revolutie. Er is niet alleen een diep gevoel van ontevredenheid, maar ook van woede en opstand onder de arbeiders (…). De hele bestaande orde, in zowel haar politieke, sociale als economische aspecten wordt in vraag gesteld door de massa’s van de bevolking van het ene uiteinde van Europa naar het andere.” (De Britse eerste minister Lloyd George, in een geheim memorandum aan de Franse premier Georges Clemenceau, maart 1919). Met de ondertekening van de wapenstilstand werd de arbeidersklasse in Europa opgesplitst in twee delen: aan de ene kant de arbeidersklasse die zich bevond in het kamp van de verliezende natiestaten en aan de andere kant het deel dat zich bevond in de overwinnende kapitalistische landen en overspoeld werden door een golf van nationaal-chauvinisme (vooral in Frankrijk, Engeland, België en de VS). Op die manier wist de bourgeoisie de revolutionaire opstanden te beperken tot de eerstgenoemde landen (en Italië).

Als voorbeeld hiervan kunnen we verwijzen naar de bijzondere situatie, die enkele dagen voor en na 11 november 2018 in Brussel ontstond. Duitse soldaten die er gelegerd waren, versterkt door Duitse matrozen uit de zeemachtbasis van de Kriegsmarine in Oostende, kwamen in opstand en richtten een revolutionaire soldatenraad op. Zij trokken door de straten van Brussel met Duitse, Belgische en rode vlaggen om solidariteit te zoeken met de Belgische arbeiders en hun organisaties. Ondanks enkele daden van verbroedering met leden van de Socialistische Jonge Wacht, roepen de vakbonden op om geen acties te ondernemen en, onder invloed van de chauvinistische propaganda, komt er geen mobilisatie van de Brusselse arbeiders maar wachtten ze passief op de feestelijke intocht van het zegevierende Belgische leger enkele dagen later.

b) De wapens richten op de revolutie

“Eerst hadden de verschillende nationale bourgeoisieën op het slagveld van de imperialistische oorlog geprobeerd elkaars territoria af te snoepen ten koste van meer dan 20 miljoen doden en een ontelbaar aantal gewonden. Geconfronteerd met een arbeidersklasse, die op haar klasseterrein vocht, stonden ze onmiddellijk klaar om hun gelederen te sluiten. Opnieuw werd bevestigd dat de heersende klasse, door haar eigen aard verdeeld, zich in een revolutionaire situatie kan verenigen om de arbeidersklasse het hoofd te bieden.” (“1918-1919: Seventy years ago - On the Revolution in Germany”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 56)

Toen de sovjets in oktober 1917 aan de macht kwamen barstte de reactie van de imperialistische krachten onmiddellijk los. Een internationaal verenigde bourgeoisie, met legers uit 21 verschillende landen, keerde zich tegen de jonge Sovjet Republiek. De contrarevolutionaire aanval begon in 1917 en duurde tot 1922. De ‘Witte Legers’ lanceerden een verschrikkelijke burgeroorlog. De legers van de kapitalistische staten van Europa, de Verenigde Staten en Japan maakten met hun oorlog tegen de arbeidersklasse in Rusland ontelbare slachtoffers. Van het aantal mensen dat de dood vond in the burgeroorlog, waren ongeveer één miljoen soldaten van het Rode Leger. Daarnaast stierven nog vele miljoenen mensen door de indirecte gevolgen van de oorlog, zoals hongersnood en epidemieën. De schattingen van het aantal doden door de terreur van de Witte Legers lopen uiteen van 300.000 tot 1 miljoen. (https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War [2])

De ontketening van de revolutie in centraal Europa: Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, enzovoort, maakte het noodzakelijk om het Duitse leger niet geheel en al te ontwapenen. “Men ging ervan uit dat het Duitse leger sterk genoeg moest zijn om de interne orde te handhaven en een eventuele machtsgreep van de Bolsjewiki te voorkomen.” (“Lloyd George at War”, George H. Cassar) Daarop werd de Duitse militaire leiding, nadat ze er 30.000 had gevraagd, toegestaan om 5.000 mitrailleurs te behouden.

Ook in Duitsland brak einde 1918 de opstand uit. Op 10 november 1918 bood generaal Groener, de opvolger van Ludendorf als opperbevelhebber van het Duitse leger, in een telefoongesprek met de sociaaldemocratische regeringsleider Friedrich Ebert, een pact aan. De generaal stelde een loyale samenwerking voor om zo snel mogelijk een einde te maken aan het ‘bolsjewisme’ en een terugkeer te verzekeren naar ‘wet en orde’. “Het was een verbond tegen de revolutie. ‘Ebert ging in op mijn voorstel een bondgenootschap te sluiten,’ schrijft Groener. ‘Van toen af bespraken we iedere avond met elkaar via een geheime verbinding tussen de Rijkskanselarij en de legerleiding de noodzakelijke te nemen maatregelen. Het bondgenootschap heeft goed voldaan.’” (Sebastian Haffner, De verraden revolutie).

Onder invloed van de revolutie waren grote delen van de militairen en van de mariniers onbetrouwbaar geworden voor de bourgeoisie. Met de klasse-oorlog in het vooruitzicht kreeg de sociaaldemocraat Gustav Noske, die in december 1918 was toegetreden tot de regering Ebert, de opdracht om Freikorpsen te vormen. Hiervoor werden vooral gezagsgetrouwe, conservatieve en extreemrechtse frontsoldaten geworven, die hun vaderland wilden verdedigen tegen het bolsjewisme en door de afloop van de oorlog uitgesloten waren van de maatschappij. Zo kon de Duitse staat in januari 1919 opnieuw beschikken over loyale legereenheden van een paar honderdduizend soldaten, waaronder 38 Freikorpsen. In de strijd tegen de revolutie deinsde de SDP-regering er niet voor terug om schaamteloos gebruik te maken van de meest reactionaire gewapende krachten. Nadat hij de woorden had uitgesproken “iemand moet de bloedhond zijn” en de opstandelingen voor “de hyena’s van de revolutie” had uitgemaakt, liet Noske de Freikorpsen op de arbeiders los: de oorlog tegen de arbeidersklasse in Duitsland was begonnen. Vanaf half januari werd de militaire aanval ingezet op de arbeidersklasse en haar revolutionaire organisaties (partijen, groeperingen, pers, enzovoort). Hele arbeiderswijken van de grote steden werden één voor één aangevallen en overal werden de vreselijkste slachtingen aangericht. (Zie ook de twee artikels over de Duitse revolutie, elders in deze krant)

Zoals de oorlog werd gevoerd tegen de arbeidersklasse in Duitsland, zo verliep deze ook in een aantal andere landen. Een van die landen was Hongarije, waar de arbeidersopstand eveneens een revolutionaire leiding aan de macht had gebracht. Daar werd de opstand, na een aantal maanden, eveneens in bloed gesmoord door een militaire aanval van de kapitalistische krachten. Op 1 augustus 1919 viel Roemenie, Hongarije binnen en wierp de revolutionaire regering omver wat een einde maakte aan het kommunistische experiment. Gesteund door Frankrijk en Engeland en het Witte Leger, namen Roemeense troepen op 1 augustus Boedapest in en installeerden een vakbondsregering die de Arbeidersraden liquideerde. Toen de vakbonden klaar waren met hun werk gaven ze het bevel over aan admiraal Horty (een latere collaborateur van de nazi’s) die een terreurbewind ontketende tegen de arbeiders (8.000 mensen werden geëxecuteerd, 100.000 gedeporteerd).

3. Binnen het kapitalisme bestaat geen vrede

Kapitalisme is geweld en vrede binnen het kapitalisme is een complete illusie. De geschiedenis van de 20e eeuw laat zien dat een ‘wapenstilstand’ alleen wordt gesloten om een nieuwe oorlog te beginnen. Want terwijl de wapens tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlogen geen moment hebben gezwegen, is deze tendens, van permanente toestand van oorlog, na de Tweede Wereldoorlog alleen maar sterker geworden. Zo was de periode van de ‘Koude Oorlog’, in tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, geen periode van ‘louter’ gewapende vrede, maar van tientallen militaire confrontaties (Korea, Vietnam, Midden-Oosten, …), die zich uitstrekten over de hele wereld en miljoenen slachtoffers eisten.

Een vrome wens om vrede houdt de oorlog niet tegen. Zelfs als die ondersteund wordt door massale betogingen. Zo riep de SPD, op 25 juli 1914, bijvoorbeeld op tot een massale demonstratie tegen de oorlog. Er werd massaal gehoor aan gegeven. Op 29 en 30 juli namen, in heel Duitsland, 750.000 mensen deel aan de protesten. Toch vormde dit voor de bourgeoisie geen aanleiding haar gang naar de oorlog stop te zetten. Integendeel, diezelfde sociaaldemocratische SPD besloot een paar dagen later om de arbeidersmassa’s te verraden en de bourgeoisie in haar oorlogsdrift te steunen.

Een massabetoging kan een moment zijn in het verzet tegen de oorlog, maar die moet dan wel plaatsvinden in het kader van een algemene proletarische opstand, in een dynamiek van de aanval op de burgerlijke staat. Dit bleek duidelijk in 1917 in Rusland. Zo ook was de opstand van 1918 in Duitsland in eerste instantie slechts gericht op de beëindiging van de oorlog. En die oorlog werd ook beëindigd omdat er de reële dreiging bestond dat de arbeiders de macht zouden overnemen. Want alleen een revolutionaire omwenteling en de macht in handen van de arbeidersklasse kan een einde maken aan iedere vorm van oorlog n

“Of de bourgeois regering maakt vrede, zoals ze de oorlog maakte en dan zal, zoals na elke oorlog, het imperialisme blijven domineren en de oorlog onvermijdelijk gevolgd worden door nieuwe herbewapening, nieuwe oorlogen, vernietiging, reactie en barbarendom. Of anders moeten jullie de krachten verzamelen voor een revolutionaire opstand, strijden om de politieke macht te verwerven die jullie in staat stelt vrede te dicteren, zowel in het binnenland als elders” (Rosa Luxemburg, Spartakusbriefe nr. 4, april 1917).

Dennis  / 2018.10.11

Historische gebeurtenissen: 

  • 11 november 1918 [3]
  • Eerste Wereldoorlog [4]

Rubric: 

Einde Eerste Wereldoorlog

De sociaaldemocratie lokt de revolutie in een dodelijke valstrik

  • 23 keer gelezen

Met haar opstand in november 1918 had de arbeidersklasse de bourgeoisie in Duitsland gedwongen een einde te maken aan de oorlog. Om de radicalisering van de beweging te saboteren en een herhaling van de ‘gebeurtenissen in Rusland’ te verhinderen, gebruikte de kapitalistische klasse de SPD als oorlogsmachine in de strijd tegen de arbeidersklasse. Dankzij een bijzonder doeltreffende sabotagepolitiek deed de SPD, met behulp van de vakbonden, al wat ze kon om de macht van de arbeidersraden te ondermijnen.

Tegenover de explosieve ontwikkeling van de beweging, met soldaten die overal aan het muiten sloegen en zich aansloten bij het kamp van de opstandige arbeiders, kon de bourgeoisie niet onmiddellijk overgaan tot  repressie. Ze moest eerst politiek tegen de arbeidersklasse optreden en die weg volgen teneinde een militaire overwinning te kunnen behalen.

Toch begon de voorbereiding van de militaire actie vanaf het allereerste begin. Het waren niet de rechtse partijen van de bourgeoisie die deze repressie organiseerden, maar de partij die nog werd gezien als ‘de grote Partij van het proletariaat’, de SPD, en ze deed dat in nauwe samenwerking met het leger. Het waren deze fameuze democraten die zich inzetten om de laatste verdedigingslinie van het kapitalisme te vormen. Zij waren het die de meest doeltreffende borstwering van het kapitaal vormden. De SPD begon met het op de been brengen van commando-eenheden, daar het reguliere leger, besmet met het ‘virus van de arbeidersstrijd’, steeds minder aan de burgerlijke regering gehoorzaamde. Deze compagnies van vrijwilligers, die een speciaal soldij ontvingen, zouden dienen als hulptroepen van de repressie.

De militaire provocaties van 6 en 24 december

Precies één maand na het uitbreken van de strijd gaf de SPD de politie het bevel met geweld binnen te dringen in de kantoren van Die Rote Fahne, de krant van Spartakus. Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg en andere Spartakisten, maar ook leden van De Uitvoerende Raad van Berlijn, werden gearresteerd.

Op hetzelfde moment vielen troepen, die trouw waren gebleven aan de regering, een betoging aan van soldaten die gedemobiliseerd of gedeserteerd waren; 14 betogers werden gedood. In antwoord daarop gingen op 7 december verschillende fabrieken in staking. In alle fabrieken vonden algemene vergaderingen plaats. Voor het eerst was er, op 8 december, een betoging van gewapende soldaten en arbeiders waaraan 150.000 personen deelnemen. In steden in de Ruhr, zoals Mülheim, namen arbeiders en soldaten enkele fabrieksbazen gevangen.

Tegenover die provocaties van de regering stuurden de revolutionairen niet aan op een onmiddellijke opstand, maar riepen ze de arbeiders op massaal in beweging te komen. De Spartakisten hadden de situatie ingeschat als nog niet rijp genoeg om de burgerlijke regering omver te werpen, meer bepaald vanuit het oogpunt van de bekwaamheden van de arbeidersklasse.

Het Nationale Radencongres, dat half december 1918 plaatsvond, liet zien dat dit inderdaad het geval was en de bourgeoisie zou gebruik maken van deze situatie. De afgevaardigden op dit Congres besloten hun beslissing te onderwerpen aan een Nationale Vergadering, die verkozen moest worden. Tegelijkertijd werd een Centrale Raad (Zentralrat) gevormd, uitsluitend bestaande uit SPD-leden, die beweerde te spreken uit naam van de arbeiders- en soldatenraden in Duitsland. De bourgeoisie heeft deze zwakheid van de arbeidersklasse uitgebuit door meteen na het Congres een andere militaire provocatie te ontketenen: op 24 december gingen commando-eenheden en regeringstroepen over tot de aanval. Elf mariniers en verschillende soldaten werden gewond. Eens te meer wekte dit grote verontwaardiging bij de arbeiders. De arbeiders van het autobedrijf Daimler en verschillende andere fabrieken in Berlijn richtten een Rode Garde op. Op 25 december vonden er, in antwoord op de aanval, machtige betogingen plaats. De regering moest een stap terugdoen. De regeringsploeg verloor steeds meer aan krediet, en de USPD, die tot dan toe met de SPD in de regering zat, trok zich eruit terug.

Maar de bourgeoisie gaf niet op. Ze bleef ijveren voor de ontwapening van het proletariaat dat in Berlijn nog wapens bezat, en bereidde zich erop voor om het een beslissende klap toe te brengen.

De SPD roept op de kommunisten te vermoorden

Om de bevolking op te zetten tegen de klassebeweging, werd de SPD de spreekbuis van een enorme lastercampagne tegen de revolutionairen; een campagne die er zelfs toe overging te eisen dat met name de Spartakisten ter dood gebracht zouden worden.

Eind december trad de Spartakusgroep uit de USPD om met de IKD de KPD op te richten. De arbeidersklasse had nu dus een klassepartij, die geboren was in het vuur van de beweging en die het doelwit werd van de aanvallen van de SPD, de voornaamste verdediger van het kapitaal.

Voor de KPD was de grootst mogelijke massa-activiteit van de arbeiders onmisbaar om zich te kunnen verzetten tegen die tactiek van het kapitaal. “Na de aanvankelijke fase van de revolutie, die van de voornamelijk politieke strijd, opent zich nu een fase van versterkte, intensievere en voornamelijk economische strijd” (Rosa Luxemburg op het Oprichtingscongres van de KPD). De SPD-regering “zal de vlammen van de economische klassestrijd niet overleven” (ibid.) Daarom doet het kapitaal, met de SPD op kop, al wat het kan om iedere uitbreiding van de strijd naar dat terrein te verhinderen door voortijdig gewapende  arbeidersopstanden uit te lokken en die dan vervolgens neer te slaan. Het moest eerst de beweging in haar centrum, Berlijn, verzwakken, om vervolgens de rest van de arbeidersklasse te kunnen aanvallen.

De valstrik van de voortijdige machtsgreep in Berlijn

In januari reorganiseerde de bourgeoisie haar troepen die in Berlijn gestationeerd waren. In totaal beschikte ze over meer dan 80.000 soldaten, verspreid over de stad, waarvan 10.000 stoottroepen. Aan het begin van de maand lanceerde ze een nieuwe provocatie tegen de arbeiders om hen militair te verdelen. Op 4 januari werd de politieprefect van Berlijn, Eichhorn, die in november door de arbeiders was aangesteld, door de burgerlijke regering uit zijn functie ontheven. De arbeidersklasse beschouwde dat als een aanval. Op de avond van 4 januari hielden de Vertrouwensmannen (Obleute) een meeting, waaraan Liebknecht en Pieck, namens de pas opgerichte KPD, deelnamen.

De KPD, de revolutionaire Obleute en de USPD riepen op tot een protestbijeenkomst op zaterdag 5 januari. Als gevolg van die bijeenkomst namen ongeveer 150.000 arbeiders deel aan de betoging voor de politieprefectuur. Op de avond van 5 januari bezetten een aantal betogers de kantoren van de SPD-krant, Vorwärts, en andere uitgeverijen. Die acties vonden waarschijnlijk plaats op aansporing van provocateurs en kwamen in ieder geval op gang zonder dat het Comité ervan op de hoogte was of er zijn goedkeuring aan had gegeven.

De voorwaarden waren inderdaad niet rijp voor een omverwerping van de regering en de KPD legde dat duidelijk uit in een pamflet dat begin januari uitgegeven werd:

“Als de arbeiders van Berlijn vandaag de Nationale Vergadering ontbinden, als ze de Eberts en de Scheidemannen in de gevangenis gooien, terwijl de arbeiders in de Ruhr, in Opper-Silezië en aan de Elbe rustig blijven, dan zal het kapitalisme morgen Berlijn kunnen uithongeren. Het offensief van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie, de strijd om de macht van de arbeiders- en soldatenraden moet het werk zijn van alle arbeiders van het Rijk. Alleen de strijd van de arbeiders in de steden en op het platteland, overal en op permanente wijze, die, door te versnellen en toe te nemen, een machtige golf wordt die met geweld heel Duitsland overspoelt, alleen één enkele golf,  die gevormd wordt door de slachtoffers van de uitbuiting en onderdrukking en die zich over het hele land uitbreidt, kan de kapitalistische regering doen uiteenspatten, de Nationale Vergadering ontbinden, en op de ruïnes de macht van de arbeidersklasse opbouwen die het proletariaat naar de complete overwinning zal leiden in de verdere strijd tegen de bourgeoisie. (...)

Arbeiders, mannen en vrouwen, soldaten en mariniers! Roep overal vergaderingen samen en leg duidelijk uit aan de massa’s dat de Nationale Vergadering enkel bluf is. In elke werkplaats, in elke troepeneenheid, in elke stad, moet gij kijken en nagaan of uw arbeiders- en soldatenraad inderdaad verkozen is, of er geen vertegenwoordigers van het kapitalistisch systeem in zitten, geen verraders van de arbeidersklasse zoals de mannen van Scheidemann, of onstandvastige en aarzelende elementen zoals de Onafhankelijken.”

Deze analyse laat zien dat de KPD duidelijk inzag dat de omverwerping van de kapitalistische klasse nog niet meteen mogelijk was en dat een greep naar de macht nog niet aan de orde was.

Na de enorme massabetoging van 5 januari kwamen de Vertrouwensmannen ‘s avonds in vergadering bijeen, met deelname van afgevaardigden van de KPD en vertegenwoordigers van de garnizoenstroepen. Onder de indruk van de machtige betoging van die dag, verkozen de aanwezigen een Revolutionair Comité van 52 leden, met Ledebourg als voorzitter, Scholze voor de revolutionaire Vertrouwensmannen en Karl Liebknecht voor de KPD. Ze besloten tot een algemene staking en nog een betoging voor de volgende dag, 6 januari.

Het Revolutionaire Comité verspreidde een pamflet dat opriep tot de opstand: “Laten we vechten voor de macht van het revolutionair proletariaat! Weg met de regering Ebert-Scheidemann!”

Soldaten verklaarden zich solidair met het Revolutionaire Comité. Een afvaardiging van soldaten verzekerde dat ze zich aan de kant van de revolutie zou scharen zodra de afzetting van de regering Ebert-Scheidemann aangekondigd zou worden. In antwoord daarop tekenden Liebknecht voor de KPD en Scholze voor de Vertrouwensmannen een decreet waarin verklaard werd dat de afzetting een feit was en dat de regeringszaken overgenomen werden door het Revolutionaire Comité. Op 6 januari betoogden ongeveer 500.000 personen door de straten. Betogingen en bijeenkomsten hadden plaats in elke wijk van de stad; de arbeiders van Groot Berlijn eisten dat men hen hun wapens zou teruggeven. De KPD eiste de bewapening van het proletariaat en de ontwapening van de contrarevolutionairen. Hoewel het Revolutionaire Comité het ordewoord “Weg met de regering !” gegeven had, nam het geen enkel ernstig initiatief om die oriëntatie tot een goed einde te brengen. In de bedrijven werd geen enkele strijdgroep georganiseerd, er werd geen enkele poging ondernomen om de staatszaken in handen te nemen en de oude regering te verlammen. Niet alleen had het Revolutionaire Comité geen enkel actieplan, maar bovendien werd het de 6e januari door de marine gedwongen zijn hoofdkwartier te verlaten.

De arbeidersmassa, die betoogde, verwachtte op straat richtlijnen te krijgen terwijl haar leiders hulpeloos bleven. Terwijl de proletarische leiding aarzelde en terugdeinsde, geen enkel actieplan had, kwam de regering, geleid door de SPD, op haar beurt al snel de schok te boven die in het begin veroorzaakt was door dit offensief van de arbeiders. Van alle zijden kreeg ze steun. De SPD riep op tot stakingen en betogingen om de regering te ondersteunen. Er werd een nog meer verbeten en doortrapte campagne ontketend tegen de kommunisten.

De SPD en haar medeplichtigen waren dus bezig om, in naam van de revolutie en de belangen van het proletariaat, de afslachting van de revolutionairen van de KPD voor te bereiden. Met de meest verachtelijke dubbelhartigheid riep zij de raden op de regering te steunen tegen wat zij ‘de gewapende bendes’ noemde. De SPD bevoorraadde zelfs een militaire afdeling, die wapens verkreeg uit de kazernes, en Noske werd aan het hoofd geplaatst van de repressiekrachten met de woorden: “We hebben een bloedhond nodig en ik zal me niet onttrekken aan die verantwoordelijkheid.”

Op 6 januari vonden de eerste schermutselingen plaats. Terwijl de regering troepen verzamelde rond Berlijn, kwam De Uitvoerende Raad van Berlijn ‘s avonds de 6e bijeen. Overheerst door SPD en USPD, stelde ze voor dat er onderhandelingen zouden komen tussen de revolutionaire Vertrouwensmannen en de regering, terwijl De Uitvoerende Raad had opgeroepen deze laatste omver te werpen. De Uitvoerende Raad speelde de ‘verzoener’ door voor te stellen het onverenigbare te verenigen. Die houding zaaide verwarring onder de arbeiders, vooral onder de soldaten die toch al aarzelden. De mariniers besloten dus een politiek van ‘neutraliteit’ te voeren. In een situatie van rechtstreekse confrontatie tussen de klassen kan elke besluiteloosheid ertoe leiden dat de arbeidersklasse al snel het vertrouwen in haar eigen capaciteiten verliest en er een wantrouwende houding ten opzichte van haar eigen politieke organisaties wordt ingenomen. Door deze kaart te trekken zorgde de SPD voor een dramatische verzwakking van het proletariaat. Tegelijkertijd gebruikte ze provocateurs (zoals later bewezen werd) om de arbeiders tot een confrontatie aan te zetten.

In het licht van deze situatie had de leiding van de KPD, in tegenstelling tot het Revolutionaire Comité, een zeer duidelijk standpunt, dat steunde op een analyse van de situatie die ze gemaakt had op haar oprichtingscongres et die oordeelde dat het nog te vroeg was voor een greep naar de macht.

De KPD riep de arbeiders dus op eerst en vooral de raden te versterken, door de strijd te ontwikkelen op hun klasseterrein, in de bedrijven, en door zich te ontdoen van de Eberts, de Scheidemannen en co. Door de druk via de raden op te drijven, zouden ze een nieuw elan aan de beweging kunnen geven om zich dan te werpen in de strijd voor een greep naar de politieke macht.

Dezelfde dag oefende Luxemburg en Jogiches zware kritiek uit op het ordewoord van de onmiddellijke omverwerping van de regering, dat door het Revolutionaire Comité gegeven was, maar vooral op het feit dat het Comité zich door zijn aarzelende en capitulerende houding getoond had niet in staat te zijn de klassebeweging te leiden. Ze verweten in het bijzonder Liebknecht dat hij op eigen houtje gehandeld had, en zich had laten meeslepen door enthousiasme en ongeduld, in plaats van de Partijleiding te consulteren en zich te steunen op het programma en de analyses van de KPD.

Deze situatie toont duidelijk aan dat het noch aan programma, noch aan analyses ontbrak, maar dat de Partij als organisatie niet in staat was haar rol te vervullen als politieke leiding van het proletariaat. Slechts enkele dagen eerder opgericht, had de KPD nog geen invloed op de klasse, en nog minder de organisatorische stevigheid en samenhang die de Bolsjewistische Partij in Rusland een jaar eerder wel had. De onrijpheid van de Kommunistische Partij van Duitsland lag ten grondslag aan de versnippering in haar rijen, iets dat nog grote en dramatische gevolgen zou hebben in de komende gebeurtenissen.

In de nacht van 8 op 9 januari gingen de regeringstroepen tot de aanval over. Het Revolutionaire Comité, dat de krachtsverhouding nog steeds niet goed geanalyseerd had, riep op tot actie tegen de regering: “Algemene staking! Te wapen!: Er is geen andere keus! We moeten vechten tot de laatste man!” Veel arbeiders gaven gehoor aan deze oproep, maar opnieuw wachtten ze tevergeefs op duidelijke instructies van het Comité. In feite was er niets gedaan om de massa’s te organiseren, om aan te sturen op verbroedering tussen de revolutionaire arbeiders en de troepen... De troepen van de regering trokken Berlijn binnen en leverden gedurende verschillende dagen zware straatgevechten tegen de gewapende arbeiders. Velen raakten gewond of werden gedood in de versnipperde gevechten in vele delen van de stad. Op 13 januari besloot de USPD tot het einde van de algemene staking en op 15 januari werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord door de bloedhonden van het sociaal-democratisch regering. De misdadige campagne van de SPD, “Doodt Liebknecht!” werd voor de bourgeoisie dus met succes bekroond. De KPD werd beroofd van haar belangrijkste leider

De KPD had niet de kracht om de beweging in toom te houden, zoals de bolsjewiki dat gedaan hadden in juli 1917. Volgens Ernst, de nieuwe sociaal-democratische politiechef die de afgezette Eichhorn verving: “Elk succes voor de mensen van Spartakus was vanaf het begin uitgesloten omdat wij hen met onze voorbereidingen gedwongen hebben vroegtijdig toe te slaan. We konden in hun kaarten kijken zodra ze deze begonnen uit te spelen en daarom waren wij in staat hen te verslaan.”

Na dit militaire succes begreep de bourgeoisie onmiddellijk dat ze van haar voordeel gebruik moest maken. Ze ontketende een bloedige golf van geweld waarin duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten vermoord werden, gemarteld en in de gevangenis gegooid. De moorden op Liebknecht en Luxemburg waren geen uitzondering, maar verrieden de beestachtige vastberadenheid waarmee de bourgeoisie haar doodsvijanden, de revolutionairen, wilde uitschakelen.

Op 19 januari triomfeerde ‘de democratie’: er vonden verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Onder druk van de arbeidersstrijd besloot de regering op hetzelfde moment naar Weimar te verhuizen. De Weimarrepubliek werd ingesteld op de dode lichamen van duizenden arbeiders n

(Naar een artikel uit International Review 83, 4e kwartaal 1995).

Historische gebeurtenissen: 

  • Novemberrevolutie 1918 [5]
  • Duitse revolutie 1918-1919 [6]

Rubric: 

100 jaar Duitse revolutie 1918-1919

Rapport over de imperialistische spanningen (juni 2018)

  • 13 keer gelezen

Hieronder publiceren wij een rapport over de imperialistische situatie dat het centrale orgaan van de IKS tijdens een vergadering in juni 2018 heeft aangenomen. Sinds het rapport werd geschreven, hebben de gebeurtenissen rond Trump's bezoek aan Europa de belangrijkste ideeën, die in het rapport werden ontwikkeld, duidelijk bevestigd, in het bijzonder het idee dat de VS nu de belangrijkste drijvende kracht zijn geworden van de tendens van het “ieder voor zich” op wereldvlak, zelfs tot op het punt dat de instrumenten van hun eigen “wereldorde” worden weggegooid. (Zie ons artikel: Trump in Europe: an expression of capitalism in turmoil [7])

* * *

De hoofdlijnen van het rapport over de imperialistische spanningen van november 2017 (zie onze website: https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017 [8]) bieden ons het essentiële kader om de huidige ontwikkelingen te begrijpen

  • het einde van de twee blokken uit de Koude Oorlog betekende niet het verdwijnen van het imperialisme en het militarisme. Hoewel de vorming van nieuwe blokken en het uitbreken van een nieuwe koude oorlog niet op de agenda staan, zijn er overal ter wereld conflicten uitgebroken. De ontwikkeling van de ontbinding van het systeem heeft geleid tot een bloedige en chaotische ontketening van het imperialisme en het militarisme;
  • de explosie van de tendens naar het “ieder voor zich” heeft geleid tot de opkomst van de imperialistische ambities van tweede- en derderangs machten en tot de toenemende verzwakking van de dominante positie van de Verenigde Staten in de wereld;
  • De huidige situatie wordt gekenmerkt door imperialistische spanningen overal ter wereld en door een steeds minder beheersbare chaos, maar vooral door de zeer irrationele en onvoorspelbare aard ervan, veroorzaakt door de impact van de populistische druk, in het bijzonder het feit dat de sterkste macht in de wereld momenteel wordt geleid door een populistische president met grillige reacties.

De laatste tijd is het gewicht van het populisme steeds tastbaarder geworden, waardoor de tendens van het “ieder voor zich” en de toenemende onvoorspelbaarheid van imperialistische conflicten wordt verergerd;

  • Het in vraag stellen van internationale overeenkomsten, van de supranationale structuren (met name de EU), van iedere wereldwijde aanpak, maakt de imperialistische betrekkingen chaotischer en vergroot het gevaar van militaire botsingen tussen imperialistische haaien (Iran en het Midden-Oosten, Noord-Korea in het Verre Oosten).
  • In veel landen gaat de verwerping van traditionele geglobaliseerde politieke elites hand in hand met de versterking van een agressieve nationalistische retoriek en dit alom in de wereld (niet alleen in de Verenigde Staten met Trump's leuze “America First” en in Europa, maar bijvoorbeeld ook in Turkije of Rusland).

Deze algemene kenmerken van die tijd worden nu weerspiegeld in een reeks bijzonder betekenisvolle tendensen.

1) De Amerikaanse imperialistisch politiek: van wereldpolitieagent tot belangrijkste drijvende kracht van het “ieder voor zich”

De evolutie van de Amerikaanse imperialistische politiek van de afgelopen dertig jaar is een van de meest significante fenomenen van de periode van ontbinding: na de belofte van een nieuw tijdperk van vrede en welvaart (Bush Senior) in de nasleep van de implosie van het Sovjetblok, na de strijd tegen de tendens tot het “ieder voor zich”, is ze nu de belangrijkste drijvende kracht van deze tendens in de wereld geworden. Het voormalige hoofd van een blok en de enige grote imperialistische supermacht die overblijft na de implosie van het Oostblok, die al ongeveer 25 jaar optreedt als wereldpolitieagent en strijdt tegen de verspreiding van het “ieder voor zich” op het imperialistische vlak, verwerpt nu internationale onderhandelingen en mondiale overeenkomsten ten gunste van een politiek van “bilateralisme”.

Een gemeenschappelijk principe, gericht op het overstijgen van de chaos in de internationale verhoudingen, is samengevat in de volgende Latijnse leuze: “pacta sunt servanda” - verdragen, overeenkomsten moeten worden gerespecteerd. Als iemand een globaal - of multilateraal - akkoord ondertekent, wordt hij of zij verondersteld het te respecteren, althans op het eerste gezicht. Maar de Verenigde Staten, onder Trump, schafte deze conceptie af: “Ik onderteken een verdrag, maar ik kan het morgen opheffen”. Dit is al gebeurd met het TransPacific Pact (TPP), het Akkoord van Parijs over klimaatverandering, het nucleaire verdrag met Iran, het slotakkoord tijdens de bijeenkomst van de G7 in Quebec. De Verenigde Staten verwerpen nu internationale overeenkomsten ten gunste van onderhandelingen tussen staten, waarbij de Amerikaanse bourgeoisie haar belangen rechtstreeks oplegt door middel van economische, politieke en militaire chantage (zoals nu het geval is met Canada voor en na de G7 met betrekking tot de NAFTA of met de dreiging van represailles tegen Europese bedrijven die in Iran investeren). Dit zal enorme en onvoorspelbare gevolgen hebben voor de ontwikkeling van imperialistische spanningen en conflicten (maar ook voor de economische situatie op wereldvlak) in de komende periode. We zullen dit illustreren aan de hand van drie “hete hangijzers” in de huidige imperialistische botsingen:

  1. Het Midden-Oosten: Door het nucleaire verdrag met Iran op te zeggen, botsen de Verenigde Staten niet alleen met China en Rusland, maar ook met de EU en zelfs Groot-Brittannië. Hun schijnbaar paradoxale alliantie met Israël en Saoedi-Arabië leidt tot een nieuwe configuratie van de krachten in het Midden-Oosten (met een groeiende toenadering tussen Turkije, Iran en Rusland) en vergroot het gevaar van een algemene destabilisering van de regio, van meer botsingen tussen de belangrijkste haaien en meer wijdverbreide bloedige oorlogen.
  2.  De betrekkingen met Rusland: wat is het standpunt van de Verenigde Staten ten opzichte van Poetin? Om historische redenen (de impact van de “Koude Oorlog” periode en de Russiagate die begon met de laatste presidentsverkiezingen) zijn er sterke krachten in de Amerikaanse bourgeoisie die aandringen op hardere confrontaties met Rusland, maar ondanks de imperialistische botsingen in het Midden-Oosten, lijkt de regering Trump een verbetering van de samenwerking met Rusland nog steeds niet uit te sluiten: zo stelde Trump in de laatste G7 voor om Rusland opnieuw op te nemen in het Forum van de geïndustrialiseerde landen.
  3. Het Verre Oosten: de onvoorspelbaarheid van de overeenkomsten weegt zwaar door in de onderhandelingen met Noord-Korea: (a) Wat zijn de gevolgen van een overeenkomst tussen Trump en Kim als China, Rusland, Japan en Zuid-Korea niet rechtstreeks betrokken zijn bij de onderhandelingen over deze overeenkomst? Dit is reeds aan het licht gekomen toen Trump, tot grote ontzetting van zijn Aziatische “bondgenoten”, in Singapore onthulde dat hij beloofd had om de gezamenlijke militaire oefeningen in Zuid-Korea stop te zetten; (b) als een overeenkomst ieder moment kan worden aangevochten door de Verenigde Staten, in hoeverre kan Kim hen dan vertrouwen? (c) Zullen Noord- en Zuid-Korea in deze context volledig vertrouwen op hun “natuurlijke bondgenoot” of overwegen ze een alternatieve strategie?

Hoewel deze politiek een enorme toename van chaos en het “ieder voor zich” met zich meebrengt, evenals een verdere achteruitgang van de mondiale posities van de eerste wereldmacht, is er geen tastbaar alternatief in de Verenigde Staten. Na anderhalf jaar van onderzoek door openbare aanklager Mueller en andere vormen van druk op Trump is het onwaarschijnlijk dat Trump uit het ambt wordt verwijderd, mede omdat er zich geen andere politieke kracht aandient. Het moeras binnen de Amerikaanse bourgeoisie deint uit.

2) China: een politiek die een te directe confrontatie tracht te vermijden

De tegenstelling kan niet opvallender zijn. Terwijl de Verenigde Staten van Trump de globalisering aan de kaak stellen en terugkeren naar “bilaterale” overeenkomstenen, kondigt China een grootschalig wereldwijd project aan, de “Nieuwe Zijderoute”. Hierbij zijn ongeveer 65 landen op drie continenten betrokken, die 60% van de wereldbevolking en ongeveer een derde van het mondiale BBP (bruto binnenlands product) vertegenwoordigen, met investeringen over een periode van 30 jaar (2050!) die een omvang van 1,2 triljoen dollar kunnen bereiken.

Sinds het begin van zijn heropkomst, die gepland is op de meest systematische manier en op lange termijn, heeft China zijn leger gemoderniseerd, een “parelketting” geconstrueerd te beginnen met de bezetting van koraalriffen in de Zuid-Chinese Zee en de oprichting van een keten van militaire bases in de Indische Oceaan. Maar voorlopig is China niet op zoek naar een directe confrontatie met de Verenigde Staten; integendeel, het land wil tegen 2050 de machtigste economie ter wereld worden en probeert zijn banden met de rest van de wereld te ontwikkelen en tegelijkertijd directe confrontaties te vermijden. De politiek van China is een politiek van lange termijn, in tegenstelling tot de overeenkomsten op korte termijn die door Trump worden voorgestaan. China streeft ernaar zijn expertise en zijn industriële, technologische en vooral militaire kracht te ontwikkelen. Op dit laatste terrein hebben de Verenigde Staten nog steeds een aanzienlijke voorsprong op China.

Terwijl de G7-top in Canada (9-10 juni 2018) mislukte, organiseerde China in Quingdao een conferentie van de Shanghai-samenwerkingsorganisatie (SSO), waar de presidenten van Rusland (Poetin), India (Modi), Iran (Rohani) en de leiders van Wit-Rusland, Oezbekistan, Pakistan, Afghanistan, Tadzjikistan en Kirgizië aanwezig waren (20% van de wereldhandel, 40% van de wereldbevolking). De huidige doelstelling van China is duidelijk het project van de “Zijderoute” - met als doel zijn invloed uit te breiden. Dit is een project op lange termijn en een directe confrontatie met de Verenigde Staten zou deze plannen alleen maar dwarsbomen. In dit perspectief zal China zijn invloed aanwenden om aan te dringen op een overeenkomst die leidt tot de neutralisatie van alle kernwapens in de Koreaanse regio (met inbegrip van Amerikaanse kernwapens) en die - indien ze wordt aanvaard door de VS - de Amerikaanse strijdkrachten terug zou dringen tot Japan en de onmiddellijke dreiging op het noorden van China zou verminderen.

De ambities van China zullen echter onvermijdelijk leiden tot een confrontatie met de imperialistische doelstellingen, niet alleen van de Verenigde Staten maar ook van andere mogendheden, zoals India of Rusland:

  • een toenemende confrontatie met India, de andere grote mogendheid in Azië, is onvermijdelijk. De twee machten zijn begonnen hun legers massaal te versterken en bereiden zich voor op een verergering van de spanningen op middellange termijn;
  • In dit perspectief bevindt Rusland zich in een moeilijke situatie: de twee landen werken samen, maar op lange termijn kan de politiek van China alleen maar leiden tot een confrontatie met Rusland. Op militair en imperialistisch vlak heeft Rusland de afgelopen jaren opnieuw het initiatief genomen, maar zijn economische achterstand is niet weggewerkt, integendeel: in 2017 was het Russische BBP (bruto binnenlands product) slechts 10% hoger dan het BBP van de Benelux!
  • Ten slotte zullen de economische sancties en politieke en militaire provocaties van Trump China waarschijnlijk dwingen om de Verenigde Staten op korte termijn op een meer directe manier te confronteren.

3) De opkomst van sterke leiders en oorlogszuchtige retoriek

De verergering van de neiging van het ieder voor zich op het imperialistische vlak en de toenemende concurrentie tussen imperialistische haaien wakkeren een ander significant fenomeen van deze ontbindingsfase aan: het aan de macht komen van “sterke leiders” met radicale taal en agressieve nationalistische retoriek.

Het aan de macht komen van een “sterke leider” en een radicale retoriek over de verdediging van de nationale identiteit (vaak gecombineerd met sociale programma's voor gezinnen, kinderen, gepensioneerden van het “eigen volk”) is typerend voor populistische regimes (Trump natuurlijk, maar ook Salvini in Italië, Orbán in Hongarije, Kaczynski in Polen, Babiš in de Tsjechische Republiek, ....) maar het is ook een meer algemene tendens in de wereld, niet alleen in de sterkste mogendheden (Poetin in Rusland) maar ook in tweederangs imperialistische landen zoals Turkije (Erdogan), Iran, Saoedi-Arabië (met de “coup”  van Prins Mohammed Ben Salman).

In China is de beperking van het presidentschap tot twee periodes van vijf jaar uit de grondwet geschrapt, zodat Xi Jinping zich heeft opgedrongen als “leider voor het leven”, de nieuwe Chinese keizer (president, partijleider en hoofd van de Centrale Militaire Commissie, iets wat sinds Deng Xiaoping nooit meer is voorgekomen). “Democratische” leuzen of het ophouden van de democratische schijn (mensenrechten) zijn niet langer het dominante discours (zoals blijkt uit de gesprekken tussen Trump en Kim), in tegenstelling tot de periode van de val van het Sovjetblok en het begin van de 21ste eeuw. Zij hebben plaatsgemaakt voor een combinatie van zeer agressieve retoriek en pragmatische imperialistische afspraken.

Het sterkste voorbeeld is de Koreaanse crisis. Trump en Kim gebruikten eerst sterke militaire druk (zelfs met de dreiging van een nucleaire confrontatie) en zeer agressief taalgebruik voordat ze in Singapore bijeenkwamen om te onderhandelen. Trump bood enorme economische en politieke voordelen aan (het Birmese model) om Kim in het Amerikaanse kamp te lokken. Dit is niet helemaal ondenkbaar omdat de Noord-Koreanen een dubbelzinnige relatie en zelfs een wantrouwen hebben jegens China. De verwijzing naar Libië door Amerikaanse verantwoordelijken (waaronder John Bolton, nationaal veiligheidsadviseur) maakt dat de Noord-Koreanen echter bijzonder wantrouwig zijn tegenover de Amerikaanse voorstellen - Noord-Korea kan inderdaad hetzelfde lot beschoren zijn als Libië, toen Kadhafi werd aangespoord zijn wapens op te geven en zijn regime vervolgens met geweld werd neergehaald en hij werd gedood.

Deze politieke strategie is een meer algemene tendens in de huidige imperialistische botsingen, zoals blijkt uit de agressieve tweets van Trump tegen de Canadese premier Trudeau, door hem “een foute en zwakke leider” genoemd, omdat hij weigerde hogere invoerbelastingen te accepteren die door de Verenigde Staten worden verdedigd. Verder was er ook het brutale ultimatum van Saoedi-Arabië aan Qatar, beschuldigd van “centrisme” tegenover Iran, of de oorlogszuchtige verklaringen van Erdogan tegen het Westen en de NAVO over de Koerden. Tot slot vermelden we nog Poetin’s zeer agressieve regeringstoespraak, waarin de meest geavanceerde wapensystemen van Rusland werden gepresenteerd met de boodschap: “Je kunt ons maar beter serieus nemen”!

Deze tendensen versterken de algemene kenmerken van de tijd, zoals de intensivering van de militarisering (ondanks de sterke economische last die ermee gepaard gaat) bij de drie grootste imperialistische haaien, maar hebben ook een impact op het veranderend imperialistisch landschap in de wereld en in Europa. In deze context van agressieve politiek is het gevaar van beperkte nucleaire aanvallen zeer reëel, aangezien er veel onvoorspelbare elementen zijn in de conflicten rond Noord-Korea en Iran.

4) De tendens tot versnippering van de EU

Alle tendensen in Europa in de afgelopen periode – de Brexit, de opkomst van een grote populistische partij in Duitsland (AfD), de opkomst van populisten in Oost-Europa, waar de meeste landen worden geleid door populistische regeringen, worden versterkt door twee belangrijke gebeurtenissen:

  • de vorming van een 100% populistische regering in Italië (bestaande uit de “5-sterrenbeweging” en de Lega), die zal leiden tot een directe confrontatie tussen de “Brusselse bureaucraten” (EU), de “voorvechters” van de globalisering (gesteund door de Eurogroep) en de financiële markten enerzijds, en het “populistische front” van het volk anderzijds;
  • de val van Rajoy en van de Partido Popular in Spanje en de vorming van een minderheidsregering van de Socialistische Partij, gesteund door de Catalaanse en Baskische nationalisten en Podemos, die de middelpuntvliedende krachten binnen Spanje en Europa zullen versterken.

Dit zal enorme gevolgen hebben voor de samenhang binnen de EU, de stabiliteit van de euro en het gewicht van de Europese landen op het imperialistische toneel.

  1. De EU is onvoorbereid en grotendeels machteloos in haar verzet tegen de politiek van Trump, die bestaat in een Amerikaans embargo tegen Iran: Europese multinationals leggen zich al neer bij de Amerikaanse eisen (Total, Lafarge). Dit geldt des te meer omdat verschillende Europese staten de populistische benadering van Trump en zijn politiek ten aanzien van het Midden-Oosten steunen (Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië en Roemenië waren vertegenwoordigd bij de inhuldiging van de Amerikaanse ambassade in Jeruzalem) tegen de officiële politiek van de EU. Wat de verhoging van de invoerheffingen betreft, is het verre van zeker dat er binnen de EU overeenstemming zal zijn om op een systematisch wijze te reageren op de hogere invoertarieven die Trump oplegt.
  2.  Het project van een Europese militaire pool blijft grotendeels hypothetisch in de zin dat steeds meer landen, onder impuls van de populistische krachten die aan de macht zijn of die regeringen onder druk zetten, zich niet willen onderwerpen aan de Frans-Duitse as. Anderzijds, terwijl het politieke leiderschap van de EU stoelt op de Frans-Duitse as, heeft Frankrijk zijn militaire technologische samenwerking traditioneel met Groot-Brittannië ontwikkeld, dat op het punt staat de EU te verlaten.
  3. In de spanningen over de opvang van vluchtelingen staan niet alleen de coalitie van populistische regeringen van Oost-Europa tegenover die van West-Europa, maar staan ook steeds meer Westerse landen tegenover elkaar, zoals blijkt uit de sterke spanningen die zich hebben ontwikkeld tussen het Frankrijk van Macron en de Italiaanse populistische regering, terwijl Duitsland steeds meer verdeeld raakt over het onderwerp (Merkel staat onder druk van de CSU).
  4. Het economische en politieke gewicht van Italië (de op twee na grootste economie van de EU) is aanzienlijk, en in niets te vergelijken met het gewicht van Griekenland. De Italiaanse populistische regering is onder andere van plan om de belastingen te verlagen en een basisinkomen in te voeren, dat meer dan 100 miljard euro zal gaan kosten. Tegelijkertijd vraagt het regeringsprogramma aan de Europese Centrale Bank om 250 miljard euro Italiaanse schuld kwijt te schelden!
  5. Op economisch vlak, maar ook op het imperialistische vlak, had Griekenland al het idee geopperd om een appèl te doen op China om zijn economie in moeilijkheden te ondersteunen. Ook Italië is van plan om China of Rusland aan te spreken voor hulp bij het ondersteunen en financieren van een economisch herstel. Een dergelijke oriëntatie zou een grote impact kunnen hebben op het imperialistisch vlak. Italië is reeds tegen de voortzetting van het embargo van de EU tegen Rusland ten gevolge van de annexatie van de Krim.

Al deze oriëntaties versterken de crisis binnen de EU en de tendens tot versnippering. Uiteindelijk zal dit invloed hebben op de politiek van Duitsland, als het leidinggevende land in de EU, omdat het intern verdeeld is (gewicht van AfD en CSU), het geconfronteerd wordt met politieke oppositie van de populistische leiders van Oost-Europa en met economische oppositie van de mediterrane landen (Italië, Griekenland,,....) en verder een geschil heeft met Turkije, terwijl het rechtstreeks geviseerd wordt door de invoerrechten van Trump. De toenemende versnippering van Europa door de slagen van het populisme en het “America First” beleid zal tenslotte ook een groot probleem vormen voor de Franse politiek, aangezien deze tendensen volledig haaks staan op het programma van Macron, dat hoofdzakelijk gebaseerd is op de versterking van Europa en het volledig meegaan in het verhaal van de globalisering.

IKS (juni 2018)

Rubric: 

Imperialisme

Revolutionaire strijd maakt eind aan Eerste Wereldoorlog

  • 38 keer gelezen

Op 4 november 1918 sloegen duizenden matrozen aan het muiten in Kiel, een Duitse haven aan de Baltische zee, tegen het militair bevel scheep te gaan voor een zoveelste zeeslag.

Zo werd een hoogtepunt bereikt in de ontevredenheid en de verwerping van de oorlog. Na vier jaar van moorden met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, de uitputtende loopgravenoorlog waarin de verliezen groot waren, met de mosterdgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, het uithongeren van de arbeidersbevolking; na die eindeloze slachting was de arbeidersklasse de oorlog hartsgrondig beu en wilde ze zichzelf niet langer opofferen voor de imperialistische oorlog. De legerleiding wilde de voortzetting van de oorlog nochtans afdwingen met brutale repressie en stond klaar om de muitende matrozen genadeloos af te straffen.

In reactie daarop ontplooide zich een brede golf van solidariteit, die vanuit Kiel snel uitbreidde naar andere steden in Duitsland. Arbeiders legden hun werktuigen neer, soldaten weigerden bevelen op te volgen, en ze vormden arbeiders- en soldatenraden, zoals ze in januari 1918 al gedaan hadden in Berlijn. Deze doken ook snel in andere steden op. Op 5-6 november kwamen Hamburg, Bremen en Lübeck in beweging; Dresden, Leipzig, Magdeburg, Frankfurt, Keulen, Hannover, Stuttgart, Nüremberg en München werden op 7-8 november overgenomen door arbeiders- en soldatenraden. Binnen een week was er geen grote Duitse stad meer zonder arbeiders- en soldatenraad.

Tijdens deze beginfase werd Berlijn al snel het centrum van de opstand: “Op 9 november kwamen duizenden arbeiders en soldaten de straat op in massale betogingen. Slechts even tevoren had de regering ‘betrouwbare’ bataljons bevel gegeven snel naar de hoofdstad op te rukken om de regering te beschermen. Maar op de ochtend van 9 november liepen de fabrieken aan hoog tempo leeg. De straten vulden zich met grote mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieken lagen, werden grote betogingen gevormd die op weg naar het centrum met elkaar versmolten. Waar er soldaten bijeenkwamen, was het meestal niet nodig een speciale oproep te lanceren: ze sloten zich vanzelf bij de marsen van de arbeiders aan. Mannen, vrouwen, soldaten, gewapende mensen, vloeiden door de straten naar de nabijgelegen kazernes.” (R. Müller, November Revolution, Vol. 2, p.11)

Onder invloed van de overvloedige massa’s die bijeen waren in de straten veranderden de laatste resten van troepen, die nog regeringsgetrouw waren, van kamp; ze sloten zich bij de muiters aan en droegen hun wapens aan hen over. Het politiehoofdkwartier, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafkantoren, de gebouwen van het parlement en de regering werden allemaal op diezelfde dag bezet door bewapende arbeiders en soldaten; gevangenen werden bevrijd. Veel regeringspersoneel liep weg. Enkele uren volstonden om deze posten van de burgerlijke macht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad van arbeiders - en soldatenraden gevormd - de Vollzugsrat (uitvoerende raad).

Zo volgden de arbeiders in Duitsland in de voetstappen van hun klasse broeders en -zusters in Rusland, die in 1917 ook arbeiders- en soldatenraden gevormd hadden en in Oktober 1917 met succes de macht gegrepen hadden. De arbeiders in Duitsland volgden bijna hetzelfde pad als de arbeiders in Rusland: het kapitalistisch systeem overwinnen door de macht te grijpen doorheen de arbeiders- en soldatenraden, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap gezet hadden in die richting.

Met deze opstandige beweging begonnen de arbeiders in Duitsland de grootste massastrijd ooit in Duitsland. Alle akkoorden inzake ‘sociale vrede’, die de vakbonden gedurende de oorlog aanvaard hadden, werden door de arbeidersstrijd kapotgeslagen. Door op deze wijze in opstand te komen, schudden de arbeiders in Duitsland de gevolgen van zich af van de nederlaag van augustus 1914. Het fabeltje dat de arbeidersklasse in Duitsland volledig verlamd was door het reformisme vloog aan stukken. De arbeiders in Duitsland gebruikten dezelfde strijdmethodes die de vervalperiode zouden kenmerken en die eerder al getest waren door de arbeiders in Rusland in 1905 en 1917: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Naast de arbeiders in Rusland vormden de arbeiders in Duitsland de speerpunt van de eerste grote internationale golf van revolutionaire strijd die opdook uit de oorlog. In Hongarije en Oostenrijk kwamen de arbeiders ook in opstand in 1918 en begonnen ze arbeidersraden te vormen.

De sociaaldemocratie: speerpunt tegen het proletariaat

Terwijl de proletarische initiatieven uitbreiding namen, bleef de heersende klasse niet passief toekijken. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was de beweging te saboteren en om te buigen. Ze hadden geleerd uit de ervaring in Rusland, en de Duitse bourgeoisie nam de touwtjes in handen via de leiders van de militaire staf. Generaal Groener, opperbevelhebber van het leger, stelde het later zo: “In Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met het militair opperbevel. De rechtse partijen waren in elkaar gezakt en natuurlijk was het ondenkbaar een verbond te sluiten met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een verbond aan te gaan met de Sociaaldemocratie. We verenigden ons in onze gemeenschappelijke strijd tegen de revolutie, in onze strijd tegen het Bolsjewisme. Het was ondenkbaar te streven naar het herstellen van de monarchie. Het doel van ons verbond, dat we in de avond van 10 november vormden, was: totale strijd tegen de revolutie, herinstellen van een regering van orde, ondersteunen van de regering door de macht van de troepen en het zo spoedig mogelijk vormen van een nationale assemblee.” (W. Groener over het akkoord tussen het Militair Opperbevel en F. Ebert op 10 november 1918)

De mantel van ‘eenheid’ om klassentegenstellingen weg te moffelen

Om te fout te vermijden die de heersende klasse in Rusland gemaakt had na de Februari-opstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en zo het verzet van arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime nog aanscherpte en op deze wijze ook de weg voorbereidde voor een succesvolle opstand in Oktober 1917, reageerde de kapitalistische klasse in Duitsland snel en op een meer doortrapte wijze. Op 9 november werd de Keizer gedwongen af te treden en werd hij het land uit gestuurd. Op 11 november werd de Wapenstilstand getekend, wat hielp om de doorn van de oorlog uit het vlees van de arbeidersklasse te verwijderen, de eerste factor die de arbeiders en soldaten er toe gebracht had de strijd aan te gaan. Zo slaagde de heersende klasse in Duitsland erin om, in dit vroege stadium, de revolutie de wind uit de zeilen te nemen. Maar naast de gedwongen troonsafstand van de Keizer en het tekenen van de wapenstilstand, was het overhandigen van de regeringsmacht aan de Sociaaldemocratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.

Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met drie leiders van de USPD (Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij (1), de Raad van Volkscommissarissen, in werkelijkheid een bourgeoisregering die het kapitalisme loyaal diende. Terwijl Karl Liebknecht, de bekendste Spartakistenleider, voor duizenden arbeiders de Socialistische Republiek uitriep en opriep tot eenmaking van de arbeiders in Duitsland met de arbeiders in Rusland, proclameerde SPD-leider Ebert een ‘vrije Duitse Republiek’ met de Raad van Volkscommissarissen aan het hoofd ervan. Deze zelfverklaarde (bourgeois) regering was in het leven geroepen om de strijdbeweging te saboteren. “Door in de regering te stappen snelt de Sociaaldemocratie het kapitalisme ter hulp en gaat ze de confrontatie aan met de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar kadaver heen moeten stappen”, zo had Rosa Luxemburg al in oktober gewaarschuwd in de Spartakusbrieven. En op 10 november waarschuwde de Rote Fahne (Rode Vlag), het blad van de Spartakisten: “Gedurende vier jaar hebben de 'Scheidemann'-en, de regeringssocialisten, jullie de verschrikkingen van de oorlog ingeduwd; ze zeiden jullie dat het nodig was het ‘vaderland’ te verdedigen, terwijl het niets anders was dan een strijd voor puur kapitalistische belangen. Nu het Duits imperialisme in elkaar stuikt, proberen ze voor de bourgeoisie te redden wat er te redden valt en doen ze hun best om de revolutionaire energie van de massa’s te verpletteren. Geen eenheid met hen die jullie al vier jaar lang verraadden. Weg met het kapitalisme en zijn vertegenwoordigers.”

Maar de SPD probeerde de reële klassenscheiding te verbergen. De SPD kwam aanzetten met de slogan ‘geen broedermoord’. Ze schreef: “als één groep vecht tegen een andere groep, als één sekte vecht tegen een andere sekte, dan krijgen we een Russische chaos, algemene neergang, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van de troonsafstand van de Keizer, nu getuige zijn van het spektakel van zelfverminking van de arbeidersklasse in een zinloze broedermoord? Gisteren toonde de noodzaak aan van interne eenheid van de arbeidersklasse. Uit bijna alle steden horen we de roep tot herstel van de eenheid tussen de oude SPD en de pas opgerichte USPD” (Vorwärts, 10-11-1918). Voortbouwend op deze illusies van eenheid tussen SPD en USPD, drong de SPD er bij de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad op aan dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen samengesteld was uit drie leden van SPD en USPD elk, de afgevaardigden naar de Berlijnse arbeidersraad ook volgens die verhouding tussen de partijen samengesteld zou moeten worden. Ze schopte het zelfs zo ver een mandaat te krijgen van de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad om “de voorlopige regering te leiden” die in werkelijkheid de kracht was die zich rechtstreeks opstelde tegen de arbeidersraden. Rosa Luxemburg maakte later de balans op van de strijd in deze fase: “We konden moeilijk verwachten dat in het Duitsland dat het vreselijk spektakel gekend had van 4 augustus, en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst binnenhaalde die op die dag gezaaid werd, er plots op 9 november 1918 een glorieuze revolutie kon opduiken, geïnspireerd op klaar klassenbewustzijn, en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat op 9 november gebeurde was in kleine mate de zege van nieuwe principes; het was weinig meer dan een ineenstorting van het bestaande systeem van imperialisme. De tijd was rijp voor de ineenstorting van het imperialisme, een reus op lemen voeten, die van binnenuit verbrokkelde. Het gevolg van die ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die zogoed als niet over een beredeneerd plan beschikte. De enige bron van eenheid, het enige persistente en reddende principe was het wachtwoord ‘Vorm arbeiders- en soldatenraden’.” (Stichtingscongres van de KPD, 1918/19)

Politieke sabotage van de arbeidersraden door de SPD

In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten begon weg te ebben, begonnen zich meer stakingen te ontwikkelen in de fabrieken. Maar deze dynamiek stond pas bij zijn begin. En op dat moment was de radenbeweging onvermijdelijk nog versnipperd. De SPD greep haar kans en nam het initiatief tot het bijeenroepen van een nationaal congres van arbeiders- en soldatenraden, dat zou doorgaan in Berlijn op 16 december. Dus op het moment dat de beweging in de fabrieken nog niet op volle kracht was en de centralisatie van de raden nog voorbarig, wilde de SPD de gelegenheid van zo’n nationaal congres gebruiken om de raden politiek te ontwapenen. Bovendien bouwde de SPD op de illusie, toen nog wijdverbreid, dat de raden moesten functioneren volgens dezelfde principes als het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormden de delegaties fracties (van de 490 afgevaardigden waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, en 100 behoorden tot andere groepen). Dus kreeg de arbeidersklasse te maken met een zelfuitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de arbeidersklasse, maar dat onmiddellijk alle macht in handen legde van de nieuwe zelfuitgeroepen ‘voorlopige regering’. Het presidium gebruikte tactische spelletjes om te verhinderen dat de leidende Spartakisten Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg aan de werkzaamheden van het congres zouden deelnemen en wisten hen zelfs te beletten het congres toe te spreken, onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders uit Berlijnse fabrieken waren. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besloot de oproep te steunen tot vorming van een nationale assemblee. Dit weggeven van de macht aan een burgerlijk parlement nam de raden hun wapens uit handen (2).

De Spartakisten, die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging met 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationaal congres liet de heersende klasse een belangrijk punt scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten concludeerden: “Dit eerste congres vernietigde tenslotte het enige wat de arbeiders bereikt hadden - de vorming van arbeiders- en soldatenraden - beroofde zo de arbeidersklasse van haar macht en gooide het proces van de revolutie een eind achteruit. Door de arbeiders- en soldatenraden tot onmacht te veroordelen (door zijn beslissing de macht over te dragen aan de nationale assemblee) verkrachtte en verried het congres het mandaat dat het gekregen had. De arbeiders- en soldatenraden moeten de resultaten van dit congres nietig verklaren.” (Rosa Luxemburg, 20-12-1918) In sommige steden protesteerden de arbeiders- en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.

Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties in gang te zetten. Op 24 december werden bij een aanval door de Freikorpsen (contrarevolutionaire troepen die in het leven geroepen werden door de SPD) in Berlijn enkele tientallen arbeiders gedood. Op 25 december gingen duizenden arbeiders de straat op om te protesteren. Omwille van deze openlijk contrarevolutionaire daden van de SPD trokken de USPD-commissarissen zich op 29 december uit de Raad van Volksommissarissen terug. Van 30 december tot 1 januari richten de Spartakisten, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD) in volle strijd de Duitse Kommunistische Partij (KPD) op. Op 3 januari 1919 maakte Rosa Luxemburg een eerste balans op waarin ze benadrukte: “de overgang van de revolutie van 9 november, die overwegend een ‘soldatenrevolutie’ was, naar een duidelijke arbeidersrevolutie, de overgang van een oppervlakkige, puur politieke verandering van regime naar een lang uitgesponnen proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de arbeidersklasse een totaal ander niveau van politieke rijpheid, training, en vasthoudendheid dan wat we in deze eerste fase van de strijd gezien hebben” (Rote Fahne, 3.01.1919) n

Dino / 02.11.2008

(1) De USPD was een centristische partij, bestaande uit op z’n minst twee vleugels die elkaar bekampten: een rechtervleugel, die tot doel had om zich terug aan te sluiten bij de oude partij die overgegaan was naar de bourgeoisie, en een andere vleugel die aansluiting nastreefde bij het revolutionair kamp. De Spartakisten sloten zich bij de USPD aan om meer arbeiders te kunnen bereiken en hen voorwaarts te stuwen. In december 1918 splitsten de Spartakisten af van de USPD om de KPD op te richten.

(2) Om het isolement van de Duitse arbeiders en van de Duitse revolutionairen te versterken werd een delegatie Russische arbeiders die het congres wilde bijwonen aan de grens tegengehouden op aandringen van de instanties van de SPD.

Historische gebeurtenissen: 

  • Novemberrevolutie 1918 [5]
  • Duitse revolutie 1918-1919 [6]

Thema's verdiepen: 

  • Duitsland 1919 [9]

Geschiedenis van de arbeidersbeweging: 

  • 1919 - De Revolutie in Duitsland [10]

Rubric: 

100 jaar Duitse revolutie 1918-1919

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/content/1420/internationalisme-nr-369-3e-4e-kwartaal-2018

Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_369_kl_web.pdf [2] https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War [3] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/11-november-1918 [4] https://nl.internationalism.org/tag/5/99/eerste-wereldoorlog [5] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/novemberrevolutie-1918 [6] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/duitse-revolutie-1918-1919 [7] https://en.internationalism.org/international-review/201807/16487/trump-europe-expression-capitalism-turmoil [8] https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017 [9] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919 [10] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland