Internationalisme 355 - 3e kwartaal 2012
Al meer dan anderhalf jaar bombardeert, vermoordt, verkracht en foltert het bewind van Assad onder de ogen van de ‘internationale gemeenschap’ die een hypocriete klaagzang verspreidt over het lot van de Syrische bevolking die dagelijks al deze verschrikkingen moet ondergaan.
Aan alle kanten vermenigvuldigen de internationale bijeenkomsten, waarin de 16.000 doden van de Syrische repressie worden aangeklaagd, en oproepen worden gedaan tot vrede met dreigementen, de ene meer steriel dan de andere. De ‘filosoof’Bernard Henry Lévi, de niet aflatende vertegenwoordiger van de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie en sinds de oorlog in ex-Joegoslavië een onverzadigbare samoerai van de verschillende televisiekanalen en Parijse salons, kan, in navolging van de Verenigde Staten, die met de vinger aan de trekker, hun rekening willen vereffenen met de Syrische potentaat, niet anders dan oproepen tot een militaire interventie in Syrië
En zes maanden geleden is Mali ook terechtgekomen in een oorlogssituatie, die voorlopig ook geen enkel perspectief biedt op een bijleggen van de strijd. Ook daar hebben de hoogwaardigheidsbekleders, de vertegenwoordigers van de westerse democratische bourgeoisie, zich zonder ophouden geërgerd en ongerust gemaakt over de hel die de bewoners van deze regio wacht, schaamteloos geteisterd door gewapende min of meer islamitische bendes.
Maar wat is er waar van deze besluiteloosheid, deze mediadrukte die geacht wordt een appel op ons te doen met betrekking tot het lot van deze twee landen in het bijzonder? Niets! Wind en niets dan wind!
Niet alleen maken de grote mogendheden zich, zoals overal elders, in feite geen enkele zorg betreffende de barbarij die de bevolking van Syrië of Mali ondergaan, maar is hun enige reële bezorgdheid de inschatting van de mogelijke voordelen en de risico’s van een militaire ingreep. Deze beide situaties zijn een kritieke uitdrukking van de impasse waarin de kapitalistische wereld zich bevindt en de onmacht waarin waarvoor de westerse mogendheden zich gesteld zien.
In Mali betreft het over een verwikkeling, rechtstreeks veroorzaakt enerzijds door de sociale ontaarding, die het Franse kolonialisme heeft achtergelaten en haar onvermogen om een voldoende stabiele Malinese staat in het leven te roepen. De uitbarsting van de verschillende fracties, die de laatste maanden opgedoken zijn, zegt genoeg over de ondergang van deze regio, die verder reikt dan Mali zelf. Van de Aqmi tot en met de Mnla, uitgaande van diverse groepen dissidenten en opposanten van het regime van Bamako, de één meer ‘diepgelovig’ dan de ander, gaat het om bendes gewapende bandieten, die niet gisteren als door een betovering en het daglicht gekomen zijn. Men zegt ons dat de terugkeer is van de Toearegs, die voorheen geronseld waren door Khadafi, met andere woorden honderden krijgshaftig getrainde mannen, die zware wapens met zich meesleuren, de factor zijn die deze nieuwe zone van chaos in de Sahel-regio hebben ontketend.
Alsof zoiets niet was te verwachten! Toppunt van ‘verwondering’! Libië heeft geen gemeenschappelijke grenzen met Mali en de Toearegs hebben dus twee grenzen moeten oversteken: die van Libië-Algerije en die van Algerije-Mali. Ze werden zelfs niet ontwapend(!) toen zij de rangen en krachten van de voortgaande Touareg-rebellie in belangrijke mate kwamen vergroten, waardoor de begeerte van de kleine lokale en regionale boeven alleen maar werd geprikkeld. De larve zat dus al geruime tijd in het fruit. Mali, zoals de hele Sahel, maakt inderdaad deel uit van deze historische, moeilijk te controleren plaatsen door de ontelbare bevolkingsgroepen met verschillende culturen, waaronder de ex-koloniale machten, in concreto Frankrijk, die gedurende meer dan 150 jaar de ongelijkheid heeft onderhouden en aangewakkerd volgens de leuze: ‘verdeel en heers’. En indien de huidige situatie het product is van wat genoemd wordt: ‘Françafrique’, kan ze slechts verergerd worden door de reeds twintig jaar durende schimmige oorlog tussen de Verenigde Staten en Frankrijk, met als inzet de controle over de markt van Afrikaanse grondstoffen. Na Soedan is het niet onmogelijk dat ook Mali opgedeeld gaat worden in twee verschillende staten. Ondertussen verspreidt zich een cholera-epidemie in Goa, waarmee uitzinnige islamieten de omgeving extra hebben ondermijnd, en aldus de ganse bevolking hebben gegijzeld. Maar we mogen gerust zijn, de Veiligheidsraad van de VN heeft in een resolutie, donderdag met unanimiteit aangenomen, opgeroepen tot sancties tegen de rebellen van Noord-Mali terwijl de Cedeao elke westerse militaire inmenging in het land verbiedt!
Stad na stad wordt het land onderworpen aan een intensief artillerie-bombardement en zit de bevolking gedurende dagen of weken opgesloten in hun huizen of kelders, zonder voeding of elektriciteit. Sluipschutters van het leger installeren zich op de daken, iedereen neerschietend die zo gek is om voedsel te gaan halen voor zijn gezin. En als dan uiteindelijk de stad valt, worden alle gezinnen direct en persoonlijk getroffen, hetzij door de soldaten van het reguliere leger of nog vaker - door de massieve deserties van soldaten die walgen van wat ze moesten doen - door bendes vage criminelen, ‘Shabiha’ genoemd, oftewel ‘geesten’. De twee meest bekende moordpartijen hebben plaatsgevonden in Houla en Mazraat al-Qubair, maar ze zijn helemaal niet de enige voorbeelden.
Met de meest schaamteloze arrogantie praten de woordvoeders van het regime de bloedbaden goed door het bestaan van ‘gewapende terroristische groepen’, die zich gevestigd zouden hebben in de desbetreffende steden. Heel dikwijls beschuldigen ze dat de moordpartijen van vrouwen en mannen, die het meest uitvoerig in het nieuws geweest zijn, komen van deze groepen die zogenaamd handelend om de regering in diskrediet te brengen
Tegenover de grote protestacties, die tegen zijn overheersing ontstaan zijn tijdens de andere massabewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, heeft Pasar el-Assad de sporen van zijn vader proberen te volgen: in 1982 heeft Hafez el-Assad weerstand moeten bieden aan een andere opstand geconcentreerd in Hama en geleid door de Moslimbroeders. Het regime heeft toen een gruwelijke slachting aangericht: het dodenaantal werd geschat tussen de 17.000 en 40.000. De opstand werd verpletterd en de dynastie van Assad heeft bijna 30 lang jaar een min of meer gecontesteerde controle over het land kunnen handhaven.
Wat verleden jaar begonnen is als een ongewapende volksopstand tegen het regime van Assad, is veranderd in een lokale oorlog tussen de regionale en mondiale imperialistische mogendheden. De voornaamste geallieerde van Syrië in de regio, Iran, houdt zich aan de zijde van Assad en men weet dat de ‘Bewakers van de Revolutie’ of andere agenten van de islamitische republiek ter plaatse meewerken en medeplichtig zijn aan de terreurcampagne van Assad. Deze laatste blijft bovendien genieten van de bescherming van Rusland en China die, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, actief de resoluties blokkeren die zijn regering veroordelen en oproepen tot sancties. Zelfs als Rusland zich, ten opzichte van de begaande afschuwelijkheden, genoodzaakt zag zijn houding te matigen, door zijn eerste schuchtere kritiek te uiten over de moordpartijen van Assad, dan vormt haar steun aan de ‘non-interventiepolitiek’ een versterking van de massale hulp met wapens aan Syrië. Hillary Clinton heeft Rusland er recentelijk van beschuldigd aanvalshelikopters te leveren - waarop Sergueï Lavrov, de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, antwoordde dat de helikopters enkel een ‘defensieve’ taak vervullen en dat het Westen in ieder geval de rebellen bewapent. Wat evenzeer waar is.
Want vanaf het moment dat de oppositie zich verenigd had rond het Vrije Syrische Leger en de nationale Syrische Raad tot een belangrijke politieke burgerlijke macht werd, zijn er wapentransporten geweest vanuit Saoedi-Arabië en Qatar.
Wat betreft Turkije, die lange tijd goede relaties heeft onderhouden met het regime van Assad, zagen we in de laatste maanden hoe deze haar houding radicaal veranderde met een veroordeling van de onmenselijkheid, door bescherming te bieden aan dissidente militairen en ontheemden, die deze moordpartij ontvluchten.
Op militair vlak heeft zij een belangrijke macht op de been gebracht aan de Syrische grens en Moskou er tegelijkertijd van beschuldigend Syrië te steunen. Hillary Clinton suggereert dat de massale komst van Syrische troepen rond Aleppo, vlakbij de grens met Turkije “best de rode lijn zou kunnen zijn voor de Turken in de verdediging van hun nationale strategische belangen”. Van de kant van de Turkse staat betreft het een politiek van duidelijke (1) provocatie, bedoeld om in de ogen van de westerse mogendheden een versterkte status te verwerven als voornaamste macht op het regionaal vlak.
De politiek van terreur van Assad, verre van de ijzeren greep op het land te verstevigen, heeft alles tot een kookpunt gebracht in een perspectief van een niet te overzien imperialistisch conflict. De etnische en religieuze verdelingen binnen het land nemen alleen maar toe. De Iraniërs steunen de Alawitische minderheid, oftewel de Saoedi’ s, en zonder enige twijfel een resem aan ongecontroleerde djihadstrijders, die door het conflict worden aangetrokken, om een soort Soennitisch regime op te leggen. De spanning tussen christenen en islamieten en tussen Koerden en Arabieren stijgt ook. Het geheel vindt plaats in een context waarbij Israël de Verenigde Staten onder druk zet om Iran aan te vallen en dreigt om de klus zelf te klaren. Tevens zou een escalatie van de oorlog in Syrië als gevolg hebben dat de Iraanse kwestie nog meer in het daglicht wordt gesteld, met nog meer verstrekkende en verwoestende gevolgen.
De sociale en politieke gevolgen van een nieuw oorlogstoneel, dat zich opent voor de grote mogendheden in deze Syrische regio, zijn niet in te schatten. Hetzelfde geldt voor Mali, waar een reëel risico bestaat dat de gehele Sahel in vuur en vlam wordt gezet door de creatie van een immense haard van conflicten, die Afrika van oost naar west doorkruist.
We kunnen dus niet voorspellen of de westerse mogendheden in de komende periode, hetzij in Syrië hetzij in Mali, gaan tussenkomen, daar de situatie dan waarschijnlijk oncontroleerbaar zou worden. Maar of zij het nu wel of niet doen, de doden stapelen zich op en hun uitvoerige ‘humanitaire’ toespraken tonen aan wat ze waard zijn: leugens, misprijzen voor de bevolking en de inschatting van de verschillende belangen
Wilma / 07.08.2012
(1) De vernietiging van een Turks vliegtuig boven het Libische luchtruim is er een bewijs van.
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de eerste inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Deze eerste discussie centreerde zich rond vier grote lijnen : het zoeken om definities en gehanteerde begrippen beter te omschrijven (geld en krediet, schulden, afzetmarkten, ruil- en gebruikswaarden, enz.) ; de historische crisis van het kapitalisme ( zijn verval) en de kwestie van de overproductie ; het verband tussen crisis – oorlog – heropbouw en de rol van het imperialisme en thema’s die al een aanloop vormden naar de volgende twee discussie-rondes.Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkruigbaar.
Om te beginnen is het onloochenbaar dat de crisis zich, en wel het meest spectaculair zelfs, uit op het financiële vlak: de banken hebben vanaf het einde van de jaren 1980 alle ruimte gekregen om hun politiek van financieren en tussenhandel te verruimen en vormen nu – ook al is het virtueel via de computer – een belangrijkere markt dan alle niet-financiële sectoren bij elkaar. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in doldraaiende en zelfvernietigende beleggingen. De financiële sector is de laatste 25 jaar niet meer gebaseerd op reële of intrinsieke waarden, maar tot een steeds meer op zichzelf gericht fenomeen uitgegroeid. Ze heeft haar contact met de economische realiteit volkomen verloren. Ze staat al lang niet meer ten dienst staan van de reële economie, maar is gebaseerd op irreële overwaarde (lucht). Het is hier, waar de enorm opgeblazen schulden van overheden, financiële instellingen, ondernemingen en particulieren uit voortvloeien.
Op het einde van de 20e eeuw heeft de bourgeoisie de banken alle ruimte heeft gegeven om hogere hypotheekleningen te verstrekken dan gebruikelijk was tegen een hele lage aanvangsrente. De explosie van dit hypothecaire krediet zorgde in een groot aantal landen voor stijgende vastgoed- en huizenprijzen. Door steeds grotere leningen te verstrekken tegen sterk overgewaardeerde prijzen op de huizenmarkt, konden de banken een steeds groter deel van het inkomen van de arbeiders aan rente innen. Tot het moment dat de rente verhoogd werd, om de dreigende inflatie (verhoging van de huizenprijzen leidde tot een oververhitting van de huizenmarkt) een halt toe te roepen. En toen konden plotseling een massa aan arbeidersfamilies de rente op hun hypotheek niet meer opbrengenMaar het verschijnsel van arbeidersfamilies, die met handen en voeten gebonden zijn aan een hypotheek, is altijd al aanwezig geweest binnen het kapitalisme en kan de omvang van de huidige krisis niet verklaren. Tegenwoordig zijn ze met handen en voeten gebonden aan de banken, vroeger waren ze dat aan de patroon, zoals we weten uit de verslagen van Friedrich Engels: ‘De ketening van de arbeider aan een eigen huis’, bestond al in de jaren ‘80 van de 19e eeuw“. (De fabrikant) Dolfuss en zijn collega’s trachtten de arbeiders kleine huisjes te verkopen die in jaarlijkse termijnen afbetaald moesten worden. (….) Op deze manier gingen de arbeiders gebukt onder zware hypotheeklasten (...) en werden daarna pas echt de slaven van hun broodheren; ze waren gebonden aan hun huizen, ze konden niet weg, en moesten alle werkomstandigheden slikken”. (Friedrich Engels 1887)
Het probleem betreft echter niet de immobiliënmarkt op zich maar het gehele marktmechanisme met zijn uitgesproken speculatief karakter.
De extravagante leningen van banken aan huishoudens en bedrijven, die de crisis veroorzaakten, hadden geen productief karakter. Er werd geen echte waarde gecreëerd, alleen de kosten van de al bestaande goederen en diensten werden verhoogd door de politiek van de banken. Op een nog vulgairder wijze verstrekten verzekeraars polissen met gigantische verborgen kosten, de toepasselijk getitelde woekerpolissen. Banken en verzekeraars verdienden dus - figuurlijk - hun geld door tolpoortjes neer te zetten, niet door nieuwe wegen aan te leggen. Hoe de winsten ook gerealiseerd werden door de betreffende banken, alle instellingen (pensioenfondsen, banken, woningcorporaties) in de hele wereld wilden een graantje van meepikken van de winsten die, middels rommelhypotheken, gemaakt werden op de, met name de Amerikaanse, huizenmarkt. Deze rommelhypotheken, deze risicovolle beleningen, werden vermengd met minder risicovolle beleningen en door de betreffende banken op de beurs te koop aangeboden.
En ondanks het feit, of juist vanwege het feit dat de aandelen, obligaties van de betrokken banken en verzekeringsmaatschappijen bleven stijgen, gingen anderen, die daar ook van wilden snoepen, steeds meer risico’s aan. Om mee te kunnen doen aan dit casinospel kregen de banken (eigenlijk gewone nutsbedrijven) toestemming van hun respectievelijke staat hun voorraad liquide middelen tot een minimum terug te brengen. De inkomsten namen inderdaad met grote sprongen toe. De pensioenfondsen in Nederland bijvoorbeeld verdienden er zoveel mee dat de staat in de jaren 1990 hun kas zelfs tweemaal heeft afgeroomd, omdat ze over teveel kapitaalreserves beschikten. De met grote sprongen toegenomen winsten waren op zichzelf het bewijs dat het allemaal geen kwaad kon. Maar toen in de VS de (de virtuele) overwaarde plotseling in rook opging, zaten de instellingen in de rest van de wereld ook met de gebakken peren: hun beleggingen in de rommelhypotheken bleken opeens bijna niks meer waard te zijn.
Ook dit fenomeen is niet nieuw. Ook dit fenomeen hebben we in de geschiedenis ook al eens eerder gezien en zegt niets over de oorzaak van de crisis van vandaag. Eén van de belangrijkste verschijnselen van de Grote Depressie van de jaren 1930 van de vorige eeuw was het aantal banken dat failliet ging. Ook toen daalde het vertrouwen tussen de banken tot een nulpunt (want wie heeft hoeveel onbetrouwbare beleggingen?), waardoor de liquiditeitsverstrekking, het smeermiddel van de economie, tot een nulpunt daalde.
In de laatste jaren is iedere ineenstorting van de beurs gepaard gegaan met affaires over zogenaamde bedrieglijke handelaars. Het waren niet alleen maar fraudeurs: zo zijn de praktijken van Madoffs de laatste zestien jaar wel acht keer tegen het licht gehouden door allerlei toezichthoudende autoriteiten, zoals de Securities en Exchange Commission (SEC). Hoewel onderzoekers getipt waren, stuitten ze nooit op fraude. In feite hebben de volgende voorbeelden met veel risico’s gespeculeerd, maar zijn ze er op een ongelofelijke manier mee de teil in gegaan. In december 2008 was het Bernard Madoff opeens een fraudeur, toen bleek dat de bankenreus Lehman Brothers 65 miljard dollar in lucht had zien opgaan. Hetzelfde gebeurde in september 2011 door toedoen van Kweku Adoboli met een ‘fraude’ van 2.3 miljard dollar bij de Zwitserse bank UBS. In januari 2008 herhaalde dat zich nog eens door Jerome Kirviel met een ‘fraude’ van 4.82 miljard euro’s bij Franse Bank Société Générale. Maar speculatie is geen nieuw fenomeen : “Een zekere Sullivan krijgt op het ogenblik van zijn vertrek — voor een regeringsopdracht — naar een deel van Indië, dat ver verwijderd ligt van de opiumgebieden, een opiumcontract toegewezen. Sullivan verkoopt zijn contract voor £40.000 aan een zekere Binn, Binn verkoopt het contract op dezelfde dag voor £60.000 en de uiteindelijke koper en uitvoerder van het contract verklaart dat hij er daarna nog een enorme winst uit haalde.”
Maar dit fenomeen is ook helemaal niet kenmerkend voor de huidige crisis. Het bestaat al heel lang binnen het kapitalisme. Marx omschreef de destructieve werking van de financiële sector en de speculanten in zijn tijd als de ‘plunderende ridders van het krediet’;‘een parasitaire klasse’. “Het woekerend kapitaal gebruikt de kapitalistische wijze van exploitatie, zonder de kapitalistische wijze van productie,”
Eens te meer dus is speculatie een fenomeen dat aanwezig was doorheen de ganse geschiedenis van het kapitalisme en bijgevolg kan het moeilijk de grondslag vormen voor de huidige crisis van het kapitalisme.
Dat er een enorme kloof gaapt tussen de economieën van zuidelijke en noordelijke Europese landen als Nederland en Duitsland wisten we in 2000 ook al. Een land als Griekenland is niet in staat om te concurreren met de meer noordelijke landen. Het was duidelijk dat de situatie vanaf het begin onhoudbaar was en de fundamenten van de Europese munteenheid wel moest ondermijnen. De verschillende bourgeoisieën uit het Noorden handelden in het verleden echter zeer bewust in overeenstemming met hun economische belangen toen ze landen uit de Europese periferie, die aantoonbaar met begrotingscijfers knoeiden, toch de Eurozone inloodsten. Strenge fiscale regels werden terzijde geschoven omwille van de beloftes van nieuwe, beschermde markten voor hun ondernemingen.
Ook nu proberen de politici mogelijke inzichten te vertroebelen door de boodschapper aan te vallen. Maar dit beantwoordt natuurlijk aan de rol waarvoor ze aangesteld en betaald worden : de bevolking voor te liegen over de grondslag van de gebeurtenissen die de financiële druk veroorzaken op bepaalde Europese landen en de spanningen binnen de Eurozone verscherpen, en vooral te verbergen dat het kapitalisme gekenmerkt wordt door fundamentele tegenspraken, die binnen dit systeem niet op te lossen zijn.
Het kapitalisme is de eerste maatschappijvorm in de geschiedenis wier crisis niet het gevolg van onderproductie, van een product van tekort, maar als gevolg van een overproductie, van een teveel aan goederen. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. Het is een crisis van de op loonarbeid gebaseerde kapitalistische productiewijze Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhoudingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waar de werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?
- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren… voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.- De kapitalisten verbruiken zelf ook… en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.
- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’! n
DS
Om die reden stelt de IKS dan ook vandaag dat de arbeidersklasse niets te zoeken heeft op het verkiezingsterrein. Deze houding van de revolutionairen heeft niets te maken met het specifieke karakter van de gemeenteraadsverkiezingen die in oktober in België doorgaan, maar vloeit voort, zoals onderstaande tekst duidelijk maakt, uit de algemene kenmerken van de ontwikkeling van het kapitalisme sedert begin van vorige eeuw.
Geconfronteerd met de angst voor de toekomst, de schrik voor de werkloosheid, het balen van de soberheid en de bestaansonzekerheid, gebruikt de bourgeoisie de verkiezingen om het nadenken binnen de arbeidersklasse te belemmeren.De weigering om deel te nemen aan het verkiezingscircus is geen vanzelfsprekende zaak voor het proletariaat omdat deze misleiding nauw verbonden is met de kern van de ideologie van de heersende klasse: de democratie. Heel het sociale leven van het kapitalisme wordt door de bourgeoisie georganiseerd rond de mythe van de democratische staat. Deze mythe is gegrondvest op het leugenachtige idee dat alle burgers gelijk en vrij zouden zijn om via hun stem, te kiezen voor hun politieke vertegenwoordigers en het parlement, dat voorgesteld wordt als de weerspiegeling van de volkswil. Dit ideologische bedrog is voor de arbeiders moeilijk te ontzenuwen, ook al omdat de verkiezingsmis-leiding gedeeltelijk steunt op bepaalde waarheden. De bourgeoisie misbruikt ze, via het vervalsen van de geschiedenis van de arbeidersbeweging, door de herinnering op te roepen van de heldhaftige strijd van de arbeidersklasse voor de verovering van het stemrecht. Tegen de grove propagandistische leugens is het noodzakelijk om terug te grijpen op de werkelijke standpunten die werden verdedigd door de arbeidersbeweging en haar revolutionaire organisaties. En dat niet op zichzelf, maar met betrekking tot de verschillende perioden van de ontwikkeling van het kapitalisme en van de behoeften van de revolutionaire strijd van het proletariaat.
De negentiende eeuw is de periode van volle ontwikkeling van het kapitalisme, waarbij de bourgeoisie het algemeen stemrecht en het parlement gebruikte in haar strijd tegen de adel en haar eigen reactionaire fracties. Zoals Rosa Luxemburg in 1904 onderstreepte in haar tekst Sociaal-democratie en parlementarisme: Verre van een absoluut product te zijn van de democratische ontwikkeling, van de vooruitgang van het menselijke geslacht of van soortgelijk schoons, is het parlementarisme veeleer de bepaalde historische vorm van de klassenheerschappij van de bourgeoisie en dit is dan de keerzijde van deze heerschappij van de strijd van de bourgeoisie tegen het feodalisme. Het burgerlijke parlementarisme blijft slechts zolang in leven als de strijd tussen de bourgeoisie en het feodalisme duurt. (Rosa Luxemburg, Orde heerst in Berlijn, L.J.C. Boucher, Den Haag) Met de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, schaft de bourgeoisie de lijfeigenschap af en breidt zij de loonarbeid uit voor de behoeften van haar economie. Het parlement wordt de arena waar de verschillende burgerlijke partijen elkaar bevechten om te beslissen over de samenstelling en de oriënteringen van de regering die belast wordt met de uitvoerende macht. Het parlement wordt tot het centrum van het burgerlijke politieke leven, maar in dit democratisch parlementair systeem, zijn alleen de notabelen kiezers. De proletariërs hebben geen spreekrecht, noch het recht van organisatie.
Onder druk van de Eerste en vervolgens van de Tweede Internationale gingen de arbeiders sociale strijd van grote omvang voeren, dikwijls ten koste van hun eigen leven, om verbeteringen af te dwingen van hun levensvoorwaarden (vermindering van de werktijd van 14 tot 10 uren, verbod op kinderarbeid en op zwaar werk voor de vrouwen ). Aangezien het kapitalisme toen nog een sociaal systeem in volle bloei was, stond zijn omverwerping door de proletarische revolutie nog niet op de dagorde. Dat is de reden waarom de eisenstrijd op het economische vlak, via de vakbonden, en de strijd van zijn politieke partijen op het parlementaire terrein, het voor het proletariaat mogelijk maakten om hervormingen in zijn voordeel in de wacht te slepen. Een dergelijke deelname maakte het voor de arbeidersklasse mogelijk druk uit te oefenen ten gunste van deze hervormingen, en tegelijkertijd de verkiezingscampagnes te gebruiken als propaganda- en agitatiemiddel voor het proletarisch programma en het parlement te gebruiken als tribune om de schandelijke politiek van de bourgeoisie aan de kaak te stellen. Daarom ook was in een groot aantal landen de strijd voor het algemeen kiesrecht gedurende de hele 19e eeuw een van de belangrijkste gelegenheden voor de mobilisatie van het proletariaat (1). Dit zijn de stellingen die Marx en Engels gedurende heel deze periode van de bloei van het kapitalisme verdedigden in goedkeuring van de deelname van het proletariaat aan de verkiezingen.
Aan de dageraad van de twintigste eeuw had het kapitalisme de wereldmarkt veroverd. Toen het opbotste tegen de grenzen van zijn geografische uitbreiding, stuitte het op de objectieve beperkingen van de markten: de afzetmarkten van zijn productie worden steeds meer ontoereikend. De kapitalistische productieverhoudingen vormen zich vanaf dat moment om tot belemmeringen van de ontwikkeling van de productiekrachten. Het kapitalisme komt als een geheel terecht in een periode van crises en oorlogen van wereldomvang.
Een dergelijke omwenteling zal een diepe verandering teweegbrengen in de politieke levenswijze van de bourgeoisie, in het functioneren van haar staatsapparaat en, a fortiori, in de voorwaarden en strijdmiddelen van het proletariaat. De rol van de staat wordt overheersend want hij alleen is in staat om de orde en de samenhang te verzekeren van een kapitalistische maatschappij die wordt verscheurd door haar eigen tegenstellingen. De burgerlijke partijen worden steeds vanzelfsprekender tot instrumenten van de Staat die belast worden met het doen aanvaarden van diens politiek. De politieke macht vertoont de neiging om zich te gaan verplaatsen van de wetgevende naar de uitvoerende macht en het burgerlijke parlement wordt tot een lege huls. Het beschikt niet meer over een werkelijke beslissingsmacht. Deze werkelijkheid werd in 1920, op haar Tweede Congres, door de Kommunistische Internationale duidelijk gekenschetst. "De houding van de 3e Internationale ten overstaan van het parlementarisme wordt niet bepaald door een nieuwe doctrine maar door de verandering van de rol van het parlement zelf. In het voorbije historische tijdperk heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis. Onder de moderne voorwaarden van ongebreideld imperialisme is het parlement een wapen van valsheid, bedrog, en geweld geworden, een plaats van opgewonden gebabbel.(...) In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.” (2).
Sindsdien was er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. Het tegendeel dringt zich op aan het proletariaat: steeds grotere opofferingen, ellende en uitbuiting. De revolutionairen zijn eensgezind in de erkenning van het feit dat het kapitalisme zijn historische grenzen heeft bereikt, en dat het in zijn vervalfase is binnengetreden, zoals bleek uit de ontketening van de 1e Wereldoorlog. Voortaan was het alternatief: socialisme of barbarij. Het tijdperk van de hervormingen was definitief afgesloten en de arbeiders konden niets meer verkrijgen op het terrein van de verkiezingen.
Desalniettemin ging er zich een debat ontwikkelen in de loop van de jaren 1920 in de schoot van de Kommunistische Internationale omtrent de mogelijkheid, verdedigd door Lenin en de Bolsjewistische Partij, van de tactiek van het revolutionaire parlementarisme. Geconfronteerd met de ontelbare vraagstukken die werden opgeworpen door de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, woog het gewicht van het verleden door op de arbeidersklasse en haar organisaties. De imperialistische oorlog, de proletarische revolutie in Rusland, en vervolgens de terugval van de proletarische strijdgolf op wereldvlak vanaf de jaren 1920 brachten Lenin en zijn kameraden er toe om te denken dat men het parlement van binnen uit zou kunnen vernietigen of het parlement zou kunnen gebruiken als een revolutionaire tribune. In feite zou deze foute tactiek de 3e Internationale steeds verder doen afdrijven naar compromissen met de ideologie van de heersende klasse. Het isolement van de Russische Revolutie, de onmogelijkheid van haar uitbreiding naar de rest van Europa door het neerslaan van de revolutie in Duitsland, zouden eerst de Bolsjewiki en de Internationale, en vervolgens de Kommunistische Partijen, doen afdrijven naar een ongebreideld opportunisme. Dit opportunisme zou hen er toe brengen om de revolutionaire standpunten van de 1e en de 2e Congres van de Kommunis-tische Internationale in vraag te gaan stellen om daarna, tijdens de daaropvolgende congressen, te ontaarden in het verraad van het stalinisme dat tot speerpunt werd van de triomferende contrarevolutie.
Tegen dit opgeven van de beginselen reageerden de meer linkse fracties in de Kommunistische Partijen (3). Te beginnen met de Italiaanse Linkerzijde met Bordiga aan het hoofd ervan die, reeds vr 1918, de verwerping van de verkiezingsactie voorstond. Eerst gekend als Absten-tionistische kommunistische fractie, werd die formeel opgericht na het Congres van Bologna in oktober 1919 en, in een brief gestuurd vanuit Napels naar Moskou, bevestigde zij dat een werkelijke partij die zich moest aansluiten bij de Kommunistische Internationale, alleen kon worden opgericht op basis van antiparlementaire grondslagen. Anton Pannekoek klaagde ook duidelijk de onmogelijkheid voor de revolutionairen aan om het parlement te gaan gebruiken, want een dergelijke tactiek zou enkel kunnen leiden tot het sluiten van compromissen, van toegevingen aan de heersende ideologie. Zij kon er enkel toe leiden om een schijn van leven te verlenen aan deze afstervende instellingen, tot aanmoedigen van de passiviteit van de arbeiders, terwijl de revolutie een actieve en bewuste deelname vereist van het geheel van het proletariaat.
In de jaren 1930, zou de Italiaanse Linkerzijde, via haar tijdschrift Bilan op concrete wijze aantonen hoe de strijd van de Franse en Spaanse proletariërs werd omgebogen naar het verkiezingsterrein. Bilan beweerde terecht dat de tactiek van de volksfronten in 1936, het mogelijk had gemaakt om het proletariaat als kanonnenvlees in te kaderen in de tweede imperialistische wereldslachting. Op het einde van deze afschuwelijke Holocaust was het de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (waar de IKS uit voortkomt) die de revue Internationalisme publiceerde, die op de duidelijkste manier de tactiek van het revolutionaire parlementarisme zou aanklagen: De politiek van het revolutionaire parlementarisme heeft ruimschoots bijgedragen tot het ontaarden van de partijen van de Derde Internationale en de parlementaire fracties hebben gediend als forten van het opportunisme (). De waarheid is dat het proletariaat voor zijn bevrijdingsstrijd geen gebruik kan maken van het politieke strijdmiddel dat eigen is aan de bourgeoisie en bestemd is voor zijn onderwerping. Het revolutionaire parlementarisme heeft als werkelijke activiteit in feite nooit bestaan om de eenvoudige reden dat de revolutionaire actie van het proletariaat, wanneer deze er mee geconfronteerd werd, inhield dat het zich als klasse mobiliseerde op een buiten-kapitalistisch vlak, en niet gebonden aan stellingen binnen de kapitalistische maatschappij (4).
Sindsdien is het niet deelnemen aan de verkiezingen een klassengrens tussen de proletarische en de burgerlijke organisaties. Onder deze voorwaarden worden, sinds meer dan 80 jaar, de verkiezingen op wereldschaal door alle regeringen gebruikt, wat ook hun politieke kleur is, om het ongenoegen van de arbeiders af te leiden naar een steriel terrein en om de mythe van de democratie geloofwaardig te houden. Het is trouwens geen toeval dat vandaag, in tegenstelling tot de 19e eeuw, de democratische staten een verwoede strijd leveren tegen het abstentionisme (het niet-stemmen) en tegen de leegloop van de partijen, want de deelname van de arbeiders aan de verkiezingen is van wezenlijk belang voor het in stand houden van de democratische zinsbegoocheling.
In tegenstelling tot de onpasselijk makende propaganda die ons ervan wil overtuigen dat de stembus regeert, moeten wij opnieuw bevestigen dat de verkiezingen een pure maskerade zijn. Natuurlijk kunnen er meningsverschillen bestaan bij de verschillende fracties die deel uitmaken van de burgerlijke staat over de wijze waarop de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd worden, maar fundamenteel organiseert en controleert de bourgeoisie het verkiezingscarnaval opdat het resultaat zou overeenstemmen met haar behoeften als heersende klasse. Dat is de reden waarom de kapitalistische staat haar dienstbare media organiseert, manipuleert en gebruikt. Zo is er sinds het einde van de jaren 1920 tot op heden, onafhankelijk van het resultaat van de verkiezingen, van het feit of het rechts was of links dat zegevierend uit de verkiezingen kwam, tenslotte altijd dezelfde anti-arbeiderspolitiek gevoerd.
De laatste maanden is het georkestreerd focussen van de bourgeoisie op de presidentsverkiezingen van mei 2007 in Frankrijk er tijdelijk in geslaagd om de aandacht van de arbeiders aan te trekken en hen er van te overtuigen dat deze een inzet vormen voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Niet alleen stort de bourgeoisie de arbeidersklasse in een absolute verpaupering, maar bovendien vernedert ze haar door haar het brood en spelen van het verkiezingscircus te geven. Vandaag blijft er voor het proletariaat geen andere keuze over. Ofwel laat het zich meeslepen op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staten die haar uitbuiting en onderdrukking organiseren, een terrein waarop het slechts kan geatomiseerd worden en waarop het geen weerstand kan bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt het zijn collectieve strijd, op een solidaire een eensgezinde wijze, ter verdediging van zijn levensvoorwaarden. Het is alleen op deze wijze dat het proletariaat zijn kracht zal kunnen terugvinden als revolutionaire klasse: zijn eenheid en zijn capaciteit om te strijden buiten en tegen de burgerlijke instellingen om (parlement en verkiezingen), voor de omverwerping van het kapitalisme.
Tegenover de verergering van de aanvallen en de electorale hersenspoeling ten spijt, is het proletariaat bezig met het ontwikkelen van een diepere overdenking van de betekenis van de massale werkloosheid, van de onophoudelijke aanvallen, van de ontmanteling van de pensioensystemen en de sociale bescherming. Op termijn kunnen de anti-arbeiderspolitiek van de bourgeoisie en het proletarisch verzet hiertegen slechts uitmonden in een groeiende bewustwording in de schoot van de arbeidersklasse, van het historisch bankroet van het kapitalisme. Het proletariaat moet niet meewerken aan het smeden van zijn eigen ketenen, maar moet ze stuk breken! De versterking van de kapitalistische staat moeten de arbeiders beantwoorden met de wil om hem te vernietigen!
Het alternatief van vandaag blijft dus hetzelfde als dat wat door de marxistische Linkerzijde in de jaren 1920 werd ontwikkeld: verkiezingen en misleiding van de arbeidersklasse of ontwikkeling van de bewustwording van de klasse en uitbreiding van de strijd naar de revolutie! n
D. (Naar Internationalisme nr, 331, april 2007)
(1) Platform van de IKS
(2) Tweede Kongres van de Kommunistische Internationale
(3) De IKS is de erfgename van deze Kommunistische Linkerzijde en onze standpunten zijn er de voortzetting van.
(4) Lees hiervoor het artikel van Internationalisme nr.36 van juli 1948, opnieuw gepubliceerd in de International Review nr.36 (Engels, Frans, Spaans).
De ernst van de situatie waarmee de mensheid wordt geconfronteerd, is steeds meer zonneklaar. De kapitalistische wereldeconomie is, nadat ze veertig jaar lang geprobeerd heeft een antwoord te vinden op de open economische crisis, voor onze ogen aan 't ineenstorten. De vooruitzichten, gesteld door de vernietiging van het milieu, lijken met ieder nieuw wetenschappelijk onderzoek wel meer duister te worden. Oorlog, hongerdood, onderdrukking en corruptie is het dagelijks lot van miljoenen mensen. Tegelijkertijd beginnen de arbeidersklasse en de andere onderdrukte lagen binnen de maatschappij in verzet te komen tegen de eisen van het kapitalisme om offers te brengen en te bezuinigen. In een hele reeks van landen, van Noord-Afrika tot Europa en van Noord- tot Zuid-Amerika, zijn sociale revoltes, bezettingen, demonstraties en stakingsbewegingen uitgebroken.
De ontwikkeling van al deze tegenspraken en conflicten bevestigen meer dan ooit de noodzaak van een actieve aanwezigheid van een revolutionaire organisatie, die in staat is de zich snel ontwikkelende situatie te analyseren, duidelijk met één stem te spreken over de grenzen en continenten heen, op directe wijze deel te nemen in de beweging van de uitgebuiten en hulp te bieden bij de verheldering van hun methoden en doeleinden.
Het is onnodig om te verbergen dat de krachten van de IKS uiterst beperkt zijn in vergelijking met de reusachtige verantwoordelijkheid waarvoor we ons gesteld zien. Wereldwijd zien we een nieuwe generatie opkomen, die op zoek is naar revolutionaire antwoorden op de crisis van het systeem. Daarom is het nodig dat al diegenen, die sympathiseren met de globale doeleinden van onze organisatie, contact opnemen met de IKS en onze bekwaamheid om te handelen en te groeien met hun bijdrage ondersteunen.
We hebben het hier niet zozeer over het vervoegen van onze organisatie, ofschoon we dat graag zouden zien gebeuren. We waarderen iedere vorm van steun en bijstand die al degenen, die in het algemeen akkoord zijn met onze politiek, kunnen bieden
Op de eerst plaats door met ons te discussiëren. Schrijf ons per brief of email of neem deel aan ons online discussieforum in verschillende talen. Kom naar onze openbare en contactbijeenkomsten. Stel vragen over onze standpunten, analyses, de manier waarop we schrijven, de manier waarop de website functioneert, enzovoort.
Schrijf voor onze website en kranten, hetzij verslagen van bijeenkomsten waar je aan hebt deelgenomen, of over wat er gebeurt op je werk, in je sector, in je wijk of meer uitgebreide artikels, theoretische bijdragen, enzovoort.
Help ons om te vertalen in de vele verschillende talen waarin we schrijven: de IKS heeft websites in verschillende vormen in het Engels, Frans, Spaans, Duits, Nederlands, Italiaans, Portugees, Hongaars, Zweeds, Fins, Russisch, Turks, Farsi, Bengaals, Koreaans, Japans, Chinees en Filipijns. Er zijn altijd veel artikelen om in alle talen te vertalen, waarbij enkele van de basisteksten van onze organisatie inbegrepen. Als je in staat ben om te vertalen naar deze of naar andere talen, laat ons dit even weten.
Deelnemen aan onze openbare activiteiten, de verkoop van de pers, het woord nemen en verspreiden van onze pers en pamfletten in stakingsposten, demonstraties en bezettingen. Help ons om tussen te komen in politieke bijeenkomsten, ga er op eigen initiatief heen en verdedig de revolutionaire standpunten, of draag bij aan de discussies op de internetforums, waar we regelmatig aan deelnemen, zoals www.revleft.space [6] (in het bijzonder het linkskommunistische forum op de laatste: www.revleft.space [6]), www.libcom.org [7] of www.red-marx.com [8], enzovoort.
Als je nog andere kameraden kent, die geïnteresseerd zijn in discussie over revolutionaire politiek en de klassestrijd, zet dan discussiekringen op, forums over de klassestrijd of soortgelijke groepen, die we graag willen helpen opstarten en waar we zelf aan deel willen nemen.
Draag bij op het praktische vlak met foto’s, artistieke creaties, computerkennis .
Help om de beperkte financiële mogelijkheden te vergroten door regelmatige financiële bijdragen te geven, een abonnement te nemen op onze pers, extra exemplaren te verkopen aan mensen die je kent, of in de plaatselijke krantenkiosk of boekhandels te plaatsen.
We verwelkomen met enthousiasme ieder verzoek van kameraden die hun hulp willen opvoeren aan de organisatie door lid te worden Terwijl niet iedere sympathisant de organisatie zal vervoegen, beschouwen wij het lid worden toch als een deelname aan de geschiedenis van de proletarische strijd in de volle zin van het word. Het proletariaat is van nature een klasse wier kracht ligt in haar capaciteit tot collectieve organisatie, en dit geldt met name voor haar revolutionaire elementen, die altijd hebben geprobeerd zich te verenigen in organisaties om, als afweer tegen het enorme gewicht van de heersende ideologie, het kommunistisch vooruitzicht te verdedigen
Lid worden van de IKS stelt kameraden in staat om een directe wijze deel te nemen aan de overdenking en discussies, die op permanente basis binnen de organisatie plaatsvinden en die bedoeld zijn om de meest effectieve bijdrage te leveren aan onze interventie in de klassestrijd. Om de analyses en politieke standpunten van de organisatie vorm te geven, is de meest geëigende plaats van de individuele militant binnen de organisatie, omdat de leden voor de organisatie als geheel een onvervangbare bron zijn, waar het op kan rekenen en waardoor ze haar activiteiten op wereldschaal kan ontwikkelen.
Voordat iemand de IKS vervoegt is het van wezenlijk belang voor iedere kameraad een diepgaande discussie voert over onze fundamentele politieke standpunten, die door een algemene marxistische samenhang met elkaar verbonden en vastgelegd zijn in ons platform. Zij die lid worden, doen dat dan op basis van een oprechte overtuiging en, omdat ze er een werkelijk begrip van hebben, zijn ze in staat onze politieke standpunten met argumenten te onderbouwen.
Het is eveneens belangrijk om de statuten van de organisatie te bediscussiëren en akkoord te kunnen gaan met onze principes en regels, die ons functioneren richting geven: met onze collectieve wijze van organiseren op lokaal, territoriaal, en internationaal vlak, met de rol van de congressen en de centrale organen, met de wijze waarop we onze interne debatten voeren, wat er verwacht wordt van de leden op het vlak van hun deelname aan het leven van de organisatie, enzovoort. De essentiële benadering, die vervat is in onze statuten, kan gevonden worden in de tekst: Rapport over de structuur en de functionering van de revolutionaire organisatie.
In deze zin plaatsen we ons in de traditie van de bolsjewistische partij, voor wie een lid iemand was die niet alleen instemde met het programma van de partij, maar ook probeerde om het actief te verdedigen doorheen de activiteiten van de organisatie, en daarom bereid was zich te wijden aan haar methoden van functioneren, zoals die in haar statuten waren belichaamd.
Dit is geen proces dat zomaar eventjes gedaan wordt, maar dat en tijd en geduld vraagt. In tegenstelling tot allerlei ultralinkse groepen, zoals de trotskisten en anderen, die zich er onterecht op beroepen af te stammen van het bolsjewisme, is het niet onze politiek om tot iedere prijs nieuwe kameraden te rekruteren en dus uiteindelijk leden te werven, die niet meer dan een pion zijn in het spel van een bureaucratische leiding. Een werkelijke kommunistische organisatie kan alleen bloeien als haar leden een diepgaand begrip hebben van haar standpunten en analyses en in staat zijn om deel te nemen aan de collectieve inspanning ze in de praktijk te brengen en te ontwikkelen.
Revolutionaire politiek is geen hobby. Het houdt zowel een intellectuele als een emotionele betrokkenheid in om de eisen van de klassenstrijd confronteren. Maar het is ook geen monnikenwerk dat plaatsvindt geÏsoleerd en afgesneden van het reilen en zeilen en de behoefte van de rest van de werkende klasse. We zijn geen sekte, die ernaar streeft alle aspecten van het leven van onze leden te regelen, en hen te veranderen in fanatici, die niet in staat zijn tot kritisch denken.
We verwachten ook niet dat ieder lid een specialist is op alle vlakken van de marxistische theorie, of onze rijen vervoegt met hoogontwikkelde capaciteiten op het vlak van schrijven en spreken. We erkennen dat individuele kameraden onderscheiden capaciteiten hebben op verschillende terreinen. We werken aan het kommunistische principe waarin ieder bijdraagt naar vermogen dat het de taak van het collectief is om al deze individuele energieën op de meest effectieve manier ten nutte te maken
De beslissing om lid te worden van een revolutionaire organisatie moet niet oppervlakkig worden opgevat. Zich bij de IKS vervoegen, betekent deel nemen aan een wereldwijde kameraadschappelijke strijd voor een gemeenschappelijk doel het enige doel dat werkelijk een toekomst aan de mensheid biedt n IKS / 04.2012
(https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234 [11])
De inleiding geeft een goed beeld van de ontwikkeling van het begrip imperialisme in de loop der eeuwen, van de antieke tot de kapitalistische maatschappijvorm, wat wij op die avond ook hebben benadrukt.Wat naar ons inzien echter ontbrak is de nadruk die moet gelegd worden op de rol, die het imperialisme gaat spelen zodra het kapitalisme over het hoogtepunt van zijn ontwikkeling heen is. Het is vooral Rosa Luxemburg, die in het begin van de 20e eeuw de kwestie van de crisis door overproductie gaat verbinden met de algemene tendens tot imperialistische politiek door alle staten en zo de basis legt om er doeltreffend tegen te strijden.
R. Luxemburg schreef: “Het moderne imperialisme is (… ) slechts het laatste hoofdstuk van het historisch proces van expansie; het is de periode van universeel verscherpte concurrentie tussen de kapitalistische staten voor het laatste overschotje van niet-kapitalistische gebieden op de wereld. In de eindfase, is de economische en politieke catastrofe evenzeer de intrinsieke normale wijze van bestaan voor het kapitaal als dat het geval was bij de ‘primitieve accumulatie’ van zijn ontwikkelingsstadium (…) de economische expansie van kapitaal in zijn imperialistische fase is onafscheidelijk van de reeks van koloniale veroveringen en Wereldoorlog die wij nu meemaken. (…). In deze zin brengt het imperialisme de catastrofe als een bestaanswijze terug van de periferie van de kapitalistische ontwikkeling naar haar beginpunt. De expansie van kapitaal, (…) dompelt de beschaafde volkeren van Europa nu in een reeks van catastrofen waarvan het uiteindelijke resultaat enkel kan leiden tot het verval van de beschaving of de overgang naar de socialistische productiewijze. In dit opzicht is de houding van het proletariaat ten overstaan van het imperialisme deze van een veralgemeende strijd tegen de overheersing van het kapitaal.” (De Anti-kritiek, R. Luxemburg).(zie ook https://nl.internationalism.org/node/473 [12])
Veel in dit werk gaat niet over imperialisme zelf omdat de term imperialisme vaak in een vacuüm wordt gebruikt, en vaak op concrete staatsapparaten of het buitenlands beleid van bepaalde staten. Het is echter belangrijk imperialisme te zien als een historische ontwikkeling, verwant met andere ontwikkelingen, die niet samenvalt met een staat of een object, en onderdeel is van een bepaalde logica. Het doel van deze tekst is dus vooral om die ‘logica’ bloot te leggen, en niet zozeer om imperialisme botweg te definiëren. Het is mij uit deze ervaring duidelijk geworden dat louter definiëren van imperialisme een onderneming is die weinig vrucht draagt voor een beter politiek inzicht. En dat is toch waar we uiteindelijk naar op zoek zijn?
Maar een (of meerdere) wereldrijk(en) lijkt niet genoeg om over imperialisme te spreken. Immers een ‘isme’ verwijst naar een ruimere verbreiding, een algemene trend, een ideologie, een tijdperk of iets dergelijks.[1]
Een tweede poging: staten en strijd.
Maar ik denk dat een dergelijke omschrijving van imperialisme te weinig de ontwikkelingen in de laatste 300 jaar blootlegt, welke de term deden ontstaan. Basis: Imperialisme is een historische periode waarin staten met elkaar in conflict raken omdat zij gebieden op elkaar proberen te veroveren. Maar we moeten twee extra assumpties toevoegen: (1) de betrokken staten zijn eigenlijk niet primair geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied en (2) de gebieden waarover gevochten wordt behoren niet tot het grondgebied van de imperialistische staten, maar tot het territorium van andere, minder machtige, staten (mits staten bestaan op dat grondgebied). De Honderdjarige Oorlog is in die zin geen imperialistische oorlog: Het betrof het gebied van de twee staten zelf, en men was geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied. De reden hiervoor ligt in het specifieke nut van die gebieden gedurende de Honderdjarige Oorlog: meer grondgebied betekende meer schatplichtige heren die op hun beurt de piramide van onderdanigen dienden uit te melken. Het maakte ook niet uit welke gebieden je veroverde: alle gebieden in Europa kenden dezelfde structuur en hun verovering leverde voor een koning simpelweg meer inkomsten op. Als je het graafschap Holland kon verwerven, het koninkrijk Bohemen of graafschap Navarra, het maakte niets uit. Alle gebieden zagen er (ideaaltypisch) in de middeleeuwen hetzelfde uit. Imperialisme veronderstelt daarom een derde zaak: (3) Staten zijn wel degelijk geïnteresseerd in de zeer specifieke economische kenmerken van het betroffen gebied. Het wordt nu steeds duidelijker dat het imperialisme geworteld is het kapitalisme.
Imperialisme en haar voorgangers
Zoals in het modern imperialisme werden er vaak allianties tussen stadstaten gesloten om het eigenbelang gezamenlijk te verdedigen.
In de vroege Europese middeleeuwen was het platteland dominant en waren de steden onderworpen aan plattelandsheren die hen door economisch zwaartepunt en numeriek overwicht wisten te onderdrukken. Maar koningen en keizers, die boven de plattelandsheren stonden, maar er sterk van afhankelijk waren, zagen kansen in de opkomende steden. Omdat de lokale heren zelf organiseerden wat er naar de schatkist van de koning ging, begon de koning of keizer al snel door te krijgen dat de nieuwe steden een mogelijkheid boden om hun eigen macht te verstevigen. Opkomende en groeiende steden werden vrijgesteld van de aanspraken van de lokale heren, werden vrijplaatsen voor horigen om zich te vestigen als zij waren gevlucht, en werden nu direct onderdaan en schatplichtig aan de koning of keizer. Een voorbeeld van een koning die dit proces goed onder de knie had, was bijv. Frederik I of Frederik Roodbaard. Deze steden werden zogenaamde ‘koningssteden’ of ‘kroonsteden’. De steden en haar burgers overtroffen door proto-kapitalistische groei in de eeuwen heen de ‘verarmende’ lokale heren. De stad, maar vooral ook het platteland dat onder invloed was gekomen van de stad groeide veel sneller. In West-Europa, bijv. in Holland, werd in de vijftiende eeuw het platteland gekapitaliseerd (i.p.v. gefeodaliseerd). Land werd verkoopbaar (waar dit vroeger ondenkbaar was), en boeren werden ingeschakeld als vrije werknemer op het eerdere land. De bezitter van het land kan u wel raden: de burgers van de steden. De moderne staten, zoals beschreven met dominante steden en een centrale koning of republiek structuur, kenden een sterke groei. De slagkracht en reikwijdte van de staten werd groter doordat de economie groeide. Dit is de plek waar datgene ontstaat wat wij nu ‘imperialisme’ noemen.
Imperialisme
Marxisten hebben om de beurt verschillende onderdelen van het proces benadrukt, maar er bestaat een logische symbiotische tussen de tweede delen van het proces. Een recente school van marxisten in de sociologie/geschiedschrijving proberen de twee in een beschrijving samen te brengen. Socioloog Immanual Wallerstein stelt dat territoria historisch gezien zijn onder te verdelen in een drievoudige vorm: centrum, semi-perifere staten, en perifere staten. Centrum-staten produceren goederen en diensten met een hoge meerwaarde, waarvan de productie een hoge kapitaalgraad vereist. Centrum-staten proberen actief de kapitaalvoorsprong te behouden op elkaar en de periferie. Centrum-staten hebben een algemene dominante relatie ten opzichte van de perifere staten. De perifere staten verkopen de goedkope noodzakelijke grondstoffen aan de centrum-staten, en importeren de duurdere hoogwaardige producten uit het centrum. Hierdoor ontstaat een wereldhandelssysteem, waarin imperialisme, het veroveren van andere staten met oog op import en expert, een noodzakelijk onderdeel is willen de bourgeois ie van de centra elkaar kunnen aftroeven.
Ik denk hiermee imperialisme tot op een zekere hoogte te hebben gedefinieerd. Ik denk dat er nog ruimte is om hier verder over te discussiëren.
Politieke praktijk.
Een specifieke vorm van de conservatieve benadering is de ‘Clash of Civilizations’ (Huntington). Imperia zouden bestaan uit cultureel homogene groepen die elkaar op leven en dood moeten bestrijden. Ook hier wordt een materiële onderbasis ontkend, de wereld zou bestaan uit ideologieën, religies en culturen die elkaar om nog onduidelijke maar natuurlijk-evidente redenen het licht in elkaars ogen niet gunnen.
De sociaaldemocratische benadering. Hier spreekt men liever niet over imperialisme maar ziet men enkel de concrete gevallen van uitbuiting in landen die zich in een perifere positie bevinden. Men probeert deze gevallen van uitbuiting te remediëren door internationale afspraken vast te leggen, of morele verboden uit te spreken. Men gaat er vanuit dat ‘een bedrijf’ (Nike) of ‘een land’ (Chinese staatsmijnen) haar werkers uitbuit, maar ziet er geen groter verband achter. Hooguit heeft het te maken met oftewel de gierigheid van de bedrijven (sociaaldemocraten), het overmatige consumentisme van Westerlingen (groenen/ethisch consumeren), of het feit dat onze nationale regeringen te weinig doen aan het veroordelen van overtredingen van het internationaal recht (christen-democraten). Geenszins is het verband materieel.Socialistische-nationale benadering (trotskisten/stalinisten). Hierin wordt erkend dat er een materiële basis ten grondslag ligt aan imperialisme, en de oplossing die er voor gezocht wordt is door actieve steun te verlenen aan landen die worden gezien als ‘zwakker’of ‘meer arbeidersklasse-achtig’. Bijv. Anti-NAVO, Voor Chavez Tegen de VS, enz. Het probleem hiermee is dat onderliggend verondersteld wordt dat men in die conflicten tussen staten iets kan terugvinden van ‘de arbeidersklasse’. Dit lijkt simpelweg niet het geval, en zelfs al zou de arbeidersklasse actief zijn betrokken in een conflict (bijv. door een sterk anti-Amerikanisme d.w.z. een verkapt nationalisme), dan is het naïef te veronderstellen dat hun participatie de belangen van de arbeidersklasse behartigt. Er zijn volgens mij veel tegenargumenten in te brengen tegen het idee dat de arbeidersklasse een belang heeft bij welke staat hen overheerst, immers alle staten werken vanuit hetzelfde burgerlijke dwangharnas. Verder kan men door actief te focussen op bijv. Anti-NAVO, ook als instrument werken van de bourgeoisie van Venezuela, China, Iran enz. Tevens is in sommige conflicten het onduidelijk welk land ‘zwakker’ is, omdat ook onderontwikkelde naties onder elkaar proberen om hoger op te komen in de kapitaalladder. Het idee van het ‘kleinste-imperialisme’, waarin wij als socialisten een standpunt zouden moeten innemen in een conflict, lijkt me dus een buitengewoon gevaarlijke en inherent zinloze bedoeling.
Een internationalistische-socialistische benadering. In deze benadering laat men duidelijk zien dat alle staten opereren vanuit een logica die hen wordt aangegeven vanuit de regels van het kapitalisme, en die inherent is aan hun positie in het veld. Het vervangen van het ene imperialisme door het andere is zinloos, omdat er niets veranderd is aan de regels van het internationaal kapitalisme. Het enige wat men kan doen is de arbeidersklasse radicaliseren en hen de futiliteit van het nationalisme in dit spel uitleggen nSP.L.
[1] Een vergelijking: Het is niet omdat we iemand ontdekken in de Middeleeuwen die zijn ganse dag besteedt aan het vergroten van eerder verworven geld, dat we al kunnen spreken over kapitalisme. Om te spreken van kapitalisme moet dergelijke figuren wijdverbreid zijn, en een dominante positie innemen in de maatschappij.
In 1984 voerde de PSOE (Socialistische Partij) de eerste arbeidshervorming door. Net drie maanden geleden voerde de huidige PP-regering ( de rechtse Volkspartij) de zwaarste arbeidshervorming door die er tot nog toe geweest is. In 1985 voerde de PSOE-regering de eerste pensioenhervorming door. In 2011 voerde een andere PSOE-regering weer een andere door. Wanneer zal de volgende komen? In meer dan 30 jaar zijn de levensomstandigheden van de arbeiders systematisch slechter geworden, maar sinds 2010 zijn ze in een duizelingwekkende tempo verslechterd en met de nieuwe maatregelen van de PP-regering hebben deze verslechteringen een niveau bereikt, dat nochtans slechts een voorproefje is van wat er nog in de kast ligt. Er is verder de verscherping van de politie-repressie : geweld tegen de studenten in Valencia in februari, wilde afranseling van de mijnwerkers, het gebruik van rubberen kogels die o.a. kinderen verwondden. In de tussentijd wordt het parlementsgebouw uitdrukkelijk beschermd door de politie met het oog op spontane demonstraties die zich sinds juli voordoen.
Wij, de reusachtige meerderheid, uitgebuiten en onderdrukten, maar ook verontwaardigden, wij werkers van de openbare en privé-sector, werklozen, studenten, gepensioneerden, immigranten .... wij stellen een heleboel vragen over wat er allemaal gaande is. We moeten deze vragen gezamenlijk stellen, in de straten, op de pleinen, in de werkplaatsen, zodat we daarop samen antwoorden en een massale, machtige en duurzame reactie op kunnen formuleren.
Natuurlijk doen sommige landen het beter dan andere, maar we moeten naar de wereld als geheel kijken. Het probleem beperkt zich niet tot Spanje, Griekenland of Italië. Ook beperkt het zich niet tot de ‘eurocrisis’. Duitsland staat op de rand van een recessie en kent 7 miljoen werkers die slechts een mini-baan hebben (met lonen rond de 400 euro per maand). In de VS rijst de werkloosheid met dezelfde snelheid de pan uit als de huizenonteigening. In China is de economie al zeven maanden lang aan het vertragen, ondanks de waanzinnige zeepbel in de bouwsector, die ertoe leidt dat er in Beijing alleen al twee miljoen appartementen leeg staan. Wij ervaren in onze botten de wereldwijde en historische crisis van het kapitalistische systeem dat woedt in elke staat, ongeacht de officiële ideologie, de 'communistische' zoals in China of Cuba, die van 'het socialisme van de 21e eeuw" zoals in Ecuador of Venezuela , de 'socialistische' in Frankrijk, de 'democratische' in de VS, of de 'liberale' in Spanje en Duitsland. Het kapitalisme, dat een wereldmarkt heeft geschapen, is sinds een eeuw een reactionair systeem geworden dat de mensheid onderdompelt in de ergste soort van barbarendom: twee wereldoorlogen, ontelbare regionale oorlogen, de vernietiging van de natuur ..... Na voordeel gehaald te hebben uit de momenten van kunstmatige economische groei, gebaseerd op allerlei financiële en speculatieve zeepbellen, is het sinds 2007 gecrasht en terechtgekomen in de ergste crisis in haar bestaan: bedrijven, banken en staten zinken in bankroet wegzinken. Het gevolg van een dergelijk debacle is een reusachtige menselijke ramp. Terwijl honger en armoede zich verspreiden over Afrika, Azië en Latijns-Amerika, verliezen in de ‘rijke’ landen miljoenen mensen hun baan, worden honderdduizenden uit hun huis gezet, heeft de meerderheid aan het einde van de maand niets over, maken de toenemende onkosten en de steeds moeilijkere toegang tot de sociale voorzieningen het leven steeds meer precair. Hier bovenop drukt nog het gewicht van de directe of indirecte belasting.
Een eerste antwoord kan worden gevonden in het bedrog van de democratisch staat. Deze wordt voorgesteld als iets dat voorkomt uit alle burgers, maar in werkelijkheid is hij uitsluitend een orgaan van de kapitalistische klasse, die verder iedereen uitsluit. Hij dient de belangen van de laatste met beide handen. De rechterhand bestaat uit de politie, de gevangenissen, de rechtbanken, de wetten, de bureaucratie, die hij allemaal gebruikt om ons te onderdrukken en om elke poging tot opstand in de kiem te smoren. De linker- hand bestaat uit partijen die zich baseren op allerlei ideologieën, uit vakbonden, die schijnbaar onafhankelijk zijn, uit sociale centra die ons zgn. moeten beschermen ...kortom, uit illusies om ons te misleiden, te verdelen en te ontmoedigen.
Tot wat leiden de verkiezingen die iedere vier jaar worden gehouden? Leidden die ooit tot een regering die een van haar beloften heeft uitgevoerd? Wat haar ideologie ook was, aan welke kant stond ze? Aan de kant van zij die gestemd hebben of aan de kant van het kapitaal? Wat was het resultaat van de ontelbare hervormingen en veranderingen, die doorgevoerd werden in het onderwijs, in de sociale zekerheid, de economie, de politiek, enz.? Was het niet slechts een uitdrukking van het beginsel dat ‘alles moet veranderen om hetzelfde te blijven’? Zoals de beweging van de 15e mei het stelde: “ze noemen het democratie en het is het niet, het is een dictatuur en we zien het niet”.
Deze kwesties begrijpen, er open en kameraadschappelijk over debatteren, de ervaringen van meer dan 2 eeuwen strijd kritisch toe-eigenen, dat alles kan ons de middelen verschaffen om deze situatie te boven te komen, om te reageren op de aanvallen. Precies op de dag (11 juli) dat eerste minister Rajoy nieuwe maatregelen aankondigde, waren we getuige van een begin van een reactie. Vele mensen trokken op naar Madrid om hun solidariteit te betuigen met de mijnwerkers. Deze ervaring van eenheid en solidariteit uitte zich daarop in spontane demonstraties georganiseerd door sociale netwerken. Het was een initiatief van de werkers van de openbare sectors, buiten de vakbonden om. Wat hebben we nodig om dit verder te zetten, wetende dat de strijd lang en moeilijk zal zijn ?
Verenigde strijd: werklozen, arbeiders van openbare en privé-sector , ambtenaren, gepensioneerden, studenten, migranten: samen lukt het ons. Geen sector mag geïsoleerd en gevangen blijven in haar eigen hoekje. Tegenover een maatschappij van verdeling en atomisatie, moeten we de kracht van de solidariteit tonen.
Algemene vergaderingen: het kapitaal zal sterk blijven zolang we alles overlaten aan de professionele politici en aan de gespecialiseerde vakbondsvertegenwoordigers, die ons altijd verraden. We hebben vergaderingen nodig waar we kunnen overdenken, discussiëren en samen beslissen. Zo worden we verantwoordelijk voor datgene wat overeengekomen is, zo ervaren we de genoegdoening van het één zijn, zo breken we uit de grenzen van de eenzaamheid, van het isolement en cultiveren we empathie en vertrouwen.
Op zoek gaan naar internationale solidariteit: de verdediging van de natie maakt uiteindelijk kanonnenvoer van ons in de oorlog; vreemdelingenhaat en racisme verdelen ons, zet ons op tegen de werkers van de hele wereld, terwijl zij de enigen zijn die we kunnen vertrouwen om een kracht te ontwikkelen die in staat is de aanvallen van het kapitaal terug te drijven.
Samenkomen in de werkplaatsen, in de buurten, in de collectieven, op internet om na te denken over wat er gaande is, om bijeenkomsten en debatten in te richten waarin de komende strijd zal worden voorbereid. Het is niet genoeg om alleen maar te strijden. We moeten strijden met het meest heldere bewustzijn van waar we heengaan, wat onze eigenlijke wapens zijn, wie onze vrienden en wie onze vijanden zijn.
Iedere sociale verandering is onafscheidelijke van de individuele verandering. Onze strijd beperkt zich niet tot een gewone verandering van de politieke en economische structuren. Het is een verandering van het sociale systeem en dus van ons leven, de manier waarop we de dingen zien, onze aspiraties. Dit is de enige manier waarop we de kracht kunnen ontwikkelen om de ontelbare valkuilen te omzeilen, die we op dit pad zullen tegenkomen en de fysieke en morele slagen die ons worden toegebracht. De verandering van mentaliteit in de richting van solidariteit, collectief bewustzijn, die ons streven naar eenheid vandaag zal smeden, zal ook een fundament zijn van een toekomstige maatschappij vrij van de brute competitie en commercie van het kapitalisme n
Internationale Kommunistische Stroming, /16.07.2012
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[2] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[3] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[4] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog
[5] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[6] https://www.revleft.space/vb/
[7] https://libcom.org/
[8] http://www.red-marx.com
[9] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[10] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[11] https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234
[12] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/200709/473/over-het-imperialisme
[13] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme
[14] https://nl.internationalism.org/tag/4/80/spanje