Nieuwe bewindsploeg = nieuwe aanvallen: Alleen arbeiderssolidariteit loont!

Printer-friendly version

Daags na de Tweede Kamerverkiezingen kopten de kranten: Kiezers vluchten weg uit het midden, en: SP en Wilders winnen. De electorale ommezwaai van rechts- naar links-populisme, van Fortuyn naar Marijnissen, maakt het voor de bourgeoisie niet gemakkelijker om een stabiele regeringsploeg samen te stellen. Gezien de groeiende sociale onrust en geleidelijk opkomende strijdbaarheid was het niet verbazingwekkend.

De uitslag laat zien dat er een grote onvrede onder de bevolking heerst over het beleid van de afgelopen jaren en een grote ongerustheid over de toekomst. De partijen van de regeringen Balkenende (CDA, VVD, D’66 en LPF) verloren allemaal. Maar ook de PvdA, die daarvoor acht jaar leider was van de 'paarse' coalitie, deelt in de afstraffing. Haar beleid – in de regering en in de oppositie – verschilt dan ook nauwelijks van dat van Balkenende & Co en de PvdA blijft daaraan kritische steun verlenen.

De ‘vlucht uit het midden’ verraadt zo de massale afwijzing van het beleid van de regeringen Balkenende en haar 'paarse' voorgangers. In die zin zijn de stemmen voor de SP inderdaad ‘proteststemmen’ tegen nóg meer bezuinigingen, flexibilisering, ontslagen en onzekerheid met betrekking tot de arbeids- en levensomstandigheden. Zittende regeringen zijn in veel landen afgestraft door de kiezer, zonder dat er veel enthousiasme bestaat voor de partijen waarop dan maar wordt gestemd.

Maar zolang een maatschappelijk alternatief zich niet aandient leidt het inzicht dat er van de zittende regering niets te verwachten valt nauwelijks tot het besef dat geen enkele bourgeoisregering iets te bieden heeft, ongeacht de ‘kleur’ van de deelnemende partijen. En door de hoge opkomstcijfers is het fenomeen van de ‘proteststem’ bij de verkiezingen toch nog winst voor de bourgeoisie: de onvrede blijft zo opgesloten binnen het raamwerk van de burgerlijke staat en van de ‘democratie’ die deze beweert te vertegenwoordigen.

Is de winst van de SP een overwinning voor de arbeidersklasse?

Alles links van de PvdA, de SP zelf, maar ook ultralinkse groepen zoals de trotskisten van Offensief en De Socialist (Internationale Socialisten) is hooggestemd over de winst van de SP. Die meten ze breed uit in hun pers – waarbij alleen lichte treurnis bestaat over de winst van Wilders en de vele voorkeurstemmen voor Verdonk. Zo kopt De Socialist, nummer 189,

“25 zetels: een historische overwinning. Dit is een stem voor echte verandering!” Verder lezen we:“De SP won omdat ze, meer nog dan Groen Links, uiting wist te geven aan het verdiepende sentiment tegen marktwerking, de oorlogen in Irak en Afghanistan en voor een solidair Nederland.”

Offensief laat zich in haar novembernummer in dezelfde zin uit:

“Verder is een sterke SP een enorme stap vooruit voor de arbeiders­beweging. Voor het eerst sinds 1994, toen de PvdA definitief ophield een partij te zijn die de belangen van de arbeiders behartigde, is er een weer een partij die kan opkomen voor de werkende bevolking. De SP is van een arbeiderspartij in wording een partij geworden die overtuigend massaal het vertrouwen van de arbeiders heeft gewonnen. Dat is een formidabele prestatie en een historische verandering.”

Is dat zo? De SP zegt te staan voor hetzelfde waarvoor ‘die goeie ouwe PvdA van toen’ eens stond met de leuze “gelijke verdeling van kennis, macht, en inkomen”. In de 'Kernvisie' van de SP lezen we:

“Ons land kreeg in 1994 voor het eerst sinds de jaren zeventig weer een sociaal-democratische premier. Maar de ambities van Wim Kok lijken in niets op die van Joop den Uyl. Ook in Nederland zijn liberalisering, privatisering en marktwerking inmiddels de nieuwe toverwoorden. Veranderingen die onder de kabinetten van CDA’er Lubbers (eerst met de VVD, daarna met de PvdA) voorzichtig in gang waren gezet, zijn door de paarse coalitie van PvdA, VVD en D66 met grote voortvarendheid verder doorgevoerd.” (www.sp.nl).

Het kabinet Den Uyl, nu zo door de SP opgehemeld, was een kabinet dat niet minder bezuinigde of de arbeidersklasse aanviel dan Kok later deed of dan Bos het zal doen als hij in de regering komt (1).

De SP verdedigt niet minder dan VVD, CDA of PvdA de nationale economie, dat wil zeggen de belangen van de kapitalistische staat. De SP doet erg haar best om zich van links-populistische geschreeuw (“Stem tégen”) op te werken tot een in de ogen van de bourgeoisie serieuze regeringskandidaat. De partij verdedigt vooral wat meer directe verstaatsing van een kapitalistische economie die ondanks al het neo-liberalisme toch al door de staat wordt gedomineerd. En zij formuleert een alternatieve Nederlandse imperialistische politiek met haar kritische verdediging van de NAVO en van militaire troepenzendingen die moeten doorgaan voor ‘vredesoperaties’ in het kader van de Verenigde Naties (níet Afghanistan en Irak, maar wél Bosnië, Kongo, Liberia en Zuid-Soedan).

De opkomende strijdbaarheid van de arbeidersklasse

In verkiezingstijd is het vaak rustig op het sociale terrein. Het verkiezingscircus werkt de indruk dat er iets ‘te kiezen’ valt. Ditmaal was het anders. Na jarenlange betrekkelijke rust is de arbeidersklasse sinds 2003 weer de weg van de klassenstrijd ingeslagen. Het voorlopige hoogtepunt in Nederland daarvan werd gevormd door de grote manifestatie op het Museumplein te Amsterdam op 2 oktober 2004 (2).

Maar midden in verkiezingstijd zagen we dit keer een reeks van sociale conflicten, met name in het openbaar vervoer. Meermaals werd een staking begonnen zonder op de vakbeweging te wachten of zelfs tegen de uitdrukkelijke wil van de bonden in:

  • De buschauffeurs van de RET in Rotterdam staakten op 18 September tegen een verslechtering van hun arbeidsomstandigheden bij de komende privatisering. Het personeel van de RET kwam opnieuw in beweging tegen de verslechteringen nadat vakbonden en directie een CAO-akkoord hadden afgesloten. Dat moest toen worden opengebroken en bijgesteld. Vervolgens wisten de vakbonden de RET-chauffeurs zo ver te krijgen dat ze gingen demonstreren voor het Rotterdamse gemeentehuis, daarbij een beroep doende op de gemeenteraad in plaats van op hun klassenbroeders in de andere sectoren.
  • De buschauffeurs van het Brabantse regionale vervoersbedrijf BBA begonnen op 16 oktober een wilde staking; de arbeiders eisten opheldering over het al dan niet voortbestaan bij overname van de BBA door Connexxion of een ander bedrijf. Toen de vakbeweging de acties had overgenomen werden de BBA-chauffeurs in optocht naar het Connexxion-hoofdkantoor gevoerd om daar uitleg te vragen van de directie in plaats van zelf tot solidariteit op te roepen.
  • Bij de ECT-terminal in de Rotterdamse haven brak op 6 november een wilde staking uit tegen verslechtering van de arbeidsomstandigheden, vooral het opleggen van meer flexibiliteit van de werkroosters. Het vormde een reactie op het door de vakbeweging afgesloten CAO-akkoord en ook hier moesten de onderhandelingen opnieuw beginnen. In de pers werden de arbeiders als ‘onverantwoordelijk’ en ‘egoïstisch’ afgeschilderd omdat de staking de nationale economie zou schaden.
  • bij de HTM in Den Haag en in andere gevallen wisten de vakbonden wilde stakingen te voorkomen door zelf acties te organiseren: de chauffeurs demonstreerden onder vakbondsleiding buiten de spitsuren voor de Tweede Kamer, waarna de minister een petitie kreeg overhandigd.

Ondanks dat de stakingen niet omvangrijk waren en er geen pogingen werden gedaan om algemene vergaderingen te houden om de strijduitbreiding te organiseren of de verschillende groepen stakers bijeen te brengen waren ze van groot belang. Ze lieten zien dat de onvrede geleidelijk wordt omgezet in strijdbaarheid en ze vonden plaats op arbeidersterrein met eisen rond dreigend ontslag en tegen verslechtering van de arbeids- en levensomstandigheden. Ze lieten, zij het nog in de kiem, zien dat strijd mogelijk is en loont.

De vakbonden konden de bewegingen weliswaar vrij gemakkelijk weer onder controle krijgen met de gebruikelijke plaatselijke en bedrijfsgerichte ‘acties’ die de arbeiderssolidariteit alleen maar ondergraven, die de strijdbaarheid uithollen, en de onderwerping aan de staat en de ondernemers versterken. Dat vormt een belangrijke les.

Toen er geen dreiging meer bestond van arbeidersinitiatieven in de richting van algemene vergaderingen en strijduitbreiding organiseerde de vakbeweging op 15 november voor het openbaar vervoer een landelijke manifestatie in Den Haag die niettemin de groeiende ongerustheid tot uiting bracht en niet louter een begrafenisstoet was. De bedoeling ervan was de arbeiders het valse gevoel op te dringen dat alleen de vakbonden voor enige ‘massaliteit’ kunnen zorgen, dat ondanks die ‘massaliteit’ er niet veel gewonnen wordt dat niet al vooraf klaarlag, en uiteindelijk, dat strijd niet veel oplevert.

De magere en de vette jaren van ultralinks en de vakbonden

Net als de rest van de bourgeoisie beweren de vakbonden dat het beter gaat met de economie. De vakbonden hebben de looneisen alvast met een half procentje opgeschroefd. Ultralinks blaast in dit orkest ook haar partijtje mee; zo schreef Offensief in november: “Het jaar 2007 wordt zonder twijfel een jaar van veel vakbondsactie. Voor CAO’s omdat werk­nemers in deze betere economische tijden iets van de schade willen goedmaken die ze de afgelopen jaren geleden hebben. Tegen privatiseringen en ontslagen. Het maatschappelijk verzet zal groot zijn; het feit dat de SP zo sterk is, geeft een positieve impuls.”

Het is precies omgekeerd: de vakbonden radicaliseren hun taal een beetje en ultralinks komt wat meer naar voren omdat de bourgeoisie de groeiende strijdbaarheid graag ingekapseld wil houden. De boodschap is vooral dat er voor wat betreft de kapitalistische economie geen reden tot ongerustheid zou zijn en dat het algemene gevoel van onzekerheid over de arbeids- en levensomstandigheden ongerechtvaardigd zou zijn.

Net als nu en in het verleden zullen ook in de toekomst de vakbonden en ultralinks blijven proberen de arbeiders op te sluiten binnen de logica van de ‘magere’ en de ‘vette’ jaren die de arbeiders aan de kapitalistische uitbuiting bindt. Als de strijd niet te voorkomen is zullen ze proberen de arbeiders weg te leiden van proletarisch naar burgerlijke terrein: de kwaliteit van het arbeidsproduct of de dienstverlening, de verdediging van het bedrijf, de sector, de nationale economie. Door tot algemene vergaderingen op te roepen en de strijduitbreiding zelf ter hand te nemen met eisen rond inkomen en arbeids- en levensomstandigheden die de belangen van de hele klasse tot uitdrukking brengen, komen de arbeiders onvermijdelijk in conflict met ultralinks en de vakbonden en openen ze de weg naar een maatschappelijk alternatief.

Aart & Manus / 11.01.2007

 

Voetnoten

(1) Om het geheugen wat op te frissen: in december 1973 verklaarde Joop den Uijl dat “het Nederland van vóór de oliecrisis niet zou terugkeren”. Koeweit kreeg de schuld voor de crisis; van ‘Sinterklaas’ werd hij in één klap de linkse verdediger van afslankingen: bij een inflatie van bijna 10% werden de lonen een maand later via de ‘Machtigingswet’ (die het parlement buiten spel zette) aan banden gelegd terwijl de werkloosheid dat jaar met 36% zou stijgen!

(2) Zie: Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze! (Bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103, tevens via https://nl.internationalism.org).

 

Territoriale situatie: