“Wij hebben gewonnen!”, zo scandeerde op de avond van 29 mei ‘het volk van links’ op het Bastille-plein te Parijs. “Deze overwinning is er vooral een van de arbeiders, van de bedienden, van de jongeren en de werklozen (die) elkaar gevonden hebben bij de stembus om deze liberale dwangbuis te verwerpen”, verklaarde de nationale secretaris van de stalinistische Parti Communiste Français en ze voegde er aan toe: “Deze overwinning werd opgebouwd (...) in een dynamiek van een volksoploop die deed denken aan de grote momenten van het Volksfront of van Mei 1968”; terwijl de trotskist Besancenot van de Ligue des Communistes Révolutionnaires sprak van “een beweging van sociale wraak”. In Nederland verklaarde de ‘democratische’ en ‘progressieve’ ‘Stichting Sociaal Europa’ in Nederland; “De afwijzing van deze grondwet geeft hoop aan de werklozen en mensen levend in armoede en bestaansonzekerheid. De hoop dat het nee tegen de neoliberale grondwet in Frankrijk en Nederland een omslag in de geschiedenis teweeg zal brengen die leidt tot een radicale heroriëntatie in de Europese politiek.” Een ander linksgeaard ‘Comité Grondwet Nee’ deed er nog een schepje bovenop: “Deze uitslag is ronduit gunstig voor de toekomst van Europa. De hoge opkomst en de vele discussies geven aan dat Europa leeft onder de bevolking, als de mensen er zelf maar werkelijk iets over te zeggen hebben. In twee van de drie landen waar een referendum is gehouden was er sprake van een hoge opkomst en een duidelijk afwijzen van de Grondwet. Dat geeft aan dat er een breed draagvlak is voor een democratisch en sociaal Europa.”
Links staat op de eerste rij om de overwinning van het NEEN voor te stellen als “een grote overwinning van de arbeidersklasse”. Leugens! De arbeidersklasse heeft niets gewonnen. Integendeel, de bourgeoisie heeft gebruik gemaakt van haar referendum om het klassenbewustzijn te bederven door te profiteren van de illusies die nog sterk leven binnen de arbeidersklasse ten aanzien van de democratie en de verkiezingen.
De proletariërs moeten er over nadenken dat wat hen altijd wordt voorgesteld als “grote arbeidersoverwinningen” steeds de grootste en de gevaarlijkste nederlagen betekenden voor hun klasse. Net zo was het in 1936, met het aantreden van de regering van het Volksfront in Frankrijk, dat vandaag nog steeds wordt voorgesteld als “een grote overwinning” voor de arbeiders, terwijl de regering van dat Volksfront de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse massaal in te kaderen achter de vlag van het antifascisme ten gunste van de verschrikkingen en de afslachtingen van de Tweede Wereldoorlog. Het is in naam van de grote leugen van “de triomf van de dictatuur van het proletariaat in de USSR”, van “de overwinning van het socialisme in één land” en van “de vooruitgang bij de opbouw van een kommunistische maatschappij”, die een halve eeuw lang hele generaties van arbeiders meesleurde en opofferde op het altaar van de stalinistische contrarevolutie, achter een ideologie van de “verdediging van het socialistisch vaderland”, maar die ook uitgebuit, uitgemoord, gedeporteerd en gevangen werden gezet door datzelfde “vaderland van het socialisme”.
De proletariërs zijn met open ogen in de val gelopen waarbij het hen zó werd voorgesteld dat er met het referendum voor hen iets op het spel stond. Vandaag buit de bourgeoisie de situatie uit in haar eigen voordeel en het bewustzijn van de arbeiders te ondergraven door hen wijs te maken dat het stembiljet doeltreffender zou zijn dan de klassenstrijd, ook al kunnen de effecten van deze propaganda wel eens heel snel wegsmelten onder druk van de werkelijkheid.
De enorme en voortdurende tamtam rond het referendum, voor, tijdens en erna, heeft slechts één doel: de proletariërs de grove leugen doen slikken dat het meest doeltreffende middel om de bourgeoisie terug te dringen en om hun stem te laten horen en hun ongenoegen uit te drukken, niet de ontwikkeling van de klassenstrijd zou zijn maar het stembiljet. Zo winden de trotskisten van Offensief in Nederland er geen doekjes om: “Nadat de Nederlandse werkende bevolking in het najaar al had laten zien zich niet zomeer neer te leggen bij draconische bezuinigingsmaatregelen en afbraak van de verzorgingsstaat blijkt nu ook weer dat zij het beleid van het kabinet Balkenende spuugzat is. Op 2 oktober van het vorige jaar gingen meer dan 300.000 mensen uit protest tegen de kabinetsplannen de straat op in Amsterdam. Nu wordt andermaal een belangrijk politiek onderwerp van dit neoliberale kabinet naar de prullenmand verwezen.” (Website offensief: De stem tegen de Grondwet was een stem van de werkende mensen tegen de zakkenvullers).
Van extreem rechts tot ultralinks, had de niet aflatende ideologische trom, die naar hartelust drie maand lang werd geroerd, slechts de bedoeling om een maximum aan proletariërs aan te trekken en te ronselen op het verkiezingsterrein.
De bourgeoisie is er inderdaad in geslaagd om de aandacht van de arbeiders te trekken, de ergste verwarringen te zaaien om een maximum aan proletariërs naar het verkiezingsterrein te drijven. Het referendum was alomtegenwoordig in alle media. Het was onmogelijk om te ontsnappen aan de vinnige debatten, de vlammende polemieken omtrent wat er op spel zou staan bij deze stembusslag. Deze ideologische hersenspoeling moest elke ‘burger’, en vooral de proletariërs ervan overtuigen dat deze raadpleging absoluut cruciaal en bepalend was. Alle fracties van de bourgeoisie gingen er prat op dat ze “een groot democratisch debat” hebben kunnen lanceren en opluisteren. Maar het heeft als enig doel stuurloos te maken en in de hoofden van de arbeiders een maximum aan verwarring en illusies te zaaien. Alle media en politieke verantwoordelijken hebben het uitgeroepen: “stem wat je wilt, maar ga stemmen!” Het voornaamste ideologisch gif dat in deze campagne werd gespuid was dat “niets meer zal zijn als tevoren”, dat de kracht van het ‘nee’, gevoed door de sociale ontevredenheid tegenover de regeringen, de bourgeoisie er toe zou dwingen om van de sociale bekommernis het centrum van haar campagne te maken. Dat is gedeeltelijk waar, maar de enige bedoeling van die manoeuvre was de arbeiders in de democratische val te duwen, in de verkiezingsvalstrik, doordat deze campagne voordien terecht verveling en een totaal gebrek aan belangstelling opwekte in de arbeidersklasse. Maar vanaf het moment dat de regering er in slaagde om de ontevredenheid te kanaliseren rond een referendum, dat ze terughoudender zou worden door de richtlijn Bolkenstein in te trekken, is ze er in geslaagd om de democratische misleiding op het verkiezingsterrein tot nieuw leven te wekken. Maar denkt de bourgeoisie werkelijk ons te kunnen laten geloven dat in de periode ná het referendum alle voorrang zou worden gegeven aan het sociale? Meer dan ooit bestaat de toekomst die het kapitalisme ons biedt uit het versterken van de aanvallen tegen de arbeiders. Deze ideologische propaganda wil ons knollen voor citroenen verkopen, ons laten geloven dat de reactie van de ‘burgers’ de koers van het kapitalisme kan veranderen, de bourgeoisie kan doen buigen en de weg van het liberalisme en de bedrijfsdelocalisaties kan blokkeren. De regeringspolitiek zal geen haarbreed veranderen.
De belangrijkste doelstelling van de bourgeoisie ten opzichte van de proletariërs in om het even welke verkiezing is hen er toe te drijven het collectieve terrein van de strijd te verlaten om hun stem uit te brengen als ‘burger’, geatomiseerd, afgesneden van de klasse, in de terecht zo genoemde ‘isoleercel’ van het stemhokje, op een terrein van drijfzand, dat niet het hunne is maar dat van de bourgeoisie. Voor de arbeidersklasse is het verkiezingsterrein een ideologische valstrik die de ergste verwarringen moet zaaien en moet beletten dat zij haar klassenbewustzijn tot ontwikkeling brengt.
Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw streden de arbeiders er voor en werden ze zelfs neergeschoten omwille van het algemeen stemrecht. Vandaag is het andersom. Het zijn de regeringen die alle middelen inzetten waarover ze beschikken opdat een maximum aantal mensen gaat stemmen. Waarom?
Tijdens de hele opkomstperiode van het kapitalisme waren de parlementen de plaats bij uitstek waar de verschillende fracties van de bourgeoisie elkaar bestreden of zich verenigden om hun belangen te verdedigen. Ondanks de gevaren en de illusies die dat met zich meebracht hadden de arbeiders er belang bij om in een periode waarin de proletarische revolutie nog niet op de dagorde stond zich te mengen in de botsingen tussen de burgerlijke fracties en soms bepaalde burgerlijke fracties te steunen tegen andere, om te proberen hun lot binnen het systeem te verbeteren. Zo dwongen de arbeiders in Engeland in 1848 de tien-urige werkdag af en in 1859 werd die ook in België ingevoerd; in 1865 werd de wet op de samenzwering ingetrokken (het recht om zich te organiseren), in Frankrijk werd het vakbondsrecht erkend in 1884, enzovoort.
Maar de toestand werd volslagen anders met het begin van de twintigste eeuw. De maatschappij is toen haar periode van permanente crisis en onvermijdelijke neergang binnengetreden. Het kapitalisme heeft de planeet veroverd en de wereld is verdeeld onder de grootmachten. Elke imperialistische grootmacht kan voortaan alleen nog maar nieuwe markten veroveren ten koste van anderen. Wat toen aanving was een nieuw “tijdperk van oorlogen en revoluties”, zoals in 1919 werd verkondigd door de Communistische Internationale. Het werd een tijdperk dat gekenmerkt zou worden door de economische ineenstortingen zoals de crisis van 1929, twee wereldoorlogen en de revolutionaire uitbarsting van het proletariaat in 1905 in Rusland, van 1917 tot 1923 in Rusland, Duitsland, Hongarije en Italië. Om het hoofd te bieden aan deze groeiende moeilijkheden, werd het kapitaal genoodzaakt om voortdurend de macht van haar staat te versterken. Bovendien neigt de staat er steeds meer naar om meester te worden van het geheel van het sociale leven en in de eerste plaats op het vlak van de economie. Deze ontwikkeling van de rol van de staat gaat vergezeld van een verzwakking van de wetgevende macht ten gunste van de uitvoerende. Zoals het Tweede Congres van de Communistische Internationale zei: “Het zwaartepunt van het huidige politieke leven is volledig en definitief uit het parlement verdwenen”.
Voor de arbeiders kan er geen sprake meer van zijn een plaats te veroveren binnen het kapitalisme, het gaat er om het omver te werpen omdat dit systeem niet meer in staat is hen duurzame hervormingen noch een lotsverbetering toe te staan.
Wat overblijft is een ideologische rol van het kiesrecht, die bepalend blijft. De misleidende rol van de parlementaire instellingen bestond reeds in de negentiende eeuw maar was toen bijkomstig, stond ten achter bij haar politieke functie. Vandaag is de misleiding de enige functie die nog overblijft voor de bourgeoisie: zij heeft ten doel te laten geloven dat de democratie het kostbaarste gedachtegoed is, dat het de uitdrukking is van de soevereiniteit van het volk, het komt neer op de vrijheid om zelf zijn uitbuiters te kiezen. De parlementaire democratie en vooral het bedrog van de democratische ideologie blijven het beste middel om het arbeidersbewustzijn te vergiftigen en het is het meest doeltreffende en gevaarlijkste ideologische wapen om het proletariaat te onderwerpen.
De aanvallen tegen de arbeiders gingen de laatste maanden steeds verder door en onmiddellijk na deze stembusslag zullen de proletariërs merken dat hun arbeids- levensvoorwaarden nog verder zullen aftakelen. De bourgeoisie probeert tijd te winnen om zo het moment van massaler confrontaties met het proletariaat uit te stellen. Ze moet steeds meer ideologische parades vinden en haar uiterste best doen om in de arbeidersklasse de ontwikkeling van het klassenbewustzijn over het bankroet van het kapitalistisch systeem af te remmen. Zoals we vorige maand nog schreven in onze pers in Frankrijk en in Nederland, “De stembusuitslag zal niets veranderen aan de toename van de anti-arbeiders aanvallen die door de nationale bourgeoisieën worden uitgevoerd, aan de versnelling van de aftakeling van de levensvoorwaarden van de proletariërs, aan de ontslagen, aan de bedrijfsdelocalisaties, aan de groei van de werkloosheid en de nepbaantjes, aan het snoeien in alle sociale begrotingen, aan de versnelde ontmanteling van de sociale bescherming. Het zijn allemaal producten van de crisis en verschijnselen van het bankroet van het kapitalistische systeem op wereldschaal.”
Tegenover de vrees voor de toekomst die in het centrum staat van de huidige bekommernissen van de arbeiders, ligt het antwoord niet op het terrein van de verkiezingen noch op dat van de democratie; het ligt in de ontwikkeling van de klassenstrijd, het enige terrein waarop de arbeiders de aanvallen van de bourgeoisie kunnen beantwoorden n
Wim & Lac / 6.06.2005
Afgelopen voorjaar heeft de IKS haar 16e congres gehouden. “Het Congres is het soevereine orgaan van de IKS” staat in onze statuten. Daarom is het zoals altijd onze verantwoordelijkheid tegenover de arbeidersklasse van een dergelijke belangrijke gebeurtenis verslag te doen en de voornaamste oriëntaties ervan naar voren te halen.
Afgelopen voorjaar heeft de IKS haar 16e congres gehouden. “Het Congres is het soevereine orgaan van de IKS” staat in onze statuten. Daarom is het zoals altijd onze verantwoordelijkheid tegenover de arbeidersklasse van een dergelijke belangrijke gebeurtenis verslag te doen en de voornaamste oriëntaties ervan naar voren te halen. (1)
De werkzaamheden van het congres hebben het onderzoek van de heropleving van de klassengevechten en de verantwoordelijkheden die deze heropkomst meebrengt voor onze organisatie in het centrum geplaatst, in het bijzonder ten aanzien van de ontwikkeling van een nieuwe generatie van elementen die zich richten op een revolutionair politiek perspectief. Tegelijkertijd blijft de oorlogsbarbarij zich ontketenen in een kapitalistische wereld die geconfronteerd wordt met een onoplosbare economische crisis; specifieke rapporten over de imperialistische conflicten en de crisis zijn tijdens het congres voorgesteld, bediscussieerd en goedgekeurd. De wezenlijke elementen van deze rapporten worden weergegeven in de resolutie over de internationale situatie.
Deze resolutie herinnert eraan dat de IKS de huidige historische periode analyseert als de ultieme fase van het verval van het kapitalisme, de fase van ontbinding van de burgerlijke maatschappij, waarin deze laatste bij levende lijve verrot. Zoals we al herhaaldelijk uiteengezet hebben komt deze ontbinding voort uit het feit dat geen van beide onverzoenlijk tegenover elkaar staande klassen van de maatschappij, bourgeoisie en proletariaat, erin slaagt om, tegenover de onherroepelijke historische ineenstorting van de kapitalistische economie, haar eigen antwoord door te zetten: de wereldoorlog voor de eerste, de kommunistische revolutie voor de tweede. Deze historische voorwaarden bepalen de wezenlijke kenmerken van het leven van de huidige burgerlijke maatschappij. Het is met name in het kader van deze analyse van de ontbinding dat we het voortduren en verergeren kunnen begrijpen van een hele reeks calamiteiten die de mensheid vandaag teisteren, in de eerste plaats de oorlogsbarbarij, maar ook andere verschijnselen zoals de onstuitbare vernietiging van het milieu of de rampzalige gevolgen van ‘natuurrampen’ zoals de tsunami van vorige winter. Deze historische voorwaarden die samengaan met de ontbinding drukken ook zwaar op het proletariaat en op zijn revolutionaire organisaties en vormen een van de voornaamste oorzaken van de moeilijkheden die onze klasse en onze organisatie sinds het begin van de jaren 1990 ondervinden, zoals we in voorgaande artikelen al vaak hebben aangetoond. (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 62)
Het 15e congres had vastgesteld dat de IKS haar crisis van 2001 overwonnen had, in het bijzonder omdat zij begrepen had dat die crisis een uitdrukking in onze eigen rangen was van de verderfelijke effecten van de ontbinding. Tegelijkertijd had het congres de moeilijkheden vastgesteld die de arbeidersklasse bleef ondervinden in haar strijd tegen de kapitalistische aanvallen, met name haar gebrek aan zelfvertrouwen.
Sinds dit congres echter, dat in het voorjaar van 2003 gehouden werd, kon de voltallige vergadering van het centraal orgaan van de IKS in de herfst van datzelfde jaar onderstrepen: “De grootschalige mobilisaties van het voorjaar 2003 in Frankrijk en Oostenrijk vertegenwoordigen een keerpunt in de klassenstrijd sinds 1989. Ze zijn een eerste stap van betekenis in het herstel van de strijdwil van de arbeidersklasse na de langste periode van terugval sinds 1968.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 119)
Zo’n keerpunt in de klassenstrijd kwam niet als een verrassing voor de IKS, want het 15e congres kondigde dit vooruitzicht al aan. De resolutie over de internationale situatie die door het 16e congres is aangenomen, precizeert in dat verband: “De gevechten in de periode 2003-2005 hebben de volgende kenmerken vertoond:- zij betroffen belangrijke sectoren van de arbeidersklasse in landen in het hart van het wereldkapitalisme (zoals Frankrijk in 2003);- zij drukten een bekommernis uit om meer uitdrukkelijk politieke kwesties;- voor het eerst sinds de revolutionaire golf hebben zij Duitsland weer als centraal punt voor de arbeidersgevechten doen verschijnen;- de kwestie van de klassensolidariteit heeft zich op veel bredere en explicietere wijze gesteld dan op welk moment ook in de jaren 1980, met name in de recente bewegingen in Duitsland.”
De resolutie die het 16e congres heeft aangenomen stelt vast dat verschillende manifestaties van dit keerpunt in de krachtsverhouding tussen de klassen “samengegaan zijn met de opkomst van een nieuwe generatie van elementen die op zoek zijn naar politieke duidelijkheid. Deze nieuwe generatie heeft zich zowel gemanifesteerd in een nieuwe toevloed van openlijk gepolitiseerde elementen als in nieuwe lagen arbeiders die voor de eerste keer de strijd aangaan. Zoals bepaalde belangrijke manifestaties hebben duidelijk gemaakt, wordt op dit moment de basis gesmeed voor de eenheid tussen de nieuwe generatie en de ‘generatie van ‘68’ – zowel de politieke minderheid die in de jaren 1960 en 70 de kommunistische beweging heropbouwde als de bredere lagen arbeiders die de rijke ervaring van de klassenstrijd tussen 1968 en 89 hebben meegemaakt .”
De andere wezenlijke bekommernis van het 16e congres is dan ook geweest om onze organisatie opgewassen te maken tegen haar verantwoordelijkheid tegenover de opkomst van deze nieuwe elementen die zich oriënteren op de klassenstandpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Dat brengt met name de activiteitenresolutie die het congres heeft aangenomen tot uitdrukking:
“De strijd om de nieuwe generatie te winnen voor de klassenstandpunten en voor het militantisme staat vandaag centraal in al onze activiteiten. Dat geldt niet alleen voor onze tussenkomst, maar voor het geheel van onze politieke overdenking, van onze discussies en van onze militante bekommernissen.”
