Wij publiceren een pamflet dat door onze afdeling in Groot-Britanië op 24 april uitgedeeld is tijdens de algemene staking van de leerkrachten. Het toont overduidelijk aan dat de problemen en de arbeidersstrijd die we in belgië meemaken in alle europese landen op de dagorde staan.
Voor eenheid in de strijd
Op 24 april zullen 250.000 leraren en onderwijzers een ééndags-staking houden tegen het laatste loonbod van de regering. Ander personeel uit het onderwijs, ambtenaren en gemeentearbeiders sluiten zich daar bij aan. In een groot aantal steden worden betogingen en bijeenkomsten gehouden.
Er zijn zeker goede redenen om in actie te komen, niet alleen in deze sectoren, maar in de hele arbeidersklasse:
Al deze en vele andere aanvallen op de levensomstandigheden worden onder toezicht van of direct opgelegd door niet alleen afzonderlijke ondernemers maar door de staat, zowel op nationaal als plaatselijk vlak. Geconfronteerd met een verscherpende economische crisis die duidelijk van globaal karakter is ontmaskerd de nationale staat zichzelf steeds meer als de enige kracht die in staat is de maatregelen te nemen die voor het kapitalistische systeem noodzakelijk zijn: het verlagen van de loonkosten om markten te behouden en winsten veilig te stellen. Vandaar dat de staat bankroete banken in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten op de been houdt, terwijl hij arbeiders ‘loonmatiging’ oplegt, nieuwe wetten aanneemt om in de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs te kappen (anders gezegd, verslechtering van de levensomstandigheden), en komen er nieuwe wetten om de pensioenen te verlagen en ons arbeidsleven te verlengen. En omdat economische concurrentie leidt tot militaire concurrentie, zoals in de Balkan, Afghanistan of Irak, is het ook de staat die de sociale welvaart op grote schaal ombuigt in de richting van de wapenindustrie en oorlogsvoering.
Deze politiek is niet het gevolg van kwaadaardige enkelingen of van bepaalde regeringspartijen. Rechtse zowel als linkse regeringen voeren fundamenteel dezelfde politiek. In Noord-Amerika verheerlijkt de regering Bush het vrije ondernemerschap en houdt het toezicht op een economie waarin 28 miljoen voedselbonnen nodig zijn om te overleven. In Zuid-Amerika veroordeelt Chávez Bush, heeft hij het over ‘socialisme van de 21ste eeuw’ – en zet hij bendes ‘Bolivariaanse revolutionairen’ in om stakende staalarbeiders te onderdrukken.
Geconfronteerd met deze gecentraliseerde, door de staat uitgevoerde aanval op hun arbeids- en levensomstandigheden hebben arbeiders overal dezelfde belangen: verzet tegen loonsdalingen en ontslagen, te reageren op de afbraak van hun uitkeringen. Maar ze kunnen dat niet doen door afzonderlijk de strijd aan te gaan, per sector of bedrijf. Geconfronteerd met de macht van de kapitalistische staat moet zij een eigen macht opbouwen, gebaseerd op hun eenheid en solidariteit over allen verdelingen heen van bedrijfstakken, vakbonden of nationaliteit.
Na jaren van versplintering en wanorde zijn de arbeiders nog maar net begonnen om in de praktijk te herontdekken wat eenheid en solidariteit betekenen. Ze moeten elke gelegenheid te baat nemen om deze algemene beginselen in de praktijk te brengen. Als de vakbonden oproepen tot stakingen en demonstraties rond zaken die hen onmiddellijkraken, zoals op 24 april, dan dienen arbeiders zo massaal mogelijk te reageren – door naar massabijeenkomsten te gaan, zich bij demonstraties aan te sluiten, deel te nemen aan poortblokkades, te debatteren en ideeën uit te wisselen met arbeiders uit andere bedrijven en bedrijfstakken.
Maar pas op: de vakbonden, die zichzelf voordoen als vertegenwoordigers van de arbeiders, dienen er in werkelijkheid toe ons verdeeld te houden. Dat wordt nergens duidelijker dan in de onderwijswereld. De staking op 24 april betreft leden van de NUT in lager- en middelbaar onderwijs. Het betreft niet de leraren in het hoger onderwijs die ‘andere’ bazen hebben. Ook worden leraren van andere vakbonden er niet in betrokken, zoals van de NAS/UWT die beweert dat het niet over loon gaat, maar over werkdruk. Net zo min worden duizenden werkenden in het onderwijs die geen les geven er in betrokken, zoals assistenten, onderhoudspersoneel, schoonmakers, kantinepersoneel enzovoort, hoewel die eveneens reden tot klagen hebben. En hoewel de NUT nu harde taal gebruikt riep het in 2006, toen veel van dit personeel in staking ging, op om zich daarbij niet aan te sluiten.
Hetzelfde verhaal geldt bij de ambtenarij, bij de gemeentelijke diensten, bij de metro en de spoorwegen, en heel veel andere bedrijfstakken waar arbeiders verdeel worden over verschillende categorieën en vakbonden. De Britse staat heeft het allang onwettig gemaakt dat wie voor verschillende ondernemers werken uit solidariteit met elkaar in staking gaan. Door arbeiders aan deze wetten te houden voeren de vakbonden het werk van de staat op de bedrijfsvloer uit. Datzelfde geldt voor de wetten waardoor het de arbeiders verboden wordt om in massabijeenkomsten over stakingsacties te beslissen. Met het gedaas over vakbondsstemmingen worden de handen van de arbeiders op hun rug gebonden en wordt er voorkomen dat ze beslissingen nemen als één collectieve kracht.
Daaruit volgt dat als we zo’n macht willen opbouwen we de strijd in eigen hand moeten nemen en niet overlaten aan de vakbonds-‘specialisten’. Gemeentelijke arbeiders in Birmingham stemden in een massabijeenkomst voor deelname aan de stakingen rond 24 april. Dat is een voorbeeld om te volgen: we hebben bijeenkomsten nodig in alle bedrijven waar alle arbeiders, al dan niet vakbondslid en van alle vakbonden, deelnemen aan de besluitvorming. En we dienen er op aan te dringen dat besluiten die in massabijeenkomsten worden genomen bindend zijn, niet afhankelijk van vakbondsverkiezingen, besloten bijeenkomsten of vakbondsvertegenwoordigers.
Eenheid op de werkvloer is onverbreekbaar verbonden aan het opbouwen van eenheid met arbeiders van andere bedrijven en bedrijfstakken, of we dat nu doen door het sturen van delegaties naar hun bijeenkomsten, door deel te nemen aan hun poortblokkades of door tezamen te komen bij manifestaties en demonstraties.
Alle arbeiders oproepen gezamenlijk bijeen te komen, te staken en te demonstreren voor gezamenlijke eisen is natuurlijk ‘onwettig’ voor een straat die de ware klassensolidariteit buiten de wet wil stellen. Dit kan in het begin afschrikwekkend lijken, een al te grote stap. Maar het is precies die stap van de dingen in eigen hand nemen en zich te verenigen met andere arbeiders waaruit we vertrouwen en moed kunnen putten om de strijd voort te zetten.
En gezien het onheilspellende vooruitzicht dat het wereldwijde kapitalistische systeem ons biedt – een toekomst van crisis, oorlog en ecologische rampen – is er geen twijfel dat de strijd moet voortgaan. Hij moet vertrekken van de verdediging van onze fundamentele levensomstandigheden om deze hele sociale orde ter discussie te stellen en uit te dagen.
Amos / 05.04.2008
Op 26 maart vond een discussie plaats te Antwerpen naar aanleiding van de 5 jaar oorlog in Irak op initiatief van enkele jongeren. Iedereen was welkom om mee te discussiëren en visies te delen omtrent de oorzaken van de oorlogen die de wereld maar niet lijken te verlaten. De bedoeling was zoals op de uitnodiging te lezen viel “een vrije discussie te houden, waar oprecht wordt gezocht naar antwoorden”. De IKS steunt dit iniatief. Op 26 maart vond een discussie plaats te Antwerpen naar aanleiding van de vijf jaar oorlog in Irak op initiatief van enkele jongeren. Iedereen was welkom om mee te discussiëren en visies te delen omtrent de oorzaken van de oorlogen die de wereld maar niet lijken te verlaten. De bedoeling was zoals op de uitnodiging te lezen viel “een vrije discussie te houden, waar oprecht wordt gezocht naar antwoorden”. De IKS steunt dit iniatief.
De inleiding en de discussie bevestigen andermaal de stelling van ons laatste Internationaal Congres waar we vaststelden dat er een nieuwe generatie van revolutionairen opkomt. Een toenemend aantal mensen in alle uithoeken van de planeet stellen zich dezelfde fundamentele vragen over de aard van de kapitalistische maatschappij en willen debatteren over de manier waarop een alternatief gevestigd kan worden. Als organisatie willen we aan dit proces bijdragen overal en zoveel als we kunnen, met de middelen die ons ter beschikking staan. We publiceren hier de inleiding en een korte synthese van het debat dat volgde dat we van een der iniatiefnemers ontvingen.
Naar aanleiding van de vijf jaar oorlog in Irak houden we vandaag een discussieavond over de oorlogen die deze wereld teisteren en waar geen eind aan lijkt te komen. In de eerste plaats denken we aan de oorlog in Irak, maar ook die in Afghanistan, Israël-Palestina, Sudan, Tsjaad, Congo, Somalië, Kenya, Tsjetsjenië en onlangs nog de spanningen tussen Venezuela, Ecuador en Colombia. Voor de discussie van vanavond vertrekken we van de situatie in Irak, maar het is niet uitgesloten dat die andere ook aan bod komen. We kunnen ons bijv. de vraag stellen of er een verband bestaat tussen deze oorlogen en of er een gemeenschappelijke voedingsbodem voor deze oorlogen is.
Ik begin met een kleine schets van de toestand vandaag in Irak, om toch maar niet te vergeten wat deze oorlog concreet is: 94.000 doden, 4,4 miljoen vluchtelingen, 3000 miljard $ aan militaire kosten, vernieling van elektriciteit- en watervoorzieningen, rampzalige gezondheidszorg, ‘elke dag’ wel een aanslag (bijv. midden maart blies een vrouw zich op en maakte tientallen doden en gewonden), elke buurt in Bagdad weerspiegelt de militie waardoor ze wordt gecontroleerd, corruptie alom (bijv. verkopers moeten Iraakse legerposten omkopen als ze hun goederen aanvoeren “We zijn er slechter aan toe dan de mensen in Gaza – als ze me niet doorlaten daar, moet ik het hele gebied rond om een andere controlepost te bereiken. 99 procent kans dat ik dan dood ben.”)
Ten opzichte van deze feiten is de eerste vraag van de meeste mensen hoe deze waanzin te stoppen. Om dit te weten dienen we een andere vraag te stellen: ‘waarom deze oorlog?’ Ik stel voor van deze twee hoofdvragen – ‘waarom deze oorlog?’ en ‘hoe de oorlog stoppen?’ – te vertrekken om de discussie op gang te brengen.
Hoe is zo’n oorlog mogelijk, niemand wil zoiets toch? Toch beweren velen dat de oorlogen in Irak en Afghanistan door enkele mannen van “slechte” wil worden gevoerd: Bush, Donald Rumsfeld, Blair… of Osama Bin Laden, Saddam Hoessein, Moqtada El Sadr… Maar worden oorlogen wel gemaakt door individuen? Maken enkele personen de geschiedenis? Kan meneer Bush de koers van de machtigste staat in de wereld op zijn eentje bepalen? Is hij de leider of is hij de vertegenwoordiger van de VS haar politiek? En brengt de maatschappij waarin we leven, het kapitalisme, niet de leiders voort die ze nodig heeft?
Als het dan geen kwestie is van persoonlijkheden, is het dan misschien een kwestie van slecht beleid? Hebben de leiders ‘verkeerde’ beslissingen genomen? Of was de oorlog een goede zaak, maar werd ze verkeerd gevoerd? Dat is althans wat vele politiekers en media ons opdringen. Maar waarom oorlog voeren?
Vijf jaar geleden argumenteerde de Verenigde Staten samen met Groot-Brittannië dat Irak massavernietigingswapens bezat. Sinds wanneer steekt een staat miljarden in een oorlog enkel om een land te ontwapenen? Wie vindt de rationaliteit achter ‘een oorlog om de vrede te bewaren’ ? (“War is peace, freedom is slavery, ignorance is strength”, de leuze van de totalitaire staat uit George Orwels’ boek 1984) Na vijf jaar is het al voldoende bewezen dat dit argument hol is en niet de ware beweegreden was van de oorlog.
Wordt de geschiedenis, en dus ook oorlogen, gestuwd door persoonlijkheden, door mensen van slechte wil, een toevallig ‘slecht bestuur’ of een willekeurige goesting om een oorlog te starten? Ik denk van niet. De vragen die ik me stel zijn: Welke maatschappelijke krachten maken dat deze oorlog(en) moet(en) worden gevoerd? Wat zijn de drijfveren die de heersende klasse stuwen tot oorlog voeren? (Want zelfs de bourgeoisie wil vrede, maar wegens haar natuur als verdediger van het kapitalisme kan ze niet anders dan hypocriet zijn en de oorlog blijven mennen.) Wat is de voedingsbodem van deze oorlog(en)? Waar liggen de wortels van de oorlog? Dit zijn denk ik de essentiële vragen die ons leiden naar een antwoord gestoeld op materiële argumenten.
Volgens de antiglobalisten, altermondialisten of vele linkse organisaties zou de oorlog gevoerd worden om de olie in Irak, voor verdere verkoop of voor eigen gebruik. Hetzelfde argument geldt trouwens voor sommige oorlogen in Afrika: multinationals en/of grootmachten zouden oorlogen steunen om de grondstoffen. Maar ik kan me moeilijk inbeelden dat een oorlog waarin 3000 miljard $ in gepompt is, wordt gevoerd om de onmiddellijke winst of het eigen gebruik. Daarenboven heeft de Verenigde Staten zelf verschillende olievelden en heeft ze voldoende akkoorden met Midden- en Zuid-Amerikaanse landen om zich van petroleum te voorzien.
Een ander argument is dat de Verenigde Staten en andere landen Irak binnenvielen, niet om de olie zelf, maar om de controle over de olie en de regio. Werd de oorlog gevoerd om de invloedssfeer van ieder land te vergroten? Maar invloed over wat en waarom? Invloed over een economie die er amper is? Een afzetmarkt zijn de bezette landen ook zeker niet. Zijn het dan militaire, strategische belangen die de oorlog bepalen? Maar is het kapitalisme niet in de eerste plaats een productiewijze gericht op economisch profijt? Waarom dan Irak aanvallen? Welke belangen wegen er door: economische of strategische?
“Hoe de oorlog stoppen?” is misschien de meest gestelde of in ieder geval de meest prangende vraag. Tienduizenden protesteerden recent te Londen tegen de oorlog, tienduizenden protesteerden in de Verenigde Staten. Ook in andere landen kwamen mensen op straat. Toch houden zij en de miljoenen betogers van de afgelopen jaren de oorlog niet tegen. Hoe komt dit? Kan de oorlog wel gestopt worden zonder vernietiging van het kapitalistisch systeem? Draagt het kapitalisme de oorlog niet in zich? Wie kan de oorlog tegenhouden en hoe? We kunnen enkele historische voorbeelden aanhalen om te begrijpen wie en wat een oorlog wel en niet kan stoppen:
- Aan de vooravond van Eerste en de Tweede Wereldoorlog werden eveneens pacifistische betogingen georganiseerd en toch braken beide oorlogen uit.
- De Eerste Wereldoorlog werd niet uitgevochten tot het bittere einde zoals de Tweede Wereldoorlog, maar kwam tot stilstand. Er was massale desertie en verbroedering tussen soldaten van beide kampen, zowel aan het Oostfront als aan het Westfront. De Russische Revolutie brak uit in 1917 en in 1918 braken er stakingsgolven uit in Duitsland. Bestaat er tussen deze gebeurtenissen een verband? Ik geloof van wel.
- De oorlog in Vietnam werd gestopt, wegens enerzijds gewijzigde allianties tussen de Verenigde Staten, China en de Sovjet-Unie, maar anderzijds door een druk vanuit het Amerikaanse leger zelf, waar duizenden GI’s zich organiseerden tegen de oorlog en vanuit de Verenigde Staten, waar arbeiders in staking gingen tegen de oorlog. We kunnen ons afvragen in hoeverre het laatste het eerste bepaalde, maar dat zou ons misschien te ver brengen.
Moeten we kamp kiezen in deze oorlog(en)? Moeten we kiezen tussen terroristen, Iraakse nationalisten en imperialisten? Of zijn ze allen even imperialistisch? Ikzelf weiger te kiezen en denk dat geen enkel nationalisme, of het nu Iraaks, Amerikaans, Turks of Koerdisch is, nog iets te bieden heeft buiten nog meer oorlog, nog meer bloedvergieten. Enkel het tegenovergestelde, het internationalisme, biedt volgens mij een uitweg.
Tijdens de discussie die volgde bleken er meningsverschillen te zijn over een aantal punten. Zo bleef de vraag open of economische of strategische beweegredenen doorwogen om de oorlog te voeren. Was de oorspronkelijke bedoeling van de oorlogvoerende landen om olie te winnen en is dit uitgemond in een rampzalige mislukking? Maar wat met Afghanistan, waarvan we weten dat er economisch, buiten opium, niets te winnen valt? Strategische belangen nemen hier de overhand. Of was dit enkel een “oefenterrein” voor de latere oorlog in Irak? Is Irak dan ook een voorbereiding op een volgende oorlog?
Ook de manier om een oorlog te stoppen werd bediscussieerd. Is af en toe een ‘actiedag’ genoeg om druk te zetten op staten en hun oorlogspolitiek te wijzigen? Door zulke eenmalige acties zonder enigszins diepgaande overdenking wordt de oorlog en de maatschappij zelf die ze voortbrengt niet echt in vraag gesteld. Is het pacifisme daarbij zo onschuldig als ze lijkt?
De aanwezigen hebben tezamen op een dynamische wijze door uitwisseling van argumenten verschillende vraagstukken verhelderd. Maar nieuwe vragen dringen zich op. Het debat is duidelijk een deel van een ophelderingproces. Een ongedwongen gevoel en een werkelijke zoektocht naar antwoorden zorgden voor een aangename discussiesfeer.
een van de initiatiefnemers / 26.03.08
Cijfers en citaten:
Ondanks de talloze campagnes en media-hypes die de bourgeoisie over ons uitstort, bevestigen de arbeiders in Nederland, evenals hun klassebroeders elders, langzaam maar zeker hun strijdwil. In de diverse gevechten maakten de arbeiders in de kleinmetaal, die bij de postkantoren, de schoonmakers en de leraren duidelijk dat de arbeidersklasse zich steeds meer bevestigt als zelfstandige historische kracht. Ondanks de talloze campagnes en media-hypes die de bourgeoisie over ons uitstort, bevestigen de arbeiders in Nederland, evenals hun klassebroeders elders, langzaam maar zeker hun strijdwil. In de diverse gevechten maakten de arbeiders in de kleinmetaal, die bij de postkantoren, de schoonmakers en de leraren duidelijk dat de arbeidersklasse zich steeds meer bevestigt als zelfstandige historische kracht. Zij laat zien dat ze de enige sociale factor is die de maatschappij een vooruitzicht kan bieden, tegenover de bourgeoisie, die in Nederland nu al niet meer te bieden heeft dan hogere uitgaven, lagere inkomens en een steeds onzeker wordende toekomst voor iedereen.
Tegen de achtergrond van de voortdurende aanvallen op haar levensvoorwaarden, en met het vooruitzicht van een diepe economische recessie (1), laten de acties van het afgelopen voorjaar ons zien, dat er voor de arbeidersklasse geen andere keuze overblijft dan opnieuw de weg van de strijd op te gaan.
Natuurlijk willen links en de vakbonden ons doen geloven dat we niet teveel belang moeten hechten aan de stakingen, demonstraties en werkonderbrekingen van de afgelopen maanden. Die zouden een normaal onderdeel vormen van het spel dat nu eenmaal bij cao-onderhandelingen hoort... Ook willen ze ons maar al te graag voorhouden dat het de betrokken arbeiders niet gaat om de verdediging van hun inkomen, maar veeleer om betere bijscholingsmogelijkheden, meer opleidingskansen voor jongeren, emancipatie van de inkomens voor vrouwen en allochtonen, enzovoort.
Maar een ieder die de ontwikkelingen volgt, goed komt algauw tot de conclusie dat dit leugens zijn. Niet voor niets hebben de arbeiders in de afgelopen periode, in verschillende sectoren achtereen, openlijk hun afkeuring duidelijk gemaakt over een door de vakbonden en ondernemers gesloten cao-akkoord. Eerder gebeurde dat al in het najaar van 2006 door de arbeiders bij de ECT en bij de RET.
Vervolgens, in februari 2008, door de arbeiders bij de KPN, en zelfs bij de politie-agenten. Niet voor niets hebben de arbeiders de vakbonden zodanig druk gezet, dat deze gedwongen werden om de stakingsacties en demonstraties weken- (in de kleinmetaal) en soms maandenlang (onder de schoonmakers) voort te zetten. Niet voor niets slaagde de bourgeoisie er maar met grote moeite in om de gevechten van de schoonmakers, in de kleinmetaal en onder de politieagenten uit elkaar te houden, en in tijd en ruimte van elkaar te scheiden. Al deze aspecten samen laten zien dat er veel meer op het spel staat dan een eenvoudige vorm van vakbondsactie in het kader van cao-onderhandelingen.
De stakingen van de afgelopen maanden in Nederland volgen op arbeidersgevechten die elders in Europa zijn uitgebroken, zoals vanaf het najaar 2007 in Frankrijk, Duitsland en België (2), en die de strijdbaarheid hier de weg hebben gewezen. Dat willen zeggen: de enige weg die ons uiteindelijk een vooruitzicht biedt, is die van de verdediging van onze levensvoorwaarden, en dus van de solidariteit, van de groeiende eenheid, en van het toenemende bewustzijn van onze kracht als klasse.
Maar de arbeiders ontkomen er niet aan om hun verzet op te voeren. De verdieping van de crisis dwingt hen daartoe. In die zin is de economische crisis de bondgenoot van de arbeidersklasse. Wanneer de arbeidersklasse eenmaal de strijd opneemt, is zij wel gedwongen om hem te ontwikkelen, en op een hoger plan te brengen, wil zij werkelijke vooruitzichten scheppen voor haar eigen toekomst en voor die van heel de mensheid. De crisis van het kapitalisme biedt slechts het vooruitzicht van meer ellende en vernietiging.
Net als de arbeidersklasse over de gehele wereld ondervond zij ook in Nederland lange tijd de negatieve gevolgen van de ineenstorting van het Oostblok, en vooral de druk van de enorme campagne over de dood van het communisme (de dood van ieder zelfstandig perspectief van de arbeidersklasse). In het begin van deze eeuw begon ze de weg naar overdenking en strijd opnieuw in te slaan, maar toch had ze de grootste moeite om haar klassensolidariteit handen en voeten te geven in concrete gevechten tegen de aanvallen op haar levensvoorwaarden.
In Nederland slaagde de arbeiders er uiteindelijk in oktober 2004 in om een duidelijk teken van leven te geven, toen ze hun strijdwil en solidariteit als klassebroeders tot uitdrukking brachten in een massale demonstratie op het Museumplein in Amsterdam, als protest tegen de aanvallen op de pensioenvoorwaarden door de toenmalige regering Balkenende-2. (3)
Maar terwijl de arbeidersklasse nog enigszins beduusd zat na te genieten van de kracht die ze op die tweede oktober tot uiting had gebracht, greep de bourgeoisie de moord op cineast Theo van Gogh aan om een in Nederland nog niet eerder vertoonde mediacampagne tegen het islamitisch terrorisme te lanceren. Deze was van een dermate grote omvang en intensiteit dat ze kan worden gezien als een huisgemaakte variant van de internationale campagne die op 11 september 2001 begon, waarbij ze naadloos aanhaakte. (4)
De moord op Van Gogh, en vooral het politieke- en mediageweld dat hierdoor werd ontketend, hadden een dermate grote impact, dat men opnieuw vrij gemakkelijk werd meegesleept in het idee dat alleen de burgerlijke staat onze veiligheid, en dus indirect ook onze levensvoorwaarden in het algemeen, kan ‘garanderen’. Ieder ander idee was op dat moment weer naar de achtergrond gedrongen. Opnieuw werd het perspectief van arbeidersstrijd in Nederland nagenoeg uit ieders gedachten verdrongen.
Het arbeidersverzet had in de volgende jaren lange tijd niet meer dezelfde betekenis als in 2004. Hoewel er op internationaal vlak, en met name in Europese landen als Duitsland, Engeland en Frankrijk, belangrijke strijd plaatsvond, waarbij de arbeidersklasse veel vertrouwen in haar eigen bekwaamheid tot uitdrukking bracht, bleef hij in Nederland beperkt tot een aantal verspreid opflakkerende reacties binnen enkele sectoren.
Al met al kostte het de arbeidersklasse grote moeite om de uitwerkingen van de campagne tegen het islamitisch terrorisme te boven te komen. Het duurde tot in het najaar van 2007, toen zich met een staking onder de middelbare scholieren een nieuwe generatie aanmeldde. Deze staking vormde een cruciaal moment, een soort scharnierpunt in de verandering van de situatie aan het klassenfront in Nederland. Op dat moment werd er in de arbeidersklasse in Nederland een nieuw signaal afgegeven. Het kondigde aan dat ze, bij momenten, opnieuw in staat is om het voortouw te nemen.
In de loop van de afgelopen maanden is deze tendens bevestigd geworden door de acties onder het schoonmaakpersoneel, van de metaalarbeiders en van de leraren en de arbeiders bij de postkantoren. Zelfs bij de politieagenten, die eerder hadden deelgenomen aan gewelddadig optreden tegen actievoerende scholieren, konden de cao-onderhandelingen niet tot tevredenheid leiden.
De reactie van de bourgeoisie liet ook deze keer niet lang op zich wachten. Al in november 2007 deed zich de gelegenheid voor om een omvangrijke campagne te lanceren. De extreem-rechtse Geert Wilders lanceerde het plan om een anti-islamfilm uit te brengen. Terwijl daarmee olie op het vuur gegooid werd van de campagne die imperialistische oorlogen en terrorisme voorstelt als louter een uitwas van verkeerde religieuze opvattingen, vormde de extreme toon van Wilders voor de bourgeoisie aanleiding om een verhitte tegencampagne te starten.
De campagne was er op gericht het bewustzijn binnen de arbeidersklasse te vertroebelen en haar een rad voor ogen te draaien. Nadat jarenlang de xenofobe en anti-islam campagnes de boventoon hebben gevoerd, steekt de wind vervolgens uit de meer ‘verantwoordelijke’, ‘weldenkende’ ‘democratische’, en ‘tolerante’ sectoren van de bourgeoisie op, precies zoals de koningin het in haar kersttoespraak naar voren had gebracht, en zoals Doekle Terpstra, ex-voorzitter van het CNV, het al vorig najaar had uitgebazuind.
Het was tevens een poging van de bourgeoisie om het gewicht van de ontbinding op haar eigen politieke apparaat in te perken. Extreem-rechts populisme is een verschijnsel dat vooral de laatste tien jaar in Nederland de kop heeft opgestoken. Het is een fenomeen dat het politieke spel voor de bourgeoisie steeds moeilijker controleerbaar maakt, en dat haar met het probleem opzadelt dat steeds grotere delen van het parlement zichzelf als volkomen onverantwoordelijk ontpoppen. We hebben dit vanaf het najaar 2002 gezien met Pim Fortuyn en de rattenclub ‘LPF’. Na het stranden van Balkenende-2 zit de bourgeoisie tenslotte zowel met ex-VVD’er Wilders als met ex VVD’er Verdonk opgescheept, die elk hun eigen soepje koken aan de rechter rafelrand van haar politieke spectrum.
Hoezeer de bourgeoisie haar best ook deed, de voortdurende heisa rond Wilders en zijn filmpje sloeg bij de grote massa van de bevolking niet echt aan en begon zelfs weerzin op te wekken. Zo trok de manifestatie van het zeer democratische Nederland bekent kleur op zaterdag 22 maart in Amsterdam tegen het gedrijf van Wilders en de zogenaamd ‘gevaarlijk’ lauwe reacties van ‘de gevestigde partijen’ daarop (nog voor het maakwerk ook maar ergens was vertoond), nog geen 5000 deelnemers. Onder de manifestanten bestond er zelfs belangstelling voor onze pers, die handelde over onderwerpen als de uitholling van onze inkomens en de scholierenstaking.
Door Wilders als een onverantwoordelijk element aan te klagen, kon de rest van “de politiek” zich als ‘goede en verantwoordelijke democraten’ van hem onderscheiden. Het was voor de bourgeoisie tenslotte een koud kunstje om de heetgebakerde populist in de Tweede Kamer in de hoek te zetten en de bokkenpruik te laten dragen. Maar het is de bourgeoisie niet gelukt om de aandacht in de klasse af te leiden van de verdieping van de economische crisis, de vierkante uitholling van onze inkomens en arbeidsvoorwaarden, dreigende ontslagen, de toespitsing van militaire en oorlogsconfrontaties over de hele wereld, en problemen als de vernietiging van het milieu.
Verwoede pogingen van linkse activisten, zoals de Internationale Socialisten, om de schoonmakers mee te slepen in de voortdurende ‘democratische’ campagnes van de bourgeoisie, onder het voorwendsel dat het vooral om een bijzondere categorie van vrouwen en buitenlanders zou gaan, in plaats van om arbeidersstrijd, sorteerden geen noemenswaardig effect. Ook de schoonmakers lieten zich niet in groten getale verleiden aan de demonstratie van Nederland bekent kleur deel te nemen.
Dit maal heeft de arbeidersklasse zich dus niet van de wijs laten brengen. Ze heeft haar pogingen tot strijd gewoon doorgezet, dwars door alle campagnes heen. Het bevestigt haar vastberadenheid om ook in Nederland het pad van de klassenstrijd weer op te gaan.
Fernando & Dixoff / 19.04.2008
Voetnoten
(1) Volgens Minister van Financiën, Wouter Bos, is “de huidige financiële crisis de ergste sinds die van 1929”.
(2) - Over de strijd in Duitsland, zie elders in deze uitgave, en in:
(3) Zie onze Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze! (Bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103).
(4) Voor onze regelmatige beoordelingen van de xenofobe campagnes en van de pogingen tot arbeidersstrijd in Nederland verwijzen we graag naar onze pers en website. Voor een beschouwing over de situatie na de afgang van Balkenende-2, zie het artikel "Nieuwe bewindsploeg=nieuwe aanvallen: Alleen arbeiderssolidariteit loont! in Wereldrevolutie", nr. 110 (januari-april 2007).
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[2] https://archive.intal.be/nl/article.php?articleId=267&menuId=1
[3] https://www.nrc.nl/buitenland/article976972.ece/Internationale_Rode-_Kruis_Irak_humanitair_drama
[4] https://www.icrc.org/Web/Eng/siteeng0.nsf/htmlall/iraq?OpenDocument
[5] https://www.indymedia.be/fr/node/26620
[6] https://nl.internationalism.org/tag/4/88/irak
[7] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[8] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland