Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Internationale Revue > Internationale Revue - jaren 2010 > Internationale Revue 2012

Internationale Revue 2012

  • 1127 keer gelezen

Internationale Revue nr. 23

  • 1780 keer gelezen
[1]

19e Congres van de IKS: Resolutie over de internationale situatie

  • 2022 keer gelezen
Resolutie aangenomen op het 19e congres van de IKS dat plaatsvond in mei 2011. Zij snijdt de thema's aan van de economische crisis, de imperialistische spanningen en de klassestrijd.

De economische crisis

1.  De resolutie die werd aangenomen op het vorige Congres van de IKS legde vanaf het begin de lasterlijke ontkenning bloot, die door de werkelijkheid was toegebracht aan de optimistische voorspellingen van de leiders van de burgerlijke klasse aan het begin van het laatste decennium van de 20e eeuw, en in het bijzonder na de ineenstorting van dat 'Rijk van het Kwaad', die van de zogenaamde 'socialistische' imperialistische blok. Ze haalde de langzamerhand fameuze verklaring van George Bush senior van maart 1991aan, waarbij hij het ontstaan aankondigde van een 'Nieuwe Wereldorde', gebaseerd op het 'respect voor het internationaal recht'. Geconfronteerd met de groeiende chaos, waarin de maatschappij vandaag wegzinkt, onderstreepte ze ook het surrealistische karakter ervan. Twintig jaar na die 'profetische' toesprak, en in het bijzonder sinds het begin van dit nieuwe decennium, heeft de wereld, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, nog nooit een dergelijke aanblik van chaos gegeven. Met een onderbreking van enkele weken zijn we getuige van een nieuwe oorlog in Libië, welke werd toegevoegd aan de lijst van alle bloedige conflicten die de planeet in de loop van de laatste periode geteisterd hebben, van nieuwe slachtpartijen in de Ivoorkust en ook van de tragedie die een van de meest moderne en machtigste landen van de wereld heeft getroffen, Japan. De aardbeving, die een deel van het land heeft verwoest, heeft eens te meer onderstreept dat er geen 'natuurrampen' bestaan maar enkel rampzalige gevolgen van natuurverschijnselen. Hij heeft aangetoond dat de maatschappij vandaag beschikt over de middelen om gebouwen te construeren die aan aardbevingen het hoofd kunnen bieden en die het mogelijk maken om tragedies, zoals die van Haïti van vorig jaar, te voorkomen. Maar het heeft ook aangetoond hoe weinig voorzieningen er getroffen zijn, waar zelfs een zo ontwikkelde staat als Japan blijk van geeft: de aardbeving zelf heeft weinig slachtoffers veroorzaakt, maar de tsunami die er op volgde heeft, in een paar minuten tijd, bijna 30.000 doden veroorzaakt. Erger nog, door een nieuw Tjernobyl te veroorzaken, werd niet alleen het gebrek aan voorzieningen aan het licht gebracht dat door de heersende klasse getroffen was, maar ook haar houding van tovenaarsleerling, die niet in staat is om de krachten, die zij op gang heeft gebracht, te beheersen. Het is niet de onderneming Tepco, de uitbater van de atoomcentrale van Fukuyama die in eerste instantie, en zelfs nog minder, de enige verantwoordelijke is van de ramp. Het is het kapitalistische systeem als geheel, gebaseerd op de verwoede jacht naar winst evenals op de concurrentie tussen de nationale sectoren, en niet op het bevredigen van de behoeften van de mensheid, die de fundamentele verantwoordelijkheid draagt voor de huidige en toekomstige rampen, die de mensheid ondergaat. Tenslotte is het Japanse Tjernobyl een nieuwe illustratie van het uiteindelijke bankroet van de kapitalistische productiewijze, een systeem dat een  groeiende bedreiging vormt voor het overleven van de mensheid zelf.   

2.  De crisis, die het wereldkapitalisme op dit ogenblik ondergaat is, de meest directe uitdrukking van het historisch bankroet van deze productiewijze. Twee jaar geleden werd de bourgeoisie van alle landen gegrepen door een echte paniek als gevolg van de ernst van de economische toestand. De OESO aarzelde niet om te schrijven: “De wereldeconomie is ten prooi gevallen aan de meest diepgaande en gelijktijdige crisis sinds decennia” (Tussentijds rapport van maart 2009). Wanneer men weet hoe bescheiden deze eerbiedwaardige instelling zich gewoonlijk uitdrukt, kan men zich een idee vormen welk een afgrijzen dit mogelijke bankroet van het internationaal financieel systeem veroorzaakte bij de heersende klasse. Hij ging vergezeld van de abrupte daling van de wereldhandel (meer dan 13% in 2009), de wreedheid van de recessie van de voornaamste economieën, de golf van faillissementen die bepaalde monumenten van de industrie, zoals General Motors of Chrysler troffen of bedreigden. Dit afgrijzen van de bourgeoisie bracht haar er toe om topontmoeting van de G20 bijeen te roepen, zoals die van maart 2009 in Londen die besloot tot een verdubbeling van de reserves van het Internationaal Muntfonds en een massale injectie van liquide middelen in de economie door de staten met de bedoeling om een kwijnend banksysteem te redden en de productie opnieuw aan de gang te brengen. Het spook van de 'Grote Depressie van de jaren 1930' obsedeerde de geesten en leidde dezelfde OESO ertoe dergelijke kwelgeest te bezweren door te schrijven: “Ook al heeft men deze ernstige recessie beschouwd als een 'grote recessie', is men nog veraf van de 'grote depressie' van de jaren 1930, dankzij de kwaliteit van de maatregelen die de regeringen op dit ogenblik nemen” (Ibid.). Maar zoals de Resolutie van het 18e Congres zei, “Het eigene aan het taalgebruik van de heersende klasse van vandaag is om die van gisteren te vergeten” en uit hetzelfde tussentijdse rapport van de OESO van de lente 2011 spreekt een echte opluchting over het herstel van het bankwezen en de economische heropleving. De heersende klasse kan niet anders. Zij is niet in staat tot een heldere, allesomvattende historische visie van de moeilijkheden die haar systeem doormaakt, want een dergelijke visie zou haar leiden tot de ontdekking van de definitieve impasse waarin deze laatste zich bevindt. Haar politiek blijft beperkt tot het van dag tot dag becommentariëren van de schommelingen van de onmiddellijke toestand en daarin probeert ze dan element te vinden, die haar troosten. Alhoewel de media af en toe een alarmerende toon aanslaan, leidt deze manier ertoe de betekenis van het belangrijke verschijnsel, dat twee jaar geleden opdook te onderschatten: de crisis van de schulden van een bepaald aantal Europese staten. In feite betekent het mogelijke bankroet van een  toenemend aantal staten een nieuwe etappe in de wegzinken van het kapitalisme in zijn onoverkomelijke crisis. Het laat de limieten zien van de politiek, die het de bourgeoisie mogelijk maakte om de evolutie van de kapitalistische crisis gedurende tientallen jaren af te remmen.

3.  Het kapitalistische systeem wordt nu al meer dan 40 jaar geconfronteerd wordt met de crisis. Mei 1968 in Frankrijk en het geheel van de proletarische strijdbewegingen die er overal ter wered op gevolgd zijn, hebben alleen maar een dergelijke omvang gekend doordat ze voortgedreven werden door een wereldwijde verergering van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse, een verslechtering, die het resultaat was van de eerste symptomen van de kapitalistische crisis, voornamelijk de opkomst van de werkloosheid. Deze crisis heeft een abrupte versnelling gekend in 1973-‘75, met de eerste grote internationale naoorlogse recessie. Sindsdien hebben telkens nieuwe recessies, alsmaar dieper en uitgebreider, de wereldeconomie geteisterd tot ze culmineerden in die van 2008-2009, die het spook van de jaren 1930 opnieuw in de geesten heeft doen oproepen. De maatregelen die in maart 2009 werden aangenomen door de G20 om een nieuwe 'Grote Depressie' te vermijden, zijn veelbetekenend voor de politiek, die al een tiental jaren wordt gevoerd door de heersende klasse: deze kan samengevat worden als de injectie van reusachtige massa's krediet in de economieën. Dit soort maatregelen is niet nieuw. In feite vormen ze al 35 jaar de kern van de politiek die door de heersende klasse gevoerd wordt in een poging te ontsnappen aan de grote tegenstrijdigheid van de kapitalistische productiewijze: haar onvermogen om koopkrachtige afzetmarkten te vinden, die in staat haar productie op te nemen. De recessie van 1973-‘75 werd overwonnen door massaal kredieten te verstrekken aan de Derde Wereld, maar door de schuldencrisis van deze landen aan het begin van de jaren 1980, heeft de bourgeoisie van de meest ontwikkelde landen moeten afzien van deze long voor haar economie. Het waren toen de staten van de meest ontwikkelde landen, en in de eerste plaats de Verenigde Staten, die de rol van 'locomotief' van de wereldeconomie hebben overgenomen. De 'Reaganomics' (neo-liberale politiek van de Reagan-administratie) van het begin van de jaren 1980, was gericht op een aanzienlijke en nog nooit vertoonde uitholling van de begrotingstekorten, terwijl Ronald Reagan tegelijkertijd verklaarde: “de staat is niet de oplossing, maar het probleem”. Tegelijkertijd maakten de aanzienlijke handelstekorten van deze grootmacht het eveneens mogelijk dat de geproduceerde waren van andere landen er afgezet konden worden. In de loop van de jaren 1990 vergezelden de Aziatische 'tijgers' en 'draken' (Singapore, Taïwan, Zuid-Korea, enz.) de Verenigde Staten in deze rol van 'locomotief': hun spectaculaire groeivoeten maakten dat ze een belangrijke bestemming werden voor de waren die werden geproduceerd door de meest geïndustrialiseerde landen. Maar deze 'succes story' werd opgezet ten koste van een aanzienlijke schuldenlast, die in deze landen aanleiding gaf tot hevige beroeringen in1997. Hetzelfde gold voor het 'nieuwe' en 'democratische' Rusland, dat terechtkwam in een situatie waarin betalingen werden gestaakt. Al diegene die voor een duurzame heropleving van de wereldeconomie gemikt hadden op 'het einde van het communisme', brak dit zuur op. Begin 2000 kende de toename van de schulden een nieuwe versnelling, voornamelijk dank zij fenomenale ontwikkeling van de hypotheekleningen voor de bouw in verschillende landen, voornamelijk in de Verenigde Staten. Dit laatste land heeft dan zijn rol als 'locomotief van de wereldeconomie' nog maar eens benadrukt, maar dit ten koste van een onoverkomelijke toename van de schulden, - voornamelijk onder de Amerikaanse bevolking – gebaseerd op allerlei soorten 'financiële constructies', die geacht werden de risico's van eventuele  staking van betaling te voorkomen. In werkelijkheid heeft de verspreiding van deze twijfelachtige schuldvorderingen er helemaal niet toe bijgedragen zwaard van Damocles, dat boven de Amerikaanse en de wereld economie hing, weg te nemen. Integendeel, in het kapitaal van de banken heeft dit alleen maar een toename te zien gegeven van de hoop aan 'rommelhyotheken', die aan de oorsprong lagen van hun ineenstorting begin 2007 en van de hard aankomende wereldrecessie van 2008-2009.

4.  Zoals de resolutie van het voorgaande Congres stelde, “het is niet de financiële crisis die aan de oorsprong ligt van de huidige recessie. Wel integendeel, de financiële crisis illustreert slechts dat de vlucht naar voren in de schuldenlast, die het mogelijk had gemaakt om de overproductie te overstijgen, niet onbeperkt kan doorgaan. Vroeg of laat, gaat de 'werkelijke economie' zich wreken, met andere woorden: wat ten grondslag ligt van de tegenspraken van het kapitalisme, de overproductie, het onvermogen van de markten om de totaliteit van de geproduceerde waren op te nemen, komt weer aan de deur kloppen”. En deze resolutie preciseerde, na de top van de G20 van maart 2009, dat “de vlucht naar voren in de schuldenlast een van de bestanddelen is van de huidige recessie. De 'enige' oplossing waartoe de bourgeoisie in staat is ... is een nieuwe vlucht naar voren in de schuldenlast. De G20 heeft geen oplossing weten te bedenken voor een crisis, om de doodeenvoudige reden dat er daarvoor geen oplossing bestaat”.
De crisis van de eigen heersende schulden die vandaag rondspookt, het feit dat de staten niet in staat zijn hun schulden te af te lossen, vormt een spectaculaire illustratie van deze werkelijkheid. Het potentieel bankroet van het bankwezen en de recessie hebben alle staten er toe verplicht om aanzienlijke sommen in hun economieën te injecteren, terwijl de inkomsten door de terugval van de productie in vrije val verkeerden. Daardoor zijn de openbare schulden, in het merendeel van de landen aanzienlijk gestegen. Voor hen die het meest in opspraak gekomen zijn, zoals Griekenland, Ierland en Portugal, betekent dat een toestand van mogelijk bankroet, een onvermogen om hun ambtenaren te betalen en hun schulden terug te betalen. De banken weigeren voortaan om hen nieuwe leningen toe te staan, behalve tegen een overdreven hoge rente, omdat zij geen enkele waarborg hebben om ze terugbetaald te krijgen. De 'reddingsplannen' waarvan zij konden genieten door de Europese Bank en van het Internationaal Muntfonds komen neer op nieuwe schulden, waarvan de terugbetaling nog bovenop de voorgaande schulden komen. Het is meer dan een vicieuze cirkel, het is een helse spiraal. De enige 'doeltreffendheid' van deze plannen ligt in de ongeziene aanval op de werkende klasse die ze korten op hun loon; op de ambtenaren waarvan het loon en de premies drastisch worden ingekort, maar ook op het geheel van de arbeidersklasse door een sterke aanslagen op het onderwijs, de gezondheidszorg en de ouderdomspensioenen, net als door middels van aanzienlijke verhogingen van de vermogensbelasting en de gebruikersbelastingen. Maar al deze aanvallen tegen de arbeiders, die op een massale wijze de koopkracht van de werkers aantasten, kunnen enkel een extra bijdrage leveren aan de nieuwe recessie.

5. De crisis van de staatsschulden van de PIIGS (Portugal, IJsland, Ierland, Griekenland, Spanje) vormt slechts een minuscuul deel van de aardbeving die de wereldeconomie bedreigt. De grote industriële machten genieten tot nu toe nog van een AAA-rating in de vertrouwensindex van de beoordelingsagentschappen (diezelfde agentschappen die hen, tot aan de vooravond van uiteenspatten van het banksysteem in 2008, nog de maximale beoordeling gegeven hadden), omdat ze zich er beter doorheen weten te slaan. Eind april 2011 bracht het agentschap Standard and Poor’s eenn negatieve beoordeling uit over het perspectief van een Quantitative Easing n°3, oftewel een 3e stimuleringsplan van de Amerikaanse Federale staat, bestemd ter ondersteuning van de economie. Met andere woorden: de grootste wereldmacht loopt het risico dat ze 'officieel' het vertrouwen kwijtraakt met betrekking tot haar vermogen om haar schulden terug te betalen, behalve dan door een fors gedevalueerde dollar. In feite begint dit vertrouwen af te nemen toen China en Japan in de afgelopen herfst besloten om massaal goud en grondstoffen aan te kopen in plaats van Amerikaanse schatbewijzen, wat de Amerikaanse Centrale Bank ertoe aangezet heeft om nu 70 tot 80% van de uitgifte zelf aan te kopen. Dit gebrek aan vertrouwen is volkomen begrijpelijk wanneer men constateert hoe ongelooflijk hoog het niveau van de schuld van de Amerikaanse economie was geworden: in januari 2010 vertegenwoordigde de openbare schuld (Federale staat, Staten, Gemeenten) bijna 100% van het BIP, wat nog maar een deel was van de totale schuld van het land (die ook nog bestaat uit de schulden van de huishoudens en de niet-financiële bedrijven), welke 300% van het BIP bereikt. En de toestand voor de andere grootmachten is niet rooskleuriger, waar de totale schuld op hetzelfde tijdstip bedragen aangaf van 280% voor Duitsland, 320% voor Frankrijk, 470% voor Groot-Brittannië en voor Japan. In dit laatste land bereikt de openbare schuld alleen al 200% van het BIP. En sindsdien is de toestand voor alle landen, door de verschillende stimuleringsplannen, alleen nog maar erger geworden.
Zo vormt het bankroet van de PIIGS slechts het topje van de ijsberg van het bankroet van de wereldeconomie, die haar overleving de laatste tientallen jaren te danken heeft aan de vlucht naar voren in de schuldenlast. De staten die over een eigen munt beschikken zoals het Verenigd Koninkrijk, Japan en natuurlijk de Verenigde Staten, hebben hun bankroet kunnen verdoezelen door het bijdrukken van geld (in tegenstelling tot die van de Eurozone, waar landen zoals Griekenland, Ierland of Portugal, over deze mogelijkheid niet beschikken). Maar deze voortdurende knoeierij van staten, die echte valsmunters zijn geworden, met de Amerikaanse staat als bendeleider, zal niet ongestraft kunnen doorgaan, net zoals het geknoei met het financiële systeem niet kon doorgaan, wat werd aangetoond door de zijn crisis in 2008, die het bijna heeft doen exploderen. Een van de zichtbare tekens van deze werkelijkheid is de inflatie op wereldvlak. Door de overstap van de sfeer van de banken naar die van de staten, markeert de crisis van de schuldenlast slechts het begin van een nieuwe fase van de scherp toegespitste crisis van de kapitalistische productiewijze, waarbij het geweld en de omvang van haar stuiptrekkingen zich alleen nog aanzienlijk zullen verergeren. Voor het kapitalisme is er geen 'uitweg uit de tunnel'. Dit systeem kan de mensheid alleen maar meesleuren in een alsmaar toenemend barbarendom.

De imperialistische spanningen

6. De imperialistische oorlog vormt de belangrijkste manifestatie van het barbarendom waarin het kapitalisme in verval de menselijke maatschappij onderdompelt. De tragische geschiedenis van de 20e eeuw vormt er de meest duidelijke uitdrukking van: ten opzichte van de historische impasse waarin haar produktiewijze verkeert, ten opzichte van de verergering van de handelsconcurrentie tussen de staten, wordt de heersende klasse aangezet tot een vlucht vooruit in de politiek van oorlog, in militaire confrontaties. Voor het merendeel van de historici, zij die zich niet beroepen op het marxisme inbegrepen, is het duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog het “kind” is van de Grote Depressie van de jaren 1930. Zo vloeide de verergering van de imperialistische spanningen aan het einde van de jaren 1970 en aan het begin van de jaren 1980 tussen de twee toentertijd bestaande blokken, het Amerikaanse en het Russische (de invasie in Afghanistan door Rusland en de kruistocht tegen het “Rijk van het Kwaad” door de regering Reagan) ook voor een groot gedeelte voort uit de terugkeer van de open crisis van de kapitalistische economie aan het einde van de jaren 1960. Maar de geschiedenis heeft laten zien dat er geen direct of onmiddellijk verband bestaat tussen de verergering van de imperialistische botsingen en de economische crisis van het kapitalisme.De verergering van de “Koude Oorlog” is uiteindelijk uitgelopen op een overwinning van het Westblok en op een implosie van het tegenovergestelde blok, wat op zijn beurt leidde tot een uiteenvallen van de eerste. Maar als we ontsnapt zijn aan de dreiging van een nieuwe wereldoorlog, die had kunnen leiden tot de verdwijning van de menselijke soort, de mensheid heeft geen uitbarsting van militaire spanningen en botsingen kunnen voorkomen: het einde van de rivaliserende blokken betekende het einde van de discipline, die ze in hun respectievelijke territoria hadden kunnen opleggen. Sindsdien wordt de wereldwijde imperialistische arena gedomineerd door de poging van de eerste wereldmacht om zijn leiderschap over de wereld, en op de eerste plaats over haar oude bondgenoten, te bevestigen. De 1e Golfoorlog, in 1991, had  dit reeds als doel, maar de geschiedenis van de jaren 1990, in het bijzonder de oorlog in Joegoslavië, heeft het bankroet van deze ambitie aangetoond. De “oorlog tegen het wereldterrorisme”, uitgeroepen door Verenigde Staten na de aanslag van 11 september 2001, moest een nieuwe poging vormen om hun leiderschap te bevestigen, maar hun wegzakken in het moeras van Afghanistan en in Irak heeft opnieuw onderstreept dat ze niet in staat zijn hun leiderschap te herstellen.

7. Deze mislukkingen van de Verenigde Staten hebben deze mogendheid niet ontmoedigd om haar politiek offensief, dat ze sinds het begin van de jaren 1990 voert en die haar tot de belangrijkste factor van instabiliteit op wereldvlak maakt, voort te zetten. Zoals de resolutie van het voorgaande congres zei: “Ten opzichte van deze situatie, konden Obama en zijn regering niets anders doen dan de oorlogspolitiek van hun voorgangers voort te zetten”(…) “als Obama van plan was om de Amerikaanse krachten terug te trekken uit Irak, dan was dat om hun betrokkenheid in de Afghanistan et au Pakistan te versterken”. Dat werd onlangs geïllustreerd door de executie van Ben Laden door een Amerikaans commando op Pakistaans grondgebied. Deze “heldhaftige” operatie had, met het oog op de Amerikaanse verkiezingen over anderhalf jaar, duidelijk een electoraal doel. Ze had namelijk tot doel om de kritiek van de republikeinen te pareren, die Obama verweten dat hij te weekhartig was in de bevestiging van de superioriteit van de Verenigde Staten op militair vlak. Deze kritiek werd steeds radicaler tijdens de interventie in Libië, waar de leiding van de operatie overgelaten werd aan het Frans-Britse tandem. Deze operatie betekende ook, na 10 jaar Ben Laden de rol van slechterik te hebben laten opvoeren, dat het tijd werd om er zich van te ontdoen zoniet het risico te lopen als machteloos te worden aanzien. Door de uitvoering van deze operatie, bewees de Amerikaanse macht dat zij de enige is die over de militaire, technologische en logistieke middelen beschikt om dit soort operaties tot een goed einde te brengen, juist op een moment dat Frankrijk en Groot-Brittannië zich afbeulen om hun anti-Khadaffi-operatie tot een goed einde te brengen. Ze beduidde aan de wereld dat ze niet aarzelt de “nationale soevereiniteit” van “een bondgenoot” te schenden, en dat ze van plan is de regels van het spel te bepalen overal waar zij dat nodig acht. Tenslotte slaagde ze er in om het merendeel van de regeringen in de wereld te verplichten, vaak om hun eigen hachje te redden, om de betekenis van dit wapenfeit begroeten.

8. De geslaagde roemrijke operatie door Obama in Pakistan zal hem op geen enkele manier in staat stellen de situatie in de regio te stabiliseren. Met name in Pakistan zelf, omdat daar de vernedering van  de “nationale trots” een opleving van oude conflicten tussen de verschillenden sectoren van de bourgeoisie en van het staatsapparaat wordt geriskeerd. Eveneens zal de moord op Ben Laden de Verenigde Staten en andere landen, die betrokken zijn in Afghanistan, niet in staat stellen om de controle over het land terug te winnen en de autoriteit van de regering Karzaï te verstevigen, dat compleet ondermijnd wordt door corruptie en stammentegenstellingen. Meer algemeen zal het de Verenigde Staten niet in staat stellen een einde te maken aan de tendensen van het “ieder voor zich” en aan de contestatie van hun autoriteit als eerste wereldmacht, zoals die voortgaat zich te manifesteren. Dat hebben we onlangs gezien met de vorming van een reeks van verrassende punctuele bondgenootschappen: de toenadering tussen Turkije en Iran, het bondgenootschap tussen Iran, Brazilië en Venezuela (strategisch en anti-Amerika), tussen Israël en India (militair en doorbreken van het isolement), tussen China en Saoedi-Arabië (militair-strategisch), enzovoort.
In het bijzonder zal het China niet weten te ontmoedigen om haar imperialistische ambities, die haar recente statuut van industriële grootmacht haar verleent, te laten prevaleren. Het is duidelijk dat dit land, ondanks haar demografische en economische betekenis, absoluut niet over de militaire of technologische middelen beschikt, en niet klaar is om ze te hebben, om een nieuw hoofd van een blok te worden. Ze heeft echter de middelen om de Amerikaanse ambities te verstoren – in Afrika, in Iran, in Noord-Korea, of in Birma en haar steentje bij te dragen aan de groeiende instabiliteit, die de imperialistische verhoudingen karakteriseren. De “nieuwe wereldorde”, die 20 jaar geleden door George Bush senior gepredikt werd, en waarbij hij droomde dat ze onder bescherming van de Verenigde Staten stond, kan zich alleen maar steeds meer openbaren als een algemene “wereldchaos”, een chaos die door de stuiptrekkingen van de kapitalistische economie alleen nog maar kan verergeren.

De klassestrijd

9. Geconfronteerd met de chaos die de burgerlijke maatschappij op alle gebieden raakt– op het gebied van de economie, de oorlog en ook het milieu, zoals we onlangs in Japan hebben kunnen zien –, kan alleen het proletariaat een oplossing aandragen: HAAR oplossing, de kommunistische revolutie. De onoplosbare crisis van de kapitalistische economie, de toenemende stuiptrekkingen die ze gaat doormaken, vormen daar de objectieve voorwaarden voor. Aan de ene kant door de arbeidersklasse geen andere keuze te laten dan steeds meer haar strijd te ontwikkelen als antwoord op de dramatische aanvallen van de uitbuitende klasse. Aan de andere kant door haar in staat te stellen te begrijpen dat deze gevechten al hun betekenis krijgen als momenten van voorbereiding van haar beslissende confrontatie met een productiewijze – het kapitalisme - dat door de geschiedenis is veroordeeld, met als doel die  omver te werpen.
Maar, zoals de resolutie van het voorgaande internationale congres het zei: “De weg, die leidt tot de revolutionaire gevechten en de omverwerping van het kapitalisme, is nog lang en moeilijk. ( …) Opdat het bewustzijn van de mogelijkheid van de kommunistische revolutie aanzienlijk terrein kan winnen in de arbeidersklasse, is het noodzakelijk dat ze vertrouwen krijgt in eigen krachten, wat gebeurt door de ontwikkelingen van massale gevechten.”
Voor wat de onmiddellijke situatie betreft, preciseerde de resolutie dat “de belangrijkste vorm die deze aanval op dit moment aanneemt, die van de massale ontslagen, is in eerste instantie niet gunstig voor de ontwikkeling van dit soort van bewegingen. (…). Slechts in tweede instantie, wanneer ze in staat is de chantage van de bourgeoisie te pareren, wanneer het idee zich zal opdringen dat alleen de ééngemaakte en solidaire strijd de brutaliteit  van de aanvallen van de regerende klasse kan afremmen -namelijk wanneer deze zal proberen om de arbeiders de rekening te laten betalen van de enorme begrotingstekorten, die zich op dit moment ophopen met de reddingdplannen van de banken en deze ter  “stimulering” van de economie-, zal de arbeidersstrijd zich veel meer op grote schaal kunnen ontwikkelen.”

10. De twee jaar, die ons scheiden van het voorgaande congres, hebben dit vooruitzicht duidelijk bevestigd. Deze periode heeft geen gevechten van grote omvang gekend tegen de massale ontslagen en een ongekende toename van de werkloosheid, die de klasse van de meest ontwikkelden landen heeft moeten ondergaan. Wel zijn belangrijke strijdbewegingen zich beginnen ontwikkelen als gevolg van de aanvallen die direct door de regeringen zijn doorgevoerd in de toepassing van de plannen “van de gezondmaking van de publieke uitgaven”. Deze reactie is nog bescheiden, met name daar waar de bezuinigingsplannen de meest drastische vorm hebben aangenomen, zoals in Griekenland en Spanje bijvoorbeeld, waar de arbeidersklasse, in een recent verleden, toch bewijs heeft geleverd van een relatief belangrijke strijdbaarheid. Op een bepaalde manier lijkt de wreedheid van de aanvallen een gevoel van onmacht in de arbeidersklasse teweeg te brengen, temeer daar ze ondernomen worden door “linkse” regeringen. Paradoxaal genoeg, daar waar de aanvallen minder hard lijken te zijn, in Frankrijk bijvoorbeeld, kwam de strijdbaarheid het meest massaal tot uitdrukking in de beweging tegen de hervormingen van de pensioenen in de herfst van 2010.

11. Tegelijkertijd zijn de meest massale bewegingen, die we de laatste tijd gezien hebben, niet ontstaan in de meest geïndustrialiseerde landen, maar in de landen van de periferie van het kapitalisme, namelijk in een reeks Arabische landen. In het bijzonder in Tunesië en Egypte werd de bourgeoisie uiteindelijk ertoe genoodzaakt om de plaatselijke dictators te ontslaan, nadat zij had geprobeerd om deze bewegingen door een harde repressie te muilkorven. Deze bewegingen waren geen klassieke arbeidersgevechten, zoals die landen in het recente verleden al hebben gekend (bijvoorbeeld de strijd in Gafsa in Tunesië in 2008 of de massale stakingen in de textielindustrie in Egypte, in de zomer van 2007, die de actieve solidariteit van talrijke ander sectoren ontmoette). Ze hebben vaak de vorm aangenomen van sociale revoltes, waar allerlei lagen van de maatschappij in betrokken waren: arbeiders van de openbare en privé-sector, werklozen, maar ook kleine kooplui, handwerkslieden, vrije beroepen, schoolgaande jeugd, enzovoort. Daarom is het proletariaat, in de meeste gevallen, niet direct als en aparte kracht op het toneel verschenen (zoals dat bijvoorbeeld gebeurd is in de stakingen in de Egypte aan het einde van de revoltes), en nog minder als leidende kracht. Maar, aan de wortel van deze bewegingen (dat kwam tot uitdrukking in veel van de eisen die naar voren werden gebracht) ziet men fundamenteel dezelfde oorzaken als bij de arbeidersstrijd in de andere landen: de aanzienlijke verergering van de crisis, de toenemende ellende die het veroorzaakt onder de hele niet-uitbuitende bevolking. En als het proletariaat in het algemeen niet direct als klasse naar voren is gekomen in deze bewegingen, toch drukte het er in deze landen, waar ze een veelbetekenende invloed heeft, zijn stempel op. Vooral via de diepgaande solidariteit die zich in de revoltes manifesteerde, en in hun capaciteit blinde gewelddadige acties van hun kant te voorkomen, ondanks de verschrikkelijke onderdrukking die ze hebben moeten ondergaan. In ieder geval, toen de bourgeoisie in Tunesië en Egypte uiteindelijk besloot om, op voorschrift van de Amerikaanse bourgeoisie, zich te ontdoen van de oude dictators, dan is dat voor een groot deel het gevolg geweest van de aanwezigheid van de arbeidersklasse in deze bewegingen. Een van de bewijzen, in het negatief, van deze werkelijkheid, is de afloop van de bewegingen die in Libië plaatsvindt: niet de omverwerping van de oude dictator Kadhafi, maar gewapende confrontaties tussen burgerlijke klieken, waar de uitgebuiten als kanonnenvoer in zijn gemobiliseerd . In dit land wordt een groot deel van de arbeidersklasse gevormd door immigranten (Egyptenaren, Tunesiërs, Chinezen, Bengalen, mensen ten zuiden van de Sahara) wier belangrijkste reactie erin bestond te vluchten voor de onderdrukking, die vanaf de eerste dagen met geweld werd ontketend.

12. De oorlog, waar de beweging in Libië op uitdraaide met het betreden van het slagveld door de NAVO-landen, heeft de bourgeoisie in staat gesteld misleidingscampagnes te ontwikkelen in de richting van de arbeiders van de ontwikkelde landen, wier spontane reactie was om zich solidair te voelen met de manifestanten in Tunesië en Caïro en om hun moed en vastberadenheid te begroeten. In het bijzonder de massale aanwezigheid van de jonge generatie in de beweging, vooral de jongere scholieren, voor wie de toekomst zich voordoet onder het sinistere vooruitzicht van de werkloosheid en de ellende, was een afspiegeling van de recente bewegingen die de schoolgaande jeugd in de verschillende Europese landen de laatste tijd in beweging had gebracht: de beweging tegen de CPE en Frankrijk in de lente van 2006, de revoltes en stakingen in Griekenland aan het eind van 2008, de stakingen en manifestaties van de scholieren en studenten in Groot-Brittannië aan het eind van 2010, de studentenbewegingen in Italië in 2008 en in de Verenigde Staten in 2010, enzovoort). Deze campagnes van de bourgeoisie om, in de ogen van de arbeiders in de andere landen, de revoltes van Tunesië en Egypte van hun betekenis te ontdoen, is natuurlijk gemakkelijker gemaakt door de illusies die nog zwaar wegen op de arbeidersklasse van deze landen: vooral de nationalistische, democratische en syndicalistische illusies, zoals dat ook het geval was met de strijd van het proletariaat in Polen in 1980-1981.

13. Deze beweging, van 30 jaar geleden, heeft de IKS in staat gesteld zijn kritiek op de theorie van de “zwakke schakel”, met name ontwikkeld door Lenin op het moment van de Russische revolutie, te formuleren. Zich baserend op de standpunten die door Marx en Engels waren ontwikkeld, had de IKS op dat moment naar voren gebracht, dat het de centrale landen van het kapitalisme en in het bijzonder de oude industriële landen van West-Europa zouden zijn, die het signaal tot de proletarische wereldrevolutie gaan geven. Want de concentratie van het proletariaat in deze landen en nog meer zijn historische ervaring, geven hem de beste wapens in handen om de meest geavanceerde ideologische valstrikken, die reeds lange tijd door de bourgeoisie in werking zijn gezet, te ontwijken. Zo zal een van de fundamentele stappen van de wereldarbeidersklasse in de toekomst bestaan, niet alleen in de ontwikkeling van de massale strijd in centrale landen van West-Europa, maar ook in haar capaciteit de valstrikken van de democratie en de vakbonden te ontwijken, vooral door het in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf. Deze bewegingen vormen een baken voor wereldarbeidersklasse, en ook voor die van de belangrijkste kapitalistische natie, de Verenigde Staten, waar de onderdompeling in een groeiende ellende, een ellende die inmiddels al tientallen miljoenen arbeiders treft, de “Amerikaanse droom” zal veranderen in een waarlijke nachtmerrie

IKS / 2011.05.15

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Congres Resoluties [2]

Theoretische vraagstukken: 

  • Economie [3]
  • Imperialisme [4]

De mobilisatie van de Verontwaardigden in Spanje en zijn weerslag in de wereld: een veelbelovende beweging voor de toekomst

  • 1988 keer gelezen

De beweging van '15-M' in Spanje – een naam die ontleend is aan de datum waarop ze opgericht is, 15 mei – is een gebeurtenis van groot belang met ongeziene kenmerken. In dit artikel willen wij de meest markante episodes beschrijven en telkens de lessen en de perspectieven uiteenzetten, die er voor de toekomst uit getrokken kunnen worden.
Door verslag uit te brengen van wat er werkelijk gebeurd, is kunnen we een noodzakelijke bijdrage leveren tot het begrijpen van de dynamiek, die de internationale klassenstrijd aanneemt. Het zijn de massale bewegingen van vandaag, die de arbeidersklasse zullen helpen om opnieuw zelfvertrouwen te krijgen en haar de middelen zullen aanreiken een perspectief te bieden aan deze zieltogende maatschappij (1).



De 'No Future' van het kapitalisme, vormt de achtergrond van de '15-M' beweging

Het woord 'crisis' bevat een dramatische gevoelswaarde voor miljoenen mensen, die getroffen door een lawine van ellende die gaat van de verslechtering van de levensomstandigheden, zoals een onbepaalde periode van werkloosheid en de precariteit en die niet de minste dagelijkse stabiliteit waarborgen, tot de meest extreme situaties die rechtstreeks leiden tot armoede en honger (2).

Maar de afwezigheid van een toekomst is nog beklemmender. Zoals gesteld in het communiqué van de Algemene vergadering (AV) van de gearresteerden van Madrid (3) die, zoals wij verder zullen zien, de vonk was die de beweging deed ontvlammen: “wij staan tegenover een horizon die verstoken is van de minste hoop en zonder toekomst, die ons in staat stelt om rustig te leven en ons te wijden aan wat wij graag doen” (4). De OESO verklaart dat het 15 jaar zal duren voordat Spanje weer het tewerkstellingspeil van 2007 bereikt zal hebben – een bijna gehele baanloze generatie! Als er gelijkaardige cijfers afgeleid kunnen worden voor de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, dan kan men zich realiseren in welke mate deze maatschappij terecht gekomen is in een eindeloze spiraal van ellende, van werkloosheid en van barbarendom.

De beweging in Spanje is, op het eerste gezicht, gepolariseerd rond het overheersende tweepartijen systeem (twee partijen, rechts de PP (Volkspartij) en links de PSOE (de Socialistische Arbeiderspartij), die 86% van de verkozen gedelegeerden vormen) (5). Deze factor speelt een rol in verband met de gebrek aan toekomst. In een land waar rechts de reputatie heeft gevestigd autoritair, arrogant en anti-arbeider te zijn, heeft een brede waaier van sectoren van de bevolking met argwaan toegezien hoe, met de aanvallen van de regering van de valse vrienden – de PSOE –, de openlijke vijanden – de PP – zich voor jaren hun macht dreigden te vestigen, zonder enig alternatief op het vlak van het electorale spel. Dit weerspiegelt voor hen de algemene blokkade van de maatschappij.

Dit gevoel wordt nog versterkt door de houding van de vakbonden, die begonnen met de oproep tot een 'algemene staking' op 29 september, die niet veel meer was dan wat machtsvertoon, maar die vervolgens met de regering in januari 2011 een Sociaal Akkoord sloten, dat de wrede hervorming van de pensioenen beklonk en de deur dichtsloeg voor elke mogelijkheid tot massale mobilisering onder hun leiding.

Aan deze factoren heeft zich een diepgaand gevoel van verontwaardiging toegevoegd. Een van de gevolgen van de crisis, zoals dat werd verwoord op een Algemene Vergadering in Valencia, was dat “de weinigen, die veel bezitten, nog minder zijn geworden en nog meer bezitten, terwijl het grote aantal dat weinig bezit nog talrijker is geworden en steeds maar minder bezit”. De kapitalisten en hun politieke handlangers worden steeds arroganter, vraatzuchtiger en corrupter. Zij aarzelen niet om onmetelijke rijkdommen op te stapelen, terwijl zich rondom hen de ellende en troosteloosheid uitbreiden. Dat alles maakt, meer nog dan welke uitleg ook, duidelijk dat er sociale klassen bestaan en dat wij geen 'gelijke burgers' zijn.

Als reactie op deze ontwikkelingen, zijn er sinds eind 2010 er collectieven ontstaan. Ze onderstreepten dat men zich op straat moet verenigen, buiten de partijen en vakbonden om moet ageren, zich organiseren in Algemene Vergaderingen… De oude mol, die Marx zich voor de geest had, werkte in het binnenste van de maatschappij aan een ondergrondse rijping, die in de maand mei openlijk tot uitbarsting kwam! De mobilisering van de 'Jongeren Zonder Toekomst' in de maand april bracht in Madrid 5.000 jongeren bijeen. Het succes van de betogingen van de jongeren in Portugal – de ‘Generação à Rasca’ (generatie op drift) – die meer dan 200.000 man op de been bracht, en het zeer populaire voorbeeld van het Tahrir-plein in Egypte, waren trouwens een stimulans voor de beweging.

De Algemene Vergaderingen: een eerste blik op de toekomst

Op 15 mei riep een kartel van meer dan 100 organisaties – dat de 'Democracia Real Ya' (DRY: Echte Democratie Nu) gedoopt werd (6) –in de grote steden van de provincie op tot betogingen 'tegen de politici' en eiste een 'echte democratie'.

Kleine groepen jongeren (werklozen, precairen en studenten), die het niet eens waren met de rol van uitlaatklep voor de sociale ontevredenheid, die de organisatoren de beweging hen wilden laten spelen, probeerden een kampeerplaats op te zetten op het centrale plein van Madrid, Granada en andere steden om de beweging verder te zetten. DRY viel hen af en liet de politietroepen zich uitleven in een wrede repressie, die vooral plaatsvond op de politiebureaus. Desondanks vormden diegenen, die er het slachtoffer van geweest waren, een ‘Bijeenkomst van Gearresteerden’ van Madrid en zij stelden snel een communiqué op dat onverbloemd de vernederende behandelingen door de politie aanklaagde. Dit maakte een diepe indruk en moedigde talrijke jongeren aan om zich op de kampeerplaats te vervoegen.

Op dinsdag 17 mei, toen de DRY probeerde om de kampeerplaatsen te reduceren tot een symbolische rol van protest, drong de enorme massa, die was toegestroomd, aan tot het houden van vergaderingen. Woensdag en donderdag breidden de massale vergaderingen zich uit over meer dan 73 steden. Er werden interessante gedachten geuit, weloverwogen voorstellen gedaan, die gingen over alle aspecten van het sociale, economische, politieke en culturele leven. Niets menselijks was vreemd aan deze onmetelijke geïmproviseerde agora!

Een Madrileense manifestante zei: “het beste aan de vergaderingen is dat men er het vrije woord heeft, dat de mensen elkaar begrijpen, men kan hardop nadenken, duizenden onbekenden kunnen tot een akkoord komen. Is dat niet prachtig?”. De vergaderingen waren een heel andere wereld, helemaal tegengesteld aan de sombere sfeer die er heerst in de stembureaus en mijlenver van het marketing-enthousiasme tijdens de verkiezingsperiodes:

“Kameraadschappelijke begroetingen, kreten van enthousiasme en verrukking, vrijheidsgezangen, vrolijk gelach, plezier en het overbrengen van vreugde: een heel concert dat men kon horen in deze menigte van duizenden mensen die van 's morgens tot 's avonds door de stad kwamen en gingen. Er heerste een euforische stemming ; men zou bijna geloven dat een nieuw en beter leven was begonnen op aarde. Een diep ontroerend schouwspel en tegelijkertijd idyllisch en aandoenlijk” (7).

Duizenden mensen discussieerden gepassioneerd in een atmosfeer van diep respect, bewonderenswaardig ordelijk en aandachtig luisterend. Uitgaande van een verontwaardiging en bezorgdheid om de toekomst, waren zij vooral verenigd door de wil om de oorzaken ervan te begrijpen. Vandaar de inspanning voor het debat, voor de analyse van een massa aan vragen, van honderden vergaderingen en het opzetten van straatbibliotheken ... Een inspanning, die schijnbaar geen concreet resultaat opleverde, maar die de geesten in hevige beroering bracht en  kiemen van bewustzijn heeft gezaaid op de velden van de toekomst.

Subjectief beschouwd berust de klassenstrijd op twee pilaren: aan de ene kant het bewustzijn, aan de andere kant het vertrouwen en de solidariteit. Ook wat het laatste aspect betreft zijn de vergaderingen  beloftevol voor de toekomst: de menselijke banden die geweven werden, de stroom van empathie die de pleinen animeerde, de solidariteit en de eenheid die opbloeiden, waren even belangrijk als het nemen van beslissingen of het eens worden over een eis. De politici en de pers waren in alle staten. Zij eisten, met het immediatisme en het utilitarisme dat zo kenmerkend is voor de burgerlijke ideologie, dat de beweging haar eisen zou samenvatten in een 'protocol', dat DRY probeerde om te vormen tot 'Tien Geboden', waarin alle belachelijke en zoutloze democratische maatregelen vervat zaten, zoals open kandidatenlijsten, wetgevende volksinitiatieven en de hervorming van de kieswet.

De verwoede tegenstand, waarop deze overhaaste maatregelen botsten, heeft aangetoond in welke mate de beweging een uiting was van de klassenstrijd. In Madrid schreeuwden de mensen: “Wij gaan niet traag, want wij gaan heel ver!”. In een open brief aan de vergaderingen, zei een groep uit Madrid: “Het moeilijkste is samen te vatten wat onze betogingen willen. Wij zijn er van overtuigd dat het niet lichtvaardig is, zoals de politici en allen die, uit eigenbelang, willen dat er niets verandert of, beter gezegd, allen die enkele details willen veranderen opdat alles hetzelfde zou blijven. Ook als we plotseling een pakket van eisen voorstellen in de trant van 'Grenelle', zullen we er niet in slagen te samen te vatten waarom we strijden. Onze revolte zal zich niet uiten en versterken via het scheppen van een klein pakket van eisen” (8).

De inspanning om de oorzaken te begrijpen van een dramatische en onzekere toekomst, en het vinden van een vorm van strijd die er op aansluit, is het belangrijkste doel geweest van de vergaderingen. Vandaar dat hun uitvoerige beraadslagingen allen in de war brachten, die hoopten op een strijd die geconcentreerd zou zijn op beperkte eisen. De inspanningen tot overdenking van ethische, culturele, artistieke en literaire thema's (er waren tussenkomsten in de vorm van liederen en gedichten) heeft het bedrieglijke gevoel doen ontstaan dat het ging om een kleinburgerlijke beweging van 'verontwaardigden'. Wij moeten hier het kaf van het koren scheiden. Deze laatste is natuurlijk ook zeker en vast aanwezig in de democratische en staatsburgerlijke vorm waarin haar bekommernissen dikwijls gegoten waren. Maar deze zijn dikwijls van goede aard, want de revolutionaire omwenteling van de wereld steunt op en stimuleert tegelijkertijd tot een reusachtige culturele en ethische verandering; “de wereld en het leven veranderen door onszelf te veranderen”, dat was de leuze die Marx en Engels meer dan anderhalve eeuw geleden in de Duitse Ideologie neerschreven: “ ...Zowel voor het ontstaan van het communistisch bewustzijn op massale schaal, als voor het welslagen van de zaak zelf is een massale verandering van de mensen nodig, een verandering die alleen in een praktische beweging, in een revolutie kan plaatsvinden; de revolutie is dus noodzakelijk, niet alleen omdat de heersende klasse op geen enkele andere manier omvergeworpen kan worden, maar ook omdat de klasse die haar omverwerpt er alleen in een revolutie in kan slagen zich van heel de oude troep te bevrijden en in staat kan zijn de maatschappij op een nieuwe grondslag te stellen."(9).

De massale vergaderingen waren een eerste poging tot antwoord op een algemeen probleem van de maatschappij, dat wij al meer dan 20 jaar geleden aangetoond hebben: de sociale ontbinding van het kapitalisme. In de 'Stellingen over de ontbinding', die wij geschreven hebben (10), stipten wij de tendens aan tot ontbinding van de ideologie en de bovenbouw van de kapitalistische maatschappij en de daarmee gepaard gaande, de toenemende ontwrichting van de sociale verhoudingen die ook de bourgeoisie en kleinburgerij aantasten. De arbeidersklasse ontsnapt er evenmin aan, door het feit dat zij er mee in aanraking komt. Wij waarschuwden in dit document tegen de gevolgen van een dergelijke gang van zaken: “1. de solidariteit en collectieve actie , die geconfronteerd wordt met de versplintering van het 'bekijkt het maar’ ; 2. de noodzaak van organisatie botst met ontbinding, desintegratie van relaties, die de basis van het sociale leven vormen ; 3. het vertrouwen van het proletariaat in de toekomst en in de eigen kracht, dat voortdurend bedreigd wordt door de wanhoop en het nihilisme, die overal in de maatschappij aanwezig zijn ; 4. het bewustzijn, de helderheid, de samenhang van het denken, de drang naar theoretisch begrip, die zich een weg moeten banen tussen de vlucht in illusies, drugs, sekten, mysticisme, de afwijzing of vernietiging van het denken, alle zo karakteristiek voor ons tijdperk” (Zie: Internationale Revue nr. 13, NL, p. 22, kolom 2).

De massale vergaderingen in Spanje laten zien, net zoals door diegenen die ontstonden tijdens de beweging van de studenten in Frankrijk in 2006 (11), dat de sectoren die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de ontbinding – de jongeren, de werklozen, door het feit dat zij weinig werkervaring hebben opgedaan – toch vooraan staan in deze vergaderingen en bij de inspanningen tot bewustwording enerzijds en de solidariteit en empathie anderzijds.

Om al deze redenen zijn de massale vergaderingen een voorloper geweest van wat ons te wachten staat. Het kan als onbetekenend overkomen bij diegenen die verwachten dat het proletariaat zich, als een donderslag bij heldere hemel, duidelijk en zonder omwegen zou manifesteren als de revolutionaire klasse van de maatschappij. Vanuit historisch oogpunt en rekening houdend met de enorme moeilijkheden, die het ondervindt om dat doel te bereiken, vormt  het nochtans een goede start, aangezien het begonnen is om het subjectieve terrein serieus voor te bereiden.

Paradoxaal gezien zijn deze kenmerken ook de Achillespees gebleken van de '15-M' beweging, zoals zij tot uiting kwam in de eerste fase van haar ontwikkeling. Aangezien zij niet ontstaan is met een concreet doel, hebben de afmatting, de moeilijkheden om verder te gaan dan de eerste stap in de confrontatie van de ernstige problemen die zich stellen, zoals de afwezigheid van de omstandigheden waarin een proletariaat vanuit werksituatie de strijd aangaat, de beweging in een soort leegte gestort en naar een vaag terrein gedreven dat niet lang volgehouden kon worden. En zo heeft DRY geprobeerd om haar 'gemakkelijke' en 'realiseerbare' doelstellingen, die slechts utopisch en reactionair zijn, op te dringen..

De valstrikken die de beweging heeft moeten trotseren

Bijna twintig jaar lang is het wereldproletariaat door een woestijn gegaan waarin, geen massale strijd bestond en vooral een verlies aan zelfvertrouwen en aan haar eigen identiteit als klasse (12). Zelfs indien deze desoriëntatie zich vanaf 2003, met het optreden van veelzeggende strijd in een groot aantal landen en van een nieuwe generatie van revolutionaire minderheden, geleidelijk heeft opgelost, overheerst nog steeds het stereotype beeld van een arbeidersklasse 'die niet in beweging komt', die 'compleet afwezig' is.

De plotselinge uitbarsting van grote massa's in de sociale arena kon door dit gewicht uit het verleden alleen maar belemmerd worden, een moeilijkheid die toenam doordat er in de beweging sociale lagen aanwezig waren, die op weg waren naar proletarisering en dus kwetsbaar waren voor de democratische en staatsburgerlijke valstrikken. Daarbij kwam nog dat, aangezien de beweging niet was voortgekomen vanuit een strijd tegen een concrete maatregel, ze uitliep op een paradox, die niet nieuw is in de geschiedenis (13).  Het lijkt alsof de twee grote klassen in de maatschappij – het proletariaat en de bourgeoisie – een openlijke confrontatie vermeden hebben. Dit gaf de indruk van een vreedzame beweging, die 'de goedkeuring van iedereen' wegdroeg (14).

Maar is werkelijkheid was er vanaf de eerste dag al een confrontatie tussen de klassen. Reageerde de regering van de PSOE niet dadelijk met een wrede repressie tegen een handvol jongeren? Was het niet het snelle en gepassioneerde antwoord van de ‘Vergadering van de Geaareesteerden’ van Madrid die de beweging ontketende? Was het niet deze aankondiging die bij vele jongeren de ogen opende en die van toen af scandeerden “men noemt dat democratie, maar het heeft er niets mee te maken!”, een dubbelzinnig ordewoord, dat door een minderheid werd omgevormd tot “men noemt het dictatuur en het is er ook een!”?
Het 'vreedzame aspect' , dat uitging van de vergaderingen heeft al diegenen, die denken dat de klassenstrijd een opeenvolging is van 'sterke emoties', ertoe aangezet om te geloven dat deze niets meer waren dan een 'onschuldige oefening in grondwettelijk recht'. En het is zelfs mogelijk dat vele deelnemers ook dachten dat hun beweging zich daartoe beperkte.

Toch betekenen de massale vergaderingen op de openbare pleinen, en het ordewoord 'Bezet het plein!' een regelrechte uitdaging van de democratische orde. De sociale verhoudingen, verheerlijkt door de wetten, bepalen dat de uitgebuite meerderheid zich bezighoudt met 'haar eigen zaken'. En als deze wenst deel te nemen aan de openbare zaken, dan moet ze maar gebruik maken van het stemrecht en het vakbondsprotest die haar atomiseren en nog meer individualiseren. Bijeenkomen, solidariteit beleven, collectief discussiëren, beginnen te handelen als een onafhankelijk sociaal lichaam, zijn in werkelijkheid een uiting van een onweerstaanbaar geweld tegen de burgerlijke orde.

De bourgeoisie heeft hemel en aarde bewogen om een einde te maken aan de vergaderingen. Voor de schijn werd er, met een walgelijke schijnheiligheid die haar kenmerkt, slechts lofuitingen en medeplichtige geknipoogd naar de ‘Verontwaardigden’, maar de feiten – en dat is wat echt van telt – weerleggen deze schijnbare inschikkelijkheid.
Wegens de op handen zijn van de verkiezingen – op zondag 22 mei – , besliste de Centrale Verkiezingsraad om de vergaderingen op zaterdag 21 mei in heel het land te verbieden, een dag die beschouwd werd als een 'dag van bezinning'.

Vanaf zaterdag 0 uur werd de kampeerplaats aan de Puerta del Sol omsingeld door een enorme menigte politie, maar die werd op haar beurt omsingeld door een reusachtige menigte, die de minister van Binnenlandse Zaken ertoe noopte om het bevel te geven tot terugtrekking. Meer dan 20.000 mensen bezetten toen het plein in een grote uitbarsting van vreugde. Ook daar zagen wij een andere verwikkeling in de confrontatie van de klassen, zelfs al werd ieder uitdrukkelijk geweld beperkt tot enkele woordenwisselingen.
DRY stelde voor om de kampeerplaatsen te behouden, maar dat men het stilzwijgen op de 'dag van bezinning' zou respecteren, en dus geen vergaderingen zou houden. Maar niemand luisterde er naar, en aan de vergaderingen van zaterdag, die formeel onwettig waren, namen meer mensen deel dan ooit. In de vergadering van Barcelona werden, als een  ironisch antwoord op de verkiezingsraad, borden getoond en in koor leuzen geroepen:“Wij denken na!”.

Op zondag de 22e, de dag van de verkiezingen, was er een nieuwe poging om een einde te maken aan de vergaderingen. DRY kondigde aan dat: “de doelstellingen zijn gehaald” en dat de beweging moest ophouden. Het gevatte antwoord was unaniem: “Wij zijn hier niet omwille van de verkiezingen!”. Op maandag 23 en dinsdag 24 bereikten de vergaderingen hun hoogtepunt, zowel wat het aantal deelnemers, als de rijkdom van de debatten betrof. De tussenkomsten, de ordewoorden, de bordjes tierden welig en getuigden van een diepgaande overdenking; “Waar is links? Achteraan rechts!”, “de stembussen kunnen onze dromen niet tegenhouden”, “600 Euro's per maand, dat is pas geweld!”, “Als u ons niet laat dromen, dan zullen wij u beletten om te slapen”, “Werkloos, dakloos, zonder angst!”, “Zij hebben onze grootouders belazerd, onze kinderen bedrogen, laat ze maar niet onze kleinkinderen bedotten”. Ze toonde ook een bewustwording aan omtrent de perspectieven: “Wij zijn de toekomst, het kapitalisme het verleden!”, “Alle macht aan de vergaderingen”, “Er is geen evolutie zonder revolutie!”, “De toekomst begint nu!”, “Geloof je nog dat het een utopie is?”.


Vanaf dat moment begonnen de vergaderingen verzwakken. Deels uit vermoeidheid, maar ook door het onophoudelijk bombardement van DRY om hun 'democratische Tien Geboden' aanvaard te krijgen. De punten van hun 'Tien Geboden' zijn verre van neutraal, ze zijn gericht tegen de vergaderingen. De meest 'radicale', 'het wetgevende volksinitiatief' (15) moest, behalve dat het een oneindig aantal parlementaire stappen vereist, die de meest vasthoudenden zou ontmoedigen, vooral het massale debat vervangen, waarbij allen zich deelgenoot kunnen voelen van een collectief lichaam. In plaats daarvan stellen ze individuele daden van protest, zuiver als burgers, opgesloten tussen de vier muren van het Ik (16).

De sabotage van binnen uit ging gepaard met repressieve aanvallen van buiten en toont zo aan hoe schijnheilig de bourgeoisie kan zijn wanneer zij beweert dat de vergaderingen 'een grondwettelijk recht op bijeenkomst' zijn. Op vrijdag de 27e haalde de Catalaanse deelregering – in overleg met de centrale regering – een krachttoer uit: de 'Mossos de Esquadra' (regionale politie-eenheid) bestormden de Plaça Catalunya in Barcelona en gingen over tot een wrede repressie, veroorzaakten talrijke gewonden en deden veelvuldige aanhoudingen. De vergadering van Barcelona, die tot dan toe het meest richting klasse-standpunten ging – werd in de val gelokt van de klassieke democratische eisen: petities om het ontslag te eisen van de adviseur van Binnenlandse Zaken, afwijzing van de 'uitzonderlijke' repressie (17), een eis van een 'democratische controle op de politie'. Deze ommekeer was des te duidelijker, omdat ze toegaf aan het nationalistische gif en het 'recht op zelfbeschikking' in haar eisenpakket opnam.

In de week van 5 tot 12 juni verveelvoudigden de beelden van repressie zich: Valencia, Santiago de Compostela, Salamanca,... De meest wrede slag vond nochtans plaats in Barcelona. Het Catalaanse parlement bediscussieerde een zogenaamde wet Omnibus, die geweldig zou snijden in de sociale uitgaven, in het bijzonder in de sectoren van het onderwijs en de gezondheidszorg (waaronder 15.000 ontslagen in deze laatste sector). Geheel buiten de dynamiek van de discussie in de vergaderingen van de arbeiders, riep DRY op tot een 'vreedzame betoging', die er in bestond om het parlement te omsingelen om 'de afgevaardigden te beletten om deze onrechtvaardige wet te gaan stemmen'. Het ging om een typisch zuiver symbolische actie die zich, in plaats van de wet en de instellingen te bestrijden, waardoor ze was opgemaakt, richtte tot het 'geweten' van de afgevaardigden. De betogers, die op die manier in de val werden gelokt, restte slechts de valse keuze: ofwel het burgerlijk terrein en het machteloos en passief gejammer van de meerderheid, ofwel zijn tegenhanger, het 'radicale' geweld van een minderheid.

De scheldpartijen en het getrek van enkele afgevaardigden waren de aanleiding tot een hysterische campagne, die de 'geweldplegers' criminaliseerde (en iedereen die een klasse-standpunt verdedigde, werd over dezelfde kam geschoren) en riep op tot 'de verdediging van de bedreigde democratische instellingen'. Om de cirkel te sluiten spreidde DRY nog eens zijn pacifisme ten toon door van de betogers te eisen dat zij geweld zouden gebruiken tegen de 'gewelddadige' elementen (18) en ging daarbij nog verder: DRY vroeg de betogers openlijk de 'geweldplegers' aan de politie uit te leveren en voor deze laatsten te applaudisseren vanwege hun 'goede en trouwe diensten'!

De betogingen van 19 juni en de uitbreiding naar de arbeidersklasse

Vanaf het begin heeft de beweging twee tendensen in zich gedragen: een zeer brede burgerlijke tendens, gevoed door verwarringen en twijfels, als gevolg van zijn heterogene maatschappelijke aard en zijn tendens om de directe confrontatie te ontvluchten. Maar er was ook een proletarische tendens, die tot uiting kwam in de vergaderingen (19) en via de altijd aanwezige tendens 'om zich tot de arbeidersklasse te richten'.

In Barcelona, werd actief aan de vergadering deelgenomen door de brandweer, door de arbeiders van de telecommunicatie en van de gezondheidszorg, door de studenten van de universiteit, die gemobiliseerd waren tegen de sociale bezuinigingen. Ze richtten een comité op voor de uitbreiding en de algemene staking, waarbij de debatten heel geanimeerd waren en organiseerden een netwerk van verontwaardigde arbeiders van Barcelona, die voor zaterdag 11 juni een vergadering van bedrijven in strijd  bijeenriep, en vervolgens een Samenkomst op zaterdag 3 juli. Vrijdag 3 juni betoogden werklozen en werkenden samen op de Plaça Catalunya achter een spandoek waarop stond: “Weg met de vakbondsbureaucratie ! Algemene Staking!”. In Valencia ondersteunde de vergadering een betoging van de arbeiders van het openbaar vervoer en ook een wijkbetoging tegen de bezuinigingen in het onderwijs. In Zaragoza voegden de arbeiders van het openbaar vervoer zich bij met enthousiasme de vergadering (20). De vergaderingen beslisten er om wijkvergaderingen te houden (21).

In de betoging van 19 juni kende de 'proletarische tendens' een nieuwe impuls. Het waren de vergaderingen van Barcelona, Valencia en Malaga, die tot deze betoging hadden opgeroepen en waren gericht tegen de bezuinigingen in de sociale sector. DRY probeerde haar van haar proletarische aard te ontdoen door enkel democratische ordewoorden voor te stellen. Dit lokte een reactie uit, die in Madrid geconcretiseerd werd door het spontane initiatief om bij het parlement te gaan betogen tegen de sociale bezuinigingen, een betoging die 5 000 man op de been bracht. Bovendien was er een Coördinatie van wijkvergaderingen van het zuidelijk deel van Madrid. Deze was ontstaan uit de mislukking van de staking van 29 september 2010, die erg leek op de algemene interprofessionele vergaderingen die in het vuur van de gebeurtenissen van de herfst van 2010 ontstonden in Frankrijk. Ze lanceerde een oproep: “Laten wij vanuit de bevolking en de arbeiderswijken van Madrid naar het parlement trekken waar, zonder ons te raadplegen, beslist wordt tot bezuinigingen in de sociale sector, om te zeggen: basta! (...) Dit initiatief spruit voort uit een opvatting van arbeidersstrijd, vertrekkend van vergaderingen aan de basis, tegen diegenen die de beslissingen nemen achter de rug van de arbeiders om, zonder deze aan hun ter goedkeuring voor te leggen. Omdat de strijd lang is, moedigen wij jullie aan om je te organiseren in locale of wijkvergaderingen, zoals op de werk- en studieplaatsen”.

De betogingen van 19 juni vormden een echt succes, de deelname was in 60 steden massaal, maar hun inhoud was nog belangrijker. Het was een antwoord op de brutale campagne tegen de 'geweldplegers'. Als uitdrukking van een rijping, gegroeid uit talrijke debatten in de meest actieve milieus (22), was het ordewoord dat, zoals in Bilbao, het meest overgenomen werd:“Geweld is, op het einde van de maand, de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen!” en in Valladolid: “Geweld is ook werkloosheid en uitzettingen”.

Toch was het vooral de betoging van 19 juni in Madrid die een complete draai vormde naar een toekomstperspectief. Er was toe opgeroepen door een organisatie, die direct verbonden is aan de arbeidersklasse en was ontstaan uit haar meest actieve minderheden (23). Het thema van de samenkomst was: “Laten wij samen opstappen tegen de crisis en tegen het kapitaal”. De eisen waren: “Neen tegen de kortingen op lonen en pensioenen; voor de strijd tegen de werkloosheid: de arbeidersstrijd, tegen de prijsverhogingen, voor loonsverhogingen, voor de verhoging van de belastingen van meest verdienenden, ter verdediging van de openbare diensten, tegen de privatisering van de gezondheid en de opvoeding... Leve de eenheid van de arbeidersklasse!” (24).

Een collectief van Alicante aanvaardde hetzelfde Manifest. In Valencia verdeelde een 'Autonoom en anti-kapitalistisch Blok' van meerdere zeer actieve collectieven in de vergaderingen een Manifest dat stelde: “Wij willen een antwoord op de werkloosheid. Dat werklozen, precairen, zwartwerkers, bijeen komen in vergaderingen, dat ze collectief beslissen over hun eisen en dat deze ingewilligd worden. Wij vragen de intrekking van de wet van de hervorming van de Arbeidscode en die welke het toestaat om sociale plannen op te stellen zonder controle en met een vergoeding van 20 dagen. Wij vragen de intrekking van de wet op de hervorming van de pensioenen want, na een leven van ontberingen en ellende, willen wij niet verzuipen in nog meer ellende en onzekerheid. Wij eisen dat de uitzettingen stoppen. De menselijke behoefte aan een woning staat boven de blinde marktwetten en de winsthonger. Wij zeggen NEEN tegen de bezuinigingen in de gezondheidzorg en het onderwijs,, NEEN tegen de nakende ontslagen, die worden voorbereid door de regionale regeringen en de gemeenten als resultaat van de laatste verkiezingen” (25).

De betoging van Madrid werd georganiseerd in meerdere colonnes, die vertrokken vanuit zeven verschillende voorsteden of wijken van de rand van de stad. Naarmate de colonnes vorderden, sloot een steeds talrijkere menigte zich erbij aan. Deze menigtes namen de arbeiderstraditie van de stakingen over van 1972-76 in Spanje (maar ook de traditie van 1968 in Frankrijk) waar, vertrekkend van een arbeidersconcentratie of een 'speerpunt'-bedrijf, zoals destijds Standard van Madrid, de betogers konden zien hoe een groeiende massa van arbeiders, bewoners, werklozen en jongeren zich bij hen voegde, en hoe heel deze massa samenstroomde naar het centrum van de stad. Deze traditie was trouwens al eens opnieuw opgedoken in de strijd in Vigo van 2006 en 2009 (26).
In Madrid, riep het Manifest, dat voorgelezen werd tijdens de massabijeenkomst, op tot het houden van “vergaderingen ter voorbereiding van de algemene staking”, wat ontvangen werd met massale kreten over “Leve de arbeidersklasse!”.

De behoefte aan een weloverwogen enthousiasme

De betogingen van 19 juni lokten een gevoel van enthousiasme uit; een manifestante in Madrid verklaarde: “De sfeer was als van een echt feest. Wij stapten samen op, heel uiteenlopende mensen en van alle leeftijden: jongeren van rond de 20, gepensioneerden, families met hun kinderen, andere mensen die nog anders waren... en dat terwijl mensen op hun balkon kwamen staan om ons toe te juichen. Ik ben uitgeput thuis gekomen, maar met een brede glimlach. Niet alleen had ik het gevoel te hebben bijgedragen tot een juiste zaak, maar daarbovenop heb ik iets buitengewoons meegemaakt”. Nog een andere zei: “Het is werkelijk belangrijk om te zien hoe al deze mensen verzameld staan op één plein, praten over politiek of strijdend voor hun rechten. Heeft u niet de indruk dat wij bezig zijn om de straat terug te heroveren?”.

Na de eerste uitbarstingen, die gekenmerkt werden door vergaderingen 'die op zoek waren’, begint de beweging nu openlijk de strijd op te zoeken, ze begint te ontdekken dat de solidariteit, de eenheid, het opbouwen van een collectieve kracht, tot een goed einde kunnen leiden (27). Het idee begint zich te verspreiden dat “Wij sterk kunnen staan tegenover het kapitaal en zijn staat”, en dat de sleutel tot deze kracht gegeven zal worden doordat de arbeidersklasse zich in de strijd mengt. In de wijkvergaderingen van Madrid, was er een debat met als onderwerp het uitroepen van een algemene staking in oktober om 'de bezuinigingen in de sociale sector te verwerpen'. De vakbonden CCOO en UGT schreeuwden al luidkeels dat deze oproep 'onwettig' zou zijn en dat enkel zij bij machte waren om dat te doen, waarop vele sectoren luid en krachtig geantwoord hebben met: “enkel de massale vergaderingen kunnen daartoe oproepen”.

Wij mogen ons niet laten meeslepen in de euforie, want het aangaan van de strijd door arbeidersklasse zal geen gemakkelijke proces zijn. De illusies en verwarringen over de democratie, met als vertrekpunt de burger, de 'hervormingen', vooral als het nog versterkt wordt door de druk vanuit DRY, de politici, de media, die de twijfels en het immediatisme tot het zoeken naar 'snelle en tastbare resultaten' uitbuiten en aansporen, maar ook de schrik tegenover de omvang van de vraagstukken die gesteld worden, weegt nog zwaar door. Het is vooral van belang te begrijpen dat de mobilisatie van de arbeiders vanuit hun werkplaatsen vandaag werkelijk heel moeilijk is, vanwege het verhoogde risico op het verlies van werk en dan zonder inkomsten te raken, wat voor velen zou neerkomen op het overschrijden van de grens tussen een ellendig maar nog draaglijk bestaan en leven van ellende in uiterste armoede.

De democratische en vakbondscriteria beschouwen de strijd als een opsomming van individuele beslissingen. Zijn jullie dan niet ontevreden? Voelen jullie je dan niet vertrapt? Natuurlijk zijn jullie dat wel! Wel, waarom komen jullie dan niet in opstand? Was het maar zo eenvoudig, dat de arbeider maar te kiezen had uit 'moedig' of 'laf'; alleen tegenover zijn geweten, net zoals in een stemhokje! De klassestrijd volgt dit soort idealistische en vervalste schema niet. Zij is het resultaat van een kracht en van een collectief bewustzijn, die niet enkel voortspruiten uit een gevoel van onbehagen, dat voortkomt uit een onhoudbare situatie, maar ook vanuit de gewaarwording dat het mogelijk is om samen te strijden en dat er een minimum bestaat aan solidariteit en vastberadenheid om dat mogelijk te maken.

Een dergelijke situatie is het resultaat van een onderaards proces dat op drie pijlers rust: de organisatie in open vergaderingen, die het mogelijk maken om bewust te worden van de krachten waarover men beschikt en de weg die moet bewandeld worden om die te doen aangroeien; het bewustzijn om te bepalen en wat wij willen en hoe wij het kunnen verwerven; de strijdbaarheid tegenover het ondermijningswerk van de vakbonden en al hun misleidingsorganen.

Er is een proces op gang gekomen, het blijft moeilijk om te weten waar en wanneer het zal lukken. Een vergelijking kan ons daarbij eventueel helpen. Tijdens de grote massale staking van Mei 1968 (28), was er op 13 mei een reusachtige betoging in Parijs ter ondersteuning van de studenten die wreed onderdrukt werden. Het gevoel van kracht dat hieruit voortsproot, vertaalde zich vanaf de dag daarop in de uitbarsting van een reeks spontane stakingen, zoals bij Renault in Cléon en vervolgens in Parijs. Dit is niet gebeurd na de grote betogingen van 19 juni in Spanje. Waarom?

De bourgeoisie was in mei 1968 weinig politiek voorbereid op een confrontatie met de arbeidersklasse, de repressie goot enkel olie op het vuur. Vandaag kan zij in een groot aantal landen steunen op een superverfijnd apparaat van vakbonden, van partijen en kan zij ideologische campagnes ontplooien die precies gebaseerd zijn op de democratie, en die bovendien op een heel doeltreffende manier politieke munt slaan uit de selectieve repressie. Tegenwoordig vereist het ontstaan van een strijd een veel hoger peil van bewustzijn en solidariteit dan in het verleden.

In Mei 1968 stond de crisis nog maar in haar kinderschoenen, vandaag duwt ze het kapitalisme duidelijk in het slop. Deze toestand kan mensen van hun stuk brengen, maakt het beginnen van een staking moeilijk, al was het maar voor een 'eenvoudige' loonsverhoging. De ernst van de situatie maakt dat stakingen pas uitbreken 'als de beker overloopt',  maar dan moet daar uit de slotsom gemaakt kunnen worden dat 'het proletariaat enkel zijn ketenen te verliezen heeft en een wereld te winnen'.

Deze beweging kent geen grenzen

Ook al lijkt de weg langer en pijnlijker dan in Mei 1968, dan zijn de grondslagen ervan toch steviger. Eén grondslag, die doorslaggevend is, is het feit dat ze zich zien als deel van een internationale beweging. Na een hele periode van 'pogingen' met enkele massale bewegingen (de studentenbeweging in Frankrijk en de opstand van de jeugd in Griekenland in 2008) (29), volgen veel bredere bewegingen, die de mogelijkheid ontwaren de barbaarse hand van het kapitalisme te verlammen, elkaar nu alweer bijna negen maanden lang op: Frankrijk in de herfst van 2010, in Groot-Brittannië in november en december 2010, Tunesië, Egypte, Spanje en Griekenland in 2011.

Het bewustzijn dat de '15-M' beweging deel uitmaakt van deze internationale keten begint zich op embryonale wijze te ontwikkelen. De leuze “Deze beweging kent geen grenzen” werd overgenomen door een betoging in Valencia. Betogingen “voor een Europese Revolutie” werden georganiseerd door meerdere kampeerplaatsen. Er was er één op15 juni, ter ondersteuning van de strijd in Griekenland, en deze werden herhaald op de 29e. Op 19 juni begonnen hier en daar internationalistische leuzen op te duiken: een bordje waarop stond: “Gelukkige Wereldeenheid!” en een andere die in het Engels verkondigde: “World Revolution”.

Jarenlang kwam het, wat zij de 'globalisering van de economie' noemden, de bourgeoisie van links van pas om nationalistische reacties uit te lokken. Hun taalgebruik bestond er in om ten opzichte van de 'vaderlandsloze markten, 'de 'volkssoevereiniteit' te eisen. Zij stelden de arbeiders niets minder voor dan nationalistischer te zijn dan de bourgeoisie! Met de ontwikkeling van de crisis, maar ook dank zij de popularisering van Internet, van de sociale netwerken, enzovoort, begint de arbeidersjeugd deze campagnes tegen hun voorstanders te keren. Het idee vindt ingang dat 'de globalisering van de economie moet beantwoord worden met een internationale globalisering van de strijd', dat de strijd op wereldschaal het enig mogelijke antwoord is op de ellende in de wereld.

De '15 M' heeft een grote weerklank gekend op wereldvlak. Sinds enkele weken volgen de mobilisaties in Griekenland hetzelfde 'model' van massale vergaderingen op de belangrijke pleinen. Ze zijn bewust geïnspireerd op de gebeurtenissen in Spanje (30). Volgens Kaosenlared van 19 juni,  “is het de vierde zondag op rij dat duizenden mensen, van alle leeftijden, betogen op het Syntagmaplein voor het Griekse parlement, als gevolg van de oproep van de paneuropese beweging van de 'Verontwaardigden', om te protesteren tegen de bezuinigingsmaatregelen”.
In Frankrijk, in België, in Mexico, in Portugal vinden regelmatig, nog erg beperkte, vergaderingen plaats waar solidariteit tot uiting komt met de ‘Verontwaardigden’ en pogingen om het debat en het verzet te stimuleren. “In Portugal stapten, na een oproep van ‘Democracia Real Ya’, geïnspireerd door de Spaanse ‘Verontwaardigden’ een 300-tal, merendeels jongeren, zondagnamiddag door het centrum van Lissabon. De Portugese betogers stapten kalm op achter een spandoek waarop te lezen stond : “Spanje,Griekenland, Ierland,Portugal: onze strijd is internationaal!” (31).

De rol van de minderheden bij de voorbereiding van nieuwe strijd

De internationale schuldencrisis illustreert de werkelijkheid van de onoplosbare crisis van het kapitalisme. In Spanje, net zoals in andere landen, regent het frontale aanvallen en ziet men geen enkele adempauze in de nieuwe en steeds ergere stoten onder de gordel tegen onze levensomstandigheden. De arbeidersklasse moet zich verzetten en daarvoor moet zij steunen op de impuls die gegeven is door de vergaderingen van mei en van de betogingen van 19 juni.

Om dit verzet voor te bereiden, brengt de arbeidersklasse in haar midden actieve minderheden voort, kameraden die proberen te begrijpen wat er aan de hand is, die gepolitiseerd worden, die debatten, acties, bijeenkomsten, vergaderingen animeren. Ze proberen diegenen te overtuigen die nog twijfelen, brengen argumenten aan voor wie op zoek is. Zoals wij in het begin gezien hebben, hebben die minderheden bijgedragen tot het ontstaan van de '15M'-beweging.

Met haar bescheiden krachten heeft de IKS deelgenomen aan de beweging, door te proberen richtlijnen te geven.“Tijdens de vuurproef tussen de klassen, maakt men belangrijke en snelle fluctuaties mee, waar tegenover men zich moet weten te oriënteren, geleid door de beginselen en analyses, zonder er in te verdrinken. Men moet in de stroom van de beweging meegaan en weten hoe de 'algemene doelstellingen' te concretiseren om te beantwoorden aan de werkelijke bekommernissen van een strijd, om de positieve tendensen, die aan de oppervlakte komen,, te kunnen stimuleren en ondersteunen” (32). Wij hebben talrijke artikels geschreven die de verschillende fasen, waar de beweging doorheen is gegaan, proberen te begrijpen en waarin concrete, te verwezenlijken, voorstellen zijn gedaan: de opkomst van de vergaderingen en hun vitaliteit, het offensief van DRY tegen hen, de valstrik van de repressie, de betekenis die de betogingen van 19 juni, die een de ommekeer in de strijd betekenen. (33).

Een andere behoefte van de beweging is het debat. Daarom hebben wij een forum geopend op onze Spaanse webpagina 'Debates del 15-M', waar kameraden met uiteenlopende analyses en standpunten zich kunnen uiten. Een van onze andere prioriteiten is ook nog het samenwerken met andere collectieven en actieve minderheden. Wij hebben ons onder elkaar gecoördineerd en hebben deelgenomen aan gemeenschappelijke initiatieven met de 'Círculo Obrero de Debate' (Arbeiders-discussiekring) van Barcelona, met het 'Red de Solidaridad' (Solidariteitsnetwerk) van Alicante en met verschillende vergadercollectieven in Valencia.

Onze militanten zijn op concrete punten in de vergaderingen tussengekomen: de verdediging van de vergadering, het oriënteren van de strijd naar de arbeidersklasse, de stimulering van massale vergaderingen op de werk- en studieplaatsen, de verwerping van democratische eisen om ze te vervangen door de strijd tegen de bezuinigingen in de sociale sector, de onderstreping van de onmogelijkheid om het kapitalisme te hervormen of te democratiseren en, de enige realistische mogelijkheid, de vernietiging ervan (34). In de mate van onze mogelijkheden hebben wij ook deelgenomen aan wijkvergaderingen.

In navolging van '15 M', is de minderheid, die gunstig staat tegenover een oriëntatie naar de arbeidersklasse, verbreed en dynamischer en invloedrijker geworden. Nu komt het er op aan verenigd te blijven, een duidelijk debat te voeren, zich op nationaal en internationaal vlak te coördineren. Ten opzichte van het geheel van de arbeidersklasse moet er een standpunt verdedigd worden dat beantwoordt aan haar diepste behoeften en aspiraties: tegen de democratische leugen en aantonen wat er schuilgaat achter het ordewoord: “Alle macht aan de vergaderingen!” ; tegenover de eisen van democratische hervormingen wijzen op de consequente strijd tegen de sociale bezuinigingen; tegenover de illusoire ‘hervormingen’ binnen het kapitalisme uiteenzetten wat de hardnekkige en standvastige strijd is in het perspectief van de vernietiging van het  kapitalisme.

Het belangrijkste is dat er zich binnen dit milieu een debat en een strijd ontwikkelt. Een debat over talloze vraagstukken, die zich de laatste maanden hebben opgeworpen: Hervorming of Revolutie? Democratie of vergaderingen? Burgerbeweging of klassebeweging? Democratische eisen of eisen tegen de sociale bezuinigingen? Algemene staking of massastaking? Vakbonden of vergaderingen? Enzovoort. Een strijd voor het stimuleren van de zelforganisatie en de onafhankelijke strijd, maar vooral om te weten hoe de veelvuldige valstrikken, die vast en zeker voor ons gespannen zullen worden, verijdeld en overschreden kunnen worden.

C. Mir

Noten :
1. Zie: Internationale Revue nr.144 (Franse, Engelse, Spaanse versie), ‘Mobilisation sur les retraites en France, riposte étudiante en Grande-Bretagne, révolte ouvrière en Tunisie – Mobilisation sur les retraites en France, riposte étudiante en Grande-Bretagne, révolte ouvrière en Tunisie – L'avenir est au développement international et à la prise en main de la lutte de classe’ .
2. Een verantwoordelijke van Cáritas in Spanje, een kerkelijke NGO, die zich wijdt aan de armoede, signaleerde dat “wij het op dit ogenblik hebben over 8 miljoen mensen, die op het punt staan te worden uitgesloten  en 10 miljoen die onder de armoedegrens leven”.
Cf: https://www.burbuja.info/inmobiliaria/burbuja-inmobiliaria/230828-tenemo... [5].
18 miljoen mensen komt neer op éénderde van de bevolking van Spanje! Dit is duidelijk helemaal geen Spaanse bijzonderheid, want het levenspeil van de Grieken is in één jaar tijd met 8% gedaald.
3. Wij komen daar uitgebreid op terug in een volgende paragraaf.
4. Cf.https://es.internationalism.org/ccionline/2011/debate15M_comuni [6]. Wij hebben dit communiqué in meerdere talen gepubliceerd (waarbij ook in het Frans ).
5. Twee leuzen die dikwijls werden herhaald, waren: “PSOE-PP, dezelfde stront” en “Met rozen of met meeuwen, ze zien ons aan voor flensjes”, wetende dat de roos het symbool is van de PSOE en de meeuw dat is van de PP.
6. Om zich een idee te vormen van deze beweging en haar methodes, zie ons artikel:‘Le mouvement citoyen "Democracia Real Ya!": une dictature sur les assemblées massives ‘, dat vertaald is in meerdere talen.
7. Dit citaat van Rosa Luxemburg, dat komt uit ‘Massastaking partij en vakbonden’ en verwijst naar de grote staking in Zuid-Rusland in 1903, past als een handschoen op de hartstochtelijke sfeer van de vergadering, een eeuw later.
8. Zie: ‘Carta abierta a las Asambleas’.
9. Cf. Het eerste deel, ‘Feuerbach – Tegenstelling tussen materialistische en idealistische opvatting, ‘Voorwaarden voor de revolutie’.
10. Zie: Internationale Revue nr. 13, ‘De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme.
11. Zie: IKS Online:Wereldrevolutie 2006-05-29, 'Stellingen over de studentenbeweging van lente 2006 in Frankrijk'.
12. Naar onze mening ligt de fundamentele oorzaak van deze moeilijkheden bij gebeurtenissen van 1889, die de staatskapitalistische regimes wegveegden, die valselijk geïdentificeerd werden als 'socialistisch' en die de bourgeoisie in staat stelden een verpletterende campagne te ontwikkelen over 'het einde van het communisme', 'het einde van de klassenstrijd', 'de mislukking van het communisme', enzovoort, Deze campagne heeft op een wrede manier verschillende generaties arbeiders van hun stuk gebracht. Cf. Internationale Revue nr.12 NL,'Gevolgen voor de klassenstrijd; Nieuwe moeilijkheden voor het proletariaat'.
13. Herinneren wij eraan hoe er tussen februari en juni 1848 in Frankrijk, ook al een 'groot feest van alle sociale klassen' had plaatsgevonden en dat eindigde met de juni-dagen, toen het Parijse proletariaat, gewapenderhand, de Voorlopige Regering trotseerde. In de loop van de Russische Revolutie van 1917, heerste er tussen februari en april diezelfde sfeer van algemene eenheid onder het vaandel van de 'revolutionaire democratie'.
14. Met uitzondering van uiterst rechts dat, gedreven door zijn onbedwingbare haat tegen de arbeidersklasse, luidkeels verkondigde wat de andere fracties van de bourgeoisie slechts in de intimiteit van hun salons durfden zeggen.
15. Mogelijkheid voor de burgers om een bepaald aantal handtekeningen in te zamelen om wetten en hervormingen voor te stellen en te laten stemmen in het parlement.
16. De democratie is gegrondvest op de passiviteit en de atomisering van de onmetelijke meerderheid, die gereduceerd is tot een som van individuen, die des te weerlozer en kwetsbaarder zijn naarmate zij geloven dat hun IK soeverein kan zijn. De vergaderingen daarentegen vertrekken van een tegengesteld standpunt : de individuen staan sterk omdat zij steunen op de “rijkdom van hun sociale verhoudingen” (Marx) door zich daarin te integreren en een hecht onderdeel zijn in een uitgebreid collectief lichaam.
17. Alsof er een 'evenredige' repressie zou kunnen bestaan!
18. DRY vraagt de betogers om elk 'gewelddadig' element, of 'die er van verdacht wordt 'geweld', te omringen en zijn gedrag publiekelijk te bekritiseren (sic).
19. Hun oorsprong, die ver teruggaat in de tijd, is te vinden in de districtsvergaderingen tijdens de Commune van Parijs. Maar het was met de revolutionaire beweging in Rusland van 1905, dat zij op de voorgrond traden en sedertdien heeft elke grote klasse-beweging ze doen ontstaan onder verschillende vormen en benamingen: Rusland 1917, Duitsland 1918, Hongarije 1919 en 1956, Polen 1980... Er was in 1972 in Vigo een algemene vergadering van de stad, die werd herhaald in 1973 in Pamplona en in Vitoria in 1976, en dan weer opnieuw in Vigo in 2006. Wij hebben talrijke artikelen geschreven over de oorsprong van deze Arbeidersvergaderingen. Zie in het bijzonder: Internationale Revue nr. 140 en volgende (Franse, Engelse, Spaanse versie) 'Wat zijn de Arbeidersraden ?'
20. In Cadix organiseert de algemene vergadering, onder grote belangstelling, een debat over de precariteit. In Cáceres wordt de afwezigheid van nieuws over Griekenland aan de kaak gesteld en in Almería wordt op 15 juni een bijeenkomst georganiseerd 'over de toestand van de arbeidersbeweging'.
21. Het zijn in feite wapens die aan twee kanten snijden: ze bevatten positieve aspecten, bijvoorbeeld de uitbreiding van het massale debat naar ‘lagere’ rangen van de werkende bevolking en de mogelijkheid – zoals dat het geval was – van het stimuleren van vergaderingen tegen de werkloosheid en de precariteit. Op die manier doorbreken ze de atomisering en het gevoel van schaamte, waaronder vele werkloze arbeiders gebukt gaan. Zo doorbreken ze ook de toestand van grote kwetsbaarheid, waarin de precaire arbeiders uit de kleinhandel zich bevinden. Het negatieve punt is dat ze gebruikt worden om de beweging te versplinteren, haar meer globale zorgen uit het oog doen verliezen, om haar op te sluiten in een dynamiek van 'burgerschap'. Deze tendens wordt versterkt door het feit dat de wijk – een eenheid die arbeiders, kleinburgerij, bazen, met elkaar vermengt – zich meer leent voor dit genre van bekommernissen.
22. Zie onder andere: ‘un protocole anti-violence‘.
23. In de Coördinatie van Vergaderingen uit de wijken en voorsteden van het Zuiden van Madrid  vindt men voornamelijk de Vergaderingen van de arbeiders uit verschillende sectoren, zelfs al nemen daar ook een aantal kleine radicale vakbonden aan deel.  
Zie: https://asambleaautonomazonasur.blogspot.com/ [7]
24. De privatisering van de openbare diensten en de spaarbanken is een antwoord van het kapitalisme op de verergering van de crisis, en meer concreet van het feit dat, de staat die meer en meer in de schulden zit, zich verplicht ziet om zijn uitgaven, kost wat kost te verminderen. Ook al moet hij daarvoor, de manier waarop de essentiële dienstverlening  plaatsvindt, op een onverdraaglijke wijze terugbrengen. Toch is het belangrijk om te begrijpen dat de strijd voor het behoud van deze diensten in eigendom van de staat geen alternatief vormt voor de privatiseringswet. Op de eerste plaats omdat de 'geprivatiseerde' diensten dikwijls organisch gecontroleerd blijven door de staatsinstellingen, die het werk in onderaanneming geven aan private bedrijven. En op de tweede plaats omdat de staat en het staatseigendom niets 'sociaals' hebben, noch iets van doen hebben met wat voor 'welzijn van de burger' dan ook. De staat is een orgaan dat uitsluitend in dienst staat van de heersende klasse en het staatseigendom is gebaseerd op de loonslavernij. Deze kwestie begon men te stellen in bepaalde arbeidersmilieus, namelijk in een vergadering tegen de werkloosheid en de precariteit in Valencia.  https://www.kaosenlared.net/noticia/cronica-libre-reunion-contra-paro-pr... [8].
25. Zie: https://infopunt-vlc.blogspot.com/2011/06/19-j-bloc-autonom-i-anticapita... [9] .
26. Zie: ‘Grève de la métallurgie à Vigo en Espagne: une avancée dans la lutte prolétarienne’ en ook: ‘A Vigo, en Espagne: les méthodes syndicales mènent tout droit à la défaite’.
27. Dat houdt niet in dat we de hindernissen onderschatten, die verbonden zijn aan de aard van het kapitalisme zelf, gebaseerd op een concurrentie op leven en dood en het wantrouwen tegenover elkaar, die dit proces van eenmaking tegenwerken. Dit proces zal slechts verwezenlijkt kunnen worden na enorme en complexe inspanningen, op basis van de eendrachtige en massale strijd van de arbeidersklasse, een klasse die collectief en door middel van geassocieerde arbeid, de voornaamste sociale rijkdommen produceert en die, om die reden, de heropbouw van de menselijke maatschappelijk in zich bergt.
28. Zie de serie in Internationale Revue nr.133 en volgende (Franse, Engelse, Spaanse versie), ‘Mai 68 et la perspective révolutionnaire’.
Zie: IKS Online, Wereldrevolutie 2006-05-29, 'Stellingen over de studentenbeweging van lente 2006 in Frankrijk, en Internationale Revue nr.136 (Franse, Engelse, Spaanse versie),‘Les révoltes de la jeunesse en Grèce confirment le développement de la lutte de classe‘.
30. De censuur over de gebeurtenissen in Griekenland en de massale bewegingen, die zich daar afspelen, is totaal. Dat belet ons om ze te integreren in onze analyse.
31. Overgenomen van Kaosenlared .
32. Zie: Internationale Revue nr.20 (Franse, Engelse, Spaanse versie), ‘Sur l'intervention des révolutionnaires: réponse à nos censeurs’.
33. Zie hiervoor onze pers, waar verschillende artikels elk van deze momenten behandelen.
34. Het was niet op aandringen van de IKS, maar een populaire leuze die stelde: “Realistisch zijn, is anti-kapitalistisch zijn!”, een spandoek verkondigde: “Het systeem is onmenselijk, laten wij anti-systeem zijn”.

Oriëntatietekst: Vertrouwen en Solidariteit in de strijd van het proletariaat (Deel I)

  • 1747 keer gelezen

Wij publiceren hier uitgebreide gedeelten van het eerste deel van een oriëntatietekst, die voorgesteld werd voor de discussie in de IKS in de zomer van 2001 en aangenomen tijdens de Buitengewone Conferentie eind maart 2002. Deze tekst verwijst naar de organisatorische moeilijkheden, waarvan we een verslag hebben gegeven in het artikel "De strijd voor de verdediging van de organisatorische principes" in de Internationale Revue, frans-, engels-, spaanstalige uitgave nr. 110, evenals in onze territoriale pers. Wij publiceren hier uitgebreide gedeelten van het eerste deel van een oriëntatietekst, die voorgesteld werd voor de discussie in de IKS in de zomer van 2001 en aangenomen tijdens de Buitengewone Conferentie eind maart 2002. Deze tekst verwijst naar de organisatorische moeilijkheden, waarvan we een verslag hebben gegeven in het artikel "De strijd voor de verdediging van de organisatorische principes" in de Internationale Revue, frans-, engels-, spaanstalige uitgave nr. 110, evenals in onze territoriale pers. Daar we hier niet de ruimte om terug te komen op wat er in deze voorgaande artikels geschreven is, moedigen we onze lezers aan om erop terug te grijpen voor een beter begrip van de kwestie, waarmee we te maken hadden. Om de lezer te helpen hebben we deze tekst toch voorzien van een aantal noten (1). Zo hebben we bepaalde passages, die begrijpelijk waren voor de militanten die bij ons intern debat betrokken waren, maar waarschijnlijk niet voor de lezers buiten onze organisatie, opnieuw geformuleerd.

"Non ridere, non lugere, neque detestari, sed intelligere"

("Niet lachen, niet wenen, niet vervloeken, maar begrijpen")

(De Ethica, Spinoza)

De huidige debatten in de IKS over de vraagstukken van solidariteit en vertrouwen is begonnen in 1999 en 2000, als antwoord op een reeks zwakheden met betrekking tot deze centrale vraagstukken in onze organisatie. Achter de concrete tekortkomingen op het vlak van solidariteit ten opzicht van kameraden in moeilijkheden, werd er een diepgaandere zwakheid vastgesteld in de ontwikkeling van een dagelijkse houding van solidariteit onder de militanten. Achter de herhaalde manifestaties van immediatisme in de analyse en de tussenkomst in de klassenstrijd (in het bijzonder in de weigering van de erkenning van de omvang van de terugval na 1989) en een duidelijke tendens om onszelf te troosten met 'onmiddellijke bewijzen', die verondersteld werden het historisch perspectief te bevestigen, hebben wij een licht kunnen werpen op een fundamenteel gebrek aan vertrouwen in het proletariaat en in ons eigen analyse-kader. Achter de verslechtering van het organisch weefsel, dat in het bijzonder in de afdeling van de IKS in Frankrijk concrete vormen begon aan te nemen, zijn wij in staat gebleken om dit gebrek aan vertrouwen in de verschillende delen van de organisatie in onze eigen functioneringswijze te erkennen.

Bovendien, heeft de confrontatie met verschillende uitingen van gebrek aan vertrouwen in onze basisstandpunten, onze historische analyse en onze grondbeginselen, en tussen de kameraden en de centrale organen, ons genoodzaakt om verder te gaan dan elk bijzonder geval en de kwesties te stellen op een veel meer algemene en fundamentele manier en dus meer theoretisch en historisch.

Het heropduiken van het fenomeen van het 'clanisme' (2) in de organisatie vereiste in het bijzonder een verdieping van ons begrip van deze vraagstukken. Zoals het staat in de resolutie van de activiteiten van het 14e Congres van de IKS: "… de strijd van de jaren 1990 tegen de kringgeest en de clans was nodig. Maar zoals we toen al hadden gezegd, waren de clans een verkeerd antwoord op een werkelijk probleem: dat van de zwakte van het proletarische vertrouwen en solidariteit binnen onze organisatie. Daarom heeft het opdoeken van de bestaande clans niet automatisch geleid tot het oplossen van het probleem en dus van de schepping van een partijgeest en een werkelijke kameraadschappelijkheid binnen onze eigen rijen, die alleen het resultaat kunnen zijn van een diepgaande bewuste inspanning.

Terwijl wij toen aangedrongen op het feit dat de strijd tegen de kringgeest permanent is, leefde het idee voort dat dit probleem voornamelijk verbonden was met een fase van onvolwassenheid die we te boven zouden komen en kunnen overstijgen, zoals dat het geval was ten tijde van de Eerste en de Tweede Internationale.

In werkelijkheid zijn de kringgeest en het clanisme vandaag veel meer permanent en verraderlijk dan ten tijde van de strijd van Marx tegen Bakoenin of van Lenin tegen de mensjewiki. In feite bestaat er een parallel tussen de huidige moeilijkheden van de klasse in haar geheel om haar klasse-identiteit terug te vinden en de elementaire reflexen van solidariteit met de andere arbeiders, en die van de revolutionaire organisatie om de partijgeest in stand te houden in haar dagelijkse functioneren.

Door de vraagstukken van vertrouwen en solidariteit als wezenlijke vraagstukken van de periode te stellen, heeft de organisatie in deze zin de strijd van 1993 voortgezet door er een 'positieve' dimensie aan toe te voegen, en door dus veel dieper te graven teneinde zich te wapenen tegen het binnensluipen van kleinburgerlijke organisatorische uitglijders".

Zo houdt het huidige debat rechtstreeks verband met de verdediging en zelfs het voortbestaan van de organisatie. Maar juist om die reden is het van wezenlijk belang om de theoretische en historische implicaties van deze vraagstukken maximaal te ontwikkelen. Ook met betrekking tot de organisatorische problemen waarmee wij vandaag geconfronteerd worden, bestaan er twee invalshoeken. Het tot het bot ontleden van organisatorische zwaktes en het onbegrip, die het heropduiken van het clanisme mogelijk maakten, evenals de concrete analyse van de ontwikkeling van deze dynamiek, behoren tot de taak van het rapport dat de Onderzoekscommissie (3) zal voorstellen. De taak van deze oriënteringstekst daarentegen bestaat er voornamelijk uit om theoretisch kader aan te reiken voor een diepgaander historisch begrip en voor een oplossing van deze problemen.

Inderdaad is het van wezenlijk belang om te begrijpen dat de strijd voor de partijgeest noodzakelijkerwijze een theoretische dimensie in zich draagt. Het is juist de verschraling van het debat over vertrouwen en solidariteit tot op heden, die een belangrijke factor was in de ontwikkeling van het clanisme. Het feit dat de Oriënteringstekst niet geschreven werd in het begin, maar meer dan een jaar na de opening van het debat, getuigt van de moeilijkheden die de organisatie gehad heeft om te komen tot een grip op deze vraagstukken. Maar het beste bewijs van deze zwakheden is het feit dat het debat over het vertrouwen en de solidariteit gepaard ging met een verloedering zonder weerga van de vertrouwens- en solidariteitsbanden tussen de kameraden!

In werkelijkheid worden wij hier geconfronteerd met de fundamentele vraagstukken van het marxisme, met de essentiële basis van de ons begrip van de aard van de proletarische revolutie, die een integraal deel uitmaakt van het platform en de statuten van de IKS. In die zin waarschuwt de armoede van het debat ons voor het gevaar van theoretisch verschrompeling en verkalking, die voor een revolutionaire organisatie altijd om de hoek loert.

De centrale stelling van de Oriënteringstekst is dat de moeilijkheid om binnen de IKS een vertrouwen en een solidariteit te ontwikkelen die dieper verankerd zitten, een fundamenteel probleem heeft gevormd in de hele geschiedenis van de organisatie. Deze zwakheid is op haar beurt het resultaat van wezenlijke kenmerken van de historische periode die op gang kwam in 1968. Het is niet alleen een zwakheid van de IKS, maar van de ganse generatie van het proletariaat in kwestie. Zoals de resolutie van het 14e Congres stelde: "Het is een debat dat de overdenking en de verdieping van het geheel van de IKS moet mobiliseren, want het bevat de potentiële capaciteit tot de verdieping, niet enkel van ons begrip van de opbouw van een organisatie met een werkelijk proletarisch leven, maar tevens van de historische periode waarin wij leven".

In die zin gaan de kwesties, die op het spel staan, veel verder dan het organisatorische vraagstuk als dusdanig. Het vraagstuk van het vertrouwen raakt in het bijzonder alle aspecten van het leven van het proletariaat en de taak van de revolutionairen – net zoals het gebrek aan vertrouwen in de klasse eveneens gepaard gaat met de verwerping van programmatische en theoretische verworvenheden.

1. De gevolgen van de contra-revolutie op het zelfvertrouwen en de tradities van solidariteit op de huidige generaties van het proletariaat

a) In de geschiedenis van de marxistische beweging vinden we niet één enkele geschreven tekst over het vertrouwen en de solidariteit. Anderzijds lagen deze vraagstukken ten grondslag aan veel fundamentele bijdragen van het marxisme, vanaf De Duitse Ideologie en Het Kommunistisch Manifest tot Hervorming en Revolutie en Staat en Revolutie. De afwezigheid van een specifieke discussie over deze vraagstukken in de arbeidersbeweging uit het verleden is geen teken van hun bijkomstig belang. Integendeel zelfs. Deze vraagstukken waren zo fundamenteel en evident dat ze nooit al zodanig gesteld werden, maar altijd als integraal antwoord op andere problemen, die werden opgeworpen.

Als wij er vandaag toe genoodzaakt worden om een specifiek debat en een theoretische studie te wijden aan deze vraagstukken, is dat omdat ze hun 'vanzelfsprekend' karakter verloren hebben.

Dat is het resultaat van de contra-revolutie, die ingezet werd in de jaren 1920 en de organische breuk tussen de proletarische politieke organisaties, die er uit voortkwamen. Om deze reden is het, voor wat betreft de ontwikkeling van het vertrouwen en de levendige solidariteit in de arbeidersbeweging, noodzakelijk om in de geschiedenis van het proletariaat twee fasen te onderscheiden. In de eerste fase, die gaat van het begin van zijn zelfbevestiging als zelfstandige klasse tot de revolutionaire golf van 1917-1923, is de arbeidersklasse in staat geweest om, ondanks een reeks van soms bloedige nederlagen, haar zelfvertrouwen en haar politieke en sociale eenheid op een min of meer continue wijze te ontwikkelen. De belangrijkste uitdrukkingen van deze capaciteit zijn, buiten de arbeidersstrijd zelf, de ontwikkeling geweest van een socialistische visie, van een theoretische capaciteit, van een revolutionaire politieke organisatie. Dit accumulatieproces, een werk van decennia en generaties, is onderbroken geworden en zelfs tegengewerkt door de contra-revolutie. Enkel minuscule revolutionaire minderheden zijn in staat gebleken om, gedurende de decennia die erop volgden, hun vertrouwen in de arbeidersklasse te behouden. De historische heropkomst van de arbeidersklasse in 1968, die een einde maakte aan de contra-revolutie, heeft deze tendens opnieuw omgegooid. Nochtans zijn de nieuwe uitdrukkingen van zelfvertrouwen en klasse-solidariteit die deze nieuwe onverslagen generatie liet zien, voor het merendeel beperkt gebleven tot de onmiddellijke strijd. Ze waren nog niet gegrondvest, zoals in de periode voor de contra-revolutie, op een socialistische visie en een politieke vorming, op een klasse-theorie en op de overlevering van een geaccumuleerde ervaring en een inzicht van de ene generatie op de andere. Met andere woorden, het historische zelfvertrouwen van het proletariaat en zijn traditie van actief streven naar eenheid en collectieve strijd, behoren tot die aspecten die het meest te lijden hebben gehad onder de breuk in de organische continuïteit. Eveneens maken ze deel uit van de moeilijkst te herstellen aspecten, aangezien ze net als de andere enorm afhankelijk zijn de levendige politieke en sociale continuïteit. Dat geeft op haar beurt aanleiding tot een bijzondere kwetsbaarheid van de nieuwe generaties van de klasse en haar revolutionaire minderheden.

Het is op de eerste plaats stalinistische contra-revolutie die heeft bijgedragen tot het ondermijnen van het vertrouwen van het proletariaat in zijn eigen historische missie, in de marxistische theorie en in zijn revolutionaire minderheden. Het gevolg daarvan is dat het proletariaat na 1968, meer dan de verslagen generaties van het verleden, de neiging vertoont om gebukt te gaan onder het immediatisme, onder het gebrek aan een visie op lange termijn. Door het te beroven van een groot deel van zijn verleden, hebben de contra-revolutie en de bourgeoisie het proletariaat vandaag beroofd van een duidelijke toekomstvisie zonder de welke de klasse geen diepgeworteld vertrouwen in haar eigen kracht kan ontwikkelen.

Wat de arbeidersklasse onderscheidt van alle klassen in de geschiedenis is het feit dat zij, vanaf haar eerste verschijning als een maatschappelijk zelfstandige klasse, naar voren kwam met een project voor een toekomstige maatschappij, gestoeld op het collectieve bezit van de productiemiddelen. Als eerste klasse in de geschiedenis, waarvan de uitbuiting gebaseerd is op de radicale scheiding van de producenten van de productiemiddelen en de vervanging van de individuele door de gesocialiseerde arbeid, wordt haar bevrijdingsstrijd gekenmerkt door een strijd tegen de uitbuiting (die alle uitgebuite klassen gemeen hebben) die altijd verbonden is geweest met een visie hoe deze uitbuiting te overstijgen. Als eerste klasse in de geschiedenis die op collectieve wijze produceert, is het proletariaat geroepen om de maatschappij opnieuw op een bewuste collectieve basis te grondvesten. Aangezien ze niet in staat is om als bezitloze klasse enige macht te verwerven in de schoot van de huidige maatschappij, moet de historische betekenis van haar klassestrijd tegen de uitbuiting, voor zichzelf en dus voor de hele maatschappij, het geheim van haar eigen bestaan openbaren als doodgraver van de kapitalistische uitbuiting en anarchie.

Om deze reden is de arbeidersklasse de eerste klasse wier vertrouwen in haar eigen historische rol onlosmakelijk verbonden is met de oplossing die ze aandraagt voor de kapitalistische maatschappij.

Deze unieke plaats van het proletariaat als enige klasse in de geschiedenis, die tegelijkertijd uitgebuit en revolutionair is, bevat twee belangrijke gevolgen:

- zijn zelfvertrouwen is vóór alles een vertrouwen in de toekomst en is dus voor een aanzienlijk deel, gegrondvest op een historische benadering;

- het ontwikkelt in zijn dagelijkse strijd een beginsel dat overeenstemt met de historische taak die het te vervullen heeft – het beginsel van klasse-solidariteit, als uitdrukking van zijn eenheidsstreven.

In die zin is de dialectiek van de proletarische revolutie wezenlijk gegrondvest op de verhouding tussen het doel en de beweging, tussen de strijd tegen de uitbuiting en de strijd voor het kommunisme. De natuurlijke onrijpheid van de eerste stappen op het historische toneel, in de 'kindertijd' van de klasse, worden gekenmerkt door de ontwikkeling van de arbeidersstrijd en die van de theorie van het kommunisme. Deze verwevenheid van deze twee polen werd niet meteen vanaf het begin door de deelnemers zelf begrepen. Dat weerspiegelde zich door het soms blinde en instinctieve karakter van de arbeidersstrijd enerzijds en het utopische karakter van het socialistische project anderzijds.

De historische rijping van het proletariaat maakte het mogelijk deze twee elementen te verenigen. Dit werd verwezenlijkt in de revoluties van 1848-49 en vooral door het ontluiken van het marxisme, het wetenschappelijke inzicht in de historische beweging en het doel van de klasse.

Twee decennia later heeft de Commune van Parijs, als bewijs van deze rijping, aan het licht gebracht wat het wezenlijke element was voor het vertrouwen van het proletariaat in zijn eigen rol: het streven naar het in handen nemen van de leiding van de maatschappij met als doel deze, volgens zijn eigen politieke visie, om te wentelen.

Wat ligt er aan de oorsprong van dit verbazingwekkende zelfvertrouwen van een onderdrukte en bezitloze klasse, een klasse die in zijn eigen rangen alle ellende van de mensheid concentreert en die vanaf 1871in de openbaring treedt? Zoals van alle onderdrukten bevat de strijd van het proletariaat een spontaan aspect. Het proletariaat kan niet anders dan op de dwang en de aanvallen te reageren, die haar door de heersende klasse worden opgedrongen. Maar in tegenstelling tot de strijd van de andere uitgebuite klasse, bevat die van het proletariaat vooral een bewust karakter. De vooruitgang in zijn strijd zijn fundamenteel het product van zijn eigen politieke rijpingsproces. Het proletariaat van Parijs was een klasse die politiek was gevormd, die verschillende scholen van het socialisme had doorlopen, van het blanquisme tot het proudhonisme. Het was deze politieke vorming, opgedaan in de daaraan voorafgaande decennia, die in grote mate kan verklaren waarom de klasse in staat was om op een dergelijke wijze de bestaande orde uit te dagen (net zoals ze de fouten van deze beweging verklaart). Tegelijkertijd was 1871 ook het resultaat van de ontwikkeling van een bewuste traditie van internationale solidariteit die elke belangrijke strijd vanaf de jaren 1860 in Europa kenmerkte.

Met andere woorden: de Commune was het product van een ondergrondse rijping die in het bijzonder gekenmerkt werd door een groter vertrouwen in de historische missie van de klasse en door een meer ontwikkelde praktijk van de klasse-solidariteit. Een rijping waarvan de Eerste Internationale het hoogtepunt vormde.

Met de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, wordt de centrale rol van het vertrouwen en de solidariteit aangescherpt, aangezien de proletarische revolutie op de dagorde van de geschiedenis komt. Enerzijds is het spontane karakter van de arbeidersstrijd meer ontwikkeld door de onmogelijkheid van de organisatorische voorbereiding van de strijd via massapartijen en vakbonden (4). Anderzijds wordt de politieke voorbereiding van deze strijd, door het verstevigen van het vertrouwen en de solidariteit, nog belangrijker. De meest vooruitstrevende sectoren van het Russische proletariaat, die in 1905 als eerste het wapen van de massastaking en de arbeidersraden ontdekten, hebben ook de school van het marxisme in twee fasen doorlopen: die van de strijd tegen het terrorisme, tegen de vorming van politieke kringen, de eerste stakingen en politieke manifestaties, de strijd voor de vorming van de klasse-partij en de eerste ervaringen met de massa-agitatie. Rosa Luxemburg, die als eerste de rol van de spontaniteit in de periode van de massastaking besefte, hamert erop dat de gebeurtenissen van 1905, zonder een dergelijke school van het socialisme, niet mogelijk waren geweest.

Maar de revolutionaire golf van 1917-23 en daarenboven de Oktoberrevolutie hebben aard van het vertrouwen en de solidariteit het duidelijkst hebben gesteld. De essentie van de historische crisis zat vervat in het vraagstuk van de opstand. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid, was er een sociale klasse die in staat was om op een bedachte en bewuste manier de loop van de wereldgebeurtenissen te veranderen. De Bolsjewiki konden terugvallen op de opvatting van Engels over 'de kunst van de opstand'. Lenin verklaarde dat de revolutie een wetenschap was. Trotsky sprak over 'de algebra van de revolutie'. Vanuit de sociale werkelijkheid, met behulp van de klasse-partij die in staat was om de toets van de geschiedenis te doorstaan, op basis van een geduldige en oplettende voorbereiding van het moment waarop de objectieve en subjectieve voorwaarden vervuld waren, en met de noodzakelijke revolutionaire stoutmoedigheid om haar kans te grijpen. Het proletariaat en zijn voorhoede begonnen, in een triomf van het bewustzijn en de organisatie, de overwinning te behalen op de vervreemding, welke de maatschappij veroordeelt tot een machteloos slachtoffer van blinde krachten. Tegelijkertijd was de bewuste beslissing om de macht te grijpen in Rusland en, in het belang van de wereldrevolutie, dus alle beproevingen van een dergelijke daad op zich te nemen, de hoogste uitdrukking van klasse-solidariteit. Het was een nieuwe kwalitatieve stap van de mensheid, het begin van de sprong van het rijk van de schaarste in het rijk van de vrijheid. En dat is het wezen van het zelfvertrouwen van het proletariaat en de solidariteit in zijn rangen.

b) Een van de oudste beginselen van de militaire strategie is de noodzaak om het vertrouwen en de samenhang in het vijandelijke leger te ondermijnen. Op dezelfde manier heeft de bourgeoisie altijd de noodzaak begrepen om deze kwaliteiten te bestrijden in het proletariaat. Voornamelijk met het opkomen van de arbeidersbeweging in de tweede helft van de 19e eeuw, is de noodzaak van het bestrijden van het idee van arbeiderssolidariteit steeds centraler komen te staan in de wereldvisie van het kapitalisme. Getuige daarvan is de opkomst van het sociaal Darwinisme, de filosofie van Nietsche, het elitaire 'socialisme' van de Fabians, enzovoort. Nochtans was het kapitalisme, tot aan de intrede van zijn intrede in zijn vervalperiode, niet in staat om de opmars van deze beginselen binnen de arbeidersklasse te keren. Met name de wrede repressie, die zij aan het proletariaat van Parijs in 1848 en in 1871, en tijdens de anti-socialistenwetten aan de arbeidersbeweging in Duitsland opdrong, slaagden er niet om, ondanks het feit dat ze een tijdelijke terugval veroorzaakten in de opmars van het socialisme, inbreuk te maken op het historische vertrouwen van de arbeidersklasse, noch op haar tradities van solidariteit.

De gebeurtenissen van de Eerste Wereldoorlog hebben aangetoond dat het verraad van de proletarische beginselen door partijen van de arbeidersklasse zelf, vooral door de politieke organisaties van de klasse, deze beginselen 'van binnenuit' vernietigde. De liquidatie van deze beginselen in de schoot van de sociaal-democratie was al begonnen aan het begin van de 20e eeuw met het debat over het 'revisionisme'. Het vernietigende en verderfelijke karakter van dit debat openbaarde zich niet alleen via het binnendringen van burgerlijke standpunten en het geleidelijke opgeven van het marxisme, maar vooral door middel van de schijnheiligheid die het binnenbracht in het leven van de organisatie. Alhoewel het standpunt van de Linkerzijde formeel werd aangenomen, was het belangrijkste resultaat van dit debat dat de Linkerzijde in werkelijkheid volledig in een isolement terecht kwam – vooral in de Duitse partij (de SPD). De officieuze campagnes van laster tegen haar, die het boegbeeld was geweest in de strijd tegen het revisionisme, Rosa Luxemburg, die in de wandelgangen van het partijcongres beschreven werd als een vreemde en bloeddorstige eend in de bijt, bereidde reeds het terrein voor van haar moord in 1919.

In feite is het fundamentele principe dat de contra-revolutie, die begon in de jaren 1920, de vernietiging geweest van de idee van vertrouwen en solidariteit zelf. Het verachtelijke principe van 'zondebok', een barbarendom uit de Middeleeuwen, stak opnieuw de kop op in het industriekapitalisme, met de heksenjacht van de Sociaal-democratie op de Spartakisten, van het fascisme op de Joden, van de 'duivelse' minderheden die als enigen in staat werden geacht de terugkeer naar de vreedzame harmonie van het vooroorlogse Europa te beletten. Maar het was vooral het stalinisme, ’t is te zeggen: de speerpunt van het burgerlijk offensief, dat de beginselen van vertrouwen en solidariteit in de jonge kommunistische partijen heeft vervangen door die van wantrouwen en van aanklacht, die het doel van het kommunisme en de middelen om ertoe te komen, belasterd heeft.

Maar desondanks heeft de vernietiging van deze beginselen niet van de ene op de andere dag plaats kunnen vinden. Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden tienduizenden arbeidersfamilies nog steeds solidariteit genoeg om hun leven op het spel te zetten door diegenen, die door de staat werden vervolgd, te verbergen. En de strijd van het Hollandse proletariaat tegen de deportatie van de Joden is er om ons er aan te herinneren dat de solidariteit van de arbeidersklasse de enige werkelijke solidariteit is met het geheel van de mensheid. Maar het was tevens de laatste staking van de 20e eeuw waar de Linkskommunisten een betekenisvolle invloed hadden (5).

Zoals wij weten is deze contra-revolutie in 1968 te boven gekomen door een niet verslagen generatie. Eens te meer hadden de arbeiders vertrouwen om de uitbreiding van hun strijd en hun klasse-solidariteit in eigen hand te nemen, andermaal het vraagstuk van de revolutie te stellen en nieuwe revolutionaire minderheden te doen ontstaan. Nochtans had die nieuwe generatie, getraumatiseerd door het verraad van alle belangrijke arbeidersorganisaties uit het verleden, een sceptische houding aangenomen tegenover de politiek, tegenover haar eigen verleden, haar klasse-theorie, haar historische taak. Dit bood haar geen bescherming tegen de sabotage van de linkse politieke krachten van het kapitaal, maar belet haar om weer aan te knopen bij de wortels van haar zelfvertrouwen en het weer op bewuste wijze laten opbloeien van haar grootse traditie van solidariteit. Ook de revolutionaire minderheden zijn er door aangetast. In feite ontstaat er voor het eerst een toestand waarin de revolutionaire standpunten een groeiende weerklank vinden in de klasse, terwijl de organisaties die ze verdedigen, zelfs niet door de meest strijdbare arbeiders, erkend worden als behorend tot hun eigen klasse.

Ondanks de brutale en arrogante zelfverzekerdheid van deze nieuwe generatie van na 1968, die er in het begin in geslaagd was om de heersende klasse bij verrassing te grazen te nemen, school er achter haar scepticisme ten opzichte van de politiek een diep gebrek aan zelfvertrouwen. Nooit tevoren hadden we zo’n contrast gezien tussen, enerzijds deze capaciteit om zich in de massale strijd te gooien die voor een groot deel zelfstandig georganiseerd was en anderzijds, de afwezigheid van deze elementaire verzekering die het proletariaat gekenmerkt had sinds de jaren 1848-1850 tot 1917-1923. En dit gebrek aan zelfvertrouwen kenmerkt ook ten diepste de organisaties van de Kommunistische Linkerzijde. Niet enkel de nieuwe organisaties, zoals de IKS en het CWO, maar ook een groep als de bordigistische PCI, die de contra-revolutie had overleefd, maar die in het begin van de jaren 1980 uiteengespat was vanwege van haar ongeduld om door de klasse in haar geheel erkend te worden. Zoals we weten hebben zowel het bordigisme als het radenisme dit verlies aan zelfvertrouwen tijdens de contra-revolutie, vertheoretiseerd door de intelling van een scheiding tussen de revolutionairen en de klasse in haar geheel, door het ene deel ervan op te roepen zich voor het andere te hoeden. (6) Bovendien waren zowel het bordigistische idee van de 'onveranderlijkheid' als het tegengestelde radenistische idee van ''een nieuwe arbeidersbeweging', wat betreft dit vraagstuk theoretisch gezien valse antwoorden op de contra-revolutie. Maar de IKS, die dit sort theorieën verworpen had, bleef zelf desondanks niet verschoond van de schade die ze aanrichtte aan het zelfvertrouwen van het proletariaat en aan het verschrompelen van de basis van dit vertrouwen.

Zo konden we zien hoe in deze historische periode, een hele reeks elementen met elkaar verweven zijn: het gebrek aan zelfvertrouwen in de klasse zelf, van de arbeiders in de revolutionairen en omgekeerd, het gebrek aan vertrouwen van de politieke organisaties in zichzelf, in hun historische rol, in de marxistische theorie en in de overgeërfde organisatorische beginselen uit het verleden, en het gebrek aan vertrouwen van het geheel van de klasse in de historische aard van haar taak op lange termijn.

In werkelijkheid vormde deze van de contra-revolutie overgeërfde politiek zwakheid een van de belangrijkste factoren voor de intrede van het kapitalisme in zijn fase van ontbinding. Afgesneden van haar historische ervaring, van hun theoretische wapens en van de visie van zijn historische rol, ontbrak het aan het proletariaat het benodigde vertrouwen voor het verder ontwikkelen van een revolutionair perspectief. Met de ontbinding wordt dit gebrek aan vertrouwen, aan perspectief het lot van de hele maatschappij en houdt het de mensheid gegijzeld in het heden. (7) Het is dus helemaal geen toeval dat de historische periode van de ontbinding werd ingeluid door de ineenstorting van het voornaamste restant van de contra-revolutie, dat van de stalinistische regimes. Het gevolg hiervan was dat het doel van de klasse en de belangrijkste politieke wapens van de proletarische beweging, opnieuw een diskrediet gebracht werden en dat er eens te meer een historisch nog nooit vertoonde situatie ontstond: een niet-verslagen generatie van arbeiders die in grote mate haar klasse-identiteit verliest. Om uit deze crisis te geraken, zal zij zich opnieuw haar klasse-solidariteit eigen moeten maken, opnieuw een historisch perspectief ontwikkelen, opnieuw in het vuur van de klassenstrijd de mogelijkheid en de noodzaak ontdekken voor de verschillende delen van de klasse om vertrouwen te hebben in elkaar. Het proletariaat is niet verslagen. Wat het vooral is kwijtgeraakt is zijn zelfvertrouwen.

Daarom behoren de vraagstukken van vertrouwen en van solidariteit tot de sleutelvraagstukken tegenover toestand van algehele historische impasse. Zij staan centraal voor de toekomst van de mensheid, voor het versterken van de arbeidersstrijd in de komende jaren, voor de opbouw van de marxistische organisatie, voor een concrete heropkomst van een kommunistisch perspectief in de klassenstrijd.

2. De gevolgen van de zwakheden in het vertrouwen en in de solidariteit binnen de IKS

a) Zoals de Oriëntatietekst (8) aantoont, vinden alle crises, tendensen en afsplitsingen in de geschiedenis van de IKS hun oorsprong in het organisatievraagstuk. Zelfs als er belangrijke politieke meningsverschillen bestonden, was er over deze vraagstukken tussen de leden van des 'tendensen' geen overeenstemming, en hun meningsverschillen rechtvaardigden evenmin een afscheiding, en zeker niet het soort van onverantwoordelijke en voortijdige afsplitsing die de algemene regel is geworden in onze organisatie.

Zoals de Oriënteringstekst van 1993 aantoont vonden al deze crises hun oorsprong in de kringgeest en in het bijzonder in het clanisme. Daaruit kunnen wij concluderen dat, in de loop van de hele geschiedenis van de IKS, het clanisme altijd de voornaamste manifestatie van het verlies aan vertrouwen in het proletariaat en de voornaamste oorzaak is geweest voor een in vraag stellen van de eenheid van de organisatie. Zoals door hun latere evolutie buiten de IKS dikwijls werd bevestigd, vormden de clans bovendien de belangrijkste dragers van een kiem van de programmatische en theoretische ontaarding in onze rangen. (9)

Dit feit, dat acht jaar voordien geopenbaard werd, is nochtans zo verwonderlijk dat het enige historische overdenking verdient. Het 14e Congres van de IKS is reeds begonnen met deze overdenking door aan te tonen dat in de arbeidersbeweging uit het verleden, het overwegende gewicht van de kringgeest en van het clanisme voor het wezenlijke beperkt waren tot het begin van de arbeidersbeweging, terwijl de IKS tijdens haar hele bestaan geplaagd werd door dit probleem. Het is waar dat de IKS de enige organisatie in de geschiedenis van het proletariaat is, waarin het binnensluipen van een ideologie die haar vreemd is, zich met zo’n regelmaat en op zo’n indringende wijze heeft gemanifesteerd in de organisatorische problemen.

Dit nog nooit vertoonde probleem moet begrepen worden vanuit de historische context van de laatste drie decennia. De IKS beweert de erfgenaam te zijn van de meest ontwikkelde synthese van de arbeidersbeweging en van de Kommunistische Linkerzijde in het bijzonder. (…) Maar de geschiedenis toont aan dat de IKS zijn programmatische erfenis veel gemakkelijker heeft geassimileerd dan zijn organisatorische. Dat is voornamelijk te wijten aan de breuk in de organische continuïteit, veroorzaakt door de contra-revolutie. Eerst en vooral omdat het gemakkelijker is politieke standpunten te assimileren via de studie van teksten uit het verleden dan de organisatorische vraagstukken te bevatten, die veel meer behoren tot de levende traditie, en om die over te dragen is men veel meer afhankelijk van de band tussen de generaties. Ten tweede omdat, zoals we al gezegd hebben, de slag die door de contra-revolutie is toegebracht aan het zelfvertrouwen van de klasse vooral het vertrouwen in zijn historische taak en in zijn politieke organisaties heeft aangetast. Terwijl de waarde van onze programmatische standpunten dikwijls op spectaculaire manier bevestigd werd door de werkelijkheid (en sinds 1989 wordt deze waarde zelfs bevestigd door een groeiend aantal delen van het moeras), heeft onze organisatiestructuur niet hetzelfde opzienbarende succes gekend. In 1989, op het einde van de naoorlogse periode, had de IKS geen enkele beslissende stap gezet, noch op het vlak van de toename van haar aantal, van de verspreiding van haar pers, van de impact van haar tussenkomst in de klassenstrijd, noch in de mate van erkenning van de organisatie door de klasse in haar geheel. Dat was dus een paradoxale toestand. Enerzijds had het einde van de contra-revolutie en de ontluiking van een nieuwe historisch perspectief de ontwikkeling van onze standpunten begunstigd: de nieuwe niet-verslagen generatie stond min of meer openlijk wantrouwig tegenover links van het kapitaal, de burgerlijke verkiezingen, de opoffering voor het land, enzovoort. Maar anderzijds werd ons kommunistisch militantisme misschien minder gerespecteerd dan ten tijde van Bilan. Deze historische situatie heeft geleid tot diep gewortelde twijfels ten opzichte van de historische rol van de organisatie. Deze twijfels kwamen soms boven op het algemeen politieke vlak via de ontwikkeling van openlijk radenistische, modernistische of anarchistische opvattingen - min of meer als toegevingen aan de heersende ambiance.

Maar bovenal zijn deze op de meest beschamende wijze tot uiting gekomen op het organisatorisch vlak.

Daarbij dient nog aan toegevoegd te worden dat de geschiedenis van de strijd van de IKS voor de partijgeest, ook al zijn er gelijkenissen met de organisaties uit het verleden – erfenis van de grondbeginselen van functioneren van onze voorlopers, en hun verankering via een reeks van organisatorische gevechten – toch ook grote verschillen kent. De IKS is de eerste organisatie die een partijgeest smeedt, niet in en periode van illegaliteit maar in een atmosfeer die doordrenkt is van democratische illusies. Wat dit vraagstuk betreft heeft de bourgeoisie geleerd uit de geschiedenis: het beste wapen voor de liquidatie van de organisatie is niet de repressie, maar de ontwikkeling van een sfeer van wantrouwen. Wat geldt voor het geheel van de klasse geldt ook voor de revolutionairen: het is het verraad van de beginselen van binnenuit die het proletarische vertrouwen vernietigt.

Het gevolg is dat de IKS nooit de kans gekregen heeft dat type van levendige solidariteit te ontwikkelen, dat zich in het verleden altijd smeedde in de clandestiniteit en dat een van de belangrijkste bestanddelen uitmaakte van de partijgeest. Bovendien vormt het democratisme de ideale voedingsbodem voor de cultuur van het clanisme, aangezien het de levende antithese is van het proletarische beginsel volgens welke men het beste van zijn krachten besteedt aan de gemeenschappelijke zaak, en omdat het democratisme het individualisme, het informalisme en het vergeten van de beginselen begunstigt. Wij mogen niet vergeten dat de partijen van de Tweede Internationale voor het grootste deel vernietigd werden door het democratisme, en dat zelfs de triomf van het stalinisme democratisch gewettigd werd, zoals werd onderstreept door de Kommunische Linkerzijde (…).

b) Het is evident dat het gewicht van al deze negatieve factoren zich vermenigvuldigd heeft met het onstaan van de fase van ontbinding. Wij zullen niet herhalen wat de IKS al heeft gezegd over dit onderwerp. Wat hier van belang is, is het gevoel van het feit dat de ontbinding vreet aan de sociale, culturele, politieke, ideologische grondvesten van de menselijke gemeenschap, in het bijzonder door het ondergraven van het vertrouwen en de solidariteit. Vandaag heerst er een spontane tendens in de maatschappij om zich te groeperen in clans, klieks en bendes. Als deze groeperingen niet gebaseerd zijn op commerciële of andere belangen, hebben ze meestal een zuiver irrationeel karakter, gebaseerd op persoonlijke trouw aan de groep en dikwijls een opgeklopte haat tegenover werkelijke of ingebeelde vijanden. In werkelijkheid betekent dit verschijnsel, in de huidige context, een terugkeer naar atavistische, compleet verdorven vormen van vertrouwen en van solidariteit. Het weerspiegelt het verlies aan vertrouwen in de bestaande sociale structuren, en is een poging om zich in te dekken tegenover de groeiende anarchie van de maatschappij. Het spreekt vanzelf dat deze groeperingen, verre van een antwoord te vormen op de barbarendom van de ontbinding, er zelf een uitdrukking van zijn. Het is trouwens kenmerkend dat zelfs de twee klassen er vandaag door worden aangevreten. Op het ogenblik schijnen alleen de sterkste sectoren van de bourgeoisie min of meer in staat te zijn om weerstand te bieden aan hun ontwikkeling. Voor het proletariaat komt de mate, waarin het in zijn dagelijkse leven door dit verschijnsel wordt getroffen, vooral tot uitdrukking in de schade die is aangebracht aan zijn klasse-identiteit en de noodzaak die eruit voortvloeit om zich zijn eigen klasse-solidariteit opnieuw eigen te maken.

Zoals het 14e Congres van de IKS heeft gezegd: door het feit van de ontbinding ligt de strijd tegen het clanisme niet achter ons maar voor ons.

c) In de geschiedenis van de IKS is het clanisme dus de voornaamste uitdrukking van het verlies van vertrouwen in het proletariaat. Maar de vorm die het aanneemt is niet het openlijke wantrouwen tegenover de organisatie, maar tegenover een deel ervan. In werkelijkheid vormt zijn bestaan een in vraag stellen van de eenheid van de organisatie en van haar functioneringsbeginselen. Om die reden ontwikkelt het clanisme, ook al kan hij beginnen vanuit een correcte bezorgdheid, en met een min of meer intact vertrouwen, noodzakelijkerwijze een wantrouwen tegenover allen die niet aan zijn kant staan, en leidt het tot een openlijke paranoia. Over het algemeen zijn diegenen, die het slachtoffer zijn van deze dynamiek, zich niet bewust van deze realiteit. Dat wil niet zeggen dat een clan niet een bepaald bewustzijn heeft van wat hij doet. Maar het is een vals bewustzijn dat tot doel heeft zichzelf te bedriegen en de anderen.

De Oriënteringstekst van 1993 gaf reeds de redenen aan van deze kwetsbaarheid, die in het verleden, militanten zoals Martov, Plechanov of Trotsky heeft aangetast: het bijzondere gewicht van het subjectivisme op het vlak van de organisatorische vraagstukken. (…)

In de arbeidersbeweging heeft het clanisme bijna altijd als oorsprong gehad de moeilijkheid tot samenwerking tussen verschillende persoonlijkheden. Met andere woorden: het vertegenwoordigt een nederlaag in de allereerste stap van de oprichting van elke gemeenschap. Daarom ontstaan clanistische houdingen dikwijls op het moment dat er nieuwe leden bijkomen, of bij de formalisering en de ontwikkeling van organisatorische structuren. In de Eerste Internationale ging het om het onvermogen van de nieuwkomer, Bakoenin, om 'zijn plaats te vinden' die ontaardt in voordien al aanwezige gevoelens van afgunst ten opzichte van Marx. In 1903, is het daarentegen de bezorgdheid van het statuut van 'de oude garde' die veroorzaakt heeft wat in de geschiedenis bekend zou worden als het mensjewisme. Dat heeft een nieuwkomer zoals Lenin natuurlijk niet belet om de partijgeest te verdedigen, of een nieuwkomer die de meeste afgunst opwekte – Trotsky – zich te scharen aan de kant van diegenen die schrik van hem hadden gehad (10)

Juist vanwege de overstijging van het individualisme, is de partijgeest in staat de persoonlijkheid en de individualiteit van elkeen van zijn leden te aanvaarden. De kunst van de opbouw van de organisatie bestaat niet in de laatste plaats uit het rekening houden met al deze persoonlijke verschillen op een manier waarop ze maximaal harmoniseren en het mogelijk maakt dat iedereen het beste van zichzelf kan geven aan het collectief. Het clanisme kristalliseert zich daarentegen juist rond het wantrouwen ten opzichte van de persoonlijkheden en hun verschillend gewicht. Daarom is het zo moeilijk om een clandynamiek te onderkennen in zijn beginfase . Zelfs al voelen veel kameraden het probleem aan, toch is de werkelijkheid van het clanisme zo achterlijk en belachelijk dat men de moed moet hebben om te zeggen dat 'de keizer naakt is'. Wat een toestand!

Zoals Plechanov het eens opmerkte, spelen in de verhouding tussen bewustzijn en emoties, de laatste de conservatieve rol. Maar dat wil niet zeggen dat het marxisme de verachting deelt van het burgerlijke rationalisme met betrekking tot hun rol. Er zijn emoties die nuttig zijn en andere die schadelijk zij voor de zaak van het proletariaat. En het is zeker dat de historische taak van het proletariaat niet kan slagen zonder een reusachtige ontwikkeling van revolutionaire passie, een onverzettelijke wil om te overwinnen, een ongeziene ontwikkeling van solidariteit, van belangeloosheid en heroïsme zonder welke de beproeving van de strijd om de macht en de burgeroorlog nooit volgehouden kan worden. En zonder de bewuste cultuur van sociale en individuele kenmerken van de werkelijke mensheid, kan een nieuwe maatschappij nooit gesticht worden. Zoals Marx zei: ze moeten gesmeed worden in de strijd

De rol van het vertrouwen en de solidariteit in de verheffing van de mensheid

(…)

In tegenstelling tot de houding van de revolutionaire bourgeoisie, voor wie het uitgangspunt van zijn radicalisme berustte in het verwerpen van het verleden, heeft het proletariaat altijd op bewuste wijze zijn revolutionair perspectief gebaseerd op alle verworvenheden van menselijke geschiedenis, die hem voorafging. In de grond is het proletariaat in staat om een dergelijke historische visie te ontwikkelen, omdat het geen enkel bijzonder belang te verdedigen heeft dat in tegenstelling staat tot die van de mensheid in haar geheel. De houding van het marxisme, voor wat betreft de theoretische vraagstukken die met deze taak verband houden, is dus altijd geweest om alle verworvenheden, die hem werden overgeleverd, als uitgangspunt te nemen. Voor ons is niet alleen het bewustzijn van het proletariaat, maar dat van de hele mensheid, dat zich opstapelt en overgeleverd wordt doorheen de geschiedenis. Zo was de houding van Marx en Engels betreffende de klassieke Duitse filosofie, de Engelse politieke economie of het Franse utopisch socialisme.

Evenzo moeten wij hier het proletarische vertrouwen en solidariteit verstaan als bijzondere concretiseringen van de algemene evolutie van deze kwaliteiten in de menselijke geschiedenis. Met betrekking tot deze twee vraagstukken bestaat de taak van het proletariaat er in verder te gaan dan wat al verworven is. Maar om dat te doen moet de klasse zich baseren op wat al verwezenlijkt is.

De hier gestelde vraagstukken zijn van een fundamenteel historisch belang. Zonder een solidariteit op minimale basis wordt de menselijke maatschappij onmogelijk. En zonder minstens een wederzijds rudimentair vertrouwen is er geen enkele sociale vooruitgang mogelijk. In de geschiedenis heeft een breuk met deze beginselen altijd geleid tot een ongebreidelde barbarendom.

a) De solidariteit is een praktische activiteit van wederzijdse hulp tussen de menselijke wezens in de strijd voor hun bestaan. Het is een concrete uitdrukking van de sociale aard van de mensheid. In tegenstelling tot de impulsen als liefdadigheid of zelfopoffering waarbij het bestaan van een belangenconflict voorondersteld wordt, is de materiële basis van de solidariteit een gemeenschap van belangen. Daarom is de solidariteit geen utopisch ideaal, maar een materiële kracht die zo oud is als de mensheid zelf. Maar dit beginsel, dat het meest doeltreffende en tegelijkertijd collectieve middel is om zijn eigen 'laagste' materiële belangen te verdedigen, kan ook de meest belangeloze daden voortbrengen, de opoffering van zijn eigen leven daarbij inbegrepen. Dit feit, dat het burgerlijke utilitarisme nooit heeft kunnen uitleggen, vloeit voort uit de eenvoudige werkelijkheid dat, zodra er gemeenschappelijke belangen bestaan, de delen onderworpen zijn aan het algemeen belang. De solidariteit is dus een overstijging niet van het 'egoïsme', maar van het individualisme en het particularisme in het belang van het geheel. Daarom is de solidariteit altijd een actieve kracht, gekenmerkt door het initiatief, en niet door de houding, die verwacht dat de solidariteit van anderen komt. Daar waar het burgerlijke beginsel van de berekening van de voor- en nadelen heerst, is er geen solidariteit mogelijk.

Alhoewel de solidariteit tussen de leden van de maatschappij in de geschiedenis van de mensheid vóór alles een instinctieve reflex is geweest, is het niveau van bewustzijn dat nodig is voor haar ontwikkeling des te hoger naarmate de menselijke maatschappij complexer wordt en meer zwanger is van conflicten. In deze zin vormt de klasse-solidariteit van het proletariaat de hoogste vorm van menselijke solidariteit tot op heden bereikt.

Desondanks hangt de opbloei van de solidariteit niet enkel af van het bewustzijn in het algemeen maar ook van de cultuur van sociale emoties. Om ze tot ontwikkeling te kunnen laten komen, vereist de solidariteit een cultureel en organisatorisch kader die deze uitdrukking begunstigt. Als er een dergelijk kader in een sociale groepering bestaat, wordt het mogelijk houdingen, tradities en 'niet geschreven' regels van solidariteit te ontwikkelen, die kunnen overgeleverd worden van de ene op de andere generatie. In die zin heeft de solidariteit niet enkel een onmiddellijke, maar ook een historische weerslag .

Maar ongeacht het bestaan van dergelijke tradities, behoudt de solidariteit altijd een vrijwillig karakter. Daarom is de idee dat de staat de belichaming zou zijn van de solidariteit, zoals dat in het bijzonder gecultiveerd werd door de sociaal-democratie en het stalinisme, één van de grootste leugens uit de geschiedenis. De solidariteit kan niet opgelegd worden tegen iemands wil in. Zij is enkel mogelijk als diegenen die de solidariteit tot uitdrukking brengen en diegenen die haar ontvangen, de overtuiging delen van haar noodzaak. De solidariteit is de bindende kracht die een sociale groep bijeen houdt, die een groep van individuen omvormt tot één, verenigde kracht.

b) Net zoals de solidariteit is het vertrouwen een uitdrukking van het sociale karakter van de mensheid. Als zodanig vooronderstelt ze eveneens een gemeenschap van belangen. Ze kan enkel bestaan in verhouding tot andere menselijke wezens, met gedeelde doeleinden en activiteiten. Daaruit vloeien haar twee beginselen voort: wederzijds vertrouwen van de deelnemers, vertrouwen in het gedeelde doel. De voornaamste bases van het sociale vertrouwen zijn altijd een maximum aan helderheid en eenheid.

Nochtans berust het verschil tussen de menselijke arbeid en de dierlijke activiteit, tussen de arbeid van een architect en de bouw van een bijenkorf, zoals Marx het zegt, in het vooraf bedenken van de werkzaamheid op basis van een plan. Daarom is het vertrouwen altijd verbonden met de toekomst, met iets dat in het heden enkel bestaat in de vorm van een idee of een theorie. Tegelijkertijd is dat de reden waarom het wederzijds vertrouwen altijd concreet is,gebaseerd op de capaciteiten van een gemeenschap om een gegeven taak te vervullen.

Ook, en in tegenstelling tot de solidariteit die een activiteit is die enkel in het heden bestaat, is het vertrouwen vóór alles een activiteit die gericht is op de toekomst. En dat verleent het een bijzonder raadselachtig karakter, dat moeilijk te definiëren of te identificeren valt, moeilijk om te ontwikkelen of vast te houden. Er is bijna geen ander terrein van het menselijke leven dat met zoveel bedrog en zelfbedrog gepaard gaat. In feite is het vertrouwen gestoeld op ervaring, op het leren middels het aftasten, om realistische doelen te stellen en de geschikte middelen ervoor te ontwikkelen. Maar aangezien het tot taak heeft om het ontstaan mogelijk te maken van wat nog niet bestaat, verliest het niet zijn 'theoretisch' aspect. Geen enkele van de grote dingen tot stand gebracht door de mensheid zou ooit mogelijk geweest zijn zonder deze capaciteit te volharden in een realistische maar moeilijke taak, waarbij het onmiddellijke succes niet aanwezig is. De uitbreiding van het bewustzijnsbereik maakt een groei van het vertrouwen mogelijk , terwijl de greep van blinde en onbewuste krachten van de natuur, de maatschappij en het individu er toe neigen om dit vertrouwen te vernietigen. Het zijn niet zozeer de gevaren, die het menselijke vertrouwen ondergraven, maar veeleer de onbekwaamheid ze te begrijpen. Maar aangezien het leven zich constant blootstelt aan nieuwe gevaren is het vertrouwen een bijzonder broze kwaliteit, die jaren vereist om tot ontwikkeling te komen, maar die van de ene op de andere dag vernietigd kan worden.

Net zoals de solidariteit kan het vertrouwen niet uitgevaardigd, opgelegd worden, maar vereist het een structuur en een aangepaste atmosfeer voor zijn ontwikkeling. Wat de vraagstukken van solidariteit en vertrouwen zo moeilijk maakt, is dat ze niet enkel een zaak zijn van de geest maar ook van het hart. Het is nodig dat men zich 'geborgen voelt'. De afwezigheid van vertrouwen heeft op zijn beurt een overheersing van de angst, de twijfel en de verlamming van de bewuste collectieve krachten tot gevolg.

c) Terwijl de burgerlijke ideologie zich, door de zogenaamde 'dood van het kommunisme', vandaag in haar overtuiging gerustgesteld voelt, dat de perfectie van de maatschappij enkel wordt verzekerd door de uitschakeling van de zwakken in de strijd om het bestaan, zijn het in werkelijkheid de collectieve en bewuste krachten die de basis vormen voor de menselijke verheffing.

De voorlopers van de mensheid behoorden reeds tot die categorie van hoogontwikkelde diersoorten aan wie de sociale instincten een beslissend voordeel verschaften in de strijd om het bestaan. Deze soorten droegen reeds in zich de rudimentaire tekenen van de collectieve kracht: de zwakken werden beschermd en de krachten van elk individueel lid werd tot een kracht voor allen. Deze aspecten zijn cruciaal geweest voor de ontluiking van het menselijke ras, wier nakomelingen langer dan bij enige andere soort, hulpeloos blijven. Met de ontwikkeling van de menselijke maatschappij en de productiekrachten, is deze afhankelijkheid van het individu ten opzichte van de maatschappij alsmaar toegenomen. De sociale instincten (die Darwin 'altruïstisch' noemt), die reeds bestonden in de dierenwereld, nemen een steeds bewuster karakter aan. De belangeloosheid, de moed, de trouw, de toewijding aan de gemeenschap, de discipline en de eerlijkheid worden geroemd in de eerste culturele uitingen van de maatschappij, de eerste uitingen van een werkelijke menselijke solidariteit.

Maar de mens is bovenal het enige wezen dat voorwerpen gebruikt, die hij zelf heeft vervaardigd. Het is deze wijze van verwerven van bestaansmiddelen, die de menselijke activiteit toekomstgericht maakt.

"Bij het dier volgt de daad onmiddellijk op de indruk. Het zoekt zijn prooi of zijn voedsel en onmiddellijk spring het, lokt in de val, eet of doet wat nodig is om het te verkrijgen, en dit wordt overgeërfd als een instinct… Tussen de indruk en de daad van de mens, daarentegen, passeert er door zijn hoofd een lange reeks van gedachten en bedenkingen. Van waar komt dat verschil? Het is niet moeilijk om te zien dat het nauw verbonden is aan het gebruik van werktuigen. Op dezelfde wijze als dat de gedachten opduiken tussen de indrukken van de mens en zijn daden, verschijnt het werktuig tussen de mens en wat hij zoekt te bereiken. Bovendien, aangezien het werktuig zich bevindt tussen de mens en de externe objecten, moet de gedachte opduiken tussen de indruk en de verwezenlijking. Hij neemt het werktuig dus moet zijn geest hetzelfde circuit afleggen, niet de eerste indruk volgen". (Anton Pannekoek, Marxisme en Darwinisme).

Leren om "niet de eerste indruk te volgen" is een goede beschrijving van de sprong van de dierenwereld naar naar dat van de mensen, van het rijk van het instinct naar dat van het bewustzijn, van de immediatistische slaafsheid naar een toekomstgerichte activiteit. Elke belangrijke ontwikkeling in de eerste menselijke gemeenschappen gaat met de versterking van dit aspect gepaard. Ook met de opkomst van de eerste sedentaire landbouwgemeenschappen worden de ouderen niet meer gedood, maar geliefd als diegenen die ervaring kunnen overbrengen.

In wat men het primitieve kommunisme noemt, was dit embryonaire vertrouwen in de kracht van het bewustzijn in de beheersing van de natuurkrachten uiterst bescheiden, terwijl de kracht van de solidariteit in elke groep heel krachtig was. Maar tot aan de opkomst van de klassen, het privé-eigendom en de staat, versterkten deze twee krachten, hoe ongelijk ze ook waren, elkaar wederzijds,

De klassenmaatschappij doet deze eenheid uit elkaar spatten, drijft de strijd om de beheersing van de natuur op, maar vervangt in één en dezelfde maatschappij de sociale solidariteit door de klassenstrijd. Het zou fout zijn te geloven dat dit algemeen sociaal beginsel zou vervangen zijn door de klasse-solidariteit. In de geschiedenis van de klassenmaatschappijen is het proletariaat de enige klasse die in staat is tot een werkelijke solidariteit. Terwijl de heersende klassen altijd uitbuitende klassen geweest zijn voor wie de solidariteit nooit iets meer was dan belang van het moment, betekende het noodzakelijk reactionair karakter van de uitgebuite klassen uit het verleden dat hun solidariteit noodzakelijkerwijze een heimelijk karakter had, utopisch zoals de 'gemeenschap van goederen' van de eerste christenen en de sekten van de Middeleeuwen. De voornaamste uitdrukking van sociale solidariteit in de klassenmaatschappij vóór de opkomst van het kapitalisme, is die solidariteit die voortvloeide uit de overblijfselen van de natuureconomie, met de rechten en plichten die de aan elkaar tegengestelde krachten met elkaar verbonden daarbij inbegrepen. Dat werd uiteindelijk allemaal vernietigd door de warenproductie en haar veralgemening onder het kapitalisme.

"Indien in de huidige maatschappij de sociale instincten nog de kracht behouden hebben, dan is dat enkel dank zij het feit dat de veralgemeende warenproductie nog een nieuw verschijnsel vormt, nauwelijks een eeuw oud, en naarmate het primitief democratisch kommunisme verdwijnt en dat het (…) ophoudt de bron van sociale instincten te zijn, welt er een nieuwe en krachtigere bron op, de opkomende klassenstrijd van de uitgebuite volksmassa's" (Karl Kautsky De materialistische opvatting van de geschiedenis).

Met de ontwikkeling van de productiekrachten is het vertrouwen van de maatschappij in haar capaciteit om de natuurkrachten te beheersen versneld toegenomen. Het kapitalisme heeft in deze zin veruit de voornaamste bijdrage geleverd, culminerend in de 19eeeuw: de eeuw van de vooruitgang en het optimisme. Maar door, in de botsing van de concurrentie, de ene mens tegen de andere op te zetten en doord de klassenstrijd tot nog gekende hoogten op te zwepen, heeft het tegelijkertijd een andere pijler van het zelfvertrouwen, dat van de sociale eenheid, in een nooit vertoonde mate ondermijnd. Bovendien heeft hij, om de mensheid te bevrijden van de blinde krachten van de natuur, haar onderworpen aan nieuwe blinde krachten die heersen in maatschappij zelf: de krachten die ontketend werden door de warenproductie. Deze krachten heersen buiten de controle en zelfs buiten het inzicht – 'achter de rug om' – van de maatschappij om. Dit heeft op zijn beurt geleid tot de 20e eeuw, de meest tragische uit de geschiedenis, die een groot deel van de mensheid ondergedompeld heeft in een onbeschrijfelijke wanhoop.

In haar strijd voor het kommunisme baseert de arbeidersklasse zich niet louter op de ontwikkeling van de productiekrachten, die door het kapitalisme zijn voortgebracht, maar ze stoelt ook een deel van haar vertrouwen in de toekomst op de wetenschappelijke verworvenheden en de theoretische visies die tevoren door de mensheid zijn aangeleverd. Dat geldt ook voor de erfenis van de klasse in haar strijd voor een doeltreffende solidariteit, die elke ervaring van de mensheid tot op heden integreert in de schepping van sociale banden, eenheid van doel, vriendschapsbanden, houdingen van respect en aandacht voor de medestrijders, enzovoort.

Noten

1. De nummers in de tekst verwijzen naar de voetnoten onder aan de bladzijde

Overige referenties verwijzen naar teksten aan het einde van de tekst

2. Voor meer elementen over de analyse, die door de IKS werd gemaakt, over de vraagstukken van de omvorming van de kringgeest naar clangeest, over de clans die in onze organisatie hebben bestaan en over onze strijd die vanaf 1993 tegen die zwakheden werd gevoerd, zie onze tekst: 'Het vraagstuk van de functionering van de organisatie in de IKS' en ons artikel 'De strijd voor de verdediging van de beginselen van de organisatie', in Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nrs. 109 en 110

3. Het gaat om de onderzoekscommissie, die benoemd werd door het 14e Congres van de IKS. Zie over dit onderwerp ons artikel in Internationale Revue, engels-, frans- en paanstalige uitgave, nr. 110.

4. Over dit onderwerp, zie hierover ons artikel 'De strijd van het proletariaat in het verval van het kapitalisme', in Internationale Revue, Nederlandstalige uitgave, nr.16. In dit artikel tonen wij aan waarom de strijd van de 20e eeuw, in tegenstelling tot in de 19e eeuw, niet kon steunen op een voorafgaande organisatie van de klasse.

5. In februari 1941 lokten de antisemitische maatregelen van de Duitse bezettingsmacht een massale mobilisatie uit van de Nederlandse arbeiders. Gestart op 25 februari breidde de staking zich 's anderendaags uit naar talrijke andere steden, voornamelijk naar Den Haag, Rotterdam, Groningen, Utrecht, Hilversum, Haarlem en zelfs tot in België, vooraleer zij wreedaardig werd onderdrukt door de gezagsdragers, voornamelijk door de SS. Zie hierover in ons boek over de ‘Geschiedenis van de Hollandse Linkerzijde', engels en franstalige uitgave, blz. 247.

6. De radenistische opvatting over het vraagstuk van de partij, die ontwikkeld werd door het Hollandse Linkerzijde en de bordigistische opvatting, een afstamming van de Italiaanse Linkerzijde, lijken op het eerste gezicht radicaal met elkaar in tegenspraak te zijn: de tweede meent dat het de rol van de kommunistische partij is om de macht te nemen en de dictatuur in naam van het proletariaat uit te oefenen, daarbij inbegrepen haar opstelling tegen het geheel van de klasse, terwijl de eerste van opvatting is dat elke partij, zelfs de kommunistische, een gevaar vormt voor de klasse, omdat ze voorbestemd is om onvermijdelijk misbruik te maken van haar macht ten koste van de belangen van de revolutie. In werkelijkheid komen beide opvattingen met elkaar overeen in het feit dat ze beiden een scheiding maken, ja zelfs een tegenstelling, tussen de partij en de klasse en dat zij beiden delen een fundamenteel gebrek aan vertrouwen ten opzichte van de arbeidersklasse. Voor de bordigisten heeft het geheel van de klasse niet de capaciteiten om de dictatuur uit te oefenen en het is om die reden dat deze taak toekomt aan de partij. Ondanks de schijn vertoont het radenisme niet méér vertrouwen in het proletariaat, aangezien ze meent dat deze laatste voorbestemd is om zich zijn macht te laten ontfutselen ten voordele van een partij vanaf het moment er zo’n partij bestaat.

7. Over onze analyse van de ontbinding, zie met name 'De Ontbinding, laatste fase in het verval van het kapitalisme' in Internationale Revue, Nederlandstalige uitgave, nr.13.

8. Een tekst gepubliceerd onder de titel: ‘Het vraagstuk van de functionering van de organisatie in de IKS' in Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr.109.

9. Dat is zo omdat "In de dynamiek van de clan het gemeenschappelijk vertrekpunt niet een werkelijke politieke overeenstemming is, maar banden van vriendschap, van trouw, van een samenvallen van bijzondere persoonlijke interesses of van een gedeelde frustraties. (…) Als er zo’n dynamiek ontstaat dan laten de leden of de sympathisanten van de clan, in het gedrag wat ze vertonen en in de beslissingen die ze nemen, zich niet meer leiden door een bewuste en redelijke keuze gebaseerd op de algemene belangen van de organisatie, maar in functie van het uitgangspunt en de belangen van de clan, die ertoe neigen zich tegenover die van de organisatie te stellen". ('Het vraagstuk van de functionering in de IKS', in Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr. 109, blz. 29-30). Vanaf het moment dat militanten een dergelijke houding aannemen, worden ze ertoe gedreven om een strikte denkwijze, het Marxisme, de rug toe te draaien. En zo worden zij tot de dragers van een tendens tot theoretische en programmatische ontaarding. Om slechts één voorbeeld aan te halen, kan men teruggrijpen op de clan, die zich in 1984 in de IKS ontstond, en die later de 'Externe Fractie van de IKS' zouden gaan vormen. Ze is geëindigd door ons platform geheel in vraag te stellen. Het heeft hen er uiteindelijk toe gebracht heel ons platform in vraag stellen, waarvan zij zich opwierpen als de beste verdedigers, en ook de analyse van het verval van het kapitalisme te verwerpen, dat behoorde tot het erfgoed van de Kommunistische Internationale en van de Kommunistische Linkerzijde.

10. Toen Trotsky, na zijn ontsnapping uit Siberië, in 1902 aankwam in West-Europa, was zijn faam als getalenteerd redacteur hem reeds vooruitgesneld (één van de pseudoniemen die hem werden gegeven was 'Pero', de pen). Hij zou snel een medewerker worden van eerste orde van de Iskra, uitgegeven door Lenin en Plechanov. In maart 1903, schreef Lenin aan Plechanov en stelde hem voor Trotsky te coöpteren in de redactie van de Iskra maar hij botste op een weigering: in werkelijkheid vreesde Plechanov dat het talent van deze jonge militant (toen 23 jaar) zijn eigen prestige in de schaduw zou stellen. Het was één van de eerste tekenen van het afglijden van de persoon, die de voornaamste drijvende kracht was achter de opkomst van het marxisme in Rusland en die, nadat hij de mensjewiki had vervoegd, zijn carrière zou eindigen als een sociaal-chauvinist in dienst van de bourgeoisie.

A. Rosa Luxemburg: De Russische Revolutie

B. Hans-Christian Andersen: De nieuwe kleren van de keizer. We moeten toegeven dat de sprookjes van Andersen soms realistischer zijn dan de sprookjes die de claninsme ons graag voorschotelt

C. A. Pannekoek: Marxisme and Darwinisme.

D. K. Kautsky: Ethiek en de materialistische geschiedenisbeschouwing

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Revolutionaire organisatie [10]

Theoretische vraagstukken: 

  • Cultuur [11]

Oriëntatietekst: Vertrouwen en solidariteit in de strijd van het proletariaat (Deel II)

  • 1761 keer gelezen

We publiceren hier het tweede deel van een oriëntatietekst, die in de zomer van 2001 in de IKS bediscussieerd en op de Buitengewone Conferentie van maart 2002 aangenomen werd. (1) Het eerste deel werd gepubliceerd in de Internationale Revue, frans-, engels, spaanstalig uitgave nr. 111en behandelde de volgende thema’s

- De gevolgen van de contrarevolutie op het zelfvertrouwen en de traditie van de solidariteit onder de huidige generatie van het proletariaat;

- Hoe de IKS door de zwakheid op het vlak van het vertrouwen en solidariteit aangetast is;

- De rol van het vertrouwen en de solidariteit in de geschiedenis van de mensheid

4. De dialectiek van het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse: verleden, heden en toekomst

Aangezien het proletariaat de eerste klasse is in de geschiedenis van de maatschappij die een bewuste historische visie heeft, is het begrijpelijk dat de bases van zijn vertrouwen in zijn taak ook van historische aard zijn, en een resultante zijn van het geheel van het proces dat het heeft doen ontstaan. Om die reden in het bijzonder is dit vertrouwen op beslissende wijze gericht op de toekomst en bijgevolg op een theoretisch inzicht. Daarom is het aanscherpen van de theorie een wapen bij uitstek in het overstijgen van de aangeboren zwakheden van de IKS met betrekking tot de kwestie van het vertrouwen. Dit laatste is per definitie altijd het vertrouwen in de toekomst. Het verleden kan niet meer veranderd worden, dus kan er geen sprake zijn van vertrouwen dat gericht is naar het verleden.

Elke opkomende revolutionaire klasse baseert het vertrouwen in haar historische taak niet alleen op haar toekomstige doeleinden, maar net zozeer op haar ervaringen en al wat ze in het verleden heeft verwezenlijkt. Nochtans was het vertrouwen van de revolutionaire klassen van het verleden, en van de bourgeoisie in het bijzonder, voornamelijk geworteld in het heden – in de economische en politieke macht die zij verworven hadden in de bestaande maatschappij. Aangezien het proletariaat binnen het kapitalisme nooit een dergelijke macht zal bezitten, kan er van een dergelijke overheersing van het heden nooit sprake zijn. Zonder de capaciteit om te leren uit zijn ervaring uit het verleden en zonder een werkelijke helderheid en overtuiging in verband met zijn doel als klasse, kan het nooit het zelfvertrouwen verwerven dat nodig is om de klassenmaatschappij te overstijgen. In deze zin is het proletariaat, meer dan enige klasse uit het verleden voor hem, een werkelijk historische klasse in de volle betekenis van het woord. Het verleden, het heden en de toekomst zijn drie onmisbare bestanddelen van zijn zelfvertrouwen. Daarom staat het ook buiten kijf dat het marxisme, het wetenschappelijke wapen van de proletarische revolutie, door haar stichters het historisch en dialectisch materialisme genoemd werd.

a) Deze vooraanstaande rol van de toekomst schakelt de rol van het heden in de dialectiek van de klassenstrijd helemaal niet uit. Juist omdat het proletariaat een uitgebuite klasse is, heeft het er behoefte aan om zijn collectieve strijd te ontwikkelen opdat de klasse in haar geheel bewust zou worden van haar werkelijke kracht en van haar toekomstig potentieel. Deze noodzaak voor de klasse om in haar geheel zelfvertrouwen te verwerven, stelt een totaal nieuw probleem in het geschiedkundig verloop van de klassenmaatschappijen. Het zelfvertrouwen van de revolutionaire klassen uit het verleden, die uitbuitende klassen waren, baseerde zich altijd op een hiërarchie in elk van deze klassen en in de maatschappij in haar geheel. Ze berustte op de capaciteit om te bevelen, om andere partijen van de maatschappij haar eigen wil op te leggen, en bijgevolg op de controle van het productieapparaat en het staatsapparaat. Inderdaad was het kenmerkend voor de bourgeoisie dat ze, zelfs in haar revolutionaire fase, andere sociale categorieën vond om in haar dienst te vechten en, toen zijn eenmaal aan de macht was, steeds meer haar taken 'delegeerde' aan bezoldigde dienaren.

Het proletariaat kan haar historische taak niet delegeren aan om het even wie. Daarom is het aan de klasse zelf om haar zelfvertrouwen te ontwikkelen. En daarom is het vertrouwen in het proletariaat altijd noodzakelijkerwijze een vertrouwen in de klasse als geheel, nooit in een deel ervan.

Het feit dat het proletariaat een uitgebuite klasse is maakt dat zijn zelfvertrouwen een wisselend en zelfs een ongeregeld karakter heeft, dat hoogtes en laagtes kent en meegolft met de beweging van de strijd van de klasse. Bovendien worden de revolutionaire politieke organisaties zelf grondig beïnvloed door deze hoogtes en laagtes. De mate en de wijze waarop zij zich organiseren, zich hergroeperen en tussenkomen in de klasse, hangt in grote mate af van deze beweging. En zoals wij weten zijn in periodes van diepe terugval, enkel minuscule minderheden in staat hun vertrouwen in de klasse te bewaren.

Maar de schommelingen in het vertrouwen zijn niet enkel verbonden met de wisselvalligheden van de strijd van de klasse. Als uitgebuite klasse kan het proletariaat op ieder ogenblik het slachtoffer worden van een vertrouwenscrisis, zelfs in het vuur van revolutionaire strijd. De proletarische revolutie "onderbreekt voortdurend haar eigen verloop, komt op het schijnbaar volbrachte terug om er opnieuw aan te beginnen. En in het bijzonder "schrikt zij steeds weer terug voor de reusachtige omvang van haar eigen doel" zoals Marx schreef. (Karl Marx, De 18e Brumaire).

De Revolutie in Rusland van 1917 toont duidelijk aan dat niet alleen de klasse in haar geheel maar ook de revolutionaire partij aangetast kan worden door dergelijke aarzelingen. Tussen februari en oktober 1917, hebben de Bolsjewiki verschillende vertrouwenscrises doorgemaakt met betrekking tot de capaciteit van de klasse om de taken te vervullen die op de dagorde stonden. Crises die geculmineerd hebben in de paniek met betrekking tot de opstand, die het Centraal Comité beknelde.

De revolutie in Rusland is dus de beste illustratie van het feit dat de diepere wortels van het vertrouwen in het proletariaat, in tegenstelling tot die van de bourgeoisie, nooit kunnen liggen in het heden. Gedurende die dramatische maanden, was vooral Lenin de verpersoonlijking van het rotsvaste vertrouwen in de klasse, vertrouwen zonder hetwelk geen enkele overwinning mogelijk is. En hij is daarin geslaagd omdat hij op geen enkel moment de theoretische en historische methode, eigen aan het marxisme, heeft laten vallen.

Niettegenstaande dat gegeven is de massale strijd van het proletariaat een onmisbaar moment bij de ontwikkeling van het revolutionaire vertrouwen. Vandaag is het de sleutel tot heel de historische situatie. Doordat het in staat is om bij te dragen tot het heroveren van de klasse-identiteit, is het een voorwaarde voor de klasse als geheel om zich opnieuw de lessen uit het verleden eigen te kunnen maken en opnieuw een revolutionair perspectief te kunnen ontwikkelen.

Net zoals voor het vraagstuk van het klassebewustzijn, waarmee het nauw verbonden is, moeten wij twee dimensies onderscheiden van dit vertrouwen: enerzijds de historische, theoretische, programmatische en organisatorische accumulatie van het vertrouwen, vertegenwoordigd door de revolutionaire organisaties en, breder gezien, door het historische ontwikkelingsproces van de ondergrondse rijping van het bewustzijn in de klasse, anderzijds de graad en uitbreiding van het vertrouwen in de klasse als geheel op een gegeven moment.

b) De bijdrage van het verleden aan dit vertrouwen is niet minder onmisbaar. In de eerste plaats omdat de geschiedenis onweerlegbare bewijzen bevat van het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse. De bourgeoisie zelf begrijpt het belang van deze voorbeelden uit het verleden voor haar klasse-vijand, daarom valt ze deze erfenis constant aan, en vooral de Oktoberrevolutie van 1917.

In de tweede plaats berust een van de factoren, die het meest geschikt zijn om het proletariaat na een nederlaag een riem onder het hart te steken, op zijn capaciteit om zijn begane fouten te verbeteren en lessen te trekken uit de geschiedenis. In tegenstelling tot de burgerlijke revolutie die van overwinning naar overwinning gaat, wordt de eindzege van het proletariaat voorbereid doorheen een reeks van nederlagen. Het proletariaat is dus in staat om zijn voorbije nederlagen om te vormen tot elementen van vertrouwen in de toekomst. Het was een van de basisbeginselen van het vertrouwen die Bilan overeind gehouden heeft in de donkerste periode van de contra-revolutie. Hoe dieper het vertrouwen in de klasse geworteld is, des te meer de revolutionairen de moed hebben om hun eigen zwakheden en die van de klasse genadeloos te bekritiseren. Hoe minder behoefte ze er aan hebben om zichzelf te troosten, des te meer zullen ze zich kenmerken door een nuchtere helderheid en de afwezigheid van dwaze euforie. Zoals Rosa Luxemburg het ontelbare keren heeft herhaald, de taak van de revolutionairen is te zeggen hoe de zaken er voor staan.

Op de derde plaats is de continuïteit, in het bijzonder het vermogen om lessen door te geven van de ene generatie op de andere, altijd fundamenteel geweest voor de ontwikkeling van het zelfvertrouwen van de mensheid. De vernietigende gevolgen van de contra-revolutie op het proletariaat zijn er het negatieve bewijs van. Voor ons is het vandaag des te belangrijker de lessen uit de geschiedenis te bestuderen, om onze eigen ervaring en die van de gehele arbeidersklasse over te dragen aan de generaties van revolutionairen, die ons zullen opvolgen.

c) Maar het is het toekomstperspectief dat de meest grondige basis vormt voor ons vertrouwen in het proletariaat. Het kan paradoxaal lijken. Hoe is het mogelijk om een vertrouwen te grondvesten op iets dat nog niet bestaat? Maar dit perspectief bestaat wel degelijk. Het bestaat als een bewust doel, als een theoretische constructie, net zoals een ontworpen gebouw reeds bestaat in het hoofd van de architect. Vooraleer het proletariaat het in de praktijk zal verwezenlijken, is het de architect van het kommunisme.

Wij hebben al gezien dat, toen het proletariaat als een onafhankelijke kracht verscheen op het toneel van de geschiedenis, tegelijk het perspectief van het kommunisme ontstond: niet het collectieve bezit van de consumptiemiddelen, maar van de productiemiddelen. Dit idee is het gevolg van de scheiding van de producenten van de productiemiddelen, via de loonarbeid en de socialisering van de arbeid. Anders gezegd: dit idee is het product van het proletariaat, van zijn plaats in de kapitalistische maatschappij. Of zoals Engels het schrijft in de Anti-Dühring, de voornaamste tegenstelling in het hart van het kapitalisme is die tussen twee sociale beginselen, een collectief beginsel, vertegenwoordigd door het proletariaat, en een individueel, anarchistisch beginsel, gebaseerd op het privé-eigendom van de productiemiddelen, vertegenwoordigd door de bourgeoisie.

Het kommunistisch perspectief was al opgedoken voor de proletarische strijd zijn revolutionair potentieel had geopenbaard. Wat deze gebeurtenissen hebben verduidelijkt is dat enkel de arbeidersstrijd kan leiden tot het kommunisme. Maar het perspectief zelf bestond al vooraf. Het baseerde zich voornamelijk op de lessen uit het verleden en het heden van de toenmalige proletarische strijd. En zelfs in de jaren 1840, toen Marx en Engels begonnen met het omvormen van het socialisme van utopie tot wetenschap, had de klasse nog niet veel tastbare bewijzen gegeven van haar revolutionaire kracht.

Dit houdt in dat, vanaf het begin de theorie zelf een wapen was van de strijd van de klasse. En tot aan de nederlaag van de revolutionaire golf was, zoals wij gezegd hebben, deze visie op zijn historische rol cruciaal om de klasse vertrouwen te geven om de confrontatie aan te gaan met het kapitaal.

De revolutionaire theorie is voor het proletariaat dus, tegelijkertijd met de onmiddellijke strijd en de lessen uit het verleden, een belangrijke factor van vertrouwen geweest, in het bijzonder van zijn diepgaande ontwikkeling, maar op lange termijn ook van zijn uitbreiding. Aangezien de revolutie enkel kan plaatsgrijpen als een bewuste daad, kan ze enkel zegevieren als de revolutionaire theorie de massa's begeestert.

In de burgerlijke revolutie was het perspectief nauwelijks meer dan een projectie van de geest van de evolutie uit het heden en het verleden: de graduele verovering van de macht binnen de oude maatschappij. Voorzover de bourgeoisie kwam aanzetten met een theorie over de toekomst, kwam dit neer op platte misleidingen die als voornaamste taak hadden de revolutionaire passie aan te wakkeren. Het onwerkelijke karakter van deze visies stoorde geenszins de zaak waarvoor ze dienden. Voor het proletariaat daarentegen is de toekomst het vertrekpunt. In de mate waarin het slaagt om zijn kracht als klasse geleidelijk op te bouwen binnen het kapitalisme, wordt de helderheid een van zijn meest onmisbare wapens.

"De klassieke idealistische filosofie heeft altijd gesteld dat de mensheid in twee verschillende werelden leeft, de materiële wereld waarin de schaarste heerst en die van de geest of de verbeelding waarin de vrijheid heerst.

Ondanks de noodzaak om deze twee werelden te verwerpen, waarin volgens Plato en Kant de mensheid leeft, is het toch correct om te stellen dat de menselijke wezens in twee verschillende werelden leven (…) De twee werelden waarin de mensheid leeft zijn het verleden en de toekomst. Het heden is de grens tussen de twee. Heel haar ervaring berust in het verleden (…) Zij kan daar niets meer aan veranderen, al wat ze kan doen is haar noodzakelijkheid aanvaarden. Ook de wereld van de ervaring, de wereld van de kennis is die van de noodzaak. Voor de toekomst ligt dat anders. Daar heb ik niet de minste ervaring van. Hij stelt zich blijkbaar helemaal vrij aan mij voor, als een wereld die ik kan ervaren op basis van kennis, maar waarin ik mijn moet bevestigen door daden. (…) Handelen wil altijd zeggen: kiezen tussen verschillende mogelijkheden, en zelfs al is het enkel tussen handelen of niet handelen, dan wil dat zeggen aanvaarden of verwerpen, verdedigen of aanvallen. (…) Maar niet enkel het gevoel van vrijheid is een voorwaarde voor de actie, maar ook de gegeven doelinden. Als de wereld van het verleden wordt geregeerd door de verhouding tussen oorzaak en gevolg, dan wordt die van de actie, van de toekomst geregeerd door de doelgerichtheid (teleologie)" (Kautsky, De materialistische opvatting van de geschiedenis)

Reeds voor Marx had Hegel het probleem van de verhouding tussen de noodzaak en vrijheid, tussen het verleden en de toekomst op theoretisch wijze had opgelost. De vrijheid bestaat er in te doen wat noodzakelijk is, zei Hegel. Met andere woorden: de mens vergroot zijn vrije ruimte, niet door te revolteren tegen de evolutiewetten van de wereld, maar door ze te begrijpen en te gebruiken voor zijn eigen doel. "De noodzaak is slechts blind in de mate waarin ze niet begrepen wordt" (Hegel, Encyclopedie van de filosofische wetenschappen). Op dezelfde manier is het voor het proletariaat noodzakelijk om de wetten van de geschiedenis te begrijpen en dus zijn historische taak te vervullen. Daaruit vloeit voort dat indien de wetenschap en, met haar, het vertrouwen van de bourgeoisie in grote mate gebaseerd waren op een groeiend inzicht in de natuurwetten, zijn de wetenschap en het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse gebaseerd op een begrip van de maatschappij en de geschiedenis.

Zoals MC (2) in een bijdrage ter verdediging van de klassiekers van het marxisme over het vraagstuk aangetoond heeft, moet in de revolutionaire beweging de toekomst overheersen over het verleden en het heden, want dat is wat zijn richting bepaalt. De overheersing van het heden leidt onvermijdelijk tot aarzelingen, die een enorme kwetsbaarheid scheppen tegenover de invloed van de kleinburgerij, de personificatie van de aarzeling. De overheersing van het verleden leidt tot het opportunisme en dus tot de invloed van de bourgeoisie als bastion van de moderne reactie. In het tweede geval leidt het verlies van een langetermijnvisie tot de teloorgang van de revolutionaire richting.

Zoals Marx zei:"De sociale revolutie van de 19e eeuw kan haar poëzie niet putten uit het verleden, maar enkel uit de toekomst". (Karl Marx, Idem)

Daaruit moeten wij concluderen dat het immediatisme de voornaamste vijand is van het zelfvertrouwen van het proletariaat, niet alleen omdat de weg naar het kommunisme lang en bochtig is, maar ook omdat dit vertrouwen geworteld is in de theorie en in de toekomst, terwijl het immediatisme een capitulatie is voor het heden, voor de bewondering van de onmiddellijke feiten. In de geschiedenis is het immediatisme de overheersende factor geweest voor de desoriëntatie binnen de arbeidersbeweging. Het lag aan de basis van alle tendensen om 'de beweging vóór het doel' te stellen, zoals Bernstein het verwoordde, en dus de klasse-beginselen te laten vallen. Of het nu de vorm aanneemt van het opportunisme zoals bij de revisionisten in de overgang van de wending van de 19e naar de 20e eeuw of bij de trotskisten in de jaren 1930. Of het nu de vorm aanneemt van het avonturisme zoals bij de Onafhankelijken (USPD) in 1919 of bij de KPD in 1921 in Duitsland, dit kleinburgerlijk politiek ongeduld leidt altijd naar het verraad van de toekomst voor een bord linzensoep, om een beeld uit de bijbel te gebruiken. Aan de basis van deze rare houding, ligt altijd een verlies van vertrouwen in de arbeidersklasse.

In de historische verheffing van het proletariaat vormen verleden, heden en toekomst een eenheid. Tezelfdertijd loert er bij ieder van deze 'werelden' een specifiek gevaar om de hoek. Het gevaar met betrekking tot het verleden is het vergeten van de lessen. Het gevaar ten aanzien van het heden is slachtoffer te worden van wat ons onmiddellijk voorgeschoteld wordt. Het gevaar met betrekking tot de toekomst is het verwaarlozen en verslappen van de theoretische inspanningen.

Dit herinnert ons er aan dat de verdediging en de ontwikkeling van de theoretische wapens van de arbeidersklasse de specifieke taak vormen van de revolutionaire organisaties, en dat deze laatste een bijzondere verantwoordelijkheid hebben met betrekking tot het in het bewaren van het historische vertrouwen in de klasse.

5. Het vertrouwen, de solidariteit en de partijgeest zijn nooit definitieve verworvenheden

Zoals we gezegd hebben, vormen de helderheid en de eenheid de belangrijkste bases voor een vertrouwde sociale actie. In het geval van de strijd van de internationale proletarische klasse, is het evident dat deze eenheid niet meer is dan een tendens die zich op een dag zal kunnen doorzetten via een arbeidersraad op wereldvlak. Maar politiek gezien zijn de eenheidsorganisaties, die opduiken in de strijd, reeds de uitdrukking van deze tendens. Zelfs buiten deze georganiseerde uitdrukkingen drukt de solidariteit – haar uitdrukking op het individueel vlak daarbij inbegrepen – ook deze eenheid uit. Het proletariaat is de eerste klasse in wiens schoot er geen economische uiteenlopende belangen heersen; en in deze zin kondigt zijn solidariteit de aard van de maatschappij aan waarvoor zij strijdt.

Nochtans is de revolutionaire organisatie en het programma dat zij verdedigt de belangrijkste en meest permanente uitdrukking van de eenheid van de klasse. In feite is deze laatste de meest ontwikkelde belichaming van het vertrouwen in het proletariaat – en ook zijn meest ingewikkeldste.

Als dusdanig vormt het vertrouwen het hart van de opbouw van een dergelijke organisatie. Hier komt van de taak van het proletariaat op directe wijze tot uitdrukking in het politieke programma van de klasse, in de marxistische methode, in de historische capaciteit van de klasse, in de rol van de organisatie tegenover de klasse, in haar functioneringsprincipes, in het zelfvertrouwen van de militanten en de verschillende delen van de organisatie in zichzelf en in de anderen. Het gaat in het bijzonder om de eenheid van de verschillende politieke en organisatorische beginselen die zij verdedigt en de eenheid tussen de verschillende delen van de organisatie zijn de meest directe uitdrukkingen van het vertrouwen in de klasse: eenheid van doel en actie, van doel van de klasse en van de middelen om er te komen.

De twee belangrijkste aspecten van dit vertrouwen zijn het politieke en organisatorische leven. Het eerste komt tot uiting in de trouw aan de politieke beginselen, maar ook in de capaciteit om de marxistische theorie te ontwikkelen als antwoord op de evolutie van de werkelijkheid. Het tweede uit zich in de trouw aan de proletarische functioneringsbeginselen en de capaciteit om een werkelijk vertrouwen en solidariteit te ontwikkelen in de schoot van de organisatie. Een afzwakking van het vertrouwen op een van deze twee vlakken zal altijd tot gevolg hebben dat de eenheid – en het bestaan – van de organisatie in vraag gesteld wordt..

Op organisatorisch vlak is de meest ontwikkelde uitdrukking van dit vertrouwen, van deze solidariteit en van deze eenheid wat Lenin de partijgeest heeft genoemd. In de geschiedenis van de arbeidersbeweging zijn er drie beroemde voorbeelden geweest waar die partijgeest in praktijk werd gebracht: de Duitse partij (SPD) in de jaren 1870 en 1880, de Bolsjewiki vanaf 1903 tot aan de revolutie, de Italiaanse partij (PCI) en de Fractie die er, na de revolutionaire golf, uit voortgekomen is. Deze voorbeelden zullen ons helpen om de aard en de dynamiek aan te tonen van de partijgeest en de gevaren die haar bedreigen.

a) Wat de Duitse partij (de SPD in de 19e eeuw) in dit verband kenmerkte was haar functioneringswijze volgens beginselen, die uitgestippeld waren door de Eerste Internationale in haar strijd tegen het bakoenisme (en het lasallisme). Haar beginselen werden verankerd in de hele partij via een reeks van organisatorische gevechten en in de strijd voor de verdediging van de organisatie tegen de staatsrepressie: zo werd een traditie van solidariteit was gesmeed tussen de militanten en de verschillende delen van de organisatie. In feite heeft de SPD in die 'heldhaftige' periode van clandestiniteit de tradities ontwikkeld van de verdediging van de beginselen, zonder toegevingen te doen op het vlak van theoretische studie en organisatorische eenheid, dat van haar een natuurlijke leider maakte van de internationale arbeidersbeweging. De dagelijkse solidariteit in haar rangen was een krachtige katalysator van al deze kwaliteiten. Bij de wending van de eeuw was de partijgeest evenwel bijna compleet dood, zodanig dat Rosa Luxemburg kon verklaren dat er meer menselijkheid was in een Siberisch dorp dan in de hele Duitse partij (SPD) (Rosa Luxemburg, Correspondentie met Klara Zetkin). De verdwijning van deze solidariteit kondigde, lang voor het effectieve programmatische verraad, het toenmalige verraad in feite al aan. b) Maar de vlag van de partijgeest werd overgenomen door de Bolsjewiki. Daar vindt men dezelfde kenmerken terug. De Bolsjewiki hebben hun organisatorische beginselen geërfd van de Duitse partij (SPD), middel een reeks organisatorische gevechten hebben zij ze verankerd in iedere sectie en in elk lid, en via het jarenlange clandestiene werk de levendige solidariteit gesmeed. Zonder deze kwaliteiten zou de partij nooit de test van de revolutie hebben kunnen doorstaan. Alhoewel de partij in augustus 1914 en oktober 1917 een reeks van politieke crises heeft doorgemaakt en zelfs herhaaldelijk heeft moeten antwoorden op het binnendringen van openlijk burgerlijke standpunten in haar rangen en haar leiding (zoals de steun aan de oorlog in 1914 en na februari 1917), zijn de eenheid van de organisatie, haar vermogen om haar verschilpunten te verhelderen, haar fouten te verbeteren en tussen te komen in de klasse niet in vraag gesteld.. c) Zoals wij weten was de partijgeest in de partij van Lenin ver voor de eindzege van het stalinisme compleet teruggelopen. Maar eens te meer werd de vlag tegenover de stalinistische contra-revolutie, overgenomen: deze keer door de Italiaanse partij (PCI) en daarna door de Italiaanse Fractie. Deze partij werd de erfgenaam van de organisatorische beginselen en tradities van het bolsjewisme. In haar strijd tegen het stalinisme en door haar later te verrijken met de visie en de methode van de Fractie heeft ze haar visie ontwikkeld op de partij. En dat heeft plaatsgevonden in de meest verschrikkelijke objectieve omstandigheden, waarin, eens te meer, een levendige solidariteit gesmeed moest worden.

Op het einde van de Tweede Wereldoorlog, heeft de Italiaanse Linkerzijde op haar beurt de organisatorische verworvenheden, waarvan ze zo doordrongen was, de rug toegekeerd. In feite hebben noch de half-religieuze parodie van het collectieve leven dat ontwikkeld werd door het naoorlogse bordigisme (PCI-Programme), noch het informalistische federalisme van Battaglia Communista (BC) iets te maken met het organisatorische leven van de Italiaanse Linkerzijde van de jaren 1920 en 1930. In het bijzonder werd het eigenlijke concept van de Fractie verlaten.

Daarna was het de Franse Linkerzijde (GCF) die op haar beurt de erfenis van deze organisatorische beginselen en de strijd voor de partijgeest op zich nam. En vandaag het komt op de IKS aan om deze erfenis verder te doen leven.

d) De partijgeest is nooit een definitieve verworvenheid. De organisaties en stromingen uit het verleden, die dat het best hebben belichaamd, zijn allen geëindigd met hem compleet en definitief verlies ervan. In ieder van de gegeven voorbeelden waren de omstandigheden, waarin de partijgeest verdween, verschillend. De ervaring van de trage ontaarding van een massapartij of de integratie van een partij in het staatsapparaat van een geïsoleerd arbeidersbastion zullen zich wellicht nooit meer herhalen. Desalniettemin vallen er algemene lessen uit te trekken. In ieder geval:

- is de partijgeest verdwenen op een moment van een historisch keerpunt: in Duitsland tussen de opkomst- en het vervalperiode van het kapitalisme, in Rusland met de ontaarding van de revolutie, en voor de Italiaanse Linkerzijde in de periode tussen de revolutie en de contra-revolutie. Vandaag wordt de partijgeest bedreigd door de opkomst van de fase van ontbinding;

- heeft de illusie dat kwesties in het verleden gerealiseerde kwesties zijn definitief de noodzakelijke waakzaamheid gekregen. De Kinderziekte van het Komununisme van Lenin is een perfecte illustratie van deze illusie. Vandaag zit hetzelfde gevaar vervat in de overschatting van de organisatorische rijpheid van de IKS;

- hebben het immediatisme en het ongeduld de deur opengezet voor het programmatische en organisatorische opportunisme. Het voorbeeld van de Italiaanse Linkerzijde spreekt boekdelen omdat het historisch het dichtst bij ons staat. Het verlangen om er eindelijk toe te komen zijn invloed te vergroten en nieuwe leden te werven, heeft de Italiaanse Linkerzijde ertoe aangezet om in 1943-'45 de lessen van de Fractie te laten varen en die de bordigistische PCI er in 1980-81 toe bracht om bepaalde van haar programmatische beginselen te laten varen. Vandaag wordt de IKS op zijn beurt geconfronteerd met gelijkaardige pogingen die verweven zijn met de historische situatie.

- is het laten varen van deze partijgeest op organisatorisch vlak de uitdrukking geweest van het verlies van vertrouwen in de arbeidersklasse die onvermijdelijk ook op het politieke vlak tot uiting is gekomen (verlies aan programmatische helderheid). Dit is tot op heden nooit het geval geweest voor de IKS. Maar het is altijd het geval geweest voor de 'tendensen' die zich afgesplitst hebben van de IKS (zoals de FECCI of de 'Cercle de Paris' die de analyse van het verval verworpen hebben).

In de laatste maanden (van 2001) is het vooral de gelijktijdige afzwakking van onze theoretische inspanningen en de waakzaamheid, een zekere euforie met betrekking tot de vooruitgang van de organisatie en dus een verblinding ten opzichte van onze moeilijkheden die het gevaar aan het licht brengen van een verlies van de partijgeest, van een organisatorische ontaarding en een theoretische verkalking. De ondermijning van het vertrouwen in onze rangen en het onvermogen om definitieve stappen vooruit te zetten in de ontwikkeling van de solidariteit zijn de overheersende factoren geweest van deze tendens die, potentieel, kon leiden tot een programmatisch verraad of de verdwijning van de organisatie.

6. Geen partijgeest zonder individuele verantwoordelijkheid

Na de strijd tegen het clanisme, van 1993-'96, zijn er houdingen van wantrouwen beginnen op te duiken ten opzichte van de politieke en sociale verhoudingen tussen de kameraden buiten het formele kader van de vergaderingen en de gemandateerde activiteiten. De vriendschap, de liefdesverhoudingen, de banden en sociale activiteiten, de gebaren van persoonlijke solidariteit, de politiek en andere discussies onder kameraden zijn soms, in de praktijk, behandeld als een noodzakelijk kwaad, en feite als het terrein bij uitstek voor de ontwikkeling van het clanisme. In tegenstelling daarmee begon men de formele structuren van onze activiteiten als het ware te beschouwen als een waarborg tegen de terugkeer van het clanisme.

Dergelijke reacties tegen het clanisme brengen aan het licht dat er een onvoldoende assimilatie was van onze analyse, die ons ontwapende tegen dat gevaar. Zoals we zeiden, duikt het clanisme voor een deel op als een fout antwoord op een reëel probleem van gebrek aan vertrouwen en solidariteit in onze rangen. Meer nog: de vernietiging van de wederzijdse verhoudingen van vertrouwen en solidariteit onder de kameraden, die werkelijk bestond, is voornamelijk te wijten aan het werk van het clanisme en heeft de voorwaarden voorbereid voor een nieuwe ontwikkeling ervan. Het is vóór alles het clanisme dat de geest van vriendschap heeft ondergraven: werkelijke vriendschap is nooit gericht tegen een derde persoon en sluit nooit wederzijdse kritiek uit. Het clanisme heeft de onontbeerlijke politieke discussies en sociale banden onder de kameraden vernietigd door ze om te vormen tot 'informele discussies' achter de rug om van de organisatie. Door de toename van de atomisering en door de afbraak van het vertrouwen, door op overdreven en onverantwoorde wijze tussen te komen in het persoonlijke leven van de kameraden door hen sociaal te isoleren van de organisatie, ondermijnde het clanisme de natuurlijke solidariteit, die zich moet uitdrukking in 'de plicht tot zorg' van de organisatie ten opzichte van de persoonlijke moeilijkheden die haar militanten kunnen ondervinden.

Het is onmogelijk om het clanisme met zijn eigen wapens te bestrijden. We kunnen ons alleen weerbaarder maken tegen het clanisme, niet door het wantrouwen tegenover de volledige ontwikkeling van het politieke en sociale leven buiten het eenvoudige formele kader van de sectievergaderingen, maar door het werkelijke vertrouwen in deze traditie van de arbeidersbeweging.

Achter dit onterechte wantrouwen tegenover het 'informele' leven van een arbeidersorganisatie schuilt de kleinburgerlijke utopie van een waarborg tegen de kringgeest, die kan leiden tot een zinsbegoochelend dogma van een catechismus tegen het clanisme. Een dergelijke benadering neigt er toe om de statuten om te vormen tot rigide wetten, 'de plicht tot zorg' tot bewaking en de solidariteit tot een inhoudsloos ritueel.

Een van de manieren waarop de kleinburgerij haar angst voor de toekomst uitdrukt is via een ziekelijk dogmatisme dat een bescherming lijkt te bieden tegen het gevaar van het onvoorziene. Dat was wat de 'oude garde' van de Russische partij (Bolsjewiki) ertoe bracht om Lenin er voortdurend van te beschuldigen dat hij de beginselen en de tradities van het bolsjewisme liet vallen. Het is een soort conservatisme die de revolutionaire geest ondermijnt. Niemand is vrij van dit gevaar, zoals het debat over het Poolse vraagstuk in de socialistische internationale (Tweede Internationale) toont. Hierin namen Willem Liebknecht, maar Engels ook gedeeltelijk, een dergelijke conservatieve houding aan toen Rosa Luxemburg de noodzaak stelde om het oude standpunt van steun aan de onafhankelijkheid van Polen te herzien.

Omdat het clanisme in werkelijkheid een uitvloeisel is van onstabiele tussenlagen zonder toekomst, is het niet alleen in staat, maar er zelfs toe veroordeeld om altijd veranderende vormen en kenmerken aan te nemen. De geschiedenis toont aan dat het clanisme niet enkel de vorm aanneemt van het informalisme van de kunstenaarswereld en de parallelle structuren waar gedeclasseerden zo tuk op zijn, maar dat het eveneens in staat is om officiële structuren van de organisatie te gebruiken en de schijn van een formalisme en kleinburgerlijk routinisme te promoten voor haar parallelle politiek. Terwijl in een organisatie, waar de partijgeest zwak en de geest van contestatie sterk is, heeft een informele clan meer kans op succes. In een striktere atmosfeer, waar een groot vertrouwen heerst in de centrale organen, kan een formeeloptreden en de aanpassing van officiële structuren perfect beantwoorden aan de behoeften van het clanisme.

In werkelijkheid bevat het clanisme twee kanten van dezelfde medaille. Historisch gezien is het veroordeeld om te laveren tussen twee polen die elkaar op het eerste gezicht uitsluiten. In het geval van Bakoenin, zitten die twee aspecten vervat in een 'hogere synthese': de absolute individuele vrijheid van het anarchisme, uitgebazuind door de officiële Alliantie, en het blinde vertrouwen en gehoorzaamheid die geëist werden door de Geheime Alliantie: "Net als Jezuïeten, maar met als het doel, niet de onderwerping maar de ontvoogding van het volk, heeft ieder onder hen verzaakt aan zijn eigen wil. In het Comité, zoals in de hele organisatie, is het niet het individu dat nadenkt, wil en ageert maar het collectief " schreef Bakoenin. Wat deze organisatie kenmerkt, zo gaat hij verder, is "het blinde vertrouwen dat haar geboden wordt door bekende en gerespecteerde persoonlijkheden". Bakoenin, 'Oproep tot de officieren van het Russische leger' (Franse vertaling in La première Internationale, T.II door Jacques Freymont, Genève, 1962).

De sociale verhoudingen die geroepen zijn om een rol te spelen in een dergelijke organisatie, zijn duidelijk:

"Alle gemoedsleven, de gevoelens van verwekking van familieverbanden, van vriendschap, van liefde, van erkenning moeten onderdrukt worden bij hem voor de unieke en koude passie van het revolutionaire werk" (Bakoenin, De revolutionaire catechismus (Idem)).

Hier kan men duidelijk zien dat het monolithisme geen uitvinding is van het stalinisme maar reeds vervat zat in het gemis aan vertrouwen in de historische taak, het collectieve leven en de proletarische solidariteit, dat kenmerkend is voor het clanisme. Voor ons is daar niets nieuws noch verrassend aan. Het is de welbekende kleinburgerlijke vrees voor de individuele verantwoordelijkheid die, in onze dagen, een groot aantal personen, die enorm individualistisch zijn ingesteld, in de armen drijft van verschillende sekten waar ze niet langer voor zichzelf hoeven te denken en te handelen.

Het is werkelijk een illusie te geloven dat men het clanisme kan bestrijden zonder de verantwoordelijkheid van de individuele leden van de organisatie. Het zou van paranoia getuigen om te denken dat de 'collectieve' bewaking de individuele overtuiging en waakzaamheid in deze strijd kan vervangen. In werkelijkheid is het clanisme de belichaming van het gemis aan vertrouwen in het werkelijke collectieve leven en in de mogelijkheid van de werkelijke individuele verantwoordelijkheid.

Wat is het verschil tussen de discussies onder kameraden buiten de vergaderingen en de 'informele discussies' van het clanisme? Is dit afhankelijk van het feit dat de eerste wel en de tweede niet gerapporteerd zouden worden aan de organisatie? Ja, ook al is het niet mogelijk elke discussie formeel te rapporteren. Meer fundamenteel beslissend is de houding waarmee een dergelijke discussie wordt gevoerd. Wij moeten allemaal zelf de partijgeest ontwikkelen want niemand zal dat voor ons doen. Deze partijgeest zal altijd een dode letter blijven als militanten niet kunnen begrijpen dat ze vertrouwen moeten hebben in elkaar. Evenzo kan er geen levendige solidariteit bloeien zonder een persoonlijke inzet van elke militant op dit vlak.

Als de strijd tegen de kringgeest enkel afhankelijk zou zijn van de gezondheid van de formele collectieve structuren, zou er nooit een probleem van clanisme bestaan in de proletarische organisaties. De clans ontwikkelen zich als gevolg van het afzwakken van de waakzaamheid en de verantwoordelijkheid op individuele vlak. Daarom is een deel van de Oriëntatietekst van 1993 (3) gewijd aan de identificatie van de gedragingen, waartegen elke militant zichzelf moet wapenen. Deze individuele verantwoordelijkheid is onmisbaar, niet alleen in de strijd tegen het clanisme, maar ook in de positieve ontwikkeling van een gezond proletarisch leven. In een dergelijke organisatie, hebben de militanten geleerd om voor zichzelf te denken en hun vertrouwen is verankerd in een theoretisch, politiek en organisatorisch inzicht in de aard van de proletarische zaak, niet in de trouw aan deze of gene kameraad of centraal comité.

"De 'nieuwe koers' moet ermee beginnen dat wij allen - van de eenvoudigste beambte tot de allerhoogste - het gevoel hebben dat niemand de Partij meer zal kunnen terroriseren. Onze jeugd moet zich niet afstompen om onze regels te herhalen. Zij moet ze verwerven, ze assimileren, er zijn mening en zijn eigen beeld over vormen, en in staat zijn om deze visies te verdedigen met de moed, die voortspruit uit een diepe overtuiging en een volledige onafhankelijkheid van karakter. Weg met de partij, met de passieve gehoorzaamheid die haar pas afstemt op die van de chefs; weg met de partij met het onpersoonlijke, de slaafsheid, het carrièrisme! De bolsjewiek is niet enkel een gedisciplineerde iemand: het is een mens die zich, in elk geval en ten opzichte van elk vraagstuk, een stevige mening smeedt en deze moedig verdedigt, niet alleen tegenover zijn vijanden, maar ook in zijn eigen partij" (Leon Trotsky, Nieuwe Koers).

En Trotsky voegt er aan toe "Net als in de revolutie, draait het in de militaire kunst om de waarachtigheid en de verantwoordelijkheidszin" (Trotsky, Over het routinisme in het leger en elders).

De collectieve verantwoordelijkheid en de individuele verantwoordelijkheid zijn, verre van elkaar wederzijds uit te sluiten, van elkaar afhankelijk en bepalen elkaar. Zoals Plechanow het ontwikkelt, is de eliminatie van het individu in de geschiedenis onverzoenbaar met het marxisme:"Terwijl sommige subjectivisten, begerig om aan het ‘individu’ een zo belangrijk mogelijke rol in de geschiedenis toe te schrijven, ontkenden dat de historische beweging zich voltrekt volgens vaste wetten, waren enkele van hun jongste tegenstanders klaarblijkelijk bereid om in hun drang om beter te laten uitkomen dat deze beweging aan wetten gehoorzaamt, te vergeten, dat het de mensen zijn die de geschiedenis maken, en dat als gevolg daarvan het optreden van de enkelingen in die wetmatigheid noodzakelijkerwijs een rol speelt." (G.Pechanov, Over de rol van de persoonlijkheid in de geschiedenis, Progres).

Een dergelijke verwerping van de verantwoordelijkheid van de individuen is eveneens verbonden met het kleinburgerlijk democratisme, die er naar uitkijkt om ons beginsel 'ieder naar vermogen' te vervangen door de reactionaire utopie van de gelijkschakeling van de leden van een collectief lichaam. Dit project, dat verworpen werd in de Oriëntatietekst van 1993, is niet het doel van de organisatie vandaag, noch van de toekomstige kommunistische maatschappij.

Een van de taken die wij allen hebben, is het leren van het voorbeeld van alle grote revolutionairen (de beroemde evenals alle anonieme strijders van onze klasse) die onze programmatische en organisatorische beginselen nooit verraden hebben. Dit heeft niets uit te staan met wat voor personencultus dan ook. Zoals Plechanow besluit in zijn beroemde essay over de rol van het individu in de geschiedenis: " En niet alleen voor de inluiders voor de ‘grote’ mannen opent zich een wijds veld van actie, maar ook voor allen die ogen hebben om te zien, oren om te horen en een hart om hun naaste lief te hebben. Het begrip groot is relatief. Moreel groot is hij, die volgens de uitdrukking van het evangelie ‘zijn leven geeft voor zijn naaste’." (G. Plechanow, Idem)

Bij wijze van besluit

Hieruit volgt dat de assimilatie en de uitdieping van de vraagstukken, die wij meer dan een jaar geleden zijn begonnen te bediscussiëren, vandaag een prioriteit zijn.

Het behoort tot de taak van het bewustzijn om een politiek en organisatorisch kader te scheppen dat het best de ontwikkeling van het vertrouwen en de solidariteit begunstigt. Deze taak, die gelijk staat aan een kunst of wetenschap, en die tot de allermoeilijkste werkzaamheden behoort, staat centraal in de opbouw van de organisatie. Aan de basis van dit werk ligt de versterking van de eenheid van de organisatie, het meest 'heilige' beginsel van het proletariaat. En zoals voor iedere collectieve gemeenschap, is de veronderstelling dat er regels zijn van gemeenschappelijk gedrag. Concreet dragen de statuten, de teksten van 1981 over de functie en de functionering, en die van 1993 over het organisatorische weefsel reeds elementen aan voor een dergelijk kader. Het is noodzakelijk om herhaalde malen op deze teksten terug te komen, maar vooral wanneer de eenheid van de organisatie in gevaar is. Ze moeten het vertrekpunt zijn voor een permanente waakzaamheid.

Op dat vlak is het belangrijkste onbegrip in onze rangen de idee dat deze vraagstukken gemakkelijk en eenvoudig zijn. Volgens deze houding zou het volstaan om het vertrouwen uit te vaardigen om het te doen bestaan. En aangezien de solidariteit toch een praktische activiteit is, zou het volstaan met 'just go and do it' (doe het gewoon). Niets staat verder af van de waarheid! De opbouw van de organisatie is een uitermate ingewikkeld en zelfs delicaat vraagstuk. En er bestaat geen enkel product van de menselijke cultuur, dat zo moeilijk en broos is als het bewustzijn. Daarom moet er, geconfronteerd met dit of het dat gebrek aan vertrouwen door het ene of andere deel van de organisatie, altijd als eerste de kwestie gesteld worden wat er collectief gedaan kan worden om het wantrouwen of zelfs de vrees ervoor in onze rangen te verminderen. Hetzelfde geldt voor de solidariteit. Ook al is ze 'praktisch' en ook 'natuurlijk' in de arbeidersklasse, dan wordt ze omringd door factoren die tegen een dergelijke solidariteit ingaan, omdat de arbeidersklasse leeft in de burgerlijke maatschappij. Bovendien leidt het binnensijpelen van een vreemde ideologie tot afwijkende opvattingen over dit vraagstuk, zoals de recente weigering om teksten van kameraden te beschouwen als een uitdrukking van solidariteit of als een waardevolle basis voor een debat over het vertrouwen, of ze op te vatten als ' thuis gegroeide psychologische' uitleg van de oorsprong van bepaalde politieke meningsverschillen in het persoonlijke leven van kameraden (4) (…)

De marxistische theorie is ons belangrijkste wapen in de strijd tegen het verlies van vertrouwen. Het is over het algemeen het middel bij uitstek om weerstand te bieden aan het immediatisme en de verdediging van een lange termijnvisie. Het is de enige mogelijke basis voor een werkelijk wetenschappelijk vertrouwen in het proletariaat dat op zijn beurt de basis is voor het vertrouwen in alle verschillende delen van de klasse onderling. Het is name een theoretische werkwijze, die ons in staat stelt om de diepere wortels te bereiken van de organisatorische problemen, die aangepakt moeten worden als volwaardige theoretische en historische vraagstukken. Tevens moet de IKS zich, bij afwezigheid van een levendige traditie ten opzichte van dit vraagstuk en bij de, tot op heden, afwezigheid van het vuur van de repressie, baseren op een studie van het verleden van de arbeidersbeweging, om te komen tot een gewilde en bewuste ontwikkeling van een traditie van actieve solidariteit en sociaal leven in onze rangen.

Als de geschiedenis ons zo kwetsbaar heeft gemaakt tegenover de gevaren van het clanisme, dan heeft ze ons ook de middelen ter hand gesteld om ze te overstijgen. Wij mogen vooral nooit uit het oog verliezen dat het internationale karakter van de organisatie en de oprichting van informatiecommissies de onmisbare instrumenten zijn voor het herstel van het onderlinge vertrouwen op momenten van crisis, wanneer dit vertrouwen bechadigd of zoekgeraakt is.

De oude Liebknecht zei van Marx dat hij de politiek beschouwde als en studieobject (W. Liebknecht, Karl Marx). Zoals wij gezegd hebben is het de verbreding van het bewustzijn in het sociale leven, die de mensheid bevrijdt van de anarchie van de blinde krachten, en het vertrouwen, de solidariteit en de overwinning van het proletariaat mogelijk maakt. Om de huidige moeilijkheden te boven te komen en de gestelde vraagstukken op te lossen, moet de IKS ze bestuderen, want zoals de filosoof Spinoza zei "Ignorantia non est argumentum" (onwetendheid is geen argument) (Spinoza, De Etica).

 

Noten

(1) .Voor meer gegevens over deze Conferentie, zie het artikel: 'De strijd voor de verdediging van de organisatorische beginselen' en Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr. 110.

(2). MC was het pseudoniem van onze kameraad Marc Chirik, die is overleden in 1990. Hij had de Revolutie van 1917 van dichtbij, in zijn geboortestad Kichiniev in Moldavië, meegemaakt. Op de leeftijd van 13 was hij al lid van de Kommunistische Partij van Palestina, waar hij werd uitgesloten vanwege zijn meningsverschil met de standpunten van de Kommunistische Internationale over het nationale vraagstuk. Geëmigreerd naar Frankrijk, was hij toegetreden tot de PCF, voordat hij tegelijk met de hele Linkse Oppositie werd uitgesloten. Hij was lid geweest van de (trotskistische) Ligue Communiste, vervolgens van Union Communiste, die hij in 1938 verliet om zich aan te sluiten bij de Italiaanse Fractie van de Gauche Communiste Internationaliste (FIGCI), wier standpunt over de oorlog in Spanje hij deelde, tegenover dat van UC. Tijdens de oorlog en de Duitse bezetting was hij de drijvende kracht achter de heroprichting van de Italiaanse Fractie rond een kern in Marseille, nadat het internationaal bureau van de FIGCI, dat bezield werd door Vercesi, meende dat de Fracties geen reden meer hadden om hun werk tijdens de oorlog voort te zetten. In mei 1945 verzette hij zich tegen de ontbinding van de Italiaanse Fractie, op wier Conferentie besloten was om haar leden op individuele basis te laten toetreden tot de Partito Communista Internazionalista, die kort voordien was opgericht. Hij werd lid van de Franse Fractie van de Gauche Communiste, die in 1944 was opgericht en zich vervolgens omdoopte tot Gauche Communiste de France (GCF). Vanaf1964 in Venezuela tot 1968 in Frankrijk, speelde MC een beslissende rol in de vorming van de eerste groepen, die ten grondslag zouden liggen van de IKS. Hierin bracht hij alle politieke en organisatorische ervaring aan, die hij had opgedaan in de verschillende kommunistische organisaties, waarvan hij tevoren lid was geweest. Men kan meer elementen vinden over de publieke biografie van onze kameraad in onze brochure: 'La Gauche Communiste de France' en in het artikel dat aan hem gewijd is in Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nrs. 65 en 66.

De tekst van MC, waarnaar hier verwezen wordt, was een bijdrage aan het intern debat, getiteld: 'Revolutionair Marxisme en Centrisme in de werkelijkheid en in het huidige debat in de IKS', gepubliceerd in maart 1984.

(3). Het gaat over de tekst 'Het vraagstuk van de functionering van de organisatie in de IKS', gepubliceerd in International Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr. 109.

(4) . Deze passage verwijst naar de feiten die wij al hadden vermeld in ons artikel: 'De strijd voor de verdediging van de organisatorische beginselen' (in Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr. 110), dat verwijst naar onze Buitengewone Conferentie van maart 2002 en de andere organisatorische moeilijkheden die daarvoor het motief waren: "Dat delen van de organisatie kritieken kunnen hebben op een tekst die aangenomen is door het centraal orgaan van de IKS, was voor deze laatste nog nooit een probleem geweest; tegendeel, de IKS en haar centraal orgaan hebben er altijd op aangedrongen dat elk meningsverschil, elke twijfel, openlijk binnen de organisatie ter berde gebracht zou worden met als doel de grootst mogelijke helderheid te bereiken. Wanneer het geconfronteerd werd met meningsverschillen was de houding van het centraal orgaan om daarop met de grootst mogelijke ernst op te antwoorden. Maar in de lente van 2000 nam de meerderheid van het IS (Internationaal Secretariaat, de permanente commissie van het centraal orgaan van de IKS) een compleet tegenovergestelde houding aan. In plaats van een ernstige argumentatie te ontwikkelen, nam het een houding aan die in tegenspraak was met die uit haar verleden. In deze geest kon, wanneer een heel kleine minderheid van kameraden kritiek leverden op een tekst van het IS, dat enkel het resultaat zijn van een geest van contestatie, ofwel vanwege het feit dat één onder hen familiale problemen zou hebben, dat nog een andere getroffen zou zijn door een geestesziekte. (…) Het antwoord dat gegeven werd aan de kameraden, die het er niet mee eens waren, was dus niet gebaseerd op argumenten, maar op laster tegenover deze kameraden. Ook werd er ronduit geprobeerd om bepaalde van hun bijdragen niet te publiceren met als argument dat deze 'rotzooi zouden trappen in de organisatie' of dat één van de kameraden was aangeslagen door de druk, die op hem werd uitgeoefend, en niet 'zou kunnen verdragen' dat andere militanten van de IKS zouden antwoorden op zijn teksten. Kortom, de meerderheid van het IS ontwikkelde, in naam van de 'solidariteit’, op een totale schijnheilige manier een politiek van verstikking van de debatten ".

 

Teksten waaraan gerefereerd is in de tekst:

A. K. Marx: De 18th Brumaire;

B. K. Kautsky: The Materialist Conception of History; La conception matérialiste de l'histoire.

C. Hegel: Encyclopaedia of Philosophical Sciences; Encyclopédie des sciences philosophiques.

D. Rosa Luxemburg: Correspondence with Konstantin Zetkin; Correspondance avec K. Zetkin.

E. Bakunin: Appeal to the Officers of the Russian Army; Appel aux officiers de l'armée russe.

F. Bakunin: The Revolutionary Catechism; Le catéchisme révolutionnaire..

G. Trotsky: The New Course; Cours nouveau.

H Trotsky: On Routinism in the Army and Elsewhere; Sur le routinisme dans l'armée et ailleurs.

I. Plekhanov: De rol van de persoonlijkheid in de geschiedenis

J. W.Liebknecht: Karl Marx.

 

 

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Revolutionaire organisatie [10]

Theoretische vraagstukken: 

  • Cultuur [11]

19e Congres van de IKS: We moeten ons voorbereiden op de klassenconfrontaties

  • 283 keer gelezen

In mei 2011 hield de IKS haar 19e Congres. Het Congres is over het algemeen het belangrijkste moment in het leven van revolutionaire organisaties en, in de mate dat zij integraal deel uitmaken van de werkende klasse, is het haar verantwoordelijkheid om deze laatste op de hoogte te brengen van de belangrijkste lessen van haar Congres. Dat is de bedoeling van dit artikel. We moeten er meteen op wijzen dat het Congres dit verlangen van openheid naar buiten toe zelf toegepast heeft omdat er, naast de delegaties van de IKS, niet alleen sympathisanten ervan aanwezig waren, maar ook leden van de discussiegroepen waaraan haar militanten deelnemen, en delegaties van andere groepen waarmee de IKS in contact staat en waarmee ze discussies voert: twee groepen uit Zuid-Korea en OPOP uit Brazilië (1). Andere groepen waren ook uitgenodigd en hadden de uitnodiging aanvaard, maar konden niet komen vanwege de steeds strengere dammen die de Europese bourgeoisie opwerpt tegen inwoners van landen buiten Europa.

De statuten van onze organisatie stellen:

“Het Internationaal Congres is het soevereine orgaan van de IKS. Als zodanig heeft het tot taak:

  • de analyse en de algemene beginselen van de organisatie te ontwikkelen, vooral met betrekking tot de internationale situatie;

  • het onderzoek doen naar en het opmaken van de balans van de activiteiten van de organisatie ontwikkeld sinds het voorafgaande Congres;

  • de vooruitzichten voor de toekomstige vast te stellen”.

Op basis van deze elementen kunnen we de balans opmaken en de lessen trekken van het 19e Congres.

De internationale situatie

Het eerste punt dat belangrijk is om aan te pakken is onze analyse en de bespreking van de internationale situatie. Als de organisatie inderdaad niet in staat is om er een duidelijk begrip van te ontwikkelen, berooft ze zich van haar vermogen om er op een gepaste manier in tussen te komen. De geschiedenis heeft ons geleerd hoe rampzalig een verkeerde beoordeling van de internationale situatie door revolutionaire organisaties is. Wij kunnen hier de meest dramatische gevallen vermelden, zoals de onderschatting van het oorlogsgevaar door de meerderheid van de IIe Internationale aan de vooravond van de eerste imperialistische wereldslachting, terwijl er in de voorafgaande periode, onder leiding van de Linkerzijde van de Internationale, op de congressen, juist gewaarschuwd en opgeroepen was tot het mobiliseren van het proletariaat tegen dit gevaar.

Een ander voorbeeld is de analyse van Trotski in de jaren 1930, toen hij in de stakingen in Frankrijk in 1936 of in de Spaanse Burgeroorlog zag als het begin van een nieuwe golf van de internationale revolutie. Deze analyse bracht hem ertoe om in 1938 een 'IVe Internationale' op te richten, die tegenover het “conservatieve beleid van de socialistische en communistische partijen” hun plaats moest innemen aan het hoofd “van de massa's van miljoenen mensen [die] onstuitbaar de weg opgingen naar de revolutie”. Deze fout heeft veel bijgedragen tot het overlopen van delen van de IVe Internationale naar het burgerlijke kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog: door het wanhopig vasthouden aan “het contact houden met de massa's”, hebben ze zich gestort in de politiek van het 'Verzet', geleid door socialistische en de 'kommunistische' [stalinistische, nvdv] partijen, dat wil zeggen ter ondersteuning van het imperialistische kamp van de geallieerden.

Dichter bij huis, konden we zien hoe sommige groepen, die zich beriepen op de Kommunistische Linkerzijde, geen benul hadden van de betekenis van de algemene staking van Mei 1968 in Frankrijk en de rest van de internationale beweging van arbeidersstrijd die er op volgde, omdat ze die louter beoordeelden als een 'studentenbeweging'. We hebben ook het wrede lot beleefd van andere groepen die, denkend dat Mei 1968 een 'revolutie' was, verzonken in wanhoop en uiteindelijk verdwenen toen deze beweging de beloftes, die zij er in zagen, niet inloste.

Vandaag de dag is het van het grootste belang voor de revolutionairen om een goede analyse te ontwikkelen van wat er op spel staat in de internationale situatie, juist omdat deze zaken in het verloop van deze laatste periode, een heel bijzonder belang gekregen hebben.

Wij publiceren in dit nummer van de Internationale Revue de resolutie, die is aangenomen door het Congres, en het is niet nodig om op alle punten ervan terug te komen. We willen gewoon de belangrijkste aspecten benadrukken.

Het eerste, meest fundamentele, aspect is de fase waarin de crisis van het kapitalisme, met de schuldencrisis van een aantal Europese staten zoals Griekenland, is beland.

“In feite betekent het mogelijke bankroet van een toenemend aantal staten een nieuwe etappe in het wegzinken van het kapitalisme in zijn onoverkomelijke crisis. Het laat de limieten zien van de politiek, die het de bourgeoisie mogelijk maakte om de evolutie van de kapitalistische crisis gedurende tientallen jaren af te remmen. (...) De maatregelen die in maart 2009 werden aangenomen door de G20 om een nieuwe 'Grote Depressie' te vermijden, zijn veelbetekenend voor de politiek, die al een tiental jaren wordt gevoerd door de heersende klasse: deze kan samengevat worden als de injectie van reusachtige massa's krediet in de economieën. Dit soort maatregelen is niet nieuw. In feite vormen ze al 35 jaar de kern van de politiek die door de heersende klasse gevoerd wordt in een poging te ontsnappen aan de grote tegenstrijdigheid van de kapitalistische productiewijze: haar onvermogen om koopkrachtige afzetmarkten te vinden, die in staat haar productie op te nemen. (...) Het potentieel bankroet van het bankwezen en de recessie hebben alle staten er toe verplicht om aanzienlijke sommen in hun economieën te injecteren, terwijl de inkomsten door de terugval van de productie in vrije val verkeerden. Daardoor zijn de openbare schulden, in het merendeel van de landen aanzienlijk gestegen. Voor hen die het meest in opspraak gekomen zijn, zoals Griekenland, Ierland en Portugal, betekent dat een toestand van mogelijk bankroet, een onvermogen om hun ambtenaren te betalen en hun schulden terug te betalen. (...) De 'reddingsplannen' waarvan zij konden genieten door de Europese Bank en van het Internationaal Muntfonds komen neer op nieuwe schulden, waarvan de terugbetaling nog bovenop de voorgaande schulden komen. Het is meer dan een vicieuze cirkel, het is een helse spiraal. (...) De crisis van de staatsschulden van de PIIGS (Portugal, IJsland, Ierland, Griekenland, Spanje) vormt slechts een minuscuul deel van de aardbeving die de wereldeconomie bedreigt. De grote industriële machten genieten tot nu toe nog van een AAA-rating in de vertrouwensindex van de beoordelingsagentschappen (diezelfde agentschappen die hen, tot aan de vooravond van uiteenspatten van het banksysteem in 2008, nog de maximale beoordeling gegeven hadden), omdat ze zich er beter doorheen weten te slaan. (...) Met andere woorden: de grootste wereldmacht loopt het risico dat ze 'officieel' het vertrouwen kwijtraakt met betrekking tot haar vermogen om haar schulden terug te betalen, behalve dan door een fors gedevalueerde dollar. (...) En sindsdien is de toestand voor alle landen, door de verschillende stimuleringsplannen, alleen nog maar erger geworden. Zo vormt het bankroet van de PIIGS slechts het topje van de ijsberg van het bankroet van de wereldeconomie, die haar overleving de laatste tientallen jaren te danken heeft aan de vlucht naar voren in de schuldenlast. (…) En sindsdien is de toestand voor alle landen, door de verschillende stimuleringsplannen, alleen nog maar erger geworden. Zo vormt het bankroet van de PIIGS slechts het topje van de ijsberg van het bankroet van de wereldeconomie, die haar overleving de laatste tientallen jaren te danken heeft aan de vlucht naar voren in de schuldenlast. (...) De crisis van de schuldenlast markeert slechts het begin van een nieuwe fase van de scherp toegespitste crisis van de kapitalistische productiewijze, waarbij het geweld en de omvang van haar stuiptrekkingen zich alleen nog aanzienlijk zullen verergeren. Voor het kapitalisme is er geen 'uitweg uit de tunnel'. Dit systeem kan de mensheid alleen maar meesleuren in een alsmaar toenemend barbarendom.”

De periode na het Congres bevestigde deze analyse. Enerzijds was de schuldencrisis van Europese staten, waarvan nu duidelijk is dat ze niet alleen de 'PIIGS' bedreigde maar de hele Eurozone, die op een steeds indringender manier het nieuws alsmaar meer ging overheersen. En het vermeende 'succes' van de Europese Top van 22 juli in Griekenland, veranderde daar niet veel aan. Alle voorgaande toppen hadden tot doel om de problemen van dit land permanent op te lossen en men heeft gezien met welke doeltreffendheid dat is gebeurd!

Anderzijds waren er, op hetzelfde moment, de moeilijkheden van Obama om zijn begrotingsbeleid te doen aanvaarden. De media 'ontdekten' dat de Verenigde Staten geconfronteerd worden met een enorme staatsschuld, waarvan het niveau (130% van het BBP) vergelijkbaar is met dat van de PIIGS tesamen. De bevestiging van deze analyses, die het Congres hadden gemaakt, komen niet voort uit een bepaalde verdienste van onze organisatie. De enige 'verdienste' die zij opeist is trouw te blijven aan de klassieke analyses van de arbeidersbeweging die, sinds de ontwikkeling van de marxistische theorie, altijd naar voren gebracht hebben dat de kapitalistische productiewijze, net als haar voorafgaande maatschappijvormen, slechts tijdelijk is en dat ze uiteindelijk haar economische tegenspraken niet kan overwinnen. En dit is het kader van de marxistische analyse, waarin de discussie van het Congres verliep. Verschillende opvattingen werden naar voren gebracht, voornamelijk over de ultieme oorzaken van de tegenspraken van het kapitalisme (die grotendeels de opvattingen overlappen, die tot uitdrukking kwamen in onze bespreking van de naoorlogse dertigjarige boom (2) of zelfs de mogelijkheid dat de wereldeconomie ondergedompeld kan worden in een hyperinflatie als gevolg van het ongeremde gebruik van de geldpers door de lidstaten, vooral door de Verenigde Staten. Maar een echte homogeniteit ontstond bij het onderstrepen van de ernst van de huidige situatie, zoals die wordt onderlijnd door de resolutie, waar unaniem mee werd ingestemd.

Het Congres heeft zich ook gebogen over de evolutie van de imperialistische conflicten zoals wordt weergegeven in de resolutie. In dit opzicht hebben de twee jaar die ons scheiden van het vorige Congres geen fundamenteel nieuwe elementen aangebracht behalve de bevestiging dat, ondanks al haar militaire inspanningen, de grootste wereldmacht niet in staat is om haar 'leiderschap' te herstellen zoals tijdens de 'Koude Oorlog' en dat zijn engagementen in Irak en Afghanistan niet in staat zijn geweest om een "Pax Americana" aan de wereld op te dringen, integendeel:

“De “nieuwe wereldorde”, die 20 jaar geleden door George Bush senior gepredikt werd, en waarbij hij droomde dat ze onder bescherming van de Verenigde Staten stond, kan zich alleen maar steeds meer openbaren als een algemene “wereldchaos”, een chaos die door de stuiptrekkingen van de kapitalistische economie alleen nog maar kan verergeren.” (Paragraaf 8 van de resolutie)

Het was belangrijk dat het Congres zich speciaal gebogen heeft over de huidige ontwikkeling van de klassenstrijd. Want buiten het feit dat dit vraagstuk van bijzondere betekenis is voor de revolutionairen, wordt het proletariaat in alle landen geconfronteerd met ongekende aanvallen op zijn levensomstandigheden. Deze aanvallen zijn bijzonder wreed in het land dat aan het infuus ligt van de Europese Bank en het Internationaal Monetair Fonds, zoals in het geval van Griekenland. Maar in alle landen zijn ze losgebarsten als gevolg van de explosie van de werkloosheid en in het bijzonder doordat alle staten genoodzaakt zijn om de begrotingstekorten te verminderen.

De resolutie van het vorige Congres stelde dat “de belangrijkste vorm die deze aanval op dit moment aanneemt, die van de massale ontslagen, is in eerste instantie niet gunstig voor de ontwikkeling van dit soort van bewegingen. (…). Slechts in tweede instantie, wanneer ze in staat is de chantage van de bourgeoisie te pareren, wanneer het idee zich zal opdringen dat alleen de ééngemaakte en solidaire strijd de wreedheid van de aanvallen van de regerende klasse kan afremmen -namelijk wanneer deze zal proberen om de arbeiders de rekening te laten betalen van de enorme begrotingstekorten, die zich op dit moment ophopen met de reddingsplannen van de banken en deze ter “stimulering” van de economie -, zal de arbeidersstrijd zich veel meer op grote schaal kunnen ontwikkelen”.

Het 19e Congres vond dat: “De twee jaar, die ons scheiden van het voorgaande congres, heeft dit vooruitzicht duidelijk bevestigd. Deze periode heeft geen gevechten van grote omvang gekend tegen de massale ontslagen en een ongekende toename van de werkloosheid, die de klasse van de meest ontwikkelden landen heeft moeten ondergaan. Wel zijn belangrijke strijdbewegingen zich beginnen ontwikkelen als gevolg van de aanvallen die direct door de regeringen zijn doorgevoerd in de toepassing van de plannen “van de gezondmaking van de publieke uitgaven”.

Het Congres merkte echter op dat: “Deze reactie is nog bescheiden is, vooral daar waar de bezuinigingsplannen de meest drastische vorm hebben aangenomen, zoals in Griekenland en Spanje bijvoorbeeld, waar de arbeidersklasse, in een recent verleden, toch bewijs heeft geleverd van een relatief belangrijke strijdbaarheid. Op een bepaalde manier lijkt de wreedheid van de aanvallen een gevoel van onmacht in de arbeidersklasse teweeg te brengen, temeer daar ze ondernomen worden door 'links' regeringen”.Sindsdien heeft de arbeidersklasse in diezelfde landen aangetoond dat ze er niet in berust. Dit is vooral het geval in Spanje, waar de beweging van de 'Verontwaardigden' gedurende meerdere maanden is uitgegroeid tot een soort van "baken" voor de andere landen in Europa en andere continenten.

Deze beweging begon op het moment dat het Congres werd gehouden en dit heeft er natuurlijk niet echt over kunnen discussiëren. Het Congres heeft het wel gehad over de sociale bewegingen, die de Arabische landen vanaf het einde van vorig jaar getroffen hebben. Er was geen volledige eensgezindheid in de discussies over dit onderwerp, in het bijzonder vanwege hun nog onbekende aard, maar het hele Congres schaarde zich achter de analyse die in de resolutie staat:

“….de meest massale bewegingen, die we de laatste tijd gezien hebben, niet ontstaan in de meest geïndustrialiseerde landen, maar in de landen van de periferie van het kapitalisme, namelijk in een reeks Arabische landen. In het bijzonder in Tunesië en Egypte werd de bourgeoisie uiteindelijk ertoe genoodzaakt om de plaatselijke dictators te ontslaan, nadat zij had geprobeerd om deze bewegingen door een harde repressie te muilkorven. Deze bewegingen waren geen klassieke arbeidersgevechten, zoals die landen in het recente verleden al hebben gekend (bijvoorbeeld de strijd in Gafsa in Tunesië in 2008 of de massale stakingen in de textielindustrie in Egypte, in de zomer van 2007, die de actieve solidariteit van talrijke ander sectoren ontmoette). Ze hebben vaak de vorm aangenomen van sociale revoltes, waar allerlei lagen van de maatschappij in betrokken waren: arbeiders van de openbare en privé-sector, werklozen, maar ook kleine kooplui, handwerkslieden, vrije beroepen, schoolgaande jeugd, enzovoort. Daarom is het proletariaat, in de meeste gevallen, niet direct als en aparte kracht op het toneel verschenen (zoals dat bijvoorbeeld gebeurd is in de stakingen in de Egypte aan het einde van de revoltes), en nog minder als leidende kracht. Maar, aan de wortel van deze bewegingen (dat kwam tot uitdrukking in veel van de eisen die naar voren werden gebracht) ziet men fundamenteel dezelfde oorzaken als bij de arbeidersstrijd in de andere landen: de aanzienlijke verergering van de crisis, de toenemende ellende die het veroorzaakt onder de hele niet-uitbuitende bevolking. En als het proletariaat in het algemeen niet direct als klasse naar voren is gekomen in deze bewegingen, toch drukte het er in deze landen, waar ze een veelbetekenende invloed heeft, zijn stempel op. Vooral via de diepgaande solidariteit die zich in de revoltes manifesteerde, en in hun capaciteit blinde gewelddadige acties van hun kant te voorkomen, ondanks de verschrikkelijke onderdrukking die ze hebben moeten ondergaan. In ieder geval, toen de bourgeoisie in Tunesië en Egypte uiteindelijk besloot om zich, op voorschrift van de Amerikaanse bourgeoisie, te ontdoen van de oude dictators, dan is dat voor een groot deel het gevolg geweest van de aanwezigheid van de arbeidersklasse in deze bewegingen. ” 

De opkomst van de arbeidersklasse in de landen van de periferie van het kapitalisme heeft het Congres er toe aangezet om zich te concentreren op de analyse, die door onze organisatie ontwikkeld werd als gevolg van de massale stakingen in Polen in 1980:

“Zich baserend op de standpunten die door Marx en Engels waren ontwikkeld, had de IKS op dat moment naar voren gebracht, dat het de centrale landen van het kapitalisme en in het bijzonder de oude industriële landen van West-Europa zouden zijn, die het signaal tot de proletarische wereldrevolutie gaan geven. Want de concentratie van het proletariaat in deze landen en nog meer zijn historische ervaring, geven hem de beste wapens in handen om de meest geavanceerde ideologische valstrikken, die reeds lange tijd door de bourgeoisie in werking zijn gezet, te ontwijken. Zo zal een van de fundamentele stappen van de wereldarbeidersklasse in de toekomst bestaan, niet alleen in de ontwikkeling van de massale strijd in centrale landen van West-Europa, maar ook in haar capaciteit de valstrikken van de democratie en de vakbonden te ontwijken, vooral door het in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf. Deze bewegingen vormen een baken voor wereldarbeidersklasse, en ook voor die van de belangrijkste kapitalistische natie, de Verenigde Staten, waar de onderdompeling in een groeiende ellende, een ellende die inmiddels al tientallen miljoenen arbeiders treft, de "Amerikaanse droom” zal veranderen in een waarlijke nachtmerrie”.

Deze analyse werd voor de eerste keer getoetst tijdens de recente beweging van de 'Verontwaardigden'. Terwijl de demonstranten in Tunis en Cairo, als een symbool van hun strijd, de nationale vlag droegen, waren de nationale vlaggen in de meeste grote Europese steden in het late voorjaar (vooral in Spanje) afwezig. Alhoewel de beweging van de 'Verontwaardigden' nog steeds sterk doordrongen is van democratische illusies, heeft ze de verdienste om aan te tonen dat elke staat, zelfs de meest 'democratische' en zelfs als ze het label 'links' draagt, een verwoede vijand is van de uitgebuiten.

De tussenkomst van de IKS in de ontwikkeling van het klassebewustzijn

Zoals wij hierboven gezien hebben, wordt de bekwaamheid van de revolutionaire organisaties om te beantwoorden aan de verantwoordelijkheid waarvoor de arbeidersklasse hen in het leven heeft geroepen, gemeten aan hun bekwaamheid om op een correcte manier de historische situatie, waarin zij zich bevinden, te analyseren, evenals aan het feit of zij eventueel in staat zijn om de analyses, die door de feiten weerlegd worden, in vraag te stellen. Deze bepaalt, zowel qua vorm als inhoud, de kwaliteit van hun tussenkomst in de schoot van de arbeidersklasse.

Het 19e Congres van de IKS heeft op grond van het onderzoek van de economische crisis, van de verschrikkelijke aanvallen die deze gaat meebrengen voor de arbeidersklasse en op basis van de eerste reacties van de klasse op deze aanvallen, een inschatting gemaakt dat wij een periode tegemoet gaan waarin een veel meer intensieve en massale ontwikkeling van proletarische strijd zal plaatsvinden dan in de periode tussen 2003 en heden. Op dit vlak, misschien nog meer dan op dat van de evolutie van de crisis die haar in grote mate bepaalt, is het moeilijk om voorspellingen te doen voor de korte termijn. Het zou onrealistisch zijn om proberen uit te vinden waar en wanneer de volgende grote klassengevechten zich zullen ontplooien. Het is echter van belang om een trend te identificeren en in het bijzonder alert te zijn op de ontwikkeling van de omstandigheden, zodat er snel en adequaat gereageerd kan worden als het nodig is, zowel via een stellingname of via een directe tussenkomst in de strijd.

Het 19e Congres was van mening dat de tussenkomst van de IKS sinds het vorige Congres, zeer zeker positief was. Wanneer dat nodig was, en vaak heel snel, zijn er stellingnames gepubliceerd in vele talen op onze website en in onze territoriale pers. Rekening houdend met onze zeer zwakke krachten, werden deze op grote schaal verspreid in de demonstraties van de sociale bewegingen die we hebben gekend in de afgelopen periode; vooral tijdens de beweging tegen de pensioenhervorming in het najaar van 2010 in Frankrijk en in de mobilisaties van de schoolgaande jeugd tegen aanvallen, die specifiek gericht waren op studenten uit de arbeidersklasse (zoals de aanzienlijke verhoging van het collegegeld bij de Britse universiteiten aan het eind van 2010). Ondertussen heeft de IKS in vele landen en continenten, waar sociale bewegingen aan de gang waren, openbare bijeenkomsten gehouden. Ook zijn de militanten van de IKS, telkens waar dat mogelijk was, tussengekomen in algemene vergaderingen, strijdcomités, discussiegroepen, internet-forums om stellingen en analyses van de organisatie te ondersteunen en deel te nemen aan het internationale debat dat deze bewegingen op gang hadden gebracht.

Deze balans is helemaal niet bedoeld om onze militanten te troosten of te bluffen ten opzichte van degenen die dit artikel lezen. Het kan worden gecontroleerd en tegengesproken door al degenen die de activiteiten van onze organisatie gevolgd hebben omdat het, per definitie, gaat om publieke activiteiten.

Ook heeft het Congres een positieve balans opgemaakt van onze tussenkomst naar elementen en groepen die kommunistische standpunten verdedigen of onze standpunten naderen. Inderdaad draagt het vooruitzicht van een belangrijke ontwikkeling van arbeidersstrijd de opkomst van de revolutionaire minderheden in zich. Nog voordat het wereldproletariaat zich in de massale strijd heeft gegooid, heeft men kunnen vaststellen (zoals reeds vermeld in de resolutie van de 17e Congres (3), dat een dergelijke opkomst kon worden vastgesteld, waaronder het feit dat sinds 2003 de arbeidersklasse begonnen was om de opdoffer te verwerken, die ze had gekregen na de ineenstorting van het zogenoemde 'socialistische' blok in 1989 en de formidabele campagnes over 'het einde van het kommunisme' of 'het einde van de klassenstrijd'. Sindsdien is deze lijn, hoewel nog steeds op een bescheiden wijze, voortgezet en leidde tot het aanknopen van contacten en gesprekken met de elementen en groepen uit een groot aantal landen. “Dit verschijnsel van de ontwikkeling van contacten gaat zowel op voor landen, waar de IKS geen sectie heeft als waar de IKS al aanwezig is. Maar de instroom van de contacten is niet onmiddellijk voelbaar in elk land waar de IKS bestaat, verre van dat. We kunnen zelfs zeggen dat de meeste manifestaties daarvan zich nog steeds beperken tot een minderheid van de secties van de IKS”.(Voorstelling van het 'rapport over de contacten', op het Congres).

In vele gevallen zijn de nieuwe contacten van onze organisatie ontstaan in landen waar er geen (of nog geen) sectie bestaat. Dit hebben wij bijvoorbeeld kunnen vaststellen op 'Pan-Amerikaanse Conferentie', die gehouden werd in november 2010 en waar er naast OPOP en andere kameraden uit Brazilië, ook kameraden aanwezig waren uit Peru, de Dominicaanse Republiek en Equador. (4) De ontwikkeling van een milieu van contacten, “heeft onze tussenkomst in hun richting in zeer belangrijke mate versneld. Het vereist een militante en financiële investering zoals onze organisatie nog nooit heeft gedaan voor dit type van activiteit, waardoor de veelvuldigste en rijkste ontmoetingen en discussies uit de geschiedenis van ons bestaan plaatsvinden”.('Rapport over de contacten', voorgesteld op het Congres).

Het rapport “legt de nadruk op de laatste stand van zaken met betrekking tot de contacten, vooral over de samenwerking met anarchisten. We hebben, bij gelegenheid, gezamenlijk kunnen optreden in de strijd, samen met elementen of groepen die zich hetzelfde kamp bevinden als wij, namelijk dat van internationalisme”. (Voorstelling van het 'rapport over de contacten' op het Congres). Deze samenwerking met elementen en groepen die zich op het anarchisme beroepen, heeft binnen onze organisatie talloze en rijke discussies uitgelokt, die ons toelieten om beter inzicht te krijgen in de verschillende facetten van deze stroming en vooral om een beter begrip te verkrijgen van de heterogeniteit die er leeft binnen zijn schoot (van pure ultra-linksen, die bereid zijn om alle soorten van burgerlijke bewegingen of ideologieën te steunen, zoals het nationalisme, tot duidelijk proletarische elementen met een vlekkeloos internationalisme).

“Een andere nieuw aspect is onze samenwerking in Parijs met elementen die zich beroepen op het trotskisme (...) Het grootste deel van deze (...) was zeer actief [in de mobilisatie tegen de pensioenhervorming] vanuit de zorg om te bevorderen dat de werkende klasse haar strijd in eigen handen zou nemen, buiten het vakbondskader. En zij waren ook voor de ontwikkeling van de discussie in deze beweging, net zoals de IKS dat gedaan zou hebben. We hadden er dan ook alle reden toe om ons aan te sluiten bij hun inspanningen. Dat hun houding in tegenspraak is met de klassieke praktijk van het trotskisme, is des te beter”. (Idem).

Zo heeft het Congres ook een positieve balans opgemaakt van de politiek van onze organisatie ten opzichte van elementen die revolutionaire standpunten verdedigen of er nauw bij aansluiten. Dit is ook een zeer belangrijk onderdeel van onze tussenkomst naar de arbeidersklasse, iets wat deel uitmaakt van de toekomstige oprichting van een revolutionaire partij, die onmisbaar is voor de voor de overwinning van de kommunistische revolutie. (5)

De organisatorische vraagstukken

Heel de discussie over de activiteiten van een revolutionaire organisatie moet een balans opmaken van haar functioneren. En op dit vlak heeft het Congres, op grond van verschillende rapporten, de grote zwakheden vastgesteld binnen onze organisatie. Wij hebben in onze pers en zelfs op onze publieke bijeenkomsten al openlijk de organisatorische moeilijkheden ter sprake gebracht waar de IKS in het verleden opis gestuit. Dit is zeker geen exhibitionisme maar een klassieke praktijk van de arbeidersbeweging. Het Congres heeft zich ruimschoots gebogen over deze moeilijkheden, en in het bijzonder over de dikwijls verkommerde staat van het organisatorische weefsel en van het collectieve werk, die weegt op een bepaald aantal secties. Wij denken niet dat de IKS vandaag in een crisis verkeert zoals dat het geval was in 1981, 1993 of 2001. In 1981 hebben wij meegemaakt dat een groot deel van de organisatie de politieke en organisatorische beginselen, waarop zij gefundeerd was, overboord gooide. Dat bracht heel ernstige schokgolven teweeg en had onder andere het verlies tot gevolg van de helft van onze sectie in Groot-Brittannië. In 1993 en in 2001 moest de IKS opboksen tegen moeilijkheden veroorzaakt door clans, die de verwerping van de organisatorische loyaliteit tot gevolg hadden en opnieuw het vertrek betekende van een aantal militanten (leden van de sectie van Parijs en leden van het centrale orgaan in 2001). (6) Ten aanzien van deze twee laatste crises identificeerde de IKS al een van de oorzaken het gewicht geïdentificeerd van de ineenstorting van het 'socialistische' blok. Dit had een zeer belangrijke terugslag tot gevolg in het bewustzijn in de arbeidersklasse op wereldschaal en, meer algemeen, in de ontwikkeling van de sociale ontbinding, die de zieltogende kapitalistische maatschappij kenmerkt. De oorzaken van de huidige moeilijkheden zijn voor een deel van dezelfde orde maar veroorzaken geen verschijnselen van verlies aan overtuiging of gebrek aan loyaliteit. Alle militanten van de secties, waar moeilijkheden zich voordoen, zijn vast overtuigd van de geldigheid van de strijd die door de IKS gevoerd wordt, blijven er geheel en al loyaal aan en betonen duidelijk hun inzet voor de IKS.

De IKS heeft het hoofd moeten bieden aan de donkerste periode, die de arbeidersklasse heeft gekend sinds het einde van de contra-revolutie, waar met verve een einde aan werd gemaakt door de beweging van Mei 1968 in Frankrijk. Aan het begin van de jaren 1990 was er een algemene terugval in haar bewustzijn en van haar strijdbaarheid, maar toch zijn al deze militanten 'trouw op hun post' gebleven. Heel dikwijls kennen deze kameraden elkaar al lang en zijn ze al meer dan dertig jaar samen militant. Als gevolg daarvan bestaan er onder hen solide vriendschapsbanden en vertrouwen. Maar de kleine gebreken, de kleine zwakheden, de verschillen in karakter die iedereen bij de anderen moet aanvaarden, hebben dikwijls geleid tot de ontwikkeling van spanningen of van een groeiende moeilijkheid om samen te werken. En dat was met name het geval in kleine secties die tientallen jaren geen toestroom hebben gekend van 'het nieuwe bloed' van nieuwe militanten, juist als gevolg van de algemene terugval die de arbeidersklasse doormaakte.

Momenteel begint dit 'nieuwe bloed' bepaalde secties van de IKS te voeden, maar het is duidelijk dat de nieuwe leden enkel maar correct geïntegreerd kunnen worden als het organisatorische weefsel wordt verbeterd. Het Congres heeft vrank en vrij gediscussieerd over deze moeilijkheden. En dat heeft bepaalde groepen, die waren uitgenodigd, er toe aangezet om ook hun eigen organisatorische moeilijkheden ter sprake te brengen. Nochtans is er, met betrekking tot deze moeilijkheden die reeds waren vastgesteld op vorige congressen, geen 'miraculeuze oplossing' uit de lucht gevallen. De resolutie over de activiteiten, die werd aangenomen, herinnert aan de houding die al werd aangenomen door de organisatie en roept de militanten en de secties er toe op om die op een meer systematische manier op te pakken:

“Sinds 2001 heeft de IKS zich toegelegd op een ambitieus theoretisch project, dat onder andere was opgenomen om uit te leggen en te ontwikkelen wat kommunistisch militantisme precies inhoudt (en dus de partijgeest). Ze moest een bewijs van scheppingskracht leveren om de volgende zaken zeer diepgaand te begrijpen:

- de wortels van de proletarische solidariteit en het vertrouwen,

- de moraal en de ethische dimensie van het marxisme,

- de democratie en het democratisme en hun vijandigheid ten opzichte van het kommunistisch militantisme,

- de psychologie, de antropologie en hun verband met het kommunistisch project,

- het centralisme en het collectieve werk,

- de proletarische debatcultuur,

- het marxisme en de wetenschap.

Kortom: de IKS heeft zich geëngageerd een krachtinspanning te leveren om een beter begrip te verkrijgen van de menselijke dimensie van het kommunistische doel en van de kommunistische organisatie. Dit omwille van het herontdekken van de omvang van de visie op het militantisme, die bijna verloren was gegaan ten tijde van de contra-revolutie en om zich te wapenen tegen het opnieuw opduiken van kringen en clans, die zich ontwikkelen in een sfeer van onwetendheid of ontkenning van deze meer algemene vraagstukken betreffende organisatie en militantisme ” (punt 10).

“De verwezenlijking van de eendrachtige beginselen van de organisatie – het collectieve werk – vereist de ontwikkeling van alle menselijke kwaliteiten, verbonden met een theoretische inspanning om het kommunistische militantisme op een positieve manier op te nemen, waarnaar wij in punt 10 verwijzen. Dit betekent dat er wederzijds respect, solidariteit, reflexen tot samenwerking, een hartelijke ambiance van begrip en sympathie voor de anderen, sociale banden en vrijgevigheid ontwikkeld moet worden” (punt 15)

De discussie over 'Marxisme en wetenschap'

Een van de punten, die benadrukt werd in de discussies en de resolutie die door het Congres werd aangenomen, ging over de noodzaak van het uitdiepen van theoretische vraagstukken, waarmee wij geconfronteerd worden. Om die reden werd er, net zoals bij de voorgaande congressen een theoretisch vraagstuk op de dagorde gesteld: “Marxisme en Wetenschap”. Net zoals wij dat al gedaan hebben voor het merendeel van andere theoretische vraagstukken, die wij bediscussieerden, zal ook dit punt leiden tot de publicatie van een of meerdere documenten. Wij maken hier geen verslag van de elementen die naar voren gebracht werden in de discussie welke op haar beurt het resultaat was van talrijke discussies, die vooraf gevoerd waren in de secties zelf. Wat wij hier onderstrepen is het grote genoegen dat de delegaties beleefd hebben aan deze discussie, een voldoening die voor een groot deel te danken was aan de bijdragen van een wetenschapper Chris Knight (7), die wij overigens uitgenodigd hadden om deel te nemen aan een gedeelte van het Congres. Het was niet de eerste keer dat de IKS een wetenschapper op haar Congres verwelkomde. Twee jaar geleden was Jean-Louis Dessalles gekomen om een voordracht te houden over zijn overdenkingen betreffende het ontstaan van de taal, wat aanleiding gaf tot heel geanimeerde en interessante discussies. (8) Eerst en vooral willen wij Chris Knight bedanken voor het feit dat hij onze uitnodiging heeft aanvaard en wij willen zowel de kwaliteit van zijn tussenkomsten als de zeer levendige en toegankelijke aard ervan voor niet-specialisten graag begroeten. Het merendeel van de militanten van de IKS kan immers tot die niet-specialisten gerekend worden.

Chris Knight is driemaal tussengekomen (9). Hij nam het woord in het algemene debat en alle deelnemers waren niet alleen onder de indruk van de kwaliteit van zijn tussenkomsten, maar ook van de markante discipline waar hij blijk van gaf. Hij respecteerde de toegekende spreektijd en het kader van het debat strikt (een discipline die vele leden van de IKS dikwijls maar al te vaak niet respecteren). Vervolgens heeft hij op een heel beeldige manier een samenvatting gegeven over de theorie van het ontstaan van de beschaving en van de menselijke taal. Daarbij riep hij het beeld op van de eerste 'revoluties' die de mensheid heeft gekend, waarbij de vrouwen een drijvende rol hebben gespeeld (een idee dat hij overneemt van Engels), een revolutie die gevolgd werd door vele andere, en die het de maatschappij telkens mogelijk maakten om vooruit te komen. Het beschrijft de kommunistische revolutie als een culminatiepunt van deze reeks van revoluties en denkt dat de mensheid, net zoals bij de voorafgaande revoluties, de nodige middelen heeft om daarin te slagen. De derde tussenkomst van Chris Knight bestond uit een hele sympathieke groet, gericht aan ons Congres.

Volgend op het Congres oordeelden alle delegaties dat de discussie over 'marxisme en wetenschap', en in het bijzonder de deelname van Chris Knight eraan, een van de meest interessante en voldoening gevende momenten was op dit Congres. Het was een moment dat het geheel van de secties aanmoedigde om verder te gaan en de belangstelling voor theoretische vraagstukken te versterken.

Vooraleer over te gaan tot de conclusie van dit artikel, moeten wij opmerken dat het merendeel van de deelnemers (delegaties, uitgenodigde groepen en kameraden) aan het 19e congres van de IKS – dat bijna van dag tot dag, 140 jaar na de bloedige week die een einde maakte aan de Commune van Parijs, plaatsvond in de buurt van deze gebeurtenis – eraan hechtten om de herinnering van deze eerste revolutionaire poging van het proletariaat te begroeten. (10)

Wij maken geen triomfalistische balans op van het 19e Congres van de IKS, voornamelijk omwille van het feit dat dit Congres zich rekenschap heeft kunnen geven van de omvang van de organisatorische moeilijkheden die onze organisatie ondervindt, moeilijkheden die zij zal moeten overwinnen als zij nog steeds wil bestaan op het moment dat de geschiedenis een afspraak heeft met de revolutionaire organisaties. Het is deze lange en moeilijke strijd die onze organisatie te wachten staat. Maar dit perspectief mag ons niet ontmoedigen. Alles wel beschouwd is ook de strijd van het geheel van de arbeidersklasse lang en moeizaam, bezaaid met hinderlagen en nederlagen. Dit perspectief moet de militanten inspireren om deze strijd met vastberaden te voeren. Want, concluderend, is het feit een strijder te zijn, een van de fundamentele kenmerken van elke kommunistische militant.

IKS / juli 2011

 

Voetnoten

(1) OPOP was al aanwezig op de vorige twee congressen van de IKS. Voor presentatie daarvan: zie de artikelen over 17e en 18e Congres van de IKS de International Review, nummers 130 en 138.

(2) Zie in dit verband de International Review nrs. 133, 135, 136, 138 en 141.

(3) "Vandaag de dag gaan, net als in 1968, de nieuwe klassegevechten vergezeld van een diepgaande overdenking, waarvan de opkomst van de nieuwe elementen, die zich keren tot de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde, het topje van de ijsberg is " (punt 17)

(4) Met betrekking tot dit onderwerp: zie ons artikel "5ª Conferencia Panamericana de la Corriente Comunista Internacional - Un paso importante hacia la unidad de la clase obrera [12]".

(5) Het Congres heeft een kritiek in het rapport over de contacten bediscussieerd en ter harte genomen ten opzichte van een formulering in de resolutie over de situatie van de 16e Internationale Congres van de IKS: “De IKS is nu al de ruggengraat van de toekomst partij”. Inderdaad “is het niet mogelijk om nu al de vorm te bepalen van de organisatorische betrokkenheid van de IKS in de oprichting van toekomstige partij, aangezien het zal afhangen van de voorwaarden en de configuratie van het nieuwe milieu, maar ook van die van onze eigen organisatie”.Maar de IKS heeft een verantwoordelijkheid om de erfenis, die zij overgenomen heeft van de Kommunistische Linkerzijde, in leven te houden en te verbeteren ten voordele van de huidige en toekomstige generaties van de revolutionairen, en dus van de toekomstige partij. Met andere woorden: zij draagt de verantwoordelijkheid om te fungeren als een bruggenhoofd tussen de revolutionaire golf van 1917-1923 en de toekomstige revolutionaire golf.

(6) Deze elementen, die loyaliteit aan de organisatie afwijzen, zijn vaak betrokken in een aanpak die we hebben beschreven als 'parasitair' terwijl zij beweren het 'ware standpunt van de organisatie' te blijven verdedigen. Zij wijden het grootste deel van hun inspanningen aan het denigreren ervan en aan pogingen om haar in diskrediet te brengen. We hebben een document gewijd aan het fenomeen van het politieke parasitisme (Zie: De opbouw van de revolutionaire organisatie: Stellingen over parasitisme in International Review nr. 94). Het dient opgemerkt dat sommige kameraden van de IKS, die dit soort gedrag vaststellen en het noodzakelijk vinden om de organisatie op een ferme manier tegen hen te verdedigen, deze analyse van parasitisme niet delen, en dit meningsverschil tijdens het Congres hebben aangekaart.

(7) Chris Knight is een Britse academicus die, tot in 2009, antropologie onderwees aan het East London College. Hij is de auteur, onder andere, van Blood Relatioons, Menstruation and the Origins of Culture (Bloedverwanten, Menstruatie en de Oorsprong van de Cultuur) die wij op onze Engelse website vermeld hebben (https://en.internationalism.org/2008/10/Chris-Knight [13]). Hij baseert zich in het bijzonder zeer trouw op de evolutietheorie van Darwin en de werken van Marx en Engels (namelijk De Oorsprong van het Gezin, Particuliere Eigendom en de Staat). Hij zegt dat hij 100% 'marxist' in de antropologie is. Bovendien is hij als politieke activist de animator van de groep Radical Antropology , waarvan een van de belangrijkste manieren van interventie bestaat uit het organiseren van straattheater, waarbij de kapitalistische instellingen worden aangeklaagd en belachelijk worden gemaakt. Hij werd uitgesloten van de universiteit wegens het organiseren van protesten tegen de G20 in Londen in maart 2009. Hij werd beschuldigd van het 'aanzetten tot moord', wegens het ophangen van beelden van bankiers en wegens het maken van een bordje met Eat the Banquers (Snoep van de bankiers). Een aantal politieke standpunten en actiemethodes delen wij niet met Chris Knight. Maar doordat wij al enige tijd met hem gediscussieerd hebben, willen we toch stellen dat wij uitgaan van zijn volledige oprechtheid, zijn echte toewijding aan de zaak van de emancipatie van het proletariaat en zijn felle overtuiging dat wetenschap en kennis daarbij fundamentele wapens zijn. In die zin willen wij onze hartelijke solidariteit overbrengen aan hem, die geconfronteerd werd met de repressiemaatregelen (ontslag, arrestatie) en waarvan hij het slachtoffer is.

(8) Zie ons artikel over het 18e Congres van de IKS in de International Review 138.

(9) Wij zullen fragmenten uit de tussenkomsten van Chris Knight op onze website publiceren.

(10) De deelnemers aan de 19e Congres van de IKS wijdden dit Congres aan de nagedachtenis van de strijders van de Commune van Parijs, die precies 140 jaar geleden zijn gevallen, tegen een ontketende bourgeoisie, die hen liet boeten voor hun bereidheid 'de hemel te bestormen’.

In mei 1871 heeft het proletariaat, voor het eerst in de geschiedenis, de heersende klasse doen beven. Het is deze angst van de bourgeoisie tegen de doodgraver van het kapitalisme, die de woede en wreedheid van de bloedige onderdrukking van de opstandelingen van de Commune verklaart.

De ervaring van de Commune van Parijs bevatte fundamentele lessen voor toekomstige generaties van de arbeidersklasse. Lessen die haar in staat stelden om in 1917 de Russische Revolutie te voltrekken.

De strijders van de Commune van Parijs, die neergemaaid werden door de kogels van het kapitaal, zullen hun bloed niet voor niets vergoten hebben als de arbeidersklasse in de toekomstige gevechten in staat is om het voorbeeld van de Commune te volgen in de omverwerping van het kapitalisme.

“Het Parijs van de arbeiders, met zijn Commune, zal eeuwig worden gevierd als de roemrijke voorbode van een nieuwe maatschappij. Zijn martelaren tronen in het grote hart van de arbeidersklasse. Zijn verdelgers heeft de geschiedenis reeds thans aan de schandpaal genageld, en alle gebeden van hun papen zijn niet bij machte om hen daarvan te verlossen.” (Karl Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk).


Bron-URL:https://nl.internationalism.org/internationalerevue/2014/1180/november

Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/rint23_kaft12.pdf [2] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties [3] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie [4] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme [5] https://www.burbuja.info/inmobiliaria/burbuja-inmobiliaria/230828-tenemos-18-millones-de-excluidos-o-pobres-francisco-lorenzo-responsable-de-caritas.html [6] https://es.internationalism.org/ccionline/2011/debate15M_comuni [7] https://asambleaautonomazonasur.blogspot.com/ [8] https://www.kaosenlared.net/noticia/cronica-libre-reunion-contra-paro-precariedad [9] https://infopunt-vlc.blogspot.com/2011/06/19-j-bloc-autonom-i-anticapitalista.html [10] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie [11] https://nl.internationalism.org/tag/3/41/cultuur [12] https://es.internationalism.org/revolucion-mundial/201012/3027/5-conferencia-panamericana-de-la-corriente-comunista-internacional-un [13] https://en.internationalism.org/2008/10/Chris-Knight