Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.31 MB |
Wereldrevolutie nr. 134 - 3e kwartaal 2013
Tegenover de sociale agitatie in Egypte, heeft het leger bewezen dat het de fractie blijft die het best in staat is om de macht uit te oefenen en de verdediging van de globale belangen van de nationale bourgeoisie te verzekeren.
Overal in de wereld groeit het gevoel dat de huidige orde van zaken niet langer kan blijven doorgaan zoals voordien. Na de opstanden van de ‘Arabische Lente’, de beweging van de Indignados in Spanje en van Occupy in de Verenigde Staten, zijn er in de zomer van 2013 enorme massa’s op straat gekomen in Turkije en Brazilië.
Honderdduizenden mensen, ja miljoenen, hebben geprotesteerd tegen alle soorten kwalen: in Turkije ging het over de vernietiging van het leefmilieu door een waanzinnig project van ' stadsontwikkeling’, het autoritaire binnendringen van de religie in het private leven en de corruptie van de politici; in Brazilië ging het over de verhoging van de tarieven voor het openbaar vervoer, het misbruiken van de rijkdom voor prestige sportuitgaven terwijl de gezondheidszorg, het vervoer, het onderwijs en de huisvesting ineenstorten – en eens te meer, de corruptie van de politici. In beide gevallen, hadden de eerste betogingen te maken met een brutale repressie vanwege de politie, die de beweging alleen maar deed uitbreiden en verdiepen. En in beide gevallen werd de speerpunt van de beweging niet gevormd door de ‘middenklassen’ (in mediataal, om het even wie nog een job heeft), maar door de nieuwe generatie van de arbeidersklasse, die ook al heeft ze onderwijs genoten, slechts een mager perspectief heeft om een stabiele job te vinden en voor wie het leven in een ‘opkomende’ economie betekent dat men vooral de ontwikkeling meemaakt van de sociale ongelijkheid en de weerzinwekkende rijkdom van een piepkleine elite van uitbuiters.
In juni en juli, was het eens te meer de beurt aan de Egyptenaren om met miljoenen de straat op te gaan en terug samen naar het Tahrirplein te stromen, dat het zwaartepunt was van de opstand van 2011 tegen het regime van Moebarak. Ook zij werden gedreven vanuit echte materiële noden, in een economie die niet zozeer ‘opkomend’ maar stagnerend was of aan het terugvallen. In mei onderstreepte een oud-Minister van Financiën, een van de voornaamste economisten van Egypte, in een interview met de Guardian, dat “Egypte lijdt onder de zwaarste economische crisis sinds de Grote Depressie. In zijn gevolgen voor de armsten, is de economische toestand de ergste sinds de jaren 1930”. En het artikel vervolgde: “Sinds de val van Hosni Moebarak in 2011 heeft Egypte een dramatische val meegemaakt van zijn inkomsten zowel van de buitenlandse investeringen als van het toerisme, gevolgd door een daling met 60% van zijn reserves aan deviezen, een daling van 3% van de groei, en een snelle devaluatie van het Egyptische pond. Dat alles heeft een duizelingwekkende stijging teweeggebracht van de voedselprijzen en van de werkloosheid, en een schaarste aan brandstof en gas voor keukengebruik. Momenteel leven, volgens de cijfers van de Egyptische regering, 25,2 % van de bevolking onder de armoededrempel en 23,7 die er nauwelijks boven uitkomen”. (1)
De ‘gematigde’ islamistische regering geleid door Morsi en de Moslimbroederschap (gesteund door de ‘radicalen’) is al snel even corrupt gebleken als het oude regime, terwijl haar pogingen om een verstikkende islamistische ‘moraal’ op te leggen, net zoals in Turkije, een enorme wrevel hebben opgewekt onder de stadsjeugd.
Maar terwijl de bewegingen in Turkije en in Brazilië, die in de praktijk gericht zijn tegen de bestaande macht, een echt gevoel hebben opgeroepen van solidariteit en eenheid onder diegenen die deelnamen aan de strijd, is het perspectief in Egypte veeleer somber: dat van de verdeling van de bevolking achter verschillende fracties van de heersende klasse, zelfs van een wegzakken in een bloedige burgeroorlog. De barbarij die Syrië heeft opgeslokt toont ons al te duidelijk wat dat zou kunnen worden.
Men heeft de gebeurtenissen van 2011 in Egypte en Tunesië uitgedost met de naam ‘revolutie’. Maar een revolutie is iets anders dan massabetogingen op straat – zelfs al is dat een noodzakelijk startpunt. Wij leven in een tijdperk waarin de enige mogelijke revolutie wereldwijd is, proletarisch en communistisch: een revolutie niet om van regime te veranderen maar om de staat te ontmantelen; niet om een meer ‘rechtvaardig’ beheer van het kapitalisme, maar om de omverwerping van de volledige kapitalistische sociale verhoudingen; niet voor de glorie van de natie maar voor de afschaffing van de naties en de schepping van een wereldwijde, menselijke gemeenschap.
De sociale bewegingen, die wij vandaag zien, staan nog ver af van het zelfbewustzijn en de noodzakelijke zelforganisatie voor een dergelijke revolutie. Het zijn echter zeker stappen in die richting, die een uiting zijn van de diepgaande inspanning van het proletariaat om zichzelf te vinden, om zijn verleden en zijn toekomst te herwinnen. Maar het zijn aarzelende stappen, die gemakkelijk afgeleid kunnen worden door de bourgeoisie, wier ideologie diep verankerd zit en die een enorme hindernis vormt in de geesten van de uitgebuiten zelf. De religie is zeker één van die ideologische hindernissen, een ‘opium’ dat de onderwerping aan de heersende orde predikt. Maar de democratische ideologie is nog gevaarlijker.
In 2011 eisten de massa’s op het Tahrirplein het ontslag van Moebarak en het ‘einde van het regime’. En men heeft Moebarak er echt kunnen uitwerken – vooral nadat er een krachtige stakingsgolf door het hele land opdook, die aan de sociale revolte een extra dimensie gaf. Maar het kapitalistische systeem is meer dan een alleen de regering die aan de macht is: op sociaal vlak is het een verhouding die gebaseerd is op de loonarbeid en de productie voor de winst. Op het politiek vlak is het de bureaucratie, de politie en het leger. En het is ook de façade van de parlementaire democratie, waar men regelmatig, na verloop van enkele jaren, aan de massa’s de keuze biedt om zich door een nieuwe bende oplichters te laten pluimen. In 2011 is het leger – waarvan vele betogers dachten dat het ‘verenigd’ was met het volk – tussengekomen om Moebarak aan de dijk te zetten en verkiezingen te organiseren. De Moslimbroeders, die hun grote kracht putten uit de meer achtergebleven landelijke gebieden, maar die ook het best georganiseerd waren in de stedelijke centra, hebben de verkiezingen gewonnen. En zij hebben sindsdien het duidelijkst mogelijke bewijs geleverd van het feit dat veranderen van regering via verkiezingen niets verandert. En ondertussen is de werkelijke macht, zoals in vele andere landen, onaangetast gebleven: diegene die in handen was van het leger, de enige kracht die werkelijk in staat is om de kapitalistische orde te waarborgen op het nationale vlak.
Wanneer de massa’s opnieuw naar het Tahrirplein trokken in juni, waren zij vol verontwaardiging tegen de regering Morsi en de dagelijkse werkelijkheid van hun levensomstandigheden tegenover een economische crisis die niet zomaar een ‘Egyptische’ is, maar een historische wereldcrisis. Ondanks het feit dat velen onder hen het werkelijke repressieve gezicht van het leger hebben kunnen zien in 2011, was het idee van ‘het volk en het leger vormen een eenheid’ nog ruim verspreid, en het vond een nieuw leven toen het leger begon met Morsi te verwittigen dat hij naar het volk moest luisteren of de gevolgen dragen. Toen Morsi werd afgezet door een militaire staatsgreep bijna zonder bloedvergieten, waren er belangrijke scènes van vieringen op het Tahrirplein. Betekent dit dat de democratische mythe de massa’s niet meer enthousiast maakt? Neen: het leger beweert op te treden in naam van ‘de werkelijke democratie’, die verraden werd door Morsi, en belooft nieuwe verkiezingen te organiseren.
Zo grijpt de garant van de staat, het leger, opnieuw in om te verhinderen dat de woede van de massa’s zich tegen de staat zelf zou keren. Maar zij doet dit deze keer ten koste van diepgaande verdelingen die ze gezaaid heeft in de schoot van de bevolking. Of het nu in naam is van de Islam of in naam van de democratische legitimiteit van de regering Morsi, er is een nieuwe protestbeweging ontstaan die de terugkeer eist van het Morsi-regime en die weigert samen te werken met diegenen die hem hebben afgezet. Het antwoord van het leger kwam snel: een ongenadig bloedbad van de betogers vóór het hoofdkwartier van de Republikeinse Garde. Er waren ook botsingen, sommige dodelijk, tussen de rivaliserende groepen betogers.
De oorlogen in Libië en Syrië zijn gestart met volksbetogingen tegen de heersende regimes. Maar in beide gevallen hebben de zwakte van de arbeidersklasse en de kracht van de stammen- en sektarische verdelingen gemaakt dat deze revoltes snel werden opgeslokt door gewapende conflicten tussen de burgerlijke fracties. En in beide gevallen hebben de lokale conflicten onmiddellijk een internationale dimensie gekregen: in Libië zijn Groot-Brittannië en Frankrijk, discreet gesteund door de Verenigde Staten, tussengekomen om de rebellenkrachten te bewapenen en te ‘leiden’; in Syrië heeft het regime van Assad het overleefd dank zij de steun van Rusland, China, Iran, de Hezbollah en van verschillende andere gieren van hetzelfde allooi, terwijl Saoedi-Arabië en Qatar de rebellen hebben bewapend met de min of meer openlijke steun van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. In beide gevallen, heeft de uitbreiding van het conflict het vervallen in de chaos en de horror versneld.
Hetzelfde gevaar bestaat vandaag in Egypte. Het leger is absoluut niet bereid om de macht af te staan. Voor het ogenblik hebben de Moslimbroeders beloofd om vreedzaam te reageren ten opzicht van de militaire staatsgreep, maar naast het ‘pragmatische’ islamisme van Morsi, zijn er ook meer extreme fracties die aanleunen bij het terrorisme. De toestand lijkt op een sinistere wijze op die van Algerije na 1991, toen het leger een islamistische regering had omvergeworpen die ‘ondersteund werd door de stembus’. Dit leidde tot een bloedige burgeroorlog tussen het leger en gewapende islamistische groepen zoals het FIS. Zoals gewoonlijk was de burgerbevolking het voornaamste slachtoffer: het dodental wordt geschat op 50.000 tot 200.000.
De imperialistische dimensie is ook aanwezig in Egypte. De Verenigde Staten hebben hun spijt uitgedrukt ten opzichte van de militaire staatsgreep, maar hun banden met het leger zijn oud en diepgaand en zij zijn niet gebrand op het type van islamisme dat voorgestaan wordt door Morsi of door Erdogan in Turkije. De conflicten die zich vandaag uitbreiden van Syrië naar Irak en Libanon zouden eveneens een gedestabiliseerd Egypte kunnen bereiken.
Maar de arbeidersklasse in Egypte is een veel formidabeler kracht dan in Syrië en Libië. Zij heeft een veel langere traditie van strijd tegen de staat en de officiële vakbonden die ten minste teruggaat tot in de jaren 1970. In 2006 en in 2007 hebben er zich massastakingen uitgebreid, vertrekkend van de sterk geconcentreerde textielfabrieken. En deze ervaring van het openlijk uitdagen van het regime heeft de beweging van 2011 gevoed, die sterk gekleurd werd door de stempel van de arbeidersklasse. Zowel op het vlak van haar tendensen tot zelforganisatie, die opgedoken zijn op het Tahrirplein en in de wijken, als in de stakingsgolf die de heersende klasse er tenslotte van overtuigd heeft om zich van Moebarak te ontdoen. De arbeidersklasse in Egypte is niet geïmmuniseerd tegen de democratische illusies die de hele sociale beweging doordrenkt, maar het zal evenmin gemakkelijk zijn voor de burgerlijke klieken om haar ervan te overtuigen haar klassenbelangen te laten vallen en haar mee te sleuren in de goot van de imperialistische oorlog.
De potentiële bekwaamheid van de arbeidersklasse om de weg naar de barbarij te dwarsbomen kan men niet alleen zien in haar geschiedenis van zelfstandige stakingen, maar ook in expliciete uitdrukkingen van bewustwording die verschenen zijn in de straatbetogingen: op de boordjes waarop stond: ‘Noch Morsi, noch de militairen’ of ‘Revolutie, geen staatsgreep’ evenals in de meer directe politieke stellingnames zoals de verklaring van de kameraden van Cairo die recentelijk gepubliceerd werd op de libcom website: “Wij willen een toekomst die noch door het kleingeestige autoritarisme en het vriendjespolitiekkapitalisme van de Moslimbroeders geregeerd wordt, noch door het militair apparaat dat het politieke en economische leven in een houdgreep houdt, noch door een terugkeer van de oude structuren uit het tijdperk van Moebarak. Zelfs indien de rangen van de betogers, die op straat zullen komen op 30 juni, zich niet kunnen verenigen achter deze oproep, moet het toch de onze blijven - het moet ons standpunt zijn want wij zullen geen terugkeer aanvaarden naar de bloedige periodes uit het verleden” (2)
Toch is het net zoals de ‘Arabische Lente’, die pas haar werkelijke betekenis vond in het oproer van de proletarische jeugd in Spanje. Die heeft aanleiding gegeven tot een veel meer diepgaande invraagstelling van de burgerlijke maatschappij. De capaciteit van de arbeidersklasse in Egypte om de weg te dwarsbomen naar nieuwe slachtpartijen kan enkel verwezenlijkt worden via de actieve solidariteit en de massale mobilisatie van de proletariërs in de oude centra van het wereldkapitalisme.
Tegenover de Eerste Wereldoorlog, honderd jaar geleden, herinnerde Rosa Luxemburg de arbeidersklasse er plechtig aan dat de keuze die werd aangeboden door de kapitalistische orde in verval, ging tussen socialisme of barbarij. De onbekwaamheid van de arbeidersklasse om de revoluties, die uitgebroken waren als antwoord op de wereldoorlog van 1914-1918, tot een goed einde te brengen, hebben een eeuw van echte kapitalistische barbarij tot gevolg gehad. Vandaag staat er nog meer op het spel, want het kapitalisme heeft zich nu de middelen verschaft om alle leven op de hele planeet te vernietigen. De ineenstorting van het sociale leven en het schrikbewind van moordende bewapende bendes – dat is de weg van de barbarij die vandaag wordt geïllustreerd in Syrië. De opstand van de uitgebuiten en onderdrukten, de massale strijd ter verdediging van de menselijke waardigheid en een werkelijke toekomst – dat is wat de sociale revoltes in Turkije en Brazilië als belofte inhouden. Egypte bevindt zich op een kruispunt van deze twee radicaal aan elkaar tegengestelde keuzes, en het is in die zin symbolisch voor de tweestrijd waarmee heel het mensheid wordt geconfronteerd.
Amos / 10.07.2013
Voetnoten
(1) https://www.guardian.co.uk/world/2013/may/16/egypt-worst-economic-crisis... [2]
(2) https://www.libcom.org/forums/news/we-can-smell-tear-gas-rio-taksim-tahr... [3]
Wat is gemakkelijker dan mee te zingen in het koor van de burgerlijke ideologen, nu de bezuinigingen geen effect sorteren en steeds meer oppositie ontstaat tegen ‘het op orde brengen van de staatsbegroting’. Links heeft de wind in de zeilen en kan daardoor nog harder dan een jaar geleden roepen dat er niet bezuinigd maar gestimuleerd moet worden. Dat ze daarmee de VS in de kaart spelen, neemt ze dan maar even voor lief. Maar is het wel een werkelijke andere politiek die links voorstaat?
In de loop van het afgelopen jaar werd wel duidelijk dat de wereldbourgeoisie zich gewaar wordt dat de politiek van bezuinigingen catastrofaal begint te worden en dat ze er, behalve in de Eurozone, steeds meer toe neigt een stimuleringspolitiek te omarmen. In weerwil van de politiek van Brussel, de ECB en Merkel begint diezelfde tendens zich ook in Nederland af te tekenen. Nooit eerder werd er onder de ondernemers en de ideologen van de klasse die aan de touwtjes trekt in Nederland zoveel en zo hardnekkig gepleit voor een ‘verruiming van de begrotingspolitiek’.
De Rabobank noemt de voortdurende bezuinigingspolitiek ‘fnuikend’ en stelt: “Door te blijven vasthouden aan extra bezuinigingen blijft de negatieve spiraal van lage economische groei, afnemende koopkracht en bezuinigingen in stand. De extra bezuinigingen om het begrotingssaldo weer in lijn met de Europese richtlijnen te brengen, gijzelen de Nederlandse groei.” Voormalig PvdA-minister Willem Vermeend sluit zich daarbij aan: “We hebben groei nodig om er uit te komen, maar we remmen die groei zelf”, zegt hij.
Dick Boer, de topman van supermarktconcern Ahold, is de eerste topondernemer die een direct verband legt tussen het regeringsbeleid en de crisis in Nederland. Dat Nederland nog steeds in een economische recessie zit, is volgens Boerde schuld van het kabinet-Rutte.Volgens de Ahold-topman biedt de regering de consument geen enkel perspectief, omdat ze de lasten steeds maar verzwaart. Daardoor verdwijnt het vertrouwen en houden consumenten de hand op de knip.
En de deskundigen en ondernemers krijgen gelijk van internationale instituten die de financieel-economische situatie in alle landen op de voet volgen. Dat de bezuinigingspolitiek allesbehalve een oplossing in zicht brengt, wordt bevestigd door een op 1 juli jongstleden gepubliceerd rapport van kredietbeoordelaar Standard & Poor’s. S&P schat in dat de groei van de Nederlandse economie de komende jaren ‘zeer matig’ blijft. De hoge schuldenlast van huishoudens, dalende huizenprijzen, bezuinigingen en de terughoudendheid van banken blijven een rem zetten op de binnenlandse vraag.
De kredietbeoordelaar Moody’s bevestigt dit feit: in maart van het afgelopen jaar heeft de kredietbeoordelaar Moody’s de vooruitzichten van drie Nederlandse banken bijgesteld van ‘stabiel’ naar ‘negatief’. Het gaat om de Rabobank, de ABN-Amro Bank en de NIBC Bank. De banken beschikken op dit moment over voldoende kapitaal, maar de operationele omgeving van de banken is ‘onzeker en fragiel’, aldus de kredietbeoordelaar. De vooruitzichten van de ING Bank had Moody’s al eerder als negatief beoordeeld.
De slechte resultaten van de bezuiningspolitiek blijkt ook uit het feit dat Nederland is inmiddels verdwenen uit de top-5 van meest concurrerende economieën. In de lijst van 148 landen van het World Economic Forum, is ons land gezakt van de 5e naar 8e plaats. “Het kabinetsbeleid is niet succesvol”, is de conclusie van de samenstellers. Het afglijden van Nederland wordt volgens de economen van het WEF veroorzaakt door het verzwakken van de financiële markten. Door instabiele banken wordt het steeds lastiger voor bedrijven en ondernemers om geld te lenen in Nederland.
De wereldwijde heersende klasse weet ook niet meer zo goed wat te doen tegenover de oprukkende economische crisis.(1) In oktober 2012, toen de IMF zich uitsprak over de bezuinigingspolitiek, verklaarde ze dat men “geen maatregelen moet nemen die de situatie verergeren”. Tegelijkertijd verklaarde ze dat, voor wat betreft de aanpassing van de begrotingspolitiek men deze “langzaam maar zeker moet verruimen”. Deze citaten komen uit één en het zelfde document. De manoeuvreerruimte tegenover de oprukkende economische crisis, van welke nationale bourgeoisie dan ook, is zo langzamerhand aanzienlijk beperkt geworden.
Het is niet verwonderlijk dat de regering Rutte heel erg twijfelt en eigenlijk ook niet zo goed weet waar ze de nadruk op moet leggen: bezuinigen of stimuleren. Dat valt af te leiden uit het feit dat er nauwelijks een economische politieke op lange termijn meer gevoerd wordt. In de praktijk bestaat er eigenlijk niet eens meer zoiets als en regeerakkoord. De regering maakt plannen, maar voor niet meer dan één jaar vooruit. En dat is voor haar al een hele lange tijd vooruit.
Daarnaast heeft de regering ook nog geen concrete stimuleringsmaatregelen kunnen bedenken.Het enige stimuleringsplan dat ze heeft bedacht, is het voorstel aan de pensioenfondsen hun kapitaal beleggen in Nederlandse woningcorporaties en niet langer via buitenlandse (vooral Amerikaanse) hedgefunds. Hiermee hoopt ze de vastgelopen woningmarkt weer in beweging te krijgen, een structureel probleem dat jarenlang door de bourgeoisie is verwaarloosd. “Met name de problemen op de woningmarkt duren veel langer dan we hadden gehoopt,” aldus Minister van Financiën, Dijsselbloem.
Ook al gaan ze nog net niet rollebollend over straat, de spanning tussen de politiek van bezuinigingen en stimulering veroorzaakt wel voortdurend spanningen tussen de regeringspartijen VVD en PvdA. Zo valt het voorstel van de regering om de belasting voor hogere inkomens te verhogen slecht bij de VVD. Tegelijkertijd wekt de onwilligheid van de VVD om stimuleringsmaatregelen te nemen in de bouwsector, waar in het afgelopen jaar tienduizenden werkers zijn ontslagen, steeds meer irritatie bij de PvdA.
Desondanks hebben Fractievoorzitters Samsom en Zijlstra van de PvdA en VVD verklaard dat zij zich willen houden aan de afspraken in het Europese Stabiliteits- en Groeipact. Ze hebben hun zich uitgesproken voor een voortzetting van de politiek van bezuinigingen en zijn dus toch van plan om volgend jaar (2014) zes miljard euro extra te bezuinigen. Stimuleringsplannen zijn voorlopig niet in deze afspraken opgenomen.
Links, op haar beurt, draait hier ogenschijnlijk haar hand niet voor om. Zij weet wel maatregelen te bedenken die de economie stimuleren en hoe die kunnen worden betaald. Zo wil de SP een stimuleringsplan voor de bouw. Ze wil dit echter toch laten betalen, en wel ….. de ene keer door de ondernemers te laten meebetalen aan de kosten van de werkloosheidswet, de andere keer door ziektekostenpremie afhankelijk te maken van het inkomen en weer een andere keer door de miljarden van de telecomveiling (G4) te gebruiken.
Maar ondanks de grote woorden van Roemer dat het tekort van 3% op de begroting niet heilig is, is het plan van de SP geen vorm van stimuleringspolitiek.Het is slechts een politiek van ombuiging (‘hervorming’) en dus niets anders dan een variatie op de bezuinigingspolitiek die wordt voorgeschreven door Europa. Want bij een ‘echte’ stimuleringspolitiek wordt er een hoeveelheid geld gepompt in de kringloop van kapitaal. Deze ‘verruimde’ geldhoeveelheid is een schuldvordering op een koopwaar dat niet bestaat. Deze ‘injectie’ kan dus ze tot niets anders leiden dan een verlaging van de waarde van de munt. Het is als een een hond die in zijn eigen staart bijt.
De SP is een partij die inmiddels veel aanhang heeft verworven onder vakbondsleden in Nederland. In de huidige periode is ze het meest geëigend om op het voorplan te staan van de sociale situatie tegen de arbeidersklasse. Zij kan die sectoren van de klasse, die geconfronteerd worden met massale ontslagen, zoals de Thuiszorg, met ‘populistische’ stimuleringsvoorstellen een schijn van perspectief voorhouden. Terwijl de FNV de landelijke inkadering voor haar rekening neemt, sluit de SP de weerstand tegen de tienduizenden ontslagen in de Thuiszorg op binnen de grenzen van de talloze gemeenten.
Effectief verzet kan alleen tot stand komen als alle getroffen werkers (Thuiszorg, Aldel, Rabobank, enzovoort) breken uit de beperkte kaders van de sector, de instelling, het bedrijf, het beroep. Want de beste manier om de niet-aflatende aanvallen op ieders levensomstandigheden te doen terugwijken, is de ontwikkeling van een beweging die de gemeenschappelijke weerstand van alle delen van werkende klasse (werkloos, nog werkend, half-werkend, flexibel) op voorop stelt. Een benadering, die alle getroffen niet-uitbuitende delen van de bevolking samenbrengt in een gemeenschappelijk verzet, biedt vooruitzicht op resultaat.
Feyzet / 2013.09.13
Voetnoten
(1) Voor een analyse van de economische crisis, zie: Discussiecyclus over de crisis; deel I, II en III)
Wij publiceren hieronder enkele passages van de vertaling van een artikel dat door onze afdeling in Turkije geschreven werd – een jonge afdeling, zowel in de geschiedenis van de IKS als op het vlak van de leeftijd van haar leden. Als revolutionairen en als deel van de generatie die de revolte ontketend heeft, waren deze kameraden actief betrokken in deze beweging. We raden onze lezers aan onze website te bezoeken voor een volledige versie van dit artikel. Want deze versie is tegelijkertijd een eerste verslag van wat er precies gebeurde, wemelt bovendien van de concrete details over het leven van die beweging, en is een eerste poging tot analyse van de betekenis ervan. Juist dit laatste aspect willen we, door onze keuze van de passages, in het bijzonder onder de aandacht brengen. Wat is de aard van deze beweging? Van welke internationale dynamiek maakt ze deel uit? Wat zijn haar sterke en zwakke kanten? Welke perspectieven zijn eraan verbonden? Allemaal vragen die centraal staan in wat er vandaag en in de komende periode op het spel staat.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------
De beweging, die begon als protest tegen het omhakken van bomen dat plaatsvond in het kader van de vernietiging van het Gezipark aan het Taksimplein in Istanboel, nam een omvang aan die tot nu toe ongekend was in de geschiedenis van Turkije. (…) We kunnen het ware karakter van deze beweging enkel begrijpen wanneer we haar plaatsen in het internationale kader. Vanuit dat gezichtspunt wordt meteen duidelijk dat de beweging in Turkije in het directe verlengde ligt van de revoltes van 2011 in het Midden-Oosten, waarvan de belangrijkste (Tunesië, Egypte, Israël) sterk gekenmerkt werden door de inbreng van arbeidersklasse. De beweging in Turkije lag in het bijzonder in het verlengde van de beweging van de Indignados in Spanje en van Occupy in de Verenigde Staten, waarin de arbeidersklasse niet alleen de meerderheid van het geheel van de bevolking vertegenwoordigt, maar ook kwa deelnemers aan de beweging zelf. Hetzelfde geldt voor de revolte vandaag in Brazilië en ook voor de beweging in Turkije, waarvan de overgrote meerderheid van de deelnemers tot de arbeidersklasse behoort, en in het bijzonder tot de proletarische jeugd.
(…) De sector die in grootste getale aan de beweging heeft deelgenomen, is de zogenaamde ‘generatie van de jaren 1990’. Apolitisme was de label dat op de betogers van deze generatie geplakt werd. Velen van hen kunnen zich de periode niet herinneren, die voorafging aan het AKP regering (de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling, een ‘gematigde’ islamitische partij die aan de macht is sinds 2002 – NvdR). Deze generatie, waarvan men zei dat ze niet geïnvesteerd had in de gebeurtenissen en waarvan de leden er alleen op uit zouden zijn zichzelf te redden, heeft begrepen dat het geen heil brengt alleen te blijven staan en ze was de praatjes beu van de regering, die zei hoe ze moest zijn en hoe ze moest leven. De studenten, in het bijzonder de middelbare scholieren, hebben op grote schaal aan de betogingen deelgenomen. Jonge arbeiders en jonge werklozen waren ook talrijk aanwezig in de beweging. Arbeiders en geschoolde werklozen waren ook present.
In bepaalde sectoren van de economie, waar vooral jongeren in precaire omstandigheden werken en waar het meestal moeilijk is strijd te voeren – vooral in de dienstensector – hebben de loontrekkers zich op vanuit hun arbeidsplaats georganiseerd en hebben ze samen aan de betogingen deelgenomen. We vinden voorbeelden van dergelijke deelnames onder de bezorgers van kebabwinkels, onder het barpersoneel, onder de werkers in call centers en kantoren. Het feit dat dit soort deelnames niet opwoog tegen de tendens van de arbeiders om individueel naar de betogingen te gaan, vormt tegelijkertijd één van de belangrijkste zwakheden van de beweging. Maar dit was ook typerend voor bewegingen in de andere landen, waar het overwicht van de straatrevolte een praktische uitdrukking was van de behoefte de sociale versnippering te overstijgen die geschapen wordt door de bestaande voorwaarden van de kapitalistische productie en crisis – in het bijzonder het gewicht van de werkloosheid en de precaire arbeid. Maar diezelfde omstandigheden, gekoppeld aan de enorme ideologische aanvallen van de heersende klasse, hebben het voor de arbeidersklasse moeilijk gemaakt zichzelf als een klasse te zien en hebben ertoe bijgedragen onder de betogers het idee te versterken dat ze in wezen een massa individuele burgers zijn, legitieme leden van de 'nationale' gemeenschap. Dat is de tegenstrijdige weg van de reconstructie van het proletariaat als klasse, maar er bestaat geen twijfel dat deze bewegingen een stap zijn in deze richting.
Een van de belangrijkste redenen waarom een groot deel van de proletariërs, ontevreden met hun levensomstandigheden, de betogingen met een dergelijke vastberadenheid georganiseerd heeft, komt voort uit de verontwaardiging en het gevoel van solidariteit tegen het politiegeweld en de staatsterreur. Desondanks waren er verschillende burgerlijke politieke tendensen actief in een poging de beweging van binnenuit te beïnvloeden om die binnen de grenzen van de bestaande orde te houden. Ze probeerden te verhinderen dat de revolte zich zou radicaliseren en te beletten dat de proletarische massa’s, die de straten bezet hadden, tegen de staatsterreur klasse-eisen zouden formuleren met betrekking tot hun eigen levensvoorwaarden.
Dus, terwijl we geen eis kunnen aanhalen die volkomen unanimiteit behaalde in de beweging, werd die over het algemeen gedomineerd door democratische eisen. De lijn die opriep tot ‘meer democratie’, die zich voordeed als anti-AKP - in feite tegen Erdogan - drukte in wezen niets anders uit dan een reorganisatie van het Turkse staatsapparaat op een meer democratische manier. De impact van de democratische eisen op de beweging vormde haar grootste ideologische zwakheid. Want Erdogan zelf heeft al zijn ideologische aanvallen op de beweging opgebouwd rond deze krachtlijn van de democratie en van verkiezingen: de regeringsverantwoordelijken hebben tot vervelens toe, zij het met veel leugens en manipulaties, het argument herhaald dat zelfs in de meest democratisch geachte landen de politie geweld gebruik tegen illegale betogingen – waarin ze gelijk hebben. Bovendien bond de lijn voor democratische rechten de massa's, geconfronteerd met de aanvallen van de politie en de staatsterreur, aan handen en voeten en kalmeerde ze hun verzet. (…)
Verder waren de linkse vakbondsfederaties, zoals KSEK en DISK, de actiefste elementen in die democratische tendens, die de controle schijnt te hebben genomen over het Solidariteitsplatform van Taksim. (…) Het Solidariteitsplatform van Taksim en de democratische tendens dus heeft, vanwege het feit dat het bestond uit vertegenwoordigers van allerlei verenigingen en organisaties, zijn kracht niet geput uit een organische band met de betogers, maar wel uit de burgerlijke legitimiteit, de gemobiliseerde krachten en de steun van de delen waaruit ze samengesteld is. (...)
De linkerzijde van de bourgeoisie is een andere tendens die vermeld moet worden. De basis van de linkse partijen, die we ook kunnen omschrijven als de wettelijke burgerlijke linkerzijde, is voor het grootste deel afgesneden van de massa's. Over het algemeen liep ze de democratische tendens achterna. De stalinistische en trotskistische groeperingen, of de radicale burgerlijke linkerzijde, waren ook voor het grootste deel afgesneden van de massa's. Zij waren invloedrijk in de wijken waarin ze van oudsher een zekere kracht vertegenwoordigen. Hoewel ze zich hebben verzet tegen de democratische tendens op het moment dat die de beweging probeerde uiteen te drijven, hebben ze die over het algemeen ondersteund. De analyses van de linkerzijde van de bourgeoisie beperkten zich er voor het grootste deel toe zich te verheugen over de ‘volksopstand’ en te proberen hun woordvoerders voor te stellen als de leiders van de beweging. Zelfs de oproepen tot een algemene staking, een lijn die meestal naar voor geschoven wordt door links, hebben niet echt weerklank gevonden door de sfeer van tomeloze vreugde. De leuze van links die het meeste gehoor vond bij de massa's was “schouder aan schouder tegen het fascisme”.
(…) Buiten de tendensen waarover we hierover spraken, is er nog een proletarische tendens, of meerdere proletarische tendensen binnen de beweging. (…) In het algemeen verdedigde een aanzienlijk deel van de betogers het idee dat de beweging een zelforganisatie moest scheppen, die haar in staat moest stellen haar eigen toekomst te bepalen.
Het deel van de betogers dat wilde dat de beweging zich zou verenigen met de arbeidersklasse was samengesteld uit elementen die, ook al ontbrak het hen aan een duidelijke politieke visie, zich bewust zijn van het belang en de kracht van de klasse, die tegen het nationalisme zijn. (…)
De gemeenschappelijke zwakte van de betogers in heel Turkije was echter de moeilijkheid massale discussies te voeren en de controle over de beweging te verwerven, door op basis van die discussies, zelforganisaties te vormen. Vooral de eerste dagen waren deze massadiscussies, vergelijkbaar met wat zich ontwikkeld heeft in bewegingen elders in de wereld, afwezig. Een beperkte ervaring met massale discussies, met bijeenkomsten, algemene vergaderingen enzovoort, en de zwakte van de debatcultuur in Turkije hebben zonder twijfel bijgedragen tot deze zwakheid. Tegelijkertijd voelde de beweging toch een behoefte aan discussie en de middelen om die te organiseren begonnen dan ook tevoorschijn te komen.
De eerste uitdrukking van de bewustwording van de noodzaak van discussie was een open forum in het Gezipark. Dit trok niet veel aandacht en duurde ook niet lang, maar had toch een zekere impact. (…) Als we de beweging in het hele land bekijken, was de meest cruciale ervaring die van de betogers in Eskişehir. In een algemene vergadering op het Plein van het Verzet in Eskişehir werden comités gevormd om de betogingen te organiseren en te coördineren. (…) Tenslotte hebben vanaf 17 juni massa’s mensen, geïnspireerd door de forums van het Gezipark, in parken in verschillende wijken van Istanbul massavergaderingen gehouden die ook wel ‘forums’ genoemd werden. Tot de wijken waar forums georganiseerd werden behoren Beşiktaş, Elmadağ, Harbiye, Nişantaşı, Kadıköy, Cihangir, Ümraniye, Okmeydanı, Göztepe, Rumelihisarüstü, Etiler, Akatlar, Maslak, Bakırköy, Fatih, Bahçelievler, Sarıyer, Yeniköy, Sarıgazi, Ataköy en Alibeyköy. De volgende dagen werden er forums gehouden in Ankara en andere steden. Onmiddellijk, uit angst de controle over die initiatieven te verliezen, begon het Solidariteitsplatform van Taksim zelf oproepen te lanceren om forums te houden. (…)
Hoewel het verzet van Gezipark op vele aspecten in het verlengde ligt van de Occupy-beweging in de Verenigde Staten, van de Indignados in Spanje en de protestbewegingen, die Moebarak in Egypte en Ben Ali in Tunesië omvergeworpen hebben, heeft ze ook zijn eigen kenmerken: net zoals in al deze bewegingen vormde het jonge proletariaat het vitale gewicht. Egypte, Tunesië en het verzet in het Gezipark hebben gemeen de wens zich te ontdoen van een regime dat wordt beschouwd als een ‘dictatuur’. (…) Maar in tegenstelling tot de beweging in Tunesië, die plaatselijke comités organiseerde, en in Spanje of in de Verenigde Staten, waar de massa’s via algemene vergaderingen over het algemeen de verantwoordelijkheid voor de beweging droegen, bleef deze dynamiek in Turkije in eerste instantie zeer beperkt.
(…) De meest bediscussieerde vragen gingen ook over de praktische en technische problemen in verband met de botsingen met de politie. (…) De overeenkomst met Occupy in de VS was dat het om een effectieve bezetting [van de straat] ging, ook al werden de bezettingen in de VS, vanwege de massale deelname, in aantal door die in Turkije overtroffen. Ook was er in Turkije, net als in de VS, een tendens onder de betogers om het belang te begrijpen om het werkende proletariaat bij de strijd te betrekken.
(…) Hoewel de beweging in Turkije er niet in geslaagd is een duidelijke band te leggen met het geheel van de arbeidersklasse, hebben de oproepen tot staking via de sociale media toch een zekere weerklank gehad, die tot uiting kwam in meer werkonderbrekingen dan het geval was in de VS.