Dit werk van hergroepering van nieuwe militante krachten omvat met name hun verdediging tegen alle pogingen om hen te vernietigen of in impasses te leiden. En die verdediging kan enkel tot een goed einde gebracht worden wanneer de IKS zichzelf weet te verdedigen tegen de aanvallen waarvan zij het doelwit is. Het vorige congres had reeds vastgesteld dat onze organisatie in staat was gebleken de bijzonder ongerechtvaardigde aanvallen van de IFIKS (2) af te slaan, waardoor deze haar verklaarde doel niet konden bereiken, namelijk de IKS te vernietigen, of tenminste het grootst mogelijke aantal afdelingen ervan. In oktober 2004 heeft de IFIKS een nieuwe aanval tegen onze organisatie ondernomen, waarbij ze zich baseerde op de lasterlijke verklaringen van een ‘Circulo de Comunistas Internacionalistas’ in Argentinië, die zich voorstelde als de opvolger van de ‘Nucleo Comunista Internacional’ (NCI) waarmee de IKS sinds eind 2003 discussies en contacten ontwikkeld had. Spijtig genoeg heeft het IBRP zijn steentje bijgedragen aan dit schandalige manoeuvre door in verschillende talen één van de meest leugenachtige en hysterische verklaringen van deze ‘Circulo’ tegen onze organisatie te publiceren, en die maandenlang op de IBRP-website te laten staan. Door omgaand documenten op onze internetsite te publiceren hebben we deze aanval kunnen afslaan en de aanvallers tot zwijgen kunnen brengen. De ‘Circulo’ werd ontmaskerd voor wat zij was: een fictie uitgevonden door burger B., een armzalig avonturier op het zuidelijk halfrond. Want de strijd tegen dit offensief van de ‘triple alliantie’ van avonturisme (B.), parasitisme (IFIKS) en opportunisme (IBRP) was tegelijk een strijd voor de verdediging van de NCI als inspanning van een kleine kern kameraden om inzicht te ontwikkelen in de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde en een band te smeden met de IKS. (3)
Voor dit werk gericht op zoekende elementen, moet de IKS een vastberaden tussenkomst voeren. Maar zij moet ook alle aandacht geven aan de diepgang van de argumentatie die in discussies naar voren wordt gebracht, en aan de kwestie van het politieke gedrag. Anderzijds moet het opkomen van nieuwe kommunistische krachten een sterke aansporing zijn voor de overdenking en de energie, niet alleen van de militanten, maar ook van de elementen die getroffen werden door de teruggang van de arbeidersklasse vanaf 1989: “De gevolgen van de huidige historische ontwikkelingen zullen een gedeelte van de generatie van 1968 opnieuw politiseren, elementen die eerder afgeleid en vergiftigd werden door burgerlijk links. Die gevolgen hebben al oude militanten terug in beweging gebracht, niet alleen van de IKS, maar ook van andere proletarische organisaties. Elk van de manifestaties van deze fermentatie vertegenwoordigt een kostbaar potentieel voor het opnieuw verwerven van de klassenidentiteit, de strijdervaring, en het historisch perspectief van het proletariaat. Maar deze verschillende potentiëlen kunnen zich maar realiseren wanneer ze samengebracht worden door een organisatie die het historisch bewustzijn, de marxistische methode en de organisatorische aanpak vertegenwoordigt die vandaag alleen de IKS kan bieden. Dat maakt de voortdurende ontwikkeling van de historische capaciteiten met het oog op de lange termijn, het militante begrip en de centralisatie van de organisatie tot cruciale elementen voor het historisch perspectief.”
Het congres heeft het grote belang onderstreept van het theoretische werk in de huidige situatie: “De organisatie kan slechts aan haar verantwoordelijkheden voldoen, zowel tegenover de revolutionaire minderheden, als tegenover de klasse in haar geheel, wanneer ze in staat is het proces te begrijpen dat de toekomstige partij voorbereidt in de bredere context van de algemene evolutie van de klassenstrijd. Het vermogen van de IKS om de veranderende krachtsverhouding tussen de klassen te analyseren, om tussen te komen in de gevechten en in de politieke overdenking in de klasse, is van belang voor de evolutie van de klassenstrijd op lange termijn. Maar vandaag al, op de korte termijn, is het cruciaal voor de verovering van onze leidende rol jegens de nieuwe gepolitiseerde generatie. De organisatie moet deze theoretische overdenking voortzetten, zoveel mogelijk concrete lessen trekken uit haar tussenkomst, en de schema’s van het verleden voorbijstreven.”
Tenslotte heeft het congres bijzondere aandacht besteed aan de kwestie die het platform van onze organisatie afsluit: “De verhoudingen tussen de verschillende delen van de organisatie en de verschillende militanten vertonen noodzakelijkerwijs de sporen van de kapitalistische maatschappij en kunnen daarom geen eilandje van kommunistische verhoudingen binnen het kapitalisme vormen. Toch mogen zij niet in flagrante tegenspraak zijn met het doel dat de revolutionairen nastreven en zij baseren zich noodzakelijkerwijs op een onderlinge solidariteit en een wederzijds vertrouwen, die erop wijzen dat de organisatie tot de klasse behoort die draagster is van het kommunisme.”
Een dergelijke vereiste vraagt, net als alle andere vereisten waaraan een marxistische organisatie het hoofd moet bieden, om theoretische overdenking:
“In die mate dat de organisatievraagstukken en de kwesties van politiek gedrag vandaag centraal staan in de debatten binnen en buiten de organisatie, zal de discussie van de verschillende oriëntatieteksten [die deze onderwerpen behandelen]een centrale krachtlijn van ons theoretisch werk in de komende twee jaar vormen. Deze vraagstukken leiden ons naar de wortels van de recente organisatorische crises, ze raken de fundamentele basis van ons militante engagement, en vormen centrale kwesties van de revolutie in het tijdperk van de ontbinding. Ze zijn dus geroepen om een centrale rol te spelen in de hernieuwing van de militante overtuiging en in het herwinnen van de smaak voor de theorie en voor de marxistische methode, die ieder vraagstuk met een historische en theoretische benaderingswijze behandelt.”
De congressen van de IKS zijn altijd momenten van enthousiasme voor het geheel van haar leden. Hoe zou het ook anders kunnen wanneer militanten uit drie continenten en dertien landen, gedreven door dezelfde overtuiging, elkaar ontmoeten om samen te discussiëren over de vooruitzichten van de historische beweging van het proletariaat. Maar het 16e congres was nog meer enthousiasmerend dat de meeste vorige.
Gedurende bijna de helft van de 30 jaar van haar bestaan, beleefde de IKS een terugval in het bewustzijn van het proletariaat, de verstikking van zijn strijd en de uitdroging van de toestroom van nieuwe militante krachten. Gedurende meer dan tien jaar was één van de centrale ordewoorden van onze organisatie ‘standhouden’. Het was een moeilijke beproeving en een aantal van haar ‘oude’ militanten heeft deze niet doorstaan (met name degenen die de IFIKS gevormd hebben, en zij die de strijd opgegeven hebben tijdens de crises die we in de loop van deze periode hebben gekend).
Vandaag, nu het vooruitzicht opklaart, kunnen we zeggen dat de IKS als geheel de test doorstaan heeft en dat ze er versterkt uit te voorschijn is gekomen. Een politieke versterking, zoals de lezers van onze pers kunnen vaststellen (die ons een toenemend aantal aanmoedigende brieven sturen). Maar ook een numerieke versterking aangezien het aantal nieuwe toetredingen vandaag het aantal ontslagen dat we met de crisis van 2001 moesten verwerken overtreft. En wat daarbij opmerkelijk is, is dat een aanzienlijk deel van die nieuwe leden jonge elementen zijn, die niet de misvormingen hebben moeten ondergaan en te boven komen van militantisme in ultralinkse organisaties. Jonge elementen wier dynamisme en enthousiasme honderd keer de vermoeide en opgebruikte ‘militante krachten’ vervangen die ons hebben verlaten.
Het enthousiasme op het 16e congres was een lucide enthousiasme. Het had niets te maken met de bedrieglijke euforie die we meemaakten op andere congressen van onze organisatie (een euforie die in het bijzonder werd uitgedragen door degenen die ons ondertussen verlaten hebben). Na 30 jaar heeft de IKS geleerd (4), soms met smart, dat de weg die naar de revolutie leidt geen snelweg is, maar een bochtige weg, vol klemmen en voetangels, en bezaaid met valstrikken die de heersende klasse gereed houdt om haar doodsvijand, de arbeidersklasse, af te leiden van zijn historische doel. De leden van onze organisatie weten vandaag maar al te goed dat militeren geen gemakkelijke zaak is. Het vraagt niet alleen een stevige overtuiging, maar ook veel zelfopoffering, volharding en geduld.
Het bewustzijn van de moeilijkheid van onze taak ontmoedigt ons echter niet. Integendeel, het is een factor die ons enthousiasme nog vergroot.
Op dit moment vertoont het aantal deelnemers aan onze openbare bijeenkomsten een aanzienlijke groei, terwijl we een toenemend aantal brieven ontvangen uit Griekenland, Rusland, Moldavië, Brazilië, Argentinië, Algerije, waarin mensen zich direct kandidaat stellen om lid te worden van onze organisatie, voorstellen om discussies aan te knopen of eenvoudigweg om publicaties vragen, maar altijd in een militant perspectief. Al deze elementen staan ons toe te hopen op een ontwikkeling van de aanwezigheid van kommunistische standpunten in landen waar de IKS nog geen afdeling heeft, of zelfs op de oprichting van nieuwe afdelingen in die landen. Wij begroeten de kameraden die zich richten op de kommunistische standpunten en op onze organisatie. Wij zeggen hen: “Jullie hebben de juiste keuze gemaakt, de enig mogelijke wanneer je het vooruitzicht hebt je te integreren in de strijd voor de proletarische revolutie. Maar het is niet de gemakkelijkste keuze: je zult geen snelle successen behalen, er zal geduld nodig zijn en doorzettingsvermogen, en je moet je niet laten ontmoedigen wanneer de bereikte resultaten niet beantwoorden aan jullie verwachtingen. Maar jullie staan niet alleen: de huidige militanten van de IKS staan aan jullie zijde en zijn zich bewust van de verantwoordelijkheid die jullie toenadering voor hen meebrengt. Hun wil, die zij op het 16e congres tot uitdrukking hebben gebracht, is om opgewassen te zijn tegen deze verantwoordelijkheid.” n
IKS
(1) Een uitvoeriger verslag van het werk van dit congres is verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122.
(2) De zogenaamde ‘Interne fractie van de IKS’, samengesteld uit militanten die lange tijd deel uitmaakten van onze organisatie, die zich begonnen te gedragen als hysterische fanatiekelingen op zoek naar zondebokken, als boeven en tenslotte als verklikkers.
(3) Zie in dit verband ons artikel ‘Nucleo Comunista Internacional: een inspanning tot bewustwording van het proletariaat in Argentinië’ in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 120.
(4) Of beter gezegd opnieuw geleerd, want het was een les waarvan de kommunistische organisaties in het verleden zich zeer goed bewust waren, in het bijzonder de Italiaanse fractie van de Kommunistische Linkerzijde, waarop de IKS zich beroept.
In het voorjaar greep de bourgeoisie de gelegenheid van het referendum over de “Grondwet van de Europese Unie” met beide handen aan om een propagandaslag te voeren die pas een maand na het referendum van 1 juni weer een beetje verstomde. De hele grondwet-campagne werd gekenmerkt door heftig gekrakeel over het ‘ja’ dan wel ‘nee’. Aan de ene kant riep de nationale regering ertoe op vóór te stemmen en daarmee haar eigen pogingen om Europa voor eigen doeleinden te gebruiken te ondersteunen. Aan de andere kant was er het populistische geschreeuw (met name van de linkse SP) om tegen te stemmen en zo een halt toe te roepen aan de ‘arrogante neoliberale politiek’ die Europa aan het arme Nederland zou opleggen.
In dit concert werd er in het ‘ja’-kamp door links vooral benadrukt dat het mogelijk zou zijn om een ‘sociaal Europa’ te handhaven en de ‘sociale samenhang’ te beschermen. Aan de andere kant wordt het zo voorgesteld alsof het kleine Nederland beter kan meedoen omdat het anders verpletterd wordt door grotere machten als Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Daartegenover speelden de populisten van links en rechts in het ‘nee’-kamp vooral in op de angst, de wanhoop en de onzekerheid over de toekomst binnen de bevolking in het algemeen en de arbeidersklasse meer in het bijzonder. Toen de meerderheid van de stemmers zich had uitgesproken tegen de Europese grondwet, kon Harry van Bommel voor een enthousiaste SP-aanhang luidkeels uitroepen: “We hebben gewonnen!”
Het ‘nee’ in Frankrijk en Nederland wordt voorgesteld als ‘volksoverwinning’ door middel van de stembus. Natuurlijk bestaan er meningsverschillen tussen de verschillende fracties binnen de burgerlijke staat over hoe de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd kunnen worden. Maar in het algemeen organiseert en controleert de bourgeoisie het electorale karnaval om een resultaat te bereiken dat overeenstemt met haar behoeften als heersende klasse. Dat kan mis gaan, zoals in 2002 werd aangetoond door de opkomst van het rechts-populisme rond Pim Fortuyn. Maar daarmee wordt de kapitalistische orde niet ter discussie gesteld. De arbeidersklasse kan zulke zwakheden van de bourgeoisie niet in eigen voordeel gebruiken om een alternatief voor de burgerlijke politiek op te leggen. Wie de verkiezingen ook wint zal gedwongen zijn in grote lijnen dezelfde arbeidersvijandige staatspolitiek te voeren. De ‘democratische’ of welke andere burgerlijke staat dan ook verdedigt per definitie de belangen van de heersende klasse en van het nationale kapitaal.
De verkiezingen dienen vooral om ons de illusie te geven dat we iets te kiezen hebben. Het referendum moest de arbeiders ervan overtuigen dat ‘het opbouwen van Europa’ belangrijk is voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Maar waarom het met betrekking tot de nieuwe grondwet vooral ging was het getouwtrek van de huidige Europese lidstaten om zoveel mogelijk van hun invloed binnen de Europese instellingen te behouden als de Unie wordt uitgebreid tot 25 leden, waardoor de invloed van ieder afzonderlijk land zal verminderen. De arbeidersklasse heeft er geen belang bij deel te nemen aan die belangenstrijd tussen de verschillende fracties van de heersende klasse. De Europese Grondwet sanctioneert vooral bestaand beleid dat niets te maken heeft met de belangen van de arbeidersklasse, die in gelijke mate uitgebuite klasse blijft of er nu vóór of tégen wordt gestemd. En als het ‘nee’ vervelend was voor de bourgeoisie, en als daarin de regeringspolitiek werd afgewezen door de frustraties in de stembus te deponeren, dan nog heeft de arbeidersklasse niets gewonnen bij zo’n uitlaatklep voor de opgekropte onvrede, integendeel. Want heel de campagne versterkt enkel de illusie dat in het nationale of Europese parlement haar belangen toch nog vertegenwoordigd zouden kunnen worden. We zagen hetzelfde gebeuren in Duitsland, waar de arbeiders werden aangespoord om de linkse regering Schröder af te straffen in de regionale verkiezingen in Noordrijn-Westfalen.
In productiewijzen die in verval raken geven de heersende klassen de uitgebuiten weloverwogen de gelegenheid om stoom af te blazen tijdens carnavalsdagen waarop alles is toegestaan, in opwindende gladiatorengevechten en demagogisch gemanipuleerde volksraadplegingen. Het ‘uitgaansleven’, de media, sportevenementen en het electorale circus dienen nu belangrijkste uitlaatkleppen voor de arbeiderswoede. De bourgeoisie stort ons niet alleen in verpaupering maar vernedert ons door haar ‘spelen en verkiezingscircussen’ n
Fernando / 9.09.2005
Iedereen heeft de beelden van de ramp gezien. Opgezwollen lijken die in stinkend water drijven in New Orleans. Een oudere man voorovergebogen in een tuinstoel, dood als gevolg van de hitte en gebrek aan voedsel en water, terwijl eromheen andere overlevenden wegkwijnen. Moeders met jonge kinderen die in de val zitten met drie dagen niets te eten of te drinken. Chaos bij de vluchtelingencentra waar de autoriteiten de slachtoffers heen hadden gestuurd omwille van de veiligheid. Deze tragedie zonder weerga heeft zich niet afgespeeld in de een of andere armoedige uithoek van de ‘Derde Wereld’, maar in het hart van de grootste imperialistische en kapitalistische macht ter wereld.
Toen afgelopen december Azië door de tsunami werd getroffen, betichtten de bourgeoisieën van de rijke landen de arme landen van politieke incompetentie omdat ze niet tijdig hadden gereageerd op de waarschuwingen. Deze keer zijn dergelijke uitvluchten er niet. Vandaag staan er geen rijke landen tegenover arme landen, maar rijken tegenover armen. Toen het bevel werd gegeven om New Orleans en de rest van de Golfkust te evacueren, was het een typisch kapitalistische kwestie van ‘ieder voor zich’. Wie een auto bezat en de plotseling omhoog vliegende benzineprijzen kon betalen week uit naar het noorden en westen, en zocht een heenkomen in hotels, motels of bij vrienden en familie. Maar de armen, de ouderen en de zieken zaten meestal klem in de storm en konden niet vluchten. In New Orleans stelden de plaatselijke autoriteiten het Superdome stadion en het congrescentrum open als schuilplaats tegen de storm, maar voorzagen niet in hulpverlening, voedsel, water of opzicht, toen duizenden, voor het overgrote deel zwarte mensen naar binnen drongen en aan hun lot werden overgelaten. Voor de rijken die in New Orleans achterbleven was de situatie heel anders. Gestrande toeristen en VIPs die in vijfsterrenhotels naast de Superdome verbleven, hingen rond in weelde en genoten de bescherming van gewapende politieagenten die het gepeupel op afstand hielden.
In plaats van de distributie van voedsel- en watervoorraden te organiseren die in de winkels en opslagplaatsen van de stad voorradig waren, zag de politie werkloos toe toen arme mensen begonnen te ‘plunderen’ en eerste levensbehoeften begonnen uit te delen. Ongetwijfeld probeerden lompenelementen een slagje te slaan en elektronica, geld en wapens te stelen, maar dit verschijnsel begon als een poging om te overleven onder de meest ontmenselijkende condities. Tegelijkertijd beveiligden politieagenten met geweren in de aanslag employees die door een luxe hotel naar een nabijgelegen apotheek waren gestuurd om water, voedsel en medicijnen bij elkaar te scharrelen voor de rijke hotelgasten. Een politieagent verklaarde dat dit geen plunderen was, maar een inbeslagname door de politie, wat in noodgevallen is toegestaan! Het verschil tussen ‘plunderen’ en ‘in beslag nemen’ is het verschil tussen arm zijn en rijk zijn in de Verenigde Staten van vandaag.
Het falen van het kapitalisme om deze crisis te beantwoorden met ook maar een schijn van menselijke solidariteit toont aan dat de kapitalistische klasse niet langer geschikt is om te heersen, dat haar productiewijze vastzit in een proces van sociale ontbinding – letterlijk levend wegrot – dat het voor de mensheid slechts een toekomst van dood en vernietiging in het verschiet heeft. De chaos die in de afgelopen jaren land na land heeft verzwolgen in Afrika en Azië is een voorproefje van de toekomst die het kapitalisme zelfs voor de geïndustrialiseerde landen in voorraad heeft, en New Orleans toont ons vandaag een glimp van deze sombere toekomst.
Als altijd is de bourgeoisie er als de kippen bij om met alle mogelijke alibi’s aan te komen om haar misdaden en eigen falen te verontschuldigen. Er wordt gejengeld dat ze doen wat ze kunnen, dat het om een natuurramp gaat en niet om een ramp door mensenhand veroorzaakt; dat niemand de ergste natuurcatastrofe in de geschiedenis van de natie had kunnen voorzien; dat niemand voorzag dat de dijken zouden breken. Critici van de regering, zowel in de Verenigde Staten als daarbuiten, schuiven de schuld voor het omvormen van een natuurramp in een sociale onheil op de incompetentie van het Bush-regime. Niets van dit geklets doet er toe. Het probeert alleen de aandacht af te leiden van de waarheid dat het kapitalistische systeem zelf verantwoordelijk is.
‘We doen alles wat we kunnen’ wordt zienderogen de meest gebruikte dooddoener uit de burgerlijke propagandavoorraad. Ze doen ‘alles wat ze kunnen’ om de oorlog in Irak te beëindigen, de economie te verbeteren, het onderwijs te verbeteren, om een einde te maken aan de misdaad, om de Space Shuttle veilig te maken, om de drugs te stoppen, en ga zo maar door. Er bestaat niets anders en er is ook niet meer dat ze zouden kunnen ondernemen. Je zou bijna gaan denken dat de regering nooit beleidskeuzen gemaakt heeft, nooit de mogelijkheid heeft gehad om alternatieven uit te proberen. Wat een nonsens. Ze voeren een beleid dat ze bewust kiezen – met duidelijk rampzalige gevolgen voor de maatschappij.
Voor wat betreft het argument van natuurcatastrofe versus een door mensen veroorzaakte ramp: zeker, de orkaan Katrina was een natuurkracht, maar de omvang van de natuurramp en van de sociale catastrofe was niet onvermijdelijk. Het was in ieder opzicht veroorzaakt en mogelijk gemaakt door het kapitalisme en zijn staat. De huidige toenemende destructiviteit van natuurrampen is wereldwijd aantoonbaar een gevolg van het roekeloze economische- en milieubeleid dat het kapitalisme voert in zijn onophoudelijke jacht naar winst. Of het nu gaat om het achterwege blijven van het toepassen van beschikbare technologie om de mogelijkheid van tsunamis in de gaten te houden en bedreigde bevolkingen tijdig te waarschuwen, of het nu gaat om het rooien van moerasbossen in ‘derde wereldlanden’ waardoor de vernietiging door moesson-overstromingen verergert, of dat het nu gaat om de onverantwoordelijke vervuiling van de aardatmosfeer door de uitstoot van ‘broeikas’-gassen, die de globale opwarming versterkt en mogelijk bijdraagt aan globale klimaatontwrichtingen. Voor wat betreft het laatste bestaat er aanzienlijk bewijs dat de globale opwarming heeft geleid tot stijgingen van de watertemperatuur en tot een toename van het aantal tropische depressies, stormen en orkanen in de afgelopen jaren. Toen Katrina Florida trof was het slechts een orkaan van de eerste categorie, maar na een week lang boven de Golf van Mexico te hebben gehangen, die een watertemperatuur van bijna 33°C heeft, bouwde zij zich op tot een storm van categorie vijf, met windsnelheden tot 280 kilometer per uur voordat zij de golfkust trof.
De ultra-linksen zijn alvast begonnen om op de banden van Bush met de energiesector te wijzen en zijn oppositie tegen de Kyoto-protocollen verantwoordelijk te maken voor de Katrina-catastrofe. Maar deze kritiek aanvaardt de uitgangspunten van het ‘debat’ binnen de kapitalistische klasse; alsof de toepassing van de Kyoto-overeenkomst werkelijk de effecten van de globale opwarming zou kunnen omkeren, en alsof de bourgeoisieën die vóór de Kyoto-protocollen zijn daadwerkelijk geïnteresseerd zijn in een vernieuwing van kapitalistische productiemethoden. Erger nog, zij vergeten dat het de regering Clinton was die, hoewel zij zich als milieuvriendelijk voordeed, als eerste de Kyoto-overeenkomst afwees. De weigering om de globale opwarming aan te pakken is het standpunt van de Amerikaanse bourgeoisie, en niet alleen van de regering Bush.
New Orleans, met een bevolking van bijna 600.000 mensen, en met voorsteden met nog meer inwoners, is grotendeels onder zeeniveau gebouwd; daardoor is het kwetsbaar voor vloedwater van de Mississippi-Rivier, van het Pontchartrain Meer en van de Golf van Mexico. De genietroepen van het leger van de Verenigde Staten ontwikkelden en onderhielden sinds 1927 een dijkensysteem om de jaarlijkse overstromingen van de Mississippi tegen te gaan. Dit maakte het mogelijk om industrie en landbouw naast de rivier te laten gedijen, en New Orleans kon groeien, maar het stopte de toevoer van natuurlijke sedimenten en grond die de wadden en moerassen van de Mississippi-delta aan de riviermonding vulden. Dit betekent dat deze wadden, die een natuurlijke bescherming vormden, gevaarlijk erodeerden, wat de stad kwetsbaarder maakte voor overstromingen vanuit zee. Dit was geen ‘natuurverschijnsel’, maar is door mensen in de hand gewerkt.
Het was ook geen natuurkracht die de Nationale Garde van Louisiana uitputte, die voor een groot deel voor de oorlog in Irak is gemobiliseerd. In de eerste drie dagen na de dijkdoorbraken waren er slechts 250 man beschikbaar voor hulp aan politie en brandweer in reddingsoperaties. Uit de staat Mississippi is een nog groter deel van de gardisten in Irak gelegerd.
Het argument dat deze ramp onvoorzien was, is ook al onzinnig. Wetenschappers, ingenieurs en politici hebben nu al bijna honderd jaar lang gedebatteerd over hoe de kwetsbaarheid van New Orleans voor orkanen en overstromingen aan te pakken. Halverwege de jaren 1990 ontwikkelden verschillende groepen wetenschappers en ingenieurs rivaliserende plannen, die tenslotte in 1998, tijdens de regering Clinton, tot een voorstel ‘Kust 2050’ leidden. Dit plan vroeg om een versterking en herbouw van de bestaande dijken, het aanleggen van een sluizensysteem en van nieuwe kanalen om de sedimentatie van de wadden in de delta te herstellen. Het had een prijskaartje van 14 miljard dollar aan investeringen voor een periode van tien jaar. Het plan haalde het niet in Washington tijdens Clinton’s ambtsperiode, en niet tijdens die van Bush. Verleden jaar vroeg het geniekorps om 105 miljoen dollar voor orkaan- en overstromingsmaatregelen in New Orleans, maar de regering keurde slechts 42 miljoen goed. Tezelfdertijd keurde het Congres de uitgave van 231 miljoen dollar goed voor de bouw van een brug naar een klein, onbewoond eiland in Alaska.
Een andere weerlegging voor het alibi dat ‘niemand voorzag’ is dat op de vooravond van de nadering van de orkaan de directeur van de FEMA (Federal Emergency Management Administration; het Federaal Beheer van Noodmaatregelen), Michael D. Brown in televisie-interviews opschepte dat hij na de tsunami in Zuid-Azië een noodplan had laten ontwerpen voor een rampenscenario in New Orleans, en dat de FEMA erop vertrouwde dat zij iedere eventualiteit aankon. Berichten uit New Orleans geven aan dat dit FEMA plan een beslissing bevatte om vrachtwagens met gratis aangeboden flessenwater terug te sturen, de aflevering van een paar duizend liter dieselbrandstof door de kustwacht te weigeren, en om noodcommunicatielijnen van de plaatselijke politieautoriteiten in de voorsteden van New Orleans te verbreken. Brown bestond het zelfs om inactiviteit bij het redden van de 25.000 mensen in het congrescentrum te excuseren door te zeggen dat de federale autoriteiten zich pas laat in de week van deze mensen bewust werden, alhoewel de nieuwsmedia al drie of vier dagen lang op televisie verslag deden van de situatie.
Terwijl burgemeester Ray Nagin, een democraat, de federale inactiviteit scherp aanklaagde, deden zijn plaatselijke ambtenaren geen enkele poging om voor een veilige evacuatie van de armen en ouderen te zorgen, namen zij geen verantwoordelijkheid op zich voor de distributie van voedsel en water, voorzagen zij niet in de bevoorrading of de beveiliging van de evacuatiecentra, en gaven de stad over aan chaos en geweld.
Miljoenen arbeiders zijn bewogen door het gruwelijke lijden aan de Golfkust en zijn hevig verontwaardigd over de gevoelloosheid van de officiële respons. In het bijzonder bij de arbeidersklasse bestaat er een geweldig gevoel voor werkelijke menselijke solidariteit met de slachtoffers van deze calamiteit. Terwijl de bourgeoisie haar medeleven betuigt al naar gelang het ras of de economische status van de slachtoffers, bestaat voor de meeste Amerikaanse arbeiders een dergelijk onderscheid niet. Zelfs wanneer de bourgeoisie vaak het racisme gebruikt om witte en zwarte arbeiders onderling te verdelen, en verschillende zwarte nationalistische leiders het kapitalisme een dienst proberen te bewijzen door erop te hameren dat de crisis in New Orleans een probleem is van zwart tegen blank, is het lijden van arme arbeiders en van de onderklasse in New Orleans een verschrikking voor de arbeidersklasse. Voor de bourgeoisie is de regering-Bush ongetwijfeld een armzalige ploeg, geneigd tot dwaasheid, loze gebaren en een trage respons in de huidige crisis. Dit zal haar toenemende impopulariteit versterken. Toch is de regering-Bush geen bedrijfsongeval. Zij weerspiegelt de grimmige werkelijkheid van een neergaande supermacht die de leiding heeft over een ‘wereldorde’ die in chaos verzinkt. Oorlog, hongersnoden en ecologische rampen, dat is de toekomst die het kapitalisme voor ons in petto heeft. Wanneer er enige hoop bestaat voor de toekomst van de mensheid, schuilt die in de ontwikkeling van het bewustzijn en het begrip van de werkelijke aard van de klassenmaatschappij door de wereldarbeidersklasse, die haar historische verantwoordelijkheid zal opnemen. Zij zal dit anachronistische, destructieve systeem aan de kant zetten om het te vervangen door een revolutionaire maatschappij onder haar controle, waarin werkelijke menselijke solidariteit en de bevrediging van menselijke behoeften het leidende beginsel zijn.
Internationalism (USA) / 04.09.2005
Onze open brief getiteld De weigering om de IKS toe te laten op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht hebben we onder andere uitgedeeld op de anarchistische Pinksterlanddagen van mei 2005 in Appelscha. We roepen zo op om een standpunt in te nemen en proberen een debat te openen. Hieronder volgen de belangrijkste delen daaruit. We ontvingen al enkele schriftelijke en mondelinge reacties die we begroeten, en waaruit we hieronder de belangrijkste passages weergeven. Tenslotte willen we ingaan op de gestelde vraag wat we onder ‘officieel anarchisme’ verstaan.
“Er is nu al meerdere jaren geweigerd de IKS als standhouder toe te laten op de alternatieve boekenbeurs te Gent net als op de anarchistische beurs in Utrecht. Verschillende jaren deden de organisatoren alsof onze aanvraag te laat zou zijn ingediend, of er gebrek was aan plaats, enzovoort. Een beetje sterk. Toen we aandrongen antwoordden de organisatoren dat we niet passen in het door hen gewenste anarchistische profiel. [...] Na hun administratieve uitvluchten liegen de organisatoren bewust als ze hun weigering rechtvaardigen met ideologische redenen (we zouden niet het profiel hebben). Wie heeft op deze beursen niet de aanwezigheid gezien van stands, publicaties, groepen en verenigingen die openlijk sociaal-democratisch zijn, stalinistisch of nationalistisch... en die in het geheel geen ‘anarchistisch profiel’ hebben. Waarom wordt dan de IKS uitgesloten, een organisatie die zich beroept op het proletarisch internationalisme en die alle nationalistische ideologieën, op welke etnische, historische of religieuze voorwendsels die ook gebaseerd zijn, beschouwd als een waar vergif voor de proletariërs? [...] Als de organisatoren onze aanwezigheid ongewenst vinden, dan is het omdat allerlei mensen die op zoek zijn om hun politieke inzichten te verruimen en te verdiepen, geïnteresseerd raken in de analyses van de Kommunistische Linkerzijde, in de vragen die we stellen en politieke antwoorden die we geven met betrekking tot onderwerpen van belang voor de arbeidersklasse en de toekomst van de mensheid. Wat de organisatoren in werkelijkheid willen is voorkomen dat er een eerlijke en open confrontatie van politieke standpunten plaats vindt. Ondanks hun (valselijk) libertaire woorden leunen ze liever aan tegen hun stalinistische en ultra-linkse (pro- of antistalinistische) buren dan dat ze de Kommunistische Linkerzijde in staat stellen gehoor te vinden voor een duidelijk internationalistisch klassenperspectief. [...] Sommige deelnemers die zich aan deze houding ergerden hebben trouwens al openlijk van hun solidariteit blijk gegeven door onze pers vanaf de tafels van hun stands te verspreiden en ze aarzelden ook niet om zich mondeling en schriftelijk te beklagen over de houding van de organisatoren: “De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. [...] Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren.” (Open brief van uitgeverij De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs) [...] Van onze kant nodigen we eenieder, die daadwerkelijk een confrontatie van ideeën wil aangaan en over de problemen van de wereld wil debatteren, over de klassenstrijd en de toekomst van de mensheid, uit voor onze openbare activiteiten, zowel voor onze discussiebijeenkomsten waar gedebatteerd wordt rond de vragen van deelnemers, als voor onze openbare bijeenkomsten waar gedebatteerd wordt aan de hand van een inleiding waarin het standpunt van de IKS over een onderwerp wordt uiteengezet, of ons aan te spreken tijdens de verkoop van onze pers tijdens verschillende manifestaties en de strijd van de arbeidersklasse. (Mei 2005)”
22 mei 2005
Beste medewerkers van Wereldrevolutie,
Even een korte reactie op jullie open brief.
Jullie gebruiken de term officieel anarchisme. Dat maakt het wat verwarrend. Als daarmee het individueel anarchisme wordt bedoeld wordt het veel duidelijker.
Jullie bekritiseren de houding van Kropotkin tegenover de eerste wereldoorlog en de deelname van anarchisten aan de spaanse regering in 1936. Noch met instemming met oorlog noch met deelname aan een regering kan ik als anarchistisch communist instemmen. Maar er zijn ook altijd andere anarchisten geweest die het met dit soort dingen niet eens zijn. Jullie moeten misschien uitkijken om conclusies te trekken voor alle anarchisten als sommige anarchisten worden bedoeld.
De anarchistische beweging kenmerkt zich door een soort ad hoc beleid: de ene keer wordt met mensen van bepaalde stromingen wel samengewerkt, de andere keer niet. Het heeft te maken met het feit dat op het niveau van het collectief geen beslissingen worden genomen. Men stelt het zo voor dat collectieve besluiten de «individuele vrijheid» zouden beperken. Alsof die individuen niet zelf deel uitmaken van het collectief!
Van dit onduidelijk beleid zijn julllie in dit geval het slachtoffer geworden. Terwijl liberaal getinte mensen (zoals sympathisanten van GroenLinks) vaak in grote aantallen aanwezig zijn bij evenementen van anarchisten, zijn jullie nu niet eens toegelaten tot zulke evenementen. [...]
Met libertaire groet, R.
K, 28 mei 2005
L.S.
Ik vindt het zeer vreemd dat een linkse organisatie als de I.K.S. wordt geweigerd op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht. De I.K.S. staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar daar is toch niets mis mee. Het is daarom zeer vreemd dat de I.K.S. het zwijgen wordt opgelegd door enkele organisatoren, die kennelijk op eigen houtje kunnen beslissen wie wel en wie niet wordt toegelaten. [...]
Het anarchisme heeft geen andere algemene ideologie dan dat het ‘tegen’ iedere ‘autoriteit’ is. Feitelijk vindt elke anarchist, elke anarchistische groep en elke nieuwe anarchistische generatie zijn eigen anarchisme uit. Het is een ideologische voorraadschuur met voor ieder wat wils, zonder verplichtingen of al te formele structuren. Het ontbreekt over het algemeen aan ideologische samenhang en historische continuïteit. Daarom kunnen de verschillende stromingen en uitingen van het anarchisme niet allemaal onder één noemer worden gebracht. Dat neemt niet weg dat er anarchistische organisaties hebben bestaan die op het concrete vlak geconfronteerd zijn met de keuze tussen proletarisch internationalisme en toetreding tot het burgerlijke kamp. Tijdens de twee wereldoorlogen kozen anarchistische organisaties zoals de Franse CGT en individuele anarchisten zoals Kropotkin over het algemeen vóór de oorlog (2). Daar stond tegenover dat anarchisten als Alexander Berkman, Emma Goldman en Domela Nieuwenhuis aktief ageerden tegen de Eerste Wereldoorlog en de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland toejuichten. In Spanje, in 1936, nam de officiële CNT deel aan een burgerlijke regering en trad met militair geweld op tegen de arbeidersklasse terwijl de Vrienden van Durutti, hoewel verward, arbeidersstandpunten bleven verdedigden. In dit opzicht onderscheiden de anarchistische organisaties zich niet van links-burgerlijke organisaties. De sociaal-democratie keurde bijvoorbeeld in 1914 de oorlogskredieten goed en riep de arbeiders op naar het front te gaan; in 1918 vormde het in Duitsland de voorhoede van de bourgeoisie in de sabotage van de arbeidersstrijd en de fysieke onderdrukking ervan. Het Stalinisme vormde in Rusland in de jaren 1920 de voorhoede van de contrarevolutie en werd vervolgens één van de belangrijkste ronselaars van arbeiders voor de Tweede Wereldoorlog. Het Trotskisme rekruteerde eerst voor de generale repetitie van de Tweede Wereldoorlog in Spanje, en vervolgens ook voor de wereldoorlog zelf. Al die organisaties hebben verraad gepleegd aan de proletarisch internationalisme door te ronselen voor één van de kampen in de imperialistische oorlog en zijn overgegaan naar het burgerlijke kamp. Dat kan niet meer ongedaan worden gemaakt: die organisaties zijn definitief verloren voor de arbeidersklasse. Bij die linkse organisaties bestaat er een samenhangende ideologie en een organisatorische continuïteit die bij het anarchisme vaak ontbreekt. Bij het anarchisme is het ingewikkelder. De anarchistische organisaties uit het verleden die ooit zijn overgegaan naar het burgerlijke kamp noemen we het ‘officiële anarchisme’, evenals nieuwe anarchistische groepen die zich uitdrukkelijk beroepen op die organisaties uit het verleden of op hun standpunten.
In de burgerlijke propaganda worden linkse organisaties door de bourgeoisie op één hoop gegooid met ‘marxisme’. Nieuwe generaties die op zoek gaan naar maatschappelijke betrokkenheid en revolutionaire standpunten maar tegelijk niets te maken willen hebben met burgerlijke, contra-revolutionaire organisaties zoals sociaal-democratie, stalinisme of trotskisme, wenden zich vaak tot het anarchisme al schijnbaar enig overblijvend alternatief. Ze noemen zich anarchist, maar zonder zichzelf uitdrukkelijk te vereenzelvigen met één of meer anarchistische organisaties uit het verleden, en zonder zich uitdrukkelijk te beroepen op de standpunten van die organisaties. Ze hebben geen historische continuïteit en verwerpen die juist vaak, want ze zijn nieuw en willen bewust opnieuw beginnen zonder zich te vereenzelvigen met de fouten en het verraad uit het verleden die ze niet proberen goed te praten. Vandaar dat ze een heel ander karakter hebben dan de ‘officiële’ anarchistische organisaties. Anderzijds, doordat ze het anarchisme als richtsnoer nemen en buiten de marxistische traditie vallen, doordat ze eerder een idealistische en voluntarische dan een historisch-materialistische benadering hebben, hebben ze onvermijdelijk grote problemen om een helder proletarisch internationalisme verder uit te diepen. Dit ‘anarchisme’ kan dus tegelijk de uitdrukking zijn van een werkelijke wil om tot verheldering en organisatorische samenhang te komen als ook een bron van verwarring worden.
Vandaar dat we ‘het anarchisme’ niet eenduidig in het burgerlijke kamp kunnen plaatsen en we een onderscheid moeten maken tussen het ‘officiële anarchisme’ dat deel uitmaakt van het burgerlijke kamp, en allerlei andere zich anarchistisch noemende initiatieven, die, als ze de dillema’s van het anarchisme niet uit de weg gaan maar juist confronteren, afhankelijk van de situatie en de dynamiek van de groep, in een open debat de vraagstukken over de beginselen van de arbeidersstrijd wel kunnen verhelderen. Daartoe blijven we oproepen.
Internationalisme-Wereldrevolutie / 08.09.2005
(1) Zie ook Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken, in Wereldrevolutie, nr. 101, januari-april 2004.
(2) Zie ook Openbare confrontatie: De Hollandse Linkerzijde, een brug tussen marxisme en anarchisme?, in Wereldrevolutie, nr. 89, december 1999-februari 2000, en Stellingname over het publiek debat in Amsterdam: De onmacht van de anarchisten om het kapitalisme te bestrijden, in Wereldrevolutie, nr. 90, mei-augustus 2000. Zie verder ook Balans van een openbare bijeenkomst van de IKS: Is het anarchisme een revolutionaire stroming?, in Internationalisme, nr. 274, mei 2001, Het anarchisme heeft geen klassenperspectief voor de imperialistischeoorlog, in Internationalisme, nr. 283, maart 2002, en Het anarchisme en de lessen uit de geschiedenis, in Internationalisme, nr. 308-309, juni 2004.
Voor Prinsjesdag worden gewoontegetrouw verdere bezuinigingen aangekondigd. In het midden van de jaren 1980 beloofde minister-president Ruud Lubbers: “Dit zal de laatste bezuinigingsronde van deze omvang zijn.” Sindsdien zijn de maatregelen elk jaar voortgezet, zowel onder de rechtse Lubbers als onder de linkse Kok. In 2003 durfde de regering Balkenende II zelfs de grootste bezuinigingsronde ooit te presenteren: 17 miljard euro. Wordt het dit jaar een herhaling van de gebeurtenissen van het vorig jaar, uitlopend op de massale demonstratie in Amsterdam van 2 oktober of blijft het voorlopig stil aan het klassenfront? Voor de arbeiders stelt zich de vraag hoe te reageren op de nieuwe maatregelen terwijl de bourgeoisie er alles aan zal doen om te voorkomen dat er opnieuw onvrede ontstaat die uitingen van strijdbaarheid tot gevolg kan hebben.
Want de bourgeoisie heeft het heft nog altijd stevig in handen. Ook al werd er in het najaar van 2004 in meerdere landen strijd geleverd, en ook al is de politiek van nationale consensus van de kabinetten Kok allang dood en begraven, toch kan de groeiende ongerustheid over de toekomst nog worden opgevangen. Het begin van strijdbaarheid bleek na 2 oktober 2004 snel te verdwijnen toen de bourgeoisie dankzij de sluipmoord op Theo Van Gogh een enorme campagne kon voeren over de gevaren van het terrorisme, de zo noodzakelijke verdediging van de democratie en vooral over de behoefte aan nationale saamhorigheid achter de staat, die ons als enige zou kunnen beschermen. Toch is het diezelfde staat die ons het meest belaagd:
Natuurlijk probeert de regering goede sier te maken met de ‘cadeautjes’ die ze beschikbaar stelt voor onderwijs en kinderopvang, voor gezondheidszorg en milieu. Toch staan die in geen verhouding tot de groeiende behoeften en nemen ze nog minder iets weg van de jarenlang opgelopen achterstanden. Omdat de winkelverkopen in de laatste twee jaar met 6% zijn gedaald, en er zelfs wordt gesproken van een ‘consumentenstaking’, wil de bourgeoisie vals vertrouwen van de consument opwekken om die meer geld uit de zak te kloppen en zich verder in de schulden te steken. De maatregelen op dit vlak zijn namelijk niet gebaseerd op reële groeiverwachtingen voor de economie. Die presteert onverminderd slecht, en in Nederland neemt de welvaart zelfs af: -0,5% in het eerste kwartaal van dit jaar volgens Eurostat, alleen vergezeld van Italië (-0,2%) en Malta (-0,1%). De schulden van de huishoudens hebben in 2004 met een stijging van 44 miljard de recordhoogte bereikt van 536 miljard euro, en het aantal gezinnen dat onder de armoedegrens leeft is gestegen tot ongeveer 11% van de huishoudens. Het aantal daklozen in Nederland wordt geschat op ruim 100.000; het aantal aanvragen van bijstand en schuldhulpverlening stijgt.
De meeste werkloosheid gaat echter verborgen achter vervroegde pensioenen en invaliditeit waarvan de uitkeringen steeds verder onder druk komen te staan. Na de WAO-maatregelen, waarvan het einde nog niet in zicht is, zijn er mega-aanslagen op komst op de vervroegde pensioneringen, die door werkgevers worden gebruikt om personeel af te laten vloeien zonder te hoeven ontslaan. De ‘vergrijzing’ is ook een gevolg van het feit dat mensen zich steeds jonger niet meer in het arbeidersproces kunnen handhaven, het tempo niet meer kunnen bijhouden en de werkdruk en de stress niet meer aankunnen, en van het feit dat het voor jongeren steeds moeilijker wordt werk te vinden en dus ook om sociale lasten af te dragen. In dat verband heeft de bourgeoisie het voortdurend over ‘solidariteit’ met de ouderen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben ingezet voor de ‘wederopbouw’ van het land. Wat ze bedoelt is dat ze de inkomens onder vuur wil nemen van allen die niet direct productief zijn voor het kapitaal. We hebben dus alle reden om ons zorgen over de toekomst te maken voor onszelf en onze kinderen.
Natuurlijk zal de bourgeoisie de overige maatregelen voorstellen als een ‘noodzakelijk kwaad’, waar ‘we’ niet omheen kunnen om haar staatsfinanciën op orde te brengen. Hebben we dat niet al dertig jaar gehoord en gaat dat niet al dertig jaar ten koste van onze gezinsbegrotingen? Toch heeft de bourgeoisie niet de illusie dat ze met zulke praatjes de onvrede en groeiende ongerustheid binnen de arbeidersklasse over de komende aanvallen weg kan nemen. Daarvoor zijn nog andere middelen nodig.
Sinds het najaar van 2004 slagen de vakbonden er in om de dreiging van strijdbaarheid op te vangen binnen de afzonderlijke bedrijfstakken. Die dreiging kan zo gemakkelijker worden weggeleid naar afmattende onderhandelingen per bedrijf, terwijl ze, waar nodig, in machteloze vakbondsacties van haar kracht wordt ontdaan. De rechtstreekse aanval van minister De Geus had niet het gewenste effect en riep teveel weerstand op bij de arbeidersklasse. Daarom staan de vakbonden nu op het voorplan; met ‘kritische kanttekeningen’ en ‘aanpassingen’ zijn zij het die proberen maatregelen zoals de afschaffing van de vervroegde pensioenen er alsnog door te drukken.
Deze politiek van de vakbonden is alleen mogelijk omdat het de arbeidersklasse nog aan zelfvertrouwen ontbreekt, omdat er nog illusies bestaan over de mogelijkheden om het kapitalisme te ‘hervormen’, omdat er verwarring heerst over de eigen kracht en mogelijkheden.
Dat is nog versterkt door de campagnes over de overwinning van het ‘liberale kapitalisme’ en de ‘democratie’ (1). Dit vertrouwen in de ‘democratische staat’ is in Nederland van oudsher groot en het heeft een rampzalige invloed binnen de arbeidersklasse. De staatsorganen, van vakbonden en wijkraden tot politie en leger, kunnen zo worden voorgesteld als een verlengstuk van de ‘wil van het volk’. De kapitalistische staat zou ons, als burgers, kunnen beschermen en we zouden voor onze welvaart en voor ons welzijn afhankelijk zijn van diezelfde burgerlijke staat. Zo wordt de ontwikkeling van het bewustzijn van de eigen identiteit van de arbeidersklasse tegenover de bourgeoisie ondergraven: telkens weer wordt benadrukt dat we allemaal ‘verantwoordelijke burgers’ moeten zijn, die op voet van gelijkheid met elkaar omgaan en uiteindelijk, uitbuiters en uitgebuiten tezamen, dezelfde belangen hebben. Zo wordt de ontwikkeling van het eigen strijdvermogen afgeremd en het bewustzijn beneveld.
Sinds de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh zijn die campagnes in Nederland nog versterkt door de schijntegenstelling tussen de nette, gematigde partijen aan de ene kant, en aan de andere het populistische geschreeuw om ‘harde maatregelen’ tegen de verloedering van de maatschappij en de gevaren van het terrorisme, compleet met haat- en wraak-campagnes en het opkloppen van xenofobie. Wanneer de bourgeoisie grote moeite heeft om de sociale ontbinding binnen haar eigen gelederen onder controle te houden, dan slaagt ze er toch uitstekend in om die tegen de arbeidersklasse uit te spelen en de ‘democratische staat’ voor de stellen als de enige instelling die ons voor chaos kan behoeden.
De aanvallen van de bourgeoisie hebben ook in Nederland in het najaar van 2004 het begin van een brede arbeidersmobilisatie uitgelokt. De terugkeer van het proletariaat op het sociale toneel brengt onvermijdelijk een overdenking in de diepte met zich mee over de betekenis van de massale werkloosheid, de aanvallen op zijn arbeids- en levensvoorwaarden, de ontmanteling van de sociale verzekering en de pensioensystemen. Uiteindelijk kunnen de arbeidersvijandige burgerlijke politiek, en het antwoord dat dit uitlokt, slechts leiden tot een toenemend bewustzijn binnen de arbeidersklasse over het historische bankroet van het kapitalisme en de noodzaak van een maatschappelijk alternatief.
En het is precies om deze geleidelijke bewustwording te vertragen werken de verdedigers van een ‘sociaal Europa’ samen met de coryfeeën van het ‘nee’-kamp. Gezamenlijk eisen ze dat de kapitalistische staat bemiddelt en arbitreert in de conflicten tussen de maatschappelijke klassen, tégen het ‘doorgeschoten liberalisme’ en vóór een ‘welvaartsstaat’ die allang dood en begraven is, maar waarvan vooral de ‘anti-globaliseringsbeweging’ beweert dat die in nieuwe vorm leven kan worden ingeblazen (2). De arbeiders kunnen zulke pogingen om de geloofwaardigheid en ideologische macht van de kapitalistische staat te versterken alleen beantwoorden door strijd te leveren op hun eigen klassenterrein, door ‘nee’ te zeggen tegen de aanvallen op haar arbeids- en levensomstandigheden, door in staking te gaan, door klassensolidariteit te ontwikkelen voor de toekomst van de hele mensheid.
Wereldrevolutie / 10.09.2005
(1) Deze campagnes konden een enorme omvang aannemen met de ineenstorting van het stalinistische Oostblok dat echter niet meer was dan een karikatuur van staatskapitalisme, en al de campagnes die daar bij hoorden over het ‘verdwijnen van de arbeidersklasse’, het ‘bankroet van het kommunisme’ en de ‘dood van het marxisme’. Zie daarover vooral Kommunistische revolutie of vernietiging van de mensheid. Manifest van het Negende Congres van de Internationale Kommunistische Stroming, 1991.
(2) Zie over de anti-globaliseringsbeweging de artikelen Het anders-globalisme: een valstrik voor de arbeidersklasse, en Tegen het bedrog van het Europees Sociaal Forum: Er is maar één andere wereld mogelijk, het kommunisme, in Internationale Revue nr. 17, 2005.
Eerdere artikelen: Terrorisme, xenofobie en de verdediging van de ‘democratie’: Een aanslag op het bewustzijn van de arbeidersklasse, in Wereldrevolutie, nr. 104, januari 2005; Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze!, bijlage bij Wereldrevolutie, nr.103, oktober 2003; Ongekende aanvallen onder democratische voorwendsels, in Wereldrevolutie, nr. 97, september 2002; De democratische campagnes maken nog meer aanvallen op de arbeidersklasse mogelijk, in: Internationalisme, nr. 286, 15 juni 2002; Kiezen voor Paars of voor Pim, in Wereldrevolutie, nr. 96, mei 2002.
Twintig jaar geleden, in januari 1975, werd de Internationale Kommunistische Stroming opgericht. Dit is een lange levensduur voor een proletarische organisatie als we bedenken dat de Internationale Werklieden Vereniging maar twaalf jaar overleefde (1864-1876), de Socialistische Internationale vijfentwintig jaar (1889-1914) en de Kommunistische Internationale negen jaar (1919-1928). We beweren natuurlijk niet dat onze organisatie een rol heeft gespeeld die vergelijkbaar is met die van de arbeiders-internationales. Desalniettemin behoort de twintig jaar aan ervaring van de IKS geheel en al toe aan het proletariaat, waaruit onze organisatie net zo goed voortkwam als de internationales uit het verleden, en net als andere organisaties die momenteel kommunistische beginselen verdedigen. In die betekenis is het onze plicht, en dit jubileum stelt ons ook in de gelegenheid, om iets van de lering die we uit deze twee decennia van strijd hebben getrokken, over te dragen aan onze klasse.
De onderstaande tekst werd geschreven in 1995, twintig jaar na het oprichtingscongres van de Internationale Kommunistische Stroming in 1975.
We herdrukken deze tekst om onze lezers een inleiding te geven in de geschiedenis van onze organisatie en enig inzicht te verschaffen in de methode waarmee hij als internationale bundeling van krachten van plaatselijke organisaties werd opgericht. Dat is namelijk nog altijd onze methode.
Twintig jaar geleden, in januari 1975, werd de Internationale Kommunistische Stroming opgericht. Dit is een lange levensduur voor een proletarische organisatie als we bedenken dat de Internationale Werklieden Vereniging maar twaalf jaar overleefde (1864-1876), de Socialistische Internationale vijfentwintig jaar (1889-1914) en de Kommunistische Internationale negen jaar (1919-1928). We beweren natuurlijk niet dat onze organisatie een rol heeft gespeeld die vergelijkbaar is met die van de arbeiders-internationales. Desalniettemin behoort de twintig jaar aan ervaring van de IKS geheel en al toe aan het proletariaat, waaruit onze organisatie net zo goed voortkwam als de internationales uit het verleden, en net als andere organisaties die momenteel kommunistische beginselen verdedigen. In die betekenis is het onze plicht, en dit jubileum stelt ons ook in de gelegenheid, om iets van de lering die we uit deze twee decennia van strijd hebben getrokken, over te dragen aan onze klasse.
De vergelijking van de IKS met de organisaties die voor de geschiedenis van de arbeidersbeweging het belangrijkst waren, met name de internationales, is onthutsend: terwijl die laatsten miljoenen, zelfs tientallen miljoenen arbeiders omvatten en beïnvloeden is de IKS wereldwijd alleen maar bekend bij een kleine minderheid van de arbeidersklasse. Deze situatie, die eveneens geldt voor al de andere revolutionaire organisaties, nopen ons tot bescheidenheid. Maar het mag er niet toe leiden dat we het werk onderschatten dat we tot stand brengen en het mag ons nog minder ontmoedigen. Sinds het proletariaat anderhalve eeuw geleden voor het eerst een rol begon te spelen op het sociale toneel heeft zijn historische ervaring laten zien dat de perioden waarin revolutionaire standpunten daadwerkelijke invloed hebben op de werkende massa’s betrekkelijk beperkt zijn gebleven. Bovendien is het op basis van dit gegeven dat de ideologen van de bourgeoisie beweren dat de proletarische revolutie niet meer dan een utopie is omdat de meeste arbeiders niet denken dat het noodzakelijk of mogelijk is. Dit verschijnsel, dat al duidelijk was toen er massale arbeiderspartijen bestonden, aan het begin van de twintigste eeuw, werd nog versterkt door de nederlaag van de revolutionaire golf die op de Eerste Wereldoorlog volgde.
Het proletariaat liet de bourgeoisie sidderen en die nam wraak door haar vijand aan de langste contra-revolutie van haar geschiedenis te onderwerpen. En de speerpunt van de contra-revolutie werd nu juist gevormd door díe organisaties – de socialistische en kommunistische partijen en de vakbonden – die de arbeidersklasse voor haar strijd had opgericht maar die waren overgegaan naar het burgerlijke kamp. De overgrote meerderheid van de socialistische partijen stond tijdens de oorlog al in dienst van de bourgeoisie, waarbij de arbeiders werden opgeroepen tot ‘nationale eenheid’, en in sommige landen namen ze zelfs deel aan de regeringen die de imperialistische slachtpartij hadden laten ontketenen. Vervolgens, toen de revolutionaire golf op gang kwam na de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917, speelden diezelfde partijen de rol van beul voor de bourgeoisie, ófwel door moedwillig de beweging te saboteren zoals in Italië in 1920, ófwel door opdracht te geven tot moord op duizenden arbeiders en revolutionairen dan wel die zelf te organiseren, zoals in Duitsland in 1919. Later gingen de kommunistische partijen, die gesticht waren rond de fracties van de socialistische partijen die geweigerd hadden deel te nemen aan de imperialistische oorlogsinspanningen, en die het voortouw hadden genomen in de revolutionaire golf door zich te verenigen rond de Kommunistische Internationale (opgericht in 1919), dezelfde weg op als hun socialistische voorlopers. Uitgeput door de nederlaag van de wereldrevolutie en door de ontaarding van de revolutie in Rusland sloten zij zich in de jaren 1930 aan bij het kapitalistische kamp om de trouwste ronselaars te worden voor de Tweede Wereldoorlog in naam van het anti-fascisme en de ‘verdediging van het socialistische vaderland’. Nadat ze de voornaamste architecten waren geworden van de ‘verzets’-bewegingen tegen de Duitse en Japanse bezettingslegers zetten ze hun smerige werk voort door tijdens de wederopbouw van de in puin liggende kapitalistische economieën een meedogenloze controle uit te oefenen over de arbeiders.
Tijdens heel deze periode werd het bewustzijn van de arbeiders gesmoord door de geweldige invloed die de socialistische en ‘kommunistische’ partijen op de arbeidersklasse konden uitoefenen, die hen doordrenkte van chauvinisme, wegleidde van enig vooruitzicht op omverwerping van het kapitalisme, dit perspectief vermengde met de versterking van de democratische bourgeoisie, hen onderwierp aan de leugen dat de kapitalistische staten van het Oostblok de belichaming vormden van het ‘socialisme’. Tijdens deze “middernacht in de eeuw” kwamen de ware kommunistische krachten, die uit de ontaardende Kommunistische Internationale waren gejaagd, in een situatie van haast volledig isolement terecht voorzover ze niet daadwerkelijk werden uitgeroeid door de stalinistische of fascistische rentmeesters van de contra-revolutie. In de moeilijkste omstandigheden uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging was het een handvol militanten dat er in slaagde te ontsnappen aan de schipbreuk van de Kommunistische Internationale. Zij werkten voort aan de verdediging van kommunistische beginselen om de komende historische heropleving van het proletariaat voor te bereiden. Velen verloren het leven of waren zodanig uitgeput dat hun organisaties – de fracties en groepen van de Kommunistische Linkerzijde – verdwenen of anders aangetast raakten door verkalking.
De gruwelijke contra-revolutie die de arbeidersklasse verpletterde na haar glorieuze strijd volgend op de Eerste Wereldoorlog hield bijna veertig jaar aan. Maar toen het laatste vuur van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog was uitgedoofd en het kapitalisme aan het eind van de jaren 1960 weer werd geconfronteerd met de open crisis van zijn economie stak het proletariaat andermaal de kop op. Mei 1968 in Frankrijk, de ‘wilde Mei’ in Italië in 1969, arbeidersstrijd in de winter van 1970 in Polen en nog veel andere arbeidersstrijd in Europa en andere werelddelen: de contra-revolutie was voorbij. Het beste bewijs voor die fundamentele verandering van de historische koers bestond eruit dat in verschillende delen van de wereld groepen verschenen die zichzelf, zij het op vaak verwarde wijze, baseerden op de tradities en standpunten van de Kommunistische Linkerzijde. De IKS werd in 1975 opgericht als bundeling van krachten van een aantal van deze formaties die door de historische wederopstanding van het proletariaat waren voortgebracht. Het feit dat de IKS sindsdien niet alleen is blijven voortbestaan maar ook groeide en zijn afdelingen in aantal wist te verdubbelen getuigt van de historische wederopstanding van het proletariaat en het vormt tevens een belangrijke aanwijzing dat het proletariaat niet is verslagen en de historische koers nog altijd richting klassenconfrontaties gaat. Dit is de eerste les die moet worden getrokken uit het twintigjarig bestaan van de IKS, in tegenstelling tot het idee dat vele andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde delen die van mening zijn dat het proletariaat de contra-revolutie nog niet te boven is gekomen.
In de Internationale Revue, nr. 40, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de IKS, trokken we een aantal lessen uit onze ervaring van de voorbije periode. We roepen ze hier kort in de herinnering om de nadruk te leggen op een aantal punten, die we toen maakten over de periode die volgde. Maar voordat we tot die beoordeling overgaan dienen we eerst in het kort terug te komen op de geschiedenis van de IKS. En voor lezers die niet bekend zijn met het artikel van tien jaar geleden nemen we uitgebreide uittreksels over waarin op deze geschiedenis wordt ingaan.
“De eerste georganiseerde uitdrukking van onze stroming verscheen in 1964 in Venezuela. Deze bestond uit heel jonge elementen die zich in de richting van klassenstandpunten ontwikkelden door discussies met een oudere kameraad die ervaring had als militant van de Kommunistische Internationale, in de linkerfracties die er aan het eind van de jaren 1920 van werden uitgesloten – met name de Linkerfractie van de Partito Comunista van Italië – en die deel uitmaakte van de Gauche Communiste de France tot aan de opheffing ervan in 1952. Deze kleine groep in Venezuela – die tussen 1964 en 1968 tien afleveringen uitbracht van haar blad Internacionalismo – beschouwde zichzelf onmiddellijk als politieke voortzetting van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde, vooral die van de GCF. Dit kwam vooral tot uiting in een heel heldere verwerping van iedere politiek van steun aan de zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’, een mythe die in de Latijns-Amerikaanse landen wijd verbreid was en die zwaar doorwoog op elementen die zich in de richting van klassenstandpunten probeerden te ontwikkelen. Het kwam ook tot uiting in een open houding tegenover, en het leggen van contact met andere kommunistische groepen – een houding waardoor eerder de Internationale Kommunistische Linkerzijde voor de oorlog was gekenmerkt net als de GCF later. Zo legde de groep Internacionalismo contacten, of probeerde contact te leggen en te discussiëren, met de Amerikaanse groep News and Letters [...] Met het vertrek van verschillende van deze elementen naar Frankrijk in 1967 en 1968 onderbrak deze groep verschillende jaren haar uitgaven alvorens Internacionalismo (nieuwe reeks) in 1974 begon te verschijnen en de groep één van de mede-oprichters van de IKS werd.
De tweede georganiseerde uitdrukking van onze stroming verscheen in Frankrijk aan de vooravond van de algemene staking van Mei 1968 die de historische wederopstanding van het wereldproletariaat na meer dan veertig jaar van contra-revolutie tekende. Er werd in Toulouse een kleine kern gevormd rond een militant van Internacionalismo. Deze kern nam actief deel aan de levendige discussies in het voorjaar van 1968, nam in juni een ‘beginselverklaring’ aan en gaf aan het eind van dat jaar de eerste aflevering uit van Révolution Internationale. Deze groep zette onmiddellijk de politiek van Internacionalismo voort van het leggen van contacten en het voeren van discussies met andere groepen van het proletarisch milieu zowel nationaal als internationaal. [...] Vanaf 1970 onderhield het nauwere betrekkingen met twee groepen die er in slaagden te ontsnappen aan de algemene ontbinding van het radenistische milieu na Mei 1968: de Organisation Conseilliste de Clermont Ferrand en Cahiers du Communisme de Conseil (Marseille), na een poging tot discussie met de Groupe de Liaison pour l’Action des Travailleurs (GLAT) waaruit bleek dat deze groep steeds verder van het marxisme afdreef. Discussie met de eerste twee groepen daarentegen bleek veel vruchtbaarder en na een hele reeks van bijeenkomsten waarin de basisstandpunten van de Kommunistische Linkerzijde stelselmatig waren doorgenomen kwamen Révolution Internationale, de Organisation Conseilliste de Clermont Ferrand en Cahiers du Communisme de Conseils in 1972 bijeen rond een platform dat een meer precieze en gedetailleerde versie was van de beginselverklaring van Révolution Internationale uit 1968. Deze nieuwe groep gaf de Revue Internationale uit en een Bulletin d’Etude et de Discussion en kwam in het centrum te staan van een heel werk van het onderhouden van internationale contacten en discussie in Europa tot aan de oprichting van de IKS tweeëneenhalf jaar later.
Op het Amerikaanse continent lieten de discussies die Internacionalismo gevoerd had met News and Letters in de Verenigde Staten enige sporen na en in 1970 werd er in New York een groep opgericht (deels bestaande uit voormalige leden van News and Letters) rond een oriëntatietekst met dezelfde basisstandpunten als die van Internacionalismo en Révolution Internationale. [...] De nieuwe groep begon Internationalism uit te geven en net als zijn voorlopers knoopte zij discussies aan met andere kommunistische groepen. Zo onderhield ze contact en voerde discussie met Root and Branch in Boston, een groep die geïnspireerd werd door de radenistische ideeën van Paul Mattick, maar die niet erg vruchtbaar bleken doordat de groep uit Boston steeds meer tot een club in marxologie werd. In 1972 stuurde Internationalism een voorstel tot internationale correspondentie naar een twintigtal groepen, en wel in de volgende bewoordingen:
“[...] Tegelijk met de toenemende activiteit van de arbeidersklasse is er het aantal revolutionaire groepen met een internationalistisch kommunistisch perspectief aanzienlijk toegenomen. Jammer genoeg werden de contacten en briefwisselingen tussen deze groepen grotendeels aan het toeval overgelaten en bleven ze onregelmatig. Internationalism doet het volgende voorstel om contacten en briefwisselingen tussen groepen met een internationalistisch en kommunistisch perspectief regelmaat te geven en uit te breiden [...]”
In haar positieve antwoord schreef Révolution Internationale:
“Net als jullie voelen ook wij de noodzaak daartoe en de activiteiten van onze groepen dienen een net zo internationaal karakter te dragen als de huidige strijd van de arbeidersklasse. Daarom hebben we per brief of direct contact onderhouden met een aantal Europese groepen waarnaar jullie voorstel gestuurd werd. [...] We denken dat jullie initiatief het mogelijk zal maken om de aard van deze contacten te verbreden en om op zijn minst de verschillende standpunten beter bekend te maken. We denken ook dat het vooruitzicht op een toekomstige internationale conferentie het logische vervolg is op het aangaan van deze politieke briefwisseling. [...]
In haar antwoord benadrukte Révolution Internationale de noodzaak om te werken in de richting van internationale conferenties van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde, zonder daarmee haast te maken: een dergelijke conferentie zou moeten worden gehouden na een periode van briefwisseling. Dit voorstel was in continuïteit met de herhaalde voorstellen die zij had gedaan (in 1968, 1969 en 1971) aan de Partito Comunista Internazionalista (Battaglia Comunista) om tot dergelijke conferenties op te roepen, omdat op dat moment deze organisatie de belangrijkste en meest serieuze groep was in het kamp van de Kommunistische Linkerzijde in Europa (naast de PCI – Programma Comunista, die zichzelf koesterde in haar schitterend isolement). Maar ondanks de open en broederlijke houding van Battaglia waren die voorstellen telkens verworpen [...].”
Uiteindelijk leidden het initiatief van Internationalism en het voorstel van Révolution Internationale in 1973 en 1974 tot het houden van een reeks van conferenties en bijeenkomsten in Engeland en Frankrijk waarin een proces van verheldering en schifting op gang kwam, met name door de ontwikkeling van de Britse groep World Revolution (die voortkwam uit een splitsing binnen Solidarity) in de richting van de standpunten van Révolution Internationale en Internationalism. World Revolution gaf de eerste aflevering van haar tijdschrift uit in mei 1974. Maar dit proces van verheldering en schifting legde vooral de basis voor de oprichting van de IKS in januari 1975. Tijdens deze periode had Révolution Internationale het werk voortgezet van internationale discussie en briefwisseling, niet alleen met georganiseerde groepen maar ook met geïsoleerde elementen die haar pers lazen en met haar standpunten sympathiseerden. Dit werk leidde tot de oprichting van kleine kernen in Spanje en Italië rond dezelfde standpunten en die in 1974 aanvingen Acción Proletaria en Rivoluzione Internazionale uit te geven.
Zo waren tijdens de conferentie van januari 1975 Internacionalismo, Révolution Internationale, Internationalism, World Revolution, Acción Proletaria en Rivoluzione Internazionale aanwezig, die de politieke oriëntaties deelden die sinds 1964 door Internacionalismo waren ontwikkeld. Eveneens aanwezig waren Revolutionary Perspectives (dat had deelgenomen aan de conferenties van 1973-1974), de Revolutionary Workers’ Group of Chicago (waarmee Révolution Internationale en Internationalism discussies waren begonnen in 1974) en Pour Une Intervention Communiste (dat het blad Jeune Taupe uitgaf en dat was opgericht door kameraden die in 1973 Révolution Internationale verlieten [...]. Wat betreft de groep Workers’ Voice, die actief deelnam aan de conferenties van het voorafgaande jaar, het sloeg de uitnodiging voor deze conferentie af omdat het overwoog dat Révolution Internationale, World Revolution, enzovoort, burgerlijke groepen waren (!) vanwege het standpunt dat de meerderheid van hun militanten innam in het vraagstuk van de staat in de overgangsperiode van kapitalisme naar kommunisme [...]
Dit vraagstuk stond op de agenda van de conferentie van januari 1975... Maar het werd niet bediscussieerd tijdens de conferentie waar de noodzaak werd ingezien om zoveel mogelijk tijd en aandacht te besteden aan de vraagstukken die toen van veel meer belang waren:
— de analyse van de internationale situatie;
— de taken van revolutionairen daarin;
— de organisatie van de internationale stroming.
Uiteindelijk besloten de zes groepen waarvan de platformen waren gebaseerd op dezelfde oriëntaties zich te verenigen in één enkele organisatie met een internationaal centraal orgaan en een driemaandelijkse revue uit te geven in drie talen – Engels, Frans en Spaans [...] – dat de rol ging vervullen van het Bulletin de’Etude et de Discussion van Révolution Internationale. De IKS was opgericht. Zoals in de inleiding tot de eerste aflevering van de Internationale Revue werd gesteld was “een grote stap voorwaarts zojuist gezet”. De oprichting van de IKS vormde het hoogtepunt van een heel werk van contacten, discussies en confrontaties tussen de verschillende groepen die waren voortgebracht door het historisch ontwaken van de klassenstrijd. [...] Maar vooral werd zo de grondslag gelegd voor het komende, nog omvangrijker werk.”
“Dit werk is voor onze lezers zichtbaar in de Internationale Revue en onze territoriale pers en het bevestigt wat we schreven in de inleiding bij de Internationale Revue, Engels- en Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 1:
“Sommigen zullen in overweging nemen dat de uitgave van de Revue een voorbarige actie behelst. Niets daarvan. We hebben niets gemeen met luidruchtige activisten waarvan de activiteit gegrondvest is in een voluntarisme dat net zo opgewonden als oppervlakkig is.” (1)
In de tien jaren van haar bestaan is de IKS natuurlijk vele moeilijkheden tegengekomen en moest zij vele zwakheden overwinnen, waarvan de meeste samenhingen met de breuk in de organische continuïteit met de kommunistische organisaties uit het verleden, aan het verdwijnen of de verkalking van de linkerfracties die zichzelf losmaakten uit de ontaardende Kommunistische Internationale. Zij moest ook strijd leveren tegen de verderfelijke invloed van de ontbinding en revolte van de intellectuele kleinburgerij, een invloed die na 1968 en de periode van de studentenbewegingen bijzonder sterk was. Deze moeilijkheden en zwakheden kwamen bijvoorbeeld tot uiting in verschillende splitsingen – en vooral door de belangrijke uitbarstingen die in 1981 plaatsvonden, in de IKS zowel als in het revolutionaire milieu als geheel, en dat leidde tot het verlies van de helft van onze afdeling in Groot-Brittannië. Tegenover de problemen van 1981 moest de IKS zelfs een buitengewone conferentie organiseren in januari 1982 om haar programmatische basis opnieuw vast te leggen en te preciseren, in het bijzonder in verband met de functie en structuur van de revolutionaire organisatie. Ook konden enkele van de doelen die de IKS zichzelf had gesteld niet worden bereikt. De distributie van onze pers bijvoorbeeld bleef ten achter bij wat we hadden gehoopt. [...]
Wanneer we echter een algemene balans opmaken van de laatste tien jaar, dan is het een duidelijk positieve. Dat is des te meer waar in vergelijking met andere kommunistische organisaties die na 1968 bestonden. Zo zijn de groepen van de radenistische stroming, zelfs degenen die probeerden zichzelf open te stellen voor internationaal werk zoals Informations et Correspondence Ouvrière (ICO), verdwenen dan wel in slaap gevallen: de GLAT, ICO, de Situationistische Internationale, de Spartacusbond, Root and Branch, PIC, de radenistische groepen van het Scandinavische milieu... de lijst is lang en hier zeker niet uitputtend. Voor wat betreft de organisaties die voortkwamen uit de Italiaanse Linkerzijde en die zichzelf allemaal uitriepen tot dé Partij, ze zijn niet uit hun provincialisme losgekomen of uiteengevallen en ontaard in een ultra-linkse praktijk zoals Programma (2), ofwel ze imiteren momenteel, op een kunstmatige en verwarde wijze, datgene wat de IKS tien jaar daarvoor deed, zoals het geval is met Battaglia en de Communist Workers’ Organisation. Nadat de zogenaamde Internationale Kommunistische Partij als een kaartenhuis ineen in gestort, na het fiasco van de Fomento Obrero Revolucionario (FOR) in de Verenigde Staten (de FOCUS-groep), is de IKS nog de enige kommunistische organisatie die werkelijk op internationale schaal vertegenwoordigd is.
Sinds de oprichting in 1975 heeft de IKS niet alleen haar oorspronkelijke territoriale afdelingen versterkt maar ook wortel geschoten in andere landen. Het werk van het opnemen en onderhouden van contacten, het voeren van discussie en bundeling van krachten op internationale schaal leidde tot de oprichting van nieuwe IKS-afdelingen:
– 1975: oprichting van de afdeling in België die in twee talen (Frans en Nederlands) een tijdschrift uitgaf, momenteel een krant, Internationalisme, en die de kloof opvult die ontstond door het verdwijnen in de periode na de Tweede Wereldoorlog van de Belgische Fractie van de Internationale Kommunistische Linkerzijde.
– 1977: oprichting van de kern in Nederland, die de uitgave begon van het tijdschrift Wereldrevolutie. Dit was bijzonder belangrijk in een land dat het thuisland van het radenisme was.
– 1978: oprichting van de afdeling in Duitsland die de uitgave begon van de Internationale Revue in het Duits en het jaar daarop van het territoriale tijdschrift Weltrevolution. De aanwezigheid van een kommunistische organisatie in Duitsland is vanzelfsprekend van het grootste belang door de plaats die het Duitse proletariaat in de geschiedenis heeft ingenomen en in de rol die het in de toekomst weer zal gaan spelen.
– 1980: oprichting van de afdeling in Zweden die het tijdschrift Internationell Revolution uitgeeft [...]
Wanneer we het contrast benadrukken tussen de betrekkelijke succes van onze stroming en de mislukking van andere organisaties dan is het omdat dit de geldigheid duidelijk maakt van de oriëntaties die we naar voren hebben gebracht in twintig jaar van werk voor krachtenbundeling van revolutionairen, voor de uitbouw van een kommunistische organisatie. Het is onze verantwoordelijkheid om deze oriëntaties duidelijk te maken voor het kommunistische milieu als geheel.”
“De grondslagen van waarop onze stroming dit werk van krachtenbundeling heeft ondernomen, zelfs voorafgaand aan haar formele oprichting, zijn niet nieuw. In het verleden vormden ze altijd de pilaren voor dit soort van werk. We kunnen ze als volgt samenvatten:
— de noodzaak om revolutionaire activiteit te baseren op de verworvenheden uit het verleden van vroegere kommunistische organisaties; de huidige organisatie te zien als een schakel in de keten van vroegere en toekomstige organen van de klasse;
— de noodzaak om kommunistische standpunten en analyses niet als een dood dogma te beschouwen maar als een levend programma dat voortdurend wordt verrijkt en uitgediept;
— de noodzaak om gewapend te zijn met een heldere en stevige opvatting over de revolutionaire organisatie, van zijn structuur en functie binnen de klasse.”
Deze lering die we tien jaar geleden trokken (en die verder is uitgewerkt in de Internationale Revue, Engels-, Frans-, en Spaanstalige uitgave, nr. 40, waarnaar we onze lezers graag verwijzen) blijft momenteel natuurlijk geldig en onze organisatie streeft er voortdurend naar om ze in praktijk om te zetten. Maar terwijl tijdens de eerste tien jaar van haar bestaan haar centrale taak bestond uit het bouwen van een internationale pool voor de bundeling van revolutionaire krachten, bestond in de daaropvolgende periode haar belangrijkste verantwoordelijkheid uit het doorstaan van een aantal vuurproeven die voortkwamen uit de uitbarstingen die zich voordeden in met name de internationale situatie.
Tijdens het Zesde Congres van de IKS dat in november 1985 werd gehouden, enkele maanden na het tienjarig jubileum van de IKS schreven we:
“Aan het begin van de jaren 1980 werden deze door de IKS gekarakteriseerd als “de jaren der waarheid”; jaren waarin de belangrijkste inzet voor het geheel van de maatschappij in al zijn omvang zou worden blootgelegd. Halverwege dit decennium heeft de ontwikkeling van de internationale situatie deze analyse volledig bevestigd:
— door een nieuwe verergering van de stuiptrekkingen van de wereldeconomie die te voorschijn kwam vanaf het begin van de jaren 1980 in de ernstigste recessie sinds de jaren 1930;
— door de verscherping van de spanningen tussen de imperialistische blokken in dezelfde periode en die tot uiting kwam in een aanzienlijke toename van de militaire uitgaven en in de ontwikkeling van oorverdovende oorlogscampagnes met Reagan, het hoofd van het machtigste blok, als spreekbuis;
— door de heropleving van de klassenstrijd in de tweede helft van 1983 na een tijdelijke teruggang van 1981 tot 1983 net voor en vooral na de onderdrukking van de arbeiders in Polen. Deze heropleving werd gekenmerkt door een tot op heden ongekende gelijktijdigheid van de strijd in vooral de vitale centra van het kapitalisme en van de arbeidersklasse in West-Europa.” (Resolutie over de internationale situatie, Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 44; en Wereldrevolutie, nr. 28).
Dit raamwerk bleek geldig tot aan het einde van de jaren 1980 hoewel de bourgeoisie alles deed wat in haar vermogen lag om het ‘herstel’ van 1983 tot 1990, dat wil zeggen op basis van het in diepe schulden verzinken van wereldmacht nummer één, voor te stellen als het ‘definitieve einde’ van de crisis. Feiten zijn, zoals Lenin zei, koppig, en omdat sinds het begin van de jaren 1990 de kunstjes van het kapitalisme leidden tot een open recessie die nog langer en brutaler was dan de voorafgaande werd de euforie van de gemiddelde bourgeois omgezet in diepgaande somberheid.
Met de golf van arbeidersstakingen, die met momenten van teruggang en momenten van grotere intensiteit in 1983 begon en die tot 1989 standhield, werd de bourgeoisie eveneens gedwongen om allerlei vormen van basis-syndicalisme naar voren te schuiven (zoals ‘coördinaties’) om de toenemende ongeloofwaardigheid van de officiële vakbondsstructuren op te vangen.
Maar één aspect van dit raamwerk werd in 1989 op dramatische wijze ter discussie gesteld; dat van de imperialistische conflicten. Niet dat de marxistische theorie plotseling fout bleek doordat dergelijke conflicten te boven werden gekomen, maar het was veeleer doordat één van de twee belangrijkste protagonisten van zulke conflicten, het Oostblok, op dramatische wijze ineenstortte. Wat we de jaren der waarheid hadden genoemd bleek fataal voor een abnormaal regime, dat opgebouwd was op de ruïne van de revolutie van 1917, net als voor het blok dat het overheerste. Een historische gebeurtenis van een dergelijke draagwijdte die de wereldkaart veranderde schiep een nieuwe, in de geschiedenis ongekende situatie op het vlak van de imperialistische conflicten. Deze namen tot dan toe ongekende vormen aan en revolutionairen hebben een verantwoordelijkheid om die te begrijpen en te analyseren.
Tegelijkertijd deelden deze stuiptrekkingen, waardoor vooral de landen werden getroffen die zichzelf voordeden als ‘socialistisch’, een harde klap uit tegen het bewustzijn en de strijdbaarheid van de arbeidersklasse die de ergste teruggang doormaakten sinds de historische heropleving aan het eind van de jaren 1960.
De internationale situatie van de laatste tien jaren dwong de IKS dus de volgende uitdagingen aan te gaan:
— een actieve factor te vormen in de klassenstrijd die plaatsvond tussen 1983 en 1989;
— de betekenis te begrijpen van de gebeurtenissen van 1989 en de gevolgen daarvan op het vlak van de imperialistische conflicten en op dat van de klassenstrijd;
— meer in het algemeen het raamwerk te ontwikkelen voor het begrip van de periode in de geschiedenis van het kapitalisme waarvan de ineenstorting van het Oostblok de eerste grote manifestatie was.
Na het Zesde Congres van de afdeling in Frankrijk (de grootste afdeling van de IKS), dat in 1984 werd gehouden, en het Zesde Congres van de IKS stond dit vraagstuk bovenaan de agenda. Maar de inspanning die onze internationale organisatie maandenlang deed om haar verantwoordelijkheden tegenover de klasse op te nemen botste op de vasthoudendheid binnen haar gelederen waarmee de functie van de revolutionaire organisatie werd onderschat als actieve factor in de klassenstrijd. De IKS identificeerde deze opvattingen als het resultaat van een centristisch afglijden in de richting van het radenisme. Dit was vooral het product van de historische omstandigheden waarin zij was gesticht doordat onder de groepen en elementen die aan de oprichting deelnamen er een sterk wantrouwen bestond tegenover alles wat op stalinisme leek. In overeenstemming met het radenisme neigden deze elementen er toe om het stalinisme, de opvattingen van Lenin over het organisatievraagstuk, en zelfs het hele idee van de proletarische partij op één grote hoop te gooien. In de jaren 1970 had de IKS een kritiek gemaakt van de stalinistische opvattingen maar was daarin niet ver genoeg gegaan hetgeen op sommige delen van de organisatie bleef doorwegen. Toen aan het eind van 1983 de strijd tegen de overblijfselen van het radenisme begon weigerden een aantal kameraden de realiteit van hun radenistische zwakheden onder ogen te zien en beeldden zij zich in dat de IKS een ‘heksenjacht’ was begonnen. Om de gestelde problemen te ontlopen, dat van centrisme naar radenisme, ‘ontdekten’ ze dat centrisme in de vervalperiode van het kapitalisme niet langer kan bestaan (3). Bovenop dit politieke onbegrip kwam bij deze kameraden, meest intellectuelen die niet bereid waren kritiek te aanvaarden, een gevoel van gekrenkte trots en ontwikkelden ze ‘solidariteit’ met hun vrienden waarvan ze vonden dat die oneerlijk waren ‘aangevallen’. Zoals we uiteenzetten in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 45, vormde dit een soort van herhaling van het Tweede Congres van de Sociaal-democratische Arbeiderspartij van Rusland, waarin, door centrisme op het organisatorische vlak en door het gewicht van de kliekjesgeest – wat betekende dat gevoelsverwantschap de overhand kreeg over politieke betrekkingen – de Mensjewieken afsplitsten. De ‘tendens’ die werd gevormd sloeg tijdens het Zesde Congres van de IKS dezelfde weg in om vervolgens een nieuwe organisatie op te richten, de Externe Fractie van de IKS (EFIKS). Toch is er een groot onderscheid tussen de fractie van de Mensjewiki en die van de EFIKS. De eerste vaarde wel bij het bijeenbrengen van de meest opportunistische stromingen van de Russische sociaal-democratie en eindigde in het burgerlijke kamp, terwijl de EFIKS ineenstortte, zich steeds meer gedeisd hield en haar publicatie, International Perspectives, met steeds groter tussenpozen uitgaf. Uiteindelijk verwierp de EFIKS het platform van de IKS, hoewel voor haar oprichting als belangrijkste reden de verdediging was opgegeven van dit platform, dat volgens hen door de ontaardende IKS geleidelijk werd verraden.
Terwijl IKS tegelijkertijd intern tegen de overblijfselen van het radenisme streed nam zij actief deel aan de strijd van de arbeidersklasse zoals blijkt uit onze territoriale pers uit die periode. Ondanks haar geringe krachten was onze organisatie aanwezig in de verschillende gevechten. Zij verspreidde niet alleen haar pers en vlugschriften, maar nam waar mogelijk ook direct deel aan de arbeidersvergaderingen om de noodzaak te verdedigen tot uitbreiding van de strijd en van arbeiderscontrole erover buiten de verschillende vakbondsvormen om; de ‘officiële’ vakbeweging en de ‘vakbondsbasis’. In Italië, tijdens de onderwijsstaking in 1987, had de tussenkomst van onze kameraden een niet geringe invloed binnen de COBAS, (basis-comités) waar ze actief waren voordat deze met de teruggang van de beweging werden overgenomen door de ‘basis’-vakbonden. Een van de beste aanwijzingen dat onze standpunten in deze periode invloed onder de arbeiders begonnen uit te oefenen was dat de IKS voor sommige van de ultra-linkse groepen een bijzonder object van haat begon te worden. Dit was vooral het geval in Frankrijk waar ten tijde van de spoorwegstaking aan het einde van 1986 en van de staking in de gezondheidszorg in de herfst van 1988 de trotskistische groep Lutte ouvrière haar ‘gespierde mannen’ op de been bracht om onze militanten te beletten het woord te voeren in de vergaderingen waartoe was opgeroepen door de ‘coördinaties’. Tevens namen IKS-militanten actief deel aan meerdere strijdgroepen, en vaak vormden ze er de ziel van, die arbeiders bijeenbrachten die de noodzaak aanvoelden om buiten de vakbonden om bijeen te komen om de strijd voort te stuwen.
We moeten de invloed die revolutionairen, en onze organisatie in het bijzonder, op de arbeidersstrijd tussen 1983 en 1989 uitoefenden, natuurlijk niet ‘overdrijven’. De beweging bleef in het algemeen gevangen binnen de vakbondsideologie, waarbij de ‘basis’-versie het dirigeerstokje van de officiële vakbonden overnam zodra die al te ongeloofwaardig werden. Onze invloed gold bijzondere momenten en was hoe dan ook beperkt door onze nog altijd geringe krachten. Maar de lering die we uit deze ervaring moeten trekken is dat wanneer de strijd tot ontwikkeling komt revolutionairen een echo vinden als ze erbij zijn omdat de standpunten die ze verdedigen een antwoord geven op de vragen die de arbeiders zich stellen. En daartoe is het geenszins nodig dat zij ‘hun vlag verbergen’ of de geringste toegeving doen aan de illusies die nog altijd kunnen doorwegen op het bewustzijn van de arbeiders, vooral in het vraagstuk van de vakbeweging. Dit is een geldige les voor alle revolutionaire groepen die vaak worden verlamd zodra ze worden geconfronteerd met de strijd omdat daarin nog niet de kwestie wordt gesteld van de omverwerping van het kapitalisme en ze zich bijgevolg verplicht voelen om met ‘basis’-structuren te werken om ‘gehoor’ te vinden en daarmee juist geloofwaardigheid verlenen aan die kapitalistische organen.
Net zo goed als het de verantwoordelijkheid van revolutionairen is om ‘op de vloer’ aanwezig te zijn als er arbeidersstrijd wordt geleverd, zo dienen ze ook voortdurend in staat te zijn om de arbeidersklasse als geheel een duidelijk raamwerk van analyse te bieden over wat er in de wereld aan de hand is.
Een belangrijk onderdeel van deze taak bestaat uit het begrijpen van de innerlijke economische tegenstellingen die het kapitalistische systeem aantasten. Revolutionaire groepen die niet in staat blijken om het onoplosbaarheid aan te tonen van de crisis waarin het systeem verdrinkt laten daarmee zien dat ze de marxistische traditie waarop ze zich beroepen niet hebben begrepen en dat ze nutteloos zijn van de arbeidersklasse. Dat is het geval met bijvoorbeeld een groep als Fomento Obrero Revolucionario (FOR) die zelfs weigerde te erkennen dat er een crisis was. Haar blik was zozeer gericht op de bijzondere karaktertrekken van de crisis van 1929 dat ze jarenlang de hele bewijslast naast zich neerlegden... totdat zij in het niets verdween.
De revolutionairen dienen ook in staat te zijn de afzonderlijke stappen te beoordelen die de beweging van de klasse heeft gezet; de ogenblikken te onderkennen wanneer het vooruitgaat maar ook die van teruggang. Deze taak bepaalt de aard van de tussenkomst onder de arbeiders want als de beweging voorwaarts gaat is het hun verantwoordelijkheid die zover mogelijk voort te stuwen en vooral tot uitbreiding op te roepen. Bij een teruggang komt een oproep to strijd er op neer hen aan te zetten tot geïsoleerde strijd en een oproep tot uitbreiding komt dan neer op een uitbreiding... van de nederlaag. Heel vaak is het juist op zulke momenten dat de vakbonden tot uitbreiding oproepen.
Tenslotte vormt ook het volgen en begrijpen van de verschillende imperialistische conflicten voor kommunisten een verantwoordelijkheid van de bovenste plank. Een vergissing op dit vlak kan dramatische gevolgen hebben. Aan het eind van de jaren 1930 bijvoorbeeld geloofde de meerderheid van de Italiaanse Kommunistische Fractie, met Vercesi als gangmaker op kop, dat de verschillende oorlogen in die periode, met name de oorlog in Spanje, geenszins een algemeen conflict inleidden. Het uitbreken van de Wereldoorlog in september 1939 sloeg de Fractie volledig kreupel en het duurde verscheidene jaren voordat deze in staat was weer actief te worden in het zuiden van Frankrijk en militant werk te beginnen.
Voor wat betreft de huidige periode was het buitengewoon belangrijk om helder te zijn over de gebeurtenissen die plaatsvonden in de zomer en herfst van 1989 in de landen van het Oostblok. De IKS zelf kwam in het midden van de zomer, als het doorgaans ‘komkommertijd’ is, op de been om de gebeurtenissen te begrijpen toen Solidarnosc in Polen in de regering kwam (4). Zij nam het standpunt in dat de gebeurtenissen in Polen er een teken waren dat al de Europese stalinistische regimes aan het begin stonden van een crisis van ongekende diepgang: “Het vooruitzicht voor al de stalinistische regimes is... geenszins een ‘vreedzame democratisering’ of een ‘herstel’ van de economie. Met de verscherping van de wereldcrisis van het kapitalisme staan deze landen aan het begin van een periode van opschudding, van zelfs in hún verleden, dat ‘rijk’ is aan geweldadige uitbarstingen, ongekende omvang” (Internationale Revue, Engels-, Frans en Spaanstalige uitgave, nr. 59, Kapitalistische uitbarstingen en arbeidersstrijd). Dit idee werd verder uitgewerkt in de Stellingen over de economische en politieke crisis in de Sovjet-Unie en de landen van het Oostblok, opgesteld op 15 september (bijna twee maanden voor de val van de Berlijnse muur) en door de IKS aangenomen in het begin van oktober. In deze stellingen lezen we:
“[...] omdat de gewapende macht nagenoeg de enige samenbindende factor binnen het Russische blok is, dreigt elke politiek die dit feit naar de achtergrond wil drukken automatisch het bestaan van het blok. Nu al is het Oostblok in een vergaande staat van ontwrichting. Bijvoorbeeld, de schelpartijen die worden uitgewisseld tussen Oost-Duitsland en Hongarij, tussen ‘reformistische’ en ‘conservatieve’ regeringen, zijn niet alleen verlakkerij. Het laat de groter wordende kloof zien die tussen de verschillende nationale bourgeoisieën bestaan. In dit gebied zijn de middelpuntvliedende tendensen zo sterk dat ze aan de controle ontsnappen zodra ze daartoe te kans krijgen. [...]
We vinden eenzelfde verschijnsel in de republieken aan de rand van de Sovjet-Unie. Deze regio’s zijn min of meer koloniën van het tsaristische en zelfs stalinistische Rusland (zoals de Baltische republieken, die in 1939, onder het Duits-Russische pact, geannexeerd werden). Maar in tegenstelling tot andere grootmachten is Rusland nooit in staat geweest te dekoloniseren, omdat dat het verlies van iedere controle over deze gebieden, waarvan sommige van vitaal belang zijn voor de economie, zou betekenen. De nationalistische bewegingen die nu profiteren van het verslappen van het centrale gezag van de partij, ontwikkelen zich meer dan een halve eeuw later dan de bewegingen die de Britse en Franse rijken troffen; hun dynamiek gaar naar afscheiding van Rusland. [punt 18]. [...]
Maar hoe de situatie in het Oostblok zich ook ontwikkelt, de gebeurtenissen van dit moment betekenen de historische crisis van het systeem, de definitieve ineenstorting van het stalinisme [...] In deze landen is een periode van ongekende instabiliteit, stuiptrekkingen en chaos begonnen, waarvan de gevolgen veel verder reiken dan haar grenzen. Met name de voortgaande verzwakking van het Russische blok zal de deur openzetten voor destabilisatie van het hele systeem van internationale betrekkingen en imperialistische constellaties, zoals dat bestaan heeft sinds de Tweede Wereldoorlog en de Yalta-overeenkomsten. [punt 20]” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 60; Nederlandstalige uitgave, nr. 12).
Enkele maanden later (in januari 1990) werd dit laatste idee nauwkeuriger geformuleerd:
“De geo-politieke samenstelling van de wereld zoals die sinds de Tweede Wereldoorlog in stand bleef is volledig ondersteboven gegooid door de gebeurtenissen in de tweede helft van 1989. Er bestaan niet langer twee imperialistische blokken die de wereld onder elkaar verdelen. Het is overduidelijk [...] dat het Oostblok niet langer bestaat [...].
Betekent het verdwijnen van het Oostblok dat het kapitalisme niet langer zou zijn onderworpen aan imperialistische confrontaties? Een dergelijke hypothese is volkomen vreemd aan het marxisme [...] De ineenstorting van dit blok kan momenteel op geen enkele wijze een nieuwe geloofwaardigheid verlenen aan een dergelijke analyse: deze ineenstorting zal uiteindelijk het uiteenvallen met zich meebrengen van het Westerse Blok [...] Het verdwijnen van de Russische imperialistische politieagent en de komende verdwijning van de Amerikaanse politieagent, waar het zijn voormalige ‘partners’ betreft, opent de deur voor de ontketening van een hele reeks van locale rivaliteiten. Voorlopig kunnen deze rivaliteiten niet ontaarden in een wereldoorlog [...] Maar met het verdwijnen van de discipline die door de blokken werd opgelegd neigen deze conflicten ertoe vaker uit te breken en gewelddadiger te worden, en vanzelfsprekend vooral in die gebieden waar het proletariaat het zwakst is [...]
Het verdwijnen van de twee belangrijkste imperialistische constellaties die voortkwamen uit de Tweede Wereldoorlog brengt de tendens met zich mee naar de vorming van twee nieuwe blokken. Maar die situatie staat nog niet op de dagorde.” (Internationale Revue, Engels- Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61, Na de ineenstorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos).
De gebeurtenissen sindsdien, vooral de crisis en de oorlog in de Golf in 1990-1991, hebben onze analyse enkel bevestigd (5). Momenteel vormt de hele wereldsituatie, en vooral wat er gebeurt in voormalig Joegoslavië, een verpletterend bewijs voor het volledig verdwijnen van alle imperialistische blokken, terwijl sommige Europese landen, vooral Frankrijk en Duitsland, moeizaam proberen om de vorming van een nieuw blok, gebaseerd op de Europese Economische Gemeenschap, te bevorderen, en dat in staat zou moeten zijn om in te gaan tegen de macht van de Verenigde Staten.
Ook met betrekking tot de ontwikkeling van de klassenstrijd werd in de Stellingen van 1989 stelling genomen:
“Zelfs in zijn doodsstrijd verleent het stalinisme nog een laatste dienst aan de heerschappij van het kapitaal: terwijl het tot ontbinding komt verpest zijn kadaver nog steeds de lucht die het proletariaat inademt. [...] We moeten dan ook een tijdelijke teruggang verwachten in het bewustzijn van het proletariaat. [...] Vooral de reformistische ideologie zal in de komende periode zwaar doorwegen op de strijd en dit zal het ingrijpen van de vakbonden veel gemakkelijker maken.
Gegeven het historisch belang van de gebeurtenissen die haar bepalen zal de huidige teruggang van het proletariaat – hoewel dit de historische koers niet ter discussie stelt, het algemene vooruitzicht op klassenconfrontaties – veel diepgaander zijn dan die welke gepaard ging met de nederlaag van 1981 in Polen” (punt 22).
Nogmaals, de laatste vijf jaren hebben deze voorspelling overduidelijk laten uitkomen. Sinds 1989 zijn we getuige geweest van de belangrijkste teruggang van de arbeidersklasse sinds de historische wederopstanding aan het eind van de jaren 1960. Revolutionairen moesten op deze omstandigheden zijn voorbereid om hun tussenkomst dienovereenkomstig te kunnen aanpassen en vooral niet ‘het kind met het badwater weg te gooien’ door de lange teruggang te houden voor een definitief onvermogen om strijd te leveren tegen het kapitalisme of die verder tot ontwikkeling te brengen. In het bijzonder mogen de tekenen van hernieuwde strijdbaarheid van de arbeiders, vooral in de herfst van 1992 in Italië en in de herfst van 1993 in Duitsland (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 72 en 75) nóch worden overschat (gezien de omvang van de proletarische teruggang), nóch onderschat, omdat ze de voorlopers zijn van een onvermijdelijke herstel van de strijd en ontwikkeling van klassenbewustzijn in al de geïndustrialiseerde landen.
Het marxisme is een wetenschappelijke methode. Maar in tegenstelling tot de natuurwetenschappen kan het zijn theorieën niet verifiëren in de omstandigheden van een laboratorium of door zijn observatietechnologie te verbeteren. Het ‘laboratorium’ van het marxisme bestaat uit de sociale werkelijkheid en het toont zijn geldigheid aan door zijn vermogen om de ontwikkeling van die werkelijkheid te voorzien. Het feit dat de IKS in staat was om vanaf eerst de symptomen van de ineenstorting van het Oostblok de belangrijkste gebeurtenissen die de wereld in de vijf daaropvolgende jaren door elkaar schudden te voorspellen kan niet worden afgedaan als een bijzondere begaafdheid voor het lezen van koffiedik of astrologische tabellen. Het is gewoonweg een bewijs van het vasthouden door de IKS aan de marxistische methode, en dat is verantwoordelijk voor de juistheid van onze voorspellingen.
Dit gezegd hebbende volstaat het niet zichzelf tot marxist uit te roepen om de methode met goed gevolg te kunnen hanteren. Ons vermogen om snel te begrijpen wat in de wereldsituatie op het spel stond volgt uit de toepassing van de methode die we overnamen van Bilan, wat we tien jaar geleden omschreven als één van de belangrijkste lessen uit onze ervaring: de noodzaak de verworvenheden uit het verleden goed vast te houden, de noodzaak om kommunistische standpunten en analyses te zien als een levend programma, niet een dood dogma.
De Stellingen van 1989 begonnen in de eerste tien punten met het bevestigen van het raamwerk dat onze organisatie had aangenomen in het begin van de jaren 1980, na de gebeurtenissen in Polen, om de karakteristieken te begrijpen van de landen van het Oostblok. Het was deze analyse die ons in staat stelde aan te tonen dat de stalinistische regimes van het Oostblok aan hun eind waren gekomen. En het was een veel oudere verworvenheid van de arbeidersbeweging (vooral duidelijk gemaakt door Lenin tegenover Kautsky) – dat één imperialistisch blok alleen niet kan bestaan – dat ons mogelijk maakte te verklaren dat het einde van het Oostblok eveneens de weg opende voor de verdwijning van het Westerse Blok.
Evenzo moesten we, om te begrijpen wat er gebeurde, het schema ter discussie stellen dat meer dan veertig jaar lang geldig was gebleven: de verdeling van de wereld in een Westers Blok geleid door de Verenigde Staten, en een Oostblok geleid door de Sovjet-Unie. We moesten ook in staat zijn om te begrijpen dat het Rusland zoals het sinds Peter de Grote geleidelijk was opgebouwd het verlies van zijn imperium niet zou overleven. Nogmaals, het is geen bijzondere verdienste om in staat te zijn de schema’s van het verleden ter discussie te stellen. We hebben die benadering niet uitgevonden. Het is ons geleerd door de ervaring van de arbeidersbeweging, en dan vooral door zijn belangrijkste strijders: Marx, Engels, Rosa Luxemburg, Lenin...
Tenslotte, om de opschudding aan het eind van de jaren 1980 te begrijpen moest die worden geplaatst in een algemene analyse van het huidige stadium van het verval van het kapitalisme.
Dat is het werk waarmee we in 1986 begonnen, met het idee dat we een nieuwe fase in het kapitalistisch verval waren binnengegaan: dat van de ontbinding van het systeem. Deze analyse werd in het begin van 1989 in de volgende woorden uiteengezet:
“Tot op heden kon de strijd van de klasse zoals die in alle hoeken van de aardbol tot ontwikkeling kwam het decadente kapitalisme ervan afhouden zijn eigen antwoord te geven om het doodlopen van zijn economie: de ultieme vorm van zijn barbarij, een nieuwe wereldoorlog. Maar de arbeidersklasse is nog niet in staat zijn eigen perspectief door haar eigen revolutionaire strijd te bekrachtigen, of zelfs maar de toekomst die ze in zich draagt voor de rest van de samenleving duidelijk te maken.
Het is juist in deze tijdelijke patstelling, waarin voorlopig nóch het burgerlijke nóch het proletarische alternatief openlijk naar de oppervlakte kan komen, dat de oorzaak ligt van de verrotting van het kapitalisme, en die de tomeloze barbarij in het decadente kapitalisme verklaart. En deze verrotting wordt nog versneld door de meedogenloze verscherping van de economische crisis” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 57, De ontbinding van het kapitalisme).
Zodra de ineenstorting van het Oostblok duidelijk werd plaatsten we deze gebeurtenis natuurlijk in het raamwerk van de ontbinding:
“In werkelijkheid is de ineenstorting van het Oostblok opnieuw een teken van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij waarvan de oorsprong ligt in precies het onvermogen van de bourgeoisie om haar eigen antwoord te geven op de open crisis van de wereldeconomie; de imperialistische oorlog.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 60; Nederlandstalige uitgave, nr. 12, Stellingen, punt 20).
“Doordat de bourgeoisie de controle over de situatie is kwijtgeraakt is het niet zeker dat haar heersende sectoren nu in staat zullen zijn om de discipline en coördinatie op te leggen die voor het opnieuw samenstellen van militaire blokken nodig is [...] Daarom moeten wij er in onze analyse de nadruk op leggen dat terwijl de proletarische oplossing – de kommunistische revolutie – als enige in staat is de vernietiging van de mensheid (het enige antwoord dat de bourgeoisie kan geven op te crisis) tegen te gaan, deze vernietiging is niet noodzakelijk het resultaat van een Derde Wereldoorlog. Hij kan ook tot standkomen als logische en uiterste consequentie van het proces van ontbinding.
[...] de voortgaande en toenemende verrotting van de kapitalistische maatschappij zal nog rampzaliger effecten hebben op het klassenbewustzijn dan in de jaren 1980. Het drukt op het geheel van de maatschappij met een algemeen gevoel van wanhoop; de bedorven stank van de wegrottende burgerlijke ideologie vergiftigt dezelfde lucht die het proletariaat inademt. Tot aan de pre-revolutionaire situatie zal dit verdere moeilijkheden opwerpen voor de ontwikkeling van het klassenbewustzijn” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61, Na de ineenstorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos).
Door onze analyse van de ontbinding kunnen we dus de ernst beklemtonen van wat er in de huidige historische situatie op het spel staat. Dat brengt ons er vooral toe er de nadruk op te leggen dat de weg van het proletariaat naar de kommunistische revolutie veel zwaarder zal zijn dan revolutionairen in het verleden dachten. Dat is nog een les die we moeten trekken uit de ervaring van de IKS van de laatste tien jaar, en wel een die de zorg van Marx in de negentiende eeuw in de herinnering roept: dat revolutionairen er niet toe geroepen zijn de arbeidersklasse te troosten, maar in tegendeel juist zowel de absolute noodzaak als de problemen van haar strijd moeten benadrukken. Alleen met een helder bewustzijn over die moeilijkheden kan het proletariaat (en daarmee de revolutionairen) ontmoediging bij tegenslag uit de weg te gaan en de kracht en helderheid vinden om de versperringen op de weg naar de omverwerping van de uitbuitingsmaatschappij op te ruimen (6).
In deze beoordeling van de laatste tien jaar van de IKS kunnen we niet voorbijgaan aan twee belangrijke elementen van ons organisatorisch bestaan.
Het eerste is een heel positieve: het is de uitbreiding van de territoriale aanwezigheid van de IKS, door de oprichting van een kern in India die Communist Internationalist uitgeeft in het Hindi, en van een nieuwe afdeling met zijn publicatie Revolucion Mundial in Mexico, een land van het grootste belang in Latijns Amerika.
Het tweede feit is verdrietiger: het overlijden van onze kameraad Marc op 20 december 1990. We zullen hier niet ingaan op de vitale rol die hij heeft gespeeld in de vorming van de IKS, en eerder in de strijd van de links-kommunistische fracties tijdens de donkerste uren van de contra-revolutie. Een lang artikel (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 65-66) heeft dat al behandeld. Laten we alleen zeggen dat terwijl de uitbarstingen van het wereldkapitalisme sinds 1989 een ‘vuurproef’ vormden voor de IKS net als voor het milieu als geheel, het verlies van onze kameraad voor ons een andere ‘vuurproef’ vormde. Veel groepen in de geschiedenis van het kommunisme overleefden de dood van hun belangrijkste inspirator niet. Dat was bijvoorbeeld het geval met de FOR. Sommige ‘vrienden’ voorspelden ook vanuit een diepe ‘betrokkenheid’ dat de IKS zonder Marc niet zou overleven. Maar de IKS bestaat nog altijd en bleef vier jaar op koers ondanks de stormen waarin zij terechtkwam.
Ook hier schrijven we geen bijzondere verdiensten aan onszelf toe: de revolutionaire organisatie bestaat niet dankzij één van haar militanten, hoe waardevol die ook is. Zij is het historisch product van het proletariaat, en als zij er niet in slaagt het overlijden van één van haar militanten te overleven dan komt dat doordat zij heeft gefaald in het correct opnemen van de verantwoordelijkheid die de klasse haar gaf en omdat, in zekere zin, de militant zelf faalde. Als de IKS met goed gevolg de beproevingen waarmee het werd geconfronteerd doorstond, dan is dat vooral omdat zij altijd probeerde vast te houden aan de ervaringen van de kommunistische organisaties die aan haar voorafgingen en door haar rol eerder te zien in een strijd van de lange adem dan een strijd voor ‘onmiddellijk succes’. Sinds de negentiende eeuw was dit de benadering van de helderste en degelijkste revolutionaire militanten: we spiegelen ons aan hen, en voor een groot deel is het onze kameraad Marc die ons dat leerde. Hij leerde ons door zijn voorbeeld ook de betekenis van militante toewijding zonder welke een revolutionaire organisatie niet kan overleven, hoe helder ze ook moge zijn:
“Zijn grootste trots lag niet in de buitengewone bijdrage die hij leverde, maar in het feit dat hij met heel zijn wezen trouw was gebleven aan de strijd van het proletariaat. Ook dit is een kostbare les voor de nieuwe generaties van militanten die nooit de gelegenheid hebben gehad de immense toewijding aan de revolutionaire zaak van vroegere generaties te ervaren. Het is vooral in deze geest dat we hopen de strijd voort te zetten. Hoewel we zijn waakzame en scherpzinnige, warme en hartstochtelijke aanwezigheid nu ontberen zijn we vastbesloten om door te gaan.” (Marc, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 66).
(1) Het feit dat we nu aflevering 80 van de Internationale Revue uitgeven laat zien dat er een ononderbroken regelmaat kon worden gehandhaafd.
(2) In het begin van de jaren 1980 gaf PCI-Programma haar blad de nieuwe naam Combat. Combat gleed snel weg in een ultra-linkse praktijk. Sindsdien hebben enkele elementen van de groep de uitgave van Programma Comuniste weer ter hand genomen, waarin klassiek-bordigistische standpunten worden verdedigd.
(3) Over dit onderwerp zie de artikelen in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 41 en 45. Zie ook Het gevaar van het Radenisme, in Wereldrevolutie, nr. 26; Resolutie over opportunisme en centrisme in de vervalperiode, in Wereldrevolutie, nr. 29; en Naar een politieke strijdorganisatie, in Internationalisme, nr. 104, samengevat in Wereldrevolutie, nr. 28.
(4) Het moet worden gezegd dat nagenoeg alle groepen van het proletarisch milieu nauwelijks in staat waren de gebeurtenissen van 1989 te begrijpen, zoals we duidelijk maakten in de artikelen De wind uit het oosten en het antwoord van revolutionairen, en Tegenover de opschudding in het oosten, een voorhoede die te laat kwam, in Internationale Revue, Engels, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61 en 62. De prijs gaat ongetwijfeld naar de EFIKS (die op grond van de veronderstelde ontaarding van de IKS en van haar onvermogen om enig theoretisch werk tot een goed einde te brengen deze had verlaten): het kostte de EFIKS twee jaar om zich er rekenschap van af te leggen dat het Oostblok was verdwenen (zie het artikel Wat is het nut van EFIKS?, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 70).
(5) We deden verslag van deze gebeurtenissen in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 64-65. Vooral, zelfs voorafgaande aan ‘Woestijnstorm’, schreven we: “In de nieuwe historische periode die we zijn binnengegaan, en de gebeurtenissen in de Golf hebben dit bevestigd, doet de wereld zich voor als een immense boksring, waarin de tendens van ‘ieder voor zich’ tot het uiterste wordt doorgevoerd, en waarin de bondgenootschappen tussen de staten gedomineerd worden door de onmiddellijke behoeften van het moment en bij lange na niet de stabiliteit zullen kennen die de imperialistische blokken kenmerkte. Een wereld van moordende wanorde, van bloedige chaos waarin de Amerikaanse politieagent zal trachten een minimum aan orde te garanderen door steeds massaler en wreder militair ingrijpen.” (Militarisme en ontbinding, in Internationale Revue, Engels-, Frans en Spaanstalige uitgave, nr. 64; Nederlandstalige uitgave, nr. 13). Evenzo verwierpen we het idee opgeworpen door ultra-linksen, maar gedeeld door de meeste van de groepen van het proletarisch milieu, dat de oorlog in de Golf een “oorlog om olie” was (zie Het proletarisch politieke milieu tegenover de Golf-oorlog, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 64; Nederlandstalige uitgave, nr. 13).
(6) Het is hier niet noodzakelijk onze analyse van de ontbinding uitvoeriger te herhalen. Hij is te vinden in al onze teksten over de internationale situatie. We voegen slechts toe dat, door een diepgaand debat in heel de organisatie, deze analyse geleidelijk steeds nauwkeuriger is geformuleerd (zie daarover onze teksten De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme, Militarisme en ontbinding, en Naar de grootste chaos uit de geschiedenis, in achtereenvolgens Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 62, 64 en 68, de eerste twee ook in de Nederlandstalige uitgave, nr. 13).
Afgelopen voorjaar heeft de IKS haar Zestiende Congres gehouden. “Het Congres is het soevereine orgaan van de IKS” staat in onze statuten. Daarom is het zoals altijd onze verantwoordelijkheid tegenover de arbeidersklasse van een dergelijke belangrijke gebeurtenis verslag te doen en de voornaamste oriëntaties ervan naar voren te halen (1).
Het verloop van het congres heeft het onderzoek van de heropleving van de klassengevechten en de verantwoordelijkheden die deze heropkomst meebrengt voor onze organisatie in het centrum geplaatst, vooral ten aanzien van de ontwikkeling van een nieuwe generatie van elementen die zich richten op een revolutionair politiek perspectief. Tegelijkertijd blijft de oorlogsbarbarij zich ontketenen in een kapitalistische wereld die geconfronteerd wordt met een onoplosbare economische crisis; specifieke rapporten over de imperialistische conflicten en de crisis zijn tijdens het congres voorgesteld, bediscussieerd en goedgekeurd. De wezenlijke elementen van deze rapporten worden weergegeven in de resolutie over de internationale situatie.
Deze resolutie herinnert eraan dat de IKS de huidige historische periode analyseert als de ultieme fase van het verval van het kapitalisme, de fase van ontbinding van de burgerlijke maatschappij, waarin deze laatste bij levende lijve verrot. Zoals we al herhaaldelijk uiteengezet hebben komt deze ontbinding voort uit het feit dat geen van beide onverzoenlijk tegenover elkaar staande klassen van de maatschappij, bourgeoisie en proletariaat, erin slaagt om, tegenover de onherroepelijke historische ineenstorting van de kapitalistische economie, haar eigen antwoord door te zetten: de wereldoorlog voor de eerste, de kommunistische revolutie voor de tweede. Deze historische voorwaarden bepalen de wezenlijke kenmerken van het leven van de huidige burgerlijke maatschappij. Het is met name in het kader van deze analyse van de ontbinding dat we het voortduren en verergeren kunnen begrijpen van een hele reeks calamiteiten die de mensheid vandaag teisteren, in de eerste plaats de oorlogsbarbarij, maar ook andere verschijnselen zoals de onstuitbare vernietiging van het milieu of de rampzalige gevolgen van ‘natuurrampen’ zoals de tsunami van vorige winter. Deze historische voorwaarden die samengaan met de ontbinding drukken ook zwaar op het proletariaat en op zijn revolutionaire organisaties en vormen een van de voornaamste oorzaken van de moeilijkheden die onze klasse en onze organisatie sinds het begin van de jaren 1990 ondervinden, zoals we in voorgaande artikelen al vaak hebben aangetoond (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 62).
Het Vijftiende Congres had vastgesteld dat de IKS haar crisis van 2001 overwonnen had, in het bijzonder omdat zij begrepen had dat die crisis een uitdrukking in onze eigen rangen was van de verderfelijke effecten van de ontbinding. Tegelijkertijd had het congres de moeilijkheden vastgesteld die de arbeidersklasse bleef ondervinden in haar strijd tegen de kapitalistische aanvallen, met name haar gebrek aan zelfvertrouwen.
Sinds dit congres echter, dat in het voorjaar van 2003 gehouden werd, kon de voltallige vergadering van het centraal orgaan van de IKS in de herfst van datzelfde jaar onderstrepen: “De grootschalige mobilisaties van het voorjaar 2003 in Frankrijk en Oostenrijk vertegenwoordigen een keerpunt in de klassenstrijd sinds 1989. Ze zijn een eerste stap van betekenis in het herstel van de strijdwil van de arbeidersklasse na de langste periode van terugval sinds 1968.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 119).
Zo’n keerpunt in de klassenstrijd kwam niet als een verrassing voor de IKS, want het vijftiende congres kondigde dit vooruitzicht al aan. De resolutie over de internationale situatie die door het zestiende congres is aangenomen, precizeert in dat verband:
“De gevechten in de periode 2003-2005 hebben de volgende kenmerken vertoond:
De resolutie die het Zestiende Congres heeft aangenomen stelt vast dat verschillende manifestaties van dit keerpunt in de krachtsverhouding tussen de klassen “samengegaan zijn met de opkomst van een nieuwe generatie van elementen die op zoek zijn naar politieke duidelijkheid. Deze nieuwe generatie heeft zich zowel gemanifesteerd in een nieuwe toevloed van openlijk gepolitiseerde elementen als in nieuwe lagen arbeiders die voor de eerste keer de strijd aangaan. Zoals bepaalde belangrijke manifestaties hebben duidelijk gemaakt, wordt op dit moment de basis gesmeed voor de eenheid tussen de nieuwe generatie en de ‘generatie van ‘1968’ – zowel de politieke minderheid die in de jaren 1960 en 1970 de kommunistische beweging heropbouwde als de bredere lagen arbeiders die de rijke ervaring van de klassenstrijd tussen 1968 en 1989 hebben meegemaakt.
De andere wezenlijke bekommernis van het zestiende congres is dan ook geweest om onze organisatie opgewassen te maken tegen haar verantwoordelijkheid tegenover de opkomst van deze nieuwe elementen die zich oriënteren op de klassenstandpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Dat brengt met name de activiteitenresolutie die het congres heeft aangenomen tot uitdrukking: “De strijd om de nieuwe generatie te winnen voor de klassenstandpunten en voor het militantisme staat vandaag centraal in al onze activiteiten. Dat geldt niet alleen voor onze tussenkomst, maar voor het geheel van onze politieke overdenking, van onze discussies en van onze militante bekommernissen.”
Dit werk van hergroepering van nieuwe militante krachten omvat met name hun verdediging tegen alle pogingen om hen te vernietigen of in impasses te leiden. En die verdediging kan enkel tot een goed einde gebracht worden wanneer de IKS zichzelf weet te verdedigen tegen de aanvallen waarvan zij het doelwit is. Het vorige congres had reeds vastgesteld dat onze organisatie in staat was gebleken de bijzonder ongerechtvaardigde aanvallen van de IFIKS (2) af te slaan, waardoor deze haar verklaarde doel niet konden bereiken, namelijk de IKS te vernietigen, of tenminste het grootst mogelijke aantal afdelingen ervan. In oktober 2004 heeft de IFIKS een nieuwe aanval tegen onze organisatie ondernomen, waarbij ze zich baseerde op de lasterlijke verklaringen van een ‘Circulo de Comunistas Internacionalistas’ in Argentinië, die zich voorstelde als de opvolger van de ‘Nucleo Comunista Internacional’ (NCI) waarmee de IKS sinds eind 2003 discussies en contacten ontwikkeld had. Spijtig genoeg heeft het IBRP zijn steentje bijgedragen aan dit schandalige manoeuvre door in verschillende talen één van de meest leugenachtige en hysterische verklaringen van deze ‘Circulo’ tegen onze organisatie te publiceren, en die maandenlang op de IBRP-website te laten staan. Door omgaand documenten op onze internetsite te publiceren hebben we deze aanval kunnen afslaan en de aanvallers tot zwijgen kunnen brengen. De ‘Circulo’ werd ontmaskerd voor wat zij was: een fictie uitgevonden door burger B., een armzalig avonturier op het zuidelijk halfrond. Want de strijd tegen dit offensief van de ‘triple alliantie’ van avonturisme (B.), parasitisme (IFIKS) en opportunisme (IBRP) was tegelijk een strijd voor de verdediging van de NCI als inspanning van een kleine kern kameraden om inzicht te ontwikkelen in de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde en een band te smeden met de IKS (3).
Voor dit werk gericht op zoekende elementen, moet de IKS een vastberaden tussenkomst voeren. Maar zij moet ook alle aandacht geven aan de diepgang van de argumentatie die in discussies naar voren wordt gebracht, en aan de kwestie van het politieke gedrag. Anderzijds moet het opkomen van nieuwe kommunistische krachten een sterke aansporing zijn voor de overdenking en de energie, niet alleen van de militanten, maar ook van de elementen die getroffen werden door de teruggang van de arbeidersklasse vanaf 1989: “De gevolgen van de huidige historische ontwikkelingen zullen een gedeelte van de generatie van 1968 opnieuw politiseren, elementen die eerder afgeleid en vergiftigd werden door burgerlijk links. Die gevolgen hebben al oude militanten terug in beweging gebracht, niet alleen van de IKS, maar ook van andere proletarische organisaties. Elk van de manifestaties van deze fermentatie vertegenwoordigt een kostbaar potentieel voor het opnieuw verwerven van de klassenidentiteit, de strijdervaring, en het historisch perspectief van het proletariaat. Maar deze verschillende potentiëlen kunnen zich maar realiseren wanneer ze samengebracht worden door een organisatie die het historisch bewustzijn, de marxistische methode en de organisatorische aanpak vertegenwoordigt die vandaag alleen de IKS kan bieden. Dat maakt de voortdurende ontwikkeling van de historische capaciteiten met het oog op de lange termijn, het militante begrip en de centralisatie van de organisatie tot cruciale elementen voor het historisch erspectief”.
Het congres heeft het grote belang onderstreept van het theoretische werk in de huidige situatie:
“De organisatie kan slechts aan haar verantwoordelijkheden voldoen, zowel tegenover de revolutionaire minderheden, als tegenover de klasse in haar geheel, wanneer ze in staat is het proces te begrijpen dat de toekomstige partij voorbereidt in de bredere context van de algemene evolutie van de klassenstrijd. Het vermogen van de IKS om de veranderende krachtsverhouding tussen de klassen te analyseren, om tussen te komen in de gevechten en in de politieke overdenking in de klasse, is van belang voor de evolutie van de klassenstrijd op lange termijn. Maar vandaag al, op de korte termijn, is het cruciaal voor de verovering van onze leidende rol jegens de nieuwe gepolitiseerde generatie. De organisatie moet deze theoretische overdenking voortzetten, zoveel mogelijk concrete lessen trekken uit haar tussenkomst, en de schema’s van het verleden voorbijstreven.
Tenslotte heeft het congres bijzondere aandacht besteed aan de kwestie die het platform van onze organisatie afsluit: “De verhoudingen tussen de verschillende delen van de organisatie en de verschillende militanten vertonen noodzakelijkerwijs de sporen van de kapitalistische maatschappij en kunnen daarom geen eilandje van kommunistische verhoudingen binnen het kapitalisme vormen. Toch mogen zij niet in flagrante tegenspraak zijn met het doel dat de revolutionairen nastreven en zij baseren zich noodzakelijkerwijs op een onderlinge solidariteit en een wederzijds vertrouwen, die erop wijzen dat de organisatie tot de klasse behoort die draagster is van het kommunisme.
Een dergelijke vereiste vraagt, net als alle andere vereisten waaraan een marxistische organisatie het hoofd moet bieden, om theoretische overdenking: “In die mate dat de organisatievraagstukken en de kwesties van politiek gedrag vandaag centraal staan in de debatten binnen en buiten de organisatie, zal de discussie van de verschillende oriëntatieteksten [die deze onderwerpen behandelen]een centrale krachtlijn van ons theoretisch werk in de komende twee jaar vormen. Deze vraagstukken leiden ons naar de wortels van de recente organisatorische crises, ze raken de fundamentele basis van ons militante engagement, en vormen centrale kwesties van de revolutie in het tijdperk van de ontbinding. Ze zijn dus geroepen om een centrale rol te spelen in de hernieuwing van de militante overtuiging en in het herwinnen van de smaak voor de theorie en voor de marxistische methode, die ieder vraagstuk met een historische en theoretische benaderingswijze behandelt.”
De congressen van de IKS zijn altijd momenten van enthousiasme voor het geheel van haar leden. Hoe zou het ook anders kunnen wanneer militanten uit drie continenten en dertien landen, gedreven door dezelfde overtuiging, elkaar ontmoeten om samen te discussiëren over de vooruitzichten van de historische beweging van het proletariaat. Maar het Zestiende Congres was nog meer enthousiasmerend dat de meeste vorige.
Gedurende bijna de helft van de dertig jaar van haar bestaan, beleefde de IKS een terugval in het bewustzijn van het proletariaat, de verstikking van zijn strijd en de uitdroging van de toestroom van nieuwe militante krachten. Gedurende meer dan tien jaar was één van de centrale ordewoorden van onze organisatie ‘standhouden’. Het was een moeilijke beproeving en een aantal van haar ‘oude’ militanten heeft deze niet doorstaan (met name degenen die de IFIKS gevormd hebben, en zij die de strijd opgegeven hebben tijdens de crises die we in de loop van deze periode hebben gekend).
Momenteel, nu het vooruitzicht opklaart, kunnen we zeggen dat de IKS als geheel de test doorstaan heeft en dat ze er versterkt uit te voorschijn is gekomen. Een politieke versterking, zoals de lezers van onze pers kunnen vaststellen (die ons een toenemend aantal aanmoedigende brieven sturen). Maar ook een numerieke versterking aangezien het aantal nieuwe toetredingen vandaag het aantal ontslagen dat we met de crisis van 2001 moesten verwerken overtreft. En wat daarbij opmerkelijk is, is dat een aanzienlijk deel van die nieuwe leden jonge elementen zijn, die niet de misvormingen hebben moeten ondergaan en te boven komen van militantisme in ultralinkse organisaties. Jonge elementen wier dynamisme en enthousiasme honderd keer de vermoeide en opgebruikte ‘militante krachten’ vervangen die ons hebben verlaten.
Het enthousiasme op het Zesteinde Congres was een lucide enthousiasme. Het had niets te maken met de bedrieglijke euforie die we meemaakten op andere congressen van onze organisatie (een euforie die in het bijzonder werd uitgedragen door degenen die ons ondertussen verlaten hebben). Na dertig jaar heeft de IKS geleerd (4), soms met smart, dat de weg die naar de revolutie leidt geen snelweg is, maar een bochtige weg, vol klemmen en voetangels, en bezaaid met valstrikken die de heersende klasse gereed houdt om haar doodsvijand, de arbeidersklasse, af te leiden van zijn historische doel. De leden van onze organisatie weten vandaag maar al te goed dat militeren geen gemakkelijke zaak is. Het vraagt niet alleen een stevige overtuiging, maar ook veel zelfopoffering, volharding en geduld.
Het bewustzijn van de moeilijkheid van onze taak ontmoedigt ons echter niet. Integendeel, het is een factor die ons enthousiasme nog vergroot.
Op dit moment vertoont het aantal deelnemers aan onze openbare bijeenkomsten een aanzienlijke groei, terwijl we een toenemend aantal brieven ontvangen uit Griekenland, Rusland, Moldavië, Brazilië, Argentinië, Algerije, waarin mensen zich direct kandidaat stellen om lid te worden van onze organisatie, voorstellen om discussies aan te knopen of eenvoudigweg om publicaties vragen, maar altijd in een militant perspectief. Al deze elementen staan ons toe te hopen op een ontwikkeling van de aanwezigheid van kommunistische standpunten in landen waar de IKS nog geen afdeling heeft, of zelfs op de oprichting van nieuwe afdelingen in die landen. Wij begroeten de kameraden die zich richten op de kommunistische standpunten en op onze organisatie. Wij zeggen hen: “Jullie hebben de juiste keuze gemaakt, de enig mogelijke wanneer je het vooruitzicht hebt je te integreren in de strijd voor de proletarische revolutie. Maar het is niet de gemakkelijkste keuze: je zult geen snelle successen behalen, er zal geduld nodig zijn en doorzettingsvermogen, en je moet je niet laten ontmoedigen wanneer de bereikte resultaten niet beantwoorden aan jullie verwachtingen. Maar jullie staan niet alleen: de huidige militanten van de IKS staan aan jullie zijde en zijn zich bewust van de verantwoordelijkheid die jullie toenadering voor hen meebrengt. Hun wil, die zij op het Zestiende Congres tot uitdrukking hebben gebracht, is om opgewassen te zijn tegen deze verantwoordelijkheid.”
IKS
(1) Een uitvoeriger verslag van het werk van dit congres is verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122.
(2) De zogenaamde ‘Interne fractie van de IKS’, samengesteld uit militanten die lange tijd deel uitmaakten van onze organisatie, die zich begonnen te gedragen als hysterische fanatiekelingen op zoek naar zondebokken, als boeven en tenslotte als verklikkers.
(3) Zie in dit verband ons artikel Nucleo Comunista Internacional: een inspanning tot bewustwording van het proletariaat in Argentinië in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 120.
(4) Of beter gezegd opnieuw geleerd, want het was een les waarvan de kommunistische organisaties in het verleden zich zeer goed bewust waren, in het bijzonder de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde, waarop de IKS zich beroept.
“Wij hebben gewonnen!”, zo scandeerde op de avond van 29 mei ‘het volk van links’ op het Bastille-plein te Parijs. “Deze overwinning is er vooral een van de arbeiders, van de bedienden, van de jongeren en de werklozen (die) elkaar gevonden hebben bij de stembus om deze liberale dwangbuis te verwerpen”, verklaarde de nationale secretaris van de stalinistische Parti Communiste Français en ze voegde er aan toe: “Deze overwinning werd opgebouwd [...] in een dynamiek van een volksoploop die deed denken aan de grote momenten van het Volksfront of van Mei 1968”; terwijl de trotskist Besancenot van de Ligue des Communistes Révolutionnaires sprak van “een beweging van sociale wraak”. In Nederland verklaarde de ‘democratische’ en ‘progressieve’ Stichting Sociaal Europa in Nederland; “De afwijzing van deze grondwet geeft hoop aan de werklozen en mensen levend in armoede en bestaansonzekerheid. De hoop dat het nee tegen de neoliberale grondwet in Frankrijk en Nederland een omslag in de geschiedenis teweeg zal brengen die leidt tot een radicale heroriëntatie in de Europese politiek.” Een ander linksgeaard Comité Grondwet Nee deed er nog een schepje bovenop: “Deze uitslag is ronduit gunstig voor de toekomst van Europa. De hoge opkomst en de vele discussies geven aan dat Europa leeft onder de bevolking, als de mensen er zelf maar werkelijk iets over te zeggen hebben. In twee van de drie landen waar een referendum is gehouden was er sprake van een hoge opkomst en een duidelijk afwijzen van de Grondwet. Dat geeft aan dat er een breed draagvlak is voor een democratisch en sociaal Europa.”
Links staat op de eerste rij om de overwinning van het NEEN voor te stellen als “een grote overwinning van de arbeidersklasse”. Leugens! De arbeidersklasse heeft niets gewonnen. Integendeel, de bourgeoisie heeft gebruik gemaakt van haar referendum om het klassenbewustzijn te bederven door te profiteren van de illusies die nog sterk leven binnen de arbeidersklasse ten aanzien van de democratie en de verkiezingen.
De proletariërs moeten er over nadenken dat wat hen altijd wordt voorgesteld als “grote arbeidersoverwinningen” steeds de grootste en de gevaarlijkste nederlagen betekenden voor hun klasse. Net zo was het in 1936, met het aantreden van de regering van het Volksfront in Frankrijk, dat vandaag nog steeds wordt voorgesteld als “een grote overwinning” voor de arbeiders, terwijl de regering van dat Volksfront de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse massaal in te kaderen achter de vlag van het antifascisme ten gunste van de verschrikkingen en de slachtpartijen van de Tweede Wereldoorlog. Het is in naam van de grote leugen van “de triomf van de dictatuur van het proletariaat in de USSR”, van “de overwinning van het socialisme in één land” en van “de vooruitgang bij de opbouw van een kommunistische maatschappij”, die een halve eeuw lang hele generaties van arbeiders meesleurde en opofferde op het altaar van de stalinistische contrarevolutie, achter een ideologie van de “verdediging van het socialistisch vaderland”, maar die ook uitgebuit, uitgemoord, gedeporteerd en gevangen werden gezet door datzelfde “vaderland van het socialisme”.
De proletariërs zijn met open ogen in de val gelopen waarbij het hen zó werd voorgesteld dat er met het referendum voor hen iets op het spel stond. Nu buit de bourgeoisie de situatie uit in haar eigen voordeel en het bewustzijn van de arbeiders te ondergraven door hen wijs te maken dat het stembiljet doeltreffender zou zijn dan de klassenstrijd, ook al kunnen de effecten van deze propaganda wel eens heel snel wegsmelten onder druk van de werkelijkheid.
De enorme en voortdurende tamtam rond het referendum, voor, tijdens en erna, heeft slechts één doel: de proletariërs de grove leugen laten slikken dat het meest doeltreffende middel om de bourgeoisie terug te dringen en om hun stem te laten horen en hun ongenoegen uit te drukken, niet de ontwikkeling van de klassenstrijd zou zijn maar het stembiljet. Zo winden de trotskisten van Offensief in Nederland er geen doekjes om: “Nadat de Nederlandse werkende bevolking in het najaar al had laten zien zich niet zonder meer neer te leggen bij draconische bezuinigingsmaatregelen en afbraak van de verzorgingsstaat blijkt nu ook weer dat zij het beleid van het kabinet Balkenende spuugzat is. Op 2 oktober van het vorige jaar gingen meer dan 300.000 mensen uit protest tegen de kabinetsplannen de straat op in Amsterdam. Nu wordt andermaal een belangrijk politiek onderwerp van dit neoliberale kabinet naar de prullenmand verwezen.” (Website offensief: De stem tegen de Grondwet was een stem van de werkende mensen tegen de zakkenvullers).
Van extreem rechts tot ultralinks, had de niet aflatende ideologische trom, die naar hartelust drie maanden lang werd geroerd, slechts de bedoeling om een maximum aan proletariërs aan te trekken en te ronselen op het verkiezingsterrein.
De bourgeoisie is er inderdaad in geslaagd om de aandacht van de arbeiders te trekken, de ergste verwarringen te zaaien om een maximum aan proletariërs naar het verkiezingsterrein te drijven. Het referendum was alomtegenwoordig in alle media. Het was onmogelijk om te ontsnappen aan de vinnige debatten, de vlammende polemieken omtrent wat er op spel zou staan bij deze stembusslag. Deze ideologische hersenspoeling moest elke ‘burger’, en vooral de proletariërs ervan overtuigen dat deze raadpleging absoluut cruciaal en bepalend was. Alle fracties van de bourgeoisie gingen er prat op dat ze “een groot democratisch debat” konden lanceren en opluisteren. Maar het heeft als enig doel stuurloos te maken en in de hoofden van de arbeiders een maximum aan verwarring en illusies te zaaien. Alle media en politieke verantwoordelijken hebben het uitgeroepen: “stem wat je wilt, maar ga stemmen!” Het voornaamste ideologisch gif dat in deze campagne werd gespuid was dat “niets meer zal zijn als tevoren”, dat de kracht van het ‘nee’, gevoed door de sociale ontevredenheid tegenover de regeringen, de bourgeoisie er toe zou dwingen om van de sociale bekommernis het centrum van haar campagne te maken. Dat is gedeeltelijk waar, maar de enige bedoeling van die manoeuvre was de arbeiders in de democratische val te lokken, in de verkiezingsvalstrik, doordat deze campagne voordien terecht verveling en een totaal gebrek aan belangstelling opwekte in de arbeidersklasse. Maar vanaf het moment dat de regering er in slaagde om de ontevredenheid te kanaliseren rond een referendum, dat ze terughoudender zou worden door de richtlijn Bolkenstein in te trekken, is ze er in geslaagd om de democratische misleiding op het verkiezingsterrein tot nieuw leven te wekken. Maar denkt de bourgeoisie werkelijk ons te kunnen laten geloven dat in de periode ná het referendum alle voorrang zou worden gegeven aan het sociale? Meer dan ooit bestaat de toekomst die het kapitalisme ons biedt uit het versterken van de aanvallen tegen de arbeiders. Deze ideologische propaganda wil ons knollen voor citroenen verkopen, ons laten geloven dat de reactie van de ‘burgers’ de koers van het kapitalisme kan veranderen, de bourgeoisie kan doen buigen en de weg van het liberalisme en de bedrijfsdelocalisaties kan blokkeren. De regeringspolitiek zal geen haarbreed veranderen.
De belangrijkste doelstelling van de bourgeoisie ten opzichte van de proletariërs in om het even welke verkiezing is hen er toe te drijven het collectieve terrein van de strijd te verlaten om hun stem uit te brengen als ‘burger’, geatomiseerd, afgesneden van de klasse, in de terecht zo genoemde ‘isoleercel’ van het stemhokje, op een terrein van drijfzand, dat niet het hunne is maar dat van de bourgeoisie. Voor de arbeidersklasse is het verkiezingsterrein een ideologische valstrik die de ergste verwarringen moet zaaien en moet beletten dat zij haar klassenbewustzijn tot ontwikkeling brengt.
Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw streden de arbeiders er voor en werden ze zelfs neergeschoten omwille van het algemeen stemrecht. Nu is het andersom. Het zijn de regeringen die alle middelen inzetten waarover ze beschikken opdat een maximum aantal mensen gaat stemmen. Waarom?
Tijdens de hele opkomstperiode van het kapitalisme waren de parlementen de plaats bij uitstek waar de verschillende fracties van de bourgeoisie elkaar bestreden of zich verenigden om hun belangen te verdedigen. Ondanks de gevaren en de illusies die dat met zich meebracht hadden de arbeiders er belang bij om in een periode waarin de proletarische revolutie nog niet op de dagorde stond zich te mengen in de botsingen tussen de burgerlijke fracties en soms bepaalde burgerlijke fracties te steunen tegen andere, om te proberen hun lot binnen het systeem te verbeteren. Zo dwongen de arbeiders in Engeland in 1848 de tien-urige werkdag af en in 1859 werd die ook in België ingevoerd; in 1865 werd de wet op de samenzwering ingetrokken (het recht om zich te organiseren), in Frankrijk werd het vakbondsrecht erkend in 1884, enzovoort.
Maar de toestand werd volslagen anders met het begin van de twintigste eeuw. De maatschappij is toen haar periode van permanente crisis en onvermijdelijke neergang binnengetreden. Het kapitalisme heeft de planeet veroverd en de wereld is verdeeld onder de grootmachten. Elke imperialistische grootmacht kan voortaan alleen nog maar nieuwe markten veroveren ten koste van anderen. Wat toen aanving was een nieuw “tijdperk van oorlogen en revoluties”, zoals in 1919 werd verkondigd door de Kommunistische Internationale. Het werd een tijdperk dat gekenmerkt zou worden door de economische ineenstortingen zoals de crisis van 1929, twee wereldoorlogen en de revolutionaire uitbarsting van het proletariaat in 1905 in Rusland, van 1917 tot 1923 in Rusland, Duitsland, Hongarije en Italië. Om het hoofd te bieden aan deze groeiende moeilijkheden, werd het kapitaal genoodzaakt om voortdurend de macht van haar staat te versterken. Bovendien neigt de staat er steeds meer naar om meester te worden van het geheel van het sociale leven en in de eerste plaats op het vlak van de economie. Deze ontwikkeling van de rol van de staat gaat vergezeld van een verzwakking van de wetgevende macht ten gunste van de uitvoerende. Zoals het Tweede Congres van de Kommunistische Internationale uitsprak: “Het zwaartepunt van het huidige politieke leven is volledig en definitief uit het parlement verdwenen”.
Voor de arbeiders kan er geen sprake meer van zijn een plaats te veroveren binnen het kapitalisme, het gaat er om het omver te werpen omdat dit systeem niet meer in staat is hen duurzame hervormingen noch een lotsverbetering toe te staan.
Voor de bourgeoisie is het parlement een plaats geworden waar de beslissingen die ze elders heeft genomen worden vastgelegd.
Wat overblijft is een ideologische rol van het kiesrecht, die bepalend blijft. De misleidende rol van de parlementaire instellingen bestond reeds in de negentiende eeuw maar was toen bijkomstig, stond ten achter bij haar politieke functie. Momenteel is misleiding de enige functie die nog overblijft voor de bourgeoisie: zij heeft ten doel te laten geloven dat de democratie het kostbaarste gedachtegoed is, dat het de uitdrukking is van de soevereiniteit van het volk, het komt neer op de vrijheid om zelf zijn uitbuiters te kiezen. De parlementaire democratie en vooral het bedrog van de democratische ideologie blijven het beste middel om het arbeidersbewustzijn te vergiftigen en het is het meest doeltreffende en gevaarlijkste ideologische wapen om het proletariaat te onderwerpen.
De aanvallen tegen de arbeiders gingen de laatste maanden steeds verder door en onmiddellijk na deze stembusslag zullen de proletariërs merken dat hun levens- en arbeidsvoorwaarden nog verder zullen aftakelen. De bourgeoisie probeert tijd te winnen om zo het moment van massaler confrontaties met het proletariaat uit te stellen. Ze moet steeds meer ideologische parades vinden en haar uiterste best doen om in de arbeidersklasse de ontwikkeling van het klassenbewustzijn over het bankroet van het kapitalistisch systeem af te remmen. Zoals we vorige maand nog schreven in onze pers in Frankrijk en in Nederland, “De stembusuitslag zal niets veranderen aan de toename van de arbeidersvijandige aanvallen die door de nationale bourgeoisieën worden uitgevoerd, aan de versnelling van de aftakeling van de levensvoorwaarden van de proletariërs, aan de ontslagen, aan de bedrijfsdelocalisaties, aan de groei van de werkloosheid en de tijdelijke en part-timebaantjes, aan het snoeien in alle sociale begrotingen, aan de versnelde ontmanteling van de sociale bescherming. Het zijn allemaal producten van de crisis en verschijnselen van het bankroet van het kapitalistische systeem op wereldschaal.”
Tegenover de vrees voor de toekomst die in het centrum staat van de huidige bekommernissen van de arbeiders, ligt het antwoord niet op het terrein van de verkiezingen noch op dat van de democratie; het ligt in de ontwikkeling van de klassenstrijd, het enige terrein waarop de arbeiders de aanvallen van de bourgeoisie kunnen beantwoorden.
Wim & Lac / 06.06.2005
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog
[2] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[3] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[4] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[5] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[6] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism
[7] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland
[8] https://nl.internationalism.org/tag/14/188/wat-de-iks
[9] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[10] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties
[11] https://nl.internationalism.org/tag/4/70/europese-unie