Bijlage | Grootte |
---|---|
Pamflet_AIRBUS.pdf [1] | 413.3 KB |
Nadat de directie van Airbus zich meerdere weken in allerlei bochten heeft gewrongen, en na een ontmoeting tussen Chirac en Merkel, is nu de valbijl gevallen: 10.000 banen in Europa verdwijnen en verschillende fabrieken zullen worden gesloten of verkocht.
Met de hand op het hart vertelt ons de directie “er zullen geen gedwongen ontslagen vallen”, “alles zal met vroegtijdige pensionering en vrijwillig vertrek worden geregeld”. Er komen geen ontslagen bij Airbus, maar dat betreft slechts de helft van het personeel dat wordt geraakt: de 5000 uitzendkrachten of loonarbeiders bij onderaannemers worden verzocht om op te hoepelen. Wat voor de loonarbeiders van Airbus het “vrijwillig vertrek” betekent, kunnen we op de vingers van één hand natellen: pesterijen door allerlei lagere chefs om hen te doen afknappen. Alles bij elkaar genomen zal er nog meer werkloosheid zijn, vooral onder de jongeren die werk zoeken. En voor wie blijft: als maar helsere arbeidsritmen, meer werken voor hetzelfde salaris, of minder.
Om de crisis van Airbus te verklaren en om dergelijke maatregelen te rechtvaardigen, zingt een ieder zijn eigen liedje. Voor Gallois, de baas van Airbus, is het in de eerste plaats vanwege de sterke Euro: de vliegtuigen van Airbus zijn te duur in vergelijking met die van Boeing. Voor de vakbonden gaat het om een kwestie van slecht management of om de inhaligheid van de aandeelhouders. Voor de bazen is het omdat de staat zich heeft willen inmengen in de industriële politiek, wat zijn rol niet zou zijn: men moet de privé-investeerders het onder elkaar laten uitzoeken. Voor de linkse partijen is het omdat de staat zijn rol van aandeelhouder niet heeft gespeeld. Voor de Franse pers is het vanwege de Duitse staat die de dekens naar zich toe heeft getrokken. De Duitse pers, en de Duitse bourgeoisie die erachter staat, valt het moeilijk om dit argument om te keren, aangezien dat de chemiegigant Bayer net de opheffing van 6100 arbeidsplaatsen heeft aangekondigd, terwijl de directie van Deutsche Telekom terzelfdertijd heeft besloten om 50.000 arbeiders naar onderaannemers over te plaatsen – wat een manier is om hun ontslag voor te bereiden, dat zal volgen wanneer ze eenmaal in vele kleine bedrijfjes zijn ondergebracht en dit alles zonder dat de fransen hier voor iets tussen zitten. En om maar meteen met een ruime maat te meten, moeten degenen die achterblijven vijf uur per week extra werken zonder loonsverhoging. Door haar media probeert de Duitse bourgeoisie de arbeiders bij Airbus te vertroosten door te zeggen dat het voor hen nog erger had kunnen zijn: het zijn immers de Franse arbeiders die het meest getroffen worden. De Spaanse pers laat hetzelfde klokgeluid horen: Wanneer we niet al te slecht af zijn, is dat omdat we competitiever zijn. En om een regeltje aan het nationalistische refrein toe te voegen, worden de Duitsers en de Fransen ervan beschuldigd ieder hun eigen potje te koken zonder de Spanjaarden te raadplegen.
De Britse pers van zijn kant daar domineert vooral discretie: Op dit moment worden honderdduizenden arbeiders in de gezondheidszorg aangevallen met een bevriezing van hun toch al bijzonder lage salarissen.
Voor de Duitse vakbonden zijn de moeilijkheden van Airbus maar één voorbeeld onder meerdere van het slechte beheer door de bazen, dat ook al verantwoordelijk wordt gesteld voor de moeilijkheden bij Deutsche Telekom en bij Bayer. Zij eisen om nog meer betrokken te worden bij het beheer van de ondernemingen, terwijl ze praktisch al 50% van alle ondernemingsraden vertegenwoordigen, en ze al betrokken zijn geweest bij alle beslissingen bij Airbus en in andere sectoren. In dat kader stellen ze voor dat de te nemen maatregelen “om de toekomst van Airbus veilig te stellen” lokaal bediscussieerd worden, fabriek per fabriek, door de bazen en de vakbonden.
De Franse vakbonden klagen op hun beurt eveneens het “slechte bestuur” van de huidige directie aan, en stellen voor de staat een zwaardere stem te geven in het beheer van Airbus. Dit perspectief wordt ook gesteund door de Eerste Minister en door de rechtse en centrum-kandidaten bij de aanstaande presidentsverkiezingen Sarkozy en Bayrou. De socialistische kandidate Ségolène Royal doet er nog het voorstel bovenop dat de regio’s in het kapitaal van de vliegtuigbouwer moeten deelnemen. Dat bestaat al in Duitsland, waar de Länder deelnemen aan het kapitaal van Airbus, met het intussen bekende resultaat!
Er kan een greintje waarheid zitten in sommige van deze verklaringen. Het klopt dat de sterke Euro de verkoop van vliegtuigen die in Europa zijn geproduceerd hindert tegenover de concurrentie van Boeing. Het is juist dat er beheersproblemen zijn bij Airbus. In het bijzonder klopt het dat de concurrentie tussen de Duitse en de Franse staat de zaken niet heeft geregeld. Iedereen kan een stukje van de waarheid vertellen, maar allemaal delen deze lieden dezelfde leugen: dat de arbeiders die vandaag opdraaien voor de moeilijkheden van Airbus dezelfde belangen zouden hebben als hun bazen. Kortom, ze zouden met het doel van deze praatjes moeten instemmen: Airbus moet rendabel worden tegenover Boeing. En dat is precies wat de Amerikaanse bazen aan de Amerikaanse arbeiders vertellen, en waarom de laatsten in de afgelopen jaren tienduizenden ontslagen hebben ondergaan. Per slot van rekening willen alle praatjes die de “verantwoordelijken” afsteken – regering, bazen of vakbonden – de boodschap doen overkomen dat de Amerikaanse arbeiders de vijanden zouden zijn van de Europese, net als de Franse, Duitse, Engelse en Spaanse arbeiders allemaal elkaars vijanden zouden zijn. Uiteindelijk wil het geheel van de burgerlijke krachten in de economische oorlog van vandaag de arbeiders in de verschillende landen tegen elkaar opzetten net zoals ze dat in de militaire oorlogen doet.
De kapitalisten houden niet op om ons te vertellen dat ze elkaar onderling beconcurreren, en dat klopt zeker. De oorlogen van de twintigste eeuw hebben ons laten zien dat het de arbeiders zijn die het meeste te verliezen hebben in deze rivaliteiten tussen kapitalistische naties, en dat ze geen enkel belang hebben om zich aan de bevelen en de belangen van hun respectievelijke nationale bourgeoisie te onderwerpen. In de logica van het kapitalisme moeten de Amerikaanse net als de Europese arbeiders steeds meer offers brengen. Wanneer Airbus rendabeler wordt ten opzicht van Boeing, zullen de Amerikaanse arbeiders nieuwe aanvallen ondergaan. Er is trouwens vanaf vandaag al een banenverlies van 7000 aangekondigd. Vervolgens is het aan de Europese arbeiders om opnieuw de rekening te betalen. Ieder terugwijken van de arbeiders tegenover de kapitalistische eisen zal overal slechts de weg bereiden voor nieuwe aanvallen, die nog gewelddadiger zullen zijn dan de voorgaande. Het kapitalistische systeem heeft geen andere “opties”, want het verkeert in een onoplosbare crisis. Het enige antwoord dat het daarop heeft bestaat eruit als maar meer banen te schrappen en de arbeiders die “de kans hebben” om hun baan... voor het moment te behouden een steeds wredere uitbuiting op te leggen.
Voor de arbeiders die vandaag door de maatregelen van de directie van Airbus worden getroffen, bestaat er geen alternatief dan de strijd aan te gaan. In verschillende fabrieken van Airbus hebben ze dat onmiddellijk begrepen. Meteen na de aankondiging van de directieplannen zijn de 1000 arbeiders van de fabriek in het Zuid-Duitse Laupheim spontaan in staking gegaan, op hetzelfde moment dat de arbeiders in Méaulte, Picardië, het werk neerlegden. Ze hebben daar het werk weer hervat nadat de vakbonden hen hebben verteld dat de fabriek niet zou worden verkocht, wat een leugen was.
Maar de arbeiders van Airbus zijn niet de enigen die in deze strijd betrokken zijn. Alle uitgebuiten moeten zich solidair voelen tegenover de aanvallen die vandaag op de arbeiders in de luchtvaartsector neerkomen, die morgen opnieuw de automobielsector zullen treffen, de Telecom, de chemie, en alle sectoren.
De arbeiders moeten zich in soevereine algemene vergaderingen verenigen, waarin ze over doelen en middelen van hun strijd discussiëren en beslissen. Hun strijd, dat is de zaak van de arbeiders zelf. Dat is niet de zaak van verkiezingskandidaten, die hun beloften vergeten zodra ze aan de macht zijn. Dat is ook niet de zaak van hun gepatenteerde “vertegenwoordigers”, de vakbonden. Die besteden hun tijd met verdeeldheid te zaaien tussen de arbeiders onderling, of het nu in één fabriek is dan wel in eenzelfde productie-eenheid. We zien dat vandaag in Toulouse, waar de praatjes van de belangrijkste vakbond, “Force Ouvrière” proberen de ‘blauwe boorden' in de fabrieken tegen de ‘witte boorden’ van het hoofdkantoor uit te spelen, die zelf ook zwaar worden getroffen. Of die de arbeiders in het ene land tegenover die van een ander proberen te stellen, want de vakbonden zijn de eersten die de nationale dweilen uithangen. Voor de Franse vakbonden van Airbus, met “Force Ouvrière” aan het hoofd, moet er worden “gestreden”, inclusief het lamleggen van de productie, voor een “betere verdeling van de offers”. Met andere woorden: om de Duitse arbeiders nog zwaarder te treffen. En zelfs wanneer een vakbond als IG-Metall voor medio maart een gezamenlijke actiedag voorstellen voor de arbeiders uit de verschillende landen met Airbus-nederzettingen, is dat slechts een manoeuvre om te voorkomen dat de arbeiders zich ervan bewust worden dat hun belangen niet die van het nationale kapitaal zijn, en om in één adem door zijn verklaringen tegen de staking als toonbeeld van “verantwoordelijkheid” voor te stellen.
Tegelijkertijd is het een middel om een “solidariteit” tussen de Europese arbeiders van Airbus te cultiveren die tegenover de Amerikaanse arbeiders van Boeing worden gesteld, die in de herfst van 2005 een massieve staking hebben gehouden tegen de aanvallen van hun bazen.
De noodzakelijke solidariteit van alle arbeiders is begonnen zich te manifesteren, notabene door spontane werkonderbrekingen in fabrieken die relatief gespaard blijven, zoals in Hamburg en Bremen, de belangrijkste in Duitsland. Onlangs hebben de arbeiders van Airbus in het zuiden van Spanje, die nu worden aangevallen, hun steun betuigd aan de manifestaties van de families van arbeiders van het automobiel-uitrustingsbedrijf Delphi, die op straat gegooid waren door de sluiting van de fabriek in Puerto Real. Dat is de weg die alle arbeiders op moeten gaan.
Tegenover de oproepen van de bazen om het schrappen van banen, loonsverlagingen, en verslechtering van de arbeidsomstandigheden te accepteren is slechts één antwoord mogelijk: de offers afwijzen, die nog brutalere aanvallen voorbereiden! Alleen de strijd loont!
Tegenover de pogingen om de arbeiders per fabriek of per land te verdelen – de solidariteit van de hele arbeidersklasse!
Tegen het isolement, dat altijd naar de nederlaag leidt: de uitbreiding van de strijd! De arbeidersvergaderingen moeten massale delegaties naar de andere ondernemingen sturen, opdat het geheel van de arbeiders deel neemt aan een solidariteitsbeweging.
Tegenover een kapitalistisch wereldsysteem dat ten einde raad is, dat steeds brutalere aanvallen onderneemt tegen alle arbeiders in alle sectoren en alle landen, bestaat er voor de arbeidersklasse geen ander alternatief dan steeds vastberadener, steeds omvangrijker en steeds meer solidaire gevechten te voeren. Dat is het enige middel om een hindernis op te werpen aan een verscherping van de uitbuiting, aan steeds onmenselijker arbeids- en levensomstandigheden, en om zich voor te bereiden op de omverwerping van dit systeem, dat ellende, oorlog en barbarij zaait.
Internationale Kommunistische Stroming / 5 maart 2007
Sinds enkele tientallen jaren ondersteunen de verschillende ultralinkse organisaties, en dan vooral de trotskistische, ‘de gerechtvaardigde strijd van het Palestijnse volk’ tegen ‘het Amerikaanse imperialisme’ in naam van de ‘nationale bevrijdingsstrijd’. Momenteel worden de Palestijnse gebieden in volledige chaos gestort door onderlinge strijd. Sinds de president van de Palestijnse Autoriteit op 16 december vervroegde presidentiële en parlementaire verkiezingen aankondigde vonden in Gaza gewapende confrontaties plaats tussen rivaliserende fracties, enerzijds de islamisten van Hamas die de regering vormen en anderzijds Fatah van president Mahmoud Abbas. De confrontaties zijn bloedig: straatgevechten, aanslagen met bomauto’s, herhaaldelijk ontvoeringen. Het vereffenen van hun onderlinge rekeningen zaait dood en terroriseert de bevolking van de Gazastrook, die al te gronde is gericht is door de armoede.
Wat vinden trotskistische organisaties zoals Lutte Ouvrière (LO) of de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR, zusterorganisatie van de SAP in België) van een dergelijke ontketening van geweld en barbarij?
Onveranderd wijzen LO en de LCR met de vinger naar diegenen die volgens hen als enigen schuldig zijn: de Verenigde Staten en de ‘zionistische staat Israël’. LO verklaart in een artikel in zijn weekblad van 6 oktober: “Chaos en confrontaties zijn het onmiddellijke gevolg van de financiële sancties die door de Europese Unie, de regering van de Verenigde Staten en die van Israël werden opgelegd” en ook: “Het zijn wel degelijk Israël en zijn westerse meesters die verantwoordelijk zijn voor de rampzalige toestand waarin de Palestijnen verkeren” (LO, nr. 2003, 22 december 2006). Het imperialisme is onlosmakelijk verbonden aan het leven van iedere burgerlijke nationalistische fractie en komt tot uiting in een strijd ter verdediging van het nationaal kapitaal tegen alle concurrerende staten, van de grootste tot de kleinste. Er dient aangestipt te worden (tot ongenoegen van de trotskistische groepen) dat, wanneer Fatah kan rekenen op de steun van Israël, Verenigde Staten en de Europese Unie en Hamas financieel gesteund en bewapend wordt door Iran en Syrië, dat juist komt door het bestaan van Palestijnse burgerlijke klieken.
Door zogenaamd ‘alle Palestijnen’ te ondersteunen, moedigt LO de arbeidersklasse in feite aan om zich te scharen achter de burgerlijke klieken en zich te laten ronselen als kanonnenvlees voor de verdediging van het Palestijnse vaderland. Dat is wat deze organisatie, net als het geheel van de trotskistische groepen, altijd doet en ook enkel de politiek van bepaalde landen, van bepaalde staten, als imperialistisch aanduidt.
Wat de LCR betreft, die steekt het evenmin onder stoelen of banken door luid en duidelijk haar directe steun te betuigen niet aan het ‘Palestijnse volk’ in het algemeen, maar direct aan de een of andere fractie of militie. Daags na de verkiezingen waarbij Hamas als overwinnaar uit de bus kwam, verklaarde een communiqué van de LCR van 26 januari 2006: “Fundamenteel dragen de Israëlische regeringen, en die van Sharon op kop, en de Verenigde Staten een grote verantwoordelijkheid in wat sommigen een ‘politieke aardverschuiving’ noemen. Deze gespierde politiek van Bush en Sharon heeft de leiders van de Fatah parten gespeeld en Hamas in de kaart gespeeld.” De trotskistische organisaties zijn gebrand op het voortdurend kiezen voor één van de aanwezige kampen in alle oorlogen, in ieder conflict. En die politiek wordt hier ronduit belachelijk. Zo hebben we kunnen meemaken hoe bij de LCR de steun geleidelijk aan verschoof van Fatah naar Hamas: “De Verenigde Staten en Israël proberen de president van de Palestijnse Autoriteit te versterken [...] om de regering van Hamas te verzwakken, die massaal verkozen is en gesteund wordt door de meerderheid van de Palestijnen” of nog meer onomwonden: “Dat is de achtergrond van de bloedige botsingen van de laatste weken in Gaza, tussen de militanten van Fatah en die van Hamas, en waarvoor Fatah de volledige verantwoordelijkheid draagt.” (door ons vet gedrukt).
Die windhaanpolitiek veroorzaakt ontreddering binnen de trotskistische stroming en daarvan getuigt het woedende gebekvecht op het forum van de ‘revolutionaire marxisten’ (https://forumtrots.agorasystem.com/lcr [3]) dat onderhands onderhouden en gecontroleerd wordt door de LCR. Terwijl de oorlog tussen de Palestijnse fracties voortwoekert, gaat het er haar om voor één van deze fracties te kiezen, opdat het Palestijnse volk, in slijk en bloed, eindelijk de weg van haar ‘nationale bevrijding’ kan inslaan. Sommigen willen Fatah ondersteunen, dat progressief zou zijn. Anderen willen daarentegen, om dezelfde redenen, Hamas ondersteunen.
Een kleine bloemlezing, de één stelt “Eén van de fracties is burgerlijk nationalistisch en de andere vertegenwoordigt het groene fascisme. Ik verkies Fatah!” Een ander antwoordt hem: “Wat wij in deze crisis duidelijk kunnen merken is dat Fatah toch een drempel heeft overschreden als hulptroep van het imperialisme door de regering van Hamas te veroordelen […] en door naar alle middelen te grijpen om die te destabiliseren.” Een derde drukt zich als volgt uit: “Hamas verdedigt noch de bourgeoisie noch het fascisme maar een feodaal systeem gestoeld op het religieuze obscurantisme terwijl Fatah, nationalistisch en niet-confessioneel […] een zelfstandige staat verdedigt die geleid wordt door een nationale bourgeoisie […]. Ik kies voor de PLFP.” Nog een andere trotskistische sympathisant doet er nog een schepje bovenop: “Zelfs indien de PLFP de Hamas zou ondersteunen?” Antwoord van de voorafige: “Bij afwezigheid van een marxistische en revolutionaire organisatie die in staat zou zijn om een gewicht in de schaal te werpen bij de huidige gebeurtenissen, betuig ik mijn kritische steun aan wie ik kan! En dus aan de PLFP in dit geval…”. In naam van de democratie laat de LCR deze argumenten op een cynische manier onbeantwoord. En met reden, de wanklank van het debat is niets meer dan de weerspiegeling van de eigen innerlijke tegenspraken.
LO en de LCR vermijden zorgvuldig om de vraag te stellen: wáár stelt zich de verdediging van de belangen van de arbeidersklasse, in Palestina, in Israël of elders in de wereld? De wrede uitbuiting van de arbeidersklasse door de Palestijnse en Israëlische bourgeoisie is als bij toverslag verdwenen. De “verdediging van het Palestijnse vaderland, in naam van de gerechtvaardigde rechten van de Palestijnen” wordt er als slogan ingehamerd om de arbeidersklasse te ronselen voor het inter-imperialistische wespennest. Zo verspreiden de trotskistische broeinesten het ergste nationalistische gif in het bewustzijn van de arbeiders. Iedere bourgeoisie, Palestijns of Israëlisch, roept de arbeiders die op hun grondgebied wonen er toe op om deel te nemen aan de oorlog. Enerzijds moet er gestreden worden voor “de gerechtvaardigde zaak van het Palestijnse volk” en anderzijds zou men “Israël moeten verdedigen tegen de dreiging van het fanatisme van de Arabische moslimwereld.” Wat zijn de gevolgen van een dergelijk standpunt zowel voor de arbeiders die in Palestina leven als in Israël? Wat moet de houding zijn van de arbeiders overal ter wereld ten opzichte van dit conflict? Deze vragen en de antwoorden die er op komen zijn niet van bijkomstig belang voor de arbeidersklasse, integendeel, zij zijn van levensbelang voor de ontwikkeling van de klassenstrijd en het proletarische bewustzijn.
Overal hebben de arbeiders dezelfde belangen te verdedigen, tegen dezelfde klasse van uitbuiters. Dat betekent slechts één ding voor de arbeidersklasse: tegenover de imperialistische en nationale oorlogen van de bourgeoisie kan het proletariaat enkel zijn klassenoorlog stellen en zijn internationale eenheid. Rosa Luxemburg, een van de grootste persoonlijkheden van het revolutionaire proletariaat, beklemtoonde dit bijna een eeuw geleden al luid en duidelijk: “In het tijdperk van het ontketende imperialisme kan er geen nationale oorlog meer zijn. De nationale belangen zijn niets anders dan een misleiding die tot doel heeft om de werkende volksmassa’s in dienste te stellen van hun doodsvijand: het imperialisme” (1). Onder het mom van een gerust geweten en in naam van de verdediging van een Palestijns vaderland waar de rechten van het volk gerespecteerd zouden worden, zien we met welk vuil werk organisaties als LO en de LCR zich bezighouden. Erger nog! Wanneer zij geconfronteerd worden met organisaties die op een werkelijke en concrete wijze het proletarisch internationalisme verdedigen, behandelen zij die als ‘onverschilligen’. Het enig mogelijke marxistische en revolutionaire standpunt is dat wat gesteld werd door een aanhanger van de standpunten van het Links Kommunisme, die het woord nam op het trotskistische Forum: “Wat er in Gaza gebeurt toont eens te meer aan wat de nationalistische ideologie voor de arbeidersklasse betekent. Wanneer de arbeidersklasse vergiftigd is door deze ideologie wordt deze er telkens toe gebracht om elkaar onderling uit te moorden voor belangen die niet de hunne zijn. Dat hebben we gezien in 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog, tijdens de conflicten tussen het Oostblok en het Westen. Nu weer met de ontwrichting van de Palestijnse Autoriteit worden de Palestijnse arbeiders er toe gebracht om elkaar af te maken in naam van het feit dat het ene of het andere kamp progressief zou zijn. En dat terwijl alle aanwezige kampen een nationale zaak verdedigen die niet het terrein is van de arbeidersklasse. Tegenover een dergelijke toestand moet eens te meer de oorlogskreet van de arbeidersklasse worden aangeheven: proletariërs hebben geen vaderland!”.
Tino / 22.01.2007
(1) Stellingen over de internationale democratie.
Na 90 jaar blijft de ontketening van de Russische Revolutie in 1917 de meest reusachtige, meest bewuste massabeweging van de uitgebuiten. Ze was rijker aan ervaringen, aan initiatieven en aan creativiteit dan welke andere gebeurtenis uit de geschiedenis ook.
Na 90 jaar blijft de ontketening van de Russische Revolutie in 1917 de meest reusachtige, meest bewuste massabeweging van de uitgebuiten. Ze was rijker aan ervaringen, aan initiatieven en aan creativiteit dan welke andere gebeurtenis uit de geschiedenis ook. Miljoenen proletariërs zijn er toen werkelijk in geslaagd om hun isolement te doorbreken, om zich bewust te verenigen, om zich de middelen te verschaffen om collectief, als één macht op te treden, en om de instrumenten voor de omverwerping van de burgerlijke staat en het veroveren van de macht in werking te brengen: de arbeidersraden (sovjets). Belangrijker nog dan de omverwerping van het eeuwenoude tsaristische regime was dat deze bewuste massabeweging niets minder aankondigde dan het begin van de proletarische wereldrevolutie in het kader van een internationale golf van revoltes van de arbeidersklasse tegen de oorlog en tegen het kapitalistisch systeem in zijn geheel.
De bourgeoisie heeft zich hierin niet vergist; zij verspreidt sinds decennia de meest doortrapte leugens over deze historische gebeurtenis. Met een heel palet aan spitsvondigheden doen de burgerlijke historici in feite niets anders dan één van de meest afgezaagde legendes herhalen, die de Russische Revolutie van februari 1917 afschildert als een beweging voor ‘democratie’, die door een bolsjewistische staatsgreep verkracht zou zijn. Februari 1917 zou een waar ‘democratisch feest’ geweest zijn, Oktober 1917 een platvloerse ‘staatsgreep’, een manipulatie door de bolsjewistische partij van de achterlijke massa’s van tsaristisch Rusland. Deze schaamteloze vervalsing is het product van de angst en de woede die de wereldbourgeoisie voelt tegenover een collectief en solidair werk, een bewuste actie van de uitgebuite klasse, die het hoofd durft te verheffen en de bestaande orde der dingen in vraag stelt.
De opstand van de arbeiders van St. Petersburg (Petrograd) in Rusland in februari 1917 komt niet als een donderslag bij heldere hemel. Hij ligt in het verlengde van de hard onderdrukte economische stakingen die door de Russische arbeiders vanaf 1915 gevoerd worden tegen de wreedheid van de wereldoorlog, tegen de honger, de zwarte ellende, de doorgedreven uitbuiting en de ononderbroken terreur van de staat van oorlog. Deze stakingen en revoltes beperken zich in die periode niet tot het Russische proletariaat, maar maken deel uit van de strijd en de acties van het internationaal proletariaat. Een soortgelijke golf van arbeidersverzet ontwikkelt zich in Duitsland en Oostenrijk, in Groot-Britannië... Aan het front, vooral bij het Russische en het Duitse leger, vinden muiterijen, collectieve deserties, en verbroedering tussen soldaten van beide kanten plaats. Nadat het zich had laten meeslepen door het vergif van het patriottisme en het ‘democratisch’bedrog van de regeringen, gesteund door het verraad van de meeste sociaal-democratische partijen en vakbonden, stak het wereldproletariaat opnieuw de kop op en begon het uit de mist van de chauvinististische dronkenschap te ontwaken. Aan het hoofd van de beweging bevonden zich de internationalisten – bolsjewieken, spartakisten, heel de linkerzijde van de IIe Internationale die de oorlog, nadat die in augustus 1914 was uitgebroken, onophoudelijk aanklaagden als een imperialistische rooftocht, als de uitdrukking van het failliet van het wereldkapitalisme, als het signaal voor het proletariaat om zijn historische missie ten uitvoer te brengen: de internationale socialistische revolutie. Deze historische uitdaging is de arbeidersklasse aangegaan vanaf 1917 tot in 1923. In de voorhoede van deze proletarische beweging die een einde maakte aan de oorlog en die de mogelijkheid opende voor de wereldrevolutie stond het Russische proletariaat in de maand februari van 1917. Het losbarsten van de Russische Revolutie was dus geen nationale gebeurtenis of een op zichzelf staand fenomeen – dat wil zeggen een vertraagde burgerlijke revolutie die zich ertoe beperkte het feodale absolutisme omver te werpen. Ze vormde integendeel het hoogtepunt van het antwoord van het wereldproletariaat op de oorlog, en op een nog fundamenteler niveau: op de intrede van het kapitalistisch systeem in zijn vervalperiode.
Tussen 22 en 27 februari ontketenen de arbeiders van St. Petersburg een opstand in antwoord op het historisch probleem dat gesteld wordt door de wereldoorlog als uitdrukking van het verval van het kapitalisme. De staking begint bij de textielarbeiders die de aarzelingen bij de revolutionaire organisaties opzijzetten, en omvat binnen drie dagen praktisch alle fabrieken van de hoofdstad. Op de 25e hebben 240.000 arbeiders het werk stilgelegd. Ze blijven geenszins passief in hun werkplaatsen, maar komen bijeen in meetings en straatbetogingen, waar de ordewoorden van het eerste uur om ‘brood’ te eisen al snel versterkt worden tot ‘weg met de oorlog’ en ‘weg met de autocratie.’
Op de avond van de 27e heerst de opstand, gevoerd door het bewapende proletariaat, als heer en meester over de stad, terwijl arbeidersstakingen en betogingen op gang komen in Moskou, en in de dagen daarna ook in de provinciesteden Samara, Saratov en Charkov... Geïsoleerd en niet bij machte een leger, dat sterk verzwakt is door de oorlog, in te zetten tegen de revolutionaire beweging, ziet het tsaristisch regime zich gedwongen om af te treden.
Wanneer eenmaal de eerste ketenen gebroken zijn, willen de arbeiders niet meer wijken. Om niet blindelings te handelen, bouwen ze voort op de ervaring van 1905 en richten ze sovjets op, die toen al spontaan waren ontstaan tijdens de massastaking. De arbeidersraden waren de directe uitdrukking van duizenden arbeidersvergaderingen in de bedrijven en de wijken. Ze pasten de soevereiniteit toe van de assemblees en de centralisatie via verkozen en permanent afzetbare afgevaardigden. Een dergelijk sociaal proces kan vandaag voor veel arbeiders utopisch lijken, maar het is het proces van transformatie van een onderworpen en verdeelde massa tot een verenigde klasse die als één enkel mens optreedt en in staat is zich in de revolutionaire strijd te gooien. Meteen na 1905 beschreef Trotski wat een arbeidersraad is : “Wat was de sovjet van arbeidersafgevaardigden? De sovjet werd gevormd om aan een praktische nood te beantwoorden die voortkwam uit de loop der gebeurtenissen. Het was een gezaghebbende organisatie maar die niet op tradities boogde, die in één klap een versnipperde massa van honderdduizenden mensen kon samenvatten, bijna zonder organisatieapparaat, die de revolutionaire stromingen in het proletariaat verenigde, die in staat was om initiatieven te nemen en om zichzelf op een spontane manier te controleren en, het belangrijkste van allemaal, die binnen 24 uur vanuit de illegaliteit naar buiten kon treden.” (Trotski, 1905). Deze “eindelijk gevonden vorm van de dictatuur van het proletariaat”, zoals Lenin het uitdrukte, maakte de permanente organisatie in vakbonden vervallen en overbodig. In de periode waarin de revolutie historisch gezien op de agenda staat, breekt de strijd spontaan uit en neigt hij ertoe zich over alle productiesectoren uit te breiden. Het spontane ontstaan van de arbeidersraden is dus het directe resultaat van het explosieve en ongeprogrammeerde karakter van de revolutionaire strijd.
De arbeidersraden ten tijde van de Russische Revolutie waren niet een eenvoudig passieve product van uitzonderlijke objectieve omstandigheden, maar het product van een collectieve bewustwording. De radenbeweging heeft zelf het materiaal aangedragen voor de zelfopvoeding van de massa's. De arbeidersraden vermengden voortdurend de economische en politieke aspecten (van de strijd) tegen de heersende orde. Zoals Trotski schreef : “Een revolutie leert, en wel snel. Daarin is haar kracht gelegen. Iedere week bracht de massa’s iets nieuws. Iedere twee maanden waren een tijdperk. Eind februari – de opstand. Eind april – optreden van gewapende arbeiders en soldaten in Petrograd! Begin juli – een nieuw optreden op veel grotere schaal en onder veel positievere leuzen. Eind augustus – de poging tot een staatsgreep van Kornilov, afgeslagen door de massa’s. Eind oktober – machtsgrijping door de bolsjewiki. Onder deze gebeurtenissen, die verbluffend zijn door hun wetmatige verloop, voltrokken zich diepgaande, interne processen welke de verschillende delen van de arbeidersklassen samensmolten tot één politiek geheel. (...) Men hield bijeenkomsten in de loopgraven, op dorpspleinen, in fabrieken... Maandenlang was in Petrograd en in heel Rusland elke straathoek een politieke tribune...” (Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie)
Door de arbeidersraden het overwicht te geven, verschafte het Russische proletariaat zich de middelen om zijn strijd te voeren, maar desondanks bevond het zich vanaf februari in een bijzonder gevaarlijke situatie. De krachten van de internationale bourgeoisie probeerden immers dadelijk de situatie in haar voordeel te keren. Omdat ze de beweging niet in bloed konden smoren, probeerden ze haar te richten op burgerlijk ‘democratische’ doeleinden. Enerzijds werd een officiële voorlopige regering gevormd met als doel de voortzetting van de oorlog. Anderzijds werden de sovjets in het begin overspoeld door mensjewieken en sociaal-revolutionairen. Deze laatsten, waarvan de meerderheid met de oorlog overgelopen was naar het kamp van de bourgeoisie, genoten bij het begin van de februarirevolutie van een immens vertrouwen onder de arbeiders. Ze kwamen vanzelf terecht in het Uitvoerend Comitee van de Sovjet. Vanuit die strategische positie probeerden ze op alle mogelijke manieren de sovjets te saboteren, ze te vernietigen. Van een situatie van ‘dubbele macht’ kwam men daardoor in een situatie van ‘dubbele onmacht’ terecht in mei en juni 1917 omdat het Uitvoerend Comitee van de sovjets als masker diende voor de bourgeoisie om haar doelen te realiseren, met in de eerste plaats het herstellen van de orde aan het front en in het achterland om de imperialistische slachting te kunnen voortzetten. De demagogen van mensjewieken en sociaal-democraten deden steeds opnieuw beloftes over vrede, over een oplossing voor het landbouwprobleem, over de invoering van de achturendag, enzovoort, zonder dat daar ooit iets van terechtkwam. Ook al waren de arbeiders, tenminste die in Petrograd, ervan overtuigd dat alleen de sovjetmacht hun aspiraties kon verwezenlijken, en al zagen ze dat geen rekening gehouden werd met hun wensen en eisen, dan geloofde men in de provinciesteden en onder de soldaten nog in de ‘verzoeners’, in degenen die opkwamen voor de zogezegde burgerlijke revolutie. Tenslotte was het Lenin die met zijn Aprilstellingen, twee maanden na het ontketenen van de beweging, zijn gedurfde platform onthulde om de partij van de bolsjewieken te herbewapenen, die ook al de neiging had om zich met de voorlopige regering te verzoenen. Zijn Stellingen maakten overduidelijk welke weg het proletariaat opging en formuleerden de perspectieven van de partij: “1. In onze houding tegenover de oorlog die (...) ook onder de nieuwe regering (...) onvoorwaardelijk een imperialistische oorlog blijft, zijn ook de geringste concessies aan de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ ontoelaatbaar.” “3. Generlei steun aan de Voorlopige Regering, het aan het licht brengen van heel de leugenachtigheid van al haar beloften... Ontmaskering van de Voorlopige Regering in plaats van de ontoelaatbare, tot illusies aanleiding gevende ‘eis’ dat deze regering, de regering van de kapitalisten, moet ophouden imperialistisch te zijn.” “5. Geen parlementaire republiek – van de Sovjets van arbeidersafgevaardigden daarheen terugkeren zou een stap achteruit betekenen – maar een republiek van Sovjets van arbeiders-, landarbeiders- en boerenafgevaardigden in het gehele land, van onder tot boven.” Gewapend met dit stevige kompas was de bolsjewistische partij bij machte concrete voorstellen te doen die beantwoordden aan de noden en mogelijkheden op elk moment van het revolutionair proces door het vooruitzicht van de machtsgreep in het vizier te houden, en door een werk van “bijzonder grondig, volhardend en geduldig” uitleggen” (Lenin). En in deze strijd van de massa’s om de controle over hun organisaties in handen te nemen tegen de sabotage door de bourgeoisie, werd het na verschillende politieke crises, in april, in juni en vooral in juli, mogelijk de Sovjets te vernieuwen, waarin de bolsjewieken tenslotte de meerderheid behaalden. De doorslaggevende activiteit van de bolsjewieken heeft dus als centrale krachtlijn de ontwikkeling van het klassenbewustzijn, met een vertrouwen in de capaciteit tot kritiek en analyse van de massa’s en een vertrouwen in hun vermogen tot vereniging en zelforganisatie. De bolsjewieken hebben de massa’s nooit willen onderwerpen aan een vooraf opgesteld ‘actieplan’ dat hen zou verheffen zoals men een leger leidt. “De voornaamste kracht van Lenin was daarin gelegen, dat hij de innerlijke logica van de beweging begreep en daarnaar zijn politiek richtte. Hij drong zijn plan niet aan de massa’s op. Hij hielp de massa’s hun eigen plan te zien en te verwezenlijken.” (Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, hoofdstuk ‘de reorganisatie van de partij’) Zo kwam het dat de bolsjewieken vanaf september in de vergaderingen van arbeiders en soldaten duidelijk de kwestie van de opstand stelden. “Tot de opstand werd om zo te zeggen besloten op een vastgestelde datum: 25 oktober. Daartoe werd niet besloten op een geheime vergadering, maar openlijk en publiekelijk, en de zegevierende revolutie had precies op die 25e oktober plaats...” (idem.) Ze veroorzaakte een enthousiasme zonder weerga bij de arbeiders van de gehele wereld en werd het ‘lichtbaken’ dat de toekomst van alle uitgebuiten verlichtte. Vandaag nog is de vernietiging van de politieke en economische macht van de heersende klasse een dwingende noodzaak om te overleven. De dictatuur van het proletariaat, georganiseerd in soevereine Raden blijft de enige realistische weg om de basis te leggen voor een nieuwe, waarachtig communistische maatschappij. Dat moeten de proletariërs zich herinneren in het licht van de ervaring van 1917.
SB
Sinds enkele weken hebben de media het startsein gegeven voor de verkiezingscampagne van 10 juni. Ze prenten ons in dat “De burger, zoals om de vier jaar, zal kunnen deelnemen aan het bepalen van de politiek van het land en zijn democratische vertegenwoordigers zal kunnen kiezen.” En ze tonen ons ook wat er op het spel staat bij deze verkiezingen: Zullen Verhofstadt en zijn ‘ethisch-progressieve’ coalitie de meerderheid behouden of zullen de christen-democraten en hun ‘moreel reveil’ een nieuwe meerderheid behalen? Zal de toekomstige eerste minister de liberaal Verhofstadt zijn, de christen-democraat Leterme of de socialist Di Rupo? Komt er een nieuwe ronde van gemeenschapsonderhandelingen om de bevoegdheden te regionaliseren of eerder een zekere ‘her-federalisering’ van bepaalde financiële middelen? Ze stellen ons ook de wedijverende programma’s voor: terwijl de liberalen meer de individuele vrijheden willen om het land beter te integreren in de gemondialiseerde maatschappij, dan beweren de christen-democraten anderzijds dat zij de staat beheren als ‘een goede familievader’ met behoud van ‘een zorgzame samenleving’ die zich bekommert om de ‘allerarmsten’. De socialisten van hun kant roepen op tot een verbond van progressieven en groenen om een ‘sociaal rechtschapen en milieuvriendelijke maatschappij op te bouwen’. Maar op socio-economisch vlak zijn alle partijen het eens over het wezenlijke, zelfs al spelen ze in op enkele verschillen omtrent de aanvullende maatregelen: de groei van de nationale economie gaat de goede richting uit en alles moet in het werk gesteld worden ‘om de competitiviteit ten koste van alles te handhaven’ tegenover de concurrenten op de internationale markt waar de wedijver wreed is. Zijn zij trouwens niet allen betrokken bij het uitvoeren van deze politiek op de verschillende machtsniveaus? De liberalen leiden de federale regering, de christen-democraten de Vlaamse regering, de socialisten de Waalse deelregering en het Brussels gewest.
En juist op het sociaal vlak is er één vraagstuk dat totaal ontbreekt in het verkiezingsdebat, namelijk dat van de arbeids- en levensomstandigheden van de bevolking in het algemeen en van de arbeidersklasse in het bijzonder. Weggeveegd de crisis, de ontslagen, de loonsdalingen, de flexibiliteit, de stress, een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld, jongeren die doorslaan… Deze stilte hoeft ons niet te verbazen want op het vlak van de aanvallen tegen de arbeidersklasse, zijn alle partijen het roerend eens en hun ministers zitten tot over de oren verwikkeld in de getroffen maatregelen.
Achter de verkiezingsheisa schuilt de heilige eenheid om de arbeidersklasse aan te vallen
Denken wij even terug aan de hoofdlijnen van het offensief van de bourgeoisie zoals geformuleerd tijdens de conferenties voor tewerkstelling van september 2003 (cf. Internationalisme, nr. 300, 15.11.03), die het geheel van de patronale, syndicale en politieke krachten bijeenbracht. Ze hadden vijf werkterreinen vooropgesteld voor de aanvallen op de loontrekkenden: daling van de bedrijfslasten, loonmatiging, vermindering van de kosten verbonden aan de werkloosheid, verlenging van de werkweek en loopbaanverlenging en tenslotte de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Tegenover het misleidende gepraat van de partijen is het niet nutteloos om de vernietigende gevolgen van deze voorbedachte politiek even in herinnering te roepen:
- Daling van de bedrijfslasten:
Belastingwijzigingen voor de bedrijven, het versoepelen van ontslagprocedures en vooral maatregelen die de flexibiliteit doen toenemen volgden elkaar op. Het patronaat heeft berekend dat de toegekende matige loonstijgingen de laatste jaren ruimschoots gecompenseerd worden door een duizelingwekkende productiviteitsstijging, dank zij de toename van de flexibiliteit, mogelijk gemaakt door een verdubbeling van de maximaal toegestane arbeidstijd (in 2006 ging het aantal arbeidsuren per jaar boven de officiële arbeidstijd van 65 naar 130 arbeidsuren, ofwel een gemiddelde van twee uur per week), en een sterkere lastendaling voor de werkgevers, toegekend door de regering. In 2003 stond België op de tweede plaats op de wereldranglijst van de productiviteit per gewerkt uur en in 2006 staat het nog altijd in de top-3 (na Luxemburg en Noorwegen) (The Conference Board, in De Morgen, 27.01.07). De Belgische arbeider produceert per uur 12% meer waarde dan in de USA, wat veel zegt over het ritme en de flexibiliteit van de arbeid, die volgens de bourgeoisie nochtans moeten worden verbeterd.
- Loonmatiging:
Sinds minstens tien jaar kunnen de lonen de prijzenindex met moeite te volgen en dikwijls, zoals in 2005, is er een ‘officiële’ daling van de koopkracht, net als trouwens in andere landen van Europa en in de Verenigde Staten (De Morgen, 05.06.06). In elk geval is de ‘automatische loonindexering’ zelf een mythe in de mate dat er met de index geknoeid is (petroleumproducten en producten ‘schadelijk voor de gezondheid’ zijn er uitgehaald). Bovendien heeft de bourgeoisie sinds 1990 een ‘loonnorm’ ingevoerd om de index te ‘matigen’ door te bepalen dat de voorziene loonstijgingen niet hoger mogen zijn dan het gemiddelde toegekend in Duitsland, Nederland en Frankrijk. Voor 2007-2008 is die vastgelegd op 0,5% onder die welke voorzien zijn in deze landen. Men hoeft er dus niet verbaasd over te zijn dat de koopkracht van de Belgische arbeider de laagste is van alle industrielanden van Europa, bijvoorbeeld 25% minder dan in Nederland (cijfers van de Federatie van Europese Werkgevers, De Morgen, 05.06.06).
- Vermindering van de kosten verbonden aan de werkloosheid:
Onder de mom van de veel te hoge werkloosheidsgraad in verhouding tot de werkaanbiedingen (cf. De Nationale Bank onderstreept dat de werkloosheidsgraad van 8% te hoog blijft in verhouding tot de economische groei terwijl de bedrijven geen kandidaten vinden (De Morgen, 15.02.07), pleiten regering en patronaat met steeds harder voor het verminderen van de werkloosheidsuitkeringen en voor het beperken van de duur ervan. Zo heeft de Vlaamse socialistische minister voor tewerkstelling, F. Vandenbroucke een systematische politiek gevoerd van het individueel volgen van jonge werklozen om hen onder druk te zetten en te sanctioneren als ze niet ‘proactief zijn op de arbeidsmarkt’. Bovendien pleit hij voor hogere werkloosheidsvergoedingen… maar van beperkte duur om de druk op te voeren want de ‘werkaanbiedingen kunnen niet meer worden ingevuld.’
- Verlenging van de werkweek en loopbaanverlenging:
Tegenover een tewerkstellingsgraad van 60,9%, één van de laagste van Europa, heeft het ‘generatiepact’, aangenomen in 2005, de loopbaanbeëindiging vastgelegd op 65 jaar (in afwachting van de 67 jaar zoals in Duitsland?) en iedere kans op vervroegd pensioen vóór 60 jaar drastisch ingeperkt.
- Alternatieve financiering van de sociale zekerheid:
Sedert meer dan tien jaar zijn de sociale minima geblokkeerd of door de opeenvolgende regeringen karig opgetrokken: “Onze sociale zekerheid wordt ernstig bedreigd” erkennen zelfs de geleerde sociologen van het Centrum voor Sociale Studies van de Universiteit van Antwerpen (De Morgen, 26.02.07). De pensioenen en sociale uitkeringen, vooral de minimum-uitkeringen van het OCMW, zijn in België lager dan elders (in vergelijking met de toegekende uitkeringen in Nederland en Frankrijk) en ze liggen dikwijls onder de Europese armoedegrens (De Standaard, 07.02.06). 15% van de Belgen leeft onder de armoedegrens (27% in Brussel) en in de arbeiderswijken van de grote steden zoals Charleroi, Luik, Brussel, Antwerpen of Gent, benadert de werkloosheid 30% of overstijgt die: 14,3% van de Belgische volwassenen en 13,5% van de jongeren leven in een gezin waarin helemaal niemand werk heeft (De Standaard, 20.02.07).
Kortom, de werkenden zagen hun koopkracht dalen, betalen meer belastingen (directe, of indirecte ‘voor het milieu’) op hun loon en krijgen een steeds hoger ritme opgelegd in het kader van de opgedreven flexibiliteit. Dit houdt bovendien een feitelijke verhoging van de gemiddelde arbeidstijd in, door de bepalingen voor de lengte van de arbeidsdag te vervangen door bepalingen over de arbeidsmaand. Daar bovenop zijn de ontslagregelingen versoepeld en de werkloosheidsuitkeringen, net als de sociale uitkeringen en de pensioenen, verlaagd. En dit in een land waar de kwaliteit van de lucht en het water en meer in het algemeen de toestand van het leefmilieu catastrofaal is: “De druk op de waterlopen en de grondstoffen ligt bij de hoogste van alle OESO-landen” (Rapport van de OESO, aangehaald in De Morgen, 26.09.06). Bijgevolg is ook de druk op hun fysieke en mentale gezondheid enorm. In Vlaanderen is het peil van de stress gestegen van een waarde van 15 op de stressindex in 2000 tot het peil van 19 vandaag, ofwel een stijging van meer dan 25%.
Wie denkt dat het daarmee gedaan is begrijpt nog steeds weinig van het helse raderwerk van de opgedreven concurrentie op de verzadigde wereldmarkt waarin de bourgeoisie gevangen zit. Die drijft haar tot het steeds harder aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse: ondanks een uitzonderlijk productiviteitspeil, zijn het banenverlies en de ontslagen in België verveelvoudigd: tienduizenden arbeidsplaatsen zijn in de laatste jaren verdwenen tot bij de meest prestigieuze bedrijven: Philips, Siemens, Ford, Opel, ARCELOR, Bayer, Belgacom, De Post en de NMBS. VW-Vorst is daarvan het laatste karikaturale voorbeeld. Hoewel het bedrijf sterk presteerde, heeft de zelfmoordkoers van de productiviteit geleid tot het ontslag van meer dan de helft van de arbeiders met inbegrip van een productiviteitsstijging van 20% voor diegenen die blijven met het opleggen van de 38-urenweek terwijl zij slechts betaald worden voor 35 uur en een deel van de lonen en variabele premies afhankelijk te maken van de bedrijfsresultaten.
De verkiezingen dienen de belangen van de bourgeoisie
Dit systematisch offensief tegen de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse – die men trouwens overal aantreft in het geheel van de industrielanden (cf. het soberheidsplan van de ‘grote coalitie CDU-SPD in Duitsland) – is, niet te vergeten, het product van een meer bewuste en systematische politiek waaraan het merendeel van de politieke krachten hebben meegewerkt op beleidsniveau of elders. Ook al heerst er eenstemmigheid onder het geheel van de politieke partijen, toch moeten zij - ter behoud van enige geloofwaardigheid en vooral om aan de aanvallen een aureool van billijkheid te geven - deze onderdompelen in een dikke mist van ideologisch bedrog. De verkiezingen en de democratische tamtam dienen juist om dit te verwezenlijken.
De heisa rond de verkiezingen bestaat er uit om de arbeiders ervan te overtuigen dat stemmen het belangrijkste wapen is van de arbeidersklasse ter verdediging van haar belangen, en vooral dat men moet stemmen voor het ‘verbeteren’, ‘veranderen’, het opbouwen van een ‘rechtvaardigere’ maatschappij. Het is er fundamenteel op gericht om ze op te sluiten in de valse keuze van het democratische bedrog: een beetje minder directe belastingen of een beetje meer indirecte in naam van het leefmilieu en van de mobiliteit; het stimuleren van de individuele verantwoordelijkheid of eerder het versterken van collectieve beperkingen op het vlak van de ‘sociale zekerheid’; het begunstigen van de vrije concurrentie of het opleggen van sociale verplichtingen voor de arbeidsmarkt. Het ‘debat’ draait altijd rond het aanpassen van de ‘rationaliserings’-maatregelen, onder de vorm van ‘onvermijdelijke’ offers, nooit over het beginsel of de logica die daaraan ten grondslag ligt. De verkiezingscampagne maakt deel uit van een veel breder manoeuvre die er op gericht is om de arbeidersklasse er van te overtuigen dat zij zich moet inzetten in de burgerparticipatie en voor de verdediging van de democratische instellingen. En dit brengt het billijken van de soberheidspolitiek met zich mee ‘uit burgersolidariteit’. Via deze weg gaat het er in feite om de ‘democratisch vastgestelde’ offers op te leggen en de aandacht van de werkenden af te leiden van de werkelijke redenen voor de herstructureringsmaatregelen en de soberheid: de spiraal zonder uitweg van rationalisaties ter verhoging van de rentabiliteit waarin het kapitalistische systeem in verval is terechtgekomen.
Als de verkiezingscampagnes voor de bourgeoisie een kostbaar ideologisch instrument zijn geworden van het democratisch bedrog, dan zijn ze momenteel voor de arbeidersklasse lokaas. Ze laten immers het idee binnensijpelen dat de arbeider ‘als burger’ de politiek van de bourgeoisie kan beïnvloeden, zelfs bepalen. De verkiezingen zijn voor de arbeidersklasse een valstrik, waarmee de illusie in stand wordt gehouden dat men via een stem als individuele ‘burger’ in het stemhokje invloed zou kunnen uitoefenen op de politiek van de bourgeoisie, en die zelfs radicaal zou kunnen ombuigen. In het kapitalisme in verval is het de burgerlijke staat die de politieke koers uitwerkt om op de beste manier de nationale belangen te verdedigen in de strijd om de markten op internationaal vlak. De verschillende parlementaire fracties zijn niets anders dan uitingen van deze politiek. De (betrekkelijke) waaier van hun programma’s, slogans en kleuren en de organisatie van verkiezingen en van verkiezingscampagnes dienen slechts om de ‘democratische illusie’ in stand te houden. Ze dienen om de ‘burger’ de indruk te geven, en vooral aan de loontrekkende werkenden, dat zij om de vier jaar werkelijk de politiek van hun ‘vaderland’ kunnen bepalen zowel als de politici die deze moeten uitvoeren. In werkelijkheid sluiten zij, net zoals het stemhokje met de kiezer doet, de arbeider op als een burger in een absurde, helse zelfmoordspiraal van moordende concurrentie die het in het nauw gebrachte kapitalistische systeem aan de wereld oplegt.
De arbeidersklasse kan het zich niet de minste zinsbegoocheling veroorloven over de mogelijkheid van lotsverbetering via de stembus, noch door vertrouwen te schenken aan diegenen die beweren de rijkdommen anders te zullen verdelen. Het is net het tegenovergestelde. Daarmee kan zij slechts dieper wegzinken in een steeds ondraaglijker ellende. In feite heeft de arbeidersklasse niets te zoeken op het verkiezingsterrein. Het is doorgestoken kaart: de verkiezingen dienen alleen maar één klasse, die van de uitbuiters. Men hoeft zich daar geen enkele illusie over te maken. Dit uitbuitingssysteem kan niet hervormd worden. Het moet worden vernietigd. Enkel de ontwikkeling van haar strijd voor het omverwerpen van dit systeem op wereldschaal kan het mogelijk maken dat er zich voor haar een ander perspectief ontvouwt .
Jos / 27.02.07
De klinkende verkiezingsoverwinning van Chavez, die bij de verkiezingen van 3 december 2006 63% van de geldige stemmen kreeg tegenover 37% voor de oppositiekandidaat, versterkt en wettigt niet alleen de macht van de chavistische sector van de bourgeoisie, maar betekent ook een overwinning voor de gehele Venezolaanse bourgeoisie. Eens te meer heeft de confrontatie tussen fracties van de bourgeoisie, die de politieke scène beheerst sinds Chavez in 1999 aan de macht kwam, de bevolking in haar ban kunnen houden en haar ertoe gebracht massaal aan de verkiezingsstrijd deel te nemen: volgens cijfers van de Nationale Verkiezingsraad (CNE) lag de massa niet-stemmers van 25% ver onder het gemiddelde van rond de 40%.
Door opnieuw delen van de oppositie aan het verkiezingstoneel deel te laten nemen (die zich afzijdig hielden van de parlementsverkiezingen van 2005) is de bourgeoisie erin geslaagd het bedrog van democratie en verkiezingen nieuw leven in te blazen. Maar de belangrijkste steun aan dit streven kwam van het chavisme zelf dat de strijd op de spits dreef door de oppositiekandidaat ervoor uit te maken de kandidaat van de ‘duivel Bush’ te zijn, en dat als hij zou winnen dit het bestaan van de ‘missies’ (waarmee de regering haar beleid van ‘politieke rechtvaardigheid’ ten uitvoer brengt) en de verworvenheden van de ‘revolutie’ in gevaar zou brengen. Op die manier worden het proletariaat en de massa’s van sociaal uitgeslotenen opnieuw in de tang genomen. Door de tegenstellingen tussen burgerlijke frakties op de spits te drijven wordt ervoor gezorgd dat ze hun hoop richten op een deel van de bourgeoisie die handig gebruik maakt van een links-populistische politiek gericht op de armste lagen van de maatschappij door gebruik te maken van de hoge olie-inkomsten. Dat beleid bestaat uit niets anders dan het beheer van de schaarste en de bestaansonzekerheid door aan te sturen op een ‘gelijkheid’ die het geheel van de maatschappij op het laagste niveau gelijkschakelt, de middenlagen verarmt maakt en ook de arbeiders en uitgeslotenen nóg armer maakt. Dat is het recept van het ‘socialisme van de 21e eeuw’ dat het chavisme exporteert naar Bolivia, Ecuador en Nicaragua en dat dient als stokpaardje om zich te versterken in de geopolitieke situatie van de regio.
Het ‘radicale’ anti-Amerikanisme van Chavez (dat door de anti-globalistische bewegingen zo hard wordt toegejuicht), de steun aan andere ultralinkse regeringen zoals die van Bolivia, Ecuador en Nicaragua, alsook de ‘hulp’ aan andere landen uit de regio via een daling van de oliefactuur voor die landen, gebruikt de olie om de regio te beheersen, ten koste van de belangen van de Amerikaanse bourgeoisie die Latijns-Amerika altijd als haar privé-achtertuin heeft beschouwd.
Wat steekt er achter de ‘massale volkssteun’ voor Chavez?
De chavistische sector van de bourgeoisie, geleid door enkele militaire en burgerlijke sectoren van links en ultra-links, heeft als sociale basis de steun van de uitgebuite massa’s, voornamelijk de sociaal uitgesloten massa’s, de massa’s waaraan ze de illusie verkochten dat ze uit hun situatie van armoede zouden kunnen geraken in... 2021!!
Het ‘grote inzicht’ van dit deel van de bourgeoisie bestond eruit zichzelf voor te stellen als van volkse komaf en als naast de armen staand. Dit bestaan als ‘arme’ dient om zich als slachtoffer voor te doen van de ‘burgerlijke slagen onder de gordel’, vooral van de kant het Amerikaans imperialisme, dat als dreiging van buiten wordt gebruikt en dat ‘de revolutie’ ervan zou weerhouden ‘de armoede uit te bannen’.
De regering Chavez heeft halverwege het jaar 2003 de ‘sociale uitgaven’ in een andere richting gestuurd met de oprichting van de zogenaamde ‘missies’, sociale plannen. Daarmee deelt de staat kruimels uit aan de bevolking, met twee belangrijke doelen: het bewaren van de sociale vrede en het versterken van de controle over de verarmde massa’s om zo de actie tegen te werken van de delen van de bourgeoisie die al meerdere pogingen deden om Chavez de macht te ontnemen. Deze ‘sociale uitgaven’ gingen samen met een ongeziene ideologische manipulatie die eruit bestond het staatskapitalistisch beleid van het chavisme voor te stellen als dat van een welwillende staat die de rijkdom op ‘rechtvaardige’ wijze verdeeld. Zo wordt bij de verpauperde massa’s de illusie gewekt dat de staat over onuitputtelijke middelen beschikt, dat de kraan van de oliedollars alleen maar hoeft te worden opengedraaid en dat de frakties van de bourgeoisie er daadwerkelijk belang bij hebben de problemen aan te pakken en op te lossen.
Om de presidentsverkiezingen te winnen (waarin het 7 miljoen stemmen behaalde, terwijl het doel 10 miljoen was, op een kiesgerechtigde bevolking van 16 miljoen), heeft het chavisme, zoals eerdere regeringen ook deden in verkiezingsjaren, het overgrote deel van zijn staatsuitgaven in het jaar 2006 gedaan. In de eerste maanden werd de invoer van voedingswaren opgevoerd die vervolgens tegen gesubsidieerde bedragen werden verkocht; door allerlei werken op te starten waarvan sommigen niet werden uitgevoerd, door vaste arbeiders in mei en september een verhoging van het minimumloon te geven; door de uitkeringen van ouderdomspensioenen te versnellen; door achterstallige schulden aan arbeiders uit te betalen, door te onderhandelen over aflopende collectieve arbeidsovereenkomsten, en ga zo maar door. Tenslotte ontvingen ambtenaren, gepensioneerden en leden van de ‘missies’ enkele dagen voor de verkiezingen eenmalige premies. De regering organiseerde dat ‘groot festijn’ met het ‘zwarte goud’, de olie, om bij de bevolking een illusie van welvaart op te wekken. Die uitgaven, bovenop die van een ongekende toename van de invoer, de aankoop van wapens, ‘hulp’ aan andere landen, enzovoort, zijn er verantwoordelijk voor dat de staatsuitgaven in 2006 met 58% stegen ten opzichte van 2005, wat neerkomt op 35% van het Bruto Intern Product. Een tijdbom die vroeg of laat gevolgen zal hebben op het vlak van de economische crisis.
De ‘sociale verworvenheden’ van het chavisme maken de verpaupering nog erger
Volgens de propaganda die het chavisme in binnen- en buitenland verspreidt (met de hulp en goede raad van linkse leiders en intellectuelen, daarbij vooraanstaande leiders van de andersglobalistische beweging waaronder François Ramonet een belangrijke plaats inneemt) stevent Venezuela af op het uitbannen van de armoede tegen 2021.
De werkelijkheid die achter de verstikkende publiciteit van de chavistische regering schuilgaat is heel anders. Het volstaat een bezoek te brengen aan de armenwijken van het uiterste oosten (Tetare) of westen (Catia) van de hoofdstad Caracas, of zelfs het centrum van de stad, om de tastbare ellende te zien die achter dat rookgordijn wordt verborgen: ontelbare behoeftigen, meestal jongeren, leven en slapen op straat, onder de bruggen en langs de rivier de Guaire (een open riool waarin het afvalwater van de stad wordt geloosd). Straten en pleinen liggen vol vuil dat ratten aantrekt en ziekten verspreidt. Tienduizenden rondtrekkende straatventers (‘buhoneros’) die wat basisvoedingsmiddelen verkopen, doen de rangen van de zogenaamde informele economie aanzwellen. De omvang van de criminaliteit heeft Caracas tot één van de gevaarlijkste steden van de regio gemaakt terwijl Venezuela als geheel hard op weg is om het land met de grootste criminaliteit van het continent te worden, waarbij het Colombia onttroont dat een tijdlang in dat klassement bovenaan stond. Op nationaal vlak neemt het aantal gevallen van malaria en gewrichtsontstekingen toe terwijl de sterfte van kinderen en moeders groeit. Dat beperkt zich niet tot Caracas, maar geldt voor alle grote steden en verovert stilaan de middelgrote en kleinere steden. Hoewel de regering maatregelen heeft genomen om al die ellende te verbergen, of haar toeschrijft aan ingrepen van de oppositie of van het Amerikaans imperialisme, kunnen de bewijzen van de verarming niet worden weggemoffeld.
Met hemeltergende schijnheiligheid bekritiseren de sectoren van de oppositie die uitingen van armoede om zichzelf voor te stellen als de betere keuze ter ‘verdediging van de armen’, terwijl hun ware bedoeling er natuurlijk uit bestaat de controle over het staatsapparaat weer in handen te krijgen. De regeringspropaganda bericht op zijn beurt niet over de situatie of bagatelliseert die, wat trouwens niet eigen is aan de Venezolaanse steden, maar een gemeenschappelijke noemer met steden in andere landen aan de periferie.
Naast deze zichtbare uitdrukkingen van armoede zijn er ook minder opvallende tekenen van verarming van de proletarische massa’s: via de door de staat aangemoedigde coöperaties werd de losse tewerkstelling geïnstitutionaliseerd omdat de arbeiders van de coöperaties minder verdienen dan de vaste arbeiders en ze, volgens de verklaringen van vakbonden en de coöperaties zélf, niet eens het officiële minimumloon verdienen. De discussie over de collectieve arbeidsovereenkomsten, vooral die voor de ambtenaren, heeft grote vertraging opgelopen. De loonsverhogingen worden toegekend via decreten en in de grote meerderheid door losse premies die geen invloed hebben op de sociale verzekering en die, als ze al uitbetaald worden, dan is het met grote vertraging. Door de ‘missies’ en andere regeringsplannen worden naast de officiële nieuwe dienstverleningsorganen geschapen in de sectoren als gezondheidszorg en onderwijs, en die worden gebruikt om de vaste arbeiders onder druk te zetten en hun arbeidsvoorwaarden aan te tasten. Zoals we kunnen zien zijn bestaansonzekerheid en flexibiliteit van het werk en de aanvallen op de lonen van de arbeiders, kenmerkend voor ‘ongetemde’ kapitalisme, onvermijdelijk voor elke bourgeoisie, de chavistische, die zich zo ‘anti-neo-liberaal’ voordoet, daarbij inbegrepen.
De loonafhankelijken en uitgesloten massa’s betalen de prijs van de groeiende staatsuitgaven. De ‘nieuwe’ chavistische bourgeoisie probeert die te compenseren door een opgedreven inflatie, die de laatste drie maanden de hoogste van heel Latijns-Amerika was (2004: 19,2%; 2005: 14,4%; 2006: 17%, volgens de officiële cijfers). Die toename, die fundamenteel veroorzaakt wordt door de economische staatspolitiek, heeft de levensvoorwaarden van het geheel van de bevolking ondergraven, vooral van de massa’s armen die 70% van hun inkomsten uitgeven voor voedsel. Volgend de cijfers van de Venezolaanse Centrale Bank bedroegen de gezamenlijke prijsverhogingen in de gemelde periode daarvoor 152% (26% in 2006). De schattingen voor 2007 zijn geenszins rooskleuriger, want men verwacht een inflatie boven de 20%; die van januari 2007 alleen al bedroeg 2%, de hoogste van de regio.
Door de verkiezingsoverwinning krijgt het chavisme groen licht om zijn aanvallen op de arbeiders voor te zetten
Enkele dagen na de verkiezingen versnelde de regering een geheel van maatregelen om haar doelstelling van ‘socialisme van de 21e eeuw’ te versterken, met het argument dat ‘het volk’ bij de verkiezingen zijn steun aan die doelstelling had verleend.
Om te beginnen toonde regering haar spierballen aan de vijandige sectoren van de bourgeoisie, zowel van het nationaal kapitaal als op internationaal vlak, door een aantal nationalisatiemaatregelen aan te kondigen in verschillende economische sectoren (Zoals telecommunicatie, audiovisuele middelen en energie), een meerderheidsaandeel te nemen in de olie-ontginning die tot dan toe in handen was van multinationals, en een vergroting van de belastingdruk. Die maatregelen tonen het hoofddoel van de chavistische bourgeoisie: het verwerven van een directer controle over de nationale economie apparaat door radicaal staatskapitalistische maatregelen.
De bourgeoisie weet dat de crisis, als gevolg van de excessieve staatsuitgaven die bij het politieke model van het chavisme horen, vroeg of laat zal uitbreken. Daarom voorzien de zogenaamde ‘motoren van de bolivariaanse revolutie’ in maatregelen voor groter politieke en sociale controle over de arbeiders en de bevolking in het algemeen via de zogenaamde ‘Volksmacht’ en de Gemeenteraden.
Terwijl ze de versterking aankondigde van deze sociale controle-organen begon de regering het nieuwe jaar ook met het nemen of aankondigen van maatregelen tegen de levensvoorwaarden van de arbeiders en de bevolking:
– controle- en repressiemaatregelen tegen de straatventers in de hoofdstad en daarna in het gehele land;
– aankondiging van een verhoging van de benzineprijs, die vroeger of later in werking zal treden;
– de ‘missies’ worden gedeeltelijk aan hun lot overgelaten (bijvoorbeeld die van voedseldistributie en gezondheidszorg), wat leidde tot het sluiten van meerdere instellingen en het wegvallen van de bevoorrading van bepaalde basisproducten met door de staat vastgestelde prijzen. De regering heeft heel slim delen van het privé-kapitaal ervan beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor deze situatie, terwijl die voortvloeit uit maatregelen van de regering;
– er is een strijd aangekondigd tegen de bureaucratie en de corruptie. In dat kader heeft Chavez geëist dat de hoge lonen van top-bureaucraten van de staat verlaagd worden (die in sommige gevallen het vijftigvoudige bedragen van een officieel minimumloon). Het gaat om een afleidingsmanoeuvre, want het chavisme kocht zelf de trouw van de top-bureaucraten van staat en leger door hen met lonen tot multimiljonairs te maken en door hen een beheer van de staatsmiddelen mogelijk te maken waarover geen ophef wordt gemaakt. Het ware doelwit van deze maatregel bestaat enkel uit het aanpakken van de kleine bureaucraten, dat wil zeggen door de banen van het kantoorpersoneel in overheidsdienst op de tocht te zetten (zoals door hen te verplichten coöperatieven te vormen) en zelfs door ze te ontslaan.
De regering, gesterkt door haar grote populariteit, is bezig volop haar ware gelaat als burgerlijke regering te tonen. Nadat ze de arbeiders en de uitgebuite lagen in de verkiezingen heeft gebruikt, kondigt ze nu maatregelen van soberheid en repressie aan.
In die omstandigheden hebben de arbeiders in Venezuela, net als in de rest van de wereld, geen ander uitweg dan hun strijd te ontwikkelen tegen de onophoudelijke aanvallen van het kapitaal. We weten dat die strijd niet gemakkelijk zal zijn, deels ook door de verwarring die de chavistische ideologie heeft gezaaid en waardoor ieder begrip van socialisme verzwakt en gemanipuleerd is, dat wil zeggen het te bovenkomen van het rijk van de bestaansonzekerheid door de revolutionaire strijd van het proletariaat.
IKS / 18.02.2007
“Het inschrijvingsgeld van de cursussen voor volwassenen in Vlaanderen wordt sterk verhoogd vanaf september 2007 en dat geldt ook voor de cursus Nederlands voor allochtonen die hier wonen. Daartegen is er vandaag donderdag 11.01.07 een betoging geweest bij de Vlaams Ministerie van Onderwijs, in Brussel, waar leraars en cursisten een actie gevoerd hebben […]. Graag jullie commentaren en eventueel steun. Dat gaat niet alleen over Nederlands te kunnen leren, maar ook over andere cursussen voor volwassenen. T & G.”
We willen graag ingaan op deze oproep en op verdere reacties hierover van verschillende lezers en contacten omdat ze kenmerkend zijn voor de onrust die deze nieuwe bezuinigingsmaatregel van Vlaamse minister van Onderwijs, de ‘socialist’ Vandenbroucke zaait. Deze reacties zijn ook kenmerkend voor de dynamiek en de vele vragen die door de acties worden opgeroepen. Wie is er getroffen? Hoe reageren? Samen de straat op gaan? De lessen onderbreken? Hoe oproepen tot solidariteit? De vele vragen die de actievoerders zich stellen over de weg die moet afgelegd worden om een werkelijke krachtsverhouding op te bouwen zijn inderdaad een essentieel onderdeel voor een succesvol verzet.
Een nieuwe aanval die de arbeidersklasse viseert
“Om te vermijden dat cursisten van de ene ‘huis- tuin en keukencursus’ naar de andere shoppen, stelt de minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke (SP.A), voor om het inschrijvingsgeld te verhogen.” (De Standaard, 14.02.2007). Concreet gezien komt het er op neer het inschrijfgeld per lesuur op te trekken naar 1 Euro, wat in de praktijk neerkomt op een verdrie- of verviervoudiging van de kosten (per cursus dikwijls een stijging van 100 naar 300 EUR) ! Maar zegt Vandenbroucke: “Nu fladderen te veel volwassenen van, pakweg, een cursus bloemschikken naar een cursus Italiaans en terug. Deze hobbycursisten bevolken het volwassenenonderwijs, maar in de lessen zitten evengoed volwassenen die de opleiding hard nodig hebben. Door een financiële drempel op te werpen, moeten vooral nog de gemotiveerde volwassenen overblijven. ” (De Standaard, 14.02.2007). Daar zullen die ‘volwassenen die de opleiding hard nodig hebben’ zeer tevreden mee zijn (sic)! Dit is de zoveelste nieuwe regelrechte aanval op de leefomstandigheden van de werkende bevolking. Deze keer via het Volwassenonderwijs. Het zal een deel van de werkende klasse belemmeren om zich verder te scholen of om te scholen en om alzo zelf te proberen hun jobkansen en levenskwaliteit te verbeteren. Voor de allochtonen zal nog een groter bedrag afgeroomd worden van hun (over)leefloon en wordt het hen nog moeilijker gemaakt om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. En dan zwijgen we nog over de druk die uitgeoefend wordt met betrekking tot de aanwezigheden van de cursisten (die soms afwezig zijn omdat ze moeten werken in jobs met zeer flexibele en moeilijke uurroosters). Sommige overheidsinstanties gaan zover om van de scholen te eisen dat ze voor hen gaan klikken over wie wel of niet aanwezig is.
Dit staat in schril contrast met de veel gehanteerde slogan en beloften over de waarborg op ‘levenslang leren’ of op een ‘sociaal onderwijsbeleid’ van dezelfde ‘socialistische’ minister die hij al heel de legislatuur verkondigt en die zo breed worden uitgesmeerd in de media. Ook in Frankrijk probeerde men de CPE aanvankelijk te verkopen als een “sociale maatregel om jongeren aan werk te helpen”, ook bij VW worden de massale afdankingen en loonsverlaging verkocht “om de toekomst veilig te stellen”. Eens te meer wordt een bezuinigings- of rationalisatiemaatregel verkocht als een ‘sociale’ beslissing die de ‘toekomst moet waarborge’! De zoveelste les dus dat we van welke regering ook, met of zonder socialistische ministers, niets anders kunnen verwachten dan maatregelen die de overlevingskansen van het kapitalistisch uitbuitingssysteem moeten verhogen. Minder productiekosten, minder indirect loon, minder sociale uitgaven, duurder onderwijs, duurder cultureel en sociaal aanbod, hogere bijdrage voor gezondheid.
Maar men zou kunnen denken dat de minister misschien met de besparingsmaatregel de lonen van de leerkrachten wil verdubbelen? Wel integendeel: in heel Vlaanderen wil Vandenbroucke de vormingscentra per regio samenvoegen, rationaliseren dus, ‘vraag en aanbod beter afstemmen op elkaar’ wordt dit in vakjargon genoemd. Dit wil zeggen met minder personeel en minder logistieke ondersteuning en een betere ‘benuttigingsgraad’ van de geïnvesteerde middelen de boel doen draaien. Deze situatie roept juist, op zijn zachtst gezegd, veel vragen en onrust op bij het personeel: hoeveel jobs gaan hier sneuvelen en volgens welke criteria? Bovendien zouden de directies ‘goede’ leerkrachten mogen ‘belonen’ in de zin van: de ene geeft 15 uur en de andere 25 uur, voor hetzelfde loon. Leve de willekeur en het favoritisme dus! Een meesterzet van verdeel en heers.
Solidariteit opbouwen
Zowel leerkrachten, logistiek personeel als de cursisten lieten zich niet in slaap wiegen omdat ze zich bewust waren dat dit een georkestreerde bezuinigingsmaatregel is die aan de ribben zal blijven plakken van veel arbeidersgezinnen: meer dan 200.000 cursisten en enkele duizenden personeelsleden. De actie van 11 januari door leerkrachten en cursisten waarvan boven sprake was immers een eerste spontane reactie van leerkrachten en cursisten samen. Een zoektocht waarin de ordewoorden van vakbonden en directies niet werden afgewacht. In de voorbije maanden volgden in die zin verschillende acties verspreid over heel Vlaanderen terwijl de vakbonden ‘in alle stilte’ aan het onderhandelen waren. (zie ondermeer:www.neeaanleuro.be [11] en www.platformvolwassenenon [12]derwijs.be). Vakbonden en inrichtende machten en centra reageerden prompt door eigen ‘acties’ te lanceren via het ‘platform volwassenenonderwijs’ en op te roepen om de lessen gedurende twee dagen tien minuten te onderbreken. Wat een uitzichtloos perspectief! Hun eisenbundel bulkt bovendien uit van visies die de ene categorie tegen de andere uitspeelt en ‘constructief ingaat’ op tal van deelaspecten van het plan van de minister. Geen illusies! Om zo'n maatregel tegen te houden zullen wij moeten rekenen op de solidariteit binnen de arbeidersklasse en die ook actief gaan zoeken. Wij mogen niet geïsoleerd blijven. En daar rekenen de beleidsmakers en hun lakeien de vakbonden op. Dan kunnen zij, ieder in zijn eigen rol, de maatregel er door rammen. Wij hebben gezien hoe de arbeiders bij VW gemanipuleerd werden (zie elders in deze krant) om tot slot (en dank zij de vakbonden) afdankingen en loonsdaling door de strot geduwd te krijgen, “in naam van het gezond verstand”. Dat is wat de actievoerders willen vermijden. Maar hoe, want dat is de vraag die overal in de gesprekken die we voerden naar voor springt. Zoals de gebeurtenissen bij VW andermaal lieten zien, moeten wij onze inspanningen richten op het actief zoeken van solidariteit en daardoor naar een uitbreiding van onze strijd en het opentrekken naar gemeenschappelijke eisen. Daarvoor zullen we zelf de organisatie van de strijd in eigen handen moeten houden door tot algemene vergaderingen van de betrokkenen op te roepen en de inzet te verbreden.
Alleen door een krachtsverhouding op te bouwen tegenover de bourgeoisie kunnen wij haar besparingswoede en alle ellende van dien tijdelijk doen terugwijken. Want zij kent geen ander beginsel dan productiviteit, kostenbesparing en nastreven van winst en daarvoor moet alles wijken. De strijd van de arbeidersklasse echter kan maar leven via de solidariteit en draagt in zich de kiemen van een maatschappij die streeft naar een productie voor de werkelijke behoefte van de hele mensheid .
K. Stof&Lac / 3.3.2007
Na alle ophef over de documentaire film van Al Gore (An Inconvenient Truth; Een ongerieflijke waarheid) en vervolgens het ‘ecologisch verbond’ van televisiepresentator Nicolas Hulot in Frankrijk heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (1), in vergadering eind januari te Parijs om de conclusies te trekken uit het eerste deel van zijn rapport voor 2007, op zijn beurt de alarmklok voor het klimaat geluid. Dit keer zijn de vijfhonderd belangrijkste deskundigen ter wereld (onder het gezag van de Verenigde Naties) formeel en eensgezind: de aarde ondergaat een ingrijpende klimaatverandering die nooit eerder is gezien. “De paleoklimatologische gegevens (2) bevestigen dat de opwarming van de laatste vijftig jaar afwijkt van minstens de laatste 1300 jaar” (Samenvatting voor besluitvormers). Op kleinere schaal stelt het IPCC vast dat van de laatste twaalf jaar er elf zijn die behoren tot “de twaalf warmste jaren sinds de oppervlaktetemperatuur wordt gemeten (sinds 1850).”
De opwarming van het klimaat schrijdt voort, en als de mens de uitstoot van CO2-gas, dat het broeikaseffect veroorzaakt, niet drastisch vermindert, zal de temperatuur van de aarde tot het jaar 2100 tussen de twee en vier graden Celsius stijgen. In één enkele eeuw veroorzaakt de menselijke activiteit dus een radicale klimaatverandering die anders alleen in miljoenen jaren van natuurlijke ontwikkeling teweeg kan worden gebracht. Vandaar dat de toekomst die deze groep van deskundigen door middel van een reeks van mogelijke scenario’s schildert niet echt schitterend is: de komende klimaatomstandigheden voor het menselijk leven zijn apocalyptisch... daarbij inbegrepen: in “het beste geval”!
De eerste gevolgen van een vijandige en dodelijke natuurlijke omgeving laten niet op zich wachten: “Groter en langduriger droogte wordt sinds 1970 waargenomen over grote oppervlakten, vooral in de tropische en sub-tropische gebieden”... en ook: “de waarnemingen maken duidelijk dat er ongeveer sinds 1970 een toename is van tropische cycloon-activiteit in het noorden van de Atlantische Oceaan, in samenhang met een verhoging van de oppervlaktetemperatuur van de zee in de tropen.”
“Sinds 1970...”, het is dus oud nieuws... “Welk nieuws”, zo vraagt Le Nouvel Observateur zich af, “bieden onze wetenschappers in hun uitgave van 2007?”“Terwijl het geheim heel goed bewaard werd waren de voorbereidende werkzaamheden alleen toegankelijk voor de specialisten die hun mond hielden.”
We moeten de oren dus wijd openen voor de openbaring van dit “goed bewaarde geheim” en er vooral niets van missen: “de hoofdmoot van de waargenomen opwarming van de laatste vijftig jaar is heel waarschijnlijk het gevolg van de door de mens voortgebrachte toename van concentraties van gas dat het broeikaseffect veroorzaakt.” Tussen het rapport van 2001 en dat van 2007 zijn we zo overgegaan van “waarschijnlijk” tot “heel waarschijnlijk” en de uitdrukking “door de mens voortgebracht” is er aan toegevoegd. Wat een geweldige wetenschappelijke vooruitgang! Wie had dat nu kunnen denken?
Het enig nieuwe in dat alles is dat vijfhonderd wetenschappers (“met jarenlange ervaring”, volgens Le Nouvel Observateur) van hun stoel zijn gevallen en nu sterretjes zien... ongetwijfeld een harde klap!
De aarde warmt op en de menselijke activiteit is daar niet vreemd aan... Er was toch niet veel nodig om zich daarvan rekenschap af te leggen. “Sinds 1970...” hebben de internationale conferenties elkaar opgevolgd (Stockholm, Rio, Kyoto...), die telkens dezelfde machteloosheid tentoonspreidden maar ook steeds minder ruimte hadden om te ontkennen wat overduidelijk is... deze ongerieflijke waarheid.
Hoe dan ook, het idee (bijna een waarheid als een koe) volgens welk “de mens de belangrijkste oorzaak vormt van de ontregeling van het klimaat” is niet aan dovemansoren gericht. Het wordt onmiddellijk uitgebaat in het voordeel van de heersende klasse om deel te gaan uitmaken van haar ruime verzameling van allerlei gezichtsbedrog.
“Het wordt warmer: de schuld van de mens” (titel van een artikel in Libération van 2 februari). Daar is hij weer, die stoute bengel, zo onredelijk en egoïstisch, die de planeet vernietigt zoals men speelgoed stukmaakt. Het aanwijzen van een liefst zo onbestemd mogelijke zondebok is gemakkelijk, met als groot voordeel dat het eigenlijke, inderdaad ongerieflijke probleem met één klap van tafel is geveegd, namelijk dat van de productiewijze. En toch is de mens sinds hij op aarde is niet bezig het milieu te vernietigen en heeft hij het klimaat niet grootschalig in de war gebracht omdat de thermostaat dan allang op “+400 ºC” had gestaan. Deze ongekende ecologische crisis ontstond in de tweede helft van de twintigste eeuw en is dus nauw verbonden met het bestaan van een productiewijze (die zelf ook ongekend is in de geschiedenis van de menselijke soort): de kapitalistische productiewijze. De industriële activiteit binnen het raamwerk van het kapitalisme (een systeem dat geen andere wet kent dan die van de economische rentabiliteit voor zoveel mogelijk concurrentiekracht en winsten) en wat dat de mensheid en haar leefmilieu kost...: dat is de ware kern van het probleem dat opgelost moet worden.
De mensen, de bevrediging van hun behoeften, de lucht die ze inademen, hun toekomst... alles wat het meest wezenlijk is wordt in deze wereld op de laatste plaats gesteld.
We kunnen heel geleerd doen en ons in wetenschappelijke objectiviteit kleden maar we maken daarom niet minder deel uit van een systeem en dan zijn er als altijd waarheden die liever verborgen worden gehouden.
De klimaat-chaos klopt op de deur en dus is er “gezien de urgentie geen tijd meer voor halve maatregelen: het is tijd voor de revolutie in de eigenlijke betekenis van het woord. De revolutie van het geweten. De economische revolutie.” En het is een ‘revolutionair in ruste’ die het ons meedeelt: Jacques Chirac. Deze clowneske oproep van de Pancho Villa (4) van het Elysée is vooral een manifest teken van het overduidelijke onvermogen van de bourgeoisie om de ecologische crisis die haar systeem veroorzaakt te boven te komen. De veertig landen die op 3 februari bijeenkwamen voor de Conferentie van Parijs (om uitspraak te doen over het rapport van de IPCC) eisten evenzo plechtig de aanvaarding van een “Universele verklaring van milieurechten en -plichten”; “Dit gemeenschappelijke handvest zal de huidige en komende generaties garanties verlenen voor een nieuw mensenrecht: het recht op een onbedorven en beschermd milieu.” Maar omdat ze nogal kort van memorie zijn is het nodig er aan te herinneren dat dezelfde landen al op de Top van de Aarde in Rio in 1992 bij alle heiligen zworen, “vastbesloten te zijn het klimaatsysteem te beschermen voor de huidige en komende generaties” ... en de uitstoot van gas dat het broeikaseffect veroorzaakt terug te dringen! Kortom, of het nu op zijn Chirac’s met “Viva la Revolucion!” gaat of met lyrische en plechtige verklaringen over ‘Mensenrechten’, over ‘De Burger’ of ‘De Aarde’; de heersende klasse is onverbeterlijk niet in staat om de huidige en komende generaties een toekomst te bieden.
Het is trouwens tekenend dat de enige uitweg die de bourgeoisie ons voorspiegelt bestaat uit de oprichting van een “energiesobere en zuinige” maatschappij naar het voorbeeld van de mediaonderneming van 1 februari: “Vijf minuten adempauze voor de planeet”, waarbij de Europese gezinnen door zeventig ecologische verenigingen werden opgeroepen om hun elektriciteitsverbruik te onderbreken. “Pas op, de toevoer wordt afgesloten!” ... en zo wordt de mensheid, na alle inspanning, met het omzetten van één enkele schakelknop in het duister geworpen, als voorproefje voor de terugkeer naar het stenen tijdperk. Als een wereld bankroet gaat is het niet verbazingwekkend dat men over een toekomst als grotbewoners begint na te denken.
De arbeidersklasse kan geen tijd verspillen aan dergelijke hersenspinsels. Want deze wereld is de hare niet, en omdat zij via alle poriën de pestlucht van de dood opneemt zal zij zich daar zonder rouwen van ontdoen om de grondslag te leggen voor een nieuwe maatschappij, die in staat is om van de aarde het kostbaarste bezit van het leven en van de menselijke activiteit te maken..
Jude / 19.02.2007
(1) IPCC, Intergouvernementeel panel over de klimaatverandering.
(2) paleoklimatologie = de studie van het klimaat tot een miljoen jaar geleden.
(3) Volgens sommige schattingen zou de opwarming van de planeet over de hele wereld de migratie van meer dan 200.000.000 mensen kunnen veroorzaken: de ‘klimaatvluchtelingen’.
(4) een Mexicaans bandiet-revolutionair.
Op 27 februari antwoordde 76% van de arbeiders bij VW-Vorst met “Ja” op de enige vraag die in het door de vakbonden georganiseerde referendum werd gesteld: “Gaat u akkoord of niet akkoord om met Audi verder te gaan?” Terwijl in november 2006 de regering ‘verontwaardiging’ veinsde over de brutaliteit van de aanvallen teneinde de woede van de arbeiders te kalmeren, spreekt zij nu haar voldoening uit over een stemming waarmee dezelfde aanvallen worden bekrachtigd: “De eerste minister, Guy Verhofstadt sprak zijn voldoening uit over de bij VW-Vorst gehouden stemming. Het gezonde verstand voerde de boventoon, zei de eerste minister die zich verheugde in het vooruitzicht van een concretisering van een mooi industrieel plan, zoals het was voorgesteld tijdens zijn onderhoud met de heren Piëch en Winterkorn op 1 december 2006. De eerste minister benadrukte nogmaals dat de positieve stemming van de arbeiders bij VW-Vorst niet alleen arbeidszekerheid verschaft voor 2.200 arbeiders van Audi/VW maar tevens voor de duizenden arbeiders die worden tewerkgesteld door de toeleveringsbedrijven.” (Agence Belga, 27/02/2007). De provocerende wijze waarop de vraag was geformuleerd stelde de arbeiders voor een valse keuze: ófwel een vermindering aanvaarden van de loonmassa et slechtere arbeidsomstandigheden, ófwel de maatregelen verwerpen en een zelfmoord-weg inslaan die zou uitlopen op een verlies van de 2.200 overblijvende arbeidsplaatsen en van nog eens duizenden bij de onderaannemers. In dat laatste scenario zou de bourgeoisie de hele verantwoordelijkheid voor de fabriekssluiting bij de arbeiders kunnen leggen en ze een schuldgevoel kunnen aanpraten voor de ontslagen bij de onderaannemers.
Drie maanden lang werden de arbeiders van VW-Vorst geheel en al in het ongewisse gelaten over hun toekomst. Het gaat er hier niet om te speculeren over de bedoelingen van VW om de fabriek al dan niet te sluiten, waarmee er chantage werd gepleegd, want het resultaat van het ultimatum is er vandaag: de arbeiders hebben moeten slikken, zonder enige garantie voor de toekomst, dat er 3.000 arbeidsplaatsen verloren gaan met nieuwe offers voor de overblijvende 2.200 banen waaronder de verlenging van de arbeidstijd tot 38 betaalde uren per week, tegen het loon van de 35 huidige uren. Dat de bourgeoisie er drie maanden over deed om dit resultaat te bereiken kan niet alleen worden verklaard door de strijdbaarheid onder de arbeiders van VW, maar vooral door de algemene onrust die daarmee vergezeld gaat. Het Belgische kapitalisme kan haar erg hoge productiviteit en concurrentiekracht momenteel alleen handhaven door een voortdurende afbraak van de arbeids- en levensomstandigheden van de hele arbeidersklasse. Daarom gaat het om een algemene onrust die bij alle arbeiders heerst. Daarom zijn al de loontrekkenden ook zo gevoelig voor de strijd bij VW. De bourgeoisie wilde de arbeidersklasse derhalve een flinke nederlaag bezorgen voordat deze onvrede werd omgezet in algemene strijdbaarheid. Vandaar dat de aanzienlijke economische en sociale afbraak die de bourgeoisie momenteel weet op te leggen aan de arbeiders van VW alle werkenden raakt en die voelen heel goed dat deze afbraak in de nabije toekomst ook voor hen in het verschiet ligt.
In november 2006, toen het conflict bij VW uitbrak, veroorzaakte het besluit om 4.000 arbeiders te ontslaan een schok in de hele arbeidersklasse in België. Vanwege het algemene klimaat van gespannen sociale verhoudingen moest de bourgeoisie bijgevolg enige voorzichtigheid betrachten en ze liet de vakbonden alle ruimte om de arbeiders op dood spoor te zetten. Toen de woede groot was in vele delen van de arbeidersklasse, zoals duidelijk werd met de manifestatie van 2 december, deden de vakbonden er alles aan om een daadwerkelijke solidariteit te voorkomen. Om ieder strijdperspectief te ontnemen, van uitbreiding en van algemene vergaderingen, aanvaardden de vakbonden snel het verlies van 3.000 arbeidsplaatsen door die om te zetten in brugpensioenen en een ontslagpremie... die de directie van VW op haar beurt in alle haast aanvaardde: “950 werknemers gaan met brugpensioen, maar volgens de regels van het nieuwe generatiepact. 1950 verlaten op ‘vrijwillige basis’ het bedrijf, met voor de eerste 1500 een oprotpremie als beloning. Voor de meeste onder hen met werkloosheid als enig perspectief. Voor de blijvers is er een systeem van ‘langdurige tijdelijke werkloosheid’ maar vooral, bovenop de 33% productiviteitsstijging die de arbeiders reeds realiseerden in de periode 2001-2005 en de nieuwe regeling inzake flexibiliteit sedert de zomer van 2006 (werktijden tot 10 uur per dag en 48 uur per week), wordt er een nieuwe CAO afgesloten met lagere loon- en productiekosten. De productievoorwaarden zouden in 2009 gelijk moeten zijn met die van de VW-vestiging in het oostelijk Duitse Mosel waar de loonkosten 16,9 euro per uur bedragen tegenover 23,8 euro vandaag voor VW-Vorst.” (Internationalisme, nr. 329).
De verdelingsmanoeuvres van de vakbonden kregen geleidelijk de overhand en de strijdvoorwaarden werden steeds ongunstiger: “Hiervoor zorgden de vakbondsmanoeuvres: vanaf het begin werden de arbeiders naar huis gestuurd, geïsoleerd van elkaar, zonder informatie of perspectieven. Een eindeloze aanslepende staking werd in het vooruitzicht gesteld, zonder algemene stakersvergaderingen waar echte discussies en beslissingen mogelijk waren, zonder gekozen, gecontroleerd en afzetbaar stakingscomité, zonder mobiliserende meetings, zonder massale delegaties die actief de solidariteit en uitbreiding zoeken naar andere delen van de arbeidersklasse. Elke uitbouw van echte strijdmiddelen en van een dynamiek om de strijd te versterken werd in de kiem gesmoord. De gedachte zélf van strijd voeren werd hoe langer hoe meer als zinloos ervaren. Er restte de arbeiders tenslotte niets anders dan te berusten in hun lot en al hun vertrouwen te stellen in de regerings- en vakbondsonderhandelaars.” (Internationalisme, nr. 329). Zo ging een werkelijk strijdperspectief geleidelijk in rook op.
Regering en vakbonden slaagden er in toenemende mate in om een gevoel van alleen-staan en onmacht op te leggen aan de 2.200 overblijvende arbeiders. Het was juist de strijdsabotage door de vakbonden die de bourgeoisie in staat stelde om nu des te vastbeslotener en brutaler een ware chantage aan te arbeiders op te leggen. De ‘onderhandelingen’ tussen directie en vakbonden werden in het geheim gevoerd om de arbeiders voor een voldongen feit te kunnen plaatsen. Maar als de vakbonden, al ‘onderhandelend’ achter hun rug om, dachten dat ze de maatregelen voor de ‘redding’ konden opleggen zonder de arbeiders zelfs maar te raadplegen dan slaagden ze er niet in de reactie van de arbeiders te voorkomen; die aarzelden niet om na drie uitputtende maanden van onzekerheid andermaal in staking te gaan, en wel twee dagen voordat de vakbonden het akkoord met de directie zouden ondertekenen. Volslagen onwetend gehouden over hun lot gingen de overblijvende arbeiders spontaan in staking: “De drie vakbonden zouden zelf beslissen over het al dan niet goedkeuren van de directieplannen. Maar de arbeiders zagen dat anders. Maandagochtend weigerden ze om naar de assemblagelijnen te gaan. Later protesteerden ze voor de ramen van de zaal waar de ondernemingsraad bijeenkwam. Ze veroordeelden het gebrek aan informatie over de inhoud van het plan en verweten hun vertegenwoordigers hen niet te raadplegen.” (Le Soir, 27/02/2007).
Maar na drie maanden later waren de omstandigheden niet meer dezelfde. Gezien het vertrek van de meer dan helft van de arbeiders en het volslagen ontbreken van enig breder strijdperspectief dat de vakbonden de arbeiders hadden kunnen ontnemen, konden ze hun woede enkel uiten in een laatste strijd om hun eer te redden. De bourgeoisie en haar media lieten niet af openlijk druk uit te oefenen door de arbeiders voor ‘onverantwoordelijk’ uit te maken indien wanneer ze het akkoord dat door de vakbonden was gesloten niet zouden aanvaarden. Terwijl in december 2006 de regionale en de taal-kaarten niet kon worden uitgespeeld om de arbeiders die zich in de strijd hadden verenigd op te delen, dan bloeien nu de verdelingsmanoeuvres op rond de zogenaamde Waalse ‘heethoofden’ van het FGTB en de ‘gewillige’ Vlamingen van de ACV. In die grondig veranderde krachtsverhoudingen konden de vakbonden een referendum met geheime en individuele stemming houden over een vraag die geen andere keuze liet dan het legitimeren van de ondertekening van het akkoord dat de vakbonden met de directie hadden gesloten. Deze stemming vertegenwoordigt niet slechts een overwinning voor de directie van VW, maar ook van de regering en vooral van de vakbonden, en een nederlaag voor de arbeiders, niet alleen die van VW in België, in Duitsland en in Spanje, maar ook voor de gehele uitgebuite klasse in België. Deze overwinning van de bourgeoisie zal als voorbeeld gaan dienen om de productiviteit over de rug van de arbeiders nog verder op te voeren en de concurrentie onder hen op te drijven. Maar ondanks deze tijdelijke nederlaag is de arbeidersklasse nog in staat lering te trekken uit haar mislukkingen; de ervaring kan op termijn enkel leiden tot een bewustwording dat we alléén niet kunnen winnen en dat de solidariteit niet passief kan blijven. Een nieuwe dynamiek in die betekenis komt onvermijdelijk met de komende strijd.
Internationalisme / 01.03.2007
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/Pamflet_AIRBUS.pdf
[2] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[3] https://forumtrots.agorasystem.com/lcr
[4] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[5] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[6] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[7] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[8] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[9] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[10] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[11] http://www.neeaanleuro.be
[12] http://www.platformvolwassenenon
[13] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-belgie
[14] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu