Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Wereldrevolutie > Wereldrevolutie - jaren 2000 > Wereldrevolutie 2002 - 95 t/m 97 > Wereldrevolutie, nr. 97, september-december 2002

Wereldrevolutie, nr. 97, september-december 2002

  • 1763 keer gelezen

Buitengewone IKS-Conferentie: De strijd voor de functioneringsbeginselen van de organisatie

  • 2367 keer gelezen

Begin dit jaar heeft de IKS de beslissing genomen het Vijftiende Congres van haar afdeling in Frankrijk om te vormen tot een Buitengewone Internationale Conferentie.

De voornaamste taak van die Conferentie bestond erin een organisatorische crisis het hoofd te bieden, de ernstigste sinds het ontstaan van de IKS. Die crisis was plots uitgebarsten meteen na haar Veertiende Internationale Congres in april 2001.

Onze lezers hebben er in onze pers kennis van kunnen nemen dat een ex-militant, Jonas, uit de IKS gesloten werd wegens politiek onwaardig gedrag, dat er onder meer in bestond het organisatorisch weefsel te vernietigen door voortdurend en onderhands de ergste roddels te verspreiden over kameraden van de organisatie, teneinde verwarring te zaaien in verschillende afdelingen van de IKS.

Dit individu heeft, vooral op basis van die roddels, andere militanten rond zich verzameld, die in beweging gekomen zijn voor een totale oorlog tegen de organisatie, waarbij ze de statutaire principes van een gecentraliseerde werking probeerden te vernietigen en zo het bestaan zelf van de IKS bedreigden.

Die ‘camarilla’ geleid door het individu Jonas heeft zichzelf tot ‘fractie’ uitgeroepen, hoewel ze geenszins in staat was ook maar het minste programmatisch meningsverschil op te werpen dat het gebruik van de titel ‘fractie’ zou kunnen rechtvaardigen. Het enige ‘principe’ dat de politiek van die elementen voortgedreven heeft, was de ontketening van een vernietigende haat en een onstilbare honger naar wraak. Omdat ze in de minderheid kwamen en omdat ze zichzelf in diskrediet brachten doordat ze niet de minste politieke argumentatie konden ontwikkelen, bestond heel hun optreden uit het smeden, in geheime vergaderingen, van een complot tegen het centraal orgaan van de IKS, en daarna uit het systematisch saboteren van de activiteit van de organisatie door manoeuvres, provocaties, roddelcampagnes, met de chantage en het dreigement hun roddels naar buiten te brengen, zoals blijkt uit de inhoud van hun beruchte ‘interne bulletins’ die nu naar bepaalde groepen en sympathisanten van de Kommunistische Linkerzijde opgestuurd worden.

Na een jaar lang vernietigend gedrag dat de organisatie moest destabiliseren (een lid van de ‘fractie’ zei het letterlijk op een geheime vergadering: “We moeten ze destabiliseren”) en dat militanten aanzette tot rebellie tegen de centrale organen van de IKS, beging de ‘camarilla’ van Jonas haar nieuwste en ellendigste actie tegen de organisatie. Ze weigerde op de Internationale Conferentie te verschijnen, tenzij de organisatie schriftelijk de ‘fractie’ zou erkennen en de sancties zou intrekken die ze in overeenstemming met haar statuten genomen had (en met name de uitsluiting van Jonas). Hoewel de delegaties van de IKS bereid waren de argumenten van die elementen in beroep te horen (ze hadden daartoe trouwens, net voor de Conferentie zou gehouden worden, een internationale commissie van beroep ingesteld, samengesteld uit militanten van verschillende afdelingen van de IKS, teneinde de vier Parijse leden van de ‘fractie’ de gelegenheid te geven hun argumenten naar voor te brengen), hadden ze in deze situatie geen andere keuze dan vast te stellen dat deze elementen zichzelf buiten de organisatie geplaatst hadden. Tegenover hun weigering zich voor de Conferentie te verantwoorden en zich te veredigen voor de beroepscommissie, heeft de IKS acte genomen van hun desertie en kon ze hen niet langer beschouwen als leden van de organisatie.

De conferentie heeft eveneens unaniem de misdadige methodes veroordeeld die de ‘camarilla’ van Jonas gebruikt heeft, en die erin bestond twee afgevaardigden van de Mexicaanse afdeling en leden van de ‘fractie’, die naar de Conferentie gekomen waren om er de standpunten van de ‘fractie’ te verdedigen, bij hun aankomst op de luchthaven te ‘kidnappen’ (met hun medeweten?). Terwijl de IKS hun reis had betaald zodat ze de werkzaamheden van de Conferentie zouden kunnen bijwonen en er de standpunten van de ‘fractie’ te verdedigen, werden de twee Mexicaanse afgevaardigden ontvangen door twee Parijse leden van de ‘fractie’ die hen meenamen en verhinderden naar de Conferentie te gaan. Toen wij protesteerden en terugbetaling van de tickets eisten als de Mexicaanse afgevaardigden (die een mandaat gekregen hadden van hun afdeling) niet op de Conferentie zouden verschijnen, lachte een Parijs lid van de ‘fractie’ (en voormalig lid van het centraal orgaan van de IKS) ons in het gezicht uit en zei met ongelooflijk cynisme “dat is jullie probleem!” Alle militanten van de IKS hebben hun diepe verontwaardiging geuit over dat achteroverdrukken van geld van de organisatie en de weigering beide door de organisatie betaalde tickets aan de IKS terug te betalen. Ze keurden een resolutie goed die dat gedrag veroordeelt dat de gangstermethodes blootlegt die de ‘camarilla’ van Jonas gebruikt. Die methodes, die geen haar beter zijn dan die van Chénier (die in 1981 materiaal van de organisatie stal), overtuigden tenslotte de laatste kameraden die nog aarzelden over de parasitaire en anti-proletarische aard van de zogenaamde ‘fractie’.

De Conferentie stond dus voor twee taken. De eerste en dringendste was de IKS en haar organisatorische principes zonder enige toegeving te blijven verdedigen tegen de herhaalde aanvallen en provocaties door die parasitaire groepering. De tweede was op diepgaande wijze de lessen te trekken uit deze gebeurtenissen: op welke zwakheden van de organisatie bouwde deze parasitaire groepering, die op aanstichten van Jonas ontstond en waarom kon zij zich zo snel en vernietigend ontwikkelen? Dit tweede aspect willen we in dit artikel ontwikkelen (voor het eerste aspect verwijzen we de lezers naar het artikel Een parasitaire aanval gericht tegen de IKS dat op onze internetsite staat).

Opbouw en verdediging van de revolutionaireorganisatie: een permanente strijd

Volgens de burgerlijke propaganda zijn de revolutionaire organisaties van het proletariaat tot mislukken gedoemd omdat de kommunistische principes die hun samenhang verzekeren, proletarische solidariteit en wederzijds vertrouwen binnen het proletariaat, onvermijdelijk in conflict treden met de egoïstische motieven en de wedijver die de individuen die er deel van uitmaken bewegen. Volgens die visie kunnen de revolutionaire organisaties niets anders dan de corruptie weerspiegelen die heerst binnen de politieke partijen van de bourgeoisie. De bourgeoisie beperkt er zich niet toe voortdurend propaganda te maken voor de ideologie van het ‘elk voor zich’, maar levert die ideologie ook nog praktische steun door openlijke repressie - als dat noodzakelijk blijkt - en door tweedracht te zaaien in de revolutionaire organisaties, door rechtstreeks of indirect de activiteit aan te moedigen van provocateurs, avonturiers en parasieten.

Dat de arbeidersklasse een uitgebuite klasse is, maakt haar revolutionaire organisaties bijzonde kwetsbaar voor de vernietigende druk van de burgerlijke maatschappij. De opbouw van revolutionaire organisaties vergt altijd voortdurende inspanning, constante waakzaamheid, een kritische houding, en zelfkritiek, zoniet lopen ze het risico vernietigd te worden, waarbij jaren van inspanningen verloren zouden gaan en het revolutionair proces uitgesteld zou worden.

De strijd van de marxisten in de Eerste Internationale voor het principe van de centralisatie en tegen de vernietigende intriges van Bakoenin; de strijd van Lenin en de bolsjewieken tegen het opportunisme op organisatorisch vlak en tegen het ‘grote heren anarchisme’ van de mensjewieken in 1903; de strijd van de Kommunistische Linkerzijde tegen de ontaarding van de Derde Internationale in de jaren 1920 en 1930; al die gevechten waren voorlopers van de strijd die de IKS sinds haar ontstaan gevoerd heeft voor het intern toepassen van de regels van een gecentraliseerde werking, tegen de sekte- en clangeest, tegen het individualisme en het kleinburgerlijk democratisme.

In dezelfde geest heeft de IKS, in tegenstelling tot de andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde die ook door elkaar werden geschud door afscheuringen, altijd verslag gedaan van haar interne problemen, zodat de revolutionaire beweging er de lessen uit zou kunnen trekken die kunnen bijdragen tot de versterking van het gehele proletarisch politiek milieu. We zijn er ons volop van bewust dat de groepen en elementen van het parasitaire milieu zich weer eens als gieren op deze organisatorische crisis van de IKS zullen storten om hun roddels te voeden over de zogenaamde ‘stalinistische ontaarding’ van onze organisatie, maar wij blijven bevestigen dat de IKS uit elke crisis die haar getroffen heeft de lessen getrokken heeft en dat zij er telkens politiek versterkt uit is gekomen. Gezien de moeilijkheid een revolutionaire organisatie op te bouwen, spreekt het vanzelf dat het bijzonder gevaarlijk is te geloven dat ze geïmmuniseerd zou kunnen worden tegen opportunistische ontaarding - op programmatisch of organisatorisch vlak -, dat ze zich vredig en zonder problemen zou kunnen ontwikkelen.

Het is precies de ontwikkeling van zulke illusies binnen de IKS, het idee dat de organisatie voortaan zou kunnen worden uitgebouwd zonder noemenswaardige politieke strijd in haar schoot, die door de Internationale Conferentie op de korrel genomen werd. De IKS heeft blijk gegeven van een zekere naïviteit en een gebrek aan waakzaamheid inzake het voortbestaan in haar midden van de kliekjesgeest. Ze koesterde de illusie dat die zwakheid, voortgekomen uit de historische omstandigheden waarin de IKS opgericht werd (getekend door het gewicht van de kleinburgerlijke ideeën van mei 1968 met hun ultra-linkse en anarchiserende componenten), voor eens en altijd uitgeroeid was dankzij de strijd die we in 1993-1995 gevoerd hebben.

Die zwakheid legde niet alleen geheugenverlies bloot wat betreft de geschiedenis van de marxistische beweging, maar ook dat de uiterst moeilijke omstandigheden uit het oog verloren werden, waarin de IKS zich in stand houdt in de huidige periode van sociale ontbinding van het kapitalisme.

In feite was één van de factoren die de recente crisis van de IKS aan de oppervlakte bracht een discussie over het vertrouwen en de solidariteit binnen de organisatie, discussie die van meet af aan door de meerderheid van de leden van het Internationale Secretariaat (de permanente commissie van het centraal orgaan) een oriëntatie kreeg met een methode die vreemd is aan de wijze waarop de IKS haar debatten steeds gevoerd heeft. Vanaf de opening van de discussie hebben deze laatsten inderdaad een ware campagne ontwikkeld die tot doel had de kameraden die in de minderheid waren te in diskrediet te brengen om hen “uit de IKS” te zetten (in de woorden van een lid van de zogezegde ‘fractie’). Zij begonnen in de organisatie een monolithische opvatting, volledig vreemd aan de principes van de IKS, in te voeren in het centraal orgaan, en gingen zelfs zover zich te verzetten tegen de publicatie in de interne bulletins van bijdragen van kameraden die meningsverschillen hadden met de politiek van de meerderheid van het Internationale Secretariaat. Tegenover zo’n ernstige afwijking, die kon leiden tot het opgeven van de functioneringsbeginselen van de IKS en tot organisatorische ontaarding, nam het centraal orgaan van de IKS de beslissing, bekrachtigd door het Veertiende Internationale Congres, een onderzoekscommissie in te stellen die klaarheid moest scheppen over het slechte functioneren van zijn Secretariaat.

Toen de politiek van het Internationale Secretariaat afgekeurd werd, heeft Jonas onmiddellijk terugtreding aangekondigd, waarbij hij zich voorstelde als slachtoffer van een ‘slopersoperatie van de organisatie’. Volgens Jonas kon zo’n afkeuring van het Internationale Secretariaat (waarvan hij deel uitmaakte) door het centraal orgaan van de IKS enkel het werk zijn van een ‘agent’. Meteen na zijn aftreden heeft Jonas (die niet de moed had op het Veertiende congres zijn standpunten te komen verdedigen) meteen zeven naaste kameraden ertoe aangezet in het geheim bijeen te komen om een ‘fractie’ te vormen. Aan een delegatie van het Internationale Bureau heeft hij verklaard: “Omdat we de leiding niet meer hebben, is de IKS verloren”. De visie die Jonas vooropstelt (”de leiding” te hebben) is niet de opvatting die de IKS heeft over de rol van de centrale organen. Zijn visie is die van de burgerlijke klieken, van de kleine bureaucraten, van de avonturiers en de stalinisten die geen enkel meningsverschil kunnen dulden en die bij gebrek aan argumenten de methode van de roddel gebruiken om twijfel te zaaien in de organisatie en nu ook in het proletarisch politiek milieu.

Tegenover die politiek van manoeuvres van Jonas en zijn medestanders, die elk meningsverschil wil verstikken in naam van het ‘vertrouwen’ in de meerderheid van het Internationale Secretariaat (in feite ging het erom de IKS op te roepen het Internationale Secretariaat een blind en principeloos vertrouwen te schenken), moest het centraal orgaan het debat over vertrouwen en solidariteit meteen na het Veertiende Congres een nieuwe oriëntatie geven, vanuit een historisch en theoretisch kader dat door de ‘camarilla’ van Jonas voortdurend en zonder enige politieke argumentatie afgekraakt werd, zoals de Conferentie heeft kunnen vaststellen. Die oriëntatie heeft de Conferentie de kans gegeven een ernstig en beargumenteerd debat te beginnen, waarin alle militanten zonder uitzondering hun standpunt hebben kunnen verdedigen, hun twijfels of meningsverschillen uitspreken, in een opbouwende en kameraadschappelijke geest, die er niet op uit is kameraden zwart te maken omdat ze een standpunt niet delen, maar die de meningsverschillen wil uitklaren met als enige doel de organisatie te versterken als eengemaakt en dus gecentraliseerd politiek lichaam.

Het gewicht van de democratische ideologie

Onder de andere zwakheden van de organisatie waarop Jonas en zijn ‘camarilla’ zich konden baseren, heeft de Conferentie niet alleen gewezen op het gewicht van de kringgeest, maar ook op dat van de democratistische ideologie binnen de organisatie. In de IKS heeft het democratisme zich recent geuit in een opportunistische tendens tot het op de helling zetten van onze centralisatieprincipes, met name door het idee dat het vertrouwen zich in de organisatie enkel omgekeerd evenredig met de centralisatie kan ontwikkelen.

Toen de IKS zich eenmaal bewust werd van het gevaar dat onze centralisatieprincipes opgedoekt zouden worden onder het gewicht van de democratische ideologie, bleef alleen de clan van Jonas over om die revisionistische en liquiderende visie te verdedigen, die hen tot dit ellendig resultaat gebracht heeft. Zo heeft de zogenaamde ‘fractie’ vanaf 31 januari aan alle IKS-militanten een verklaring gestuurd (gepubliceerd in haar intern bulletin) waarin ze bevestigt elke loyaliteit met de IKS te verbreken. In plaats van een gecentraliseerd debat, dat in overeenstemming met de statuten van de IKS de meningsverschillen duidelijk stelt, eiste deze ‘camarilla’ dat al de militanten van de IKS haar litanie zouden overnemen van beledigingen en roddels tegen de centrale organen van de IKS en enkele van hun leden. Kortom: de vriendenclan van Jonas eiste een hele reeks burgerlijke rechten op. Het recht om de ergste leugens en roddels te verspreiden tegen militanten en tegen de centrale organen, in naam van het recht op ‘vrije meningsuiting’; het recht de organisatie te destabiliseren door achter haar rug complotten te smeden; het recht alle werkingsregels van de IKS aan hun laars te lappen; het recht maar 30% van hun contributies te betalen, het recht weg te blijven van vergaderingen waarvoor ze uitgenodigd waren, het recht de adressenbestanden van onze abonnees te stelen, het recht de nota’s van de centrale organen te stelen om ze te vervalsen, het recht geld van de IKS te stelen en twee afgevaardigden van de Mexicaanse afdeling af te houden van deelname aan de Conferentie (uit angst dat deze hen zou overtuigen). En dat alles in naam van de ‘vrije meningsuiting’, in feite de vrijheid tot sabotage en vernietiging! De Conferentie heeft duidelijk blootgelegd dat de manoeuvres van Jonas militanten te gronde gericht heeft door hen te veranderen in een bende bedriegers en vervalsers. Die elementen hebben de naïviteit zover gedreven dat ze geloofden dat ze, door zichzelf tot ‘fractie’ uit te roepen, hun kleinburgerlijk democratisme en hun vernietigend individualisme verborgen zouden kunnen houden voor onze centralisatieprincipes. Met andere woorden: de clan van Jonas volgde de libertaire ordewoorden van de studenten van mei 1968: hij nam zijn wensen voor werkelijkheid. En wanneer de IKS zich verdedigt, zich niet wil laten vernietigen door hun putschistische methodes, en de sancties toepast die door haar statuten voorzien zijn, wordt zij hysterisch aangeklaagd als ontaardende, stalinistische sekte die gemanipuleerd wordt door een ‘agent’ en door ‘Torquemada’s’ (in de woorden van Jonas)! Dat is de laag-bij-de-grondse motor die de vorming aangedreven heeft van die zogenaamde ‘fractie’, die in feite niets anders is dan het oorlogswapen van burger Jonas tegen het proletarisch politiek milieu, de schandelijkste en gevaarlijkste clan uit de hele geschiedenis van de IKS. De Buitengewone Conferentie van de IKS is begonnen aan de taak de ideologische en politieke wortels van die clan te analyseren.

De debatten van deze Conferentie waren heel vruchtbaar en toonden dat, in tegenstelling tot de roddels van de ‘fractie’ en van heel het anti-IKS parasitair milieu, onze organisatie geenszins meningsverschillen verstikt, maar integendeel al haar militanten opgeroepen heeft hun verantwoordelijkheid op te nemen en hun meningsverschillen uit te drukken. De politieke diepgang en de gedrevenheid die de debatten van de Conferentie aangevuurd hebben, tonen de vastberadenheid van de IKS zich te mobiliseren ter verdediging van de organisatie en haar principes. En tenslotte heeft de Conferentie zich rekenschap gegeven van het gevaar dat de methodes van de ‘camarilla’ van Jonas inhouden voor het proletarisch politiek milieu (hij probeert nu het IBRP te infiltreren om het mee te slepen in zijn politiek van vernietiging van de IKS).

Hoewel de IKS in de loop van haar geschiedenis verschillende scheuringen meegemaakt heeft, heeft ze steeds weten te weerstaan aan de negatieve gevolgen daarvan. Ondanks de numerieke verliezen is de IKS in staat gebleken een gecentraliseerde organisatie op wereldvlak, met afdelingen in veertien landen, in stand te houden en op politiek vlak te versterken. Hoewel de huidige crisis de ernstigste is uit heel de geschiedenis van de IKS en de manoeuvres van de ‘camarilla’ van Jonas onze afdelingen in de Verenigde Staten en Mexico bijna vernietigd hadden (net zoals de tendens Chénier tijdens de crisis van 1981 de hele IKS-afdeling in Groot-Brittannië bijna vernietigd had), is de IKS in staat gebleken de schade te beperken en zijn onze numerieke verliezen betrekkelijk klein in vergelijking met de ambities van de ‘fractie’ van Jonas. We hebben enkele militanten verloren, maar we hebben de organisatie en haar principes gered.

Met grote ontzetting heeft de Conferentie vastgesteld in welke vernietigende en zelfmoordzuchtige waanzin Jonas de militanten heeft meegesleurd die gedurende vele jaren onze strijdmakkers waren. Eén van hen in het bijzonder, die vanaf zijn toetreding tot de organisatie begin jaren 1970 altijd blijk heeft gegeven van de grootste loyaliteit ten opzichte van de IKS, het grootste vertrouwen in zijn centraal orgaan, en van een voorbeeldig doorzettingsvermogen in de verschillende gevechten voor de verdediging en opbouw van de organisatie. De IKS heeft slechts twee kameraden kunnen redden die actief deelgenomen hadden aan de geheime bijeenkomsten van het ‘collectief’ (dat later ‘fractie’ geworden is). Toen ze inzagen hoe bijzonder vernietigend en suicidair hun misstap was, hebben beide kameraden in detail verslag gedaan aan de Onderzoekscommissie over de wijze waarop ze meegetrokken werden in dat smerig avontuur. Twee andere militanten die Jonas voorstelde als ‘centristen’ en die eveneens aan de geheime vergaderingen van het ‘collectief’ hadden deelgenomen, gaven er de voorkeur aan zich terug te trekken, liever dan bij de ‘fractie’ aan te sluiten en het ellendig pad te volgen van die parasitaire groepering.

Wij zijn er ons ten volle van bewust dat wat de IKS volbracht heeft erg bescheiden is tegenover de kapitalistische vijandigheid die ons omringt. Maar dat doet niets af aan het feit dat het werk van verdediging van de organisatie dat pas door de Buitengewone Conferentie gerealiseerd werd niet alleen belangrijke lessen inhoud voor de versterking van de IKS, maar ook voor de voortzetting van een breder debat binnen het proletarisch politiek milieu over de gevaren die vandaag wegen op de revolutionaire organisaties. Heel het milieu moet in staat zijn te weerstaan aan de vernietigende krachten van de burgerlijke maatschappij, aan de verleiding van het opportunisme en de lokroep van het parasitisme waarmee het vandaag en in de toekomst geconfronteerd wordt.

IKS / 19.04.2002

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Revolutionaire organisatie [1]

Theoretische vraagstukken: 

  • Partij en fractie [2]

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Internationale Kommunistische Stroming [3]

Het Congres van Den Haag in 1872: Het eerste gevecht van het marxisme tegen het parasitisme

  • 2317 keer gelezen

Honderd dertig jaar geleden, in september 1872, werd in Den Haag het Vijfde Congres gehouden van de IWV, de Internationale Werklieden Vereniging (Eerste Internationale). Het gaat zeker om één van de meest belasterde episodes uit de geschiedenis van de arbeidersklasse. Bekend door de beslissing om Bakoenin, James Guillaume en de Jurafederatie de IWV uit te sluiten is dit congres voor sommigen zonder betekenis omdat het zich uitsluitend bezig zou hebben gehouden met ‘interne strubbelingen’. Voor anderen (zoals de anarchisten, maar ook burgerlijke geschiedschrijvers) ging het om een “oorlog tussen leiders” waarbij Marx zich van administratieve maatregelen bediend zou hebben om meningsverschillen te regelen over theoretische vraagstukken (zoals dat van de staat). Niets is minder waar.

Dit congres is juist één van de belangrijkste uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Het vormde het hoogtepunt van een lange strijd binnen de Internationale Werklieden Vereniging voor de opbouw van een organisatie in overeenstemming met de klassenaard en de historische behoeften van het proletariaat. Het draagt lessen over aan de volgende generaties van revolutionairen die tot op heden fundamenteel blijven:

  • de organisatorische vraagstukken zijn volledig politieke vraagstukken vormen een plaats waar de klassenstrijd zich net als elders afspeelt;
  • omdat ze rechtstreeks te maken hebben met het overleven van de organisatie overheersen ze alle andere vraagstukken. Daarom heeft het Congres van Den Haag zich nauwelijks gebogen over de belangrijkste toenmalige gebeurtenissen, namelijk de Frans-Duitse oorlog en de Commune van Parijs;
  • politieke gedrag komen kan niet worden verklaard vanuit de psychologie van enkelingen maar hebben en klassenkarakter;
  • de statuten van de organisatie zijn vervat in haar platform en vormen haar programma voor wat betreft organisatievraagstukken: daarom moeten ze verdedigd worden tegen elke ideologische invloed die vreemd is aan het proletariaat.

De eerste beginselen vanproletarische organisatie

De oprichting van de IWV in 1864 in Londen betekent een nieuwe etappe waarin de arbeidersbeweging zich doet gelden. Door de lessen te trekken uit de voorbije periode scheiden nieuwe proletarische elementen zich af van de bourgeoisie door de noodzaak van de zelfstandigheid van de arbeidersklasse ten opzichte van de andere klassen in de maatschappij te bevestigen, niet alleen op politiek gebied door een eigen programma aan te nemen maar ook op organisatorisch vlak door de proletarische beginselen die in sommige eerdere organisaties al bestonden over te nemen en verder te ontwikkelen. Zij definiëren de organisatie als een bewust organisme, collectief, eensgezind en gecentraliseerd. De eerdere fase van politieke sekten die hun activiteit opvatten als een scheiding tussen de onbewuste basis van het werkelijke politieke leven van de organisatie en de leiding van beroepssamenzweerders was voortaan voorbij. De nieuwe organisatie voorzag zichzelf onmiddellijk van een gecentraliseerde structuur die in 1866 de naam kreeg van Algemene Raad.

De sabotage door Bakoenin

Tot aan de Commune van Parijs van 1871 verenigde de IWV een groeiend aantal arbeiders en vormde ze een van de belangrijkste factoren in de ontwikkeling van de twee fundamentele wapens van het proletariaat, zijn organisatie en bewustzijn. Daardoor werd zij het doelwit vansteeds meer verbeten aanvallen van de kant van de bourgeoisie: laster in de pers, infiltratie door verklikkers, vervolgingen tegen haar leden, enzovoort. Maar de aanvallen waardoor de IWV het grootste gevaar liep waren de aanvallen die kwamen van haar eigen leden en die zich keerden tegen de organisatiewijze van de Internationale zèlf.

Al tijdens de stichting van de IWV werden de voorlopige statuten ervan door de Parijse afdelingen, die sterk beïnvloed waren door de federalistische opvattingen van Proudhon, vertaald in een richting die het gecentraliseerde karakter van de Internationale gevoelig afzwakte. Maar de gevaarlijkste aanvallen komen later met de toetreding tot de IWV van de ‘Alliantie van de Socialistische Democratie’, gesticht door Bakoenin. Deze zou in belangrijke delen van de Internationale een vruchtbaar terrein vinden doordat op haar nog het gewicht rustte van de politieke onrijpheid van het proletariaat in die tijd. Het was een proletariaat dat zich nog niet geheel ontdaan had van de resten van de voorbije etappe in zijn ontwikkeling en dan voornamelijk van de sectaire bewegingen.

Deze zwakte was vooral toegespitst in de meest achtergebleven sectoren van het Europese proletariaat, daar waar het nog nauwelijks uit ambacht en boerenbedrijf was losgekomen, vooral in de Zuid-Europese landen. Dit zijn de zwakheden waarvan Bakoenin, die pas in 1868 tot de Internationale toetrad, gebruik wist te maken om te proberen haar te onderwerpen aan zijn ‘anarchistische’ opvattingen en om haar onder de controle te krijgen. Het middel van deze operatie werd gevormd door de ‘Alliantie van de Socialistische Democratie’, die hij opgericht had als een minderheid van de ‘Liga van de Vrede en de Vrijheid’. Deze laatste was een organisatie van burgerlijke republikeinen, gesticht op initiatief van met name Garibaldi en Victor Hugo, en waarvan een van de voornaamste doelstellingen het beconcurreren van de IWV onder de arbeiders was. Bakoenin maakte deel uit van de leiding van de ‘Liga’ waaraan hij ‘een revolutionaire stimulans’ beweerde te geven en waarbinnen hij had aangedrongen om de IWV een samensmelting voor te stellen, wat deze tijdens haar Congres van Brussel in 1868 afwees. Pas na de mislukking van de ‘Liga van e Vrede en de Vrijheid’ besloot Bakoenin toe te treden tot de IWV, niet als een gewone militant, maar om de leiding over te nemen.

“Om zich te laten erkennen als leider van de Internationale, moest hij zich voordoen als leider van een ander leger waarvan de absolute toewijding aan van zijn persoon door een geheime organisatie verzekerd moest worden. Na openlijk zijn genootschap in de Internationale geïmplanteerd te hebben rekende hij er op om er in alle afdelingen vertakkingen te krijgen en zo de absolute leiding te verwerven. Met dit doel stichtte hij in Genève de (de openbare) Alliantie van de Socialistische Democratie. [...] Maar achter deze openbare Alliantie ging een andere schuil, die op haar beurt geleid werd door de nog geheimere Alliantie van de Internationale Broederschap, de Honderd Wachters van dictator Bakoenin”. (1).

De Alliantie was dus een genootschap dat zowel openbaar als geheim was en dat in werkelijkheid het vormen van een Internationale binnen de Internationale beoogde. Haar geheime structuur en de ruggespraak die daardoor mogelijk was tussen haar leden moesten de ‘infiltratie’ verzekeren in zoveel mogelijk afdelingen van de IWV, daar waar de anarchistische opvattingen de grootste weerklank vonden. Op zichzelf vormde het bestaan van meerdere denkrichtingen geen enkel probleem. De intriges van de Alliantie daarentegen, die zichzelf wilde opleggen aan de officiële structuur van de Internationale, vormden een ernstige factor van ontwrichting van deze laatste en waren levensgevaarlijk voor haar. De Alliantie had gepoogd om op het Congres van Bazel in september 1869 de leiding van de Internationale over te nemen door, tegen de motie voorgesteld door de Algemene Raad, een motie in stemming te brengen ten gunste van de afschaffing van het erfrecht. Met dit doel voor ogen hadden haar leden, vooral Bakoenin en James Guillaume trouwens met hart en ziel een administratieve resolutie gesteund die de macht van de Algemene Raad zou versterken. Maar toen dit mislukt was begon de Alliantie, die zelf beschikte over geheime statuten gebaseerd op uiterste centralisatie, een campagne te voeren tegen de ‘dictatuur’ van de Algemene Raad waarvan zij de rol wilde beperken tot “een bureau voor correspondentie en statistieken” (volgens de eigen termen van de Alliantieleden), van ’brievenbus’ (zoals Marx hen antwoordde). Tegenover het beginsel van de centralisatie die de uitdrukking was van de eenheid van de Internationale van het proletariaat, stelde de Alliantie het ‘federalisme’, de volledige ‘autonomie van de afdelingen’ en het niet bindend karakter van congresbesluiten. In feite wilden ze in staat zijn om hun eigen gang te gaan in de afdelingen die zij onder controle hadden. Dat opende meteen de deur voor de volledige desorganisatie van het IWV. En het was dat gevaar dat het Congres van Den Haag van 1872 moest afweren. (2).

Een strijd van de hele proletarische organisatie

Als de strijd van de IWV dikwijls werd aangehaald als die van Marx en Engels, dan was dat vooral omdat de onverzettelijkheid van deze twee leden binnen de Algemene Raad voorbeeldig was voor de collectieve strijd van de hele organisatie. De vastbeslotenheid van de Algemene Raad had in de strijd tegen Bakoenin op zichzelf niet succesvol kunnen zijn indien deze niet de steun had gekregen - en gestimuleerd had - van de organisatie in haar geheel. Het geheime karakter van de Alliantie kan trouwens voor een deel worden verklaard door het feit dat haar stichters “heel goed wisten dat de grote massa van de internationalen zich nooit willens en wetens zouden onderwerpen aan een organisatie als de hunne als zij van het estaan daarvan op de hoogte waren geweest” (4). Toen de Alliantie tegenover het Congres van Den Haag haar laatste machtsgreep wou uitvoeren, door op de Conferentie van Rimini in augustus 1872 een congres voor te stellen tegenover dat van de IWV, moest dit project weldra worden afgeblazen omdat er weinig krachten in dit avontuur konden worden meegesleept.

Zwitserland, waar Bakoenin zijn meest solide thuishavens had, is een van de voorbeelden van de actieve strijd van alle militanten. Toen Bakoenin zijn manoeuvers lanceerde voor de overname van de Zwitserse afdeling in april 1870, botste hij op het verzet van de arbeidersafdelingen van Genève. Het opeisen door Bakoenin van de naam van het centraal orgaan voor zijn groep van intriganten bracht de Zwitserse militanten er toe om hem uit te sluiten (toen al!), hem en zijn meest actieve handlangers van de Jurafederatie.

Anderzijds, toen de Algemene Raad de manoeuvres van de leden van de Alliantie in de organisatie openbaar had gemaakt om hen aan te klagen en machteloos te maken, was de strijd van de voormalige alliantie-aanhangers die hun trouw aan de IWV bevestigden, beslissend voor het losweken van een maximum aan militanten die bedrogen waren door de parasitaire invloed van Bakoenin en om in Spanje opnieuw een federatie op te bouwen die loyaal was aan het IWV.

En de afdeling Ferré van Parijs die niet vertegenwoordigd was op het Congres van Den Haag suurde deze krachtdadige boodschap:

“Burgers, nooit was een congres plechtiger en belangrijker dan datgene dat u heden in Den Haag bijeenbrengt. Waar het hier werkelijk om draait is niet de een of andere onbelangrijke formele kwestie, het een of andere banaal reglementsartikel, maar het overleven van het Verbond. [...] de intriganten die tot hun schande uit ons midden werden verbannen, de Bakoenins, de Malons, de Gaspard Blancs en de Richards proberen om het even welke belachelijke federatie uit de grond te stampen, die volgens hun ambitieuze projecten het Verbond moet verpletteren. Wel burgers, het is deze kiem van tweedracht, die grotesk is door zijn hoogmoedige streven, maar gevaarlijk door zijn gewaagde manoeuvres, die we ten koste van alles moeten verdelgen. Haar bestaan is onverzoenbaar met het onze en wij rekenen op uw ongenadige energie om daarbij een beslissende en klinkende overwinning te behalen”.

Het Congres van Den Haag

De voortdurende manoeuvres van de alliantie-aanhangers zijn er verantwoordelijk voor dat het congres drie dagen moest uittrekken aan de verificatie van de mandaten van de afgevaardigden, dat wil zeggen controleren of iedere afdeling had voldaan aan de statutaire verplichtingen van de IWV (en in het bijzonder de allereerste daaronder: het overmaken van de lidmaatschapsgelden aan de organisatie) voordat ze hun rechten als lid konden laten gelden. Het Congres moest de afgevaardigden van verschillende afdelingen die onder controle van de Alliantie stonden en die weigerden hun lidmaatschapsgelden aan de Algemene Raad te betalen, bedreigen met het intrekken van hun mandaat om ze de schuld van hun afdeling te laten vereffenen.

Nadat de voorstellen van de Conferentie van Londen, die het jaar daarvoor was gehouden rond de noodzaak voor de arbeidersklasse om een politieke partij op te richten (wat een grotere centralisatie en meer beslissingsmacht voor de Algemene Raad noodzakelijk maakte) waren aangenomen, debatteerde het Congres over het vraagstuk van de Alliantie op basis van een rapport van een Onderzoekscommissie die hiervoor benoemd was.

Bepaalde leden van de Alliantie weigerden samen te werken met de verkozen Commissie, ja elfs haar te erkennen, en behandelden haar als “Heilige Inquisitie”.

Wat het Congres aan de Alliantie verweet was niet de propaganda voor haar standpunten, maar de flagrante schending van de statuten en toelatingsvoorwaarden van de IWV, evenals de openlijke vijandigheid en de manifeste wil om de organisatie te schaden. In de houding van de Alliantie identificeerde de IWV voor het eerst in de arbeidersbeweging de bedreiging van het politiek parasitisme. “Voor het eerst in de geschiedenis van de strijd van de arbeidersklasse botsen wij op een geheime samenzwering beraamd in de schoot zelf van deze klasse en er op gericht niet om het bestaande uitbuitingsregime te ondermijnen maar wel het Verbond zelf, die dit regime op de meest energieke wijze bestrijd”. (4). De arbeidersklasse werd geconfronteerd met parasieten die beweerden te behoren tot het kamp van het kommunisme en haar programma te onderschrijven, maar die al hun krachten wijdden aan het belasteren van de kommunistische organisatie en beginselloos en zonder geringste aarzeling streefden naar haar vernietiging. Wat er op het spel stond op het Congres was: “eens en voor altijd een einde te maken aan alle interne strijd binnen ons Verbond zoals die steeds veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van dit parasitair lichaam. Deze strijd is niet anders dan de verspilling van krachten die bestemd zijn voor het bestrijden van het huidige burgerlijke regime. In zoverre de Alliantie de actie van de Internationale tegen de vijanden van de arbeidersklasse verlamt is zij van bewonderenswaardig nut voor de bourgeoisie en de regeringen” (3).

Het Congres veroordeelde de geheime organisatie van de Alliantie die was opgezet om de controle over de organisatie over te nemen door de militanten op te delen in twee categorieën waarbij de enen de anderen moesten leiden zonder dat die het wisten, evenals de houding van haar aanhangers die systematische gebruik maakten van leugens en veinzerij om de IWV te om de tuin te leiden over het bestaan van de clandestiene organisatie en over het doel van hun woorden en daden.

Er werd geen enkele sanctie genomen tegen afgevaardigden die verklaarden te breken met de Alliantie.

De werkelijke strijd binnen de IWV vond dus plaats tussen:

  • enerzijds diegenen die de eenheid van de arbeidersbeweging voorstonden en die verdedigden dat de proletarische organisatie niet mag afhangen van de grillen van de individuen die er deel van uitmaken maar moet functioneren volgens statutaire regels waaraan iedereen gehouden is en die door allen aanvaard worden bij hun toetreding. Deze statuten moeten als waarborg dienen voor het gecentraliseerde en collectieve eenheidskarakter van de organisatie en voor een kader dat openlijke en gedisciplineerde debatten mogelijk maakt en waarvan genomen beslissingen gelden voor alle militanten. Dit hield in dat allen, meerderheid en minderheid, zich moeten houden aan de beslissingen van het Congres;
  • anderzijds “diegenen die het recht opeisen om te doen zoals het ze goeddunkt, ieder in zijn eigen hoekje, die de congressen beschouwen als eenvoudige bijeenkomsten die zich er toe moeten beperken ‘gezichtspunten uit te wisselen’ maar zonder beslissingen te nemen. Met deze informele organisatiewijze viel in het geheim de werkelijke centralisatie tussen alle federaties toe aan de Alliantie [...] Het invoeren van anti-autoritaire opvattingen in de IWV zou het beste middel zijn om haar over te leveren aan de intriges en de occulte en ongecontroleerde macht van de Alliantie.” (2).

De actie van de marxisten bestond er ook in de politieke zeden van de Alliantie aan te klagen die “Om haar doelstellingen te bereiken [...] voor geen enkel middel, geen enkele trouweloosheid terugschrok; leugens, laster, intimidatie, hinderlagen komen hen ook van pas. Tenslotte neemt ze [de Alliantie] in Rusland volledig de plaats van de Internationale in en begaat ze in haar naam misdaden volgens het burgerlijk recht, afpersingen, een moord, waarvoor de regeringspers ons Verbond verantwoordelijk heeft gesteld” (1). Deze actie bestond er ook uit om de klasseninhoud er van te bepalen (“gedeclaseerden die voortkomen uit de hogere lagen van de maatschappij”) en de politieke moraal te verwerpen die hen tot basis diende: de jesuitenmoraal volgens welke “het doel alle middelen heiligt” en die neergeschreven staat in de geheime statuten van de Alliantie die, gefascineerd door de onderwereld, “de avontuurlijke wereld van de misdaad” beschouwt als “de enige werkelijk revolutionaire” en daaraan zijn actiemethodes ontleent.

In tegenstelling daartoe moet het proletariaat niet alleen zijn eigen wapens ontwikkelen maar voor hem zijn het doel dat uit zijn aard voortspruit, het kommunisme, en de middelen om dit te bereiken, onderling afhankelijk. Net zoals Marx, stellen wij samen met Trotzki dat “slechts die middelen toelaatbaar en verplichtend zijn die de samenhang van het proletariaat doen groeien [...] die het doordrenken met het bewustzijn van zijn eigen historische missie [...]. Daaruit vloeit juist voort dat niet alle middelen zijn toegestaan. [...] en dat resulteert voor ons in het feit dat het grote revolutionaire doel alle onwaardige middelen, werkwijzen en methodes verwerpt die een deel van de arbeidersklasse opzetten tegen de anderen; [...] of die het vertrouwen van de massa’s in zichzelf en in de organisatie verminderen en vervangen door een verheerlijking van de ‘leiders’.” (5).

Dit Congres, het belangrijkste van de IWV, was tezelfdertijd “haar zwanenzang als gevolg van de verplettering van de Commune van Parijs en de ontmoediging die deze nederlaag veroorzaakte binnen het proletariaat. Marx en Engels waren zich van deze werkelijkheid bewust. Daarom stelden ze ook voor, buiten de maatregelen om het IWV te onttrekken aan de greep van de Alliantie, dat de Algemene Raad in New York geïnstalleerd zou worden, ver van de conflicten die de Internationale steeds verder verdeelden. Het was ook een middel om de IWV een rustige dood te laten sterven (voltrokken door de Conferentie van Philadelphia in juli 1876) zonder dat haar prestige kon worden overgenomen door de bakoeninistische intriganten” (2).

Het laat ook zien dat de opbouw van de proletarische organisatie een voortdurende strijd is en dat het geen vreedzaam proces is dat vrij zou zijn van de vernietigende invloed van de vijanden van de arbeidersklasse, evenmin als het buiten de kapitalistische sociale verhoudingen zou staan die het proletariaat moet opheffen. Toen het proletariaat de nederlaag van de Commune eenmaal te boven was gekomen dienden de bijdragen van de IWV, haar standvastigheid in het verdedigen van de proletarische beginselen betreffende organisatievraagstukken, als basis voor de oprichting van de revolutionaire partijen van de Tweede Internationale. De politieke lessen die de IWV gesmeed heeft moeten de strijd van de huidige revolutionairen blijven inspireren en ze zullen van fundamenteel belang zijn voor de opbouw van de partij van morgen.

FR

(1) De Alliantie van de Socialistische Democratie en de Internationale Arbeiders Associatie, rapport geschreven door Marx, Engels, Lafargue en andere militanten onder mandaat van het Congres van Den Haag.

(2) Internationale Revue, Engels-, Frans-, en Spaanstalige uitgave, nr. 110.

(3) De Algemene Raad aan alle leden van het IWV, 4-6 augustus 1872.

(4) Rapport voorgesteld aan het Congres van Den Haag door Friedrich Engels.

(5) Trotzki, Hun moraal en de onze.

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Eerste Internationale [4]

Ongekende aanvallen onder democratische voorwendsels

  • 2033 keer gelezen

De nieuwe regering Balkenende is geïnstalleerd en de verhoudingen tussen de verschillende fracties van de bourgeoisie zijn voorlopig enigszins genormaliseerd. Na de oorverdovende ideologische aanval van het laatste half jaar wordt nu de frontale aanval op de arbeids- en levensomstandigheden ingezet.

De ideologische aanval op de arbeidersklasse

Het afgelopen half jaar werd niet alleen Nederland, maar heel Europa geconfronteerd met een ideologische aanval op de arbeidersklasse. Een campagne die tot doel had om het proletariaat nog meer te binden aan de democratische staat en haar eigen strijdperspectief op klassenbasis tegen de verscherpte uitbuiting en onderdrukking bij voorbaat te vertroebelen. Daarbij werd het voorgesteld alsof het ging om een strijd tegen het gevaar van de extreem-rechtse racistische partijen dan wel om een zogenaamde nieuwe politieke koers tegen de gevestigde orde. Naast Frankrijk stond Nederland daarbij in het middelpunt van de politieke arena, wat alleen nog maar versterkt werd door de moord op de hoofdrolspeler.

“De opkomst van Pim Fortuyn net als zijn liquidatie toonden vooral de maatschappelijke verrotting, een tijdelijk controleverlies door de bourgeoisie in een land dat nu juist bekend stond om zijn grote democratische stabiliteit. Niet Fortuyn als het ‘rechtse gevaar’, maar de democratisch partijen werden er zèlf van beschuldigd een ‘heksenjacht’ te hebben geopend en ‘haat te hebben gezaaid’ door de democraat Fortuyn als ‘fascist’ te verketteren. Toch slaagde de bourgeoisie erin globaal de controle over de situatie te behouden en deze meer dan ooit te gebruiken ter versterking van democratische illusies en ter voorbereiding van nieuwe draconische maatregelen tegen de arbeidersklasse” (Internationalisme, nr.-286).

Er werd maandenlang over bijna niets anders gesproken dan over Fortuyn, over zijn onconventioneel optreden en het feit dat hij de ‘oude garde’ flink bij de neus wist te nemen. De LPF verzamelde onder haar paraplu de elementen die een grondige afkeer hadden gekregen van de bestaande politiek. Sindsdien is die campagne voor de democratie, met als belangrijkste doel om met name de arbeidersklasse aan de burgerlijke staat te binden, wel enigszins van karakter veranderd, maar nauwelijks verflauwd. Want het is de bourgeoisie die zoveel mogelijk wil profiteren van de verwarring die de hele heisa van de afgelopen maanden in het bewustzijn van de arbeiders teweeg heeft gebracht. Ze heeft zich voorgenomen volop van de gelegenheid gebruik te maken en de nieuwe regering Balkenende een ongekend harde aanval in te laten zetten op de levensomstandigheden van iedereen en van de arbeidersklasse in het bijzonder. Er hoeft niet aan getwijfeld te worden dat ze daarbij net zozeer kan rekenen haar linkerfracties en de vakbewegig als onder de paarse regering.

De internationale economische recessie

Nederland staat niet alleen voor wat betreft de noodzaak van harde aanvallen op de inkomens van de arbeidersklasse. In de centrale landen van het kapitalisme zijn ze aan de orde van de dag nu de wereldeconomie al sinds de zomer van 2000 in de recessie wegglijdt en de gevolgen zich steeds steviger doen voelen (zie het artikel elders in dit blad). Na jaren van schijnopleving op krediet wordt de situatie met de dag ernstiger:

  • Was de economische groei in 2001 nog iets meer dan 1%, in de loop van dit jaar is hij tot bijna het nulpunt gedaald;
  • De toch al geflatteerde inflatiecijfers van 3,5-4% behoren tot de hoogste van West-Europa;
  • De omzet in de industrie was in het eerste half jaar van 2002 4% lager dan in hetzelfde halfjaar van 2001;
  • Het aantal ontslagen was in het eerste half jaar 57% hoger dan in de eerste helft van het jaar daarvoor, en het hoogste sinds zeven jaar;
  • De werkloosheid, zelfs volgens de herhaaldelijk bijgestelde definities, loopt weer op en het aantal uitkeringsaanvragen neemt toe.

Deze factoren tezamen laten zien hoezeer de Nederlandse economie wordt meegesleept in de diepe en zeker langdurige wereldrecessie.

Het failliet van het Poldermodel

Werd er tijdens de verkiezingscampagne iets duidelijk, dan is het wel hoezeer het zo geroemde Poldermodel bankroet is. Was het voor de arbeidersklasse al duidelijk dat het Poldermodel niet de zegeningen bracht die de bourgeoisie er aan toedichtte, nu kon de bourgeoisie zelfs de schijn niet meer ophouden. De dijken bezweken onder de druk van de enorme tekorten die zich opstapelen en tegenover de groeiende onvrede die zich ontwikkelt in verschillende bevolkingslagen die zich aan hun lot voelen overgelaten.

De noodzaak om het roer drastisch om te gooien drong zich al geruime tijd op. Maar de partijen van de paarse coalitie hadden zich gebonden aan een politiek van ‘algemene consensus’. Dat wil zeggen: voorzichtige matiging, waarbij aan de ene kant geprofiteerd werd van de schijn-opleving van de economie die gevoed werd door speculatieve investeringen en aan de andere kant groeiende tekorten in veel sectoren van de economie die niet of maar met mondjesmaat werden opgevuld; ondertussen werd de onvrede murw gemaakt in eindeloze ‘overlegstructuren’.

Zo is het de LPF die nu de onvermijdelijkheid van grove bezuinigingen mag aankondigen. Terwijl de VVD zich in de luwte opstelt en het CDA zich als ‘redelijk alternatief’ voordoet, mag de LPF, als verzamelpunt van afkeer, frustratie, ongenoegen en rancune van middenklasse en lompenproletariaat de kastanjes voor de hele bourgeoisie uit het vuur halen. Het moet zien waar te maken dat het met reden van het ene moment op het andere de tweede partij van Nederland werd. Het moet daartoe de argumenten leveren om nieuwe aanvallen te rechtvaardigen en deze nietsontziend doordrukken.

Na de val van de regering Kok werden onmiddellijk berichten’gelekt’ over de slechtere economische situatie, over sombere vooruitzichten, niet-verwachte tegenvallers, onbetaalde rekeningen en tekorten in de staatskas. Hiermee bereidde de bourgeoisie welbewust het terrein voor om maatregelen te treffen die vervolgens door de LPF kunnen worden voorgesteld als ingrepen tegen bureaucratisering en verkwisting van de staatsfinanciën.

De plannen die de regering Balkenende nu, aan de vooravond van de derde dinsdag in september, op stapel heeft staan, liegen er dan ook niet om: de grootste bezuinigingsgolf ooit, maar liefst 7 miljard euro ofwel haast 500,- per modaal gezin, waaronder verhoging van de ziekenfondspremie met 85 euro op jaarbasis, vermindering van subsidie voor openbaar vervoer en verlaging van steun aan de hoge scholen en universiteiten. Bij een verwachte toename van de werkloosheid met 30%, de afschaffing van 20.000 ‘Melkert-banen’ (en 200 ontslagen bij de FNV) daarbij inbegrepen, worden uitkeringen en lonen zoveel mogelijk losgekoppeld terwijl ontslagregelingen direct in mindering worden gebracht op de uitkering. Daar komen de bezuinigingen en belastingverhogingen van de lagere overheden nog bovenop, net als de bedrijfssluitingen en inkrimpingen in de privé-sector.

En dat alles, wanneer het doorgevoerd kan worden, zal slechts de inleiding vormen op nog veel directer aanvallen op de inkomens zoals aangekondigd in de voorziene loonscorrecties die al duidelijk onder de inflatie blijven. De bezuinigingen zijn zó grof, dat het nu de werkgevers van VNO-NCW zijn die klagen dat ze bijdragen tot de economische inkrimping (NRC, 13 september). Zo wordt het kabinet in de ‘extreme’ hoek gedrukt terwijl heel de bourgeoisie van de resultaten kan profiteren.

De voortzetting van de campagnes en manoeuvres tegen de arbeidersklasse

De voorbereiding van aanvallen van een dergelijke omvang maakt het noodzakelijk dat de ideologische aanvallen op de arbeidersklasse onverminderd doorgaan en dat de bourgeoisie haar linkse apparaat heeft klaarstaan om de reacties op zijn minst op te vangen en te neutraliseren.

Aan de ene kant:

  • profileren parlement en nieuwe regering zich met een nieuw elan; beiden organen bestaan voor een groot deel uit nieuwe gezichten die geen enkele band hebben met de oude politieke orde; alle kopstukken van de grote politieke partijen hebben het veld moeten ruimen: zowel van CDA, VVD als PvdA;
  • wordt in de lopende parlementaire enquête over de bouwfraude het bureaucratische kanker van de ‘oude’ politieke cultuur dik in de verf gezet; de achterkamertjespolitiek, het handjegeklap tussen ambtenaren en ondernemers.

Aan de andere kant:

  • verenigen ultralinkse partijen en groeperingen zich in het Platform keer het getij om een buitenparlementaire basis te ontwikkelen tegen een ‘onverantwoordelijke’ en ‘barbaarse’ regeringspolitiek om de ongetwijfeld groeiende onvrede in parlementaire en ongevaarlijke banen terug te kunnen leiden ter voorbereiding van een eventuele terugkeer van de PvdA in de regering;
  • slaat de vakbeweging onmiddellijk radicale taal aan en weigert zich aan de politiek van de nieuwe regering te binden, daarbij geholpen door de ondernemersvereniging VNO die de vakbeweging als serieuze ‘onderhandelingspartner’ ter discussie stelt.

Zo wordt er een schijn-polarisatie gekweekt. Er moet genoeg krediet worden opgebouwd om komende arbeiderswoede in officiële vakbewegingskanalen te laten wegsissen, of beter nog, direct om te buigen in nieuwe democratische campagnes. Als preventieve slag heet de FNV daartoe voor de komende weken grootscheepse ‘ledenraadplegingen’ aangekondigd: enerzijds om de temperatuur op te nemen, anderzijds om zichzelf op te werpen als ware verdediger van de ‘verliezers’, om de arbeiders het gevoel te geven dat ze zonder vakbonden niet eens gehoord worden, en vervolgens om de zo gehavende PvdA weer geloofwaardig te maken.

De perspectieven voor de arbeidersstrijd

Want dat er reacties zullen komen is duidelijk. Maar het is nu moeilijk zichzelf als klasse te zien en de strijd gaatde laatste jaren nagenoeg nooit het vakbondskader te buiten. De meeste recente voorbeelden daarvan zijn de cao-stakingen in de zuivelindustrie van de eerste helft van juni en de ‘wilde’ staking van de grondtechnici van de KLM op 27 juli. In beide gevallen slaagde de bourgeoisie er in om de strijd in een doodlopend straatje te laten lopen en de stakers in verwarring achter te laten.

In het eerste geval werden de boeren, die natuurlijk verontwaardigd waren dat hun melk niet meer opgehaald en verwerkt werd, tegen de staking opgezet. Na verloop van enkele dagen leidde dat tot de belegering van het stakingscentrum, het vakbondskantoor van de CNV in Heerenveen. Alhoewel de stakers zelf zich noch bedreigd, noch in de verdediging gedrukt voelden, vormde deze boerenbelegering voor het CNV-strijdcomité een afdoende voorwendsel om de staking af te blazen. Adagio: staken geeft alleen maar problemen en leidt uiteindelijk nergens toe.

In het tweede geval werd een ‘wilde’ staking geprovoceerd door het telkens vooruit schuiven van de beloofde salarisaanpassing aan het niveau van buitenlandse collega’s. En toen deze uitbrak werd de gelegenheid aangegrepen om de van meet af aan geïsoleerde arbeiders met hun kop tegen de muur te laten lopen om ze vervolgens een flinke veeg uit te pan te geven. Dit diende als een voorbeeld voor wat de hele arbeidersklasse te wachten staat: het is slikken of stikken.

Deze twee voorbeelden maken duidelijk dat de arbeidersklasse in Nederland op dit moment zwak staat tegenover de manoeuvres van de bourgeoisie. Maar er is geen andere keus dan de strijd aan te gaan, want het kapitalisme biedt enkel nog meer ellende. En het trekken van de juiste lessen uit gedeeltelijke nederlagen, en deze te verbinden aan de historische ervaring van de arbeidersklasse, vormt de onvermijdelijke voorwaarde voor toekomstige overwinningen.

D.&M. / 14.9.2002

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in Nederland [5]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/200507/104/wereldrevolutie-nr-97-september-december-2002

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie [2] https://nl.internationalism.org/tag/3/50/partij-en-fractie [3] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming [4] https://nl.internationalism.org/tag/8/131/eerste-internationale [5] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland