Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Internationalisme > Internationalisme - jaren 2000 > Internationalisme - 2008 > Internationalisme, nr. 338 - 15 juni-15 september 2008

Internationalisme, nr. 338 - 15 juni-15 september 2008

  • 2119 keer gelezen

Cycloon in Birma en aardbeving in China: Het kapitalisme is een ramp voor de mensheid!

  • 2503 keer gelezen
Sinds de cycloon Nagris in Birma verwoestingen aanrichtte vreest de bevolking voor de komst van een nieuwe storm. Enkele dagen later werd China, voornamelijk de provincie Sichuan, getroffen door een moordende aardbeving met meerdere naschokken. In Birma zijn er waarschijnlijk tegen de 100.000 doden en vermisten, terwijl er anderhalf tot twee miljoen overlevenden worden bedreigd met hongersnood. Voor China bedraagt het aantal slachtoffers al over de 80.000 doden en meer dan vijf miljoen mensen zijn dakloos. In beide gevallen zijn er verschillende epidemieën die zich als een strovuur verspreiden als gevolg van de weerzinwekkende overlevingsomstandigheden die aan de bevolking worden opgedrongen. Zijn dergelijke natuurrampen werkelijk onvermijdelijk? Hangt dat louter af van het lot en de fataliteit ? Vast en zeker niet.

Het kapitalisme draagt de werkelijke verantwoordelijkheid voor deze rampen

Er bestaat geen twijfel meer over de verantwoordelijkheid van het kapitalisme in de vervuiling van de atmosfeer door de broeikasgassen die de globale opwarming van de planeet verergeren en bijdragen tot de ontketening van abnormale klimaatontregelingen overal ter wereld. Maar de ‘grillen van de natuur’ inroepen is een pure misleiding om nog een andere reden. De mens heeft de capaciteit verworven om vooruit te zien en zich te beschermen tegen die verschijnselen zoals cyclonen, tsoenami’s, overstromingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstin-gen. Hij heeft wetenschappelijke en technologische vooruitgang ontwikkeld die hem in staat stelt om te voorkomen en het hoofd te bieden aan de meest barre weersomstandigheden of de meest gewelddadige aardbevingen, maar het is zijn sociaal systeem dat gestoeld is op het winstbeginsel dat het onmogelijk maakt om die te gebruiken en in dienst te stellen van de mensheid. Het steeds vernietigender karakter van de natuurrampen momenteel over heel de wereld is een gevolg van alle onverantwoordelijke politiek op het vlak van de economie en het milieu die het kapitalisme in zijn niet te stuiten winstdrang voert. Het is wel degelijk dit systeem dat door het vermenigvuldigen van de verwoestende gevolgen en het vertienvoudigen van de dodelijke gevolgen ervan deze verschijnselen omvormt tot enorme en afschrikwekkende sociale rampen. En deze slachtoffers zijn praktisch altijd dezelfde: het is de armste en meest misdeelde bevolking wier ellendige levensomstandigheden hen nog kwetsbaarder maakt. Aangezien deze bevolking opeen gestouwd leeft in de kwetsbare zones en zij ertoe gedwongen is om te overleven in de meest schamele behuizing, behoren zij ook tot de voornaamste slachtoffers van deze rampen.
In Birma is de meest getroffen streek, de delta van Irrawaddy, tegelijk de grootste rijstleverancier van het land. De gevolgen ervan zijn dramatisch voor de economie van het hele land, waarvan de rijstvoorraad vernietigd is. Maar deze bevolking van een van de armste staten ter wereld was al gedwongen om de ergste uitbuiting te ondergaan. En in de verwoeste streek neigt het leefmilieu zich al tot bijzonder ongezonde levensomstandigheden. Tegenover deze toestand heeft de militaire junta die de lakens uitdeelt een weerzinwekkend misprijzen en een monsterlijk cynisme betoond met betrekking tot het lot van de slachtoffers van de ramp. Van de staat kwam er geen enkele serieuze hulpverlening, terwijl de clique van Than Shew, de Birmaanse nummer één, er sterk van verdacht wordt zich schaamteloos te vergrijpen aan de weinige internationale hulp die hij laat doordringen op zijn grondgebied. Die weerzinwekkendheid werd zo ver doorgedreven dat hij voor het merendeel van de tijd de vluchtelingenkampen nog ging omvormen tot echte werkkampen, terwijl deze regering er in dit delirium nog een schep bovenop deed door temidden van deze verschrikkelijke gebeurtenissen een referendum te houden met het oog op de aanvaarding van een ‘nieuwe grondwet’ die zogenaamd de weg moest openen naar… een overdracht van de macht naar de burgers! Met de ermee gepaard gaande reclamespots op de televisie, terwijl meer dan anderhalf miljoen Birmanen ploeterden in de modder en vochten tegen de dood en ternauwernood overleefden in de puinhopen, blufte de regering op een surrealistische en hallucinerende wijze met haar ‘resultaat’ en haar ‘overwinning’ in het referendum, waar ‘massaal’ vóór was gestemd, en waardoor voor het volk voortaan ‘de mooiste toekomst’ openging.

De heersende klasse verbindt het cynisme en de schijnheiligheid aan haar onmacht

De westerse politici en hun media waren hevig verontwaardigd over deze toestand en drongen dreigend aan de grenzen te openen voor de internationale hulp en de komst van humanitaire werkers. Van de Verenigde Naties tot de Europese Unie via Bush hekelden allen de ‘paranoia’ van de Birmaanse gezaghebbers, de ‘regelknevelarij’ die opzettelijk wordt opgedrongen door de gezaghebbers bij het toekennen van visums, de hemeltergende ontoereikendheid van de hulp die met mondjesmaat Birma binnen sijpelt door de beslotenheid en het wantrouwen van de staat, enzovoort. Kortom zij wilden eensgezind aantonen welk belang de ‘grote democratieën’ hechten aan de bevolking en hun humanitaire bereidheid om alles in het werk te stellen om de lijdende Birmanen te hulp te schieten, die tot in de ergste ramp gebukt gaan onder het juk van een militaire dictatuur. Als de kuiperijen van de junta van Myanmar, die honderdduizenden, ja zelfs miljoenen mensen laten creperen, van een weerzinwekkende monsterachtigheid getuigen, wat moeten wij dan denken van de verontwaardiging van de grootmachten? Voor hen is het een koud kunstje om de vinger uit te steken naar de gebreken van deze achterlijke Birmaanse clique, die aangevreten is door de corruptie en zich laat leiden door bekrompen praktijken en achterhaald geloof in de astrologie.
De reacties ten overstaan van China, dat een veel genuanceerdere mediabehandeling kreeg, bieden een begin van antwoord. Het land werd getroffen juist in één van de streken die grenzen aan Tibet dat al twee maanden lang gebukt gaat onder een wrede repressie door Chinese strijdkrachten en politie. Net zoals de ontwikkelde landen die zonder terughoudendheid de Birmaanse junta verketterden, zo verzekerde Sarkozy met goedwillendheid de Chinese regering van zijn ‘persoonlijke steun’. Allen hebben zij geloof gehecht aan de inspanningen van de Chinese regering om de toestand het hoofd te bieden. Toch is het diezelfde Chinese staat met zijn leger, net zoals die van Birma, die het leeuwendeel van de hulp naar de getroffen gebieden organiseert, en daarbij elke ‘buitenlandse’ tussenkomst bij de hulpverlening nauwgezet controleert. Ook daar heeft de omvang van de ramp hele steden en dorpen van de kaart geveegd als gevolg van goedkope bouwmethodes. En het stuit bijzonder tegen de borst om vast te stellen dat er meer dan 700 scholen, die overhaast in elkaar geflanst waren met de allergoedkoopste materialen, ingestort zijn op tienduizenden kinderen, terwijl de aangrenzende gebouwen nog overeind staan.
Het is waar dat voor het geheel van de westerse landen de handelsmarkten met China geen vergelijking kunnen doorstaan met die van Birma en vooral, omdat het door het slijk halen van de Chinese staat ‘diplomatieke’ schokgolven zou kunnen teweegbrengen die nog meer wanorde zouden veroorzaken. Zelfs het feit dat de aardbeving en de zondvloedregens die momenteel de getroffen regio teisteren, het risico doen toenemen op het ineenstorten van een bepaald aantal van de veelvuldige en reusachtige stuwdammen, die in een ijltempo zijn gebouwd voor de noden van de bevloeiing in China, brengt van de kant van de ontwikkelde staten nochtans geen noemenswaardige reacties op gang over de ondeskundigheid van de Chinese staat, ondanks alle risico’s op een rampenketen die dat zou kunnen veroorzaken voor miljoenen mensen. En met reden! Achter deze schijnheiligheid van schijnbaar humanitair medelijden, proberen de grote democratieën eveneens hun eigen even verwerpelijk misprijzen te laten vergeten voor het menselijk leven waarvan ze onlangs nog blijk gaven. Laten wij even enkele recente feiten in herinnering brengen. De tsoenami van december 2004, die meer dan 200.000 doden opgeëist heeft in Indonesië, in India, in Thailand en Sri Lanka, waarvan de duidelijke waarschuwingstekens genegeerd werden, zowel door verwaarlozing als door een gebrek aan uitrusting en voorzorgen die, in kapitalistische termen, te ‘buitensporig’ werden geacht. De humanitaire hulp die daarop gevolgd is bestond voor het merendeel uit particuliere giften voornamelijk uit ontwikkelde landen zoals Duitsland, de Verenigde Staten of Groot-Brittannië, waar de fondsen werden ingezameld door de bevolking die de hulp van de staten zelf overtroffen.
Laten wij ook even terugdenken aan de cycloon Katrina, eind augustus 2005, die het zuiden van de Verenigde Staten verwoestte en voornamelijk de streek en de stad New Orleans trof. Terwijl het geweld en de kracht van de cycloon voorzien waren en wetenschappelijk uitgetekend waren, werd de ramp deze keer wel goed aangekondigd. Maar het was pas twee dagen vooraf dat de regering de uitzonderingstoestand afgekondigde, terwijl er geen werkelijke middelen ter beschikking werden gesteld voor de redding van de meerderheid van de bevolking. De grootste economische wereldmacht van de planeet heeft de bevolking van de arme en misdeelde wijken, die leefden in huizen die als kaartenhuisjes werden weggeveegd, laten stikken. Het kwam er op neer dat er voornamelijk gezorgd werd voor het beschermen van de rijke stadswijken. Toen het bevel tot ontruiming van New Orleans en van de kust van de Golf van Mexico werd gegeven, gebeurde dat op een typisch kapitalistische manier, het was ieder voor zich. Diegenen die nog benzine konden betalen vertrokken naar het noorden en het westen en zochten beschutting in hotels, motels of bij vrienden en familie. Maar de meerderheid van de armen bevond zich op de route van de cycloon en kon niet wegvluchten. In New Orleans openden de locale gezagsdragers het stadion Superdome en het conferentiecentrum als beschutting tegen de cycloon, maar zij leverden bijstand noch voedsel noch water, niets. De mensen zaten er opeengepakt in de gebouwen en werden aan hun lot overgelaten. De enige bekommernis van de administratie ging uit naar de ordehandhaving om eventuele oproer onder de duim te houden en naar onderdrukkingsmaatregelen. De balans was officieel 1.500 doden, 250.000 mensen zonder huis, waarvan het merendeel nu nog altijd geherbergd wordt in noodopvangcentra, en meer dan één miljoen ontheemden.
Het cynisme en de schijnheiligheid sijpelen door alle poriën van de kapitalistische maatschappij en tonen eens te meer aan dat alle leiders overal worden geleid door dezelfde gemene klassenbelangen. In tegenstelling tot hun beweringen, hangt hun houding niet af van het dictatoriaal of democratisch regime van de regering, noch van de kloof tussen de rijke en arme landen. Zij proberen niet alleen hun volledige onbekwaamheid te verdoezelen tegenover het onheil dat zijzelf voortbrengen, maar zij doen alles wat in hun macht ligt om het totale bankroet te verbergen van dit systeem, dat de uiting is van de politiek van allen die het verdedigen, als de grootste ramp uit de geschiedenis van de mensheid en dat met wortel en tak moet uitgeroeid worden.

Wilma / 25.5.2008

(1) Het weinige voedsel dat ze het land liet binnenkomen werd in beslag genomen door het leger en van nieuwe verpakking voorzien om de bevolking wijs te maken dat de junta aan haar behoeften tegemoet kwam. Dat is nog sterker dan Kouchner die zich in 1990 met een zak rijst op de schouders liet fotograferen in Somalië! Uit pure verwaandheid stuurde Kouchner het oorlogsschip Le Mistral vol voedsel richting Birma zonder daarvoor een overeenkomst te hebben afgesloten met de plaatselijke autoriteiten en deze zending lag vervolgens in de buurt van de territoriale wateren van Birma weg te rotten en moest uiteindelijk heel zielig worden ontscheept in Thailand.

Geografisch: 

  • China [1]

De arbeidersklasse breidt wereldwijd haar strijd uit

  • 2014 keer gelezen

De verpaupering, de bestaansonzekerheid, en prijsstijgingen voor basisvoeding zijn tot onderwerpen geworden van wereldwijde bezorgdheid. De bourgeoisie zelf maakt zich ongerust over de omvang die deze fenomenen wereldwijd aannemen.
Momenteel sterven er in de wereld dagelijks 100.000 mensen van de honger. Het geheel van de voedselprijzen is de laatste drie jaar met 83% gestegen. Voor graan was dat 181%. De Verenigde Staten heeft zelfs besloten om voor rijst rantsoenkaarten in te voeren. Tijdens de grote hongersnoden die in de loop van de laatste twintig jaar de bevolking decimeerden in de Sahel, in Ethiopië en Darfoer, stelden de media die voor als een noodlot of een ‘natuurramp’ terwijl de verantwoordelijkheid van het kapitalisme duidelijk was. Nu wordt de prijs van de basisvoeding onbetaalbaar voor een toenemend deel van de wereldbevolking! De Wereldbank meent dat de bevolking van 33 landen worden getroffen door deze ramp. “Wij gaan een periode tegemoet van rellen en conflicten, van regionaal oncontroleerbare destabiliseringsfases” verklaarde Jean Ziegler, de speciale verslaggever van de Verenigde Naties voor het recht op voeding, in een interview met Libération (14.04.2008). Hij zei ook dat “er vóór het oplopen van de prijzen al [...] 854 miljoen mensen ernstig ondervoed waren. Er tekent zich een ramp af”. De wereldbank waarschuwde er trouwens voor dat “de inflatie in de voedingsector geen tijdelijk verschijnsel is en dat het niveau tot 2015 hoger zou blijven dan dat van 2004.” Waarom wordt een groot deel van de wereldbevolking de komende maanden bedreigd met hongerdood? Niet door enige plaatselijke hongersnood, maar omdat het kapitalistisch systeem wegzinkt in een onafwendbare crisis, door inflatie en prijsverhogingen. Nu er niet langer kan worden gespeculeerd op onroerend goed is het de beurt aan de grondstoffen en vooral aan de voedingsproducten, wat steeds meer mensen de hongerdood indrijft.

De voedselrellen (1)

De eerste uiting van deze verergering van de crisis, is de wereldwijde vermenigvuldiging van hongeroproer. Die zijn in talrijke landen uitgebroken waar de bevolking aan de hongerdood wordt overgeleverd. Door nee te zeggen tegen de ellende die we nu al ondergaan of die met rasse schreden nadert, verdedigt het grootste deel van de mensheid zich tegen deze maatschappij, tegen het kapitalisme dat aan alle uitgebuiten van de wereld een steeds onzekerder bestaan opdringt (2). Dit hongeroproer breidt zich vooral in Afrika uit: Burkina Faso, Kameroen, Egypte, Mauritanië, Ethiopië, Senegal. Maar ook over zowat de hele wereld: Haïti, de Filippijnen, Indonesië, Thailand, Bangla Desh…
In Haïti brachten betogers hun razernij tot uiting over de prijsverhogingen, waarbij de prijs van een zak van 120 pond rijst steeg 35 tot 70 dollar. Staatschef Réné Préval verklaarde cynisch: “De betogingen en vernielingen zullen de prijzen niet verlagen noch een oplossing bieden voor de problemen van het land. Integendeel, ze kunnen de ellende nog vergroten en de investeringen in het land belemmeren.” En dat alles gebeurt niet omdat er geen voedsel meer is, maar omdat het in een paar weken te duur is geworden voor de schamele inkomsten. 80% van de bevolking van Haïti leeft van twee dollar per dag, duidelijk onder de armoedegrens die nu de drempel is geworden van een zekere dood.
Net als in de andere landen waar er rellen zijn, heeft de bourgeoisie daar maar één antwoord aan wie zijn honger uitschreeuwt: er op los schieten! 200 doden tijdens de onderdrukking van de rellen in Burkina Faso in februari, 100 doden in Kameroen, 5 doden in Haïti, en in Egypte waren het twee jongeren van 9 en 20 jaar die het loodje legden onder het vuur van tegen de rellen ingezette troepen. Het kapitalisme heeft hen verder niets te bieden. Het is één van de bewijzen van het bankroet van het kapitalisme en de impasse waarin het de mensheid brengt.
Toch zijn het niet alleen de revoltes van een groeiende massa verschoppelingen in de wereld die aantonen dat deze geenszins in berusting afglijden, maar vooral dat ze niet alleen blijven staan. Dezelfde strijdbaarheid en woede over de prijsstijgingen van goederen voor de bevrediging van basisbehoeften nemen wereldwijd ook toe en uiten zich in arbeidersrangen, tegen armoedelonen, tegen steeds onmenselijker uitbuitingsomstandigheden. Stakingen en betogingen nemen in talrijke landen overhand toe, in de ontwikkelde landen net als in de onmetelijke industriële strafkampen van de armere landen. Heel dikwijls bestaat de propaganda van de bourgeoisie er uit de inwoners van het noorden van de planeet op te zetten tegen die van het zuiden alsof de eersten ‘bevoorrecht’ zouden zijn of profiteurs en de laatsten onbekwaam. Het is één van haar manieren om ons verantwoordelijk en schuldig te laten voelen voor de rampen die echter voortkomen uit haar eigen economisch systeem in crisis. Deze tactiek begint ernstige barsten te vertonen. De bedrijven vertrokken naar landen waar de arbeiders veel lagere lonen ontvangen. Dit eldorado begint in rook op te gaan. Steeds meer arbeiders weigeren deze doorgedreven uitbuiting te aanvaarden. Ze doen hun eigen strijdervaringen op. In een wereld die wordt aangevreten door steeds groter wedijver tussen staten, bedrijven en uitbuiters van allerlei slag, wil men ons wijsmaken dat juist de arbeidersklasse individualistisch is en het ‘ieder voor zich’ verdedigt. Men wil ons wijsmaken dat de kanker van deze teloorgaande maatschappij ook de uitgebuiten en de arbeiders aanvreet. Maar nee! In de meeste strijd komt er onder de arbeiders juist een sterk gevoel van solidariteit tot uiting.

Eén enkel antwoord op het bankroet van het kapitalisme: de ontwikkeling van eensgezinde en solidaire strijd

In de laatste jaren kwam in de hele wereld belangrijke arbeidersstrijd tot ontwikkeling. Die manifesteert zich voortaan zowel in de armere landen van de periferie als in het hart van het kapitalistisch systeem, voornamelijk in West-Europa.
Sinds meer dan twee jaar hebben er in Egypte talrijke conflicten plaatsgevonden, voornamelijk uitgaande van de textielfabriek Ghaz al-Mahalla ten noorden van Kaïro (3), een speerpunt van arbeiderswoede, waar de politie een groep arbeiders heeft aangevallen en meer dan 300 aanhoudingen heeft verricht. Daar was de zwakte van de vakbondsinkadering een factor in het massaal worden van de strijd en het radicaliseren van de arbeiderseisen. De vakbondsorganisaties laten duidelijk zien zijn, namelijk integrale delen van de staat, en er bestaat geen enkele illusie over hun arbeidersvijandige aard. Dat is één van de aspecten die het mogelijk maakt dat de arbeidersstrijd makkelijker opleeft en zich uitbreidt naar verschillende sectoren. De geest van solidariteit bij de strijd in Egypte kwam de laatste maanden nog tot uiting in het feit dat andere industriesectoren en andere proletariërs zoals de spoorwegarbeiders, de belastingsambtenaren de postbodes en ook de professoren aan de universiteit van Kaïro, van Alexandrië en Mansoera, in staking sedert 23 maart, zich bij de strijd hebben aangesloten. Al deze stakingen brachten wezenlijk gelijkaardige eisen tot uiting: zoals tegen de levensduurte, protest tegen de vernederende lonen die niet toereikend zijn om hun gezinnen te voeden, tegen te dure en ongezonde huisvesting.
In Iran schudde een krachtige stakingsgolf het land door elkaar: in januari waren de autobusbestuurders in Teheran in staking. Een honderdtal arbeiders werd aangehouden en twee leiders van de beweging zitten nog altijd gevangen. Op 18 februari betoogden de arbeiders van een suikerrietfabriek in Tsjoetsj (in het zuiden van het land) om hun achterstallige lonen van januari en februari te uitbetaald te krijgen. In september 2007 waren ze al eerder om dezelfde reden in staking. Ze waren niet in staat om de eindejaarsfeesten te verzekeren voor hun gezinnen en kinderen (het nieuwe jaar begint daar einde maart). Achterstallige lonen zijn de oorzaak geweest van het merendeel van de talrijke werkonderbrekingen en betogingen die zich over het land verbreidden. Het ging voornamelijk om kantoorpersoneel van de fabriek Patsjmineh Baft in de stad Ghazvine (westen), arbeiders van de textielfabriek Mehrpoeja in Isfahan (centrum) en het bedrijf Navard in Karadj (westen), kantoorpersoneel van de telecommunicatie en van het bedrijf Sandoegh Nasoez in Teheran. In het noorden van het land in de streek Rasht, blokkeerden de arbeiders (vooral die van de textiel), wier loon al sedert maanden niet was uitgekeerd, de straten van de stad en gingen betogen voor de regeringsgebouwen met bordjes waarop stond “Wij hebben honger”. In de naburige provincie Gilan zijn arbeiders al dertien maanden niet meer uitbetaald. Betogingen en gelijkaardige stakingen kwamen tot ontwikkeling in de stad Elam in het westen van het land, net als in een bedrijf van farmaceutische producten in Teheran. Telkens beantwoorde de regering dit met brute onderdrukking. Op 21 februari werden in het zuiden van het land, in Masjed Soleiman, 800 stakers van de stuwdam Abbaspoer gewelddadig bestormd door strijdkrachten van de staatsveiligheid en geheime politie (VEVAK). Op 14 april, na drie dagen staking, viel de politie met een bulldozer een bezette fabriek van bandenproductie aan in de streek Alborz, in het noorden van het land, om stakers te verjagen die op het fabrieksterrein autobanden in brand staken om hun woede te uiten (ook al wegens achterstallige lonen). Een duizendtal van hen werden aangehouden na gewelddadige botsingen met de veiligheidstroepen.
Sinds het begin van het jaar zijn er in Vietnam 150 stakingen geweest in de bedrijven van het land. Laatst was er de staking van 17.000 arbeidsters van een schoenfabriek van Nike in het zuiden van Vietnam, die in staking gegaan waren voor een loonsverhoging van 200.000 dôngs (8 Euros), tegenover het opflakkeren van de consumptieprijzen. Zij verkregen de helft van wat zij eisten, maar bij de werkhervatting vonden er botsingen plaats waardoor de fabriek 3 dagen moest sluiten. Tienduizend arbeiders die speelgoed fabriceerden in Danang gingen in staking om een verhoging te verkrijgen van hun premies en verlenging van hun verlofperiode voor de Tet-feesten.
In Roemenië verkregen de arbeiders van de Dacia-Renault fabriek een loonsverhoging van 100 euro (40%) na een staking van een aantal weken. En in Galati, in het oosten van land, zijn 4.000 arbeiders van Arcelor Mittal in onbeperkte staking gegaan. Zij eisen een netto verdubbeling van hun loon, een verhoging van de premies voor werk in het weekeinde en een verhoging van de steun die wordt toegekend aan de families van verongelukte of overleden staalarbeiders. De leiding heeft onmiddellijk een verhoging van 12% toegezegd. Maar de staking werd opgeheven door een gerechtelijk beslissing om “reden van veiligheid en wegens het ontploffingsgevaar van de site wegens het minimaal functioneren van bepaalde hoogovens van de cokesfabriek.” Deze stakingen bij Dacia-Renault en Arcelor Mittal zijn een ontkrachting van alle chantage en van alle pogingen van de bourgeoisie om de arbeidersklasse op te delen volgens nationale grenzen. Ze roepen in de herinnering dat de arbeidersklasse in alle landen dezelfde uitbuiting ondergaat en dus dezelfde strijd heeft te voeren. Over de hele planeet is er slechts één enkele arbeidersklasse die eensgezind en solidair moet worden!
In Polen, zijn in januari en februari de mijnwerkers van de steenkool van Budryk in Ornontowice in Silezië voor 46 dagen in staking gegaan om een gelijkstelling van hun lonen te eisen naar die van andere mijnen in het land (alle mijnen zijn inmiddels opnieuw onder staatscontrole gebracht). Het is de grootste staking in deze sector sinds 1989 waarbij de mijnschachten werden bezet. Deze staking werd ondersteund door tweederde van de bevolking. De grote staking was in 1980 afgeremd en vervolgens gebroken door de oprichting van de vakbond Solidarnosc, die toegejuicht werd door de hele bourgeoisie van de westerse wereld. En het was juist diezelfde vakbond, Solidarnosc en de centrale ZZG, die hand in hand met de directie de arbeiders uitscholden voor ‘uitschot’. De mijnwerkersvrouwen gingen in Warschau betogen om hun strijd te verdedigen. Een week na de werkhervatting en toen de directie de loonsverhogingen vertraagde om ze gelijk te stellen met die van de andere mijnen dreigden 900 mijnwerkers er mee opnieuw in staking te gaan.
Maar het verzet van de arbeiders komt ook tot uiting in de centrale landen van het hart zelf van het kapitalisme.
In Groot-Brittannië zagen we op 24 april de mobilisatie van meer dan 400.000 ambtenaren tegen de vermindering van de koopkracht en tegen de aanvallen van de ‘arbeiders’-regering van Gordon Brown, met als koploper de eerste nationale staking van leerkrachten in 21 jaar, die meer dan 200.000 van hen bijeenbracht om een loonsverhoging te eisen wegens de prijsstijgingen. Andere ambtenaren sloten zich daar bij aan, gaande van de 900 kustbewakers tot de redders op zee, die al aan hun derde 24-urenstaking toe waren sinds 7 maart (voor dit beroep voor het eerst in de geschiedenis van het land) tot de onderwijzers en ambtenaren van verschillende ministeries en gemeente ambtenaren (20.000 in Birmingham), en ook van de douane en de inspecteurs van de rijscholen. De arbeiders en het kantoorpersoneel van de raffinaderij van Grangemouth in Schotland zouden eveneens in staking gaan vanwege een conflict over hun pensioenregeling. In de Londense metro heeft een stakingsdreiging van drie dagen tussen 6 en 8 april, uitgaande van de 7.000 bestuurders de aanval van de directie, die van plan was om de veiligheidsnormen te herzien om besparingen door te voeren, teruggedrongen
In Duitsland vond er in februari, na de mobilisering van de arbeiders van Bochum (en voornamelijk die van Opel) ter ondersteuning van de arbeiders van Nokia die dreigden hun werk te verliezen (4), een reeks werkonderbrekingen plaats in de staalnijverheid met een eis van 5,4% loonsverhoging voor de 93.000 werkenden in de sector, die werd aanvaard door de Vakbond IG-Metall. Sindsdien werd het land in de week van 3 tot 7 maart overspoeld door een golf van ‘harde’ stakingen, vooral in de openbare sector en bij de ambtenaren.
De vakbonden werden er toe gedreven om een ‘stakingswaarschuwing’ te lanceren in het openbaar vervoer (bus en regionale treinen bleven in het depot, in het bijzonder in Berlijn waar 12% loonsverhoging werd geëist); alles werd stilgelegd in ziekenhuizen, bij banken, kindercrèches en het merendeel van de luchthavens (Frankfurt, Düsseldorf, Hamburg, Stuttgart, Hannover) en verschillende openbare administraties. Onder druk van de arbeiders dreigde de vakbond Verdi met een massale en onbeperkte staking voor eind maart of begin april voor een loonsverhoging van 8% (gaande tot 200 euro per maand) terwijl de directie de helft aanbood. Om dezelfde reden werd een onbeperkte staking aangekondigd bij de Duitse Post vanaf 2 mei waarbij tegelijkertijd een loonsverhoging van 7% werd geëist, gewaarborgde werkgelegenheid tot 2010 en het afblazen van een verlenging van de werktijd (een half uur per week), terwijl de directie kwam aandraven met een loonsverhoging van 5,5% en een vage belofte niet te ontslaan. In Berlijn heeft Verdi ook een stakingsaanzegging gelanceerd vanaf 20 april bij het bustransport, de metro en de trams, net zoals bij de diensten van de benzinelevering en bij de reinigingsdiensten van de Berlijnse openbare vervoersmaatschappij. Het op het toneel verschijnen van het Duitse proletariaat, dat de volle laag heeft gekregen van de bloedige contra-revolutie in de jaren 1920 (in het bijzonder de verplettering van de opstanden van 1919 en 1923), en dat zo’n grote ervaring heeft, is een buitengewoon bemoedigende factor voor de toekomst van de klassenstrijd.

Naar de vereniging van de klassenstrijd

Het meest in het oog springende bij al deze voorbeelden is de gelijktijdigheid van de arbeiderswoede. Eerst en vooral maken de veralgemeende verhoging van de prijzen en de lage lonen het leven, ja zelfs het overleven, steeds moeilijker. Daar moet overal nog worden aan toegevoegd de ondraaglijke arbeidsomstandigheden, een steeds meer onbereikbare en armoedige pensionering, steeds minder toegankelijke medische verzorging die in sommige gevallen zelfs niet meer bestaat. Sommigen worden tot de hongerdood gedreven, anderen vallen in een steeds verder gaande verpaupering en bestaansonzekerheid. We moeten de richting zien die de arbeidersklasse al een paar jaar tijd is ingeslagen. Ze heeft niet enkel de weg van de strijd teruggevonden, maar haar strijd bereikt geleidelijk aan een nieuwe dimensie, zowel wat betreft hun bijna gelijktijdig plaatsvinden als hun uitbreiding. Er bestaat een diepgaande band van de arbeidersstrijd in de periferie met die in het hart van het kapitalisme. Hij opent voor de toekomst nieuwe perspectieven voor de ontwikkeling van de arbeidersstrijd.
Terwijl de strijdbaarheid in de periferie met een ongeziene en zo massale omvang tot uiting komt, ontwikkelen dezelfde kenmerken zich in de centrale landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland, met heel hun historische strijdervaring met de valstrikken die de bourgeoisie onvermijdelijk uitzet. En het is omwille van die onmisbare en onvervangbare ervaring dat deze laatstgenoemden meer dan ooit van centraal en doorslaggevend belang zijn voor de ontwikkeling van de internationalisering en veralgemening van de strijd in de toekomst.
Maar tegelijkertijd betekent de enorme strijdbaarheid in de landen van de periferie van het kapitalisme voor de arbeiders van de centrale landen een aanmoediging om de strijd aan te gaan door de omvang aan te tonen van de internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd. Het toont vooral de kracht aan van de arbeidersklasse: zelfs in uiterst moeilijke omstandigheden, en levend in armoede en onder wrede en bloedige onderdrukking is onze klasse in staat om te strijden, om het hoofd op te richten, om de berusting te verwerpen. Het gevoel van waardigheid is één van de diepe morele waarden van de arbeidersklasse. Dat is wat ons vertrouwen in onszelf en in onze kracht moet geven!

Map / 25.04.2008

(1) Zie het artikel over de hongerrevoltes op pagina 1.
(2) Voor de honderdduizenden mensen die veroordeeld worden tot de hongerdood omdat zij niets meer te eten kunnen kopen, gaat de bourgeoisie proberen om ons met een schuldgevoel op te zadelen en ons mee te sleuren in niets opleverende campagnes terwijl het haar politiek economisch systeem zélf is dat werkelijk verantwoordelijk is voor dit drama.
(3) Zie hiervoor: Révolution Internationale, nr. 384 (november 2007): Strijd in Egypte: Een uitdrukking van de strijdbaarheid en de solidariteit van de arbeiders, en nr. 389 (april 2008): Blokkades, piketten, bezettingen: de uitbreiding van de strijd is een noodzaak.
(4) Zie: Duitsland: de toenemende strijdbaarheid van de arbeidersklasse op wereldschaal (Révolution Internationale, nr. 385, februari 2008).

De echte spanningen zijn sociaal, niet communautair

  • 2189 keer gelezen
“We eisen dat de regering maatregelen neemt om voor 15 juli de koopkracht te verhogen. Anders gaan de mobilisaties na de vakantie door” verklaren de syndicale leiders aan het eind van de actieweek in de verschillende Belgische provincies die, ondanks hun versplinterde en ongevaarlijke karakter, in totaal meer dan 100.000 mensen bijeenbrachten. Doordrenkt van de kunst om de strijd in stukken te hakken leggen deze beroepssaboteurs reeds beslag op het sociale terrein voor na de vakantie. Om te voorkomen opgesloten te blijven in de logica van de syndicale acties die enkel tot onmacht en ontmoediging leiden moeten de arbeiders het beste moment en de optimale condities kiezen om een krachtsverhouding in hun eigen voordeel op te bouwen. Daartoe is het nodig dat ze nadenken over de huidige mogelijkheden en zich bewust worden van de inzet van hun strijd.

Stelselmatige aftakeling van levensomstandigheden

Het verlies aan koopkracht dat heel de arbeidersklasse raakt is het product van een stelselmatige politiek van de bourgeoisie. Die werd duidelijk verwoord tijdens de conferentie van 2003 voor de werkgelegenheid waarin de top van bazen, vakbonden en de politiek gebundeld waren: “verlaging van de ondernemingslasten, loonmatiging, vermindering van de werkloosheidskosten, verlenging van de arbeidstijd en de loopbaan, en tenslotte alternatieve financiering van de sociale zekerheid.” Zo betekende de ‘verdediging’ van de economische concurrentiekracht al deze jaren:
– drastische gezondmaking van de productiekosten, delocalisatie en uitstoot van arbeidskracht door allerlei restructuratieplannen en versoepeling van de ontslagprocedure in zowel de openbare als de privésector (VW, Gevaert, GM, Janssens Pharmaceutica, De Post...);
– opdrijving van de productiviteit (die bij de drie hoogste van de wereld behoord) door een aanzienlijke toename van de flexibiliteit zonder extra kosten, een vermindering van het absenteïsme en van pauzes, wat een daadwerkelijke verlening betekent van de arbeidsduur en de loopbaan;
– het neerwaarts bijstellen van de loonnormen (vermindering en afschaffing van de ancienneteitsbarema’s, premies en toeslagen ;
– tenslotte, herziening en geleidelijke vermindering van de sociale zekerheid, vooral op het vlak van de werkloosheid, kosten voor de gezondheid en persioenen.
Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat de lonen, uitkeringen en pensioenen afnemen en bijgevolg steeds groter lagen van de bevolking in armoede wegzinken. De koopkracht van de Belgische arbeider is onder de laagste van de geïndustria-liseerde landen van Europa, bijvoorbeeld 25% lager dan in Nederland (volgens de Europese Ondernemers Federatie, aangehaald in De Morgen, 05.06.2006). Bovendien is in 2006 “de totale loonmassa in ons land dus minder snel gestegen dan het BIP, terwijl de bedrijfswinsten betrekkelijk snel stegen” (De Tijd, 03.10.2007). Met de snelle toename van het aantal losse baantjes, tijdelijk of deeltijds, heeft een toenemend aantal arbeiders geen vast inkomen meer, waardoor zelfs gezinnen met inkomen boven de armoededrempel in de problemen komen.
In een dergelijke situatie van stelselmatige aftakeling van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse is het van belang de samenloop te benadrukken van twee verschijnselen die zich in België sinds het eind van 2007 voordoen. Enerzijds een flinke toename van de strijdbaarheid van de arbeiders en anderzijds een behoorlijke aftakeling van de nationale economische situatie volgend op de versnelling van de wereldcrisis. Het samengaan van deze twee verschijnselen in de laatste maanden plaatst de sociale situatie in België heel duidelijk midden in de dynamiek van het opleving van de arbeidersstrijd in Europa en de rest van de wereld.

Een vermenigvuldiging van gelijktijdige strijd

Als de onvrede van de werkenden lange tijd grote moeite had om langs de misleidingscampagnes van de bourgeoisie te geraken en tot een duidelijke verzetsbeweging tegen de aanvallen uit te groeien, dan toonde de ‘stakingsgolf’ van winter 2007-2008 volop dat dezelfde kenmerken aanwezig zijn als in de strijd elders in de wereld: een hervonden strijdvermogen, een langzaam maar zeker terugvinden van de klassenidentiteit, herhaalde pogingen tot klassensolidariteit.
– Vanaf de herfst van 2007 breken er talrijke bewegingen uit in verschillende sectoren tegen de rationalisaties, de ontslagen, de loonsverlagingen: Janssens Farmaceutica Beerse, Volvo Cars Gent, Bayer Antwerpen, stadspersoneel Antwerpen en Luik,...
– Door een nationale manifestatie rond de verdediging van de koopkracht op 15 december probeerden de vakbonden de woede te laten bekoelen en de onvrede te richten op een deelname aan de communautaire ruzies (‘nee tegen de opsplitsing van de sociale zekerheid’ gemeengoed voor Walen en Vlamingen).
– Toch laait de strijd weer op na de eindejaarsfeesten. Wat half januari 2008 spontaan begon als een plaatselijk sociaal conflict bij een toeleveringsbedrijf van Ford Genk voor ‘één euro meer’ verandert snel in een ware stakingsgolf voor verhoging van de koopkracht. Het zijn dezelfde arbeiders die onder druk stonden ter gelegenheid van de herstructureringen bij Ford, Opel en VW in het begin van 2007 die het vuur aan de lont leggen. Eerst slaagt de spontane eisenbeweging er in om uit te breiden naar Ford Genk en nagenoeg alle bedrijven in de omgeving om vervolgens heel de provincie Limburg te raken net als de metaalindustrie. De wilde stakingsgolf breidde zich geleidelijk uit naar andere industrietakken en andere provincies, vooral naar het Nederlandstalig deel en naar Brussel. Zo waren er naast een reeks van belangrijke stakingsbewegingen binnen het vakbondskader (zoals bij Elektrabel, SONOCA en de brandweerlieden) wilde stakingen zoals bij het logistiek bedrijf Ceva tegen ontslagen en BP rond een herstructurering en de arbeidsomstandigheden waar het patronaat opriep “de ongecontroleerde acties te beëindigen en het model van het sociaal overleg te volgen”. Bovendien waren er nog onvoorziene werkonderbrekingen bij de tram- en busbestuurders van De Lijn in verband met arbeidersomstandigheden en pauzes, bij de NMBS...
Verschillende kenmerken van de beweging komen overeen met de tendensen die zich ook in andere Europese landen aftekenen:
– Eerstens is er de gelijktijdigheid van de bewegingen, net als hun snelle uitbreiding;
– Als er een rode draad gaat door een groot deel van de beweging van de winter van 2008 dan “is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen” (één van de getuigenissen op het discussieforum van De Standaard over de stakingsgolf). Deze spontane stakingsgolf versterkte zo ook het zelfvertrouwen van de arbeiders, wekte strijdwil op voor andere directe eisen.
– De beweging kwam op gang in reactie op de verhoging van de kosten van levensonderhoud en de verlaging van het levensniveau. Hij kwam op gang onder de indruk van groeiende chaos en onverantwoordelijkheid van de politieke klasse tot uiting komend in de meer dan negen maanden regeringloosheid. Deze context van de strijd in reactie op dezelfde aanvallen neigde ertoe de impact van het arsenaal van klassieke verdeel- en heerstactieken, per regio, sector, bedrijf, beroep, openbaar en privé, enzovoort, te verzwakken en bij de arbeiders bijgevolg een gevoel van solidariteit op te wekken. Al de arbeiders, werkend, werkloos, gepensioneerd, studenten, konden zich zo herkennen in deze bewegingen tegen het verlies aan koopkracht, het arbeidsritme en de losse arbeidscontracten.

De aftakeling van de economische situatie

Parallel daaraan bevestigen de economische indicatoren dat België steeds meer wordt geraakt door de acheruitgang van de economische situatie, ingezet met de vastgoedcrisis en de speculatieve beursinvesteringen (Junk Bonds), door de recessie in de Verenigde Staten net als het uit de pan rijzen van de olieprijzen en de voedingsproducten.
– Economische vertraging: daling van de economische groei van 2,7% (2007) naar 1,7% (2008) en 1,4% (2009) volgens het IMF (De Morgen, 03.06.2008).
– Het weer oplopen van de inflatie: België vestigt nieuwe records in Europa met een inflatie van 5,2% (Euro-zone 3,6%) en het oplopen van de voedselprijzen met 6,1% (Euro-zone 6,2%, Europese Unie 7,1%) (De Morgen, 03.06.2008). Onmiddellijk gevolg: groeiende levensduurte, achteruitgang van lonen en het oplopen van schulden.
– De stijging van de levenskosten heeft nog groter gevolgen voor de flexibiliseringsmaatregelen en de arbeidsonzekerheid. Als het aantal banen in 2007 spectaculair steeg (116.000 banen meer) en als de werkloosheid nog niet toeneemt moet er de nadruk op worden gelegd dat het soort van gecreëerde banen voortdurend een teruggang van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse met zich meebrengt (wat de burgerlijke sociologen het verschijnsel noemen van de ‘working poor’):
a) De vakbonden erkennen zelf dat “de actieve sociale welvaartsstaat geen win-win, maar een loose-loose situatie is” (Rapport ABVV, in De Morgen, 17.03.2008). De flexibiliteit bracht geen stabiliteit van de werkgelegenheid maar arbeidsonderzekerheid.
b) Druk op kwalificatie en lonen: 20% van de loontrekkers komt met het loon de maand niet rond en de helft slaagt daar met grote moeite in (De Morgen, 23.04.2008).
Dit kan de druk op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse alleen maar vergroten.

Vakbondssolidariteit is solidariteit met de kapitalistische staat

Tijdens de tweede helft van 2007 voerde de bourgeoisie intense communautaire campagnes die erop gericht waren beslag te leggen op het sociale terrein door middel van nationalistische of regionalistische misleidingen om de aandacht van de arbeiders af te leiden van de aftakeling van het levensniveau en iedere neiging tot strijdbaarheid te verlammen. Deze fnuikende campagnes konden echter niet voorkomen dat de onvrede toenam en er steeds meer strijd ontstond. Vandaar dat de bourgeoisie in het begin van 2008, geconfronteerd met een toename en met gelijktijdige arbeidersacties van strategie veranderde:
– De doodzwijgen in de media van de arbeidersstrijd werd algemeen, tussen de regio’s en op internationaal niveau.
– Vakbonden en ondernemers proberen de vuurhaarden van de strijdbaarheid te blussen, niet door toe te geven aan looneisen, maar door eenmalige toeslagen onder de vorm van eenmalige premies en bonificaties gebonden aan de bedrijfsresultaten. Vaak proberen de patroons zelfs de sociale vrede af te kopen om een eind te maken aan de stakingsgolf voordat de arbeiders daadwerkelijk in actie zijn gekomen. “omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen” (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen, 02/02/2008). Dezelfde tactiek wordt gebruikt in het recente akkoord bij de NMBS waar de patroons van de ‘openbare sector’ en de vakbonden een geldpremie van 1000 euro aanbieden verdeeld over drie jaar (De Morgen, 03.06.2008).
– De vakbonden liepen voorop om de toenemende strijdbaarheid af te remmen. Zij namen hun afstand tov de socialistische partijen, promoten hier de eenheid, daar de verdeling. Ook werd er in de bedrijven gebruik gemaakt van de sociale verkiezingen om luidruchtige campagnes te voeren over ‘sociale democratie’ en het belang van arbeidersvertegenwoordiging via hun syndicale afvaardigingen.
– De algemene vakbondsacties, zoals de manifestatie van 15.12.2008 rond het “redden van de koopkracht en de solidariteit” of de syndicale actieweek ter sensibilisering per regio midden juni, beogen allen hetzelfde doel:
a) de vakbonden voordoen als dragers bij uitstek van solidariteit;
b) de arbeiderssolidariteit te koppelen aan de verdediging van een valse nationale solidariteit, de solidariteit met de nationale staat en de structuren van sociale controle.
Deze campagnes worden gevoerd om de arbeidersklasse op het verkeerde been te zetten in het vraagstuk van de solidariteit.
Als de bourgeoisie momenteel, het uitbarsten van strijd niet meer kan voorkomen, dan moet ze het terrein belegeren om uitbreiding en vereniging van de strijd te voorkomen, de solidariteit in de strijd voor de verdediging van de proletarische belangen te ontkrachten naar een strijd voor het behoud van nationale staatsstructuren van sociale controle. En in deze politieke strategie is er voor de vakbonden een cruciale rol weggelegd.
Sinds een jaar wordt de politieke situatie in België gekenmerkt door een haast volledige afwezigheid van een regeringspolitiek (en zelf van een regering als zodanig). Als tijdens de tweede helft van 2007 deze ‘regeringsverlamming’ deel uitmaakte van de campagnes rond de toekomst van België dan wordt de afwezigheid van politieke richting in een context van economische aftakeling en verzwakking van de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal stilaan ontoelaatbaar voor de bourgeoisie:
– Geen sluitende begroting, (er werd uitgegaan van een groei van 1,9%) die het financiële evenwicht in de waagschaal leggen die zelf het resultaat was van een tiental jaren van soberheid;
– Voor het eerst in vijftien jaar een negatieve handelsbalans: “Dat is een belangrijk signaal dat onze concurrentiekracht fors achteruitgaat. En dat voor een land als België dat er prat op gaat een exportland te zijn” (Economist G. Noels in De Morgen, 16.04.2008).
– Toenemende problemen in de bedrijven en in verschillende sectoren: de luchtvaart waar de meeste maatschappijen in de rode cijfers staan door de stijging van de brandstofprijzen; de banksector met grote problemen die ook Belgische banken raken als Fortis (beursnotering -12%), Dexia (winstdaling van 60% en beursnotering -21%, 15.05.2008); KBC (beursnotering -14%).

De beruchte einddatum van 15 juli, die de Belgische bourgeoisie zichzelf oplegde voor de onderhandelingen tussen de verschillende politieke fracties die betrokken zijn in een groot compromis over een globaal maatregelenpakket voor de reorganisatie van de federale staat, wordt nog veel meer een cruciaal moment om maatregelen te nemen om het begrotingsevenwicht te herstellen en versterking van de concurrentiepositie van de nationale economie. Zo gezien kan het verdere wegrotten van de economische situatie als gevolg van de politieke verlamming van de laatste maanden heel goed deel uitmaken van een strategie om eerst de strijdbaarheid uit te putten binnen een syndicaal korset om vervolgens de verschillende regionale fracties te herenigen rond een gemeenschappelijke politiek van het redden van de Belgische economie.
Het vraagstuk van de indexering van de lonen kan een centraal onderdeel uitmaken van de opsmuk van de aanval. Terwijl de bourgeoisie de lonen een flinke klap wil geven brengt ze het monster van Loch Ness naar boven van de automatische koppeling van de lonen aan de index. Dat stelt de vakbonden in staat om zich op te werpen als kampioenen van de solidariteit door te mobiliseren voor het ‘redden van de index’ terwijl die ‘automatische koppeling’ allang veel meer een mythe dan werkelijkheid is. De index is al op allerlei manieren gemanipuleerd en begrensd door een ‘loonnormering’ die voor schrijft dat loonsverhogingen in geen geval het gemiddelde mag overschrijden van dat bij de belangrijkste concurrenten.

Jos / 14.06.2008

Mei 1968 (deel 3): De wederopstanding van de arbeidersklasse

  • 2594 keer gelezen
Tegen al de leugens in die vandaag de ronde doen over mei 1968, moeten de revolutionairen de waarheid in ere herstellen, moeten zij de sleutels aangeven om de betekenis en de lessen te begrijpen uit deze gebeurtenissen, moeten zij in het bijzonder de eersteklasbegrafenis onder een lawine van bloemen en kransen daarvan verhinderen.
Daarom zijn we in ons blad begonnen met het publiceren van twee artikelen die terugkomen op de eerste onderdeel van ‘de gebeurtenissen van mei 1968’, de studentenrevolte. We zullen nu de wezenlijke component van die gebeurtenissen behandelen, de beweging van de arbeidersklasse.
In het eerste artikel in deze reeks besloten we ons verhaal over de gebeurtenissen in Frankrijk zo: “Op 14 mei gaan de discussies verder in een hele hoop bedrijven. Na de reusachtige betogingen van de vorige dag, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het niet gemakkelijk weer aan ‘t werk te gaan alsof er niets gebeurd is. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, aangespoord door de jongsten onder hen, een spontane staking en beslissen ze de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse begint de fakkel over te nemen.” Dat verhaal zetten we hier verder.

De uitbreiding van de staking

In Nantes zijn het jonge arbeiders, van dezelfde leeftijd als de studenten, die de beweging op gang brengen. Hun redenering is eenvoudig: “als de studenten, die toch geen druk kunnen uitoefenen met een staking, de kracht bezaten om de regering terug te dringen, dan kunnen de arbeiders haar ook doen wijken”. Van hun kant komen de studenten van de stad hun solidariteit betuigen met de arbeiders en sluiten zich aan bij hun stakingspiket: verbroedering. Het is duidelijk dat de campagnes van de Franse communistische partij (PCF) en haar vakbond CGT die waarschuwen tegen ‘provocerende ultra-linksen die door de bazen en het ministerie van binnenlandse zaken worden betaald’, en die in het studentenmilieu geïnfiltreerd zouden zijn, hier weinig impact hebben.
In totaal zijn er op de avond van 14 mei 3100 stakers.
Op 15 mei bereikt de beweging de Renaultfabriek van Cléon in Normandië, en nog twee fabrieken in de streek: totale staking, onbeperkte bezetting, gijzelen van de directie, rode vlaggen op de hekken. Op het einde van de dag zijn er 11.000 stakers.
Op 16 mei sluiten de andere Renaultfabrieken zich bij de beweging aan: rode vlaggen over Flins, Sandouville, le Mans en Billancourt. Die avond zijn er 75.000 stakers in totaal, maar dat Renault-Billancourt de strijd aangaat is een signaal: het is de grootste fabriek van Frankrijk (35.000 arbeiders) en sinds lang geldt het spreekwoord ‘als Renault niest, krijgt Frankrijk griep’.
Op 17 mei telt men 215.000 stakers: de staking begint alle delen van Frankrijk te treffen, vooral ook het ‘platteland’. Het is een geheel spontane beweging, de vakbonden lopen er achteraan. Overal zijn het de jonge arbeiders die vooraan staan. Er is veel verbroedering tussen studenten en jonge arbeiders: de arbeiders komen naar de bezette faculteiten en nodigen de studenten uit met hen in de kantine te komen eten.
Er zijn geen precieze eisen: het is een ‘alles beu zijn’, ze hebben er hun buik van vol. Op een fabrieksmuur in Normandië staat “Tijd om te leven en in waardigheid!”. Op die dag, uit angst ‘door de basis overspoeld te worden’ en ook door de CFDT die veel sterker aanwezig is in de stakingen van de eerste dagen, roept de CGT op tot uitbreiding van de staking. Ze is op de rijdende trein gesprongen, zoals men dat toen zei. Haar communiqué raakt pas de volgende dag bekend.
Op 18 mei zijn er op de middag één miljoen stakers, nog voor de slogans van de CGT bekend zijn. Twee miljoen stakers ’s avonds. Het worden er vier miljoen op maandag 20 mei en zeseneenhalf miljoen de dag erna.
Op 22 mei zijn acht miljoen arbeiders in onbeperkte staking. Het is de grootste staking uit de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Ze is veel massaler dan de twee grote voorbeelden: de ‘algemene staking’ van mei 1926 in Groot-Brittannië (die een week duurde) en de stakingen van mei-juni 1936 in Frankrijk.
Alle sectoren zijn erin betrokken: industrie, transport, energie, post en telecommunicatie, onderwijs, administraties (verschillende ministeries liggen volledig lam), media (de nationale televisie staakt, de arbeiders veroordelen vooral de censuur die wordt opgelegd), onderzoekslaboratoria, enzovoort. Zelfs de begrafenisondernemingen zijn verlamd (het is geen goed idee te sterven in mei 1968). Zelfs beroepssporters nemen aan de beweging deel: de rode vlag wappert op het gebouw van de Franse voetbalfederatie. Ook de kunstenaars blijven niet achter en het Festival van Cannes wordt onderbroken op aandringen van de filmproducenten.
Gedurende deze periode worden de bezette faculteiten (en ook openbare gebouwen, zoals het Théâtre de l’Odéon in Parijs) plaatsen waar voortdurend politiek gediscussieerd wordt. Veel arbeiders, vooral jongeren maar niet uitsluitend, nemen deel aan die discussies. Sommige arbeiders vragen aan degenen die het idee van revolutie verdedigen dit standpunt te komen uiteenzetten in hun bezet bedrijf. Zo wordt in Toulouse de kleine kern die daarna de afdeling van de IKS in Frankrijk zal oprichten uitgenodigd om het idee van arbeidersraden te komen verduidelijken in het bezette JOB bedrijf. Het meest van betekenis is dat de uitnodiging uitgaat van militanten... van de CGT en de PCF. Die laatsten moeten een uur lang onderhandelen met de bonzen van de CGT van de grote Sud-Aviation fabriek die het stakingspiket bij JOB zijn komen ‘versterken’ om uiteindelijk toestemming te verkrijgen om die ‘ultra-linksen’ in de fabriek binnen te laten. Gedurende meer dan zes uur discussiëren arbeiders en revolutionairen, gezeten op rollen karton, over de revolutie, over de geschiedenis van de arbeidersbeweging, de sovjets en ook over het verraad... gepleegd door PCF en CGT...
Veel discussies vinden ook plaats op straat, op de trottoirs (het is mooi weer in heel Frankrijk in mei 1968!). Ze ontstaan spontaan, elkeen heeft wat te zeggen (‘je praat en je luistert’ is een slogan). Zowat overal heerst een feeststemming, behalve in de chique wijken waar angst en haat zich opstapelen.
Overal in Frankrijk, in de wijken, in sommige grote bedrijven en daaromheen, ontstaan ‘actiecomité’s’: men discussiert over hoe de strijd te voeren, over het revolutionair perspectief. De discussies worden in het algemeen geanimeerd door ultra-linkse en anarchistische groepen die veel meer volk bijeenbrengen dan hun organisaties aan leden tellen. Zelfs op de ORTF, de Franse staatsradio en -televisie, wordt een actiecomité gevormd dat met name door Michel Drucker leven wordt ingeblazen en waaraan de onnavolgbare Thierry Rolland deelneemt.

De reactie van de bourgeoisie

Geconfronteerd met deze situatie kent de heerende klasse een periode van ontreddering die zich uitdrukt in ondoordachte en ondoeltreffende initiatieven.
Zo discussieert (en verwerpt) de Nationale Assemblee (het Franse parlement), gedomineerd door rechts, over een motie die twee weken eerder door links ingediend werd: de officiële instanties van de Franse Republiek leven blijkbaar in een andere wereld. Zo vergaat het ook de regering die dezelfde dag beslist de terugkeer te verbieden van Cohn-Bendit die naar Duitsland was gegaan. Die beslissing laat de onvrede alleen maar groeien: op 24 mei zijn er verschillende betogingen, met name om het verblijfsverbod voor Cohn-Bendit aan te klagen: “Wij hebben lak aan grenzen!”, “Wij zijn allen Duitse joden!” Ondanks het veiligheidskordon van de CGT tegen ‘avonturiers’ en ‘provocateurs’ (dat wil zeggen de ‘radicale’ studenten) sluiten vele jonge arbeiders zich aan bij die betogingen.
Die avond steekt de President van de Republiek, generaal de Gaulle, een redevoering af. Hij stelt een referendum voor waarin de Fransen zich uitspreken over de ‘participatie’, een soort verbond tussen kapitaal en arbeid. Hoe ver staat dat van de werkelijkheid af! De toespraak is een complete flop die toont hoezeer de regering en de bourgeoisie in het algemeen gedesoriënteerd zijn (1).
Op straat hebben de betogers de toespraak gehoord op draagbare radio’s en de woede neemt nog toe: “We hebben lak aan zijn praatjes!” Er zijn schermutselingen en barricades gedurende de hele nacht in Parijs en verschillende provinciesteden. Ruiten worden ingegooid, auto’s in brand gestoken, wat tot gevolg heeft dat een deel van de publieke opinie zich tegen de studenten keert die nu als ‘brokkenmakers’ worden beschouwd. Het is waarschijnlijk dat zich onder de betogers leden van gaullistische milities en politie in burger bevonden om het ‘vuur aan te wakkeren’ en de bevolking bang te maken. Het is ook duidelijk dat een aantal studenten zich verbeeldt ‘de revolutie te maken’ door barricades op te werpen en auto’s te verbranden, symbolen van de ‘consumptiemaatschappij’. maar die daden drukken vooral de woede uit van de betogers, studenten en jonge arbeiders, tegenover de lachwekkende en provocerende reacties van de autoriteiten op de grootste staking uit de geschiedenis. Illustratie van die woede tegen het systeem: er wordt brand gesticht in de Beurs van Parijs, symbool van het kapitalisme.
Tenslotte begint de bourgeoisie de volgende dag doeltreffende initiatieven te nemen. Op zaterdag 25 mei beginnen op het Ministerie van Arbeid (rue de Grenelle) onderhandelingen tussen vakbonden, bazen en regering.
Van bij het begin zijn de bazen bereid veel meer toe te geven dan de vakbonden zich ingebeeld hadden. De bourgeoisie is duidelijk bang. De eerste minister, Pompidou, zit voor. Hij ontmoet persoonlijk, een uur lang op zondagmorgen, Séguy, baas van de CGT: de twee voornaamste verantwoordelijken voor de handhaving van de sociale orde in Frankrijk moeten samen kunnen praten zonder getuigen over de middelen om de orde te herstellen (2).
In de nacht van 26 op 27 mei worden de ‘akkoorden van Grenelle’ gesloten:
– loonsverhoging van 7% voor iedereen per 1 juni, plus 3% per 1 oktober;
– verhoging van het minimumloon met zo’n 25%;
– verlaging van de eigen bijdrage van 30% naar 25% (bedrag van de medische kosten dat niet wordt terugbetaald door de sociale zekerheid);
– erkenning van de vakbondsafdeling binnen het bedrijf;
– plus een aantal vage beloftes inzake het openen van onderhandelingen, met name over de arbeidstijd (die gemiddeld ongeveer 47 uur bedraagt).
Gezien het belang en de kracht van de beweging, is dat een regelrechte provocatie:
– 10% loonsverhoging wordt weggespoeld door de inflatie (die in die tijd aanzienlijk was);
– er staat niets in over een looncompensatie voor de inflatie;
– evenmin iets concreets over de arbeidsduurverkorting; men volstaat met het perspectief van een “geleidelijke terugkeer naar de 40 uren” (die officieel al in 1936 verkregen waren); in het ritme dat de regering voorstelt zou het daar weer toe komen in... 2008!;
– de enigen die iets tastbaars verkrijgen zijn de armste arbeiders (men wil de arbeidersklasse verdelen door hen aan te zetten weer aan het werk te gaan) en de vakbonden (die beloond worden voor hun rol van saboteurs).
Op maandag 27 mei worden de ‘akkoorden van Grenelle’ unaniem verworpen door de vergaderingen van de arbeiders.
Bij Renault Billancourt hebben de vakbonden een grote ‘show’ georganiseerd die breed wordt uitgemeten op radio en televisie: toen hij de onderhandelingen verliet, had Séguy aan de journalisten gezegd: “Het werk zal nu wel snel hervat worden” en hij hoopt dat de arbeiders in Billancourt het voorbeeld zullen geven. Maar 10.000 van hen, die ‘s morgens vroeg verzamelen, besluiten nog voor de vakbondsleiders aangekomen zijn dat ze de beweging zullen voortzetten.
Benoït Frachon, ‘historisch’ leider van de CGT (hij was al bij de onderhandelingen in 1936), verklaart: “De akkoorden van de rue de Grenelle zullen aan miljoenen arbeiders een welzijn brengen waarop ze niet gehoopt hadden.” – Doodse stilte!
André Jeanson van de CFDT is trots op zijn aanvankelijke stem voor voortzetting van de staking en spreekt over de solidariteit van de arbeiders met de studenten en scholieren in strijd. – Uitbundig applaus.
Tenslotte presenteert Séguy “een objectief verslag” van wat “in Grenelle werd bereikt werd”. – Gefluit en dan algemeen gejoel gedurende meerdere minuten. Dan gaat Séguy helmaal uit zijn bol: “Afgaande op wat ik hoor, laten jullie je niet in de luren leggen”. – Applaus, maar in de menigte hoort men: “Hij houdt ons voor de gek!”.
Het beste bewijs voor de verwerping van de ‘akkoorden van Grenelle’ is dat het aantal stakers 27 mei nog toeneemt, tot negen miljoen.
Dezelfde dag wordt in het Charlétystadion in Parijs een grote bijeenkomst gehouden, waartoe opgeroepen werd door de studentenvakbond UNEF, de CFDT (die aan opbod doet tegenover de CGT) en ultra-linkse groepen. De toon van de toespraken is buitengewoon revolutionair: het gaat erom een uitlaatklep te bieden aan de groeiende onvrede met de CGT en de PCF. Naast ultra-links zijn sociaal-democratische politici aanwezig, zoals Mendès-France (regeringsleider in de jaren 1950). Cohn-Bendit met zwartgeverfd haar is ook van de partij (de vorige avond was hij al aanwezig op de Sorbonne).
De dag van 28 mei is er een van gekonkel van de linkse partijen:
In de ochtend houdt François Mitterrand, voorzitter van de Federatie van democratisch en socialistisch links (waarin de Parti socialiste, de Parti radical en diverse linkse partijtjes zitten) een persconferentie: hij stelt vast dat er een leegte is bij de overheid en stelt zich daarom kandidaat voor het presidentsschap van de Republiek. In de middag stelt Waldeck-Rochet, baas van de PCF een regering voor met ‘deelname van de communisten’: het gaat erom te verhinderen dat alleen de sociaal-democraten voordeel halen uit de situatie. De volgende dag, 29 mei, wordt hij gesteund door een grote betoging, waartoe is opgeroepen door de CGT die een ‘volksregering’ eist. Rechts roept meteen dat er een ‘communistisch complot’ is.
Dezelfde dag stelt men de ‘verdwijning’ vast van generaal de Gaulle. Sommigen verspreiden het nieuwtje dat hij zich zou terugtrekken, maar in feite is hij naar Duitsland gegaan om bij generaal Massu, die er de Franse bezettingstroepen leidt, te horen of het leger hem trouw blijft.
30 mei is een beslissende dag in de strategie van de bourgeoisie om de situatie weer onder controle te brengen. De Gaulle houdt een nieuwe redevoering: “In de huidige omstandigheden kan ik mij niet terugtrekken [...] Ik ontbindt vandaag de Nationale Assemblee...”
Tegelijk wordt in Parijs, op de Champs-Elysées, een enorme betoging gehouden om de Gaulle te steunen. Ze komen uit de chique wijken, de welvarende buitenwijken en ook uit het ‘diepe Frankrijk’ dankzij de vrachtwagens van het leger; het ‘volk’ van de angst en de poen, van de bourgeois en de religieuze instellingen voor hun kinderen, de hogere kaders die overtuigd zijn van hun eigen ‘superioriteit’, de kleine winkeliers die achter hun vitrine staan te beven, de oud-strijders die verbolgen zijn over de aanvallen op de nationale driekleur, de maffiabazen met hun handlangers uit de onderwereld, maar ook de veteranen van Frans Algerije en de OAS (het geheim leger dat tegen de Franse terugtrekking uit Algerije was), de jonge leden van de fascistoide groep Occident, de oude nostalgici van het Vichy-regime (hoewel die allemaal een hekel hebben aan de Gaulle); heel dat allegaartje komt zijn haat tegen de arbeidersklasse uitschreeuwen, en zijn ‘liefde voor de orde’. In de massa hoort men naast de oud-strijders van ‘Vrij Frankrijk’ de slogan “Cohn-Bandit naar Dachau!”
Maar de ‘partij van de orde’ bestaat niet enkel uit degenen die betogen op de Champs-Elysées. Dezelfde dag roept de CGT op tot onderhandelingen per sector om “de verworvenheden van Grenelle te verbeteren”, dat is het middel om de beweging op te splitsen om die de nek te kunnen omdraaien.

De werkhervatting

Vanaf deze datum (een donderdag) begint het werk hier en daar hervat te worden, maar geleidelijk aan, want op 6 juni zijn er nog zes miljoen stakers. De werkhervatting gebeurt in verspreide slagorde:
– 31 mei: staal in Lotharingen, textiel in het noorden;
– 4 juni: arsenalen, verzekeringen;
– 5 juni: EDF (elektriciteitssector), steenkoolmijnen;
– 6 juni: post, telecommunicatie, transport (in Parijs forceert de CGT de werkhervatting: in de verschillende depots zeggen de vakbondsafgevaardigden dat de andere depots al weer aan het werk zijn, wat niet waar is);
– 7 juni: het lager onderwijs;
– 10 juni: de Renaultfabriek van Flins wordt door de politie bezet; een scholier komt bij een charge van de gendarmerie in de Seine terecht en verdrinkt;
– 11 juni: bij een interventie van de CRS oproerpolitie in de Peugeotfabriek van Sochaux (tweede grootste van Frankrijk) worden twee arbeiders gedood.
Overal in Frankrijk komen er dan nieuwe gewelddadige betogingen: “Ze hebben onze kameraden gedood!”. Gezien het vastberaden verzet van de arbeiders trekken de CRS zich terug uit de fabriek van Sochaux; de werkhervatting komt er pas tien dagen later.
Uit vrees dat de verontwaardiging de staking nieuw leven zal inblazen (er zijn nog drie miljoen stakers) roepen de vakbonden (CGT voorop) en de linkse partijen onder leiding van de PCF met nadruk op tot werkhervatting “zodat de verkiezingen kunnen doorgaan en de overwinning bezegelen van de arbeidersklasse”. L’Humanité, dagblad van de PCF, titelt: “Zeker van hun overwinning gaan miljoenen arbeiders weer aan het werk”.
De reden voor de systematische stakingsoproep door de vakbonden vanaf 20 mei wordt nu duidelijk: de beweging moest onder controle gebracht worden om de minst strijdbare sectoren tot werkhervatting te brengen, zodat de andere sectoren ontmoedigd zouden raken.
Waldeck-Rochet zegt in een verkiezingstoespraak dat “de communistische partij een partij van de orde is”. En de burgerlijke ‘orde’ wordt geleidelijk aan hersteld:
– 12 juni: werkhervatting in het secundair onderwijs;
– 14 juni: Air France en de koopvaardij;
– 16 juni: de Sorbonne wordt bezet door de politie;
– 17 juni: chaotische werkhervatting bij Renault Billancourt;
– 18 juni: de Gaulle laat de leiders van de OAS die nog vast zaten ontslaan uit de gevangenis;
– 23 juni: eerste rond van de wetgevende verkiezingen met grote winst voor rechts;
– 24 juni: werkhervatting in de Citroënfabriek Javel, midden in Parijs (Krasucki, de nummer twee van de CGT, spreekt in de algemene vergadering om op te roepen de staking te beëindigen);
– 26 juni: Usinor Dunkerque;
– 30 juni: tweede ronde van de verkiezingen met een historische zege voor rechts.
Eén van de laatste bedrijven waar het werk hervat wordt, op 12 juli, is de ORTF: talloze journalisten willen de bemoeizucht en de regeringscensuur, die ze eerder moesten ondergaan, niet zien terugkeren. Nu de toestand genormaliseerd wordt, krijgen velen van hen ontslag. De orde is overal weergekeerd, ook bij de informatie die men aan de bevolking wil geven.
Zo eindigt de grootste staking uit de geschiedenis op een nederlaag, in tegenstelling tot wat CGT en PCF beweren. Een klinkende nederlaag die besloten wordt met de sterke terugkeer van de partijen en ‘overheden’ die tijdens de beweging zwaar op de korrel genomen waren. Maar de arbeidersbeweging weet reeds lang dat “het ware resultaat van hun strijd is niet zozeer het onmiddellijk succes, maar de groeiende eenheid van de arbeiders” (Kommunistisch manifest). Achter hun nederlaag op het onmiddellijke vlak hebben de arbeiders in 1968 in Frankrijk zo een grote overwinning geboekt, niet voor henzelf, maar voor het gehele wereldproletariaat. Dat zullen we zien in ons volgende artikel waarin we zullen proberen duidelijk maken wat de historische en wereldwijde inzet was van de ‘mooie maand mei’ in Frankrijk.

Fabienne / 27-04-08

(1) De dag na deze redevoering kondigt het gemeentepersoneel op vele plaatsen aan dat ze zullen weigeren het referendum te organiseren. Ook weet de overheid niet waar ze de stembulletins kan laten drukken: de nationale drukkerij is in staking en de privé-drukkerijen die niet staken weigeren: hun bazen willen geen extra moeilijkheden met hun arbeiders.
(2) Later wordt bekend dat ook Chirac, staatssecretaris voor sociale zaken, de nr.2 van de CGT, Krasucki ontmoet heeft (op een zolder!).

Geschiedenis van de arbeidersbeweging: 

  • 1968 - Mei in Frankrijk [2]

Voedselcrisis: Hongeroproer toont de noodzaak aan het kapitalisme omver te werpen

  • 2552 keer gelezen
Sinds begin dit jaar zijn er stakingen, betogingen en oproer uitgebroken tegen de levensduurte in 37 landen van de Derde Wereld en de zogenoemde ‘opkomende’ landen: oproer in Mauretanië en Indonesië, betogingen tegen de honger en plunderingen van bakkerijen in Egypte, gewelddadige botsingen zoals in Kameroen en de Ivoorkust, Burkina Faso en Senegal, betogingen in Mexico en ook oproer in Haïti waar de bevolking er toe gedwongen wordt zich te voeden met modderkoeken. In Pakistan worden er zelfs kinderen door hun families vermoord omdat zij hen niet meer kunnen voeden!
De gemeenschappelijke noemer van al deze uitdrukkingen van de meest verschrikkelijke ellende is de prijsexplosie die de armen en de arbeidersbevolking op verschillende manieren treft. De prijs van de maïs is sinds de zomer van 2007 verviervoudigd, de graanprijs sinds begin 2008 verdubbeld en de levensmiddelen zijn in de arme landen in twee jaar met ruim 60% gestegen. In Thailand, een uitvoerland, is de prijs van rijst in één maand verdubbeld. De vernietigende gevolgen van de prijsstijging van 30 tot 60% van de voedselprijzen op wereldvlak treffen net zo goed de bevolking van de ‘rijke’ als die van de arme landen. Zo zouden in de Verenigde Staten, de grootste economische wereldmacht, 28 miljoen mensen niet meer kunnen overleven zonder de voedselverdelingsprogramma’s die uitgaan van gemeenten en federale staten.
Nu al sterven er dagelijks 100.000 mensen van honger, om de vijf seconden sterft er een kind van minder dan tien jaar, 842 miljoen mensen lijden aan een verergerde vorm van chronische ondervoeding die hen terugbrengt tot een toestand van invaliden. En voortaan dwingen de prijzen van levensmiddelen twee van de zes miljard mensen op de planeet (dit wil zeggen één derde van de mensheid) in een toestand van strijd om dagelijkse overleving. Toch zou de landbouw, volgens Jean Ziegler, de speciale rapporteur van de Verenigde Naties, op wereldvlak in staat zijn om 12 miljard mensen te voeden.
De experts van de bourgeoisie – IMF, FAO, UNO, G8, enzovoort – zijn formeel en zij kondigen aan dat deze ‘voedsel-tsoenami’ (volgens de woorden van de Europese commissaris van ontwikkeling en humanitaire actie) een ernstige crisis is die niet ‘voorbijgaand’ is maar ‘structureel’. De toestand kan dus nog verergeren. De experts voorzien dat tegen 2010 de maïsprijs nog met 20% zal zijn gestegen, soja en koolzaad met 26%, graan met 11%, maniok met 33%. De horizon van 2020 zal nog erger zijn: meer dan 41% voor maïs, meer dan 76% voor soja en koolzaad, meer dan 30% voor graan en 135% voor maniok.
Daarom verwacht de bourgeoisie heel ‘scherpzinnig’ een toename van sociale conflicten en hongeroproer in steeds grotere gebieden en vreest zelfs voor het opduiken van militaire conflicten voor het bemachtigen van levensmiddelen en bebouwbare grond. Geconfronteerd met de ernst van dit perspectief is de Verenigde Naties eind april bijeengekomen om “een gemeenschappelijke strategie uit te werken ter ondersteuning van de ontwikkelingslanden die geconfronteerd worden met de wereldvoedselcrisis”. In feite gaat het er bij deze ‘strategie’ vooral om het voorkomen van het ergste en dringend 500 miljoen dollar extra fondsen bijeen te bedelen bij de ontwikkelde landen die slechts 3 miljard dollar betalen voor het Wereld Voedsel Programma (WFP), terwijl hun staten 1.000 miljard dollar hebben uitgegeven ter ondersteuning van de banken die dreigden bankroet te gaan als gevolg van de crisis in het onroerend goed van de zomer van 2007.

De algemeen aangenomen oorzaken van de voedselprijsstijgingen

De media en de specialisten van allerlei aard geven velerlei uitleg over deze galopperende inflatie van de voedselprijzen. Ze leggen uit dat sommige prijzen harder stijgen dan anderen, terwijl ze in werkelijkheid elkaar opjagen en zo uitdrukking zijn van de tegenstrijdigheden van de kapitalistische wereld.
De duizelingwekkende verhoging van de olieprijs die de vervoerskosten opdrijft net als de uitgaven voor landbouwmachines is één van de redenen die door de media op de voorgrond worden geschoven. Deze staat vast maar is verre van de enige.
Ze hebben het ook over de toenemende vraag naar voedsel, vooral voor de veeteelt (waardoor de vraag naar voedergewassen toeneemt), over het feit van een zekere verhoging van de koopkracht van de middenklassen en nieuwe voedingsgewoonten in de ‘opkomende’ landen zoals India en China, die de huidige schaarste op de wereldmarkt en de prijsverhogingen zouden moeten verklaren.
Ook de ongebreidelde speculatie op de landbouw-producten wordt op de korrel genomen. Zelfs de mediageile Kouchner, die altijd graag zijn mening geeft over om het even welk onderwerp, bevestigt dat “een eind moet worden gemaakt aan de speculatie op de voedingsproducten”, maar deze gaat gewoon door en wordt niet eens afgeremd. Enerzijds vormen de producten bestemd voor menselijk verbruik het doelwit van een ongebreideld gesjoemel: op de beurs van Chicago is in de loop van de eerste drie maanden van dit jaar “de omvang van de omzet van contracten voor soja, graan, maïs, varkensvlees en zelfs levend vee” met 20% gestegen (volgens Le Figaro van 15 april). Elke dag wordt er, enkel in Chicago, 30 miljoen ton soja verhandeld. Een verergerende factor is dat de graanvoorraden op het laagste peil staan in dertig jaar, wat nog bijdraagt tot de speculatiedorst van de investeerders, de grote fortuinen en andere hegde funds, die steeds talrijker worden om zich op het voedselmanna te storten, vooral sinds de crisis in het onroerend goed. Anderzijds is er de markt van biobrandstoffen die in volle ontwikkeling is en ook een tomeloze speculatie op gang heeft gebracht op producten waarvan men hoopt die in de toekomst tegen een veel hogere prijs te kunnen verkopen. Dit leidt tot een explosie van dit soort gewassen ten koste van anderen die bestemd zijn voor de consumptie en tot het uitputten van bebouwbare akkergrond.
Het telen van biobrandstoffen botst op heftige kritiek bij wetenschappers. Talrijke landen die producenten waren van basisproducten hebben grote delen van hun landbouweconomie van voedingsgewassen omgeschakeld naar het massaal telen van biobrandstoffen, onder het voorwendsel van de strijd tegen het broeikaseffect. Maar zo verminderen zij op een drastische wijze de basisvoedselproducten en verhogen de prijzen ervan op dramatische wijze. Dat is het geval in Congo Brazaville dat in deze optiek op een extensieve manier de suikerrietproductie ontwikkelt, terwijl de bevolking op straat komt en crepeert van de honger. In Brazilië gaat Lula er prat op dat iedereen voortaan zijn honger kan stillen, terwijl 30% va de bevolking onder het armoedegrens leeft en zich nauwelijks kan voeden, en waar de landbouw steeds meer wordt gericht op de productie van biobrandstoffen.
Bovendien drijft deze ‘winstgevende’ markt tot absurditeiten: in de Rocky Mountains in de Verenigde Staten, waar landbouwers al 30% van hun maïsproductie hebben bestemd voor de productie van ethanol, worden reusachtige oppervlaktes bestemd voor het kweken van ‘energieleverende’ maïs op grond – die er niet voor geschikt is, wat een ongelooflijke verspilling veroorzaakt van meststoffen en water met een mager resultaat. Jean Ziegler legt het als volgt uit : “Om 50 liter te tanken moet er 232 kilo maïs worden verbrand” en, om één kilo maïs voort te brengen moet er 1000 liter water worden verspild. Volgens recente studies is niet enkel het rapport over de ‘vervuiling’ door biobrandstoffen negatief (een recent onderzoek toont aan dat zij de luchtvervuiling verhogen doordat ze meer warmtedeeltjes de lucht in sturen dan normale brandstof), maar hun globale gevolgen op ecologisch en economisch vlak zijn rampzalig voor het geheel van de mensheid. Een dergelijke verandering van de bestemming van de teelten met het oog op de energieproductie in plaats van voedsel is een typische uiting van de kapitalistische verblinding en zijn vernietigingsvermogen. Daar hebben we te maken met een schoolvoorbeeld van ‘kapitalistische rationaliteit’.
De landbouwsubsidies en de importbelastingen die door de Verenigde Staten en de Europese Unie worden geheven zitten ook op de beklaagdenbank. De EU bijvoorbeeld geeft 40% van haar budget, 50 miljard euro, uit aan haar gemeenschappelijke landbouwpolitiek en legt “belastingen op die kunnen gaan tot 430% op bepaalde landbouwproducten” (volgens de website www.rfi.fr [3] van 21 april 2008).
De wedijver en het protectionisme op landbouwgebied maakt dat de meest productieve landbouwers van de industrielanden (dikwijls dankzij regeringssteun) een belangrijk deel van hun productie uitvoeren naar landen van de Derde Wereld, en daar de locale boerenstand ruïneren – wat op zijn beurt de landvlucht naar de steden met zich meebrengt, en internationale golven van vluchtelingen veroorzaakt die gedwongen worden tot het verlaten van hun landerijen die oorspronkelijk bestemd waren voor akkerbouw.
In Afrika bijvoorbeeld zijn talloze boeren geruïneerd door de Europese uitvoer van kip en rundvlees. Mexico kon niet meer voldoende basisproducten voortbrengen voor het voeden van de eigen bevolking. Dit land moet tien miljard dollar uitgeven voor invoer van voedsel.
De gevolgen van het broeikaseffect, zoals overstromingen, worden eveneens en terecht ingeroepen. Door de opwarming van de planeet met een temperatuurstijging van één graad Celsius, zou de productie van rijst, graan en maïs met 10% dalen. De recente warmtegolven in Australië hebben geleid tot belangrijke schade en dalingen in de landbouwopbrengst. De eerste onderzoeken wijzen erop dat een verhoging van de temperatuur een bedreiging vormt voor het overleven van talloze dier- en plantensoorten en dat ze de voedingswaarde van planten verminderen. Ondanks het feit dat er nieuwe gronden in cultuur zijn gebracht zijn de bruikbare de oorzaak van verzilting, erosie, vervuiling en de uitputting van de grond, dat wil zeggen ze worden stilaan onbebouwbaar of verarmen verschrikkelijk.
Meerdere vernietigende tendensen die onlosmakelijk verbonden zijn met de kapitalistische productiewijze ook onmiskenbaar:
– zo voorziet het Internationaal Onderzoeksinstituut van de Rijst dat de teelt van de rijst in Azië bedreigd wordt door overgebruik van meststoffen en de schade daarrvan op het bodemevenwicht;
– “de productie en consumptie van ‘cash’ producten zorgen er voor dat een doorgedreven monocultuur de norm is geworden” (Red Marut, Wereldvoedselcrisis : lege rijstbollen en grote ratten, 16 april 2008, www.libcom.org [4]). Bijna 40% van de landbouwproductie is afhankelijk van bevloeiing; 75% van het drinkbaar water van de planeet wordt gebruikt voor landbouw-bevloeiing. De teelt van alflafa (luzerne bestemd voor dierenvoeding) in Californië, citroenen in Israël, katoen aan het Aralmeer in de voormalige Sovjet-Unie, graan in Saoudie-Arabië en Jemen, dat wil zeggen van streken die niet de natuurlijke omstandigheden voor de producten bieden, betekenen een enorme verspilling van water voor de landbouw;
– in talloze regio’s van de wereld is de bodem steeds verder vervuild of totaal vergiftigd. 10% van de Chinese bodem is nu al vergiftigd: jaarlijks sterven 120.000 boeren in China als gevolg van de ontwikkeling van kanker te wijten aan bodemvergiftiging. Eén van de resultaten van de bodemuitputting in Nederland voortkomend uit de hyper-productiviteit zorgt er voor dat de voedingswaarde van de landbouwproducten uiterst laag is geworden.
Zo komt er een nieuw gevaar opzetten – dat van een algehele hongersnood – waarvan de mensheid dacht dat dit een nachtmerrie uit het verleden was geworden. De gecombineerde effecten van droogtes en overstromingen die worden veroorzaakt door de ontregeling van het klimaat en hun gevolgen voor de landbouw, de verder schrijdende vernietiging en vermindering van de bebouwbare gronden, de vervuiling en de strooptochten in de oceanen leiden tot een verschraling van het voedsel.
Maar het gaat het niet om ‘natuurrampen’ of gebeurtenissen die men zou kunnen omschrijven als ‘brute pech’, het gaat overduidelijk om de perverse en vernietigende gevolgen van de kapitalistische economie, een economie in het nauw waarvan de irrationaliteit alle terreinen en alle niveaus inpalmt. Hoe langer dit systeem overeind blijft hoe meer het reusachtige delen van de mensheid en de planeet blootstelt aan een onafwendbare vernietiging.
Wegens de vernietigende gevolgen van de kapitalistische productiewijze op de landbouw en het leefmilieu, wordt de mensheid geconfronteerd met een wedloop tegen de tijd. Hoe meer ravages het kapitalisme aanricht, hoe fundamenteler het overleven zelf van de menselijke soort wordt bedreigd.

Dino-Mulan / 6.5.2008

(1) We zijn ver van de kalmerende toespraken van de FAO die in 2000 ‘voorspelde’ dat dankzij het ingrijpen van de Verenigde Naties het aantal van 826 miljoen ondervoede mensen zou worden teruggebracht tot 580 miljoen.

We begroeten het ‘Kommunistisch Overdenkings-comité’ van Toulouse

  • 1975 keer gelezen

Zoals we eerder vermeldden komen in sommige steden en regio’s in de wereld vaak jonge mensen bijeen, verontwaardigd door de huidige situatie en bang voor de toekomst van de mensheid, om hun overdenkingen uit te wisselen en bijgevolg discussiekringen te vormen. Soms gaat het bij hen om het verwerven van inzicht over het hoe en waarom de huidige maatschappij wegzinkt in oorlogsbarbarij en in steeds meer wordt ondergedompeld in ellende. Andere keren worden dergelijke kringen opgericht om lessen te trekken uit strijd die ze voerden, om te begrijpen waardoor deze begrensd bleef of gewoon waarom hij mislukte. Het gaat er dan om de volgende strijd voor te bereiden en te propageren.
Deze weg werd ingeslagen door een handvol studenten van de faculteit van Mirail in Toulouse. Zij richtten een discussiekring op onder de naam ‘Comité de Réflexion Communiste’ (Kommunistische Overdenkingskring). Een deel van deze studenten was inderdaad nauw betrokken bij de strijd die in Frankrijk in november 2007 werd gevoerd. Met deze strijdbare instelling kwamen ze eerst bijeen met het idee dat de strijd niet voorbij was en dat het mogelijk was om naar middelen te zoeken om die te weer te laten opleven. Maar vrij snel werd het duidelijk dat het weer opstarten van de strijd voorlopig niet mogelijk was en dat het doel van de discussies van het comité er dus vooral op gericht waren om met het oog op de toekomst de balans op te maken van de strijd van november.

De vragen die worden opgeworpen door het Comité

In elke ontwikkelingsfase van deze kring werden er vragen opgeworpen die besproken moesten worden. Het was voor allen vanzelfsprekend dat de vakbonden de voornaamste verantwoordelijken waren voor het feit dat de strijd zich niet had kunnen ontwikkelen – ook al moest daarvoor het hele verloop van de gebeurtenissen nog eens onder de loep genomen worden opdat iedereen zich bewust kon worden van deze feiten. Zodoende werd in het comité de vraag opgeworpen hoe het kwam dat ‘het strijdcomité’ van de studenten aan de universiteit het strijdtoneel werd van de verschillende vakbonden die werden gestimuleerd door verschillende politieke groeperingen. Dit wekte de wrevel op van de studenten die niet behoorden tot deze of gene politieke organisatie of vakbond, en die daardoor het strijdcomité vaarwel zegden (en soms de strijd zelf). Evenzeer drong zich de vraag op waarom de vakbonden het samengaan saboteerden van studenten met strijdend spoorwegpersoneel net zo goed als zij duidelijk het samengaan verhinderden van dat spoorwegpersoneel met dat van gas- en elektriciteitsbedrijven? De vakbonden gingen zelfs zover om de studenten (die deel uitmaken van het comité) en die het woord namen op de algemene vergaderingen van het spoorwegpersoneel te gaan belasteren omdat zij zogenaamd niet gemandateerd waren! Deze gebeurtenissen waren het startpunt van de eerste probleemstellingen binnen het comité: waarom voeren de vakbonden een dergelijke politiek? Zijn zij wel in staat om strijd te voeren? Zou dat voortvloeien uit de politieke organisaties die hen infiltreren (de Socialistische Partij voor de studentenvakbond UNEF, de Communistische Partij voor de FSE en de Trotskistische LCR voor de SUD, beiden laatsten arbeidersvakbonden)? Kortom zou een dergelijke politiek niet voortvloeien uit het feit dat de vakbondsvorm zelf, als strijdmiddel voor de arbeidersklasse, definitief ongeschikt is voor de huidige periode?
Deze discussie leidde tot het ter discussie stellen van de betogingen die door de vakbonden worden georganiseerd: moet er worden deelgenomen aan deze betogingen die door de leden van het comité werden aangevoeld als door de vakbonden georganiseerde processies om stoom af te blazen, zonder mogelijkheid de staat terug te drijven? Volgens andere leden van het comité riepen de vakbonden tot deze betogingen op omdat zij niet anders kunnen en om te beletten dat de woede niet zou uitbarsten in een omvang die ze niet meer onder controle hadden. Deze betogingen zouden dus momenten zijn waarop strijdende arbeiders elkaar kunnen ontmoeten en hun solidariteit tot uiting brengen – zelfs tegen de vakbonden in, die op het einde van de betoging iedereen zo vlug mogelijk naar huis proberen te jagen onder het mom van dat men alles gedaan had wat men maar kon doen en dat er verder niets anders overbleef dan het onderhandelen maar aan hen over te laten.
Het comité probeerde ook om te antwoorden op vragen die tijdens de strijd werden opgeworpen door het probleem van een andere kant te benaderen: als de vakbondsacties van de verschillende bedrijfstakken de studenten niet zijn bijgesprongen, was dat dan niet omdat de toestand in deze bedrijfstakken in feite nogal comfortabel was? Was de strijd van het spoorwegpersoneel en die van de leerkrachten… er niet een van die sociaal-economische categorieën die er eerder op bedacht waren om hun verworvenheden te behouden en niet als uitdrukking van de strijd van de arbeidersklasse? Met ander woorden, in het comité kwam de vraag op of men de arbeidersklasse niet eerder moest opvatten als bestaande uit mensen in een situatie van werkonzekerheid, werklozen en wonenden in de voorsteden. De discussie die daarover plaatsvond leidde tot de conclusie dat het begrip ‘middenklassen’ in feite een andere ideologische spitsvondigheid was van de heersende klasse om een groot deel van de proletariërs er toe te brengen zichzelf niet langer als arbeiders te beschouwen. En desondanks, in welke sectoren ze ook werken, ambtenaar of in de privé-sector, in fabrieken of op kantoor, werkloos of gepensioneerd, behoren ze toch tot dezelfde klasse die steeds meer bestaansonzekerheid kent, die uitgebuit wordt en aangevallen en het steeds moeilijker heeft om de ‘eindjes aan elkaar te knopen’. Het comité kwam ook tot de conclusie dat niet het zeer lage loon of het feit of men al dan niet huiseigenaar is doorslaggevend is om de een of andere mens te beschouwen als een proletariër, maar wel het feit dat hij enkel over zijn arbeidskracht (hoofd- of handarbeid) kan verkopen. Zo kon in de discussie geconcludeerd worden dat de bewoners van de buitenwijken, die door het kapitalisme worden gemargina-liseerd, evenzeer proletariërs zijn als het merendeel van de zogenaamde ‘middenklassen’. Dat de afschuwelijke ellende en de marginalisatie waarin het kapitalisme hen stort hen er toe drijft om zich te werpen in geïsoleerde – en jammer genoeg uitzichtloze – revoltes, verandert niets aan deze werkelijkheid en dit betekent dat de toekomst van de strijd niet ligt in de oproer maar in de solidaire strijd samen met andere proletariërs.
Door de rol van de vakbonden als rem of saboteurs van de strijd kwam in het comité de vraag op waarom de algemene vergadering niet in staat bleek zich te verzetten tegen die politiek. Er werden verschillende antwoorden aangedragen: volgens sommigen was het nodig dat een minderheid de algemene vergadering zou leiden zodat deze de middelen zou hebben om de strijd te ontwikkelen; voor anderen kan een minderheid in geen geval in plaats van de algemene vergadering bijdragen tot de versterking van de strijd. Zoals geldt voor heel de arbeidersklasse, zijn het de arbeiders zelf en enkel zijzelf die de strijd kunnen ontwikkelen en er over beslissen. In dat kader hebben de minderheden die een beter inzicht hebben in de middelen om de strijd te ontwikkelen tot taak om het geheel van de arbeiders die bijeenkomen in algemene vergadering te overtuigen van de richting die het mogelijk maakt om de strijd te ontwikkelen. Deze discussie maakte het mogelijk om te debatteren over de wijze waarop de bewustwording van de arbeiders en de studenten individueel en collectief ontwikkeld.

Een middel in het communistisch overdenkingsproces

Al deze vragen lagen aan de basis van de uiteenlopende inschattingen van de leden van het Comité. Er werd besloten tot het lezen en bediscussiëren van een aantal oude teksten over de arbeidersbeweging, die een belangrijke invalshoek gaven. Het was dus uitgaande van het zoeken naar antwoorden op de door de strijd opgeworpen vragen dat het comité besloot het boek van Rosa Luxemburg Massastaking, Partij en Vakbonden te gaan lezen. Dit maakte het mogelijk om niet allen de ontwikkeling van de vakbonden te begrijpen, maar ook om in te zien welke rol de kommunisten in de strijd spelen. Als gevolg van de discussie van dit eerste boek bediscussieert het comité op dit ogenblik het boek van Léon Trotsky Balans en Perspectieven.
Tenslotte heeft het comité bepaald zich niet te beperken tot deze vraagstukken en heeft besloten om vraagstukken te bediscussiëren die te maken hebben met de aangevoelde noodzaak om de maatschappij te veranderen. In die zin bijvoorbeeld heeft het comité de beslissing genomen om de werkelijkheid en de gevolgen te onderzoeken van de politiek die gevoerd wordt door Hugo Chávez in Venezuela.
Zoals we boven zagen, is dit comité geen geïsoleerd geval. In heel wat andere landen werken arbeiders en studenten dergelijke discussies uit. Natuurlijk lopen alle discussies, zoals men kan afleiden uit wat voorafging, niet uit op een akkoord binnen het comité, maar de IKS begroet het in het leven roepen ervan en moedigt de ontwikkeling van dergelijke groeperingen aan. Want het is enkel door dergelijke discussies dat de belangrijke vraagstukken over de oorzaken van de catastrofale toestand van de huidige wereld, over de middelen die aangewend moeten worden voor het ontwikkelen van de strijd en over het perspectief van het kommunisme opgehelderd kunnen worden. Daarom en met deze instelling neemt de IKS telkens als het kan deel aan dit soort debatten.
Deze groeperingen maken deel uit van het feit dat de arbeidersklasse haar wapens smeedt voor de onvermijdelijke strijd die in het verschiet ligt.

Paul / 28.3.2008

(1) Zie vooral onze artikelen over de discussiekringen in de Midlands in Groot-Brittannië en te Brussel en Antwerpen.
(2) De leden van deze discussiekring in Toulouse veroordeelden in de hitte van de strijd bovendien schriftelijk deze sabotage door de vakbonden van de eenheid van studenten en spoorwegpersoneel, die we op onze websites publiceerden onder de titel: Comment les syndicats ouvriers et étudiants pourrissent la lutte et la réflexion (témoignages dans la lutte).


Bron-URL:https://nl.internationalism.org/content/internationalisme-nr-338-15-juni-15-september-2008

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/62/china [2] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk [3] http://www.rfi.fr [4] http://www.libcom.org