Ondanks haar bijzonderheden lijdt het geen twijfel dat de beweging van dit ‘uitschot’ een integraal onderdeel uitmaakt van de reeks van internationale sociale bewegingen. (…) Een van de beste graadmeters, die aantonen dat deze beweging onderdeel is van de internationale golf, wordt gevormd door de inspiratie die ze opdeed door de betogingen in Brazilië. De Turkse betogers hebben het antwoord, dat van de andere kant van de wereld kwam, begroet met ordewoorden: “Wij zijn samen, Brazilië + Turkije!” en “Brazilië, verzet!” (in het Turks). En omdat de beweging de betogingen in Brazilië, waarin klasse-eisen gesteld werden, geïnspireerd heeft, kan ze in de toekomst de geboorte van klasse-eisen bevorderen in Turkije.
(…) Ondanks alle tekortkomingen en gevaren die deze beweging bedreigen, als de massa’s in Turkije er niet in geslaagd waren een schakel te vormen in de keten van sociale revoltes die de kapitalistische wereld dooreenschudden, dan zou het uiteindelijk geleid hebben tot een veel sterker gevoel van machteloosheid. Het ontstaan van een sociale beweging, op een schaal die sinds 1908 niet meer gezien was in dit land, is dus van historische betekenis. (…) n
Dünya Devrimi / 2013.06.21
Voetnoten
(1) De 'gematigde' Islamistische Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling is sinds 2002 aan de macht in Turkije.
Irak, Afghanistan, Libanon, Egypte, Syrië, de slachtpartijen breiden zich steeds verder uit. De kapitalistische verschrikkingen en barbarij verspreiden zich, de doden stapelen zich op. Er is een echte volkerenmoord op gang gekomen die niet te stoppen lijkt, de imperialistische oorlog wint nog steeds terrein. Het kapitalisme, dat volop in verval is en in ontbinding verkeert, sleept de wereld mee in een veralgemeende chaos en barbarij. (1) Het gebruik van chemische wapens, zoals op dit ogenblik in Syrië, is jammer genoeg slechts een van de moordinstrumenten onder de vele andere. Maar dit perspectief van de vernietiging van de mensheid is niet onherroepelijk. Het wereldproletariaat mag niet onverschillig blijven tegenover zovele afslachtingen en oorlogen, die worden voortgebracht door een systeem dat volop aan het wegrotten is. Enkel het proletariaat, als revolutionaire klasse, kan definitief een einde maken aan deze veralgemening van de kapitalistische barbarij. Meer dan ooit wordt de mensheid geconfronteerd met dit enige alternatief: kommunisme of barbarij.
Op maandag 21 augustus veroorzaakt een aanval met chemische wapens in de buurt van de Syrische hoofdstad Damascus honderden doden. Op alle televisiekanalen, in alle kranten werden de beelden van stervende kinderen, vrouwen en mannen breed uitgesmeerd. Zonder enige scrupule greep de bourgeoisie deze menselijke tragedie aan om altijd weer haar eigen smerige belangen te verdedigen. Het regime van Bachar el Assad, slager onder de slagers, zou de rode lijn overschreden hebben. Want voor de burgerlijke klasse mag men weliswaar uit alle macht afslachten, maar niet met chemische wapens. In hun jargon worden dat vuile wapens genoemd, die totaal anders zouden zijn dan de propere wapens, zoals bommen en granaten van allerlei aard of zoals de atoombommen, die in 1945 door de Amerikanen op Hiroshima en Nagasaki gedropt werden. Sinds de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918, waarbij voor het eerst massaal gifgas werd gebruikt dat honderdduizenden doden veroorzaakte, is de productie van deze chemische wapens nooit gestopt, ze werden ‘geperfectioneerd’ en gebruikt. De schijnakkoorden over hun gebruik, voornamelijk na de twee wereldoorlogen en in de jaren 1980 waren slechts beginselverklaringen, die geenszins bedoeld waren om ooit toegepast te worden. En dat was precies het geval! Sinds die tijd werd het gebruik van dit soort wapens op vele oorlogsterreinen ingezet. Tussen 1962 tot 1967 gebruikte Egypte schaamteloos mosterdgas in Noord-Jemen. In de oorlog Iran-Irak, werden in 1988, onder het welwillende en medeplichtige oog van de ‘internationale gemeenschap’, van de Verenigde Staten tot Frankrijk, en alle lidstaten van de VN, steden als Halabja gebombardeerd met chemische wapens die meer dan 5000 doden maakte!
Maar het gebruik van dit soort wapens is niet enkel voorbehouden aan de kleine imperialistische landen of aan dictaturen zoals die van Bachar el Assad, zoals de bourgeoisie ons wil doen geloven. Het meest massale gebruik van chemische wapens tot nu toe was, naast de bombardementen met napalm, het werk van de Verenigde Staten ten tijde van de oorlog in Vietnam. Het ging daarbij om een massale besproeiing met onkruidverdelgers die besmet waren met dioxines, om de rijstvelden en de wouden te vernietigen. Alles moest weggemaaid worden en de Vietnamese bevolking en de Vietcong moesten uitgehongerd worden. Tot woestijn verbrande aarde, een bevolking die geroosterd en verstikt werd… dat was het werk van de acties van het Amerikaanse kapitalisme in Vietnam. En nu staat dat land, samen met andere Westerse grootmachten, zoals Frankrijk, te trappelen om tussen te komen in Syrië om er zogenaamd de bevolking te verdedigen. Sinds het begin van deze oorlog in Syrië zijn er al meer dan 100.000 doden gevallen en meer dan 1 miljoen vluchtelingen in de buurlanden opgevangen. Buiten de berichten die al lange tijd door alle burgerlijke media gespuid worden, moet de arbeidersklasse weten wat de werkelijke oorzaken zijn van de ontketening van de imperialistische oorlog in Syrië.
Syrië ligt momenteel in het brandpunt van de ontwikkeling van de inter-imperialistische ontwikkelingen en van de chaos die zich uitstrekt van Noord-Afrika tot Pakistan. Als de Syrische regering de oorlogsconfrontatie aangaat in een land dat een grote puinhoop is geworden, dan kan zij haar slachtpartijen enkel voortzetten wegens de niet te stillen honger van een groot aantal imperialismes van allerlei slag. In de regio zijn Iran, de Libanese Hezbollah, Saoedi-Arabië, Israël, Turkije… allen min of meer direct betrokken in dit bloedige conflict. De machtigste imperialismes van de wereld verdedigen er eveneens hun smerige belangen. Rusland, China, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten nemen ook deel aan de verbreiding van deze oorlog en zijn uitbreiding naar het geheel van de regio. Om de toestand toch nog enigszins onder controle te houden zaaien zij, geconfronteerd met hun groeiende onmacht, nog meer chaos en verwoesting, dikwijls zelfs volgens de oude tactiek van de verschroeide aarde (‘als ik de regio dan toch niet kan overheersen, dan brandt ik haar maar bij de grond af’).
Tijdens de Koude Oorlog, de periode die officieel liep van 1947 tot 1991, en eindigde met de val van de USSR, stonden er twee blokken tegenover elkaar: Oost en West, met aan het hoofd ervan respectievelijk Rusland en de Verenigde Staten. Deze twee supermachten regeerden toen met ijzeren hand hun ‘bondgenoten’ of ‘satellieten’, die verplicht waren, geconfronteerd tegenover de vijandige reus, te gehoorzamen. De term waarmee deze wereldorde toen werd gekwalificeerd was de blokdiscipline. Die periode vormde een zware bedreiging voor de mensheid want indien de arbeidersklasse niet in staat was geweest om, zelfs op een passieve manier, weerstand te bieden aan de ideologische mobilisatie voor de oorlog, dan zou een derde wereldbrand mogelijk geweest zijn. Sinds de ineenstorting van de USSR zijn er geen blokken en bestaat er geen risico meer op een veralgemeende derde wereldoorlog. Maar ook de blokdiscipline ligt aan flarden. Elke natie speelt haar eigen kaarten uit, de imperialistische bondgenootschappen zijn steeds vluchtige en gelegenheidsallianties… en zo vermenigvuldigen de conflicten zich zonder dat er één enkele bourgeoisie in slaagt om nog iets onder controle te houden. Dat is de chaos, de groeiende ontbinding van de maatschappij.
Zo maakt de versnelde verzwakking van de grootste imperialistische wereldmacht, de Verenigde Staten, actief deel uit van het wegzinken in de barbarij van heel het Midden en Nabije Oosten. Daags na de chemische aanval in de buurt van Damascus bazuinden de Franse en Britse bourgeoisie, veel behoedzamer gevolgd door de Amerikaanse bourgeoisie, dat een dergelijk feit niet ongestraft mocht blijven. Het militaire antwoord hing in de lucht en zou in verhouding staan tot de misdaad die net was begaan. Maar de Amerikaanse heersende klasse, met in hun kielzog andere bourgeoisien van de Westerse staten, hebben zojuist twee klinkende tegenslagen opgelopen in de oorlogen in Afghanistan en Irak, landen die nu volop in ontbinding zijn. Hoe dan tussenkomen in Syrië zonder in dezelfde toestand verzeild te geraken? Maar meer nog hebben deze bourgeoisieën te maken met wat zij de publieke opinie noemen, net op het moment dat Rusland nieuwe oorlogsschepen stuurt naar de regio. De bevolking wil helemaal geen dergelijke interventie! De meerderheid gelooft de leugens van haar eigen bourgeoisie niet meer. De publieke opinie, die afkerig staat tegenover deze interventie, zelfs in de vorm van bombardementen die beperkt zijn in de tijd, vormt een probleem voor de heersende klasse van de Westerse landen.
Dat heeft de Britse bourgeoisie er tenslotte toe genoodzaakt om af te zien van een militaire tussenkomst in Syrië, en haar oorspronkelijke oorlogszuchtige verklaringen te herroepen! Dat is ook het bewijs voor het feit dat de Westerse bourgeoisie geen ‘goede oplossing’ heeft, maar alleen een slechte. Als ze geen interventie doet (waarvoor Groot-Brittannië heeft gekozen) vormt dat een onmetelijke bekentenis van zwakte. Als zij wel een interventie doet (zoals de Verenigde Staten en Frankrijk lijken te gaan doen), dan zal deze tot niets anders leiden dan nog meer chaos, onstabiliteit en oncontroleerbare spanningen.
Tegenover heel deze barbarij kan het proletariaat niet onverschillig blijven. Door deze imperialistische klieken worden de uitgebuiten, hele families afgeslacht en vervolgd. Of het nu Sjiieten of Soennieten, niet-gelovigen of Druzen zijn … vanuit dit oogpunt is er geen enkel verschil. Het is een menselijke en gezonde reactie ‘onmiddellijk’ iets te willen doen om deze afschuwelijke misdaden te doen stoppen. Maar het is dit gevoel dat wordt uitgebuit door de grote democratieën om steeds weer, in naam van het ‘humanitaire’, hun oorlogsoffensieven uit te voeren en te rechtvaardigen. En elke keer weer verslechtert de wereldsituatie. Het is dus niets anders dan een valstrik.
De enige manier voor de mensheid om haar solidariteit uit te drukken met al de slachtoffers van het wegrottende kapitalisme, is een einde te maken aan dit systeem, dat deze wandaden pleegt. Een dergelijke omwenteling zal natuurlijk niet in één dag plaatsvinden. Maar ook al is de weg lang, maar voor een wereld zonder oorlog en vaderland, zonder ellende en uitbuiting is het de enige die we in kunnen slaan. Want de arbeidersklasse heeft geen nationale vlaggen te verdedigen. Het land, waar zij woont, is de plaats van haar uitbuiting en voor sommigen de plaats van hun dood, vermalen door de wapens van de kapitalistische klasse. De arbeidersklasse draagt de verantwoordelijkheid om tegenover het oorlogszuchtige nationalisme van de bourgeoisie haar internationalisme te stellen. Hoe moeilijk de weg ook is, hij is nodig en… mogelijk! De arbeidersklasse van vandaag moet zich herinneren dat de Eerste Wereldoorlog niet beëindigd werd door de goede wil van de oorlogvoerenden, en evenmin door de nederlaag van Duitsland. Het was enkel de proletarische revolutie en zij alleen, die daar een einde aan gemaakt heeft.
Tino / 31.08.2013
Voetnoten
(1) Lees p.8 het deel van de Resolutie over de Internationale Situatie van het 20e Congres van de IKS, over de inter-imperialistische spanningen.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/were-134_miniWEB.pdf
[2] https://www.guardian.co.uk/world/2013/may/16/egypt-worst-economic-crisis-1930s
[3] https://www.libcom.org/forums/news/we-can-smell-tear-gas-rio-taksim-tahrir-29062013
[4] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/economische-situatie-nederland
[5] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme