Tienduizenden mensen en hun gezinnen proberen te vluchten voor de moorden, de vernietiging van hun huizen, ellende en hongersnood. Zij zitten geklemd tussen aan de ene kant, onophoudelijke en moorddadige oorlogen, bombardementen die hele regio's verwoesten en leiden tot vreselijke bloedbaden onder de bevolking, en aan de andere kant prikkeldraad, opgetrokken muren, boten op jacht naar migranten en kampen.
Oost-Ghouta in Syrië, ten oosten van Damascus, is opnieuw een epicentrum van de dodelijke conflicten die op de planeet woeden. Net als andere conflicten, met name in het Midden-Oosten, draagt dit conflict de stempel van imperialistische belangen en tegenstellingen, waar het "ieder voor zich" de boventoon voert. Een oorlog met massale slachtpartijen, een oorlog van allen tegen allen, waarbij de grootmachten, de ene al intenser dan de andere, betrokken zijn en evenals de staten uit de regio bezield zijn met agressieve ambities. (1) Dit conflict draagt dus de stigmata van het wegzinken in oorlogszuchtige barbaarsheid, die van onoplosbare tegenstellingen en van de impasse van het hele kapitalistische systeem.
Verder naar het noorden heeft de operatie "Olijftak", die op 20 januari door het Turkse leger met zijn bommenwerpers tegen de enclave van Afrin in de provincie Aleppo werd gelanceerd, op onheilspellende wijze bijgedragen aan deze oorlogschaos, aan de toename van het aantal bloedbaden onder de burgerbevolking en hun massale uittocht. De Koerdische YPG-strijders (die versterking hebben gekregen van pro-Assad-milities) hadden zich daar verschanst en dit heeft geleid tot een verdere uitbreiding van de gevechtszones in het land. Naast de rivaliteit tussen fracties en lokale bendes, geraken de imperialistische grootmachten, als in een krabbenmand, verder verstrengeld en lopen ze elkaar voor de voeten. De verrotting van het stilstaande moeras genaamd kapitalisme zaait in toenemende mate dood en verwoesting, wat tot uiting komt in het bloeddorstige gedrag van de verschillende hoofdrolspelers, of het nu Assad's troepen zijn en zijn occasionele bondgenoten, of zijn "oppositionele" tegenstanders, ISIS of de democratische grootmachten.
Het nieuwe offensief van het Syrische leger, dat versterkt wordt door sjiitische milities en gesteund door Iran en de Russische luchtmacht, tegen een regio bezet door ISIS en verschillende jihadistische facties in opstand tegen het Assad-regime, leidde tot een concert van protesten, de ene al hypocrieter dan de andere. Deze pseudo-verontwaardiging van de westerse media, van de zogenaamde NGO’s en de “internationale gemeenschap” over deze aanvallen met het systematische gebruik van chemische wapens – die de internationale coalitie ook schaamteloos gebruikt (2) – wordt alleen geëvenaard door de ineffectiviteit van de resoluties die door de VN zijn aangenomen, zowel tegen het gebruik van deze gassen als voor de bescherming van de burgerbevolking of de eerbiediging van de wapenstilstand. Hieruit blijkt eens te meer het totale gebrek aan geloofwaardigheid en het wantrouwen dat men voelt ten opzichte van deze "roversbende", zoals Lenin al zei, die deze instellingen van de beroemde "internationale gemeenschap" in werkelijkheid zijn. Dit is geen primeur in Syrië: minstens sinds 2012 worden regelmatig chemische wapens gebruikt tijdens luchtbombardementen, vooral tijdens de gevechten in de regio's Aleppo en Homs en in Khan Cheikhoun op 4 april 2017. Sinds maart 2013 worden ze ook veelvuldig gebruikt in Oost-Ghouta, in het bijzonder tijdens de inval op 21 augustus van dat jaar, waarbij bijna 2000 mensen omkwamen. Het aantal doden is blijven stijgen met aanhoudende bombardementen op ziekenhuizen die worden verondersteld te dienen als toevluchtsoorden voor rebellengroepen of met de systematische verwoesting van woningen. Tussen 2013 en oktober 2017 vielen er al 18 000 doden (waaronder minstens 13 000 burgers onder wie ongeveer 5 000 kinderen!), waarbij nog eens 50 000 gewonden moeten worden opgeteld. Tussen 18 en 28 februari 2018 leidde het laatste luchtoffensief (officieel) tot meer dan 780 extra doden, onder wie minstens 170 kinderen. Dit alles zonder de talloze verzwegen slachtoffers van het voedseltekort dat deze geteisterde regio sinds 2017 teistert te tellen. Het regime van Assad lanceerde onlangs in Ghouta een nieuw grondoffensief dat net zo barbaars en moorddadig belooft te worden.
Deze situatie kan alleen maar een ander verschijnsel versterken dat nog wordt versterkt door de fase van ontbinding van het kapitalisme: de deportatie of massale uittocht van bevolkingsgroepen die op de vlucht zijn voor de moordpartijen en ellende in het Midden-Oosten, Afrika en Latijns-Amerika. Massa's arme mensen trekken naar de rijkste landen wanhopig op zoek naar een land van asiel, vooral in Europa of de Verenigde Staten. Geen van deze landen heeft echter een echte oplossing voor de toestroom van migranten. Het enige antwoord is dat ze hen kost wat kost proberen te blokkeren, weg te steken of genadeloos te verwerpen door ze terug te sturen naar een zekere dood, muren te bouwen en prikkeldraad te spannen. Westerse regeringen verspreiden voortdurend angstgevoelens voor buitenlanders en onderdrukken zelfs met sterke hand degenen die de hand uitstrekken naar migranten en hen proberen te helpen.
Het cynisme van de betrokken landen, met name in Europa, kent geen grenzen. Zo wordt Turkije opgedragen, met als pasmunt economische en financiële hulp, om de doorreis van migranten naar Griekenland te blokkeren door ze in onmenselijke vluchtelingenkampen op te sluiten. Achter dit akkoord gaat een ware mensenhandel schuil, met een minutieuze selectie tussen degenen die zich bij een Europees land kunnen aansluiten en degenen, de overgrote meerderheid, die in de kampen blijven. Ook dat is niet nieuw. We mogen bijvoorbeeld het cynisme en de hypocrisie van de socialistische regering van Zapatero in Spanje niet vergeten. In 2005 werd in de enclaves Ceuta en Melilla een drievoudige rij prikkeldraad opgetrokken aan de grens, waar veel migranten samenkwamen, terwijl anderen meedogenloos neergeschoten werden (naar alle waarschijnlijkheid door de zeer ‘democratische’ Spaanse strijdkrachten). Maar daarnaast had deze regering de opdracht aan de Marokkaanse staat uitbesteed om opnieuw de "slechterik van dienst" te spelen, om de migranten in autobussen des doods te laden en hen achter te laten in het midden van de Sahara woestijn. Alle westerse bourgeoisieën (inclusief de Spaanse regering!) hadden toen, ondanks hun rol als opdrachtgever in naam van de Schengenakkoorden, op hypocriete wijze een intensieve mediacampagne georganiseerd tegen deze "ontoelaatbare flagrante schending van de mensenrechten". De meest recente "contracten" van dit type, vandaag met Turkije afgesloten en gisteren discreter met Libië, had onmiddellijke gevolgen voor de reisroutes van de migranten op weg naar Europese landen.
Alle media hebben natuurlijk hun enorme tevredenheid geuit over de daling met bijna een derde van het aantal illegale migranten dat in 2017 op de Italiaanse kust is gestrand. In feite, "heeft de EU ervoor gekozen om de stroom van migranten aan de bron te stoppen in plaats van verder te gaan met het openen van opvangcentra in Italië en Griekenland, de keuze van deze strategie staat klaarblijkelijk moreel zeer ter discussie", gaf de Courier International toe in zijn nr. 1414. Ondanks het "goede" Italiaanse cijfer kende Spanje in 2017 een aanzienlijke stijging van het aantal migraties over zee, zodat een nieuwe gevangenis, gebouwd in Malaga, nu als detentiecentrum wordt gebruikt.
Een CNN-verslag waaruit blijkt dat migranten in Libië als slaven worden geveild, heeft internationale verontwaardiging gewekt, vertelt de pers ons ook. Maar over het algemeen staat men niet erg stil bij de overeenkomsten en maatregelen die door de EU en Libië worden afgesloten en die hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze situatie. Hetzelfde artikel van de Courrier International verduidelijkt verder: "Op 3 februari 2017 zijn de 28 lidstaten het eens geworden over een "verklaring" ter ondersteuning van de overeenkomst die Italië een dag eerder met de Libische regering van Faiez Sarraj had gesloten. Het beginsel is hetzelfde als dat van het pact tussen de EU en Turkije dat twee jaar eerder is gesloten: Europa verstrekt met name financiële middelen, opleiding en uitrusting aan de Libische kustwacht, die in ruil daarvoor boten van migranten onderscheppen en naar detentiecentra in Libië brengen (...) Mensenrechtenorganisaties en de pers hebben de beperkingen van dit plan al vroeg aan de kaak gesteld door vraagtekens te plaatsen bij het vermogen van de regering-Sarraj (die slechts een van de rivaliserende krachten in Libië is) om het uit te voeren en over de gevolgen ervan voor migranten, waarvan reeds bekend was dat zij op Libisch grondgebied onmenselijk werden behandeld". De zorgen van de “mensenrechtenorganisaties” zijn niets anders dan een rookgordijn, precies uit hetzelfde vat getapt als de zogenaamd hypocriete humanitaire dekking die de Spaanse regering in 2005 eraan gaf. Dit vertoon dient alleen maar om de cynische en repressieve afspraken te verhullen die het mogelijk hebben gemaakt om al 700 000 Afrikaanse migranten in geïmproviseerde kampen in Libië weg te steken.
Naast de afspraken en mechanismen om de route van migranten effectiever te blokkeren, is het duidelijk dat de opeenstapeling van regionale oorlogen, bloedbaden, hongersnood, armoede en het uiteenvallen van het sociale weefsel in de vier windstreken van de wereld het vluchtelingenfenomeen alleen maar dramatisch kan doen toenemen. (3)
De crisis van het kapitalistische systeem staat ontegenzeggelijk centraal in de historische migratiegolf waarvan we getuige zijn. Tegenover de barbaarsheid van haar systeem heeft de bourgeoisie niets anders meer voor te stellen dan nog meer chaos, uitsluiting en verdeeldheid... en dat in naam van de verdediging van de "nationale belangen", een ideologische slogan om de kille, competitieve en bloedige berekeningen van het kapitaal te verbergen.
Er zijn echter geen grenzen tussen de uitgebuiten en de proletariërs hebben geen vaderland. De arbeidersklasse is altijd een klasse van immigranten geweest, die overal werden gedwongen hun arbeidskrachten te verkopen, van het ene land naar het andere, van het platteland naar de stad, van het ene gebied naar het andere. Het is een migrantenklasse, maar het is ook een uitgebuite klasse. Zij kan de kapitalistische barbarij alleen weerstaan door te vertrouwen op de enige kracht die zij tot haar beschikking heeft: haar internationale eenheid gebaseerd op haar bewustzijn en solidariteit. Tegenover de xenofobie en angst verspreidende campagnes van de bourgeoisie moeten de proletariërs in Europa, zoals in alle ontwikkelde landen, zich ervan bewust worden dat migranten het slachtoffer zijn van kapitalisme en cynisch overheidsbeleid. Het zijn hun klassegenoten die gebombardeerd worden, sterven in de oorlogsbloedbaden of opgesloten zitten in concentratiekampen onder de blote hemel.
Hun noodzakelijke en mogelijke solidariteit wordt dus in de eerste plaats bevestigd via de ontwikkeling van klassenstrijd, via verzet tegen de aantastingen, de aanvallen en barbaarsheid van het kapitalisme. Achter de migrantenkwestie gaat het perspectief van internationale eenheid schuil in de revolutionaire strijd tegen het kapitalistische systeem. Tot op de dag van vandaag is het proletariaat nog steeds de enige revolutionaire klasse, de enige sociale macht die in staat is een einde te maken aan de historische tegenstellingen van een overjaars systeem en aan de uitbuiting van de mens door de mens, de enige klasse die de nationale grenzen kan doorbreken en een klasseloze wereld, zonder ellende en zonder oorlogen kan opbouwen: het communisme! n
PA / 3 maart 2018
(1) We snijden het hier alleen maar aan, maar in een later artikel zullen we terugkomen op dit gefragmenteerde aspect van de imperialistische situatie in Syrië, dat een andere manifestatie is van de huidige sociale ontbinding. (2) En Irak et en Syrie, les obus au phosphore de la coalition internationale dans le viseur, LCI (15 juni 2017). (3) Zie onze reeks: Migranten en vluchtelingen: slachtoffers van het kapitalisme, delen I tot IV, IKS Online.In Spanje is het proletariaat nu verstrikt in een valse dodelijke keuze: Spaans nationalisme of Catalaans nationalisme. Nog maar zes jaar geleden, tijdens de Indignados-beweging in 2011, waren de vergaderingen van Madrid tot Barcelona nog niet overwoekerd door patriottische vlaggen. Integendeel! De debatten werden gekenmerkt door een internationaal gevoel, openheid voor de wereld, zorg voor de toekomst van de hele mensheid, de wil om één en dezelfde strijd over de grenzen heen uit te breiden. De huidige gebeurtenissen in Spanje zijn dan ook het teken van een diepgaande achteruitgang van het arbeidersbewustzijn, van terugtrekking, van angst en verdeeldheid. Het is een klap voor het proletariaat in alle landen. Geconfronteerd met deze gevaarlijke dynamiek is het absoluut noodzakelijk om te herbevestigen dat de proletariërs geen vaderland hebben! Spanje noch Catalonië! Arbeiders van alle landen, verenigt u! Dit is wat Acción Prolétaria, de afdeling van de IKS in Spanje, de dag na het referendum van 1 oktober heeft gedaan door het pamflet te verspreiden, waarvan we de vertaling hieronder publiceren.
Op 1 oktober jongstleden werden de volksmassa's, die door de Catalaanse separatisten in de farce van het referendum werden geleid, op brute wijze getroffen door de repressie van de Spaanse regering. De rivaliserende facties drapeerden zich in de mantel van de democratie om voor de ene de repressie en voor de andere de stemuitslag beter te rechtvaardigen. De Catalanisten hebben zich opgeworpen als slachtoffers van de repressie om hun eis van onafhankelijkheid naar voren te brengen. De regering Rajoy heeft haar repressieve barbaarsheid gerechtvaardigd in naam van de verdediging van de grondwet en de democratische rechten van alle Spanjaarden. De ‘neutrale’ partijen (Podemos, de partij van Ada Colau (1), enz.) deden een beroep op de democratie om Rajoy aan te vallen en hem op te roepen om ‘een oplossing te vinden’ voor het Catalaanse conflict.
Wij willen deze valkuil aan de kaak stellen. Ontstaan uit een strijd tussen fracties van het kapitaal, dringt deze valstrik de keuze op tussen enerzijds de fraude van een vervalst referendum en anderzijds de meedogenloze onderdrukking van de Spaanse regering. Aan beide zijden zijn de arbeidersklasse en alle uitgebuiten het slachtoffer.
Allemaal stellen ze ons de democratie voor als het hoogste goed. Zij willen ons echter doen vergeten dat achter het masker van de democratie de totalitaire staat schuilgaat. Net als militaire regimes of één-partij-regimes, is de democratische staat de exclusieve dictatuur van het kapitaal die zijn belangen en doelen oplegt in naam van de volksstemming tegen de belangen van alle uitgebuiten en onderdrukten.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, met haar twintig miljoen doden, rechtvaardigden alle machten hun barbaarsheid in naam van de verdediging van de democratie. Hoewel het verslagen nazi-kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog een regime van terreur installeerde dat gebaseerd was op openlijk reactionaire ideologieën zoals "de suprematie van het Arische ras", sierde het kamp van de overwinnaars, waar niet alleen de democratische mogendheden, maar ook het brute stalinistische regime van de USSR toe behoorden, zichzelf met de finesses van de democratie ter rechtvaardiging van zijn deelname aan een barbarij die 60 miljoen doden tot gevolg had, waaronder het directe gebruik van de atoombom op Hiroshima en Nagasaki. Het was in naam van de verdediging van de democratie dat de Spaanse Republiek er ook in slaagde arbeiders en boeren te rekruteren in de verschrikkelijke massamoord die werd veroorzaakt door de burgeroorlog van 1936 tussen de twee fracties van de bourgeoisie (de republikeinse en franquistische) die aan een miljoen mensen het leven kostte.
Het was in naam van de democratie, gebruikmakend van het constitutionele regime van 1978, dat allen, zowel de Franquisten met hun verouderde façade als de voorvechters van de democratie, ons een onverbiddelijke verslechtering van onze leef- en werkomstandigheden hebben opgelegd, die heeft geleid tot de huidige situatie waarin stabiele werkgelegenheid is vervangen door wijdverbreide precariteit. Zowel Catalaanse als Spaanse nationalistische leiders hebben bijgedragen aan deze verslechtering. Laten we niet vergeten dat de autonome regering van Artur Mas in 2011-2012 de voorloper was van zware bezuinigingen in de gezondheidssector, het onderwijs, de werkloosheidsuitkeringen, enz., en dat deze maatregelen vervolgens door de regering Rajoy werden uitgebreid over heel Spanje!
Zowel de Spaanse als de Catalaanse leiders hebben hun handen bevlekt met het bloed van de door hun onderdrukte arbeidersstrijd. De Spaanse post-franquistische democratie is begonnen met de dood van vijf arbeiders tijdens de massale staking in Vitoria in 1976. Onder de ‘socialistische’ regering van Felipe Gonzalez werden drie arbeiders vermoord tijdens gevechten in Gijón, Bilbao en Reinosa. De autonome Catalaanse regering van Artur Mas ontketende een brute repressie tegen de algemene vergaderingen van Indignados, waarbij honderd mensen gewond raakten. Nog eerder, in 1934, hadden zijn huidige partners van de ERC (2) een militie georganiseerd, de ‘Escamots’, die gespecialiseerd was in het martelen van militante arbeiders.
En allemaal overtreden ze zonder blikken of blozen hun eigen democratische regels die ze tot hun ideaal verklaren. We hebben gezien hoe de Catalaanse fractie haar onafhankelijkheidsprocedure met haar stembussen tot de rand gevuld met 'ja'-stemmen dwingend oplegde, dankzij een parlementaire trucage.
In naam van de heilige democratie wordt een oorlog op leven en dood gevoerd omwille van een andere kapitalistische heerschappijpilaar: de natie. De natie is niet de ‘broederlijke’ groepering van al degenen die op hetzelfde grondgebied geboren zijn, maar het is het privébezit van het geheel van de kapitalisten van een land die via de staat de uitbuiting en onderdrukking van al hun onderdanen organiseren. De kandidaten voor een nieuw ‘moederland’, de Catalaanse separatisten presenteren zich als slachtoffers van de barbaarsheid van hun rivalen en beweren dat ‘Madrid ons besteelt’, maar ze doen dit om kanonnenvoer te mobiliseren in naam van de ‘verdediging van een echte democratie’. Hun ‘ware democratie’ bestaat uit de uitsluiting van hen die niet in overeenstemming zijn met hun doelstellingen. De intimidatie van degenen die niet gaan stemmen, de registratie en de botsingen met degenen die hun zaak niet volgen, de morele chantage van degenen die gewoon een kritische geest willen behouden. In alle gebieden onder hun controle hebben ze de dictatuur van hun ‘burgerorganisaties’ opgelegd en met de wapens van belediging, laster, ostracisme, pesterijen en controle proberen ze de bevolking rond Catalonië te ‘homogeniseren’. Met een steeds brutaler wordende arrogantie zetten de onafhankelijkheidsgroepen nazi-methoden in en theoretiseren ze de ‘zuiverheid’ van het ‘Catalaanse ras’.
Van hun kant blijven de Spaanse nationalistische democraten niet achterop. De haat tegen de Catalanen, de verhuizing van het hoofdkantoor van grote bedrijven uit Catalonië, de zogenaamde ‘spontane’ mobilisaties ten gunste van de repressiemachten, aangemoedigd door de barbaarse kreet: “Ga door, we pakken ze!” – die doet denken aan de sinistere slogan van de Baskische nationalisten: “Komaan ETA (3), dood ze!”– de oproep om de Spaanse vlaggen (bloedrood en goudgeel) uit de vensters te hangen. Dit alles herinnert aan het wilde beest van het franquisme dat een regime van terreur installeerde.
Wat de twee rivaliserende bendes met elkaar gemeen hebben is uitsluiting en xenofobie. Zo vinden zij elkaar in dezelfde haat tegen de migrant, in dezelfde minachting voor Arabische, Latijns-Amerikaanse of Aziatische arbeiders, met hun weerzinwekkende slogans: “Ze halen het brood uit onze mond”, “Ze stelen ons werk”, “Ze maken de rijen aan de deuren van de gezondheidsdiensten langer”, enz. Maar het is echter de crisis van het kapitalisme en het onvermogen van zijn staten, of het nu Spanje is of de Generalitat van Catalonië, die verantwoordelijk zijn voor de verslechtering van de levensomstandigheden van iedereen en duizenden jongeren naar een nieuwe emigratiegolf leiden die doet denken aan die van de jaren vijftig en zestig, tijdens het Franco-tijdperk.
Te midden van deze wrede confrontatie proberen de ‘neutralen’ van de Podemos-partij en de partij van Ana Colau ons te doen geloven dat de democratie met haar beroemde ‘recht op zelfbeschikking’ de remedie zou zijn die onderhandelingen en een ‘burgerresultaat’ mogelijk zou maken. In dit concert van illusies waarin wij in slaap gewiegd worden, verscheen het initiatief #Parlem #Hablemos (Laten we met elkaar praten) dat de twee nationale vlaggen (die van Spanje en die van Catalonië) opzij wil zetten om de ‘witte vlag’ van dialoog en democratie op te nemen.
Het proletariaat en alle uitgebuiten mogen zich geen illusies maken. Het conflict dat in Catalonië is ontbrand, is van dezelfde soort als de populistische en avonturistische conflicten die hebben geleid tot de Brexit in Groot-Brittannië of tot de inhuldiging van een onverantwoordelijke gek aan het hoofd van de grootste wereldmacht. Het is de uitdrukking van de ontaarding en de ontbinding die de verergering van een crisis veroorzaakt, niet alleen economisch, maar ook politiek binnen de verschillende kapitalistische staten.
Voor het kapitalisme van vandaag “gaat alles goed in de beste van alle werelden”, “zullen we wel uit de crisis geraken”, dankzij “de technologische vooruitgang” en de wereldwijde dynamiek. Maar onder deze oppervlakkige laag van glanzend vernis rijpen ondergronds de steeds sterkere tegenstellingen van het kapitalisme, de imperialistische oorlog, de vernietiging van het milieu, de morele barbaarsheid, de middelpuntvliedende tendensen van het ieder voor zich, waarop de woekering van xenofobe denkbeelden en acties, van endogame uitsluitingen zijn gebaseerd (en zich rijkelijk voeden).
Deze vulkaan, waarop wij dansen, is al vele malen uitgebarsten, zoals onlangs in het Verre Oosten met het gevaar van oorlog tussen Noord-Korea en de Verenigde Staten, maar hij manifesteert zich ook via het Catalaanse conflict. In een ogenschijnlijk beschaafde en democratische vorm, afgewisseld met zogenaamde ‘onderhandelingen’ en ‘wapenstilstanden’, verslechtert de situatie geleidelijk aan en dreigt zij vast te klonteren en voor de bourgeoisie onoplosbaar te worden, wat alleen maar kan leiden tot spanningen die steeds brutaler worden. Hoewel er tot nu toe geen doden zijn gevallen, neemt het gevaar overhand toe. Een sociaal klimaat van breuklijnen, gewelddadige confrontatie en intimidatie wortelt in de hele samenleving, niet alleen in Catalonië, maar in heel Spanje. Het aantal mensen dat, omdat ze hun situatie niet lager kunnen verdragen, hun vrienden, hun kinderen, hun werk in de steek laat, neemt nu al toe.
Wat we voor onze ogen zien ontvouwen is wat de revolutionaire Rosa Luxemburg op een diepzinnige en profetische manier beschreef tegenover de barbarij van de Eerste Wereldoorlog in 1915: “Besmeurd, onteerd, in bloed wadend, en bedekt met vuil; zo is de burgerlijke maatschappij. Het is niet wanneer ze zich, goed gelikt en eerlijk voordoet, zich tooit met cultuur en filosofie, moraliteit en orde, vrede en recht, het is wanneer ze eruit ziet als een wild beest, wanneer ze danst op de sabbat van de anarchie, wanneer ze de pest uitblaast op de beschaving en de menselijkheid, dat ze zichzelf naakt toont, zoals ze werkelijk is.” (4)
Het gevaar voor het proletariaat en voor de toekomst van de mensheid is dat ze wegzakt in deze verstikkende sfeer die wordt gecreëerd door de Catalaanse verwikkeling. Die drijft ertoe dat gevoelens, aspiraties, reflecties niet langer draaien om: welke toekomst is er mogelijk voor de mensheid? Wat is het antwoord op de precariteit en armoedelonen? Wat is de oplossing voor de algemene verslechtering van de levensomstandigheden? Integendeel, het polariseert de aandacht op de keuze tussen Spanje en Catalonië, op de Grondwet, op het recht op zelfbeschikking, op de natie... met andere woorden op de factoren die net hebben geleid tot de huidige situatie en die het naar een hoogtepunt dreigt te brengen.
We zijn ons bewust van de staat van zwakte waarin het proletariaat zich op dit moment bevindt, maar dat weerhoudt ons er niet van te erkennen dat alleen uit de strijd als zelfstandige klasse een oplossing kan voortkomen. Om bij te dragen aan deze oriëntatie moet men zich verzetten tegen de mobilisatie van vandaag ten gunste van de democratie, tegen de valse keuze tussen Spanje en Catalonië, tegen het nationale terrein. De strijd van het proletariaat en de toekomst van de mensheid kan alleen worden beslecht buiten en tegen de verrotte thema’s van democratie en natie n
IKS, 9 oktober 2017
(1) Ada Colau, burgemeester van Barcelona sinds mei 2015, werd verkozen tot leider van een coalitie Barcelona en Comú (BC) waarin verschillende Catalaanse ‘burgerbewegingen’ (Esquerra Unida i Alternativa, waaronder de Catalaanse Communistische Partij, Groenen, Democratia Real Ya!) zich presenteren als verdedigers van sociale rechten, democratie en de belangen van Catalonië. (2) Ezquerra Republicana de Catalunya (Republikeins Links van Catalonië). (3) Euskadi Ta Askatasuna: gewapende tak van het Baskische nationalisme, verantwoordelijk voor terroristische aanslagen, moorden, ontvoeringen en gijzelingen, waarbij sinds de jaren zestig meer dan 800 mensen, zowel burgers als soldaten, om het leven zijn gekomen. Daartegen richtte de centrale staat de antiterreurbevrijdingsgroepen (GAL) op, die tussen 1983 en 1987 talrijke aanslagen en moorden hebben gepleegd, waarvan sommige gericht waren op het uitlokken van terreur tegen burgers en op het uitroeien van militanten (of vermeende militanten) van de ETA. (4) De crisis van de sociaal-democratie - Junius-brochure, Hoofdstuk 1: Socialisme of Barbarij?In het vorige deel van dit artikel over de beweging van mei 68 hebben we de eerste etappe ervan beschreven: de mobilisatie van de studenten. We hebben duidelijk gemaakt dat de agitatie onder de studenten, vanaf 22 maart 1968 tot halfweg de maand mei, de uitdrukking in Frankrijk van een internationale beweging was, die bijna alle westerse landen trof. Zij was begonnen in de Verenigde Staten, in 1964 aan de Universiteit van Berkeley in Californië. We besloten dit eerste deel als volgt:
Wat al die bewegingen kenmerkt is natuurlijk in de eerste plaats de verwerping van de oorlog in Vietnam. Maar terwijl de stalinistische partijen, verbonden aan de regimes van Hanoi of Moskou, logisch gezien de leiding ervan zouden moeten nemen, zoals in de anti-oorlogsbewegingen tijdens de Koreaanse oorlog begin jaren 1950, was dat nu helemaal niet het geval. Integendeel: deze partijen hebben nu practisch geen invloed en keren zich vaak compleet tegen deze bewegingen. Dat is één van de kenmerken van de studentenbewegingen eind jaren 1960, die hun diepere betekenis blootlegt.
In dit tweede deel willen we deze betekenis verduidelijken. Daarvoor is het nodig om de belangrijkste thema’s in herinnering te roepen die de studenten destijds in beweging brachten.
in de jaren 1960 in de Verenigde Staten...
Zoals we al hebben aangegeven, was het verzet tegen de oorlog van de Verenigde Staten in Vietnam het meest verbreide en het sterkst mobiliserende thema in alle westerse landen. Het is geen toeval dat de studentenrevoltes zich in de eerste plaats in de VS opkwamen. De Amerikaanse jeugd werd rechtstreeks en onmiddellijk geconfronteerd met de oorlog, waar ze naartoe gestuurd werd om de ‘vrije wereld’ te verdedigen. Tienduizenden jonge Amerikanen betaalden voor het beleid van hun regering met hun leven; honderdduizenden kwamen gewond of verminkt uit Vietnam terug; miljoenen werden voor hun leven getekend door wat ze in de oorlog hadden meegemaakt. Behalve de verschrikkingen die ze ter plaatse meemaakten, die eigen zijn aan alle oorlogen, stonden velen voor de vraag “Wat doen wij in Vietnam?” De officiële verklaring was: ‘de democratie’, ‘de vrije wereld’ en ‘de beschaving’ verdedigen. Maar wat ze in werkelijkheid beleefden, weerlegde deze praatjes op flagrante wijze: het regime dat zij moesten beschermen, de regering van Saigon, was allesbehalve democratisch of geciviliseerd. Het was een militair regime, een dictatuur die bijzonder corrupt was. Op het terrein hadden de Amerikaanse soldaten veel problemen om te begrijpen dat zij ‘de beschaving’ verdedigden, terwijl van hen werd verlangs om zich uitzonderlijk barbaars te gedragen: om arme, onbewapende boeren moesten te terroriseren en af te slachten, vrouwen, kinderen en grijsaards incluis. Maar het waren niet alleen de uitgezonden soldaten die walgden van de verschrikkingen van de oorlog, dat gold ook voor een groeiend deel van de Amerikaanse jeugd. De jongens vreesden dat ze zouden moeten vertrekken, en de meisjes dat ze hun vrienden zouden verliezen. Allen werden in meerdere of mindere mate over de barbaarsheid van de oorlog ingelicht door de ‘veteranen’ die terugkwamen, of gewoon door de televisiekanalen (1). De schrijnende tegenstelling tussen de uitleg van de Amerikaanse regering over de ‘verdediging van beschaving en democratie’ en haar werkelijke handelen in Vietnam was een van de voornaamste voedingsbodems voor een revolte tegen de autoriteiten, en tegen de traditionele waarden van de Amerikaanse bourgeoisie (2). Deze revolte leidde in een eerste fase tot de Hippiebeweging, een pacifistische en geweldloze beweging die zich beriep op de ‘Flower Power’ (de macht van bloemen) met de bekende leuze ‘Make Love, Not War’(bedrijf de liefde, niet de oorlog). Het is niet toevallig dat de eerste studentenmobilisatie van enige omvang plaatsvond aan de Universiteit van Berkeley, aan de rand van San Francisco, het Mekka van de hippies. De thema’s en vooral de middelen van deze mobilisatie vertoonden nog gelijkenissen met deze beweging: het gebruik van de geweldloze ‘sit-in’ om ‘Free Speech’ (vrije meningsuiting) te eisen voor politieke propaganda binnen de universiteit, met name om de burgerrechten van de zwarten te steunen en om de militaire ronselcampagnes op de campus aan te klagen. Net als later in vele andere landen, waaronder in Frankrijk in 1968, is de repressie die in Berkeley ontketend wordt (800 aanhoudingen) een belangrijke factor voor de ‘radicalisering’ van de beweging. Vanaf de oprichting van de Youth International Party (Internationale jeugdpartij) door Abbie Hoffman en Jerry Rubin in 1967, die voordien tot de geweldlozen behoorden, geeft de revolte zich een ‘revolutionair’ perspectief tegen het kapitalisme. De nieuwe helden van de beweging zijn niet langer Bob Dylan en Joan Baez, maar een figuur als Che Guevara (die Rubin in 1964 in Havanna had ontmoet). De ideologie van de beweging was bijzonder verward. Er zaten anarchistische ingrediënten in (zoals de cultus van de vrijheid, met name de seksuele vrijheid, of het gebruik van drugs), maar ook stali-nistische ingrediënten (Cuba en Albanië werden als voorbeelden beschouwd). De actiemiddelen werden grotendeels aan de anarchisten ontleend, zoals bespotting en provocatie. Zo was één van de eerste wapenfeiten van de tandem Hoffman-Rubin het verspreiden van pakjes valse dollarbriefjes op de Beurs van New York, wat een stormloop van de beursgangers veroorzaakte. Tijdens de Democratische Conventie in de zomer van 1968 stelden ze het varken Pigasus kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten (3), terwijl ze ook een gewelddadige botsing met de politie voorbereidden.
Om de voornaamste kenmerken van de revoltes in de Verenigde Staten in de loop van de jaren 1960 samen te vatten: ze kwamen op als protest tegen de oorlog in Vietnam, tegen de rassendiscriminatie, tegen de ongelijkheid van de seksen en tegen de moraal en de traditionele waarden van Amerika. Zoals de meeste van hun exponenten vaststelden, had de beweging geenszins een proletarisch klassenkarakter, maar bestond zij voornamelijk uit opstandige kinderen van de bourgeoisie. Opnieuw was het geen toeval dat één van haar theoretici, de filosofieprofessor Herbert Marcuse, stelde dat de arbeidersklasse ‘geïntegreerd’ was en dat de krachten van de revolutie tegen het kapitalisme gezocht moesten worden bij andere sectoren, zoals de Zwarten, de boeren van de Derde wereld, of opstandige intellectuelen.
In de meeste andere westerse landen vertoonden de bewegingen die de studentenwereld in de jaren 1960 op stelten zetten sterke gelijkenissen met die in de Verenigde Staten: verwerping van de Amerikaanse interventie in Vietnam, opstand tegen de autoriteiten, met name de universitaire overheid, tegen autoriteit in het algemeen, tegen de traditionele moraal, en met name tegen de seksuele moraal. Dat is één van de redenen waarom de stalinistische partijen, symbolen van autoritarisme, geen enkele weerklank vonden binnen deze bewegingen, terwijl die toch vertrokken van de aanklacht tegen de Amerikaanse interventie in Vietnam, tegen de militaire krachten die ondersteund werden door het sovjetblok, en zich beriepen op het ‘antikapitalisme’. Het imago van de USSR was zwaar besmeurd door de onderdrukking van de Hongaarse opstand in 1956, en het portret van de oude apparatsjik Brezjnev was niet bijzonder inspirerend. De opstandigen van de jaren 1960 hingen liever een poster van Ho Chi Minh aan de muur van hun kamer (een andere oude apparatsjik, maar presentabeler en ‘heroïscher’), of de romantische kop van Che Guevara (een lid van een wat ‘exotische’ stalinistische partij), of van Angela Davis (een lid van de Amerikaanse stalinistische partij, maar met het dubbele voordeel zwart en vrouw te zijn, en met een mooie ‘look’ net als Che Guevara).
Dezelfde componenten, zich verzetten tegen de Vietnamoorlog en ‘libertair’ zijn, vinden we terug in Duitsland. De voornaamste woordvoerder van de beweging, Rudi Dutschke, kwam uit de Oost-Duitse DDR, die onder sovjetbeheer stond. Daar had hij zich al op jonge leeftijd verzet tegen de onderdrukking van de Hongaarse opstand. Zijn ideologische referenties waren ‘de jonge Marx’, de Frankfurter Schule (waartoe Marcuse behoorde), alsook de Situationistische Internationale (waarop de groep Subversive Aktion zich beroept, waarvan hij in 1962 de Berlijnse afdeling opricht). De Duitse ‘buitenparlementaire oppositie’ is, aan de vooravond van de gebeurtenissen van mei 68 in Frankrijk, de voornaamste uitdrukking van de studentenrevolte in Europa.
De thema’s en eisen van de studentenbeweging die zich in 1968 in Frankrijk ontwikkelt zijn fundamenteel dezelfde. Toch zien we dat de verwijzingen naar de Vietnamoorlog in de loop van de beweging plaats maken voor een hele reeks leuzen van situationistische of anarchistische (of zelfs surrealistische) signatuur, waarmee de muren bedekt raken (“Les murs ont la parole” – de muren hebben het woord).
De anarchistische thema's vinden we met name terug in:
Ze worden aangevuld met slogans die oproepen tot ‘seksuele vrijheid’:
De situationistische verwijzing vinden we in:
Het generatieconflict (zeer verspreid in de USA en Duitsland) is aanwezig (ook in behoorlijk gemene vormen) in:
Verder mogen we ons in het Frankrijk van mei 1968, dat regelmatig bedekt werd met barricaden, verwachten aan:
En tenslotte wordt de grote verwarring die in deze periode tot uitdrukking komt goed samengevat in de volgende twee slogans:
Deze leuzen, en de meeste slogans die ook in andere landen naar voren gebracht werden, wijzen er op dat de studentenbeweging in de jaren 1960 geenszins een proletarisch klassenkarakter bezat, ook al bestond op verschillende plaatsen (zoals in Italië en in Frankrijk) de wil om een brug te slaan naar de strijd van de arbeidersklasse. Deze intentie verraadde overigens een bepaalde neerbuigendheid naar de klasse toe, vermengd met een fascinatie voor dit mythische wezen, de arbeider in zijn blauwe werkpak, de held van een half verteerde kennismaking met de klassieken van het marxisme.
Fundamenteel was de studentenbeweging van de jaren 1960 kleinburgerlijk van aard, met als een van de meest uitgesproken aspecten, naast zijn anarchistische karakter, de wil “het leven onmiddellijk te veranderen”.
Het ‘revolutionair’ radicalisme van de voorhoede van die beweging, de geweldsverheerlijking door sommige delen ervan inbegrepen, is een illustratie te meer van haar kleinburgerlijke aard. In feite waren de ‘revolutionaire’ bekommernissen van de studenten van 1968 zonder twijfel ernstig gemeend, maar ze waren sterk getekend door de ‘derde wereld’ ideologie (het guevarisme of het maoïsme), of door het antifascisme. Ze hadden een romantische notie van de revolutie, zonder enig besef van het reëele ontwikkelingsproces van de beweging van de arbeidersklasse dat daartoe leidt.Voor de studenten die zichzelf als ‘revolutionair’ beschouwden, was de beweging van Mei 68 in Frankrijk al De Revolutie, en de barricades die er dagelijks werden opgeworpen, werden voorgesteld als de erfgenamen van die van 1848 of van de Commune van 1871.
Een van de componenten van de studentenbeweging van de jaren 1960 was het ‘generatieconflict’, de zeer belangrijke kloof tussen de nieuwe generatie en die van hun ouders, die talloze kritieken naar het hoofd geslingerd kregen. In het bijzonder werd aan deze generatie, vanwege het feit dat zij zo hard gewerkt had om een situatie van ellende, zoniet hongersnood, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog te boven te komen, verweten dat ze zich slechts om materieel welzijn bekommerde. Vandaar het succes van fantasieën over de ‘consumptiemaatschappij’ en slogans als ‘Werk nooit!’. Kind van een generatie die volop de contrarevolutie had ondergaan, verweet de jeugd van de jaren 1960 haar conformisme en onderwerping aan de eisen van het kapitalisme. Van de andere kant begrepen vele ouders niet – en konden het moeilijk accepteren – dat hun kinderen de offers die zij hadden gebracht om hen van een betere economische situatie te verzekeren, met misprijzen bekeken.
Toch bestaat er een echte economische factor als aanzet tot de studentenrevolte van de jaren 1960. Er was in die periode geen grote dreiging van werkloosheid of werkonzekerheid na de studie, zoals nu wel het geval is. De voornaamste ongerustheid die toen de studerende jeugd trof was dat ze voortaan niet meer aanspraak zou kunnen maken op dezelfde sociale status, welke de vorige generatie universitair gediplomeerden genoot. In feite was de generatie van 1968 de eerste die geconfronteerd werd met het verschijnsel van de ‘proletarisering van de kaders’ die door de sociologen van die tijd uitvoerig bestudeerd is. Dit verschijnsel had enkele jaren voordien zijn intrede gedaan, nog voor de openlijke crisis zich manifesteerde, na een aanzienlijke toename van het aantal studenten aan de universiteiten. Deze toename was het gevolg van de behoeften van de economie, maar ook van de wil en mogelijkheden van de oudere generatie om hun kinderen te verzekeren van een economische en sociale situatie die beter was dan die van henzelf. Deze ‘massificatie’ van de studentenbevolking bracht een groeiende malaise te weeg, als gevolg van het voortbestaan van universitaire structuren en praktijken uit een tijd waarin alleen de elite haar kon bezoeken, en met name van een sterk autoritarisme.
De studentenbeweging ontwikkelde zich vanaf 1964 in een periode van economische ‘voorspoed’, maar vanaf 1967 is dat niet langer het geval. De economische situatie van het kapitalisme begon ernstig af te takelen, wat de malaise van de studerende jeugd nog versterkte. Dat is één van de redenen die ons in staat stelt om te begrijpen waarom die beweging in 1968 haar hoogtepunt kent. Het laat ons begrijpen waarom, vanaf mei 1968, de arbeidersklasse het voortouw neemt. Dit behandelen we in het volgende deel.
Fabienne / 29.03.08
(1) Tijdens de Vietnamoorlog waren de Amerikaanse media nog niet onderworpen aan de militaire autoriteiten. Dat is een ‘fout’ die de Amerikaanse regering niet opnieuw begaan heeft tijdens de oorlogen tegen Irak in 1991 en vanaf 2003.
(2) Een dergelijk verschijnsel heeft vlak na de Tweede Wereldoorlog niet plaatsgevonden: de Amerikaanse soldaten hadden ook in de hel geleefd, met name degenen die in 1944 in Normandië geland waren, maar hun offers werden door bijna iedereen aanvaard, omdat de autoriteiten en de media de barbaarsheid van het nazi-regime op grote schaal hadden blootgelegd.
(3) In het begin van de twintigstee eeuw hadden de Franse anarchisten een ezel voorgedragen als kandidaat bij de parlementaire verkiezingen.
Op 11 november 2018 is het precies honderd jaar geleden dat er een einde kwam aan de Groote Oorlog. Dit gebeurt onder grote media aandacht: VRT Eén wil die dag, in een marathonuitzending, terugblikken op een eeuw lang wapenstilstand en meteen de belofte van toen in de kijker zetten: “nooit meer ten oorlog”. Eveneens zal er die dag in 220 Belgische steden en gemeenten een vredesboom worden geplant. De koning zal op 11 november Ieper met een bezoek vereren, om een speciale versie van “The Last Post” aan te horen. Kortom festiviteiten en media-aandacht genoeg om de wapenstilstand van 100 jaar geleden te herdenken en toe te juichen.
Moeten we de wapenstilstand van 11 november 1918 inderdaad begroeten? Was deze bedoeld om definitief de wapens neer te leggen en iedere verdere oorlogvoering voorgoed uit te bannen? Was de feitelijke oorzaak, die leidde tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, door de wapenstilstand uit de wereld geholpen? Heeft de wapenstilstand er inderdaad voor gezorgd dat de staten van Europa daarna “nooit meer ten oorlog” zijn gegaan?
In november 1918 heerste er een enorme chaos in Europa waardoor miljoenen mensen van huis en haard waren verdreven en opnieuw op zoek waren naar een plaats om hun verdere leven voort te zetten en op te bouwen. In Nederland verbleven bv. één miljoen Belgen waarvan er, na de wapenstilstand, nog 100.000 moesten terugkeren. In Frankrijk verbleven 300.000 Belgische vluchtelingen, die in 1918 ook weer hun weg naar huis moesten vinden. Tenslotte waren er de honderdduizenden gewonde, half verminkte, kreupele militairen, die kriskras in Europa hun weg zochten naar hun dorp of stad. Door de chaos van de wereldoorlog en de enorme volksverhuizingen die daar mee gepaard gingen, kon ook de Spaanse griep een enorme verwoesting aanrichten en veroorzaakte uiteindelijk meer doden dan de Eerste Wereldoorlog zelf.
Bourgeois ideologen zijn het erover eens dat de voorwaarden, die door de geallieerde landen aan Duitsland waren opgelegd in het verdrag van Versailles, de kiem legden voor een nieuwe oorlog, twintig jaar later. Het ‘vredestraktaat’ vormde de aanzet voor de opkomst van gevoelens van wraak en vergelding, die zich in de loop van de jaren 1920 in een groot deel van de Duitse bevolking zouden ontwikkelen. De reactie van de krant van de SDAP (sociaaldemocratisch) in Nederland, geeft daar in 1919 een voorproefje van: “Een diepe en bittere teleurstelling, een ontgoocheling die men voelt als een ramp is deze vrede voor allen. (….) Het vredestraktaat legt het statuut vast van het verval van Europa, van zijn teruggang tot een lagere beschavingsgraad. Het grootste volk van het vasteland wordt geketend en tot dwangarbeid gedreven (….) vernedering en verbittering. Wraakzucht hier, overmoed, machtsbegeerte, roekeloosheid daar, zijn de nieuwe “beschavingselementen” door het vredestraktaat gewekt” (Het Volk, 21 juni 1919)
Bourgeoisieën van diverse landen waren zich ervan bewust dat deze vrede tot mislukken gedoemd was. Niet alleen de politiek ten opzichte van Duitsland zette de situatie op scherp, maar ook “de creatie van nieuwe staten zoals Polen, Oostenrijk, Hongarije en Joegoslavië heeft geleid tot onophoudelijke conflicten over de nieuwe grenzen van deze landen. Vooral voor Hongarije, dat tweederde van zijn gebied verloor dat het voor de oorlog bezette. (…) Kortom, de vrede is een mislukking.” (Jay Winter in een interview met Le Monde; 12.11.2014)
De wapenstilstand van 11 november 1918 was in wezen een vrede die een einde maakte aan alle vrede!
Sinds de Eerste Wereldoorlog verkeert het kapitalisme in verval en deze periode, die toen een aanvang nam, leidde tot een quasi-permanente staat van oorlog. Enkele voorbeelden van de volgende twee decennia maken dit duidelijk.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werd aan Griekenland een bezettingszone toegewezen in Turkije. In de zomer van 1920 wilden de Grieken hun gebied uitbreiden. Hierbij stuitten ze op hevig Turks verzet. Dit was het begin van de Grieks-Turkse Oorlog die duurde tot 1922. De oorlog ging gepaard met ernstige gruwelen aan beide zijden, zoals de moord op tienduizenden Grieken en Armeniërs door de Turken. In 1920 wisten de Riffijnse stammen in Noord-Marokko zich te verenigen en zij ontketenden een oorlog tegen de Spaanse overheersing. In de zomer van 1921 kwamen circa 19.000 Spaanse soldaten om het leven. Deze oorlog tegen Spanje, dat later werd bijgestaan door Frankrijk, duurde tot 1926. Spanje en Frankrijk maakten onder meer gebruik van gifgas, waarbij duizenden doden vielen.
In 1929 bezetten de Chinezen de spoorweg in Mantsjoerije. Daardoor kwam het tot een openlijk conflict met de Sovjet-Unie. Toen Sovjettroepen op 15 november de grens met China overstaken, kwam het tot zware gevechten. Hierbij vielen aan Chinese kant meer dan 2000 doden en 10.000 gewonden. Het Mantsjoerije-incident in 1931, een bomaanslag op een spoorlijn, werd door Japan gebruikte om de oorlog te beginnen en de Chinese provincie te bezetten. In 1937 werd de oorlog voortgezet met een aanval op het hele Chinese vasteland, dat toen ook door Japan werd veroverd. Tijdens deze oorlog vielen honderdduizende doden, vooral burgers en pleegden de Japanse troepen verschillende massamoorden.
Op 3 oktober 1935 ontketende Italië een oorlog tegen Ethiopië. Na zeven maanden van hevige gevechten lukte het om het land te veroveren. In aanvallen op de burgerbevolking gebruikten de Italianen op grote schaal mosterdgas. Naast 25.000 militairen kostte deze oorlog aan 250.000 burgers het leven. In 1936 begonnen een aantal generaals een oorlog tegen de Spaanse republiek. Zij werden daarbij gesteund door Italië, Duitsland en Portugal. De republiek werd op haar beurt gesteund door de Sovjet-Unie en Mexico. De oorlog, die duurde drie jaar duurde en eindigde met een overwinning voor de generaals, eiste in totaal meer dan een half miljoen doden. Op 12 maart 1938 marcheerden Duitse militairen Oostenrijk binnen. Op 15 maart 1939 bezetten Duitse legereenheden Tsjechië en Hongaarse troepen Slowakije. Deze militaire veroveringen vormden de eerste oorlogshandelingen, die zouden leiden tot de Tweede Wereldoorlog.
De wapenstilstand van 11 november 1918 luidde dus geenszins een periode van vrede in maar bracht een onafgebroken reeks oorlogen met zich mee die uiteindelijk uitmondden op de Tweede Wereldoorlog.
De wapenstilstand maakte het mogelijk voor de bourgeoisie het proletariaat de oorlog te verklaren door (a) de arbeiders te verdelen tussen “overwinnaars” en “overwonnen” landen en (b) de wapens te keren tegen de revolutie. In Rusland was de contrarevolutie al in alle hevigheid losgebarsten. (Zie: “The world bourgeoisie against the October revolution”; Internationale Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 160). Ook in Duitsland stond de bourgeoisie klaar om haar contrarevolutionaire terreur uit te oefenen. Gevoed door een ongekende haat tegen de arbeidersklasse, bereidde ze zich voor om de haarden van de kommunistische revolutie met geweld uit te roeien en te verpletteren.
a) De arbeidersklasse verdelen
De bourgeoisie was bewust van het gevaar: “heel Europa is vervuld van de geest van de revolutie. Er is niet alleen een diep gevoel van ontevredenheid, maar ook van woede en opstand onder de arbeiders (…). De hele bestaande orde, in zowel haar politieke, sociale als economische aspecten wordt in vraag gesteld door de massa’s van de bevolking van het ene uiteinde van Europa naar het andere.” (De Britse eerste minister Lloyd George, in een geheim memorandum aan de Franse premier Georges Clemenceau, maart 1919). Met de ondertekening van de wapenstilstand werd de arbeidersklasse in Europa opgesplitst in twee delen: aan de ene kant de arbeidersklasse die zich bevond in het kamp van de verliezende natiestaten en aan de andere kant het deel dat zich bevond in de overwinnende kapitalistische landen en overspoeld werden door een golf van nationaal-chauvinisme (vooral in Frankrijk, Engeland, België en de VS). Op die manier wist de bourgeoisie de revolutionaire opstanden te beperken tot de eerstgenoemde landen (en Italië).
Als voorbeeld hiervan kunnen we verwijzen naar de bijzondere situatie, die enkele dagen voor en na 11 november 2018 in Brussel ontstond. Duitse soldaten die er gelegerd waren, versterkt door Duitse matrozen uit de zeemachtbasis van de Kriegsmarine in Oostende, kwamen in opstand en richtten een revolutionaire soldatenraad op. Zij trokken door de straten van Brussel met Duitse, Belgische en rode vlaggen om solidariteit te zoeken met de Belgische arbeiders en hun organisaties. Ondanks enkele daden van verbroedering met leden van de Socialistische Jonge Wacht, roepen de vakbonden op om geen acties te ondernemen en, onder invloed van de chauvinistische propaganda, komt er geen mobilisatie van de Brusselse arbeiders maar wachtten ze passief op de feestelijke intocht van het zegevierende Belgische leger enkele dagen later.
b) De wapens richten op de revolutie
“Eerst hadden de verschillende nationale bourgeoisieën op het slagveld van de imperialistische oorlog geprobeerd elkaars territoria af te snoepen ten koste van meer dan 20 miljoen doden en een ontelbaar aantal gewonden. Geconfronteerd met een arbeidersklasse, die op haar klasseterrein vocht, stonden ze onmiddellijk klaar om hun gelederen te sluiten. Opnieuw werd bevestigd dat de heersende klasse, door haar eigen aard verdeeld, zich in een revolutionaire situatie kan verenigen om de arbeidersklasse het hoofd te bieden.” (“1918-1919: Seventy years ago - On the Revolution in Germany”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 56)
Toen de sovjets in oktober 1917 aan de macht kwamen barstte de reactie van de imperialistische krachten onmiddellijk los. Een internationaal verenigde bourgeoisie, met legers uit 21 verschillende landen, keerde zich tegen de jonge Sovjet Republiek. De contrarevolutionaire aanval begon in 1917 en duurde tot 1922. De ‘Witte Legers’ lanceerden een verschrikkelijke burgeroorlog. De legers van de kapitalistische staten van Europa, de Verenigde Staten en Japan maakten met hun oorlog tegen de arbeidersklasse in Rusland ontelbare slachtoffers. Van het aantal mensen dat de dood vond in the burgeroorlog, waren ongeveer één miljoen soldaten van het Rode Leger. Daarnaast stierven nog vele miljoenen mensen door de indirecte gevolgen van de oorlog, zoals hongersnood en epidemieën. De schattingen van het aantal doden door de terreur van de Witte Legers lopen uiteen van 300.000 tot 1 miljoen. (https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War [8])
De ontketening van de revolutie in centraal Europa: Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, enzovoort, maakte het noodzakelijk om het Duitse leger niet geheel en al te ontwapenen. “Men ging ervan uit dat het Duitse leger sterk genoeg moest zijn om de interne orde te handhaven en een eventuele machtsgreep van de Bolsjewiki te voorkomen.” (“Lloyd George at War”, George H. Cassar) Daarop werd de Duitse militaire leiding, nadat ze er 30.000 had gevraagd, toegestaan om 5.000 mitrailleurs te behouden.
Ook in Duitsland brak einde 1918 de opstand uit. Op 10 november 1918 bood generaal Groener, de opvolger van Ludendorf als opperbevelhebber van het Duitse leger, in een telefoongesprek met de sociaaldemocratische regeringsleider Friedrich Ebert, een pact aan. De generaal stelde een loyale samenwerking voor om zo snel mogelijk een einde te maken aan het ‘bolsjewisme’ en een terugkeer te verzekeren naar ‘wet en orde’. “Het was een verbond tegen de revolutie. ‘Ebert ging in op mijn voorstel een bondgenootschap te sluiten,’ schrijft Groener. ‘Van toen af bespraken we iedere avond met elkaar via een geheime verbinding tussen de Rijkskanselarij en de legerleiding de noodzakelijke te nemen maatregelen. Het bondgenootschap heeft goed voldaan.’” (Sebastian Haffner, De verraden revolutie).
Onder invloed van de revolutie waren grote delen van de militairen en van de mariniers onbetrouwbaar geworden voor de bourgeoisie. Met de klasse-oorlog in het vooruitzicht kreeg de sociaaldemocraat Gustav Noske, die in december 1918 was toegetreden tot de regering Ebert, de opdracht om Freikorpsen te vormen. Hiervoor werden vooral gezagsgetrouwe, conservatieve en extreemrechtse frontsoldaten geworven, die hun vaderland wilden verdedigen tegen het bolsjewisme en door de afloop van de oorlog uitgesloten waren van de maatschappij. Zo kon de Duitse staat in januari 1919 opnieuw beschikken over loyale legereenheden van een paar honderdduizend soldaten, waaronder 38 Freikorpsen. In de strijd tegen de revolutie deinsde de SDP-regering er niet voor terug om schaamteloos gebruik te maken van de meest reactionaire gewapende krachten. Nadat hij de woorden had uitgesproken “iemand moet de bloedhond zijn” en de opstandelingen voor “de hyena’s van de revolutie” had uitgemaakt, liet Noske de Freikorpsen op de arbeiders los: de oorlog tegen de arbeidersklasse in Duitsland was begonnen. Vanaf half januari werd de militaire aanval ingezet op de arbeidersklasse en haar revolutionaire organisaties (partijen, groeperingen, pers, enzovoort). Hele arbeiderswijken van de grote steden werden één voor één aangevallen en overal werden de vreselijkste slachtingen aangericht. (Zie ook de twee artikels over de Duitse revolutie, elders in deze krant)
Zoals de oorlog werd gevoerd tegen de arbeidersklasse in Duitsland, zo verliep deze ook in een aantal andere landen. Een van die landen was Hongarije, waar de arbeidersopstand eveneens een revolutionaire leiding aan de macht had gebracht. Daar werd de opstand, na een aantal maanden, eveneens in bloed gesmoord door een militaire aanval van de kapitalistische krachten. Op 1 augustus 1919 viel Roemenie, Hongarije binnen en wierp de revolutionaire regering omver wat een einde maakte aan het kommunistische experiment. Gesteund door Frankrijk en Engeland en het Witte Leger, namen Roemeense troepen op 1 augustus Boedapest in en installeerden een vakbondsregering die de Arbeidersraden liquideerde. Toen de vakbonden klaar waren met hun werk gaven ze het bevel over aan admiraal Horty (een latere collaborateur van de nazi’s) die een terreurbewind ontketende tegen de arbeiders (8.000 mensen werden geëxecuteerd, 100.000 gedeporteerd).
Kapitalisme is geweld en vrede binnen het kapitalisme is een complete illusie. De geschiedenis van de 20e eeuw laat zien dat een ‘wapenstilstand’ alleen wordt gesloten om een nieuwe oorlog te beginnen. Want terwijl de wapens tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlogen geen moment hebben gezwegen, is deze tendens, van permanente toestand van oorlog, na de Tweede Wereldoorlog alleen maar sterker geworden. Zo was de periode van de ‘Koude Oorlog’, in tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, geen periode van ‘louter’ gewapende vrede, maar van tientallen militaire confrontaties (Korea, Vietnam, Midden-Oosten, …), die zich uitstrekten over de hele wereld en miljoenen slachtoffers eisten.
Een vrome wens om vrede houdt de oorlog niet tegen. Zelfs als die ondersteund wordt door massale betogingen. Zo riep de SPD, op 25 juli 1914, bijvoorbeeld op tot een massale demonstratie tegen de oorlog. Er werd massaal gehoor aan gegeven. Op 29 en 30 juli namen, in heel Duitsland, 750.000 mensen deel aan de protesten. Toch vormde dit voor de bourgeoisie geen aanleiding haar gang naar de oorlog stop te zetten. Integendeel, diezelfde sociaaldemocratische SPD besloot een paar dagen later om de arbeidersmassa’s te verraden en de bourgeoisie in haar oorlogsdrift te steunen.
Een massabetoging kan een moment zijn in het verzet tegen de oorlog, maar die moet dan wel plaatsvinden in het kader van een algemene proletarische opstand, in een dynamiek van de aanval op de burgerlijke staat. Dit bleek duidelijk in 1917 in Rusland. Zo ook was de opstand van 1918 in Duitsland in eerste instantie slechts gericht op de beëindiging van de oorlog. En die oorlog werd ook beëindigd omdat er de reële dreiging bestond dat de arbeiders de macht zouden overnemen. Want alleen een revolutionaire omwenteling en de macht in handen van de arbeidersklasse kan een einde maken aan iedere vorm van oorlog n
“Of de bourgeois regering maakt vrede, zoals ze de oorlog maakte en dan zal, zoals na elke oorlog, het imperialisme blijven domineren en de oorlog onvermijdelijk gevolgd worden door nieuwe herbewapening, nieuwe oorlogen, vernietiging, reactie en barbarendom. Of anders moeten jullie de krachten verzamelen voor een revolutionaire opstand, strijden om de politieke macht te verwerven die jullie in staat stelt vrede te dicteren, zowel in het binnenland als elders” (Rosa Luxemburg, Spartakusbriefe nr. 4, april 1917).
Dennis / 2018.10.11
Met haar opstand in november 1918 had de arbeidersklasse de bourgeoisie in Duitsland gedwongen een einde te maken aan de oorlog. Om de radicalisering van de beweging te saboteren en een herhaling van de ‘gebeurtenissen in Rusland’ te verhinderen, gebruikte de kapitalistische klasse de SPD als oorlogsmachine in de strijd tegen de arbeidersklasse. Dankzij een bijzonder doeltreffende sabotagepolitiek deed de SPD, met behulp van de vakbonden, al wat ze kon om de macht van de arbeidersraden te ondermijnen.
Tegenover de explosieve ontwikkeling van de beweging, met soldaten die overal aan het muiten sloegen en zich aansloten bij het kamp van de opstandige arbeiders, kon de bourgeoisie niet onmiddellijk overgaan tot repressie. Ze moest eerst politiek tegen de arbeidersklasse optreden en die weg volgen teneinde een militaire overwinning te kunnen behalen.
Toch begon de voorbereiding van de militaire actie vanaf het allereerste begin. Het waren niet de rechtse partijen van de bourgeoisie die deze repressie organiseerden, maar de partij die nog werd gezien als ‘de grote Partij van het proletariaat’, de SPD, en ze deed dat in nauwe samenwerking met het leger. Het waren deze fameuze democraten die zich inzetten om de laatste verdedigingslinie van het kapitalisme te vormen. Zij waren het die de meest doeltreffende borstwering van het kapitaal vormden. De SPD begon met het op de been brengen van commando-eenheden, daar het reguliere leger, besmet met het ‘virus van de arbeidersstrijd’, steeds minder aan de burgerlijke regering gehoorzaamde. Deze compagnies van vrijwilligers, die een speciaal soldij ontvingen, zouden dienen als hulptroepen van de repressie.
Precies één maand na het uitbreken van de strijd gaf de SPD de politie het bevel met geweld binnen te dringen in de kantoren van Die Rote Fahne, de krant van Spartakus. Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg en andere Spartakisten, maar ook leden van De Uitvoerende Raad van Berlijn, werden gearresteerd.
Op hetzelfde moment vielen troepen, die trouw waren gebleven aan de regering, een betoging aan van soldaten die gedemobiliseerd of gedeserteerd waren; 14 betogers werden gedood. In antwoord daarop gingen op 7 december verschillende fabrieken in staking. In alle fabrieken vonden algemene vergaderingen plaats. Voor het eerst was er, op 8 december, een betoging van gewapende soldaten en arbeiders waaraan 150.000 personen deelnemen. In steden in de Ruhr, zoals Mülheim, namen arbeiders en soldaten enkele fabrieksbazen gevangen.
Tegenover die provocaties van de regering stuurden de revolutionairen niet aan op een onmiddellijke opstand, maar riepen ze de arbeiders op massaal in beweging te komen. De Spartakisten hadden de situatie ingeschat als nog niet rijp genoeg om de burgerlijke regering omver te werpen, meer bepaald vanuit het oogpunt van de bekwaamheden van de arbeidersklasse.
Het Nationale Radencongres, dat half december 1918 plaatsvond, liet zien dat dit inderdaad het geval was en de bourgeoisie zou gebruik maken van deze situatie. De afgevaardigden op dit Congres besloten hun beslissing te onderwerpen aan een Nationale Vergadering, die verkozen moest worden. Tegelijkertijd werd een Centrale Raad (Zentralrat) gevormd, uitsluitend bestaande uit SPD-leden, die beweerde te spreken uit naam van de arbeiders- en soldatenraden in Duitsland. De bourgeoisie heeft deze zwakheid van de arbeidersklasse uitgebuit door meteen na het Congres een andere militaire provocatie te ontketenen: op 24 december gingen commando-eenheden en regeringstroepen over tot de aanval. Elf mariniers en verschillende soldaten werden gewond. Eens te meer wekte dit grote verontwaardiging bij de arbeiders. De arbeiders van het autobedrijf Daimler en verschillende andere fabrieken in Berlijn richtten een Rode Garde op. Op 25 december vonden er, in antwoord op de aanval, machtige betogingen plaats. De regering moest een stap terugdoen. De regeringsploeg verloor steeds meer aan krediet, en de USPD, die tot dan toe met de SPD in de regering zat, trok zich eruit terug.
Maar de bourgeoisie gaf niet op. Ze bleef ijveren voor de ontwapening van het proletariaat dat in Berlijn nog wapens bezat, en bereidde zich erop voor om het een beslissende klap toe te brengen.
Om de bevolking op te zetten tegen de klassebeweging, werd de SPD de spreekbuis van een enorme lastercampagne tegen de revolutionairen; een campagne die er zelfs toe overging te eisen dat met name de Spartakisten ter dood gebracht zouden worden.
Eind december trad de Spartakusgroep uit de USPD om met de IKD de KPD op te richten. De arbeidersklasse had nu dus een klassepartij, die geboren was in het vuur van de beweging en die het doelwit werd van de aanvallen van de SPD, de voornaamste verdediger van het kapitaal.
Voor de KPD was de grootst mogelijke massa-activiteit van de arbeiders onmisbaar om zich te kunnen verzetten tegen die tactiek van het kapitaal. “Na de aanvankelijke fase van de revolutie, die van de voornamelijk politieke strijd, opent zich nu een fase van versterkte, intensievere en voornamelijk economische strijd” (Rosa Luxemburg op het Oprichtingscongres van de KPD). De SPD-regering “zal de vlammen van de economische klassestrijd niet overleven” (ibid.) Daarom doet het kapitaal, met de SPD op kop, al wat het kan om iedere uitbreiding van de strijd naar dat terrein te verhinderen door voortijdig gewapende arbeidersopstanden uit te lokken en die dan vervolgens neer te slaan. Het moest eerst de beweging in haar centrum, Berlijn, verzwakken, om vervolgens de rest van de arbeidersklasse te kunnen aanvallen.
In januari reorganiseerde de bourgeoisie haar troepen die in Berlijn gestationeerd waren. In totaal beschikte ze over meer dan 80.000 soldaten, verspreid over de stad, waarvan 10.000 stoottroepen. Aan het begin van de maand lanceerde ze een nieuwe provocatie tegen de arbeiders om hen militair te verdelen. Op 4 januari werd de politieprefect van Berlijn, Eichhorn, die in november door de arbeiders was aangesteld, door de burgerlijke regering uit zijn functie ontheven. De arbeidersklasse beschouwde dat als een aanval. Op de avond van 4 januari hielden de Vertrouwensmannen (Obleute) een meeting, waaraan Liebknecht en Pieck, namens de pas opgerichte KPD, deelnamen.
De KPD, de revolutionaire Obleute en de USPD riepen op tot een protestbijeenkomst op zaterdag 5 januari. Als gevolg van die bijeenkomst namen ongeveer 150.000 arbeiders deel aan de betoging voor de politieprefectuur. Op de avond van 5 januari bezetten een aantal betogers de kantoren van de SPD-krant, Vorwärts, en andere uitgeverijen. Die acties vonden waarschijnlijk plaats op aansporing van provocateurs en kwamen in ieder geval op gang zonder dat het Comité ervan op de hoogte was of er zijn goedkeuring aan had gegeven.
De voorwaarden waren inderdaad niet rijp voor een omverwerping van de regering en de KPD legde dat duidelijk uit in een pamflet dat begin januari uitgegeven werd:
“Als de arbeiders van Berlijn vandaag de Nationale Vergadering ontbinden, als ze de Eberts en de Scheidemannen in de gevangenis gooien, terwijl de arbeiders in de Ruhr, in Opper-Silezië en aan de Elbe rustig blijven, dan zal het kapitalisme morgen Berlijn kunnen uithongeren. Het offensief van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie, de strijd om de macht van de arbeiders- en soldatenraden moet het werk zijn van alle arbeiders van het Rijk. Alleen de strijd van de arbeiders in de steden en op het platteland, overal en op permanente wijze, die, door te versnellen en toe te nemen, een machtige golf wordt die met geweld heel Duitsland overspoelt, alleen één enkele golf, die gevormd wordt door de slachtoffers van de uitbuiting en onderdrukking en die zich over het hele land uitbreidt, kan de kapitalistische regering doen uiteenspatten, de Nationale Vergadering ontbinden, en op de ruïnes de macht van de arbeidersklasse opbouwen die het proletariaat naar de complete overwinning zal leiden in de verdere strijd tegen de bourgeoisie. (...)
Arbeiders, mannen en vrouwen, soldaten en mariniers! Roep overal vergaderingen samen en leg duidelijk uit aan de massa’s dat de Nationale Vergadering enkel bluf is. In elke werkplaats, in elke troepeneenheid, in elke stad, moet gij kijken en nagaan of uw arbeiders- en soldatenraad inderdaad verkozen is, of er geen vertegenwoordigers van het kapitalistisch systeem in zitten, geen verraders van de arbeidersklasse zoals de mannen van Scheidemann, of onstandvastige en aarzelende elementen zoals de Onafhankelijken.”
Deze analyse laat zien dat de KPD duidelijk inzag dat de omverwerping van de kapitalistische klasse nog niet meteen mogelijk was en dat een greep naar de macht nog niet aan de orde was.
Na de enorme massabetoging van 5 januari kwamen de Vertrouwensmannen ‘s avonds in vergadering bijeen, met deelname van afgevaardigden van de KPD en vertegenwoordigers van de garnizoenstroepen. Onder de indruk van de machtige betoging van die dag, verkozen de aanwezigen een Revolutionair Comité van 52 leden, met Ledebourg als voorzitter, Scholze voor de revolutionaire Vertrouwensmannen en Karl Liebknecht voor de KPD. Ze besloten tot een algemene staking en nog een betoging voor de volgende dag, 6 januari.
Het Revolutionaire Comité verspreidde een pamflet dat opriep tot de opstand: “Laten we vechten voor de macht van het revolutionair proletariaat! Weg met de regering Ebert-Scheidemann!”
Soldaten verklaarden zich solidair met het Revolutionaire Comité. Een afvaardiging van soldaten verzekerde dat ze zich aan de kant van de revolutie zou scharen zodra de afzetting van de regering Ebert-Scheidemann aangekondigd zou worden. In antwoord daarop tekenden Liebknecht voor de KPD en Scholze voor de Vertrouwensmannen een decreet waarin verklaard werd dat de afzetting een feit was en dat de regeringszaken overgenomen werden door het Revolutionaire Comité. Op 6 januari betoogden ongeveer 500.000 personen door de straten. Betogingen en bijeenkomsten hadden plaats in elke wijk van de stad; de arbeiders van Groot Berlijn eisten dat men hen hun wapens zou teruggeven. De KPD eiste de bewapening van het proletariaat en de ontwapening van de contrarevolutionairen. Hoewel het Revolutionaire Comité het ordewoord “Weg met de regering !” gegeven had, nam het geen enkel ernstig initiatief om die oriëntatie tot een goed einde te brengen. In de bedrijven werd geen enkele strijdgroep georganiseerd, er werd geen enkele poging ondernomen om de staatszaken in handen te nemen en de oude regering te verlammen. Niet alleen had het Revolutionaire Comité geen enkel actieplan, maar bovendien werd het de 6e januari door de marine gedwongen zijn hoofdkwartier te verlaten.
De arbeidersmassa, die betoogde, verwachtte op straat richtlijnen te krijgen terwijl haar leiders hulpeloos bleven. Terwijl de proletarische leiding aarzelde en terugdeinsde, geen enkel actieplan had, kwam de regering, geleid door de SPD, op haar beurt al snel de schok te boven die in het begin veroorzaakt was door dit offensief van de arbeiders. Van alle zijden kreeg ze steun. De SPD riep op tot stakingen en betogingen om de regering te ondersteunen. Er werd een nog meer verbeten en doortrapte campagne ontketend tegen de kommunisten.
De SPD en haar medeplichtigen waren dus bezig om, in naam van de revolutie en de belangen van het proletariaat, de afslachting van de revolutionairen van de KPD voor te bereiden. Met de meest verachtelijke dubbelhartigheid riep zij de raden op de regering te steunen tegen wat zij ‘de gewapende bendes’ noemde. De SPD bevoorraadde zelfs een militaire afdeling, die wapens verkreeg uit de kazernes, en Noske werd aan het hoofd geplaatst van de repressiekrachten met de woorden: “We hebben een bloedhond nodig en ik zal me niet onttrekken aan die verantwoordelijkheid.”
Op 6 januari vonden de eerste schermutselingen plaats. Terwijl de regering troepen verzamelde rond Berlijn, kwam De Uitvoerende Raad van Berlijn ‘s avonds de 6e bijeen. Overheerst door SPD en USPD, stelde ze voor dat er onderhandelingen zouden komen tussen de revolutionaire Vertrouwensmannen en de regering, terwijl De Uitvoerende Raad had opgeroepen deze laatste omver te werpen. De Uitvoerende Raad speelde de ‘verzoener’ door voor te stellen het onverenigbare te verenigen. Die houding zaaide verwarring onder de arbeiders, vooral onder de soldaten die toch al aarzelden. De mariniers besloten dus een politiek van ‘neutraliteit’ te voeren. In een situatie van rechtstreekse confrontatie tussen de klassen kan elke besluiteloosheid ertoe leiden dat de arbeidersklasse al snel het vertrouwen in haar eigen capaciteiten verliest en er een wantrouwende houding ten opzichte van haar eigen politieke organisaties wordt ingenomen. Door deze kaart te trekken zorgde de SPD voor een dramatische verzwakking van het proletariaat. Tegelijkertijd gebruikte ze provocateurs (zoals later bewezen werd) om de arbeiders tot een confrontatie aan te zetten.
In het licht van deze situatie had de leiding van de KPD, in tegenstelling tot het Revolutionaire Comité, een zeer duidelijk standpunt, dat steunde op een analyse van de situatie die ze gemaakt had op haar oprichtingscongres et die oordeelde dat het nog te vroeg was voor een greep naar de macht.
De KPD riep de arbeiders dus op eerst en vooral de raden te versterken, door de strijd te ontwikkelen op hun klasseterrein, in de bedrijven, en door zich te ontdoen van de Eberts, de Scheidemannen en co. Door de druk via de raden op te drijven, zouden ze een nieuw elan aan de beweging kunnen geven om zich dan te werpen in de strijd voor een greep naar de politieke macht.
Dezelfde dag oefende Luxemburg en Jogiches zware kritiek uit op het ordewoord van de onmiddellijke omverwerping van de regering, dat door het Revolutionaire Comité gegeven was, maar vooral op het feit dat het Comité zich door zijn aarzelende en capitulerende houding getoond had niet in staat te zijn de klassebeweging te leiden. Ze verweten in het bijzonder Liebknecht dat hij op eigen houtje gehandeld had, en zich had laten meeslepen door enthousiasme en ongeduld, in plaats van de Partijleiding te consulteren en zich te steunen op het programma en de analyses van de KPD.
Deze situatie toont duidelijk aan dat het noch aan programma, noch aan analyses ontbrak, maar dat de Partij als organisatie niet in staat was haar rol te vervullen als politieke leiding van het proletariaat. Slechts enkele dagen eerder opgericht, had de KPD nog geen invloed op de klasse, en nog minder de organisatorische stevigheid en samenhang die de Bolsjewistische Partij in Rusland een jaar eerder wel had. De onrijpheid van de Kommunistische Partij van Duitsland lag ten grondslag aan de versnippering in haar rijen, iets dat nog grote en dramatische gevolgen zou hebben in de komende gebeurtenissen.
In de nacht van 8 op 9 januari gingen de regeringstroepen tot de aanval over. Het Revolutionaire Comité, dat de krachtsverhouding nog steeds niet goed geanalyseerd had, riep op tot actie tegen de regering: “Algemene staking! Te wapen!: Er is geen andere keus! We moeten vechten tot de laatste man!” Veel arbeiders gaven gehoor aan deze oproep, maar opnieuw wachtten ze tevergeefs op duidelijke instructies van het Comité. In feite was er niets gedaan om de massa’s te organiseren, om aan te sturen op verbroedering tussen de revolutionaire arbeiders en de troepen... De troepen van de regering trokken Berlijn binnen en leverden gedurende verschillende dagen zware straatgevechten tegen de gewapende arbeiders. Velen raakten gewond of werden gedood in de versnipperde gevechten in vele delen van de stad. Op 13 januari besloot de USPD tot het einde van de algemene staking en op 15 januari werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord door de bloedhonden van het sociaal-democratisch regering. De misdadige campagne van de SPD, “Doodt Liebknecht!” werd voor de bourgeoisie dus met succes bekroond. De KPD werd beroofd van haar belangrijkste leider
De KPD had niet de kracht om de beweging in toom te houden, zoals de bolsjewiki dat gedaan hadden in juli 1917. Volgens Ernst, de nieuwe sociaal-democratische politiechef die de afgezette Eichhorn verving: “Elk succes voor de mensen van Spartakus was vanaf het begin uitgesloten omdat wij hen met onze voorbereidingen gedwongen hebben vroegtijdig toe te slaan. We konden in hun kaarten kijken zodra ze deze begonnen uit te spelen en daarom waren wij in staat hen te verslaan.”
Na dit militaire succes begreep de bourgeoisie onmiddellijk dat ze van haar voordeel gebruik moest maken. Ze ontketende een bloedige golf van geweld waarin duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten vermoord werden, gemarteld en in de gevangenis gegooid. De moorden op Liebknecht en Luxemburg waren geen uitzondering, maar verrieden de beestachtige vastberadenheid waarmee de bourgeoisie haar doodsvijanden, de revolutionairen, wilde uitschakelen.
Op 19 januari triomfeerde ‘de democratie’: er vonden verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Onder druk van de arbeidersstrijd besloot de regering op hetzelfde moment naar Weimar te verhuizen. De Weimarrepubliek werd ingesteld op de dode lichamen van duizenden arbeiders n
(Naar een artikel uit International Review 83, 4e kwartaal 1995).
Hieronder publiceren wij een rapport over de imperialistische situatie dat het centrale orgaan van de IKS tijdens een vergadering in juni 2018 heeft aangenomen. Sinds het rapport werd geschreven, hebben de gebeurtenissen rond Trump's bezoek aan Europa de belangrijkste ideeën, die in het rapport werden ontwikkeld, duidelijk bevestigd, in het bijzonder het idee dat de VS nu de belangrijkste drijvende kracht zijn geworden van de tendens van het “ieder voor zich” op wereldvlak, zelfs tot op het punt dat de instrumenten van hun eigen “wereldorde” worden weggegooid. (Zie ons artikel: Trump in Europe: an expression of capitalism in turmoil [13])
* * *
De hoofdlijnen van het rapport over de imperialistische spanningen van november 2017 (zie onze website: https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017 [14]) bieden ons het essentiële kader om de huidige ontwikkelingen te begrijpen
De laatste tijd is het gewicht van het populisme steeds tastbaarder geworden, waardoor de tendens van het “ieder voor zich” en de toenemende onvoorspelbaarheid van imperialistische conflicten wordt verergerd;
Deze algemene kenmerken van die tijd worden nu weerspiegeld in een reeks bijzonder betekenisvolle tendensen.
De evolutie van de Amerikaanse imperialistische politiek van de afgelopen dertig jaar is een van de meest significante fenomenen van de periode van ontbinding: na de belofte van een nieuw tijdperk van vrede en welvaart (Bush Senior) in de nasleep van de implosie van het Sovjetblok, na de strijd tegen de tendens tot het “ieder voor zich”, is ze nu de belangrijkste drijvende kracht van deze tendens in de wereld geworden. Het voormalige hoofd van een blok en de enige grote imperialistische supermacht die overblijft na de implosie van het Oostblok, die al ongeveer 25 jaar optreedt als wereldpolitieagent en strijdt tegen de verspreiding van het “ieder voor zich” op het imperialistische vlak, verwerpt nu internationale onderhandelingen en mondiale overeenkomsten ten gunste van een politiek van “bilateralisme”.
Een gemeenschappelijk principe, gericht op het overstijgen van de chaos in de internationale verhoudingen, is samengevat in de volgende Latijnse leuze: “pacta sunt servanda” - verdragen, overeenkomsten moeten worden gerespecteerd. Als iemand een globaal - of multilateraal - akkoord ondertekent, wordt hij of zij verondersteld het te respecteren, althans op het eerste gezicht. Maar de Verenigde Staten, onder Trump, schafte deze conceptie af: “Ik onderteken een verdrag, maar ik kan het morgen opheffen”. Dit is al gebeurd met het TransPacific Pact (TPP), het Akkoord van Parijs over klimaatverandering, het nucleaire verdrag met Iran, het slotakkoord tijdens de bijeenkomst van de G7 in Quebec. De Verenigde Staten verwerpen nu internationale overeenkomsten ten gunste van onderhandelingen tussen staten, waarbij de Amerikaanse bourgeoisie haar belangen rechtstreeks oplegt door middel van economische, politieke en militaire chantage (zoals nu het geval is met Canada voor en na de G7 met betrekking tot de NAFTA of met de dreiging van represailles tegen Europese bedrijven die in Iran investeren). Dit zal enorme en onvoorspelbare gevolgen hebben voor de ontwikkeling van imperialistische spanningen en conflicten (maar ook voor de economische situatie op wereldvlak) in de komende periode. We zullen dit illustreren aan de hand van drie “hete hangijzers” in de huidige imperialistische botsingen:
Hoewel deze politiek een enorme toename van chaos en het “ieder voor zich” met zich meebrengt, evenals een verdere achteruitgang van de mondiale posities van de eerste wereldmacht, is er geen tastbaar alternatief in de Verenigde Staten. Na anderhalf jaar van onderzoek door openbare aanklager Mueller en andere vormen van druk op Trump is het onwaarschijnlijk dat Trump uit het ambt wordt verwijderd, mede omdat er zich geen andere politieke kracht aandient. Het moeras binnen de Amerikaanse bourgeoisie deint uit.
De tegenstelling kan niet opvallender zijn. Terwijl de Verenigde Staten van Trump de globalisering aan de kaak stellen en terugkeren naar “bilaterale” overeenkomstenen, kondigt China een grootschalig wereldwijd project aan, de “Nieuwe Zijderoute”. Hierbij zijn ongeveer 65 landen op drie continenten betrokken, die 60% van de wereldbevolking en ongeveer een derde van het mondiale BBP (bruto binnenlands product) vertegenwoordigen, met investeringen over een periode van 30 jaar (2050!) die een omvang van 1,2 triljoen dollar kunnen bereiken.
Sinds het begin van zijn heropkomst, die gepland is op de meest systematische manier en op lange termijn, heeft China zijn leger gemoderniseerd, een “parelketting” geconstrueerd te beginnen met de bezetting van koraalriffen in de Zuid-Chinese Zee en de oprichting van een keten van militaire bases in de Indische Oceaan. Maar voorlopig is China niet op zoek naar een directe confrontatie met de Verenigde Staten; integendeel, het land wil tegen 2050 de machtigste economie ter wereld worden en probeert zijn banden met de rest van de wereld te ontwikkelen en tegelijkertijd directe confrontaties te vermijden. De politiek van China is een politiek van lange termijn, in tegenstelling tot de overeenkomsten op korte termijn die door Trump worden voorgestaan. China streeft ernaar zijn expertise en zijn industriële, technologische en vooral militaire kracht te ontwikkelen. Op dit laatste terrein hebben de Verenigde Staten nog steeds een aanzienlijke voorsprong op China.
Terwijl de G7-top in Canada (9-10 juni 2018) mislukte, organiseerde China in Quingdao een conferentie van de Shanghai-samenwerkingsorganisatie (SSO), waar de presidenten van Rusland (Poetin), India (Modi), Iran (Rohani) en de leiders van Wit-Rusland, Oezbekistan, Pakistan, Afghanistan, Tadzjikistan en Kirgizië aanwezig waren (20% van de wereldhandel, 40% van de wereldbevolking). De huidige doelstelling van China is duidelijk het project van de “Zijderoute” - met als doel zijn invloed uit te breiden. Dit is een project op lange termijn en een directe confrontatie met de Verenigde Staten zou deze plannen alleen maar dwarsbomen. In dit perspectief zal China zijn invloed aanwenden om aan te dringen op een overeenkomst die leidt tot de neutralisatie van alle kernwapens in de Koreaanse regio (met inbegrip van Amerikaanse kernwapens) en die - indien ze wordt aanvaard door de VS - de Amerikaanse strijdkrachten terug zou dringen tot Japan en de onmiddellijke dreiging op het noorden van China zou verminderen.
De ambities van China zullen echter onvermijdelijk leiden tot een confrontatie met de imperialistische doelstellingen, niet alleen van de Verenigde Staten maar ook van andere mogendheden, zoals India of Rusland:
De verergering van de neiging van het ieder voor zich op het imperialistische vlak en de toenemende concurrentie tussen imperialistische haaien wakkeren een ander significant fenomeen van deze ontbindingsfase aan: het aan de macht komen van “sterke leiders” met radicale taal en agressieve nationalistische retoriek.
Het aan de macht komen van een “sterke leider” en een radicale retoriek over de verdediging van de nationale identiteit (vaak gecombineerd met sociale programma's voor gezinnen, kinderen, gepensioneerden van het “eigen volk”) is typerend voor populistische regimes (Trump natuurlijk, maar ook Salvini in Italië, Orbán in Hongarije, Kaczynski in Polen, Babiš in de Tsjechische Republiek, ....) maar het is ook een meer algemene tendens in de wereld, niet alleen in de sterkste mogendheden (Poetin in Rusland) maar ook in tweederangs imperialistische landen zoals Turkije (Erdogan), Iran, Saoedi-Arabië (met de “coup” van Prins Mohammed Ben Salman).
In China is de beperking van het presidentschap tot twee periodes van vijf jaar uit de grondwet geschrapt, zodat Xi Jinping zich heeft opgedrongen als “leider voor het leven”, de nieuwe Chinese keizer (president, partijleider en hoofd van de Centrale Militaire Commissie, iets wat sinds Deng Xiaoping nooit meer is voorgekomen). “Democratische” leuzen of het ophouden van de democratische schijn (mensenrechten) zijn niet langer het dominante discours (zoals blijkt uit de gesprekken tussen Trump en Kim), in tegenstelling tot de periode van de val van het Sovjetblok en het begin van de 21ste eeuw. Zij hebben plaatsgemaakt voor een combinatie van zeer agressieve retoriek en pragmatische imperialistische afspraken.
Het sterkste voorbeeld is de Koreaanse crisis. Trump en Kim gebruikten eerst sterke militaire druk (zelfs met de dreiging van een nucleaire confrontatie) en zeer agressief taalgebruik voordat ze in Singapore bijeenkwamen om te onderhandelen. Trump bood enorme economische en politieke voordelen aan (het Birmese model) om Kim in het Amerikaanse kamp te lokken. Dit is niet helemaal ondenkbaar omdat de Noord-Koreanen een dubbelzinnige relatie en zelfs een wantrouwen hebben jegens China. De verwijzing naar Libië door Amerikaanse verantwoordelijken (waaronder John Bolton, nationaal veiligheidsadviseur) maakt dat de Noord-Koreanen echter bijzonder wantrouwig zijn tegenover de Amerikaanse voorstellen - Noord-Korea kan inderdaad hetzelfde lot beschoren zijn als Libië, toen Kadhafi werd aangespoord zijn wapens op te geven en zijn regime vervolgens met geweld werd neergehaald en hij werd gedood.
Deze politieke strategie is een meer algemene tendens in de huidige imperialistische botsingen, zoals blijkt uit de agressieve tweets van Trump tegen de Canadese premier Trudeau, door hem “een foute en zwakke leider” genoemd, omdat hij weigerde hogere invoerbelastingen te accepteren die door de Verenigde Staten worden verdedigd. Verder was er ook het brutale ultimatum van Saoedi-Arabië aan Qatar, beschuldigd van “centrisme” tegenover Iran, of de oorlogszuchtige verklaringen van Erdogan tegen het Westen en de NAVO over de Koerden. Tot slot vermelden we nog Poetin’s zeer agressieve regeringstoespraak, waarin de meest geavanceerde wapensystemen van Rusland werden gepresenteerd met de boodschap: “Je kunt ons maar beter serieus nemen”!
Deze tendensen versterken de algemene kenmerken van de tijd, zoals de intensivering van de militarisering (ondanks de sterke economische last die ermee gepaard gaat) bij de drie grootste imperialistische haaien, maar hebben ook een impact op het veranderend imperialistisch landschap in de wereld en in Europa. In deze context van agressieve politiek is het gevaar van beperkte nucleaire aanvallen zeer reëel, aangezien er veel onvoorspelbare elementen zijn in de conflicten rond Noord-Korea en Iran.
4) De tendens tot versnippering van de EU
Alle tendensen in Europa in de afgelopen periode – de Brexit, de opkomst van een grote populistische partij in Duitsland (AfD), de opkomst van populisten in Oost-Europa, waar de meeste landen worden geleid door populistische regeringen, worden versterkt door twee belangrijke gebeurtenissen:
Dit zal enorme gevolgen hebben voor de samenhang binnen de EU, de stabiliteit van de euro en het gewicht van de Europese landen op het imperialistische toneel.
Al deze oriëntaties versterken de crisis binnen de EU en de tendens tot versnippering. Uiteindelijk zal dit invloed hebben op de politiek van Duitsland, als het leidinggevende land in de EU, omdat het intern verdeeld is (gewicht van AfD en CSU), het geconfronteerd wordt met politieke oppositie van de populistische leiders van Oost-Europa en met economische oppositie van de mediterrane landen (Italië, Griekenland,,....) en verder een geschil heeft met Turkije, terwijl het rechtstreeks geviseerd wordt door de invoerrechten van Trump. De toenemende versnippering van Europa door de slagen van het populisme en het “America First” beleid zal tenslotte ook een groot probleem vormen voor de Franse politiek, aangezien deze tendensen volledig haaks staan op het programma van Macron, dat hoofdzakelijk gebaseerd is op de versterking van Europa en het volledig meegaan in het verhaal van de globalisering.
IKS (juni 2018)
Op 4 november 1918 sloegen duizenden matrozen aan het muiten in Kiel, een Duitse haven aan de Baltische zee, tegen het militair bevel scheep te gaan voor een zoveelste zeeslag.
Zo werd een hoogtepunt bereikt in de ontevredenheid en de verwerping van de oorlog. Na vier jaar van moorden met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, de uitputtende loopgravenoorlog waarin de verliezen groot waren, met de mosterdgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, het uithongeren van de arbeidersbevolking; na die eindeloze slachting was de arbeidersklasse de oorlog hartsgrondig beu en wilde ze zichzelf niet langer opofferen voor de imperialistische oorlog. De legerleiding wilde de voortzetting van de oorlog nochtans afdwingen met brutale repressie en stond klaar om de muitende matrozen genadeloos af te straffen.
In reactie daarop ontplooide zich een brede golf van solidariteit, die vanuit Kiel snel uitbreidde naar andere steden in Duitsland. Arbeiders legden hun werktuigen neer, soldaten weigerden bevelen op te volgen, en ze vormden arbeiders- en soldatenraden, zoals ze in januari 1918 al gedaan hadden in Berlijn. Deze doken ook snel in andere steden op. Op 5-6 november kwamen Hamburg, Bremen en Lübeck in beweging; Dresden, Leipzig, Magdeburg, Frankfurt, Keulen, Hannover, Stuttgart, Nüremberg en München werden op 7-8 november overgenomen door arbeiders- en soldatenraden. Binnen een week was er geen grote Duitse stad meer zonder arbeiders- en soldatenraad.
Tijdens deze beginfase werd Berlijn al snel het centrum van de opstand: “Op 9 november kwamen duizenden arbeiders en soldaten de straat op in massale betogingen. Slechts even tevoren had de regering ‘betrouwbare’ bataljons bevel gegeven snel naar de hoofdstad op te rukken om de regering te beschermen. Maar op de ochtend van 9 november liepen de fabrieken aan hoog tempo leeg. De straten vulden zich met grote mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieken lagen, werden grote betogingen gevormd die op weg naar het centrum met elkaar versmolten. Waar er soldaten bijeenkwamen, was het meestal niet nodig een speciale oproep te lanceren: ze sloten zich vanzelf bij de marsen van de arbeiders aan. Mannen, vrouwen, soldaten, gewapende mensen, vloeiden door de straten naar de nabijgelegen kazernes.” (R. Müller, November Revolution, Vol. 2, p.11)
Onder invloed van de overvloedige massa’s die bijeen waren in de straten veranderden de laatste resten van troepen, die nog regeringsgetrouw waren, van kamp; ze sloten zich bij de muiters aan en droegen hun wapens aan hen over. Het politiehoofdkwartier, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafkantoren, de gebouwen van het parlement en de regering werden allemaal op diezelfde dag bezet door bewapende arbeiders en soldaten; gevangenen werden bevrijd. Veel regeringspersoneel liep weg. Enkele uren volstonden om deze posten van de burgerlijke macht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad van arbeiders - en soldatenraden gevormd - de Vollzugsrat (uitvoerende raad).
Zo volgden de arbeiders in Duitsland in de voetstappen van hun klasse broeders en -zusters in Rusland, die in 1917 ook arbeiders- en soldatenraden gevormd hadden en in Oktober 1917 met succes de macht gegrepen hadden. De arbeiders in Duitsland volgden bijna hetzelfde pad als de arbeiders in Rusland: het kapitalistisch systeem overwinnen door de macht te grijpen doorheen de arbeiders- en soldatenraden, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap gezet hadden in die richting.
Met deze opstandige beweging begonnen de arbeiders in Duitsland de grootste massastrijd ooit in Duitsland. Alle akkoorden inzake ‘sociale vrede’, die de vakbonden gedurende de oorlog aanvaard hadden, werden door de arbeidersstrijd kapotgeslagen. Door op deze wijze in opstand te komen, schudden de arbeiders in Duitsland de gevolgen van zich af van de nederlaag van augustus 1914. Het fabeltje dat de arbeidersklasse in Duitsland volledig verlamd was door het reformisme vloog aan stukken. De arbeiders in Duitsland gebruikten dezelfde strijdmethodes die de vervalperiode zouden kenmerken en die eerder al getest waren door de arbeiders in Rusland in 1905 en 1917: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Naast de arbeiders in Rusland vormden de arbeiders in Duitsland de speerpunt van de eerste grote internationale golf van revolutionaire strijd die opdook uit de oorlog. In Hongarije en Oostenrijk kwamen de arbeiders ook in opstand in 1918 en begonnen ze arbeidersraden te vormen.
De sociaaldemocratie: speerpunt tegen het proletariaat
Terwijl de proletarische initiatieven uitbreiding namen, bleef de heersende klasse niet passief toekijken. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was de beweging te saboteren en om te buigen. Ze hadden geleerd uit de ervaring in Rusland, en de Duitse bourgeoisie nam de touwtjes in handen via de leiders van de militaire staf. Generaal Groener, opperbevelhebber van het leger, stelde het later zo: “In Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met het militair opperbevel. De rechtse partijen waren in elkaar gezakt en natuurlijk was het ondenkbaar een verbond te sluiten met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een verbond aan te gaan met de Sociaaldemocratie. We verenigden ons in onze gemeenschappelijke strijd tegen de revolutie, in onze strijd tegen het Bolsjewisme. Het was ondenkbaar te streven naar het herstellen van de monarchie. Het doel van ons verbond, dat we in de avond van 10 november vormden, was: totale strijd tegen de revolutie, herinstellen van een regering van orde, ondersteunen van de regering door de macht van de troepen en het zo spoedig mogelijk vormen van een nationale assemblee.” (W. Groener over het akkoord tussen het Militair Opperbevel en F. Ebert op 10 november 1918)
De mantel van ‘eenheid’ om klassentegenstellingen weg te moffelen
Om te fout te vermijden die de heersende klasse in Rusland gemaakt had na de Februari-opstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en zo het verzet van arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime nog aanscherpte en op deze wijze ook de weg voorbereidde voor een succesvolle opstand in Oktober 1917, reageerde de kapitalistische klasse in Duitsland snel en op een meer doortrapte wijze. Op 9 november werd de Keizer gedwongen af te treden en werd hij het land uit gestuurd. Op 11 november werd de Wapenstilstand getekend, wat hielp om de doorn van de oorlog uit het vlees van de arbeidersklasse te verwijderen, de eerste factor die de arbeiders en soldaten er toe gebracht had de strijd aan te gaan. Zo slaagde de heersende klasse in Duitsland erin om, in dit vroege stadium, de revolutie de wind uit de zeilen te nemen. Maar naast de gedwongen troonsafstand van de Keizer en het tekenen van de wapenstilstand, was het overhandigen van de regeringsmacht aan de Sociaaldemocratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met drie leiders van de USPD (Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij (1), de Raad van Volkscommissarissen, in werkelijkheid een bourgeoisregering die het kapitalisme loyaal diende. Terwijl Karl Liebknecht, de bekendste Spartakistenleider, voor duizenden arbeiders de Socialistische Republiek uitriep en opriep tot eenmaking van de arbeiders in Duitsland met de arbeiders in Rusland, proclameerde SPD-leider Ebert een ‘vrije Duitse Republiek’ met de Raad van Volkscommissarissen aan het hoofd ervan. Deze zelfverklaarde (bourgeois) regering was in het leven geroepen om de strijdbeweging te saboteren. “Door in de regering te stappen snelt de Sociaaldemocratie het kapitalisme ter hulp en gaat ze de confrontatie aan met de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar kadaver heen moeten stappen”, zo had Rosa Luxemburg al in oktober gewaarschuwd in de Spartakusbrieven. En op 10 november waarschuwde de Rote Fahne (Rode Vlag), het blad van de Spartakisten: “Gedurende vier jaar hebben de 'Scheidemann'-en, de regeringssocialisten, jullie de verschrikkingen van de oorlog ingeduwd; ze zeiden jullie dat het nodig was het ‘vaderland’ te verdedigen, terwijl het niets anders was dan een strijd voor puur kapitalistische belangen. Nu het Duits imperialisme in elkaar stuikt, proberen ze voor de bourgeoisie te redden wat er te redden valt en doen ze hun best om de revolutionaire energie van de massa’s te verpletteren. Geen eenheid met hen die jullie al vier jaar lang verraadden. Weg met het kapitalisme en zijn vertegenwoordigers.”
Maar de SPD probeerde de reële klassenscheiding te verbergen. De SPD kwam aanzetten met de slogan ‘geen broedermoord’. Ze schreef: “als één groep vecht tegen een andere groep, als één sekte vecht tegen een andere sekte, dan krijgen we een Russische chaos, algemene neergang, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van de troonsafstand van de Keizer, nu getuige zijn van het spektakel van zelfverminking van de arbeidersklasse in een zinloze broedermoord? Gisteren toonde de noodzaak aan van interne eenheid van de arbeidersklasse. Uit bijna alle steden horen we de roep tot herstel van de eenheid tussen de oude SPD en de pas opgerichte USPD” (Vorwärts, 10-11-1918). Voortbouwend op deze illusies van eenheid tussen SPD en USPD, drong de SPD er bij de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad op aan dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen samengesteld was uit drie leden van SPD en USPD elk, de afgevaardigden naar de Berlijnse arbeidersraad ook volgens die verhouding tussen de partijen samengesteld zou moeten worden. Ze schopte het zelfs zo ver een mandaat te krijgen van de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad om “de voorlopige regering te leiden” die in werkelijkheid de kracht was die zich rechtstreeks opstelde tegen de arbeidersraden. Rosa Luxemburg maakte later de balans op van de strijd in deze fase: “We konden moeilijk verwachten dat in het Duitsland dat het vreselijk spektakel gekend had van 4 augustus, en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst binnenhaalde die op die dag gezaaid werd, er plots op 9 november 1918 een glorieuze revolutie kon opduiken, geïnspireerd op klaar klassenbewustzijn, en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat op 9 november gebeurde was in kleine mate de zege van nieuwe principes; het was weinig meer dan een ineenstorting van het bestaande systeem van imperialisme. De tijd was rijp voor de ineenstorting van het imperialisme, een reus op lemen voeten, die van binnenuit verbrokkelde. Het gevolg van die ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die zogoed als niet over een beredeneerd plan beschikte. De enige bron van eenheid, het enige persistente en reddende principe was het wachtwoord ‘Vorm arbeiders- en soldatenraden’.” (Stichtingscongres van de KPD, 1918/19)
Politieke sabotage van de arbeidersraden door de SPD
In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten begon weg te ebben, begonnen zich meer stakingen te ontwikkelen in de fabrieken. Maar deze dynamiek stond pas bij zijn begin. En op dat moment was de radenbeweging onvermijdelijk nog versnipperd. De SPD greep haar kans en nam het initiatief tot het bijeenroepen van een nationaal congres van arbeiders- en soldatenraden, dat zou doorgaan in Berlijn op 16 december. Dus op het moment dat de beweging in de fabrieken nog niet op volle kracht was en de centralisatie van de raden nog voorbarig, wilde de SPD de gelegenheid van zo’n nationaal congres gebruiken om de raden politiek te ontwapenen. Bovendien bouwde de SPD op de illusie, toen nog wijdverbreid, dat de raden moesten functioneren volgens dezelfde principes als het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormden de delegaties fracties (van de 490 afgevaardigden waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, en 100 behoorden tot andere groepen). Dus kreeg de arbeidersklasse te maken met een zelfuitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de arbeidersklasse, maar dat onmiddellijk alle macht in handen legde van de nieuwe zelfuitgeroepen ‘voorlopige regering’. Het presidium gebruikte tactische spelletjes om te verhinderen dat de leidende Spartakisten Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg aan de werkzaamheden van het congres zouden deelnemen en wisten hen zelfs te beletten het congres toe te spreken, onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders uit Berlijnse fabrieken waren. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besloot de oproep te steunen tot vorming van een nationale assemblee. Dit weggeven van de macht aan een burgerlijk parlement nam de raden hun wapens uit handen (2).
De Spartakisten, die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging met 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationaal congres liet de heersende klasse een belangrijk punt scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten concludeerden: “Dit eerste congres vernietigde tenslotte het enige wat de arbeiders bereikt hadden - de vorming van arbeiders- en soldatenraden - beroofde zo de arbeidersklasse van haar macht en gooide het proces van de revolutie een eind achteruit. Door de arbeiders- en soldatenraden tot onmacht te veroordelen (door zijn beslissing de macht over te dragen aan de nationale assemblee) verkrachtte en verried het congres het mandaat dat het gekregen had. De arbeiders- en soldatenraden moeten de resultaten van dit congres nietig verklaren.” (Rosa Luxemburg, 20-12-1918) In sommige steden protesteerden de arbeiders- en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties in gang te zetten. Op 24 december werden bij een aanval door de Freikorpsen (contrarevolutionaire troepen die in het leven geroepen werden door de SPD) in Berlijn enkele tientallen arbeiders gedood. Op 25 december gingen duizenden arbeiders de straat op om te protesteren. Omwille van deze openlijk contrarevolutionaire daden van de SPD trokken de USPD-commissarissen zich op 29 december uit de Raad van Volksommissarissen terug. Van 30 december tot 1 januari richten de Spartakisten, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD) in volle strijd de Duitse Kommunistische Partij (KPD) op. Op 3 januari 1919 maakte Rosa Luxemburg een eerste balans op waarin ze benadrukte: “de overgang van de revolutie van 9 november, die overwegend een ‘soldatenrevolutie’ was, naar een duidelijke arbeidersrevolutie, de overgang van een oppervlakkige, puur politieke verandering van regime naar een lang uitgesponnen proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de arbeidersklasse een totaal ander niveau van politieke rijpheid, training, en vasthoudendheid dan wat we in deze eerste fase van de strijd gezien hebben” (Rote Fahne, 3.01.1919) n
Dino / 02.11.2008
(1) De USPD was een centristische partij, bestaande uit op z’n minst twee vleugels die elkaar bekampten: een rechtervleugel, die tot doel had om zich terug aan te sluiten bij de oude partij die overgegaan was naar de bourgeoisie, en een andere vleugel die aansluiting nastreefde bij het revolutionair kamp. De Spartakisten sloten zich bij de USPD aan om meer arbeiders te kunnen bereiken en hen voorwaarts te stuwen. In december 1918 splitsten de Spartakisten af van de USPD om de KPD op te richten.
(2) Om het isolement van de Duitse arbeiders en van de Duitse revolutionairen te versterken werd een delegatie Russische arbeiders die het congres wilde bijwonen aan de grens tegengehouden op aandringen van de instanties van de SPD.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_368_klweb.pdf
[2] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie-vluchtelingenstroom
[3] https://nl.internationalism.org/tag/4/80/spanje
[4] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[5] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/catalonie
[6] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk
[7] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_369_kl_web.pdf
[8] https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War
[9] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/11-november-1918
[10] https://nl.internationalism.org/tag/5/99/eerste-wereldoorlog
[11] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/novemberrevolutie-1918
[12] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/duitse-revolutie-1918-1919
[13] https://en.internationalism.org/international-review/201807/16487/trump-europe-expression-capitalism-turmoil
[14] https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017
[15] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[16] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland