Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Internationale Revue > Internationale Revue - jaren 2000 > Internationale Revue 2006 > Internationale Revue nr. 18

Internationale Revue nr. 18

  • 826 keer gelezen

De historische strijd van de revolutionairen tegen de pacifistische illusies

  • 2398 keer gelezen

Hieronder publiceren we een artikel geschreven door Leon Trotsky midden het jaar 1917, enkele weken na zijn terugkeer vanuit de Verenigde Staten, een terugkeer gemotiveerd door de revolutionaire februariopstand in Rusland. Deze resulteerde in het vervangen van de tsaar door een "bourgeois democratische" voorlopige regering, en leidde tot een situatie van dubbele macht: aan de ene kant de voorlopige regering en aan de andere kant de arbeidersklasse georganiseerd in arbeidersraden (sovjets). De voorlopige regering en de partijen die op dat moment over de meerderheid in de sovjets beschikten (de Mensjeviki en de Sociaal-Revolutionairen of SR) hielden vast aan het voortzetten van de oorlog, tegen de wil van het proletariaat in, aan het doorzetten van het imperialistische programma van het Russische kapitaal, dat sterk verbonden was door verdragen aan de andere machten van de Entente (Frankrijk en Groot-Brittannië) tegen Duitsland-Oostenrijk (1).

We publiceren deze tekst niet enkel vanwege zijn historische belang, maar bovenal omdat hij nog steeds zeer actueel is ondanks de verschillen tussen de situatie van nu en die van 1917. Hoewel we vandaag ons noch in een situatie van wereldoorlog noch in een situatie van revolutie bevinden zijn de centrale kwesties waarmee het artikel zich bezig houdt fundamenteel dezelfde als die waar het proletariaat in alle landen ter wereld mee geconfronteerd wordt, wat er ook op de pacifistische spandoeken mag staan of in de rechtvaardigingen van de oorlogs-hitsers van over de hele wereld.

Vanaf het begin van De Eerste Wereldoorlog positioneerde Trotsky zich naast de internationalisten, die de strijdende partijen, en ook de sociaalpatriotten die het proletariaat voor de slachting mobiliseerden, ontmaskerden. Al vanaf de herfst van 1915 was hij met zijn artikel "Oorlog en de Internationale" één van de eersten die een aanval deed richting de sociaal-democratische verraders, die het imperialisme van hun eigen nationale staat verdedigden in de naam van "vooruitgang" of "nationale verdediging". De revolutionairen van het verleden ontmaskerden niet enkel de sociaalchauvinisten zoals Plechanov en Scheidemann, maar ze ontmaskerden ook de neutralen en de pacifisten, vooral de sociaalpacifisten zoals Turati en Kautsky. In januari 1917 schreef Lenin dat de twee categorieën het in principe eens waren, dat beiden – de  sociaalchauvinisten en de sociaalpacifisten – dienaars van het imperialisme waren: "De eersten dienen het door de verdediging van de imperialistische oorlog voor te stellen als de `verdediging van het vaderland', de laatsten verdedigen datzelfde imperialisme door de komende imperialistische vrede te verduisteren met frasen over `democratische vrede'. De imperialistische bourgeoisie heeft beide soorten lakeien nodig, met elk hun eigen nuances: het heeft de Plechanovs nodig om de volken aan te moedigen elkaar af te slachten onder de leuze van `weg met de veroveraars'; het heeft de Kautskys nodig om de geïrriteerde massa's gerust te stellen en te kalmeren met lofzangen en adhesiebetuigingen ter ere van de vrede". De internationalisten hebben gemeen dat ze altijd de pacifistische slogans die we vandaag weer horen hebben afgewezen.

De actualiteit van deze kwesties

Pacifisme is niets nieuws. Haar karakteristieken zijn altijd en overal hetzelfde: ze stelt nooit de sociale orde waar de oorlogen het onvermijdelijke product van zijn in vraag; ze verdedigt de heersende logica van de bourgeoisie, met name de democratie; ze maakt propaganda voor "de doctrine van de sociale harmonie tussen de verschillende klassebelangen" (zoals Trotsky zegt) en zijn tegenhanger op het niveau van de betrekkingen tussen nationale staten: “het geleidelijk verminderen en het reguleren van nationale conflicten”. Haar doel is niet de imperia-listische oorlog te voorkomen, maar om deze voor te bereiden en te begeleiden.

Het enorme gewicht van de pacifistische propaganda van vandaag kan worden afgemeten aan de grootte van de "anti-oorlog" demonstraties die door de bourgeoisie georganiseerd zijn: in sommige gevallen was het aantal gemobiliseerde demonstranten over de wereld op dezelfde dag zonder historisch precedent. Zoals we al eerder hebben laten zien in artikelen in onze territoriale pers (World Revolution, Revolution Internationale, Weltrevolution, etc.) is het de functie van zulke propaganda te voorkomen dat het kapitalisme zelf in vraag wordt gesteld, te voorkomen dat begrepen wordt dat deze oorlog een uiting is van de inter-imperialistische rivaliteiten, voortkomend uit de kapitalistische competitie, in verdediging van de respectievelijke nationale belangen.

Sommige staten hebben een werkelijke "heilige eenheid" achter de nationale bourgeoisie weten te realiseren. Dit is met name het geval in Frankrijk en Duitsland, waar de propaganda overduidelijk anti-Amerikaanse van toon is, en gesteund en aangemoedigd wordt door vrijwel alle politieke fracties van de nationale bourgeoisie. Het doel is de anti-Amerikaanse sentimenten bij de bevolking aan te moedigen door de VS als dé oorlogshitsers en als "dé imperialistische vijand nummer één" aan te wijzen, dit om elke vijandigheid ten opzichte van de oorlog naar bourgeois en zelfs patriottisch terrein te kunnen afleiden. Daar tegenover was de slogan van Karl Liebknecht en de internationalisten in De Eerste Wereldoorlog: "de belangrijkste vijand bevindt zich in ons eigen land!" (2)

Nu, net als in het verleden, is het pacifisme de beste handlanger van de oorlogzuchtige hersenspoelers. Deze bourgeois ideologie is een waar vergif voor de arbeidersklasse. Anders dan de onoprechtheid van degenen die zulke mystificaties gebruiken om hun nationalistische ideologie te verbergen, is het doel van het pacifisme om de angsten voor en afkeer van de dreiging van de oorlog van de arbeiders op te vangen, om vervolgens hun bewustzijn te vergiftigen en hen brengen tot het geven van steun aan het een of andere bourgeois kamp.

Dat is waarom, als het voor de bourgeoisie nodig is dat het proletariaat haar bloedige logica accepteert, ze het pacifisme de ruimte geeft binnen de arbeidsverdeling tussen de verschillenden imperialistische fracties van het wereldkapitalisme.

Pacifisme wordt niet gedefinieerd door de eis van vrede. Iedereen wil vrede. Zelfs de oorlogshitsers beweren voortdurend dat ze enkel oorlog willen om daarna beter in staat te zijn vrede te realiseren. Wat het pacifisme onderscheidt is de claim dat het mogelijk is voor de vrede te strijden als een doel op zich, zonder de fundamenten van de kapitalistische wereld aan te tasten. De arbeiders wier revolutionaire strijd in Rusland en Duitsland een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog wensten ook het einde van de ellende. Maar zij waren in staat de strijd tot dit einde te voeren, omdat ze deze voerden niet met de ‘pacifisten’, maar ondanks en tegen hen in. Toen het eenmaal duidelijk werd dat enkel de revolutionaire strijd een einde kon maken aan het imperialistische bloedbad, werden de arbeiders in Rusland en Duitsland niet enkel geconfronteerd met de "haviken" van de bourgeoisie, maar ook en vooral met al deze pacifisten (Mensjeviki, sociaalrevo-lutionairen, sociaalpatriotten) die, gewapenderhand, verdedigden wat hen het meeste aan het hart ging en waar ze niet meer zonder konden: de burgerlijke staat. Om dit te doen moesten ze de revolte van de uitgebuitenen tegen de oorlog ongevaarlijk voor het kapitalisme maken.

Er is een klassegrens tussen het pacifisme en de revolutionairen. Revolutionairen, internationalisten, zoals Lenin, Luxemburg en Trotsky streden, voor de acties van de proletarische massa's op hun eigen terrein, voor de verdediging van hun levensvoorwaarden: "of de bourgeois regering zal vrede maken, zoals ze de oorlog maakte en dan, zoals na elke oorlog, zal het imperialisme blijven domineren en de oorlog zal onvermijdelijk gevolgd worden door nieuwe herbewapening, nieuwe oorlogen, vernietiging, reactie en barbarendom. Of anders moeten jullie de krachten verzamelen voor een revolutionaire opstand, strijden om de politieke macht te verwerven die in staat stelt jullie vrede zowel in het binnenland als elders te dicteren" (Rosa Luxemburg, Spartakusbriefe nr. 4, april 1917).

Ondanks de verschillen in de situatie zijn de belangrijke kwestie die zich vandaag stellen, in een situatie van alomtegenwoordige oorlog en immense pacifistische campagnes, dezelfde als degene die Trotsky aan de orde stelt in zijn artikel.

De band tussen pacifisme en democratie

Trotsky liet zien dat pacifisme en democratie dezelfde historische afkomst hebben. Het is de fictie van de individuele vrijheid en gelijkheid binnen de kapitalistische maatschappij die, volgens de bourgeois concepties, de voorwaarde is voor het contract tussen de arbeider en zijn uitbuiter. En volgens dezelfde ideologie zouden de relaties tussen de naties dezelfde wetten van gelijkheid en `rede' moeten volgen: "Maar hier botste het tegen de oorlog, dat is tegen een methode om problemen op te lossen die een complete ontkenning is van elke `rede' (…) Het kapitalistische realisme hanteert het idee van de eeuwige vrede gebaseerd op de harmonie van de rede wellicht nog meedogenlozer dan het idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het kapitalisme dat de techniek op een rationele basis ontwikkelde faalde om de economische voorwaarden op een rationele basis te ontwikkelen."

Trotsky ontmaskerde niet alleen de officiële pacifisten zoals Wilson en de Bryan "oppositie" maar ook de kleinburgerij die: "altijd de beste verdediger van de democratische ideologie is geweest, van al diens tradities en oplossingen." (3)

Hij kon echter niet voorzien welk enorm gewicht deze democratische ideologie 80 jaar later zou gaan krijgen, in de laatste fase van het kapitalisme, de fase van de ontbinding. Als de maatschappij geen perspectief meer biedt dringt de democratische ideologie, die correspondeert met de algemene productie van waren, zich spontaan op. "De bourgeois democratische bourgeoisie had absoluut juridische gelijkheid democratie had beslist de juridische gelijkheid nodig om de vrije competitie te laten bloeien" zei Trotsky. De competitie, het ‘ieder voor zich’, wordt tot zijn uiterste limiet gedrongen binnen het ontbindende kapitalisme, met als uitingen de versterkte atomisatie en vervreemding, en de oorlog van ieder tegen allen. In de laatste fase van het kapitalisme dringt de democratische ideologie elke relatie in de maatschappij binnen, de democratie wordt tot het voorwendsel voor van alles: Chirac en Schröder zijn tegen de interventie in Irak in de naam van de democratie; Bush en Powell beslissen tot deze interventie onder de mom van het naar de Arabieren brengen van de democratie. Met andere woorden, men kan martelen in de naam van de democratie, het verbieden in de naam van de democratie, en democratisch martelen, als dat nodig is onder de dekking van artikel x of wet y, die ‘democratisch’ aangenomen zijn.

Het is geen toeval dat we nu weer zien dat het pacifisme de boodschapper van de kapitalistische logica is. Het is niet uit naïviteit maar uit cynisme dat alle pacifistische organisaties momenteel tegen de oorlog zijn in de naam van ‘de rechten van de mens’ en ‘humanitaire hulp’, ze verbergen het feit dat alle oorlogen sinds Reagan, en al helemaal sinds de val van het Oostblok, door de Westerse machten worden uitgevochten in de naam van de rechten van de mens en onder de vlag van de ‘humanitaire interventie’.

De pacifisten en de democraten roepen de ‘bevolking’ in het algemeen op, ze roepen de ‘burgers’ op zich te mobiliseren tegen de oorlog, terwijl de revolutionairen altijd hebben laten zien dat het enkel de strijd van het proletariaat, op zijn eigen terrein en voor zijn eigen doelen, is die een eind aan de oorlog kan maken. Het pacifisme kan enkel dienen om de arbeidersklasse aan de verdediging van het ene imperialistische kamp tegen het andere te ketenen: het proletariaat kan enkel haar eigen klassenidentiteit verliezen als het toestaat zich te laten verdrinken in de ‘bevolking’ in het algemeen, waarin alle klassen door elkaar gemixt zijn tot een gigantische ‘burger’ beweging, waarin de arbeidersklasse onmachtig is om haar eigen belangen door te zetten – de belangen van een klasse die geen vaderland heeft, geen grenzen en geen nationale belangen te verdedigen heeft. De huidige Trotskisten hebben al lang het programma van Lenin, Trotsky en Luxemburg verraden (4), dat zien we aan hun deelname in de pacifistische mobilisaties, en als sommigen van hen zich uiten in de zin van: "het ontwikkelen van de breedste, actiefste, diverste beweging mogelijk tegen de oorlog is een noodzakelijk element om de oorlog te stoppen, om de voorwaarden voor de Irakese bevolking te scheppen waarin ze hun eigen toekomst kan kiezen!" (pamflet van 5.3.2005 van "Mouvement pour le socialisme", een tak van de Vierde Internationale). Het verspreiden van zulke democratische en pacifistische illusies is deelnemen aan de werking van het politieke en ideologische apparaat van het eigen imperialisme.

De doctrine van de sociale harmonie en de regulering van nationale conflicten

Trotsky geeft af op de illusies van die pacifisten die geloven in de mogelijkheid van een verzachting van de conflicten tussen de imperialistische staten: "Als we bereidt zijn de mogelijkheid van een geleidelijke afname van de klassestrijd aan te nemen, dan moeten we ook aannemen dat de nationale conflicten kunnen worden gereguleerd".

Hoewel sinds de Eerste Wereldoorlog de nationale conflicten enkel zijn toegenomen, ondanks alle massaslachtingen van de 20e eeuw, die duizendmaal hebben bewezen dat militarisme en oorlog de permanente levenswijze van het kapitalisme in verval zijn geworden, blijven de pacifisten de toepassing van de internationale wetten eisen en de aanname van de formele procedures van de Verenigde Naties.

Tegenwoordig doen de Trotskisten er alles aan om de herinnering aan Trotsky in het slijk te trappen. In Frankrijk nam de LCR niet alleen een brede anti-Amerikaanse positie aan, die in complete harmonie is met de imperialistische politiek van de Franse bourgeoisie, ze ging zelfs zover om te eisen "dat Frankrijk zijn vetorecht in de Verenigde Naties gebruikt tegen de ontketening van de oorlog", dat om "onze solidariteit met de democraten in Irak" te uiten. Dus de Trotskisten doen een beroep op het gebruik van de regels van de Verenigde Naties, wiens voorganger de Volkenbond van Wilson was, en dat allemaal in de naam van de democratie. Iemand zou hen eens moeten vragen of ze ooit van ene Leon Trotsky hebben gehoord.

Pacifisme bereidt de oorlog voor

Het artikel laat ook zien hoe subtiel de pacifisten de massa's voor het militarisme en de oorlog mobiliseren met behulp van de volgende soort redeneringen: "Alles wat in onze macht is om de oorlog te voorkomen, betekent het geven van een uitweg aan de oppositie van de massa's in de vorm van onschadelijke manifesten waarin de regering de garantie wordt gegeven dat als de oorlog komt er geen hinderpalen daarvoor zullen worden opgeworpen door het pacifisme".

Als Trotsky spreekt over het pacifisme van Wilson, over Bryan's donderende oppositie tegenover de oorlog, dan moet men wel denken aan Schröder, de voormalige militant van 1968, en aan Fischer de voormalige, radicale, ultralinkse activist, die nu de beste vertegenwoordigers zijn die het Duitse imperialisme voor zich kon kiezen, want "als Schröder de oorlog kan uitroepen, en Fischer zelf hem daarin bijstaat, dan moet het wel een gerechtvaardigde en noodzakelijke oorlog zijn".

Met de herpublikatie van de tekst van Trotsky willen we ook onze lezers aanmoedigen beter de geschiedenis van de arbeidersbeweging te bestuderen, niet alleen omdat we daarin een enorme rijkdom aan lessen aantreffen over de kwestie van de oorlog, maar ook over de kwestie van het pacifisme. Het bewustzijn is een essentieel wapen van de arbeidersklasse, wiens geschiedenis, net als die van de klassenmaatschappij, al veel te lang doorgaat. Het is tijd om het kapitalisme te vernietigen voordat het de mensheid vernietigt.

SM, maart 2003

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 113, derde kwartaal 2003.

Theoretische vraagstukken: 

  • Oorlog [1]

Het internationalisme en de oorlog: De opvatting van Lenin tegenover de huidige burgerlijke visie van het trotskisme

  • 2237 keer gelezen

Begin 2004 hadden we een briefwisseling via e-mail met de Groep CRI1 . In naam van een authentiek trotskisme beweerde deze groep te breken met de logica van het officiële trotskisme. Ze heeft ons eveneens een aantal documenten toegezonden die we lazen, evenals het geheel van hun publicaties die op hun Internetsite staan. Op basis van deze lectuur konden we hen het uitgebreide antwoord sturen dat we hieronder publiceren. Hierin tonen we aan, steunend op Lenin, dat er binnen het huidige trotskisme geen mogelijkheid bestaat om de standpunten van het proletariaat te verdedigen. Enkel willen breken met één bepaalde trotskistische organisatie, zonder te breken met de trotskistische logica zelf, kan in laatste instantie, voor wat het vraagstuk van de oorlog betreft, enkel leiden tot een steunbetuiging aan de ene fractie van de bourgeoisie tegen een andere.

Wij nemen acte van het feit dat jullie zowel in de mail die jullie ons stuurden als in het geheel van jullie teksten beweren dat jullie activiteit aansluiting wil zoeken bij de strijd van de arbeidersklasse en dat jullie 'historisch doel' de kommunistische revolutie is. Nochtans heeft de geschiedenis van de arbeidersbeweging de kommunisten op tragische wijze geleerd dat partijen die beweren de arbeidersklasse en de komst van het socialisme en het kommunisme te verdedigen, in feite en ondanks het bewustzijn dat hun militanten er van hadden, slechts de nederlaag van de arbeidersklasse, het behoud van de kapitalistische uitbuiting op het oog hadden en tenslotte de opoffering van miljoenen levens van proletariërs voor de belangen van hun nationale bourgeoisie tijdens de imperialistische oorlogen van de 20e eeuw.

De geschiedenis van die eeuw heeft overduidelijk aangetoond dat het internationalisme het wezenlijke kenmerk is dat het ware klassenkarakter bepaalt van een organisatie die zich op het proletariaat beroept. Het is geen toeval dat het dezelfde stromingen waren die zich duidelijk uitspraken tegen de imperialistische oorlog in 1914, die de drijvende krachten waren achter de conferenties van Zimmer-wald en Kiental (in het bijzonder de Bolsjeviki en de Spartakisten) en die men vervolgens ook terugvond aan het hoofd van de revolutie, terwijl de sociaal-chauvinistische of zelfs de centristische stromingen (Ebert-Scheidemann of de Mensjeviki) het speerpunt vormden van de contrarevolutie. Het is evenmin toevallig dat het ordewoord 'Proletariërs aller landen, verenigt u' de slotleuze is van het kommunistisch Manifest van 1848, maar ook van de openingsrede van de IAA (de Eerste Internationale) in 1864.

Terwijl de oorlogen vandaag onophoudelijk dit of gene deel van de planeet verwoesten, blijft de verdediging van het internationalisme een beslissend criterium voor het behoren van een bepaalde organisatie tot het kamp van de arbeidersklasse. Tegenover deze oorlogen, is de enige houding die overeenstemt met de belangen van het proletariaat, het verwerpen van elke deelname aan de zijde van het ene of het andere kamp, het aanklagen van alle burgerlijke krachten die de proletariërs oproepen om, onder welk voorwendsel ook, hun leven te geven voor één van deze kapitalistische kampen, het voorop stellen, zoals de Bolsjeviki in 1914, van het enig mogelijke perspectief : de onverzoenlijke klassenstrijd voor de omverwerping van het kapitalisme.

Elke houding die er toe leidt dat men aan de proletariërs vraagt om zich achter één van de tegenover elkaar staande militaire kampen te scharen, komt er op neer dat men een rekruteringsagent wordt van de imperialistische oorlog, een medeplichtige van de bourgeoisie, m.a.w. dus een verrader. Lenin en de Bolsjeviki gebruikten geen ander woord voor de sociaal-democraten die, in naam van de strijd tegen het 'Pruisisch militarisme' voor de enen of in naam van de strijd tegen de 'tsaristische onderdrukking' voor de anderen, de arbeiders opriepen om elkaar wederzijds af te slachten in 1914. En ondanks al jullie goede bedoelingen, is het jammer genoeg juist deze nationalistische politiek, die Lenin aankloeg, die jullie nu aannemen ten opzichte van de oorlog in Irak.

De steun aan het 'Irakese verzet': een burgerlijk ordewoord

 Als jullie in jullie pers oproepen tot 'onvoorwaardelijk steun aan de gewapende strijd van het Irakese volk tegen de invallers', dan betekent dit in werkelijkheid dat jullie de proletariërs van Irak oproepen om zich aan te bieden als kanonnenvlees ten dienste van die sector van de nationale bourgeoisie die vandaag van mening is dat hun kapitalistische en imperialistische belangen buiten en tegen een verbond met de Verenigde Staten liggen (terwijl andere burgerlijke sectoren menen dat het verkieslijker is om een verbond aan te gaan met de Verenigde Staten voor de verdediging van hun belangen). Het dient tevens te worden aangestipt dat de heersende sectoren van de Irakese bourgeoisie (die zich decennia lang achter Saddam Hussein geschaard hadden) naargelang de omstandigheden, zowel de beste bondgenoten van de Verenigde Staten zijn geweest (in het bijzonder in de oorlog tegen Iran in de jaren 1980) of tot de 'as van het kwaad' behoorden die er op uit was diezelfde grootmacht in het zand te doen bijten.

Om jullie politieke steun te rechtvaardigen ten gunste van een van de sectoren van de Irakese bourgeoisie, beroepen jullie zich (zoals op een van jullie forums op het laatste feest van Lutte Ouvrière) op het standpunt van Lenin tijdens het verloop van de Eerste Wereldoorlog wanneer hij in 'Het Socialisme en de Oorlog', bijvoorbeeld schreef: "… als morgen Marokko de oorlog zou verklaren aan Frankrijk, India aan Engeland, Perzië of China aan Rusland, enz.) zou elke socialist in het diepst van zijn hart de overwinning wensen van de onderdrukte, afhankelijke staten, die in hun rechten beknot worden, op de 'grote' onderdrukkende grootmachten, de slavenhandelaars en rovers." (hoofdstuk 1, de Beginselen van het socialisme en de oorlog van 1914-1915).

Nochtans vergeten jullie (of hebben jullie besloten te vergeten), dat juist één van de wezenlijke krachtlijnen van dit fundamentele geschrift van Lenin (net zoals de rest van zijn belangrijkste geschriften die in die tijd werden geschreven) bestond in het meedogenloos aanklagen van de voorwendsels die werden ingeroepen door de sociaalchauvinisten om hun steun aan de imperialistische oorlog te rechtvaardigen en die gebaseerd waren op de 'nationale onafhankelijkheid' van dit of gene land of nationaliteit.

