Tijdens de verkiezingscampagne, en nu ze bereid zijn om in de oppositie te gaan, beweerden de socialistische partijen dat ze in volle ‘herbronning’ zijn om zich meer dan ooit op te gaan werpen als de ‘vaste verdedigers van loonafhankelijken en vooruitstrevenden’; als zij die ‘een stem willen geven aan de arbeiders van dit land’. En voor diegenen die twijfelen over hun rol en weten dat ze sinds 1987, dat wil zeggen twintig jaar, in alle regeringen hebben gezeten – van Dehaene tot Verhofstadt – en alle soberheidsmaatregelen mede hebben opgelegd, komen zij met het ultieme argument aanzetten: de ‘historische band’ die ze zouden hebben met de arbeiders en hun eisen.
Als er werkelijk een historisch verband tussen de sociaal-democratie en de arbeidersbeweging heeft bestaan dan is dat verband ongeveer een eeuw geleden verbroken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vond er een definitieve en onherstelbare breuk plaats. En sindsdien is het curriculum vitae van de sociaal-democratie nog aanzienlijk uitgebreid met wapenfeiten die getuigen van een grote gehechtheid aan het burgerlijke kamp.