Zo verklaart Lenin enerzijds dat: "De Duitse bourgeoisie in werkelijkheid een grote rooftocht georganiseerd heeft tegen Servië om het te onderwerpen en de nationale revolutie van de Zuid-Slaven te verstikken" (de oorlog en de Russische Sociaal-democratie). Hij schrijft ook dat "Het nationale element in de huidige oorlog enkel meespeelt in de oorlog van de Serviërs tegen Oostenrijk (…). Het is enkel in Servië en onder de Serviërs dat er een jarenlange nationale bevrijdingsbeweging bestaat, die miljoenen individuen enthousiasmeert onder de 'volksmassa's', en waarvan de oorlog van Servië tegen Oostenrijk het 'verlengstuk' is. Als deze oorlog geïsoleerd was, het is te zeggen als hij niet was verbonden aan de algemene Europese oorlog, aan de egoïstische visies en de roofzucht van Engeland, van Rusland, enz., zouden alle socialisten er aan houden het succes te wensen van de Servische bourgeoisie – dan zou dit de enige juiste en absoluut noodzakelijke conclusie zijn die wij zouden moeten trekken ontrent de nationale factor in de huidige oorlog ". Maar hij gaat verder : "De dialectiek van Marx, het laatste woord in de wetenschappelijke evolutionistische methode, verbiedt juist een geïsoleerd m.a.w. een eenzijdig en vervormd onderzoek van het studieobject. De nationale factor in de Servisch-Oostenrijkse oorlog heeft geen enkel ernstig belang in de algemene Europese oorlog en kan er ook geen krijgen. Als Duitsland overwint zal het België verstikken, nog een deel van Polen, misschien een deel van Frankrijk, enz. Als Rusland wint zal het Galicië verstikken, nog een deel van Polen, Armenië, enz. Als het resultaat 'nul' is, zal de oude nationale onderdrukking overeind blijven. Voor Servië, het is te zeggen voor één honderdste van de deelnemers aan de huidige oorlog, betekent deze het 'politieke verlengstuk' van de burgerlijke bevrijdingsbeweging. Maar voor 99 percent is de oorlog het verlengstuk van de voorbijgestreefde burgerlijke imperialis-tische politiek, die er slechts toe in staat is de naties te verderven, maar niet om hen te bevrijden. Door Servië te 'bevrijden', verkoopt de Entente de Servische vrijheid aan het Italiaanse imperialisme in ruil voor zijn steun bij het beroven van Oostenrijk. Dat alles is algemeen gekend maar werd zonder scrupules door Kautsky vervormd om de opportunisten te rechtvaardigen". (Het failliet van de 2e Internationale, hoofdstuk 6)

Vermelden wij nog in verband met Servië in 1914, dat de Socialistische Partij van dit land (en ze werd hiervoor begroet door al de internationalisten uit die tijd) 'het verzet van het Servische volk tegen de Oostenrijkse invaller' categoriek afgewezen en aangeklaagd heeft terwijl deze laatste de burgerbevolking van Belgrado aan het bombarderen was.

Om terug te keren naar de huidige periode, “is het algemeen bekend” (en we zouden er kunnen aan toevoegen dat al wie dat niet erkent niet anders doet dan “zonder scrupules de werkelijkheid vervormen”) dat de oorlog die door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tegen Irak gevoerd wordt (net zoals de oorlog die in augustus 1914 ontketend werd door Oostenrijk en Duitsland tegen het 'kleine Servië') imperialistische implicaties heeft die dit land ver overstijgen. Concreet gezien hebben we, tegenover de landen van de 'coalitie', een reeks landen, zoals Frankrijk en Duitsland, wier belangen totaal tegengesteld zijn aan de eersten. Daarom hebben deze laatste twee landen alles in het werk gesteld om de Amerikaanse tussenkomst van 2003 te beletten, en ze hebben sindsdien geweigerd om ook maar enige troepenmacht te sturen naar Irak. En het feit dat ze pas in de Verenigde Naties een resolutie gestemd hebben die voorgedragen werd door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, betekent slechts dat de diplomatieke overeenkomsten, net zoals de ruzies, slechts een moment zijn in de onderhuidse oorlogsvoering van de grootmachten.

Ondanks alle vriendschapsverklarin-gen, die o.a. uitgebazuind werden op het moment van de viering van de landing in Normandië van 6 juni 1944, haalt het Franse imperialisme voordeel bij de moeilijkheden die de Verenigde Staten ondervinden in Irak. Waar loopt uiteindelijk jullie steun aan het 'Irakese verzet' op uit : om het spel te spelen van de bourgeoisie van 'jullie' land. En dan kunnen jullie niet eens Lenin inroepen om deze politiek te rechtvaardigen, aangezien hij, van zijn kant, opriep tot "… het in de eerste plaats bestrijden van de 'eigen' bourgeoisie" (De situatie en de Taken van de Socialistische Internationale, 1.11.1914).

Jullie moeten dit onder ogen zien en stoppen met jezelf fabeltjes wijsmaken als je tenminste het voorbeeld van Lenin wil volgen in de verdediging van het internationalisme: de steun aan “het verzet van de Irakese bevolking tegen de invaller” is een zuiver verraad van het internationalisme en bijgevolg een antiproletarische en chauvinistische politiek. Het is tegen een politiek zoals die van jullie dat Lenin schreef: "De sociaalchauvinisten nemen de misleiding van het volk door de bourgeoisie over, waarbij de oorlog zou gevoerd worden ter verdediging van de vrijheid en het bestaan van naties, en zo scharen zij zich aan de kant van de bourgeoisie tegen het proletariaat " (Het Socialisme en de Oorlog, hoofdstuk 1).

Daarenboven is de steun aan “het verzet van de Irakese bevolking”, "t is te zeggen aan de anti-Amerikaanse sectoren van de Irakese bourgeoisie, niet enkel een verraad aan het internationalisme vanuit het oogpunt alleen van wat Irak betekent in het spel van de tegenstellingen tussen de imperialistische grootmachten. Het betreft hier niet enkel een verraad van het internationalisme ten opzichte van de proletariërs van deze grootmachten. Het is tevens een verraad van het internationalisme tegenover de Irakese proletariërs die men appelen voor citroenen verkoopt en oproept om zich te laten afslachten ter verdediging van de imperialistische belangen van hun bourgeoisie. Want men hoeft zich niets wijs te maken: de Irakese staat is imperialistisch. In feite zijn alle staten in de huidige wereld imperialistisch, van de grootste tot de kleinste. Zo heeft het 'kleine Servië' dat in zijn geschiedenis een van de favoriete prooien was van de imperialistische roofhonger van sterkere grootmachten zoals Duitsland of Rusland (en Frankrijk) zich in de loop van de jaren 1990 gedragen als een imperialistische modelstaat met afslachtingen en 'etnische zuiveringen' met het oog op de opbouw van een 'Groot-Servië' ten koste van de andere nationaliteiten van ex-Joegoslavië. Dat alles natuurlijk in een Europese context die gedomineerd wordt door de tegenstellingen tussen de verschillende grootmachten die Kroatië (zoals Duitsland en Oostenrijk), Bosnië (zoals de Verenigde Staten), of nog Servië (zoals Frankrijk en Groot-Brittannië) 'steunden'.

De Irakese staat vormt geen uitzondering op deze realiteit van de huidige wereld. Verre daarvan zelfs. Het is er in tegendeel een leerrijke illustratie van.

In feite heeft deze staat, sinds zijn onafhankelijkheid t.o.v. de Britse sfeer na de Tweede Wereldoorlog, uit hoofde van zijn plaats en petroleumreserves, nooit opgehouden een speelbal te zijn voor de rivaliteiten tussen de grootmachten. Eerst een tijdlang 'klant' van de USSR, helde hij in de loop van de jaren 1970 over naar de westerse alliantie (namelijk door een spectaculaire toenadering tot Duitsland en vooral tot Frankrijk) toen de sovjetinvloed taande in het Midden-Oosten. Tussen 1980 en 1988, werd Irak, in een van de langste en dodelijke oorlogen (1.200.000 doden) sinds 1945, het speerpunt van het offensief van de westerse landen tegen het Iran van Khomeini dat tot de heilige oorlog had opgeroepen tegen de 'grote Satan' uit Amerika. De westerse grootmachten, en in het bijzonder de Verenigde Staten stonden volledig achter Irak, vooral vanaf de zomer van 1987, door het sturen van een aanzienlijke vloot naar de Perzische Golf die dagelijks botste met de strijdkrachten van Iran en dit land zou verplichten om het stoppen der vijandelijkheden te aanvaarden in de loop van 1988, terwijl het voordien striemende nederlagen had toegebracht aan Irak.

Het is duidelijk dat het niet louter voor de mooie ogen van de Verenigde Staten was dat Saddam Hussein honderdduizenden proletariërs en boeren in uniform uitstuurde om elkaar uit te moorden aan het Iranese front vanaf september 1980 (en dat hij ondertussen op één dag, op 16 maart 1988, 5.000 Koerdische burgers liet afslachten in Halabja). In feite streefde de Irakese bourgeoisie haar eigen oorlogsdoelen na door zich in dit conflict te lanceren. Buiten het feit van de Koerdische en Sjïtische bevolking door terreur in het gareel te dwingen, had ze o.a. als doel de hand te leggen op de Sjatt al-Arab (het estuarium van de Tigris en de Eufraat) die gecontroleerd werd door Iran. Bovendien moest deze oorlog Irak en Saddam Hussein het leiderschap toespelen van de Arabische wereld. Kortom deze oorlog was ten volle imperialistisch van aard.

Ook de oorlog van 1990-91 was van dezelfde aard. De imperialistische bedoelingen van de Verenigde Staten en hun geallieerden in de operatie 'Woestijnstorm' werden toen voluit aangetoond en aangeklaagd. Nochtans was het element dat diende als voorwendsel tot de kruistocht tegen Irak de inval door Irak in Koeweit in de loop van de zomer 1990. Het is duidelijk dat het er bij de marxisten niet op aan komt om beschouwingen te maken over wie de 'agressor' en wie de 'aangevallene' is, noch de verdediging op te nemen van Sjeik Jaber en zijn bankrekening of zijn oliereserves. Maar dit gezegd zijnde was de militaire operatie van 1990 van Irak tegen Koeweit wel degelijk die van de ene imperialistische gangster tegen een andere imperialistische gangster (om de term te gebruiken die Lenin graag gebruikte). Het feit dat het om kleine gangsters gaat verandert niets aan hun diepere politieke aard noch aan welke houding het proletariaat moet aannemen in dat soort van conflicten.

Een laatste commentaar betreft de imperialistische aard van de staten in de huidige wereld. Een argument dat dikwijls gegeven wordt om het idee te ondersteunen dat een staat als Irak niet imperialistisch zou zijn is dat het geen kapitaal uitvoert. Dit argument zou in lijn liggen met de analyse die door Lenin ontwikkeld werd in zijn werk 'Het imperialisme, hoogste stadium van het kapitalisme' dat een bijzondere aandacht besteedt aan dit aspect van de imperialistische politiek. In werkelijkheid is het aanwenden van deze eenzijdige visie op het imperialisme door de epigonen met de bedoeling om het verraad van het internationalisme te rechtvaardigen van hetzelfde type als het gebruik dat de stalinisten maakten van een (trouwens volledig uit de context gehaalde) zin in een artikel dat Lenin schreef in de loop van de wereldoorlog.

"De ongelijke politieke en economische ontwikkeling is een absolute wet van het kapitalisme. Hieruit volgt dat de overwinning van het socialisme in het begin mogelijk is in en klein aantal kapitalistische landen of zelfs in één enkel kapitalistisch land apart genomen. Het overwinnende proletariaat van dat land zou, na de kapitalisten onteigend en de socialistische productie ter plekke georganiseerd te hebben, zich keren tegen de rest van de kapitalistische wereld door de onderdrukte klassen van de andere landen voor zich te winnen, door hen er toe aan te zetten om  in opstand te komen tegen de kapitalisten, door zelfs in geval van nood, gebruik te maken van militaire macht tegen de uitgebuite klassen en hun staten" (Over het ordewoord van de Verenigde Staten van Europa).

Voor de stalinisten (die in het algemeen de laatste zin weglaten van dit citaat) "was het de grootste ontdekking van onze tijd. Ze werd de leidraad van elke actie van de Communistische Partij in haar strijd voor de overwinning van de socialistische revolutie en de opbouw van het socialisme in ons land. De theorie van Lenin over de mogelijkheid van de overwinning van het socialisme in één land tekenden voor het proletariaat een duidelijk strijdperspectief uit, en gaf de vrije loop aan de energie en het initiatief van de proletariërs in elk land om ten strijde te trekken tegen hun nationale bourgeoisie; het inspireerde de communistische partij en de arbeidersklasse om vertrouwen te hebben in de overwinning" (Instituut van het marxisme-leninisme bij het C.C. van de CPSU, Voorwoord bij de Keuze uit de werken van Lenin, Moskou, 1975).

Het trotskisme, uiterst linkse vleugel van het kapitaal

De methode is niet nieuw. Zij is steeds gebruikt door de vervalsers van het marxisme, door de afvalligen. Zo steunden de Duitse sociaal-democraten op de ene of de andere foute of dubbelzinnige formulering van de stichters van het marxisme om hun reformistische politiek en hun verraad aan het socialisme te rechtvaardigen. Zo hebben ze tot den treure het citaat versleten van Engels dat werd gelicht uit het voorwoord van 1895 bij de brochure van Marx 'De Klassenstrijd in Frankrijk':

"De oorlog van 1870-71 en de nederlaag van de Commune hebben, zoals Marx had voorspeld, het zwaartepunt van de Europese arbeidersbeweging voorlopig van Frankrijk naar Duitsland verlegt. In Frankrijk waren er vanzelfsprekend jaren nodig eer men zich had hersteld van de aderlating van mei 1871. In Duitsland echter, waar, mede als gevolg van de Franse miljardenregen de welhaast als in een broeikas opgekweekte industrie zich steeds verder ontwikkelde, groeide de sociaal-democratie nog veel sneller en duurzamer. Dank zij het inzicht waarmee de Duitse arbeiders het in 1866 ingevoerde algemene kiesrecht aanwendden, werd de verbazingwekkende groei van de partij in onbetwistbare cijfers voor iedereen zichtbaar.(…) Met dit succesvolle gebruik van het algemene kiesrecht was echter een geheel nieuwe strijdwijze van het proletariaat in werking getreden en deze ontwikkelde zich snel verder. Men ontdekte dat de staatsinstellingen, in het kader waarvan de heerschappij van de bourgeoisie is georganiseerd, nog meer aanknopingspunten bieden met behulp waarvan de arbeidersklasse deze zelfde staatsinstellingen kan bestrijden. Men nam deel aan verkiezingen voor landdagen, gemeenteraden en beroepsrechtbanken, men betwistte de bourgeoisie elke post, bij het bezetten waarvan een behoorlijk deel van het proletariaat meesprak. En zo kon het gebeuren dat bourgeoisie en regering tenslotte veel banger waren voor het legale dan voor het illegale optreden van de arbeiderspartij, veel banger waren voor de successen bij de verkiezingen dan voor die van een opstand ". (De Klassenstrijd in Frankrijk, Karl Marx, Pegasus, 1974, pp.18-21)

Het is precies dit antiproletarisch gebruik van een fout citaat van Engels dat Rosa Luxemburg aanklaagt op de tribune van het stichtingscongres van de K.P.D.:

"Engels heeft niet lang genoeg geleefd om de resultaten, de praktische consequenties te zien van het gebruik dat men maakte van zijn voorwoord, van zijn theorie. Maar ik ben zeker van één zaak: wanneer men de werken van Marx en Engels kent, wanneer men de levende, authentieke, gave revolutionaire geest kent die uit al hun geschriften, uit al hun leringen straalt, kan men er zeker van zijn dat Engels de eerste zou zijn geweest om te protesteren tegen de overdrijvingen die voortgevloeid zijn uit het zuiver parlementarisme; de arbeidersbeweging in Duitsland is ten prooi gevallen aan de corruptie, aan de degradatie, al vele jaren vóór 1914, want 4 augustus kwam niet uit de lucht gevallen, het was geen onverwachte wending, maar een logisch gevolg van de ervaringen die we voordien hadden opgedaan, dag na dag, jaar na jaar; Engels en zelfs Marx - als hij nog geleefd had – zouden de eersten geweest zijn om hier met geweld tegen in te gaan, om te beletten dat de wagen zou vastlopen in het sluik door hem tegen te houden en door brutaal af te remmen. Maar Engels is gestorven hetzelfde jaar waarin hij dat voorwoord schreef". (Rosa Luxemburg, Ons program en de politieke situatie, rapport op het stichtingscongres van de K.P.D).

Om terug te komen op de idee dat de enige uitdrukking van een imperialistische politiek zou bestaan in de uitvoer van kapitalen, moet gepreciseerd worden dat deze vreemd is aan het boek van Lenin 'Het imperialisme, hoogste stadium van het kapitalisme'. Wel in tegendeel, want er staat geschreven: "Bij de talrijke 'oude' beweegredenen van de koloniale politiek, heeft het financierkapitaal [dat volgens Lenin de voornaamste motor is van het imperialisme] de strijd gevoegd voor de bronnen van grondstoffen, voor de uitvoer van kapitalen, voor 'invloedszones', -'t is te zeggen de zones voor voordelige transacties, van concessies, van monopoliewinsten, enz. – en ten slotte, voor het economisch terrein in het algemeen". (Het imperialisme, hoogste stadium van het kapitalisme, hoofdstuk X).

Deze eenzijdige vervorming van de analyse van het imperialisme door Lenin had in werkelijkheid dezelfde doelstelling als de interpretatie die de stalinisten maakten van de korte passage die voordien geciteerd werd voor wat betreft de 'Opbouw van het socialisme in één land': proberen te doen geloven dat het systeem dat ingesteld werd in de USSR na de Oktoberrevolutie van 1917 en het mislukken van de revolutionaire wereldgolf die er op gevolgd was, niets kapitalistisch noch imperialistisch in zich had. Aangezien de USSR niet de financiële middelen had tot kapitaalexport (behalve op een belachelijke schaal vergeleken met de westerse grootmachten), kon de politiek die ze voerde niet imperialistisch zijn, volgens deze opvatting, zelfs als deze politiek de vorm aannam van territoriale verovering, van uitbreiding van haar 'invloedszones', van het plunderen van grondstoffen en landbouwproducten, ja zelfs van het eenvoudigweg demonteren van fabrieken uit de bezette landen. In feite sloot deze politiek zeer nauw aan bij die van Nazi-Duitsland in het bezette Europa (waar er wel weinig kapitaalexport en veel systematische plundering plaatsvond). Uiteraard kwam deze analyse van het imperialisme goed uit voor de stalinistische propaganda tegenover diegenen die de imperialistische drijverijen van de Sovjetstaat aanklaagden. Maar er dient ook aan herinnerd te worden dat de stalinisten niet de enigen waren om elk idee te verwerpen dat de USSR kapitalistisch en imperialistisch zou kunnen zijn. In hun misleidingonderneming kregen ze hierbij de onverbrekelijke steun van de trotskistische beweging met de analyse die Trotsky had ontwikkeld. Daarin werd de USSR voorgesteld als een 'gedegenereerde arbeidersstaat' waarin de kapitalistische productieverhoudingen opgedoekt waren.

In het kader van deze al vrij lange brief gaan we niet proberen om de ongerijmd-heid aan te tonen van de analyse die door Trotsky gemaakt werd van de productie-verhoudingen in de USSR. Wij verwijzen jullie hiervoor naar de verschillende artikelen die wij gepubliceerd hebben in onze Internationale Revue, zoals bijvoorbeeld 'De niet geïdentificeerde klasse, de sovjetbureaucratie gezien door Trotsky' (International Review nr. 92). Het blijft nochtans belangrijk om te onderstrepen dat het hoofdzakelijk in naam van de 'verdediging van de USSR en zijn arbeidersverworvenheden' was dat de Trotskistische beweging het kamp van de geallieerden heeft gesteund in de loop van de 2e Wereldoorlog, meer bepaald door deel te nemen aan de 'verzetsbewegingen’, m.a.w. door dezelfde politiek te voeren die de sociaal-chauvinisten heeft doorgedrukt in 1914. Ze heeft dus het kamp van de arbeidersklasse verraden en dat van de bourgeoisie vervoegd.

Dat de 'argumenten' die gebruikt werden door de trotskistische stroming om de deelname aan de imperialistische oorlog goed te praten niet identiek waren aan die van de sociaal-chauvinisten tijdens de Eerste Wereldoorlog verandert niets aan de grond van het probleem. In werkelijkheid waren ze van dezelfde aard aangezien ze opriepen om een fundamenteel onderscheid te maken tussen twee vormen van kapitalisme en tot het ondersteunen van één van beide in naam van het 'minste kwaad'. In de Eerste Wereldoorlog riepen de gepatenteerde chauvinisten op tot de verdediging van het vaderland. De sociaal-chauvinisten riepen op, de ene om de 'Duitse beschaving' te verdedigen tegen het 'despotisme van de tsaar', de andere op te komen voor het 'Frankrijk van de Grote Revolutie' tegen het 'Pruisisch militarisme'. In de Tweede wereldoorlog, riepen, naast De Gaulle die het 'eeuwige Frankrijk' verdedigde, de stalinisten (die trouwens ook verwezen naar het 'eeuwige Frankrijk') op tot de verdediging van de democratie tegen het fascisme en tot de verdediging van het 'vaderland van het socialisme'. Van hun kant liepen de trotskisten in de pas van de stalinisten en riepen op tot de deelname aan het 'Verzet' in naam van de arbeidersverworvenheden in de USSR'. Door dit te doen zijn ze, net zoals de stalinisten, tot rekruteringsagenten geworden voor rekening van het Anglo-Amerikaanse kamp in de imperialistische oorlog.

Door hun steun te verlenen aan de Heilige Eenheid tijdens de Eerste Wereldoorlog hebben de socialistische partijen getekend voor hun overstap naar het kamp van de bourgeoisie. Door de theorie van de 'Opbouw van het socialisme in één land' te aanvaarden hebben de stalinis-tische partijen een beslissende stap gezet naar hun overstap ten dienste van het nationaal kapitaal die bezegeld werd door hun steun aan de herbewapeninginspan-ningen van hun respectievelijke nationale bourgeoisieën en de actieve voorbereiding van de oorlog die zich aankondigde. De deelname van de trotskis-tische stroming aan de Tweede Wereldoorlog bezegelt op haar beurt de overstap van deze stroming naar het kamp van het kapitaal. Daarom kan er geen ander alternatief bestaan, als we het klasseterrein van het proletariaat willen terugvinden, dan een breuk met het trotskisme en zeker niet het streven naar het terugvinden van een 'werkelijk trotskisme'. Dat hadden de stromingen in de 4e Internationale, die een internationalistisch standpunt wilden blijven handhaven, begrepen, zoals die van Munis (de officiële vertegenwoordiger van het trotskisme in Spanje), die van Scheuer in Oostenrijk, die van Stinas in Griekenland, van 'Socialisme ou Barbarie' in Frankrijk. Het was ook het geval voor de weduwe zelf van Trotsky, Natalia Sedova, die gebroken heeft met het trotskisme kort na de Tweede Wereldoorlog ontrent het vraagstuk van de verdediging van de USSR en de deelname in naam van deze verdediging aan de imperialistische oorlog.

Wat jullie betreft, indien jullie werkelijk, zoals jullie het schrijven, de strijd willen voeren aan de zijde van de arbeidersklasse, dan kunnen jullie niet ontkomen aan een duidelijke breuk met de trotskistische stroming en niet alleen met deze of gene organisatie van deze stroming.

Nogmaals, hoe men het probleem ook draait of keert, men kan Trotsky, Lenin of zelfs Marx inroepen, passages uit het hoofd citeren van 'Het imperialisme hoogste stadium van het kapitalisme', men kan zich de oren dichtstoppen of de ogen sluiten naar believen, ofwel ogen EN oren; men kan het hoofd in het zand of elders steken, maar niets zal de volgende prangende werkelijkheid kunnen veranderen: een groep die vandaag in Frankrijk of elders het 'Irakese verzet' steunt wordt niet enkel een rekruteringsagent die de Irakese proletariërs wil omvormen tot kanonnenvlees ten dienste van de meest achterlijke sectoren van de Irakese bourgeoisie (of het nu sjiieten of soennieten zijn), maar vertegenwoordigt tevens een waardevolle steun voor de imperialistische belangen van zijn eigen nationale bourgeoisie, terwijl hij de nationalistische anti-Amerikaanse sentimenten cultiveert van de Franse of andere Europese proletariërs. In elk geval eigent hij zich op onrechtmatige wijze de kwalificatie kommunistisch of internationalistisch toe. En hij verschilt niet met zij die Lenin sociaal-chauvinisten noemt: socialisten in woorden, chauvinisten en bourgeois in daden.

Wat betreft de schijnmarxistische argumenten die gebruik maken van deze of gene zin van Lenin of zelfs van Marx om de deelname aan de imperialistische oorlog te rechtvaardigen, daarop heeft Lenin al op voorhand geantwoord:

"Van bevrijder van de naties die het kapitalisme was in zijn strijd tegen het feodale regime, is het imperialistische kapitalisme tot de grootste onderdrukker van de naties geworden. Vroeger een factor van vooruitgang, is het kapitalisme reactionair geworden; het heeft de productiekrachten ontwikkeld tot op het punt dat de mensheid slechts hoeft over te stappen naar het socialisme, ofwel gedurende jaren en zelfs decennia, de gewapende strijd moet ondergaan van de ‘groot’ machten voor het kunstmatig in stand houden van het kapitalisme met behulp va kolonies, monopolies, privileges en nationale onderdrukking van allerlei aard". (De beginselen van het socialisme en de oorlog van 1914-1915 - De huidige oorlog is een imperialistische oorlog).

"De sociaal-chauvinisten (Plechanov op kop) roepen de tactiek in van Marx in de oorlog van 1870; de Duitse sociaal-chauvinisten (genre Lensch, David en Co.) roepen de verklaringen in van Engels in 1891 over de noodzaak voor de Duitse socialisten om het vaderland te verdedigen in het geval van een oorlog tegen Frankrijk en Rusland samen; de sociaal-chauvinisten van het genre van Kautsky tenslotte, die happig zijn om tot een vergelijk te komen met het internationale chauvinisme en om het te wettigen, roepen het feit in dat Marx en Engels, ook al veroordeelden ze de oorlogen, zich desalniettemin elke keer geschikt hebben, van 1854-1855 tot 1870-1871 en in 1876-1877, aan de zijde van één van de oorlogvoerende staten, eens dat het conflict ondanks alles toch uitbarstte. Al deze verwijzingen vervormen op schandalige wijze de opvattingen van Marx en Engels uit vleierij voor de bourgeoisie en de opportunisten (…) Vandaag de houding van Marx inroepen met betrekking tot de oorlogen van de progressieve bourgeoisie en de woorden van Marx vergeten: 'De arbeiders hebben geen vaderland', woorden die juist betrekking hebben op het tijdperk van de reactionaire bourgeoisie die haar tijd gehad heeft, op het tijdperk van de socialistische revolutie, komt neer op het cynisch vervormen van de gedachtegang van Marx en het socialistische gezichtspunt inruilen voor het burgerlijke". (Het socialisme en de oorlog, hoofdstuk 1).

We hopen dat deze elementen ertoe zullen bijdragen om jullie overdenkingen verder te zetten opdat jullie niet zouden blijven staan bij een simpele breuk met één trotskistische organisatie in het bijzonder, maar dit zouden doortrekken tot het trotskisme in het algemeen en tot alle burgerlijke opvattingen die het meezeult.

Kommunistische groeten,
De IKS, juni 2004

Theoretische vraagstukken: 

  • Imperialisme [2]

Leon Trotsky 1917: Het pacifisme, dienaar van het kapitalisme

  • 2468 keer gelezen

Nog nooit waren er zo veel pacifisten op de wereld dan nu, terwijl in alle landen mensen elkaar doden. Iedere historische periode heeft niet alleen zijn eigen techniek en zijn eigen politieke vorm, maar ook zijn eigen karakteristieke hypocrisie. Eens vernietigden mensen elkaar in de naam van de christelijke leer van de liefde voor de mensheid. Nu roepen alleen achterlijke regeringen nog Christus aan. Progressieve naties snijden elkaar nu de keel af in de naam van het pacifisme. Wilson trekt Amerika de oorlog in, en dat in naam van de Volkenbond en de eeuwige vrede. Kerensky en Tseretelli roepen op tot een offensief met als doel eerder vrede te bereiken.

Onze tijd mist de verontwaardigde satire van Juvinalis (1). Zelfs de meest politieke en satirische wapens zijn machteloos en illusoir in vergelijking met de triomfantelijke schanddaden en de vernederende stommiteiten; twee elementen die ontketend werden door de oorlog.

Het pacifisme heeft dezelfde historische afkomst als de democratie. De bourgeoisie deed een grootse historische poging om alle menselijke relaties in lijn te brengen met de rede, een poging om de blinde en de stomme tradities te vervangen door de instelling van het kritische denken. De gilden, met hun beperking van de productie, de politieke instituties met hun privileges, het vorstelijke absolutionisme – waren allen overblijfselen van de Middeleeuwen. De bourgeois democratie vereiste gerechtelijke gelijkheid in dienst van de vrije competitie, en parlementarisme als de regeringsvorm voor de publieke zaken. Het trachtte ook de nationale relaties op dezelfde wijze te regelen. Maar hier botste ze op de oorlog, dat is op de methode om zaken te regelen, die een complete ontkenning van de `rede' is. Ze begon de mensen in haar gedichten, haar filosofie, haar ethiek en in haar zakenmethodes er op te wijzen dat het veel nuttiger voor hen is om de eeuwige vrede te introduceren. Dit zijn de logische argumenten voor het pacifisme.

Het overgeërfde  falen van het pacifisme, is het kwaad dat karakteristiek is voor de hele burgerlijke democratie. haar kritiek raakt slechts de oppervlakte van de sociale verschijnselen, het heeft niet de moed om dieper te graven, naar de economische feiten. Het kapitalistische realisme hanteert echter het idee van de eeuwige vrede  gebaseerd op de harmonie van de rede nog meedogenlozer dan het idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het kapitalisme, die de techniek op een rationele basis ontwikkelde, faalde in het rationeel regelen van de omstandigheden. Het bereidde wapens voor wederzijdse uitroeiing die zelfs nooit opgekomen zouden zijn in de dromen van de `barbaren' of de middeleeuwers.

De snelle verscherping van de internationale voorwaarden en de aanhoudende groei van het militarisme vaagde de grond voor de voeten van het pacifisme weg. Maar tegelijkertijd gaven deze krachten het pacifisme weer een nieuw leven, een nieuw leven dat even sterk verschilt van het oude als een bloedrode zonsondergang van een roze zonsopgang.

De periode van de laatste 10 jaar voor de oorlog was de periode die ook wel de "gewapende vrede" genoemd wordt. In werkelijkheid was de realiteit gekenmerkt door een ononderbroken oorlog, uitgevochten in de koloniën.

Deze oorlog werd uitgevochten in de gebieden van de achtergebleven en zwakke volken: het leidde tot de opdeling van Afrika, Polynesie en Azië, en bereidde de gang naar de huidige oorlog voor. Maar, gegeven het feit dat er geen oorlog in Europa was geweest sinds 1871, hoewel er een behoorlijk aantal kleine, doch scherpe conflicten waren geweest, was het de doorsnee mening onder de kleinburgerij dat een steeds groter wordend leger een garantie voor de vrede betekende, en dat dit uiteindelijk als vrucht een nieuwe internationale volkswet zou opleveren. Natuurlijk zagen de kapitalistische regeringen en de grote bedrijven in deze pacifistische interpretatie van het imperialisme niets wat  hen tegenstond. Tegelijkertijd waren de wereldconflicten in een fase van voorbereiding, resulterend in de wereldcatastrofe.

Theoretische en politiek heeft het pacifisme dezelfde basis als de leer van de sociale harmonie tussen de verschillende klassenbelangen.

De tegenstellingen tussen de kapitalistische nationale staten hebben dezelfde economische basis als de klassenstrijd. Als we er toe bereid zijn om de mogelijkheid van een geleidelijke afname van de klassenstrijd aan te nemen, dan moeten we ook de geleidelijke afname en regulering van de nationale conflicten aannemen.

De poortwachter van de democratische ideologie, met al zijn tradities en illusies, was de kleinburgerij. Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw was haar interne transformatie compleet, maar ze was nog niet geheel van het terrein verdwenen. Op hetzelfde moment dat de ontwikkeling van de kapitalistische techniek voortdurend de economische rol van de kleinburgerij ondermijnde, gaven het algemeen stemrecht en de dienstplicht haar, dankzij haar numerieke sterkte, de aanblik van een politieke factor te zijn. Waar het kleinkapitalistische bedrijf nog niet geheel door het grootbedrijf geplet was, daar was het volledig onderworpen geraakt aan het kredietsysteem. Wat nog overbleef voor de vertegenwoordigers van het grootbedrijf was het onder het juk brengen van de kleinburgerij ook op het politieke terrein. Dit werd bereikt door haar theorieën en vooroordelen op te nemen en deze een verzonnen waarde te geven. Dit verklaart de verschijnselen die we hebben kunnen waarnemen gedurende de laatste tien jaar voor de oorlog, het reactionaire imperialisme nam tot een duizelingwekkende hoogte toe, terwijl tegelijkertijd de burgerlijke democratie scheen te bloeien, met al haar reformisme en pacifisme. Het grootbedrijf onderwierp de kleinburgerij voor de eigen imperia-listische doeleinden met behulp van de vooroordelen van de kleinburgerij zelf.

Frankrijk was het klassieke voorbeeld van dit proces met twee zijden. Frankrijk is een land van het financierkapitaal, gesteund door een basis van een talrijk en in het algemeen conservatieve kleinburgerij. Dankzij de leningen aan de koloniën en de alliantie met Engeland en Rusland werden de hogere lagen van de bevolking betrokken in de belangen en conflicten van het wereldkapitalisme. Tegelijkertijd bleef de Franse kleinburgerij provinciaal tot in het merg. Hij heeft een instinctmatige afkeer voor het geografische, en gedurende zijn lange leven heeft hij de grootste angsten voor de oorlog gekend. Gewoonlijk had de kleinburger maar een zoon aan wie hij zijn bedrijf en zijn meubels zou nalaten. De kleinburger zendt een radicale bourgeois om hem te vertegenwoordigen in het parlement. In ruil daarvoor belooft deze meneer hem dat hij de vrede zal bewaren met behulp van de Volkenbond aan de ene kant en de Russische Kozakken, die de keizer voor hem zullen onthoofden, aan de andere. De radicale afgevaardigde arriveert in Parijs vanuit zijn omgeving van provinciale advocaten, niet alleen vol van de wil om de vrede te bewaren, maar met enkel de vaagste ideeën over de positie van de Perzische Golf, en zonder enig helder idee over waarom of voor wie de Bagdad- Spoorweg nodig is. Deze `radicale pacifistische' afgevaardigden brachten vanuit hun midden een Radicale Regering voort, die zich onmiddellijk tot aan de oren verstrikt vond in de strikken van de eerder aangegane diplomatieke en militaire verplichten, aangegaan voor de verschillende financiële belangen van de Franse Beurs in Rusland, Afrika en Azië. De Regering en het Parlement stopten nooit met het verspreiden van hun pacifistische fraseologie, maar tegelijkertijd voerden ze een buitenlandse politiek die Frankrijk uiteindelijk wel in de oorlog moest brengen.

Het Engelse en Amerikaanse pacifisme, ondanks alle variaties in sociale voorwaarden en ideologieën (ondanks het ontbreken van enige ideologie als in Amerika) doen in essentie hetzelfde werk: ze vormen een uitlaatklep voor de angst van de angsten van de kleinburgerij voor de wereldschokkende gebeurtenissen, die hem alleen maar de laatste overblijfselen van zijn onafhankelijkheid kunnen ontroven; zijn waakzaamheid in slaap wiegen door middel van nutteloze ideeën over ontwapening, internationale wetgeving, en arbitragetribunalen. Dan, op een gegeven moment, geeft het hem met lichaam en ziel over aan het kapitalistische imperialisme, die om zijn doelen te bereiken altijd elk noodzakelijk middel gebruikt: technische kennis, kunst, religie, bourgeois pacifisme en patriottisch `Socialisme".

"Wij zijn tegen de oorlog, onze afgevaardigden, onze Ministers, wij zijn allen tegen de oorlog". Dat roepen de Franse kleinburgers: "Daaruit volgt dat ons de oorlog opgedrongen is, en om de pacifistische idealen te kunnen realiseren moeten we de oorlog tot een overwinnend einde brengen". En de vertegenwoordiger van het Franse pacifisme, Baron d'Estournel de Constant, zegent deze pacifistische filosofie in met een heilig "jusqu'a bout !" – een einde aan de oorlog.

Datgene, meer dat wat dan ook, wat de Engelse Beurs nodig heeft voor het succesvol bedrijven van een oorlog, zijn pacifisten van het type zoals de liberaal Asquith, en de radicale demagoog Lloyd George. "Als deze mensen de oorlog voeren", zei het Engelse volk, "dan moeten we het recht wel aan onze kant hebben".

Zodoende draagt het pacifisme bij aan het spel van de mechanismen van de oorlog, net als gifgas, en de immer groeiende berg van oorlogskredieten.

Het kleinburgerlijke pacifisme toonde haar ware rol als dienaar van het imperialisme op een nog minder verborgen wijze. Daar, net als elders, waren het de banken en de trusts die de ware politiek beheerden. Zelfs al voor de oorlog, dankzij de bijzondere ontwikkeling van de industrie en van de exporthandel, bewogen de VS zich geleidelijk in de richting van wereldbelangen en imperialisme. Maar de oorlog in Europa dreef deze imperialistische ontwikkeling waarlijk koortsachtig in tempo op. Op hetzelfde moment dat allerlei vrome lieden (onder hen zelfs Kautsky) hoopten dat de huiveringwekkende slachtingen in Europa de Amerikaanse bourgeoisie met afgrijzen van het militarisme zou vervullen, was de werkelijke invloed van de gebeurtenissen die in Europa plaatsvonden, niet volgens psychologische, maar volgens materialistische lijnen, een ontwikkeling in de tegenovergestelde richting. De export van de VS, die in 1913 totaal 2.466 miljoen dollar bedroeg, nam in 1916 tot de krankzinnige hoogte van 5.481 miljard dollar toe. Natuurlijk stond het leeuwendeel van deze exporthandel op het conto van de munitie industrie. Toen verscheen plots de dreiging van het afsnijden van deze export handel naar de landen van de Entente toen de ongebreidelde onderzeeboot oorlogsvoering begon. In 1915 importeerde de Entente Amerikaanse goederen met een waarde van vijftien miljoen. Dus lag er niet alleen een afname van de gigantische winsten in het verschiet, maar de gehele Amerikaanse industrie, die nu gebaseerd was op de oorlogsindustrie, werd nu met een hevige crisis bedreigd. We moeten naar deze cijfers kijken als we de sleutel voor het raadsel van de verdeelde `sympathieën' in Amerika willen vinden. De kapitalisten deden een beroep op de staat. : "Jij bent het die deze ontwikkeling van de oorlogsindustrie heeft opgestart onder de vlag van het pacifisme, het is nu aan jou om voor ons een nieuwe markt te vinden". Als de staat niet in een positie was om de "vrijheid van de zeeën" te beloven" (in andere woorden, vrijheid om kapitaal te persen uit menselijk bloed) dan moet het een nieuwe markt voor de bedreigde industrie in Amerika zelf openen. Zo produceerden de benodigdheden voor de Europese slachting plotseling een catastrofale militarisering van de VS.

Deze zaak was er voor bestemd om de oppositie van de grote massa van de bevolking op te wekken. Deze ongede-finieerde onvrede te overwinnen en deze de veranderen in patriottische medewerking was de voornaamste taak van de binnenlandse politiek van de VS. En het was een vreemde ironie van het lot dat het officiële pacifisme van Wilson, zoals het `oppositionele'  pacifisme van Bryan, de krachtigste wapens voor de uitvoering van deze taak gaf, dat is het temmen van de massa's met behulp van militaristische methoden.

Bryan haastte zich om de natuurlijke afkeer van de boeren en de rest van de kleinburgerij van het imperialisme, militarisme en de toename van belastingen luid te verwoorden. Maar tegelijkertijd verstuurde hij wagonladingen vol petities en afvaardigingen naar zijn pacifistische collega's, die de hoogste plaatsen in de regering bezetten. Bryan gebruikte elk middel om met revolutionaire richting van deze beweging te breken.

"Als het tot oorlog komt", zo telegrafeerde Bryan bijvoorbeeld naar de anti-oorlog bijeenkomst in Chicago van Februari, "dan zullen we natuurlijk de regering ondersteunen, maar tot aan dat moment is het onze meest heilige plicht om alles wat in onze macht licht te doen om onze bevolking van de verschrikkingen van de oorlog te redden". In deze paar woorden vinden we het hele programma van het kleinburgerlijke pacifisme. "Alles dat is onze macht is doen om de oorlog te voorkomen", betekent een uitlaatklep geven aan de oppositie van de massa's in de vorm van onschadelijke manifesten, waarin de regering de verzekering krijgt dat als de oorlog komt, er geen enkele hindernis in haar weg zal worden opgeworpen door de pacifistische oppositie.

Dat is inderdaad alles wat van het officiële pacifisme, gepersonifieerd door Wilson, wordt verlangd. Het officiële pacifisme had al veel bewijs gegeven over haar bereidheid "in de oorlog te vechten". Zelfs meneer Bryan zelf vond het genoeg om dat zelf zo te stellen, waarna hij er blijmoedig zijn luidruchtige oppositie tegen de oorlog opzij zette; met enkel en alleen een doel – de oorlog te verklaren. Net als meneer Wilson, haastte meneer Bryan zich naar de andere zijde van de regering. En niet alleen de kleinburgerij, maar ook de grote massa van de bevolking, zei tot zichzelf: "Als onze regering, geleidt door een pacifist met een wereldreputatie als die van Wilson de oorlog kan uitroepen, en als Bryan zelf hem komt steunen, dan moet dit wel een rechtvaardigde en noodzakelijke oorlog zijn". Dit verklaart waarom dit vrome, Quaker-achtige pacifisme, verwend door de demagogen die deze regering leiden,, zo gewaardeerd wordt door de Beurs en de leiders van de oorlogsindustrie.

Ons eigen Mensjewistische, sociaalrevolutionaire pacifisme, ondanks alle verschillen, speelt op zijn eigen wijze exact dezelfde rol. De resolutie over de oorlog werd aangenomen door een meerderheid van het Al-Russische Congres van Arbeiders -en Soldatenraden, is niet alleen gebaseerd op de gebruikelijke pacifistische vooroordelen over de oorlog, maar bovendien op de karakteristieken van de imperialistische oorlog. Het Congres verklaarde dat "de eerste en voornaamste taak van de revolutionaire democratie" is het snel beëindigen van de oorlog. Maar al deze aannames leiden enkel naar een doel: zo lang als de internationale pogingen van de democratie er niet in geslaagd zijn een einde te maken aan de oorlog, zo lang moet de Russische revolutionaire democratie met al zijn kracht eisen dat het Rode Leger bereidt moet zijn zowel defensief als offensief te vechten.

De revisie van de oude internationale verdragen maken het Russische Congres afhankelijk van de vrijwillige overeenkomsten met de diplomatie van de Entente, en het ligt niet in de aard van deze diplomaten om het kapitalistische karakter van de oorlog te liquideren, als ze dat al konden. De "internationale inspanningen van de democratie" maken het congres en zijn leiders afhankelijk van de wil van de Sociaal-democratische patriotten, die met handen en voeten aan hun imperialistische regeringen gebonden zijn. En deze meerderheid van het congres, na zichzelf eerst in de doodlopende steeg van het "snelste mogelijke beëindigen van de oorlog" te hebben laten leiden, is nu aangekomen, daar waar het de praktische politiek betreft, bij een definitieve conclusie: het offensief. Een "pacifisme" dat de kleinburgerij om zich verzameld en ons brengt tot steun aan het offensief wordt natuurlijk warm begroet, niet alleen door het Russische, maar ook door het Entente imperialisme.

Miljoekov, bijvoorbeeld, zegt: "In de naam van onze trouw aan de bondgenoten en aan onze oude (imperialistische) verdragen, moet het offensief onvermijdelijk aangegaan worden".

Kerensky en  Tseretelli zeggen: "Hoewel onze oude verdragen niet gereviseerd zijn, is het offensief onvermijdellijk".

De argumenten verschillen, maar de politiek is dezelfde. En het kan ook niet anders, omdat Kerensky en Tseretelli onontwarbaar zijn gebonden aan de regering met Miljoekov's partij.

Het Sociaal-democratische, patriottisch pacifistische van Dan is, net als het Quaker pacifisme van Bryan, als we naar de feiten kijken gelijk in het dienstdoen voor het imperialisme.

Het om deze reden dat de belangrijkste taak van de Russische diplomatie er niet uit bestaat de Entente diplomatie er van te overtuigen dit of dat te reviseren, of weer iets anders in te trekken. De taak bestaat er uit hen er van te overtuigen dat de Russische Revolutie betrouwbaar is en men die gerust kan vertrouwen.

De Russische ambassadeur, Bachma-tiev, schetste, in zijn rede van 10 Juni voor het Congres van de VS, de activiteiten van de Voorlopige Regering vanaf volgend gezichtspunt:

"Al deze gebeurtenissen, zei hij, tonen ons dat de macht en het belang van de Voorlopige Regering elke dag toenemen, en hoe meer ze toenemen hoe meer de regering in staat zal zijn de niet geïntegreerde elementen uit te werpen, of die nu tot de reactie behoren of tot de agitatie van extreem links. De Voorlopige Regering heeft zojuist besloten om al het mogelijke te doen om dit doel te bereiken, zelfs als ze daarvoor geweld moet gebruiken, hoewel ze niet aflaat te streven naar een vreedzame oplossing voor deze problemen".

Men hoeft er geen moment aan te twijfelen dat de "nationale eer" van onze Sociaal-democratische patriotten onaangeroerd blijft, daar de ambassadeur van de "revolutionaire democratie" die maar wat graag bewees aan de Amerikaanse plutocratie dat ze bereid is om het bloed van het Russische proletariaat te laten vloeien in de naam van recht en orde. Het belangrijkste element van wet en orde is haar trouw aan het Entente kapitalisme.

En terwijl Herr Bachmatiev met de hoed nederig in de hand zich richtte tot de hyena's van de Amerikaanse Beurs, praten de heren Tseretelli en Kerensky de "revolutionaire democratie" naar de mond. Ze verzekerden dat het onmogelijk is de "anarchie van links" te bestrijden zonder geweld te gebruiken, en dreigden de arbeiders van Petrograd en het regiment dat hen steunt te ontwapenen. We kunnen nu zien dat deze dreigementen precies op het juiste moment werden geuit: ze waren de best mogelijke garantie voor de Amerikaanse lening aan Rusland.

"U kunt nu zien", zou meneer Bach-matiev tegen meneer Wilson hebben kunnen zeggen, "dat ons revolutionaire pacifisme geen haar verschilt van het pacifisme van uw aandelenbeurs. En als ze meneer Bryan kunnen geloven, waarom zouden ze dan niet meneer Tseretelli kunnen geloven?".

Deze tekst is een vertaling van de engelse tekst die te vinden is op www.marxists.org [3].

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 113, derde kwartaal 2003.

Theoretische vraagstukken: 

  • Oorlog [1]

Veertiende Congres van de IKS: Rapport over de imperialistische spanningen

  • 3161 keer gelezen

Het rapport dat we hier publiceren over de internationale situatie, en meer bepaald het stuk over de imperialistische spanningen werd geratificeerd door ons Veertiende Congres. Daarnaast werden ook de rapporten over de economische situatie en over de klassenstrijd besproken en goedgekeurd. Deze rapporten behandelen niet alleen de huidige situatie. Hun doel is het ook om perspectieven te geven die passen binnen de algemene context van het opmaken van de balans van de gehele twintigste eeuw, en de historische inzet waarmee de arbeidersklasse in de huidige wereld geconfronteerd wordt.

Sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw heeft de arbeidersbeweging steeds gesteld dat de ontwikkeling van het imperialisme de mensheid voor de keuze plaats tussen socialisme en barbarendom. Engels stelde deze alternatieven aan de orde in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw. Sindsdien heeft de geschiedenis van het verval laten zien dat het rottende kapitalisme in staat is niveaus van barbarendom te bereiken die voordien nauwelijks voorstelbaar waren. Vandaag bevinden we ons in de laatste fase van het kapitalisme, de fase van de ontbinding, de chaos en het ‘ieder voor zich’. De ontbinding heeft ons in een situatie geplaatst die voordien vrijwel nooit was voorgekomen. Om de omvang en het belang van deze situatie te begrijpen moeten we wijzen naar de geschiedenis en naar de methode waarmee het Marxisme de ontwikkeling van het imperialisme geanalyseerd heeft.

Ons doel is het te laten zien dat in het verval, en zelfs nog meer in de huidige periode, het onmiddellijke doel van de bourgeoisie in een oorlog niet het onmiddellijke economische voordeel is, maar dat deze in essentie strategisch van aard is, zelfs als de diepste wortel van de gehele zaak een economische is, namelijk het verval van het kapitalisme. "De irrationaliteit van de oorlog is het resultaat van het feit dat de moderne militaire conflicten – in tegenstelling tot die van het opkomende kapitalisme (oorlogen voor het verenigen van naties, om koloniën te veroveren en van geografische expansie van het kapitalisme) – enkel tot doel hebben de bestaande economische en strategische posities opnieuw te verdelen. Onder deze omstandigheden zijn de oorlogen van het verval, door de vernietiging die ze veroorzaken en de gigantische kosten ervan, geen stimulans voor de kapitalistische productiewijze, maar een molensteen om zijn nek". (Resolutie over de internationale situatie van het 13e Congres van de IKS). Het is ook van belang om er opnieuw op te wijzen dat in de huidige periode we onze analyse ontwikkelen in een context waarin de weg naar beslissende klassenconfrontaties open blijft.

De Marxistische visie op het imperialisme

De arbeidersbeweging is zich bewust van het fenomeen van het imperialisme sinds de jaren '80 van de 19e eeuw. Het Brusselse Congres van 1891 en het Zurichse Congres van Augustus 1893 hielden zich met de kwestie bezig. Engels wees toen reeds op de tegenstellingen die zich ontwikkelden tussen Duitsland en Frankrijk. Hij zag het ontstaan van blokken: Duitsland-Oostenrijk-Italie enerzijds en Frankrijk-Rusland anderzijds. Hij zag ook de groei van het militarisme en van de dreiging van oorlog in Europa, een imperialistische oorlog, die zware consequenties zou hebben voor de arbeidersbeweging en voor de gehele mensheid. Bedreigd door dit gevaar nam het Congres van 1893 een resolutie aan, die gebaseerd was op het idee dat binnen het kapitalisme de oorlog voor de deur stond. De resolutie verdedigde het internationalisme en stelde zich op tegenover de oorlogskredieten. Dus het imperialisme werd  verbonden aan economische tegenstellingen, werd gezien als een bron van oorlogen en barbarendom. Hoewel het niveau van barbarendom werd onderschat, vreesde Engels toch dat een Europese oorlog de mogelijkheid van het socialisme zou verminderen of zelfs vernietigen, en dat de omstandigheden van vrede gunstiger voor het socialisme zouden zijn, zelfs als zou het  langer gaan duren: "vrede zal de overwinning van de Duitse socialistische partij binnen tien jaar zeker stellen; oorlog zou het de overwinning bieden in twee of drie jaar, of haar complete ruinering, ten minste voor zeker 15 of 20 jaar. In deze situatie zouden de Duitse socialisten gek zijn om de gok van de oorlog te prefereren boven de zekere triomf die de vrede biedt".

In 1916 schreef Lenin Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme. Het was een ontmaskering van het imperialisme, maar meer een beschrijving van zijn fenomenen dan een grondige analyse, het bevatte ook een aantal verkeerde visies. Hij onderlijnde twee aspecten: de export van kapitaal vanuit de grote ontwikkelde landen en de plunder. Lenin zag de export van kapitaal door de grote machten als "de solide basis voor de imperialistische onderdrukking en uitbuiting van de meerderheid van de bestaande landen en volken ter wereld door de kapitalistische parasieten van een handvol rijke staten (….)"

`In deze internationale transacties weet de crediteur het vrijwel altijd voor elkaar te krijgen om wat extra inkomsten veilig te stellen: een gunstige clausule in een handelsakkoord, een kolenstation, een contract om een haven te construeren, een vette concessie of een wapenorder' [Lenin citeert hier uit Die Bank, Oktober 1913] (…)

De verhoogde winsten die gemaakt worden als gevolg van het kapitalistische monopolie van een industriebranche of binnen een land maken het voor de bourgeoisie economisch mogelijk om bepaalde delen van de arbeiders te corrumperen, op zekere momenten zelfs een belangrijke minderheid van de arbeidersklasse, ze te winnen voor de zaak van een bepaalde branche van de industrie of voor de zaak van de natie, waarbij ze dan tegenover andere arbeiders komen te staan". Lenin zag heel duidelijk in dat de wereld verdeeld was: "de belangrijkste karakteristiek van de huidige periode is de definitieve verdeling van de wereld, definitief niet in de zin dat een herverdeling niet meer mogelijk zou zijn, herverdelingen zijn niet alleen mogelijk maar zelfs onvermijdelijk, maar in de zin dat de koloniale politiek van de kapitalistische landen de complete verovering van de niet-bezette landen op de planeet afgerond heeft".

Wat op de agenda stond was "de strijd om economische wingewesten"; het imperialisme brengt dus de oorlog voort. De Bordigisten verwijzen nog steeds naar Lenin's visie, die, zoals al gezegd, meer een beschrijving is dan een uitleg van de fenomenen (die bovendien considerabel geëvolueerd zijn gedurende de periode van het verval), en die bovendien fouten bevat, zoals de theorie van de arbeidersaristocratie en de ongelijkmatige ontwikkeling van het kapitalisme (1) – ideeën die de Bordigisten eveneens opnemen. Ondanks deze vergissingen, was Lenin wel degelijk in staat een heldere politieke oriëntatie in een context van imperialistische oorlog te ontwikkelen – de transformatie van de imperialistische oorlog in de burgeroorlog voor het omverwerpen van het kapitalisme. Maar de fouten leidden later tot een verzwakking van de analyse die binnen de arbeidersbeweging ontwikkeld werd. Het was Rosa Luxemburg die de diepste analyse maakt van de tegenstellingen binnen het kapitalisme, en niet Lenin's stellingen over de ongelijke ontwikkeling van het kapitalisme, die de deur open lieten voor de mogelijkheid van een economische ontwikkeling in bepaalde gebieden. Luxemburgs verklaring focuste op het probleem van de markten, als de voornaamste tegenstelling, ze gebruikte die als startpunt voor de evolutie van het kapitalisme op wereldvlak in plaats van deze land voor land te bekijken. Ze ontwikkelde deze analyse in haar boek De accumulatie van het kapitaal (1913).  Net als Lenin liet ze de band tussen imperialisme en oorlog zien: "Een groeiend aantal kapitalistische landen nemen deel aan de jacht op gebieden voor de accumulatie, en waar de gebieden voor de expansie meer en meer krapper worden, zo wordt de strijd over de nog overblijvende gebieden steeds bitterder, deze campagnes veroorzaken over de gehele wereld hele series van economische en politieke catastrofes, oorlogen en revoluties (…) Het imperialisme bestaat nu juist uit de expansie van het kapitalisme naar nieuwe gebieden en uit de economische en politieke strijd tussen de oude kapitalistische landen die over deze gebieden met elkaar slaags raken [...] Alleen een exact theoretisch begrijpen van de wortels van dit probleem kan onze politieke strijd tegen het imperialisme sterkte en zekerheid over het doel geven, onmisbaar voor het proletariaat".

In 1915 schreef Luxemburg het Junius Pamflet. Daarin bevestigde ze dat van toen af het kapitalisme de gehele wereldbol domineerde: "Deze wrede triomftocht van het kapitalisme over de wereld, waarmee allerlei machtsmiddelen gepaard gaan, roof, beruchtheid, heeft een lichte zijde: het heeft de voorwaarde voor haar eigen omverwerpen gecreëerd, het heeft de kapitalistische wereldheerschappij waarop enkel de socialistische wereldrevolutie nog kon volgen".  Ze toont duidelijk aan dat in de era van het imperialisme er zowel economische als strategische belangen bestaan. Over het voorbeeld van Rusland zegt ze: "Enerzijds is het de traditionele tendens van het veroveringsminnende Tsarisme, die regeert over een machtige natie waarvan de bevolking vandaag bestaat uit 172 miljoen mensen, om vrije toegang tot de oceaan te eisen, de Stille Oceaan in het oosten, de Middellandse Zee in het zuiden, deze eis wordt zowel voor industriële als voor strategische redenen gesteld. Anderzijds spelen het naakte bestaan van het absolutisme, de noodzaak een voorname rol op het wereld-politieke terrein te spelen, en als laatste de behoefte aan buitenlandse financiële kredieten zonder welke het tsarisme niet kan overleven,  allen een belangrijke rol".  De Resolutie van het 13e IKS Congres stelt dat Luxemburg "het primaat van de algemene strategische overwegingen over de onmiddellijke economische belangen van de belangrijkste deelnemers aan de Eerste Wereldoorlog herkende".

In de sfeer van deze strategie toont Luxemburg aan dat de politiek van Duitsland richting Turkije gericht was op het creëren van een steunpunt voor verdere activiteiten in de hele regio. De ontwikkeling van het imperialisme leidde tot het uitbarsten van oorlog, maar in tegenstelling tot de mechanistische visie die de bourgeoisie zijn toevlucht ziet nemen op het moment dat de crisis het scherpst is, wijst Luxemburg op de lange termijn strategieën en op de voorbereidingen van de bourgeoisie op een gewelddadige herverdeling van de wereld. Aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e hield de Duitse bourgeoisie zich bezig met het opbouwen van een marine die de imperialistische bezettingen van het Duitse imperialisme over de gehele wereld zou moeten ondersteunen. "Door middel van een eersterangs agressieve marine, en door militaire kracht, die eveneens toenam, werd het apparaat voor een toekomstige politiek neergezet, en werd de deur naar ongekende mogelijkheden geopend".  Dit alles was direct tegen Groot-Brittannië gericht. Het vond plaats binnen een algemene context van imperialisme, van verval, van de verzadiging van de wereldmarkt en van de tendens richting de oorlog. Luxemburg citeerde de Duitse minister Von Bulow, die in 1899 over de zeemacht had gezegd dat: "als de Engelsen spreken over een `greater Britain', en de Fransen spreken over `la nouvelle France', en de Russen voor zichzelf Azië openen, dan hebben wij ook het recht om een groter Duitsland te wensen". Net als Engels was Luxemburg bezorgd over het vernietigende effect dat oorlog zou kunnen hebben op de revolutionaire krachten: "hier hebben we het bewijs dat de oorlog niet alleen een grootse moordpartij is, maar ook de zelfmoord van de Europese arbeidersklasse. De soldaten van het socialisme, de arbeiders van Engeland, van Frankrijk, van Duitsland, van Italië, van België, zijn elkaar aan het vermoorden in dienst van het kapitalisme, ze steken koud ijzer in elkaars borsten, wankelen over hun graven, sneuvelen door elkaars doodbrengende wapens".

We moeten onderstrepen dat Luxemburgs beter begrijpen van de mechanismen die het kapitalisme naar de neergang leiden ons in staat stellen de Bordigistische fout, van het verwarren van imperialis-tische oorlog met nationale bevrijdingsstrijd, die zogenaamd zou moeten leiden tot het ontwikkelen van nieuwe geografische gebieden, te vermijden. Vandaag de dag is het moeilijk nog die fout te handhaven, en in de praktijk hebben de Bordigisten haar verlaten, maar enkel op een puur empirische en dus kwetsbare manier, die niet tot de werkelijke redenen gaat. Aan de andere kant zitten ze nog steeds vast aan de visie van dat er nog "economische gebieden" te veroveren zijn, en zoeken ze daarom altijd naar de onmiddellijke doelen van elke oorlog. Dit geldt eveneens voor Battaglia Cominista en de IBRP (2). Wat bij Lenin een pure, fotografische visie was – en zelfs op dat niveau een die veel minder helder was dan die van Luxemburg – is voor deze groepen een fixatie geworden. Het moet gezegd worden dat Trotsky in zijn teksten van 1924 en 1926 `Europa en Amerika' en `Waar gaat Groot-Brittannië heen?' nog vast zat aan het standpunt van Lenin. Hij was alleen in staat de economische competitie tussen de grote machten te zien, natie per natie. Hij had zeer goed gezien dat de VS de grote overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog waren, en dat ze de leidende positie in de wereldeconomie hadden overgenomen. Maar hij zag enkel het economische aspect, namelijk dat de VS: "Europa onder zijn economische heerschappij wilde brengen". Het Amerikaanse kapitaal "doelt er op de heerser over de wereld te zijn, het wil zijn heerschappij aan de wereld opleggen … Wat moet het dan doen ten opzichte van Europa? Het moet het gedwee maken. Hoe? Onder zijn hegemonie brengen. Wat betekent dat? Dat het moet toestaan dat Europa zich herstelt, maar binnen wel bepaalde grenzen, waarbij het alleen wordt toegestaan bepaalde en begrensde delen van de wereldmarkt te betreden". Dus de competitie kon niet anders dan tot confrontatie leiden, in het algemeen was dit juist. Maar omdat hij niet het belang van het strategische aspect zag, de noodzaak voor de grote machten zichzelf te handhaven, ook als ze niet langer wereldleider konden zijn, kwam Trotsky er toe de economische competitie te vereenzelvigen met de imperialistische confrontaties. Dus toen Groot-Brittannië tot de tweede plaats terugviel achter de VS, zag hij de economische rivaliteit tussen deze twee landen als de as waarom de komende imperialistische conflicten zouden gaan draaien: "De belangrijkste tegenstelling ter wereld is de Anglo-Amerikaanse tegenstelling. Dit zal in de toekomst steeds duidelijker gaan worden". De toekomst bevestigde deze visie in het geheel niet. In tegendeel, het liet zien dat hoe meer het verval doorzet, hoe meer het strategische aspect gaat domineren, het betekent dat er bondgenootschappen werden gevormd die de landen in staat stelden zichzelf te handhaven als grote naties, of eenvoudig als naties, zelfs al ging dit ten koste van onmiddellijke economische belangen. Dit brengt de kwestie van de irrationaliteit van de oorlog in het verval naar boven, ten minste gezien vanaf een strikt economisch standpunt, zoals werd belicht door de Gauche Communiste de France, die aantoonde dat naarmate het verval evolueert, oorlog niet langer de economie dient, maar meer en meer dat de economie in dienst staat van de oorlog (3).

Economische en strategische aspecten gedurende de geschiedenis van het verval

Gedurende de periode van het verval kan men beide aspecten zien, maar het is het strategische aspect, de irrationaliteit van de oorlog gezien vanaf  het economische standpunt, dat gedomineerd heeft. De Eerste Wereldoorlog brak niet uit op het meest acute moment van de  crisis; en  hoewel Duitsland zijn expansieve, strategische doelen reeds lang van tevoren had berekend, en hoewel het voldeed aan de wil om de wereldmarkten her te verdelen, bleek de oorlog meer kostbaar, dan voordelig voor de overwinnaars te zijn, met de uitzondering van de VS. Schrijvend over Groot-Brittannië aan het einde van de oorlog, schreef Sternberg in zijn Conflict van de Eeuw: "Vanwege de oorlog, echter, verloor het niet alleen delen van zijn bezittingen, zijn hele positie in de wereldeconomie werd erdoor aangetast tot op het punt waarop het werd teruggeworpen tot het gebruik van grote delen van de rente die het verkreeg uit zijn investeringen om zijn importen te kunnen betalen, en kon het slechts een klein deel gebruiken als nieuw investeringskapitaal". Wat betreft de economische groei en welvaart van de VS na de oorlog, "de verrijking van de  VS door de oorlog" zo genoemd door de Trotskist Pierre Naville in zijn voorwoord voor Trotsky's bovenvermelde boek, deze kwam niet ten eerste en vooral voort vanuit de oorlog, maar door het feit dat de VS nog niet geheel zijn voorkapitalistische markten binnen zijn immense territorium hadden uitgeput, als voorbeeld noemen we de constructie van nieuwe spoorwegen. Bovendien waren de VS pas aan het einde van de oorlog  gaan deelnemen, oorlog die zich ver van het eigen territorium afspeelde, en waren dus van verwoestingen gespaard gebleven. De Tweede Wereldoorlog had eveneens het doel de wereldmarkten her te verdelen. De Duitse bourgeoisie herkende dat in de slogan "Exporteren of sterven:" Maar waar aan het einde van de oorlog er werkelijk een herverdeling van de wereld tussen het Russische en het Westerse blok plaatsvond, had een groot deel van de heropbouw met name een strategisch doel: het voorkomen van elke wens van Duitsland of de landen in Zuidoost Azië om naar het andere blok over te stappen. Dus het doel was om een cordon sanitaire rond Rusland te leggen. Deze politiek van de VS ten opzichte van de USSR staat bekend als de "containment", het doel ervan was te verhinderen dat deze laatste toegang zou krijgen tot de zeeën, dus haar te beperken tot de rol van puur continentale macht. Dit was eveneens de basis van de Koreaanse oorlog in de jaren '50. Gezien vanaf het economische standpunt kunnen we wederom Sternberg citeren: "Uiteindelijk dwong de Tweede Wereldoorlog Britannie tot het liquideren van de meeste van zijn overzeese wingebieden, dit had tot gevolg dat haar positie op de wereldmarkt wederom sterk werd aangetast, tot op het punt waarop het assistentie aan de VS moest vragen om haar importen te kunnen betalen" (idem). De VS bevestigden uiteraard hun positie als de leidende macht ter wereld, maar in de context van toen, eenmaal de heropbouwperiode voorbij, was het kapitalisme als geheel toenemend verzwakt, de VS incluis.

In het raamwerk van de blokken, was het belangrijkste om jezelf te verdedigen tegen het andere blok. Daarbij werden zowel economische als militaire wapens benut. Natuurlijk had het economisch meest krachtige blok het voordeel in de Koude Oorlog. Het kon het meest gebruikmaken van de economische wortel en was de bovenliggende partij in de bewapeningsrace. Na de dood van Nasser gebruikten de VS het economische wapen om Egypte binnen haar blok te brengen. Na 1975 werkte de VS aan een toenadering tot China. Om dit te bereiken werd aan China de status van meest begunstigste natie in de economische sfeer, gegeven. De in de jaren '70 aan de Afrikaanse toe-gekende leningen hadden eveneens het doel om commerciële banden aan te gaan, maar zeker ook om ze zo binnen het westerse blok te houden.

We kunnen dus zien dat het strategische aspect domineerde over het economische aspect. Deze karakteristiek ontwikkelde zich verder na 1945. Hierboven kwam al de politiek van de "containment" ter sprake. Er is een enorm verschil met wat Lenin zei aan het begin van de 20e eeuw, toen hij op de export van kapitaal wees. De bourgeoisie wist toen dat ze terugbetaald zou worden, dat ze rente zou verkrijgen uit de leningen en dat ze markten erbij zou winnen. In de jaren '70 begon de bourgeoisie in te zien dat haar leningen meer en meer zouden verdwijnen in een bodemloze put. Daarom kon begin jaren '80 de Franse president Mitterand zich als bezitter van een groot hart voordoen en oproepen tot een moratorium voor de Afrikaanse schulden.

We kunnen andere voorbeelden geven die aantonen dat de strategische doelen centraal staan:

  • de VS stopten in 1975 met de oorlog in Vietnam, omdat het belangrijker was geworden te werken aan een toenadering tot China;
  • Rusland pleegde een invasie in Afghanistan in 1979, daarbij gebruikmakend van de verzwakking van de positie van de VS in Iran, waarbij ze een wig trachtte te drijven tussen Iran en Pakistan. Het was een poging de warme zeeën te bereiken. Het was een puur strategisch doel, en zoals Brezinski (4), de veiligheidsadviseur van Carter, al voorspelde, kostte de hele affaire Rusland zo veel dat het een hoge financiële prijs er voor moest betalen;
  • de belangen in Afrika, afgezien van een paar economische voordelen, waren gebaseerd op het feit dat als er een wereldoorlog zou plaatsvinden de hoofdinzet Europa zou zijn, daarom was het essentieel het Afrikaanse continent te beheersen, en wel om strategische redenen. Om Europa  te beheersen moet je bepaalde posities in Afrika beheersen. De veldslagen in Afrika tussen de Duitsers en de Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog hadden dit al laten zien;
  • aan het begin van de jaren 1980 had de oorlog in Libanon een strategisch, en geen economische, doel. De VS moesten volledige controle over zo'n belangrijke strategische zone hebben. Dat betekende dat ze afmoest van de doorn in haar zijde, in de vorm van Syrië dat tot het Russische blok behoorde. Het economische aspect gevormd door de in deze  regio geproduceerde olie was niet het cruciale aspect, hoewel het uiteraard van groot belang is de olie te beheersen in geval van oorlog.

We kunnen dus vaststellen dat terwijl de economie de basis blijft, deze toenemend in dienst van de oorlog komt te staan en niet andersom. De oorlog is de kapitalistische levenswijze geworden. Terwijl gedurende de vroege stadia van het imperialisme, en aan het begin van het verval, de oorlog werd gezien als een middel om de markten te herverdelen, is het nu vooral de manier geworden om zichzelf als grootmacht te bevestigen, om de eigen plaats te verdedigen tegen de rest, om je eigen orde op te leggen en de natie te redden. Oorlogen hebben niet langer een economische rationaliteit, ze kosten meer dan ze opleveren. Bren-zenski's overdenkingen die hierboven al geciteerd werden zijn veelbetekend.

De aard van de oorlog sinds het ineenstorten van het Oostblok en het verdwijnen van het Westblok?

In 1989 kondigde de bourgeoisie een era van vrede en voorspoed aan. Maar wat we te zien kregen waren oorlog en armoede. Het einde van de blokken markeerde het ingaan in de fase van de ontbinding, het ontwikkelen van het ieder voor zich op het imperialistische niveau. Na het verdwijnen van de blokken zagen we dat de bourgeoisie terugkeerde naar hun pre-1914 strategie van expansie. Maar we moeten niet vergeten dat we met een groot verschil moeten rekening houden: aan het begin van de 20e eeuw neigde de bourgeoisie er toe om constellaties te vormen om deze strategie te kunnen uitvoeren. Nu domineert het `ieder voor zich' er in een dergelijke mate dat de allianties die sinds 1989 gevormd zijn van een vluchtige aard zijn: in elk conflict verdedigen de verschillende machten hun eigen belangen, en in deze context tracht iedere macht zijn eigen strategie te creëren. In deze situatie hebben de VS zeer duidelijk laten blijken dat ze van plan zijn hun leiderschap te bestendigen. Dit was het doel van de Golfoorlog van 1991. Ondanks dat, en slechts een paar maanden later, opende Duitsland de vijandigheden in Joegoslavië door haar eenzijdige erkenning van de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië. Dit ondanks de waarschuwing die de VS enkele maanden eerder hadden afgegeven, nam Duitsland haar oude strategie van expansie naar het zuidwesten via de Balkan weer op, zich zeer goed realiserend dat Servië het grootste obstakel voor deze expansie was. In de Kosovo-oorlog zette Duitsland deze politiek door. En dat zonder enige complexen, voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog zagen we dat ze haar belangen verdedigde door middel van militaire kracht buiten de eigen grenzen. Duitsland heeft ook laten blijken dat ze in de toekomst overal waar dat nodig is van plan is hetzelfde de doen. We weten dat de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland niet van zins zijn Duitsland de vrije hand te bieden, en dat ze al een antwoord hebben gegeven op de opmars van Duitsland. Het is duidelijk dat economische belangen niet het hart van deze oorlog vormen; de kwestie is vooral een strategische, de poging om invloedzones te ontwikkelen of die te verdedigen, dus de rang die men in de imperialistische pikorde heeft te verdedigen. Ook in de Kaukasus waren de strategische belangen de overheersende, Olie speelt zeker een rol in de oorlog in Tsjetsjenië, maar hoe? De VS maken deals met Azerbeidzjan, Georgië, Armenië en Turkije – deals die Rusland buiten sluiten – en Rusland heeft daarop gereageerd door middel van moordaanslagen op de ministers en parlementariërs van Armenië. De VS willen de regio controleren vanwege de olie – niet enkel vanwege economische redenen, maar om te verzekeren dat Europa geen gebruik van deze olie zou kunnen maken in een oorlog. We wijzen er op dat in de Tweede Wereldoorlog, in 1942, Duitsland een offensief  richting Bakoe startte,  en wel om controle over de olievoorraden te verkrijgen, die cruciaal waren voor haar oorlogsinspanningen.  Vandaag is de situatie rond Azerbeidzjan en Turkije iets anders, voor hen is de olie vooral belangrijk op onmiddellijk economisch vlak. Maar de werkelijke inzet is niet op dit niveau.

In Afrika, en met name over de oorlog in Zaïre, die de bourgeoisie voorstelt alsof deze veroorzaakt is door de zucht van de VS naar de minerale rijkdom van het land, heeft in werkelijkheid als doel Frankrijk uit de regio te verjagen. Het feit dat zakenmensen hier en daar opduiken doet daar niets aan af. Hetzelfde geldt voor het bezoek van Clinton aan Senegal eind 1998, het doel was toen om met Frankrijk de strijd op het diplomatieke niveau aan te gaan, direct in de traditionele invloedszone van Frankrijk. Zeer vaak, om de werkelijke intenties te verbergen, vindt de bourgeoisie zelf economische motieven uit.

In het conflict tussen India en Pakistan is Kasjmir niet zo zeer een economische prijs. Pakistan gebruikt het conflict in de hoop de regionale importantie die het had in de tijd van de blokken te herwinnen, maar die ze sindsdien verloren had. We hebben gezien dat de VS hun politiek hebben bijgesteld en hun relaties met India hebben vernieuwd.

Maar het is zonder twijfel het Midden Oosten dat het duidelijkst het centrale belang van de strategische belangen in de imperialistische conflicten van heden laat zien. Recentelijk zagen we dat de Europese landen de VS uitdaagden, zelfs in deze cruciale regio. Frankrijk toonde haar `bezorgdheid' voor het lot van de Palestijnen; Duitsland was bezig met Israël. Frankrijk is bezig haar invloed in Libanon te herstellen en versterkt haar banden met Syrië. Dit uitdagen van de autoriteit van de VS heeft geresulteerd in een explosie. Maar we moeten tevens vermelden dat de brandstichters de controle over het vuur verloren zijn. De ontbinding toont zich zelf met al haar gewicht. Sharon's provocatie, gesteund door een deel van het leger en de staat, was zeker niet de wens van de VS. Arafat controleert niet veel meer. En als de VS, in haar poging haar controle over de regio weer op te leggen, de Palestijnen zou ruineren, dan zou dit nog steeds niets oplossen. Het imperialisme biedt de mogelijkheid van vrede niet. Oorlog is alles wat op de agenda staat.

Op wereldschaal zijn de twee machten die in het centrum van de conflicten staan en die trachten anderen rond zich te verzamelen, zijn de VS en Duitsland. Andere machten zoals Frankrijk (hoewel het veel kabaal maakt) en Groot-Brittannie kunnen de competitie met deze twee niet aan. De ontbinding werkt in het voordeel van Duitsland, zoals we zagen in Joegoslavië. Voor de VS liggen de zaken moeilijker, omdat ze hun leiderschap moeten verdedigen, en het is juist die dominante positie die de Europese landen, en ook de meerderheid van de andere landen, in vraag willen stellen. We zijn niet op het punt dat er blokken geformeerd worden, maar het Midden Oosten laat zien dat de mensheid naar de vernietiging kan afglijden zonder wereldoorlog, als het proletariaat niet in staat is tussenbeide te komen. We stellen ook vast dat het enkel zien van de economische aspecten van de oorlogen leidt tot een onderschatting van het gewicht van die oorlogen, het kan zelfs leiden tot complete blindheid. Zoals de Resolutie van het 13e Congres het stelt als het gaat over wat er op het spel staat: "Eens te meer, dit soort verklaringen (die we zelfs onder revolutionaire groepen vinden), die trachten het huidige offensief van de NAVO weer te geven als een poging om de ruwe materialen van de regio te controleren, uiten een onderschatting van, en zelfs een blindheid voor, wat er werkelijk op het spel staat in de huidige situatie".

Waar is het Amerikaanse leidersschap gebleven?

De resolutie van het 13e congres zegt: "hoewel de VS de anti-Milosevic kruistocht leidt, is ze gedwongen meer dan voorheen de specifieke acties van de andere machten – met name Duitsland – in overweging te nemen, hetgeen een considerabele factor van onzekerheid over de uitkomst van de hele operaties introduceert".

Waar is het leiderschap van de VS ge-bleven?

Zoals de resolutie zegt, deze tendeert er naar zwakker te worden. Maar we moeten er op wijzen dat het gemakkelijker is die te handhaven in de regio's die ver van Europa af liggen. Ondanks de moeilijkheden die ze overal tegenkomt, zelfs bijvoorbeeld in Latijns Amerika, waar de Vene-zolaanse president Chavez de Colombiaanse guerrillastrijders steunt, en die een opmerkelijk bezoek aflegde aan Saddam Hussein, was het allemaal wat minder moeilijk betreffende India en Pakistan, waar de VS in staat waren verloren terrein te herwinnen; in Indonesië, de Filippijnen en zelf met Japan, die zich graag los zou maken van de dominantie van de VS. Het is waar dat het wat moeilijker ligt wat betreft China.

In Europa heeft de VS veel meer problemen. We zagen dat in Joegoslavië ze het moeilijk hadden om zich zelf een plaats te verwerven. De Kosovo-oorlog begon onder de vleugels van de NAVO, die een wapen van de VS is, maar hij eindigde met de terugkeer van de VN, dus met de terugkeer van de anti-Amerikaanse machten. We zien een vergelijkbare situatie in Irak, waar een land als Frankrijk tracht het door de VS opgelegde embargo te doorbreken; in Israel-Palestina, waar de uitdagende houdingen van de Europese machten, hoewel indirect, de initiatieven van Sharon en de islamieten hebben aangemoedigd, en die leiden tot een afname van de controle van de VS. We stellen daarom vast dat er een historische tendens is naar het verzwakken van het Amerikaanse leiderschap, maar we moeten toevoegen dat de Europese landen daardoor niet in een betere positie komen. In het Midden Oosten van nu ziet men dat ook zij de situatie ook niet controleren.

Deze algemene uitdaging van de autoriteit van de VS heeft de laatste er toe verplicht meer en meer gebruik te maken van militaire kracht, in een context die niet meer dezelfde was als die van tijdens de Golfoorlog. Zoals de resolutie van het 13e Congres het stelt: "de VS behield een krachtig leiderschap over de wereldsituatie, die hen toestond een volledige grip over zowel de militaire als de diplomatieke operaties te handhaven. Hoewel het doel van de Golfoorlog was om de ex-bondgenoten van de VS, zoals Frankrijk en Duitsland, weer in het gareel te brengen en hun verlangens de heerschappij van de VS uit te dagen te beteugelen, hadden deze ex-bondgenoten nog niet de kans gehad hun eigen imperialistische belangen tegenover die van de VS te ontwikkelen".  Het doorzetten van de ontbinding werkt niet in het voordeel van de VS. De dramatische situatie in het Midden Oosten van vandaag illustreert dat ze er niet in geslaagd zijn om complete controle te verwerven over alle facties in Israël en Palestina. Het is veelbetekend dat de VS gedwongen zijn de VN toe te staan de regio te betreden. Dit laat alleen maar het gewicht van de situatie zien, omdat terwijl er geen twijfel is dat de militaire superioriteit van de VS hen in staat stelt Palestina tot een grote ruïne te maken, zou dat helemaal niets oplossen. De verzwakking van het leiderschap van de VS laat het doorzetten van de ontbinding zien. Deze is niet lineair, omdat de VS een bittere tegenstand biedt, maar de algemene tendens kan niet tegengehouden worden. Duitsland van haar kant heeft een zekere vooruitgang geboekt, ze haalt voordeel uit de ontbinding, maar deze vooruitgang is ook niet lineair, omdat, zoals bijvoorbeeld in het geval van Turkije, ze geconfronteerd is met de directe competitie van de VS. In deze algemene context, en hoewel het een karakteristiek is van het verval, zien we de tendens naar het vormen van blokken niet plaatsvinden.

Waarom is het van belang deze kwestie te onderstrepen?

Het belangrijkste is niet deze analyse op zich, maar het begrijpen van het belang van de conflicten, het gewicht van wat er op het spel staat; het laat zien wat het kapitalisme ons te bieden heeft als het proletariaat haar missie niet kan uitvoeren. Oorlog is de manier van leven van het kapitalisme geworden. We moeten de ware strekking van de zorgen die Engels en Luxemburg hadden, toen ze de ontwikkeling van het barbarendom zagen plaatsvinden, die het slagen van de revolutie bedreigde, inzien. Op het moment zijn de vernietiging en de slachtpartijen grotendeels beperkt tot de rand van het kapitalisme, en hebben die de centrale landen en de belangrijkste arbeidersconcentraties nog niet bereikt, in tegenstelling tot de wereldoorlogen. Maar deze vernietiging is al een verzwakking. Eens te meer omdat de huidige oorlogen, de oorlogen van de ontbinding, niet de ontwikkeling van het bewustzijn stimuleren. De huidige situatie is een slag voor het bewustzijn in de arbeidersklasse, omdat ze gevoelens van onmacht opwekt. De toename van het nationalisme en de haat dreigt te leiden tot een nog algemener in brand vliegen van de regio, zodat een situatie ontstaat waarin industriële steden, zoals Haifa Joodse en Arabische arbeiders, die voorheen samen arbeiden en streden, elkaar nu naar de keel vliegen.

We moeten toevoegen dat in lijn met deze algemene situatie de bewapeningsuitgaven terugkeren naar grote hoogten, na een korte afname aan het begin van de jaren '90. We wijzen op de aanname van de VS van een anti-raketprogramma, dat zogenaamd bescherming moet bieden tegen de aanvallen van `schurkenstaten' en tegen `ongelukkig', niet-officieel gebruik van Russische of Chinese raketten. Dit heeft geleidt tot een kettingreactie, waarbij elke staat de ontwikkeling van haar bewapeningsprogramma's rechtvaardigt met het wijzen naar de escalatie van de situatie elders.

Over onze tussenkomst

Geconfronteerd met de onderschatting en zelf de dramatische blindheid van de groepen van het milieu, moeten we benadrukken wat het werkelijk belang van de huidige oorlogen is. We moeten de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse laten zien, alleen zij kan een einde maken aan deze chaos. Terwijl het enige perspectief wat de bourgeoisie kan bieden het barbarendom is, draagt de arbeidersklasse een andere toekomst in zich. De kwestie van het perspectief staat centraal in de hele situatie. De kwestie is niet oorlog of vrede, maar socialisme of barbarendom. Dit is niet enkel een slogan. Het is de uiting van een balans van krachten: als het barbarendom toeneemt ligt het perspectief van het socialisme onder vuur. Op het moment vinden de ergste uitingen van het barbarendom plaats in de landen aan de rand van het kapitalisme. De koers naar beslissende klasseconfrontaties blijft open. Maar de ontwikkeling van de chaos en het barbarendom onderstreept enkel de verantwoordelijkheid van het proletariaat in de centrale landen.

December 2000

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 107, vierde kwartaal 2001.

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Congres Resoluties [4]

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Internationale Kommunistische Stroming [5]

Welke toekomst voor de mensheid? Imperialistische oorlog of klassensolidariteit?

  • 2668 keer gelezen

In 1867 laat Karl Marx zien, in het voorwoord van de eerste uitgave van zijn beroemde werk Het Kapitaal, dat de economische condities van Engeland, de eerste industriële natie ter wereld, het model vormden voor de ontwikkeling van het kapitalisme in de andere landen. Groot-Brittannië was toen het klassieke voorbeeld van kapitalistische productie-verhoudingen, waarmee het kapitalisme in opkomst de wereld zou overheersen. Honderd jaar later, in 1967, maakte de devaluatie van het Pond Sterling Groot-Brittannië opnieuw tot een profetisch symbool: deze keer van de neergang van de kapitalistische wereld en haar toenemende bankroet. De gebeurtenissen in de zomer van 2005 in Londen hebben laten zien dat Groot-Brittannië opnieuw een soort wegwijzer is voor het kapitalisme wereldwijd. De zomer van Londen is tegelijk de voorloper geweest op het vlak van de imperialistische confrontaties – het moordende conflict tussen nationale staten op het wereldtoneel – als op het vlak van de internationale klassenstrijd – de confrontatie tussen de twee hoofdklassen van de maatschappij:  bourgeoisie en proletariaat.

De terroristische aanslagen op 7 juli in Londen zijn door Al Qaïda opgeëist als vergelding voor de deelname van Britse troepen aan de bezetting van Irak. Op de bewuste donderdag ochtend hebben de explosies in het openbaar vervoer, tijdens spitsuur, de arbeidersklasse er met bruut geweld aan herinnerd dat zij het is die voor het kapitalisme betaalt, niet alleen door afgedwongen arbeid en armoede, maar ook met haar vlees en bloed. De vier bommen in de Londense metro en een Londense bus hebben 52 arbeiders op een verschrikkelijke wijze vermoord (1), voor het merendeel jongeren, en honderden verminkt en getraumatiseerd. Maar deze wandaden hebben een nog veel grotere impact gehad. Zij betekenen bijvoorbeeld dat voortaan miljoenen arbeiders dagelijks van en naar hun werk reizen met de vraag in hun achterhoofd of zij – of hun naasten – misschien aan hun laatste reis begonnen zijn. Het leven in de hoofdstad was plotseling een stuk hachelijker geworden. De woorden van medeleven van de regering Tony Blair, van de linkse burgemeester Ken Livingstone, de media en de bazen konden niet sympathieker worden gekozen. Maar achter de parolen van “wij wijken niet voor terroristen” en “Londen blijft verenigd” laat de bourgeoisie weten dat alles moet blijven draaien alsof er niets aan de hand is. De arbeiders zouden het risico op nieuwe explosies in het openbaar vervoer op de koop moeten toenemen, om te blijven profiteren van hun “traditionele levenswijze”.

Het imperialisme slaat terug in het hart van het kapitalisme

Dit is de meest moorddadige aanval geweest tegen de burgerbevolking in Londen na de Tweede Wereldoorlog. De vergelijking met de imperialistische slachting van 1939-1945 is volkomen gerechtvaardigd. Na de aanslagen van 11 september 2001 in New York en Washington, en op 11 maart 2004 in Madrid, laten die in Londen zien dat het imperialisme “naar huis terugkeert”, naar de belangrijkste metropolen van de wereld.

Het klopt dat Londen zelf niet zestig jaar heeft moeten wachten op militaire aanvallen op haar inwoners. De stad is vanaf 1972 al meer dan twee decennia lang het doelwit geweest van de bommen van het “Voorlopige” Ierse republikeinse leger (2).  De bevolking heeft dus al een voorsmaak gehad van de imperialistische terreur. Maar de gruwelen van 7 juli 2005 zijn niet eenvoudigweg een herhaling van deze ervaringen. Zij vertegenwoordigen de toenemende dreiging van de huidige, veel moorddadiger fase van de imperia-listische oorlog.

Zeker, de terroristische aanslagen van de IRA waren al een voorafschaduwing van de barbarij van de aanvallen van Al Qaïda. In een algemene zin waren ze al een uitdrukking van de tendens in de tweede helft van de twintigste eeuw, om het terrorisme tegen de burgerbevolking steeds meer als een favoriete methode van imperialistische oorlogvoering te gebruiken. Gedurende het grootste gedeelte van de periode waarin de IRA haar bomaanslagen pleegde, was de wereld nog verdeeld in twee imperialistische blokken onder controle van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De secundaire impe-rialistische conflicten tussen afzonderlijke staten werden min of meer binnen ieder blok gereguleerd. Dat was ook het geval met het conflict tussen Groot-Brittannië en Ierland binnen het Amerikaanse blok, dat niet kon toestaan dat het belangrijkste militaire front tegen de Sovjet-Unie en haar satellietstaten erdoor verzwakt zou worden. Dit gold in het bijzonder voor de omvang van de campagnes van de IRA om Groot-Brittannië uit Noord-Ierland te verdrijven. De reikwijdte van dit project hing grotendeels af van de omvang van de financiële steun ervan door de VS, en doet dat overigens nog steeds. De terroristische aanslagen van de IRA in Londen waren destijds dus iets betrekkelijk uitzonderlijks in de metropolen van de ontwikkelde landen. De belangrijkste strijdtonelen waarop de twee blokken hun imperialistische oorlog uitvochten, via derde landen, bevonden zich in feite aan de periferie van het systeem: In Vietnam, Afghanistan, het Midden-Oosten.

Hoewel de IRA ook burgerslachtoffers maakte, beantwoordden haar bomaanslagen buiten Noord-Ierland aan een meer klassieke imperialistische logica. Als doelwitten werden militaire terreinen gekozen, zoals in 1981 de Chelsea Barracks (3), en in 1982 Hyde Park, of symbolen van economische macht zoals Bishopsgate in de Londense City (4) en Canary Warf in 1996 (5).

De aanslagen van Al Qaïda daarentegen, die het overvolle openbare vervoer tot doelwit hebben, zijn symptomatisch voor een veel gevaarlijkere imperia-listische situatie op wereldvlak. Ze zijn daarom kenmerkender voor de internationale tendensen dan de aanslagen van de IRA zo’n tien jaar geleden. De impe-rialistische blokken, die het kapitalistische militarisme enigszins in toom konden houden en het een schijn van ordelijkheid konden verlenen, bestaan niet meer. Het belangrijkste devies van het imperialisme is nu “ieder voor zich”. Dit wordt op de meest gewelddadige en wrede wijze bevestigd door de huidige poging van de Verenigde Staten om hun hegemonie op het wereldtoneel te handhaven. De eenzijdige strategie van Washington, die in verschillende omstandigheden te zien is geweest, in het bijzonder tijdens de invasie en bezetting van Irak, heeft de militaire chaos alleen maar aangewakkerd. De ontwikkeling van de globale invloed van Al Qaïda en de andere imperialistische krijgsheren in het Midden-Oosten is het product van dit algemene imperialistische strijdgewoel dat door de grootmachten, die tegen elkaar optreden, niet kan worden verhinderd.

In tegendeel, de grootmachten, Groot-Brittannië inbegrepen, hebben actief bijgedragen aan de ontwikkeling van de terroristische bedreiging. Zij hebben haar gebruikt en geprobeerd om haar voor eigen voordeel te manipuleren.

Het Britse imperialisme was vastbesloten om bij de Amerikaanse invasie in Irak niet aan de kant gezet te worden. Het hoopte op deze wijze zijn eigen belangen in de regio te verdedigen, en zijn prestige als belangrijke militaire mogendheid te verdedigen. Door met het beroemde dossier over verzonnen massavernietigingswapens een voorwendsel in elkaar te flansen om tot de Amerikaanse “coalitie”toe te treden, heeft het Britse imperialisme dus ten volle zijn rol gespeeld om Irak in de huidige bloedige chaos te storten. De Britse staat heeft de terroristische campagne van Al Qaïda tegen het westerse imperialisme mee opgestookt. Terwijl deze campagne zeker al vóór de invasie in Irak was begonnen, hebben de grootmachten haar als het ware het leven geschonken. In feite hebben zowel Groot-Brittannië als de Verenigde Staten, in de jaren 1980, meegeholpen aan de opleiding en bewapening van Bin Ladens guerrilla tegen de Russische bezetting van Afghanistan.

Na 7 juli hebben de belangrijkste “geallieerden” van Groot-Brittannië (in werkelijkheid zijn rivalen) fijntjes opgemerkt dat zijn hoofdstad kan worden betiteld als “Londonistan”. Dat wil zeggen: als een toevluchtsoord voor de verschillende “radicale” islamitische groepen die zijn verbonden met terroristische organisaties in het Midden-Oosten. De Britse staat heeft deze groepen op zijn grondgebied toegelaten, en heeft bepaalde individuen beschermd, om ze zijn eigen aanzien in het Midden-Oosten te vergroten, dikwijls ten koste van zijn “geallieerden” onder de grootmachten. Groot-Brittannië heeft bijvoorbeeld tien jaren lang de uitleveringsverzoeken van Frankrijk met betrekking tot Rachid Ramda afgewezen, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de bomaanslagen op de Parijse metro in 1995! Als koekje van eigen deeg heeft de centrale directie van de Franse Algemene Inlichtingendienst (volgens de International Herald Tribune van 09-08-2005) haar Britse collega’s een rapport van juni vooronthouden, dat een bomaanslag in Groot-Brittannië door Pakistaanse sympathisanten van Al Qaïda voorspelde.

De imperialistische politiek van Groot-Brittannië volgt dezelfde “principes” als die van haar rivalen: “wees de anderen vóór”. Zij heeft ertoe bijgedragen dat de terroristische aanslagen op het eigen grondgebied hebben plaatsgevonden.

In de huidige periode is het terrorisme geen uitzondering meer in de oorlog tussen staten en proto-staten, maar is het de methode van oorlogvoering bij uitstek geworden. De ontwikkeling van het terrorisme beantwoordt voor een deel aan de afwezigheid van stabiele allianties tussen imperialistische machten, en is kenmerkend voor een periode waarin elk imperialisme de macht van zijn rivalen probeert te ondermijnen en te saboteren.

In deze context mogen we de toenemende rol van de geheime operaties en de psychologische oorlogvoering niet onderschatten, die de grootmachten tegen hun eigen bevolkingen ondernemen om hun rivalen in diskrediet te brengen en een voorwendsel te creëren voor hun militaire initiatieven. Zo bestaan er sterke vermoedens dat de aanslag op de Twin Towers, of die op de appartementsgebouwen in Moskou, die beide aanleidingen hebben gevormd tot grote militaire avonturen van respectievelijk de VS en van Rusland, het werk zijn geweest van de geheime diensten van deze staten. Ook het Britse imperialisme is in dit opzicht niet onschuldig. Zijn verholen betrokkenheid aan beide kanten van het terroristische conflict in Noord-Ierland is welbekend, net als de aanwezigheid van Britse geheime agenten in de rangen van de “Real IRA”, die verantwoordelijk is voor de aanslag in Omagh (6).  Onlangs, in september 2005, werden twee leden van de SAS (Britse speciale strijdkrachten) door de Irakese politie in Basra gearresteerd. Volgens sommige journalisten waren zij bezig met het uitvoeren van een terroristische aanslag (7). Deze “undercover” agenten werden vervolgens in een bewapende overval door de Britse strijdkrachten bevrijd uit de gevangenis waarin ze werden vastgehouden. Op basis van dergelijke gebeurtenissen mag worden aangenomen dat het Britse imperialisme zelf betrokken is bij de dagelijkse slachtpartijen in Irak: waarschijnlijk om zijn “stabiliserende” aanwezigheid als bezettingsmacht te rechtvaardigen. Als voormalige koloniale macht heeft het Britse imperialisme zelf als eerste het onderliggende principe van “verdeel en heers” geperfectioneerd, dat we in Irak achter deze terreurtactieken terugvinden.

Het toenemende gebruik van het terrorisme binnen imperialistische conflicten draagt het stempel van het laatste stadium van de neergang van het kapitalisme, de periode van sociale ontbinding, waarin de maatschappij op alle vlakken wordt gekenmerkt door de afwezigheid van perspectieven en mogelijkheden op de lange termijn.

Het feit dat de aanslagen van 7 juli zijn uitgevoerd door kamikazes die in Groot-Brittannië zijn geboren en opgegroeid, symboliseert de ineenstorting van wat nog resteerde van de regels voor imperia-listische oorlogvoering. De centrale landen van het kapitalisme blijken dus net zozeer in staat te zijn als de landen aan de rand van het systeem om bij jongeren het soort irrationaliteit voort te brengen dat tot de meest gewelddadige en walgelijke zelfvernietiging leidt. Het is nog te vroeg om te weten of de Britse staat zelf bij deze aanslagen betrokken is geweest.

De willekeurige verschrikking van de imperialistische oorlog keert dus terug naar het hart van het kapitalisme, waar de meest geconcentreerde sectoren van de arbeidersklasse leven. Zij is niet langer voorbehouden aan de Derde Wereld, maar slaat steeds meer toe in de industriële metropolen zelf: New York, Washington, Madrid, Londen. De doelwitten zijn niet langer uitdrukkelijk economisch of militair: zij worden uitgekozen om zoveel mogelijk burgerslachtoffers te veroorzaken.

In de jaren 1990 vormde het voormalige Joegoslavië al een uitdrukking van deze tendens tot terugkeer van de impe-rialistische oorlog naar de centrale landen van het kapitalisme. Na Spanje is vandaag de beurt aan Groot-Brittannië.

De terreur van de burgerlijke staat

Maar de terroristische bomaanslagen waren niet de enige dodelijke bedreiging voor Londeners in juli 2005. Op 22 juli werd een jonge Braziliaanse elektricien, Jean-Charles de Menezes, op weg naar zijn werk met acht politiekogels geëxecuteerd in het metrostation Stockwell. De politie beweert dat zij hem voor een kamikaze hield. Groot-Brittannië, beroemd vanwege het imago van integriteit van Scotland Yard en de sympathieke “bobby” die oude dames helpt met oversteken, heeft altijd willen doen geloven dat zijn politiebeambten in dienst staan van de democratische gemeenschap, dat ze de beschermers van de wettelijke rechten van de burgers en ware garanten van de vrede zijn. In dit geval is duidelijk geworden dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen de Britse politie en die van willekeurig welke dictatuur in de “Derde Wereld”, die openlijk haar “doodseskaders” inzet voor de besognes van de staat. Volgens het officiële verhaal van de Britse politie, versterkt door het echo van regering en media, was de executie van Jean-Charles een tragische vergissing. Maar vanaf 7 juli hadden de gewapende eenheden van de Metropolitan Police bevel om “te schieten om te doden” op iedereen die ervan werd verdacht een kamikaze te zijn. Zelfs na de dood van Jean-Charles werd dit beleid energiek verdedigd en gehandhaafd. Aangezien het zo goed als onmogelijk is om een kamikaze te identificeren of aan te houden vóórdat deze een explosief tot ontploffing brengt, geeft dit bevel de politie in feite ‘carte blanche’ om praktisch zonder waarschuwing op iedereen te schieten. Het minste wat gezegd kan worden van dit beleid, dat op het hoogste niveau is ingezet, is wel dat het dergelijke “tragische vergissingen” als onvermijdelijke neveneffecten van de versterking van de staat op de koop toeneemt.

We kunnen dus aannemen dat deze moord nauwelijks toevallig plaatsvond, vooral wanneer we bedenken dat de functie van de staat en zijn repressieorganen niet is wat zij schijnt te zijn: een beschermer in dienst van de bevolking die vaak moeilijke keuzen moet maken tussen de veiligheid van de burger en de bescherming van diens rechten. In werkelijkheid is de fundamentele taak van de staat een heel andere: de bestaande maatschappelijke orde verdedigen in het belang van de heersende klasse. Dat wil in de eerste plaats zeggen dat de staat zijn geweldsmonopolie moet beschermen en manifesteren. Dat is vooral van belang in oorlogstijd, wanneer het van levensbelang is om zijn macht te tonen en represailles uit te voeren. In antwoord op terroristische aanslagen zoals op 7 juli is de hoogste prioriteit van de staat niet om de bevolking te beschermen (deze taak kan de staat slechts voor een handvol hoge functionarissen vervullen), maar om zijn macht ten toon te spreiden. De superioriteit van de staatsmacht opnieuw bevestigen is noodzakelijk om de gehoorzaamheid van de bevolking te handhaven en om bij buitenlandse machten respect af te dwingen. In deze omstandigheden is de arrestatie van de echte criminelen van secundair belang of heeft niets te maken met het hoofddoel.

Op dit punt kan opnieuw een vergelijking met de aanslagen van de IRA nuttig zijn. In antwoord op de aanslagen op cafés in Birmingham en Guildford (8) had de politie tien Ierse verdachten gearresteerd, valse bekentenissen van hen afgedwongen en getuigenverklaringen tegen hen gefabriceerd. Ze werden uiteindelijk tot hoge gevangenisstraffen veroordeeld. Pas vijftien jaar later gaf de regering toe dat er sprake was geweest van een “tragische gerechtelijke dwaling”. Zijn dat niet eerder represailles tegen de “buitenlandse” en “vijandelijke” bevolking?

De 22e juli 2005 heeft de werkelijkheid laten zien van wat zich achter de democratische en humanitaire façade van de staat verbergt, die in Groot-Brittannië zo kunstig is opgebouwd. De wezenlijke rol van de staat als dwangapparaat is niet om ten behoeve van of in plaats van de meerderheid van de bevolking op te treden, maar tegen haar.

Dit wordt bevestigd door een hele reeks van “anti-terroristische” maatregelen, die de regering Blair direct na de aanslagen heeft voorgesteld. Maatregelen die in geen enkel geval het islamitisch terrorisme kunnen tegenhouden, zoals: de invoering van een identiteitskaart, van het “shoot to kill” beleid voor onbepaalde duur, van controles die de bewegingsvrijheid van de burgers inperken; de officiële erkenning van het afluisteren van telefoons en het bewaken van het internetgebruik, het tot drie maanden kunnen vasthouden van verdachten zonder aanklacht; de instelling van speciale rechtbanken waarin getuigen achter gesloten deuren worden gehoord en zonder jury.

Zo heeft de staat de terroristische aanslagen van de vorige zomer gebruikt, net als eerdere aanslagen, als voorwendsel om zijn repressieapparaat te versterken in voorbereiding op confrontaties met een veel gevaarlijker vijand: het proletariaat dat ontwaakt.

Het antwoord van de arbeiders

Na de mislukte aanslagen van 21 juli waren officieel slechts de metrolijnen Victoria en Metropolitan gesloten. Op 7 juli was het hele netwerk buiten bedrijf. Maar de lijnen Bakerloo en Northern waren die dag ook gesloten, en wel door actie van de arbeiders. De machinisten hadden geweigerd om op de trein te gaan vanwege het ontbreken van beveiliging en garanties voor de veiligheid. Deze actie gaf een glimp te zien van de lange termijn oplossing voor deze intolerabele situatie: de arbeiders die de situatie in eigen hand nemen. De vakbonden waren er net zo snel bij om deze vonk van klassenautonomie uit te trappen als de nooddiensten op de bomaanslagen hadden gereageerd. Onder hun leiding moesten de machinisten het werk hervatten in afwachting van de uitkomst van de onderhandelingen tussen vakbonden en bedrijfsleiding. Ze zekerden iedere machinist die toch dienst bleef weigeren hun “steun” toe, met andere woorden: ze lieten deze aan hun lot over.

In de eerste weken van augustus verkreeg het verzet van de arbeidersklasse een grotere impact. De employees van het cateringbedrijf Gate Gourmet, dat de maaltijden verzorgt voor de vluchten van British Airways, voerden een wilde staking op de Londense luchthaven Heathrow. Deze riep onmiddellijk een solidariteitsactie van bagageafhandelaars bij British Airways op, in totaal zo’n duizend arbeiders. De vliegtuigen van BA werden enkele dagen lang aan de grond gehouden, en beelden van gestrande passagiers en massa-piketten gingen de hele wereld rond.

De Britse media zijn in woede ontstoken over de onbeschoftheid van de arbeiders, die aanknoopten bij de zogenaamd achterhaalde tactiek van de solidariteitsstakingen. De arbeiders hadden zich kennelijk moeten realiseren dat alle specialisten, advocaten en functionarissen op het gebied van de industriële verhoudingen de solidariteitsacties naar de geschiedenisboekjes hadden verbannen. Om geen half werk te leveren waren ze bovendien illegaal verklaard (9). De media probeerden de voorbeeldige moed van de arbeiders in diskrediet te brengen door te blijven wijzen op de povere omstandigheden die de actie aan de gestrande passagiers bezorgde.

Tegelijk sloegen de media een meer verzoenende toon aan, die echter de zaak van de arbeiders niet minder vijandig gezind was. Ze verklaarden dat de staking voortkwam uit de barbaarse tactiek van de Amerikaanse eigenaren van Gate Gourmet, die het massaontslag per megafoon hadden aangekondigd. De staking zou dus een vergissing zijn geweest: het onnodige resultaat van slecht management, een uitzondering op de normale en beschaafde omgangsvormen binnen de industriële verhoudingen tussen vakbonden en bedrijfsleiding, die solidariteitsacties overbodig zouden maken. Maar de belangrijkste oorzaak van de staking was niet de arrogantie van de kleine baas, en in werkelijkheid was de brutale tactiek van Gate Gourmet helemaal niet buitengewoon. Tesco bijvoorbeeld, de grootste en meest winstgevende supermarktketen in Groot-Brittannië, heeft onlangs aangekondigd de uitbetaling van het ziekengeld voor zijn employees te staken. Massale ontslagen zijn ook niet het typische gevolg van een gebrek aan vakbondsbemoeienis. Volgens de International Herald Tribune van 19-08-2005 heeft Sophie Greenyer, de woordvoerster van BA gezegd: ‘dat het bedrijf in het verleden erin geslaagd is om kosten en werkgelegenheid te reduceren dankzij de samenwerking met de vakbonden. BA heeft in de afgelopen drie jaar 13.000 arbeidsplaatsen afgebouwd en heeft de kosten met 850 miljoen Pond Sterling teruggebracht. “We zijn in staat geweest om op een redelijke manier met de vakbonden samen te werken om deze besparingen te realiseren”, vertelde ze.’

De salarissen en levensomstandigheden van de arbeiders van Gate Gourmet staan onder druk door de vastberadenheid van BA om de operationele kosten te verlagen. Op zijn beurt heeft Gate Gourmet doelbewuste provocaties op touw gezet om de huidige arbeidskrachten te vervangen door Oost-Europese, tegen nog slechtere arbeidsvoorwaarden en beloning.

De kostenreducties die BA onophoudelijk doorvoert zijn niet ongebruikelijk, noch in de luchtvaartindustrie noch elders. In tegendeel, de verscherping van de concurrentie op de steeds meer verzadigde markten is het normale antwoord van het kapitalisme op de intensifiëring van de economische crisis.

De staking op Heathrow was dus geen ongelukje, maar een voorbeeld van de gevechten van de arbeiders, die zijn gedwongen om zich te verdedigen tegen de toenemend wilde aanvallen door de hele bourgeoisie. De strijdwil van de arbeiders was niet het enige belangrijke aspect van deze staking. De illegale solidariteitsactie van de andere arbeiders op de luchthaven zijn nog veel belangrijker.

In feite liepen deze employees het risico hun eigen middelen van bestaan te verliezen door de strijd uit te breiden naar een ander bedrijf. Deze uitdrukking van klassensolidariteit, ook wanneer zij nog kortstondig en embryonaal was, heeft de verstikkende atmosfeer van nationale gehoorzaamheid opgeklaard, die de bourgeoisie na de terroristische aanslagen verspreidde. Zij heeft laten zien dat de Londense bevolking niet in de  greep van de ‘de geest van de Blitz’ verkeert van de jaren 1940, toen zij de nachtelijke bombardementen van de Luftwaffe passief onderging in het belang van de imperialistische oorlogvoering.

De staking op Heathrow schaart zich daarentegen in een continuïteit met een hele serie van gevechten die sinds 2003 op wereldschaal plaatsvinden, zoals de solidariteitsacties van de arbeiders bij Opel in Duitsland en de solidaire actie van de arbeiders bij Honda in India (10).

Langzaam en bijna onwaarneembaar richt zich de arbeidersklasse weer op uit een lange periode van desoriëntatie na de ineenstorting van het Oostblok in 1989. Zij gaat momenteel al tastend vooruit naar een helderder klassenperspectief.

De snelle sabotage van de solidariteitsactie op Heathrow door de vakbonden heeft tegelijk laten zien op welke moeilijkheden de arbeiders stuiten om dit perspectief te ontwikkelen. De Transport and General Workers Union heeft snel een eind gemaakt aan de actie van de bagageafhandelaars. De ontslagen arbeiders van Gate Gourmet restte niets anders dan de uitkomst van de voortgezette onderhandelingen tussen vakbonden en bazen af te wachten.

Toch is de moeilijke heropleving van de klassenstrijd in Groot-Brittannië van bijzonder belang. Met de massale staking in de openbare sector in 1979 en de mijn-werkersstaking van 1984-1985 heeft de arbeidersklasse in Engeland hoogtepunten in haar gevechten bereikt. Maar zij heeft vooral geleden onder de nederlaag van de laatstgenoemde staking, die door de regering Thatcher maximaal werd uitgebuit, nota bene door solidariteitsstakingen voor illegaal te verklaren. Dat is de reden waarom het opnieuw opduiken van dergelijke stakingen in Groot-Brittannië meer dan welkom is.

Groot-Brittannië is niet alleen de eerste kapitalistische natie van de wereld geweest, het is ook getuige geweest van de geboorte van de eerste bewegingen van de wereldarbeidersklasse en haar eerste politieke organisaties, de Chartisten. Het herbergde in de 19de eeuw ook de Algemene Raad van de Internationale Werkliedenvereniging (de 1e Internationale). Hoewel het niet langer de as van de wereldeconomie vormt, speelt Groot-Brittannië altijd nog een sleutelrol in de geïndustrialiseerde wereld. De luchthaven van Heathrow is de grootste ter wereld. De Britse arbeidersklasse werpt nog altijd een belangrijk gewicht in de schaal van de wereldwijde klassenstrijd.

In Groot-Brittannië is in de loop van de vorige zomer de inzet van de situatie op wereldvlak blootgelegd: Aan de ene kant staat de tendens van het kapitalisme om in chaos en barbarij te verzinken, in een algemeen strijdgewoel waarin alle sociale waarden worden vernietigd. Aan de andere kant heeft de staking op de luchthaven van Londen opnieuw laten zien, voor een kort ogenblik, dat er een geheel ander sociaal principe bestaat, dat is gebaseerd op de onbegrensde solidariteit van de producenten: het principe van het communisme.

Como

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 123, vierde kwartaal 2005.

Theoretische vraagstukken: 

  • Maatschappelijke ontbinding [6]

Zestiende Congres van de IKS: Resolutie over de internationale situatie

  • 3000 keer gelezen

1. In 1916 omschreef Rosa Luxemburg in het inleidende hoofdstuk van de Juniusbrochure de historische betekenis van de Eerste Wereldoorlog als volgt:

“Friedrich Engels zegt eens: de burgerlijke maatschappij staat voor een dilemma, ofwel overgang naar het socialisme, ofwel terugval in barbaarsheid. Wat betekent een ‘terugval in barbaarsheid’ op het niveau van beschaving dat we vandaag in Europa kennen? Tot nu toe hebben we deze woorden wellicht allemaal zonder nadenken gelezen en herhaald, zonder de vreselijke ernst ervan te voorvoelen. Wanneer we nu een blik om ons heen werpen, dan zien we wat een terugval van de burgerlijke maatschappij in de barbaarsheid betekent. Deze wereldoorlog, dat is een terugval in de barbaarsheid. De triomf van het imperialisme leidt tot de vernietiging van de cultuur – sporadisch voor de duur van een moderne oorlog, en definitief wanneer de nu begonnen periode van wereldoorlogen onbelemmerd tot in haar laatste consequenties zou voortschrijden. We staan dus vandaag, precies zoals Friedrich Engels een mensenleeftijd vóór ons, veertig jaar geleden, voorspelde voor de keuze: òfwel triomf van het imperialisme en ondergang van iedere cultuur, net als in het oude Rome, ontvolking, woestenij, degeneratie, één reusachtig kerkhof; òfwel zege van het socialisme, dat wil zeggen de bewuste strijdhandeling van het internationale proletariaat tegen het imperialisme en zijn methode: de oorlog. Dit is een dilemma van de wereldgeschiedenis, een ‘of – of’, waarvan de waagschalen bevend balanceren in afwachting van de beslissing van het klassenbewuste proletariaat. De toekomst van de beschaving en van de mensheid hangt ervan af of het proletariaat zijn revolutionaire strijdzwaard met mannelijke vastberadenheid in de waagschaal werpt.”

De oorlogen tijdens het verval van het kapitalisme

2. Bijna 90 jaar later bevestigt het laboratorium van de sociale geschiedenis de helderheid en precisie van de diagnose die Rosa Luxemburg stelde. Rosa beargumenteerde dat het conflict dat in 1914 begon een ‘periode van onbegrensde oorlogen’ had geopend, die, moesten ze zonder antwoord blijven, zou leiden tot de vernietiging van de beschaving.

Amper 20 jaar nadat de verhoopte rebellie van het proletariaat een einde gemaakt had aan de Eerste Wereldoorlog, zonder dat ze een einde wist te maken aan het kapitalisme, overtrof een Tweede Wereldoorlog de eerste ruimschoots qua diepgang en uitbreiding van de barbaarsheid, met als kenmerk niet alleen de industriële uitroeiing van mensen op de slagvelden, maar eerst en vooral de genocide van gehele volkeren, het uitmoorden van burgers, of dat nu in de dodenkampen van Auschwitz of Treblinka was, of onder de bommentapijten die Coventry, Hamburg en Dresden, Hirosjima en Nagasaki tot ruïnes herleid hebben.

De geschiedenis van de periode 1914-1945 volstaat op zich al om te bevestigen dat het kapitalistisch systeem onomkeerbaar begonnen was aan zijn neergaande periode, dat het een fundamentele hindernis geworden was voor de behoeften van de mensheid.

3. In tegenstelling tot wat de burgerlijke propaganda beweert, hebben de 60 jaar die volgden op 1945 deze conclusie geenszins ontkracht –alsof het kapitalisme het ene decennium in historisch verval zou kunnen zijn om er het volgende decennium als door een wonder van te genezen. Nog vóór de tweede imperialistische slachting ten einde was, begonnen nieuwe militaire blokken al te manoeuvreren om de controle over de aardbol. De Verenigde Staten hebben zelfs willens en wetens het einde van de oorlog tegen Japan vertraagd, niet om het leven van hun troepen te sparen, maar om op spectaculaire wijze hun schrikbarende militaire macht tentoon te spreiden door Hirosjima en Nagasaki van de kaart te vegen – een machtsvertoon dat in de eerste plaats niet tegen het verslagen Japan gericht maar was, maar tegen de nieuwe vijand Rusland. Maar binnen korte tijd hadden beide nieuwe blokken zich van wapens voorzien die niet alleen in staat zijn om de be-schaving te vernietigen, maar om alle leven van de planeet te vagen. Gedurende de volgende vijf decennia heeft de mensheid in de schaduw geleefd van het Evenwicht van de Terreur (in het Engels Mutual Assured Destruction – MAD). In de onderontwikkelde regio’s van de wereld leden miljoenen mensen honger, maar de oorlogsmachine van de imperialistische grootmachten voedde zich met alle hulpbronnen van de menselijke arbeid en haar vindingrijkheid die haar geeuwhonger verlangde. Nog eens miljoenen mensen stierven in de ‘nationale bevrijdingsoorlogen’ waarin de supermachten hun moordende rivaliteiten uitvochten in Korea, Vietnam, op het Indisch subcontinent, in Afrika en in het Midden-Oosten.

4. Het Evenwicht van de Terreur was de voornaamste reden die door de bourgeoisie vooropgesteld werd om uit te leggen waarom de wereld een derde en waarschijnlijk laatste imperialistische holocaust bespaard bleef. We moesten dus leren van de bom te houden. In werkelijkheid kon een derde wereldoorlog niet uitbarsten:

 - in een eerste periode omdat de recent gevormde imperialistische blokken zich moesten organiseren en hun bevolking met nieuwe ideologische thema’s moesten voorbereiden op hun mobilisatie tegen een nieuwe vijand. Bovendien zorgde de economische ‘boom’ van de heropbouw van de economieën die tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoest waren voor een zekere rustpauze in de imperialistische spanningen. (het Marshallplan)

-toen, in een tweede periode, de economische ‘boom’ van de heropbouw teneinde was, stond het kapitalisme aan het eind van de jaren 1960 niet meer tegenover een verslagen proletariaat, zoals dat het geval was tijdens de crisis in de jaren 1930, maar tegenover een nieuwe generatie arbeiders die klaar stond om haar klassenbelangen te verdedigen tegen de eisen van hun uitbuiters. In het kapitalisme in verval vereist de wereldoorlog een actieve en volledige mobilisatie van het proletariaat. De internationale golven van arbeidersgevechten die begonnen met de algemene staking van mei 1968 in Frankrijk hebben bewezen dat de voorwaarden voor een dergelijke mobilisatie niet bestonden gedurende de jaren 1970 en 1980.

5. Het uiteindelijke resultaat van de langdurige rivaliteit tussen het Amerikaanse en het Russische blok was dus niet een wereldoorlog, maar de ineenstorting van het Russische blok. Omdat het de veel meer ontwikkelde Amerikaanse mogendheid niet kon beconcurreren op economisch vlak, omdat het zijn rigide politieke instellingen niet kon hervormen, omdat het militair omsingeld was door zijn rivaal, en omdat het niet in staat was het proletariaat mee te slepen in zijn gang naar oorlog – zoals de massastakingen in Polen 1980 aantoonden – is het Russische imperialistische blok in 1989 geïm-plodeerd. Deze overwinning van het Westen werd meteen bejubeld als de dageraad van een nieuw tijdperk van wereldvrede en voorspoed. Maar al even onmiddellijk namen de wereldwijde imperialistische conflicten een andere vorm aan, waarbij de eenheid van het westerse blok plaats maakte voor felle rivaliteit tussen zijn voormalige componenten, en een herenigd Duitsland stelde zijn kandidatuur als een belangrijke wereldmacht om met de Verenigde Staten te rivaliseren. In deze nieuwe periode van imperialistische conflicten stond een wereldoorlog echter lager op de dagorde van de geschiedenis omdat:

 - de vorming van nieuwe militaire blokken vertraagd werd door de interne verdeeldheid tussen de mogendheden die logisch gezien deel zouden moeten gaan uitmaken van een nieuw blok tegenover de Verenigde Staten, verdeeldheid met name tussen de belangrijkste Europese machten, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Groot-Brittannië is niet afgestapt van zijn traditionele politiek om te verhinderen dat enige grootmacht Europa in zijn eentje domineert, terwijl Frankrijk nog steeds zeer goede historische redenen heeft om grenzen te stellen aan iedere eventuele onderschikking aan Duitsland. Met het wegvallen van de oude discipline verbonden aan de twee blokken, overweegt in de internationale betrekkingen nu de tendens van het ‘ieder voor zich’;

 - de verpletterende militaire superioriteit van de Verenigde Staten, vooral in vergelijking met Duitsland, maakt elke rechtstreekse confrontatie met de Verenigde Staten voor hun rivalen onmogelijk;

 - het proletariaat is niet verslagen. Hoewel de periode die begon met de ineenstorting van het Oostblok het proletariaat in aanzienlijke verwarring gebracht heeft (vooral tengevolge van de campagnes over ‘de dood van het kommunisme’ en ‘het einde van de klassenstrijd’), is de arbeidersklasse van de belangrijkste kapitalistische mogendheden nog steeds niet bereid om zich op te offeren in een nieuwe wereldslachting.

Bijgevolg namen de voornaamste militaire conflicten in de periode sinds 1989 overwegend de vorm aan van ‘afgeleide oorlogen’. Het hoofdkenmerk van deze oorlogen is dat de heersende wereldmacht geprobeerd heeft om de toenemende uitdagingen van hun autoriteit te weerstaan door spectaculair machtsvertoon tegen vierderangs mogendheden; dit was het geval met de eerste Golfoorlog in 1991, met het bombardement van Servië in 1999, en met de ‘oorlogen tegen het terrorisme’ in Afghanistan en Irak die volgden op de aanval op de Twin Towers in 2001. Tezelfdertijd hebben die oorlogen steeds duidelijker een precieze globale strategie getoond van de Verenigde Staten: het streven naar een complete overheersing over het Midden-Oosten en over Centraal Azië, om zo hun voornaamste rivalen (Europa en Rusland) militair te omsingelen, door hen van de toegang tot zeehavens te beroven en door het mogelijk te maken hun energiebevoorrading af te sluiten.

De wereld van na 1989 beleefde ook een uitbarsting van regionale en lokale conflicten – die nu eens onderdeel waren van dit grootse plan van de Verenigde Staten, dan weer daar juist tegenin gingen – die dood en vernietiging gezaaid hebben over hele continenten. Deze conflicten hebben miljoenen doden, gehandicapten en daklozen gemaakt, in een reeks Afrikaanse landen zoals Kongo, Soedan, Somalië, Liberia, Siërra Leone, en dreigen nu landen van het Midden-Oosten en van Centraal Azië onder te dompelen in een soort permanente burgeroorlog. In dit proces duikt het steeds omvangrijkere verschijnsel van het terrorisme op dat, zelf vaak het product van intriges van burgerlijke facties die niet meer onder de controle van een bepaald regime staan, een bijkomende factor van instabiliteit vormt en dat deze moorddadige conflicten al naar het hart van het kapitalisme heeft teruggebracht (11 september, de aanslagen in Madrid,...).

6. Ook als een wereldoorlog voor de mensheid geen concreet gevaar meer betekent, zoals hij dat wel in het grootste deel van de 20e eeuw is geweest, blijft het alternatief ‘socialisme of barbarij’ even dwingend als vroeger. In zekere zin is het urgenter, omdat wereldoorlog de actieve mobilisatie vereist van de arbeidersklasse, terwijl zij vandaag het gevaar loopt om geleidelijk aan en op slinkse wijze verstrikt te raken in een sluipende barbaarsheid:

- de verbreiding van lokale en regionale oorlogen zou hele streken van de planeet kunnen verwoesten, waardoor het voor het proletariaat in die gebieden onmogelijk wordt om mee te vechten in de klassenoorlog. Dat is zeer duidelijk het geval met de zeer gevaarlijke rivaliteit die er bestaat tussen de twee militaire mogendheden op het Indisch subcontinent. Het is evenzeer het geval met de spiraal van militaire avonturen die gevoerd worden door de Verenigde Staten. Ondanks de intenties van de VS om een nieuwe wereldorde te scheppen onder hun welwillend toezicht, heeft elk van die avonturen de erfenis van chaos en tegenstellingen nog erger gemaakt en tegelijk de historische crisis van het Amerikaans leiderschap nog dieper en erger gemaakt. Irak levert ons daarvan het verbluffend bewijs. De Verenigde Staten pretenderen niet eens meer te werken aan de heropbouw van het land, maar worden ertoe gedreven nieuwe dreigementen te uiten tegen Syrië en Iran. Dat vooruitzicht wordt niet weerlegd door de recente pogingen van de Amerikaanse diplomatie om contacten te leggen met Europa inzake de kwesties Syrië, Iran en Irak. Integendeel: de huidige crisis in Libanon is er een duidelijk bewijs voor dat de Verenigde Staten hun pogingen niet kunnen uitstellen om de complete heerschappij te verwerven in het Midden-Oosten, een ambitie die de imperialistische spanningen over het geheel slechts sterk kan opdrijven, omdat geen enkele belangrijke rivaal van de Verenigde Staten het zich kan veroorloven hen in dit strategisch zo vitale gebied hun gang te laten gaan. Dat perspectief wordt ook bevestigd door de steeds openlijker interventies tegen de Russische invloed in de landen van de voormalige USSR (Georgië, Oekraïne, Kirgizistan), en door de belangrijke meningsverschillen die over de wapenverkoop aan China zijn gerezen. Precies nu China zijn groeiende imperialistische ambities onderstreept door met de vuist te zwaaien naar Taiwan, en daardoor de spanningen met Japan op te drijven, stonden Frankrijk en Duitsland te dringen om het wapenembargo tegen China op te heffen, dat ingesteld was na de slachtpartij op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989.

- De huidige periode wordt gekenmerkt door de filosofie van het ‘ieder voor zich’, niet alleen op het vlak van de imperialistische rivaliteit, maar ook in het hart van de maatschappij. De versnelling van de sociale atomisering en de verspreiding van alle mogelijke ideologische vergiften die eruit voortkomen (gangsterdom, vlucht in zelfmoord, irrationaliteit en wanhoop) dreigen het vermogen van de arbeidersklasse om haar klassenidentiteit terug te winnen voortdurend te ondermijnen, en daarmee ook haar unieke klassenperspectief van een andere wereld, die niet steunt op sociale ontbinding, maar op een werkelijke gemeenschap en solidariteit.

- Bij de dreiging van imperialistische oorlog heeft het voortbestaan van de kapitalistische productiewijze, zover voorbij zijn houdbaarheidsdatum, voortaan nog een nieuwe dreiging gevoegd, die ook in staat is de mogelijkheid van een nieuwe mensengemeenschap teniet te doen: de toenemende bedreiging van het natuurlijke milieu van de planeet. Terwijl ze gewaarschuwd was door een hele reeks wetenschappelijke conferenties, toont de bourgeoisie zich compleet incompetent om ook maar minimale maatregelen te nemen om het broeikaseffect tegen te gaan. De tsunami in Zuidoost Azië heeft duidelijk gemaakt dat de bourgeoisie niet ook maar een vinger wenst uit te steken om de menselijke soort te behoeden voor de vernietigende en ongecontroleerde kracht van de natuur; de voorspelde gevolgen van het opwarmen van de Aarde zouden nog veel vernietigender zijn. Bovendien lijken de ergste aspecten van deze gevolgen nog ver van ons af te liggen, wat het voor het proletariaat uitermate moeilijk maakt daarin een reden te zien om vandaag strijd te voeren tegen het kapitalistisch systeem.

7. Omwille van al die redenen zijn de marxisten gerechtvaardigd om te concluderen dat niet alleen het perspectief ‘socialisme of barbarij’ vandaag net zo geldig is als in 1916, maar ook om te zeggen dat de toenemende intensiteit van de barbarij vandaag de toekomstige basis van het socialisme zou kunnen ondermijnen. Zij zijn niet alleen gerechtvaardigd om te concluderen dat het kapitalisme een sociale formatie is die al lang historisch voorbijgestreefd is, maar ook dat de periode van neergang die definitief begonnen is met de Eerste Wereldoorlog nu in haar eindfase getreden is, de fase van ontbinding. Het gaat niet om de ontbinding van een organisme dat al dood is; het kapitalisme verrot, lijdt aan gangreen terwijl het nog overeind staat. Het maakt een lange en pijnlijke doodstrijd door, en dreigt de hele mensheid mee te trekken in zijn dodelijke stuiptrekkingen.

De krisis

8. De kapitalistenklasse heeft de mensheid geen enkele toekomst te bieden. Ze is door de geschiedenis veroordeeld. Precies daarom moet ze alle beschikbare middelen inzetten om dat oordeel te verbergen en te ontkennen, om de marxistische voorspelling in diskrediet te brengen die zegt dat het kapitalisme, net zoals voorgaande productiewijzen, gedoemd is in verval te geraken en te verdwijnen. De kapitalistenklasse heeft dus een hele rij ideologische antilichamen voortgebracht die allemaal tot doel hebben deze fundamentele conclusie van de methode van het historisch materialisme tegen te spreken:

- noch vóór de vervalperiode definitief aangebroken was, begon de revisio-nistische vleugel van de sociaal-democratie de ‘catastrofistische’ visie van Marx al te betwisten en voorop te stellen dat het kapitalisme eindeloos zou kunnen voortbestaan, en dat het socialisme bijgevolg niet bereikt zou worden door revolutionair geweld, maar door een opeenvolging van vreedzame en democratische veranderingen;

- in de jaren 1920 brachten de wankele groeivoeten van de industrie er ‘genieën’ als Calvin Coolidge (2) toe de triomf uit te roepen van het kapitalisme, net aan de vooravond van de grote krach van 1929;

- gedurende de heropbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog vertelden bourgeois als Macmillan (3) de arbeiders dat zij het “nog nooit zo goed hebben gehad”. Sociologen theoretiseerden over de ‘consumptiemaatschappij’ en de ‘verburger-lijking van de arbeidersklasse’, terwijl radicalen zoals Marcuse ‘nieuwe voorhoedes’ zochten om de rol van de apathisch geworden proletariërs te over te nemen;

- sinds 1989 maakten we een ware overproductiecrisis mee van nieuwe theorieën die tot doel hebben duidelijk te maken dat alles vandaag anders is en dat de ideeën van Marx compleet voorbijgestreefd zijn: ‘het einde van de geschiedenis’, ‘de dood van het kommunisme’, ‘het verdwijnen van de arbeidersklasse’, de globalisering, de revolutie van de microprocessoren, de dot-com-economie, het verschijnen van nieuwe economische reuzen in het Oosten, recent nog India en China… Die ideeën hebben zo’n grote overtuigingskracht dat ze een nieuwe generatie die zich vragen stelt over de toekomst die het kapitalisme in petto heeft voor de planeet, diepgaand besmet hebben. Erger nog is dat sommige van die ideeën, verpakt in een “synthetisch” marxisme, overgenomen worden door elementen van de Kommunistische Linkerzijde zelf.

Samengevat: het marxisme moet een voortdurende strijd voeren tegen al degenen die bij het geringste teken van leven van het kapitalistisch systeem opspringen om uit te leggen dat dit nog een schitterende toekomst heeft. Maar nadat het marxisme telkens weer zijn historische visie staande bleef houden, een visie op lange termijn, tegenover die capitulaties voor de onmiddellijke schijn, wordt het in die strijd geholpen door de grote schokken uit de historische beweging:

- het stompzinnige ‘optimisme’ van de revisionisten stortte in elkaar onder de klap van de ronduit rampzalige gebeurtenissen van 1914-18 en het revolutionaire antwoord van de arbeidersklasse dat die gebeurtenissen opgewekt hebben;

- Calvin Coolidge en Co. werd het zwijgen opgelegd door de diepste economische crisis uit de geschiedenis van het kapitalisme die uitliep op de volstrekte catastrofe van de Tweede imperialistische Wereldoorlog;

- degenen die beweerden dat de economische crisis iets uit het verleden was, werden afgestraft door het opnieuw opduiken van de crisis aan het einde van de jaren 1960; de internationale heropkomst van de arbeidersstrijd in antwoord op die crisis maakte het lastig om de fictie vol te houden van een verburgerlijkte arbeidersklasse.

 De wildgroei van theorieën over ‘het nieuwe kapitalisme’, ‘de postindustriële samenleving’ en wat al niet meer is hetzelfde lot beschoren. Een groot aantal sleutelelementen van die ideologie werden al ontmaskerd door de onstuitbare opgang van de crisis: de hoop die gevestigd was in de economieën van de Tijgers en Draken werd gebroken door hun plotse afglijden in 1997; de Internetrevolutie bleek een zeepbel, haast zodra ze aangekondigd werd; de ‘nieuwe industrieën’ die gebouwd werden rond informatica en communicatie bleken even kwetsbaar voor de recessie als de ‘oude industrieën’ van staal en scheepswerven. Hoewel ze al dikwijls dood verklaard werd, blijft de arbeidersklasse haar hoofd steeds weer opsteken, zoals de bewegingen in Oostenrijk en Frankrijk in 2003 en de strijd in 2004 in Spanje, Groot-Brittannië en Duitsland aantonen.

9. Het zou echter een vergissing zijn om de kracht van deze ideologieën in de huidige periode te onderschatten, want zoals elke misleiding steunen ze op een aantal gedeeltelijke waarheden. Bijvoorbeeld:

- geconfronteerd met de overproductie-crisis en met de onverbiddelijke wetten van de concurrentie heeft het kapitalisme de laatste tientallen jaren in het hart van de voornaamste centra van zijn systeem enorme industriële woestijnen geschapen en miljoenen arbeiders in de permanente werkloosheid of in slecht betaalde onproductieve jobs in de ‘dienstensector’ geduwd; omwille van dezelfde reden heeft het een grote hoeveelheid jobs gedelo-kaliseerd naar de ‘derde wereld’. Veel traditionele sectoren van de industriële arbeidersklasse werden in dat proces zwaar uitgedund, wat de moeilijkheden voor het proletariaat nog vergroot om haar klassenidentiteit te behouden;

- de ontwikkeling van nieuwe technologieën heeft het mogelijk gemaakt zowel de uitbuitingsgraad op te drijven als de snelheid van de circulatie van kapitaal en waren op wereldschaal te verhogen;

- de terugval van de klassenstrijd in de afgelopen 20 jaar maakt het voor de nieuwe generatie moeilijker de arbeidersklasse te beschouwen als de enig mogelijke voortbrenger van sociale verandering;

- de kapitalistenklasse heeft aangetoond dat ze een uitzonderlijk vermogen heeft om de crisis van het systeem te beheren door de werkingswijze ervan te manipuleren en zelfs te vervormen.

We zouden nog andere voorbeelden kunnen geven. Maar geen daarvan stelt de fundamentele seniliteit van het kapitalistisch systeem in vraag.

10. Het verval van het kapitalisme heeft nooit een laatste en plotselinge ineenstorting van het systeem betekend, zoals elementen van de Duitse Linkerzijde het wel eens voorstelden in de jaren 1920. Evenmin betekent het een complete stop van de ontwikkeling van de productiekrachten, zoals Trotski dacht in de jaren 1930. Zoals Marx al opmerkte wordt de bourgeoisie slimmer in tijden van crisis en leert ze van haar fouten. De jaren 1920 waren de laatste periode waarin de bourgeoisie echt nog geloofde dat ze kon terugkeren naar het liberalisme van de ‘laisser-faire’ uit de 19e eeuw. En dit om de eenvoudige reden dat de wereldoorlog, die in laatste instantie en resultaat was van de economische tegenstellingen van het systeem, uitgebroken was nog vóór die tegenstellingen op ‘zuiver’ economisch terrein hun volle gewicht hadden bereikt. De crisis van 1929 was dus de eerste globale economische crisis van de vervalperiode. Nu zij er ervaring mee had opgedaan, erkende de bourgeoisie de noodzaak van een fundamentele verandering. In weerwil van de ideologische praatjes die het tegendeel beweerden, zal geen enkele serieuze factie van de bourgeoisie ooit nog de noodzaak in vraag stellen van een algemene staatscontrole over de economie; de noodzaak om elke notie van ‘begrotingsevenwicht’ te verlaten ten voordele van deficitaire uitgaven en allerlei soorten financieel gesjoemel; de noodzaak om een enorme wapensector in stand te houden in het hart van alle economische activiteit. Om dezelfde reden heeft het kapitalisme zich alle middelen verschaft om de economische autarkie van de jaren 1930 te vermijden. Ondanks de groeiende druk die leidt tot handelsoorlog en het uiteenvallen van de internationale organismen overgeërfd uit de periode van de blokken, blijft het merendeel daarvan voortbestaan omdat de voornaamste kapitalistische mogendheden begrepen hebben dat het nodig is bepaalde grenzen te stellen aan de ongebreidelde economische concurrentie tussen nationale kapitalen.

Het kapitalisme heeft zichzelf dus in leven gehouden dankzij de bewuste tussenkomst van de bourgeoisie, die het zich niet meer kan veroorloven haar lot toe te vertrouwen aan de ‘onzichtbare hand’ van de markt. Weliswaar worden de oplossingen ook delen van het probleem:

- de toevlucht tot verschulding stapelt overduidelijk enorme problemen op voor de toekomst;

- het uitdijen van de staat en van de wapensector brengen een schrikwekkende inflationaire druk teweeg.

 Sinds de jaren 1970 hebben die problemen geleid tot uiteenlopende economische politieke keuzes, die afwisselend de nadruk leggen op het ‘Keynesianisme’ of het ‘neoliberalisme’, maar omdat geen enkel beleid de ware oorzaken van de crisis kan aanpakken, kan geen enkele aanpak ook tot de eindoverwinning leiden. Wat opmerkelijk is, is de vast-beradenheid waarmee de bourgeoisie om elke prijs haar economie in beweging wil houden en haar vermogen om de tendens tot ineenstorting af te remmen door een gigantische façade van economische activiteit overeind te houden middels verschulding. Op dat vlak heeft de Amerikaanse economie in de jaren 1990 de weg aangegeven; en nu zelfs deze kunstmatige ‘groei’ begint te verzwakken, is het de beurt aan de Chinese bourgeoisie om de wereld te verbazen: wanneer we ons het onvermogen herinneren van de USSR en de stalinistische staten van Oost Europa om zich politiek aan te passen aan de noodzaak van economische ‘hervormingen’, heeft de Chinese bureaucratie een verbluffende krachttoer volbracht louter door te overleven, en zelf door over de  huidige ‘boom’ te “waken”. Sommige critici van het begrip verval van het kapitalisme hebben dit fenomeen weer aangehaald als bewijs van het feit dat het systeem nog het vermogen bezit zich te ontwikkelen en een reële groei te verzekeren.

In werkelijkheid stelt de huidige Chinese ‘boom’ op geen enkele wijze de algemene neergang van de kapitalistische wereldeconomie in vraag. In tegenstelling tot de opgaande periode van het kapitalisme:

- maakt de huidige industriegroei van China geen deel uit van een globaal expansieproces; hij heeft integendeel als onmiddellijke tegenhanger de desindustrialisatie en stagnatie van de meest gevorderde economieën die naar China gedelokaliseerd hebben op zoek naar lage arbeidskosten;

- de Chinese arbeidersklasse heeft geen vooruitzicht op een bestendige verbetering van haar levensvoorwaarden, maar we kunnen voorzien dat ze stukje bij beetje aanvallen op haar levens- en arbeidsvoorwaarden te verduren zal krijgen en een toenemende verpaupering van grote delen van het proletariaat en de boerenstand buiten de voornaamste groeizones;

- de koortsachtige groei zal niet bijdragen tot een globale expansie van de wereldmarkt, maar tot een verdieping van de wereldwijde overproductiecrisis: gezien het beperkte consumptievermogen van de Chinese massa’s, is het gros van de Chinese producten bestemd voor uitvoer naar de meest ontwikkelde kapitalistische landen;

- de fundamentele irrationaliteit van de opgang van de Chinese economie komt aan het licht wanneer we de vreselijke niveaus van vervuiling zien die erdoor veroorzaakt worden – het is een duidelijk bewijs dat het planetair milieu wel aangetast moet worden door de druk die elk land ondervindt om zijn natuurlijke rijkdommen tot op de bodem uit te buiten om te concurreren op de wereldmarkt;

- net zoals dat geldt voor het systeem in zijn geheel, is de groei van China geheel gebaseerd op schulden die het land nooit zal kunnen aflossen door een reële uitbreiding op de wereldmarkt.

De kwetsbaarheid van al die groeivlagen wordt trouwens door de heersende klasse zelf erkend, die steeds sterker gealarmeerd wordt door de omvang van de Chinese luchtbel – niet omdat ze zich zorgen maakt over de schrikbarende uitbuitingsniveaus waarop die steunt, verre van daar, die wrede uitbuiting maakt China juist aantrekkelijk voor investeringen– maar omdat de wereldeconomie te afhankelijk geworden is van de Chinese markt en de gevolgen van een ineenstorting in China daarom te vreselijk worden om zich in te beelden, niet alleen voor China zelf –dat terug ondergedompeld zou worden in de gewelddadige anarchie die het kende in de jaren 1930– maar voor de wereldeconomie in haar geheel.

11. De economische groei van het kapitalisme vandaag weerlegt geenszins de realiteit van het verval, maar bevestigt die juist. Die groei heeft niets gemeen met de groeicycli uit de 19e eeuw die steunden op een reële expansie in de buitenste domeinen van de productie en op de verovering van buitenkapitalistische markten. Het is waar dat de vervalperiode begonnen is ruim vóór al die markten uitgeput waren en het kapitalisme is die overblijvende economische zones zo goed mogelijk blijven gebruiken als afzet voor zijn productie: de groei van Rusland in de jaren 1930 en de integratie van de boereneconomieën die bleven voortbestaan tijdens de heropbouw na de oorlog zijn daar voorbeelden van. Maar de overheersende tendens in de vervalperiode is het gebruik van een kunstmatige markt, die steunt op verschulding. Het wordt intussen openlijk toegegeven dat het razende “con-sumentisme” van de afgelopen twee decennia volledig gebaseerd is geweest op particuliere schulden van een duizelingwekkende omvang: een triljoen Pond Sterling in Groot-Brittannië, 25% van het Bruto Binnenlands Product in de VS, terwijl regeringen dergelijke verschulding niet alleen aanmoedigen, maar hetzelfde beleid op een nog omvangrijkere schaal in praktijk brengen.

12. Ook in een andere zin is de kapitalistische economische groei vandaag wat Marx “groei in verval” noemde (Grundrisse): het is de voornaamste factor van de vernietiging van het globaal milieu. De oncontroleerbare niveaus van de vervuiling in China, de enorme bijdrage van de Verenigde Staten aan de totale som van broeikasgassen, de koortsachtige exploitatie van de resterende tropische regenwouden… hoe meer het kapitalisme probeert te ‘groeien’, hoe meer het moet toegeven dat het niet de minste oplossing kan aandragen voor de ecologische crisis, die alleen kan worden opgelost door op een andere grondslag te gaan produceren, “een plan voor het leven van de menselijke soort” (Bordiga) in harmonie met haar natuurlijk milieu.

13. Of het nu onder de vorm is van ‘boom’ of van ‘recessie’, de onderliggende realiteit is precies dezelfde : het kapitalisme kan zich niet meer spontaan regenereren. Er is geen natuurlijke accumulatiecyclus meer. In de eerste fase van het verval, van 1914 tot 1968, werd de oude cyclus van expansie en recessie vervangen door de cyclus crisis-oorlog-heropbouw. Maar de Franse Kommunistische Linkerzijde had gelijk toen ze in 1945 schreef dat er niet meer automatisch een gang naar heropbouw komt na de ruïnes van de wereldoorlog. In laatste instantie heeft de Amerikaanse bourgeoisie zich laten overtuigen om de Europese en Japanse economieën met het Marshallplan weer op gang te brengen door de noodzaak om deze zones binnen haar imperialistische invloedssfeer te brengen, om te beletten dat ze in handen van het rivaliserend blok zouden vallen. De grootste economische ‘boom’ van de 20e eeuw was dus fundamenteel het resultaat van interimperialistische wedijver.

14. In de vervalperiode drijven de economische tegenstellingen het kapitalisme naar oorlog, maar oorlog lost die tegenstellingen niet op. Integendeel, hij verdiept ze. In elk geval is de cyclus crisis–oorlog–heropbouw afgelopen, en de crisis vandaag is, omdat ze niet kan uitmonden op wereldoorlog, de voornaamste factor in het versnellen van de ontbinding van het systeem. Ze blijft het systeem dus voortduwen naar zelfvernietiging.

15. Het argument dat het kapitalisme een systeem in verval is, wordt vaak bekritiseerd omdat het zou leiden tot fatalisme – het idee van een automatische ineenstorting en een spontane omverwerping door de arbeidersklasse, waarbij er niet de minste behoefte meer zou bestaan aan de tussenkomst van een revolutionaire partij. In werkelijkheid heeft de bourgeoisie getoond dat ze niet zal toelaten dat haar systeem economisch ineenstort. Desalniettemin zal het kapitalisme, als het aan zijn eigen dynamiek overgelaten wordt, zichzelf vernietigen in een reeks oorlogen en andere rampen. In die zin is het ‘fataal gedoemd’ te verdwijnen. Maar er bestaat geen enkele zekerheid dat het antwoord van het proletariaat opgewassen zal zijn tegen wat er op het spel staat. Dat is geen ‘fataliteit’ die vooraf al ingeschreven staat in de geschiedenis. Zoals Rosa Luxemburg in 1916 schreef in het inleidend hoofdstuk van de Juniusbrochure:

“Het socialisme is de eerste volksbeweging van de wereldgeschiedenis die zich tot doel stelt, en die door de geschiedenis geroepen is, om in het sociale doen en laten van de mensen een bewuste zin, een planmatige gedachte en daarmee de vrije wil in te voeren.  Daarom noemt Friedrich Engels de definitieve overwinning van het socialistische proletariaat een sprong van de mensheid uit het dierenrijk naar het rijk van de vrijheid. Ook deze ‘sprong’ is gebonden aan de ijzeren wetten van de geschiedenis, aan duizend treden van een voorafgaande, martelende en al te trage ontwikkeling. Maar hij kan nooit worden volbracht, wanneer uit de hele door de ontwikkeling bijeengedragen stof van materiële voorwaarden niet de ontbrandende vonk van de bewuste wil van de grote volksmassa opspringt. De overwinning van het socialisme zal niet als een noodlot uit de hemel komen vallen. Zij kan alleen door een lange keten van geweldige krachtmetingen tussen de oude en de nieuwe machten worden veroverd, krachtmetingen waarin het internationale proletariaat onder de leiding van de sociaal-democratie leert en probeert zijn lotgevallen in eigen hand te nemen, het roer van het maatschappelijke leven te bemachtigen, van een willoze speelbal van zijn eigen geschiedenis, er de doelbewuste leider van te worden.”(1)

 Het kommunisme is dus de eerste maatschappij waarin de mensheid op bewuste wijze meester is over haar productief vermogen. En zoals in de proletarische strijd doel en middelen niet van elkaar gescheiden kunnen worden, zo kan de beweging naar het kommunisme niets anders zijn dan de “zelfstandige beweging van de overstelpende meerderheid in het belang van de overstelpende meerderheid” (Het Kommunistisch Manifest): verdieping en uitbreiding van het klassenbewustzijn zijn een onmisbare maatstaf voor de vooruitgang naar de revolutie en naar de definitieve vervanging van het kapitalisme. Dat proces is noodzakelijkerwijze uiterst moeilijk, ongelijk en heterogeen, omdat het gebeurt met een uitgebuite klasse die geen enkele economische macht bezit in de oude maatschappij en die voortdurend onderworpen blijft aan de ideologische heerschappij en aan de manipulaties van de heersende klasse. Op geen enkele manier kan dit proces op voorhand gewaarborgd zijn. Er bestaat integendeel de reële mogelijkheid dat het proletariaat, geconfronteerd met de ontzagwekkendheid van een taak die zijns gelijke niet kent, er niet in slaagt zich tot het niveau te verheffen van zijn historische verantwoordelijkheid, met alle vreselijke gevolgen die dit zou meebrengen voor de mensheid.

De strijd van de arbeidersklasse

16. Het hoogste punt dat tot nu toe door het klassenbewustzijn bereikt werd, was de opstand van Oktober 1917. Dit is door de geschiedschrijvers van de bourgeoisie, evenals door alle bleke afspiegelingen daarvan in het anarchisme en de ideologieën die ermee verbonden zijn steeds met grote stelligheid verworpen geworden. Voor hen was Oktober 1917 gewoon een putsch van machtsbeluste bolsjewieken. Oktober vertegenwoordigt binnen het proletariaat echter de erkenning dat er voor de mensheid in haar geheel geen andere uitweg bestaat dan de revolutie door te voeren in alle landen. Nochtans heeft dit inzicht zich niet voldoende diep en breed verankerd in het proletariaat. De revolutionaire golf van toen is mislukt omdat de arbeiders van de wereld, vooral die van Europa, niet in staat waren een globaal politiek inzicht te ontwikkelen dat hen in staat zou gesteld hebben op adequate wijze de taken op te nemen die hen opgelegd werden door de nieuwe periode van oorlogen en revoluties die in 1914 aangebroken was. Het gevolg was dat de arbeidersklasse vanaf het eind van de jaren 1920 begon aan de langste en diepste terugval die zij in haar geschiedenis ooit beleefd heeft, niet zozeer op het vlak van de strijdwil, want in de jaren 1930 en 1940 waren er momenten waarop de strijdwil van de klasse tot explosie kwam, maar vooral op het vlak van het bewustzijn, omdat de arbeidersklasse zich op politiek vlak actief liet meeslepen in de antifascistische programma’s van de bourgeoisie, zoals in 1936-39 in Spanje, of in 1936 in Frankrijk, of in de verdediging van de democratie en het stalinistisch ‘vaderland’ gedurende de Tweede Wereldoorlog. Die diepe terugval in haar bewustzijn heeft zich uitgedrukt in het haast volledig verdwijnen van de revolutionaire minderheden in de jaren 1950.

17. De historische heropkomst van de strijd in 1968 heeft het perspectief op lange termijn van de proletarische revolutie terug op de dagorde geplaatst, maar dat was slechts voor een kleine minderheid van de klasse een uitdrukkelijk en bewust feit, dat zich weerspiegelde in het herboren worden van de revolutionaire beweging op wereldschaal. In de strijdgolven tussen 1968 en 1989 werden belangrijke stappen gezet op het vlak van het bewustzijn, maar ze neigden ertoe zich te situeren op het vlak van de onmiddellijke strijd (kwesties inzake uitbreiding, organisatie enz.). Hun zwakste punt was het gebrek aan politieke diepgang, wat deels een uitdrukking was van de vijandigheid tegenover politiek als gevolg van de stalinistische contrarevolutie. Op politiek vlak was de bourgeoisie ruimschoots bij machte haar eigen uitkomsten op te leggen, eerst door het vooruitzicht te bieden op een verandering door het installeren van links in de regering (1970) en dan door links in de oppositie op te dragen de strijd van binnen uit de saboteren (jaren 1980). De strijdgolf van de jaren 1968 tot 1989 was wel in staat de gang naar wereldoorlog te versperren, maar omdat ze niet in staat was haar historische, politieke dimensie te ontwikkelen, heeft ze de overgang bepaald naar de fase van ontbinding. De historische gebeurtenis die deze overgang markeert –de ineenstorting van het Oostblok– was tegelijk een gevolg van de ontbinding en een factor die haar versterkte. De dramatische veranderingen die er gekomen zijn aan het einde van de jaren 1980 waren tegelijk het product van de politieke moeilijkheden van het proletariaat en –omdat ze aanleiding waren tot een propagandaoorlog rond de dood van het kommunisme en van de klassenstrijd– waren ze ook een sleutelelement dat geleid heeft tot een zware terugval van het bewustzijn in de klasse, tot op het punt waarop het proletariaat zelfs zijn eigen fundamentele klassenidentiteit uit het oog verloor. De bourgeoisie is er dus in geslaagd haar finale overwinning uit te roepen over de arbeidersklasse en deze laatste is er tot op heden niet in geslaagd om met voldoende kracht die bewering te weerleggen.

18. Ondanks al die moeilijkheden betekende de periode van terugval geenszins ‘het einde van de klassenstrijd’. De jaren 1990 werden doorkruist door een aantal bewegingen die aantoonden dat het proletariaat nog intacte strijdwil in reserve had (bijvoorbeeld in 1992 en 1997). Maar geen enkele van die bewegingen vertegenwoordigde een echte verandering op het vlak van het bewustzijn. Vandaar het belang van de recentere bewegingen die, hoewel ze geen spectaculaire impact hebben of het gevoel geven van de ‘grote vooravond’ zoals 1968 in Frankrijk, toch een keerpunt vertegenwoordigen in de krachtsverhouding tussen de klassen. De gevechten in 2003-2005 vertonen volgende kenmerken:

- ze treffen belangrijke sectoren van de arbeidersklasse in de landen van het centrum van het wereldkapitalisme (zoals Frankrijk in 2003);

- ze geven blijk van zorg om kwesties die explicieter politiek zijn, in het bijzonder de kwestie van de pensioenen die het probleem stelt van de toekomst die de kapitalistische maatschappij voor ons allen in petto heeft;

- ze gaven het opnieuw verschijnen te zien van Duitsland als brandpunt voor de arbeidersstrijd, voor het eerst sinds de revolutionaire golf van begin vorige eeuw;

- de kwestie van de klassensolidariteit werd op bredere en meer expliciete wijze gesteld dan ooit in de gevechten van de jaren 1980, in het bijzonder tijdens de meest recente bewegingen in Duitsland.

- ze vallen samen met de opkomst van een nieuwe generatie elementen die op zoek zijn naar politieke helderheid. Deze nieuwe generatie manifesteert zich tegelijk in een nieuwe toestroom van openlijk gepolitiseerde elementen en ook in nieuwe groepen arbeiders die voor ’t eerst de strijd aangaan. Zoals gebleken is op bepaalde belangrijke manifestaties, is zich de sokkel aan het vormen voor de eenheid tussen de nieuwe generatie en de ‘generatie van 68’ –zowel de politieke minderheid die de kommunistische beweging in de jaren 1960 en 1970 heropgebouwd heeft en de bredere lagen arbeiders die de rijke ervaring van de klassenstrijd tussen 1968 en 1989 meegemaakt heeft.

19. In tegenstelling tot de visie van het empirisme die alleen de oppervlakte van de werkelijkheid kan zien en blind blijft voor de diepere onderliggende tendensen, werd de ondergrondse rijping van het bewustzijn niet uitgeschakeld door de algemene terugval van het bewustzijn sinds 1989. Het is een kenmerk van dat proces dat het zich in het begin alleen manifesteert in een minderheid, maar de verbreding van die minderheid is de uitdrukking van de vooruitgang en de ontwikkeling van een breder fenomeen in de klasse. Na 1989 zagen we al een kleine minderheid gepolitiseerde elementen die zich vragen stelde over de campagnes van de bourgeoisie rond ‘de dood van het kommunisme. Die minderheid wordt nu versterkt door een nieuwe generatie die ongerust is over de richting waarin de burgerlijke maatschappij in het algemeen evolueert. Op het meest algemene niveau drukt dit het feit uit dat het proletariaat niet verslagen is, en dat het historisch vooruitzicht op massale klassenconfrontaties dat in 1968 geopend werd, gehandhaafd blijft. Maar op een specifieker vlak maken het ‘keerpunt’ van 2003 en het verschijnen van een nieuwe generatie van zoekende elementen duidelijk dat het proletariaat aan het begin staat van een nieuwe poging om een aanval te lanceren tegen het kapitalistisch systeem, na de mislukking van de poging uit de jaren 1968-1989.

 Hoewel het proletariaat dagelijks geconfronteerd wordt met de schijnbaar ‘elementaire’ taak zijn klassenidentiteit te bevestigen, schuilt achter dat probleem het perspectief van een veel nauwere verstrengeling van onmiddellijke en politieke strijd. De kwesties die door de strijd in de fase van ontbinding opgeworpen worden, zullen steeds ‘abstracter’ lijken, maar in feite zijn het globalere kwesties zoals de noodzaak van klassensolidariteit tegen de alomtegenwoordige versnip-pering, de aftakeling van de verzorgingsstaat, de alomtegenwoordigheid van oorlog, de dreiging die wereldwijd op het milieu weegt – kortom, de kwestie van de toekomst die deze maatschappij ons nog kan bieden, en dus de kwestie van een ander type maatschappij.

20. Binnen dit proces van politisering zijn er twee elementen die tot nu toe een eerder afremmende invloed op de klassenstrijd hadden, die van nu af steeds belangrijker zullen worden als stimulansen voor de komende bewegingen: de kwestie van de massale werkloosheid en de kwestie van de oorlog.

Tijdens de strijd in de jaren 1980, toen de massale werkloosheid steeds meer een feit werd, bereikten noch de strijd van de werkende arbeiders tegen de opgelegde ontslagen, noch het verzet van de werklozen op straat een opmerkelijk niveau. Er is toen geen enkele werklozenbeweging geweest die vergeleken kan worden met het niveau dat bereikt werd in de jaren 1930, terwijl dat toch een periode was van zware nederlaag van de arbeidersklasse. In de recessies van de jaren 1980 hadden de werklozen af te rekenen met een vreselijke versnippering, vooral bij de jonge generatie van proletariërs die geen enkele arbeidservaring had en nooit collectieve strijd had meegemaakt. Ook al voerden de werkende arbeiders grootschalige strijd tegen de ontslagen, zoals in de mijnsector in Groot-Brittannië, dan werd de negatieve uitkomst van die bewegingen door de heersende klasse gebruikt om de gevoelens van gelatenheid en wanhoop op te drijven. Dat is recent nog gebleken bij de reactie op het failliet van de Rover autofabrieken in Groot-Brittannië, waar de enige ‘keuze‘ die de arbeiders geboden werd er een was tussen deze of gene combinatie van nieuwe eigenaars om het bedrijf verder te laten bestaan. Maar omdat de speelruimte van de bourgeoisie inkrimpt en zij steeds minder in staat is de werklozen een bestaansminimum te garanderen, is de kwestie van de werkloosheid gedoemd zich te ontwikkelen tot een aspect dat veel subversiever is, dat de solidariteit tussen werkenden en werklozen bevordert, en dat de klasse als geheel ertoe aanzet dieper en actiever na te denken over het failliet van dit systeem.

We kunnen dezelfde dynamiek vaststellen met betrekking tot de kwestie van oorlog. In het begin van de jaren 1990, zorgden de eerste grote oorlogen van de ontbindingsfase (Golfoorlog, Balkanoorlogen) eerder voor een versterking van de gevoelens van onmacht die opgewekt waren door de campagnes rond de ineenstorting van het Oostblok, toen de voorwendsels van ‘humanitaire inmenging’ in Afrika of in de Balkan nog een schijntje geloofwaardigheid konden hebben. Sinds 2001 en de ‘oorlog tegen het terrorisme’ echter zijn de leugens en schijnheiligheid waarmee de bourgeoisie de oorlog goedpraat steeds doorzichtiger, ook al heeft de ontwikkeling van enorme pacifistische bewegingen de vraagstelling die daaromheen ontstaan is grotendeels verdronken. Bovendien hebben de oorlogen van vandaag een steeds groter impact op de arbeidersklasse, ook al blijft die invloed grotendeels beperkt tot de landen die rechtstreeks bij die conflicten betrokken zijn. In de Verenigde Staten gaat het om het groeiend aantal families die geconfronteerd worden met proletariërs in uniform die gewond of gedood worden, maar nog veel meer met de reusachtige economische kosten van de militaire avonturen, die even hard gestegen zijn als het sociaal loon gedaald is. En naarmate het steeds duidelijker wordt dat de militaristische tendensen van het kapitalisme zich slechts verder ontwikkelen in een als maar opgaande spiraal, maar dat de heersende klasse er steeds minder controle over heeft, zullen de problemen van de oorlog en hun verband met de crisis ook leiden tot een diepere en bredere overdenking van wat er historisch op het spel staat.

21. Op paradoxale wijze is de onmetelijkheid van die kwesties één van de voornaamste redenen waarom de huidige terugkeer van de strijd zo beperkt en zo weinig spectaculair lijkt, vergeleken bij de bewegingen die de heropkomst kenmerkten van het proletariaat aan het einde van de jaren 1960. Tegenover de grote problemen zoals de economische wereldcrisis, de vernietiging van het milieu op wereldvlak, of de spiraal van het militarisme, kan de dagelijkse verde-digingsstrijd onaangepast en machteloos lijken. Aan de ene kant weerspiegelt dit het reële inzicht dat er geen oplossing bestaat voor de tegenstellingen die het kapitalisme vandaag omknellen. Maar terwijl de bourgeoisie in de jaren 1970 nog kon beschikken over een hele waaier misleidingen over de mogelijkheden om een beter leven te verzekeren, lijken de pogingen die de bourgeoisie vandaag doet om te doen geloven dat we in een periode van ongeziene groei en voorspoed leven op het wanhopige ontkennen door een man in doodsnood die zijn nakende dood niet onder ogen kan zien. Het verval van het kapitalisme is de periode van sociale revoluties omdat de strijd van de uitgebuiten niet kan leiden tot enige verbetering van hun bestaan. Hoe moeilijk het ook kan zijn over te stappen van het defensieve naar het offensieve niveau van de strijd: de arbeidersklasse heeft geen andere keuze dan die moeilijke en schrikbarende sprong te wagen. Zoals alle kwalitatieve sprongen wordt hij voorafgegaan door een hele reeks kleine, voorbereidende stappen, van stakingen voor brood tot vorming van kleine discussiegroepen overal ter wereld.

22. Geconfronteerd met dit perspectief van politisering van de strijd hebben de revolutionaire organisaties een unieke en onvervangbare rol te vervullen. Nochtans heeft de samenloop van de groeiende gevolgen van de ontbinding met de zeer oude zwakheden op theoretisch en organisatorisch vlak en het opportunisme dat heerst in de meerderheid van de proletarische politieke organisaties al duidelijk gemaakt dat de meeste van die groepen niet bij machte zijn aan de vereisten van de geschiedenis te beantwoorden. Dat wordt nog het duidelijkst geïllustreerd door de negatieve dynamiek waarin het IBRP sinds enkele tijd wordt meegesleurd. Niet alleen omdat het volstrekt niet in staat is om de betekenis van de nieuwe fase van ontbinding te begrijpen, verbonden met zijn verlaten van een theoretisch sleutelbegrip zoals het verval van het kapitalisme, maar op een nog vernietigender wijze omdat het de spot drijft met de fundamentele normen van proletarische solidariteit en gedrag, met haar flirt met het parasitisme en het avonturisme. Die regressie is des te erger omdat vandaag de premissen bestaan voor de opbouw van de kommunistische wereldpartij. Tezelfdertijd legt het feit dat de groepen van het proletarisch politiek milieu zichzelf diskwalificeren in het proces dat leidt tot de vorming van de klassenpartij nog eens de nadruk op de cruciale rol die de IKS te spelen heeft in dat proces. Het wordt steeds duidelijker dat de toekomstige partij niet het product zal zijn van een ‘democratische’ optelling van verschillende groepen van het milieu, maar dat de IKS al het skelet vormt van de toekomstige partij. Maar opdat de partij echt vlees zal worden, moet de IKS bewijzen dat zij opgewassen is tegen de taak die de ontwikkeling van de klassenstrijd en het verschijnen van een nieuwe generatie zoekende elementen haar opleggen.

IKS, voorjaar 2005

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122, derde kwartaal 2005.

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Congres Resoluties [4]

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Internationale Kommunistische Stroming [5]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/internationalerevue/2014/1190/november/internationale-revue-nr-18

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog [2] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme [3] http://www.marxists.org [4] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties [5] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming [6] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding