Na meer dan zes maanden (192 dagen om precies te zijn) van onderhandelingen, twisten, breuken, na een verkenner en twee informateurs is de Belgische bourgeoisie er nog altijd niet in geslaagd om een definitieve regering te vormen en heeft ze een interim regering van drie maanden op de been moeten helpen onder leiding van de ex-eerste minister Verhofstadt voor het nemen van dringende maatregelen. Een ze geeft zichzelf tot Pasen de tijd om de spanningen tussen de verschillende fracties uit te vlakken.
Gedurende deze laatste maanden is de toestand in België regelmatig heet van de naald geweest in de Europese media. Het heeft de buurlanden verontrust en zelfs de Belgische burgerlijke media geërgerd. Vandaar de noodzaak om de betekenis van de feiten te begrijpen, en te verklaren waarom één van de meest ontwikkelde landen van Europa in een dergelijke toestand terecht kon komen. Maar men moet ook de gevolgen zien die deze politieke knoeiboel teweeg heeft gebracht voor de toestand van de arbeidersklasse.
Met de verdwijning van het Russische en het Amerikaanse blok kregen de middelpuntvliedende krachten in de kapitalistische maatschappij in verval, die tot dan toe met grote inspanning onder controle werden gehouden door de hiërarchie van de twee blokken, de vrije loop, zelfs in de politieke systemen van de grote ontwikkelde landen. Zo is het feit dat de machtigste bourgeoisie ter wereld, de Amerikaanse bourgeoisie, het land twee ambtstermijnen heeft laten regeren door de bende onbekwame knoeiers, waaruit de regering Bush bestaat, onthullend voor de diepgaande crisis van de heersende klassen. En dat heeft op zijn beurt bijgedragen tot de versterking van het ‘ieder voor zich’, en een uitbarsting van chaos en barbarendom over heel de planeet. Vandaar dat de gevolgen van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij en de noodzaak om die het hoofd aan te bieden een zaak van het grootste belang wordt voor de politiek van de bourgeoisie.
De problemen van de bourgeoisie om regeringsploegen samen te stellen zijn bijzondere uitingen van dit ‘ieder voor zich’, van de ontwikkeling van de ontbinding, en ze worden beslissende factoren in de politiek van de bourgeoisie (1). De Belgische bourgeoisie ontsnapt niet aan die algemene tendens van het kapitalistische systeem in crisis, dat alle landen meesleurt in sociale ontbinding. Vandaar dat de ‘Belgische politieke crisis’ geen puur Belgische, een beetje folkloristisch gebeuren is. Het laat de toenemende druk zien van de wegrotting van het systeem, van de politieke structuren van de bourgeoisie in de ontwikkelde landen. Dat bleek de laatste jaren eveneens uit het verkiezingssucces van de populistische partijen in Oostenrijk en onlangs nog in Zwitserland en uit de proteststemmen tijdens het referendum over de grondwet van de Europese Unie in Frankrijk en Nederland.
Zo groeide de laatste jaren bij de Nederlandse buren het ‘ieder voor zich’ net als de proteststemmen: na de ontwrichting van het partijensysteem van de bourgeoisie door het rechtse populisme van Pim Fortuyn en zijn partij volgde er een vloedgolf van ‘links populisme’ van de voorheen maoïstische Socialistische Partij die bij de laatste verkiezingen in Nederland de derde partij werd. Ondertussen komt er een nieuw rechts populisme op met de verwoed anti-islamitische PVV van Geert Wilders en de beweging van de ex-minister van Binnenlandse Zaken, Rita Verdonk, alom bekend door haar halsstarrige politiek in verband met het asielrecht. Dat gaat zo ver dat er, bij gebrek aan stabiele traditionele partijen, er een integristische religieuze partij (de ‘Christen Unie’) nodig was om de huidige meerderheidsregering te vormen.
In België, vooral in Vlaanderen, hebben deze irrationele en middelpunt vliedende krachten zich geuit door de spectaculaire ontwikkeling van een populistische en ultra nationalistische partij, het "Vlaamsblok/belang", die de tweede politieke partij geworden is in Vlannderen, en meer recent door de opkomst van een andere populistische en poujadistische rechtse partij, de "Lijst De Decker".
Deze algemene tendens tot ontbinding wordt in België versterkt door de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de Belgische bourgeoisie, spanningen die al sinds de kunstmatige oprichting van de Belgische staat sluimeren. De draagwijdte van de ontbinding en van het ‘ieder voor zich’ in de wereld op het einde van de twintigste eeuw maakt het vinden en opleggen van een broos evenwicht tussen de regionale fracties steeds moeilijker en onzekerder, de spanningen en tegenstellingen worden steeds explosiever. En dat geldt vooral voor de Vlaamse bourgeoisie, die zich wil ontdoen van “de miljoenenput van de onrendabele Waalse industrie”.
Deze regelmatige spanningen brachten een reeks verschijnselen voort die de politiek van de Belgische bourgeoisie moeilijk beheersbaar maken:
– Er is eerst en vooral de fragmentering van het partijlandschap met, sinds het einde van de jaren 1960, de ‘communautarisering’ van de grote traditionele politieke families (de verdubbeling van de socialistische, liberale en christen-democratische partijen in een Waalse en een Vlaamse partij), het geleidelijke afkalven van de grote socialistische en christen-democratische volkspartijen die het politieke leven beheersten en de opkomst van regionalistische partijen.
– De bourgeoisie heeft geprobeerd om de regionalistische partijen uit te schakelen door ze te laten opslorpen door de traditionele partijen, maar dat is als een boemerang in haar gezicht teruggeslagen. In feite heeft deze politiek enkel een destabilisering van diezelfde traditionele partijen als gevolg gehad. Dat hebben we de laatste jaren kunnen zien bij de liberale partij van voormalig eerste minister Verhofstadt, de Vlaamse socialistische partij en nu zelfs bij de ‘winnaar’ van de verkiezingen, de christen-democratische CD&V van voormalig formateur Yves Leterme, slachtoffer van het kartel met een kleine separatistische Vlaamse formatie, de NVA.
De huidige politieke crisis is het gevolg van de verscherping van de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de Belgische bourgeoisie tegenover de verdieping van de kapitalistische wereldcrisis. Om het hoofd te kunnen bieden aan de mondialisering, vertegenwoordigen zij inderdaad uiteenlopende richtingen voor de Belgische staatspolitiek:
– De Vlaamse bourgeoisie, als vertegenwoordigster van de economisch sterkere regio en één van de meest presterende van Europa, eist een zelfstandige politiek en economische flexibiliteit om voorin het peloton te blijven door de ballast van de minder presterende regio’s tot een minimum terug te brengen. Het toekennen van belangrijkere bevoegdheden en economische hefbomen aan de regio’s zou het moeten mogelijk maken om de ‘solidariteit’ met de zwakkere regio te beperken en de financiële middelen in te zetten voor haar eigen beter presterende sectoren;
– De Franstalige bourgeoisie, die de regio vertegenwoordigt met meer economische problemen, houdt er in tegendeel aan vast om de vloed van subsidies van de centrale staat in stand te houden en om de mechanismen van de economische ‘solidariteit’ tussen de regio’s maximaal te behouden.
Zowel de verklaringen van bedrijfsleiders als gepubliceerde economische studies wijzen er evenwel op dat de belangrijkste delen van de bourgeoisie de mogelijkheid van een simpele splitsing van het land niet bekijken vanuit een rationeel standpunt. De beschikbare cijfers benadrukken dat de kosten van een dergelijke operatie voor beide partijen erg duur zou uitkomen:
– Voor Wallonië zou de splitsing rampzalig zijn: het stopzetten van subsidies en overhevelingen vanuit Vlaanderen (5,6 miljard euro) zou een onmiddellijke vermindering van 15% tot 20% van de sociale uitkeringen betekenen en een terugval van 4% van de algemene levensstandaard van de bevolking.
– Maar ook voor Vlaanderen zou de weerslag uiteindelijk negatief zijn. Zo zou het de belastingsinkomsten verliezen van 200.000 Vlamingen die momenteel in Brussel werken; het zou ook zijn belangrijkste ‘buitenlandse’ afzetmarkt verliezen voor de verbruikssector (Brussel en Wallonië), terwijl het Brussel zou moeten opgeven dat in meerderheid Franstalig is, en het zou meerdere gemeenten rond de hoofdstad moeten opgeven aan de Franstaligen. Vooral het verlies van Brussel, ‘de motor van economische groei’, zou Vlaanderen duur komen te staan.
Kortom, ook al lijkt het perspectief van een splitsing voor het ogenblik van de baan te zijn, toch gaat de krachtmeting tussen de twee fracties door en het maakt de onderhandelingen bijzonder ingewikkeld en de politieke toestand steeds verwarrender.
De IKS heeft in lengte geargumenteerd dat de ontwikkeling van de ontbinding in geen geval gunstig is voor de ontwikkeling van de klassenstrijd. De recente politieke toestand in België laat zien dat de bourgeoisie haar tegenstellingen gebruikt om de ‘publieke opnie’ te mobiliseren achter alternatieven, die allemaal even nationalistisch en patriottisch zijn. Vooral de zwakste fractie, de Franstalige bourgeoisie, voerde intensieve campagnes. Eind 2006 was er de beruchte ‘politieke fictie’ uitzending op de Franstalige televisie (RTBF) over de splitsing van België.
Onlangs werd massaal de driekleurige Belgische vlag uitgehangen en was er een betoging van 35.000 mensen in Brussel ‘voor de eenheid van het land’. De belangrijkste fracties van de Vlaamse bourgeoisie daarentegen (vooral de CD&V van voormalig formateur Leterme) voeren propaganda dat onder druk een verdergaande regionalisering zou kunnen worden opgelegd voor financieel en sociaal beheer. En de meest radicale marginale groepen (rond NVA en Vlaams belang) hebben zelfs laten verstaan dat het uur geslagen had voor de ‘eenheid van alle Vlamingen voor een onafhankelijk Vlaanderen’.
Deze campagnes in België, van ongekende hevigheid sedert de jaren 1960, laat zien hoezeer we gelijk hadden toen we vaststelden dat het proletariaat geen voordeel haalt uit de ontbinding maar dat de bourgeoisie haar problemen handig verhaalt op de arbeidersklasse. Inderdaad:
– Deze campagnes zijn verderfelijk in de mate dat ze zich specifiek richten op een centrale thematiek voor de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, de solidariteit, door die om te buigen in nationalistische en regionalistische richting: de solidariteit tussen alle Belgen, de solidariteit tussen alle Vlamingen of alle Franstaligen.
- Bovendien wordt zo de aandacht van de arbeidersklasse afgeleid van de aanvallen die over haar blijven neerdalen. Die bestaan momenteel vooral uit een ongekende verhoging van de prijzen voor benzine en stookolie, van gas en elektriciteit, net als van vele basisvoedingsproducten.
De verlengde afwezigheid van een kapitein aan het roer van de staat neigt er uiteindelijk toe om de geloofwaardigheid van de Belgische staat en de slagvaardigheid van de nationale economie aan te vreten (de winsten van de bourgeoisie) in de bikkelharde strijd om de markten op internationaal vlak. Het eindeloos rekken van de politieke crisis wekt trouwens de indruk van chaos en het opgeven van de verantwoordelijkheden om de staat te beheren op een moment dat de berichten over de stijging van de bestaanskosten (verwarming, benzine, voeding) en de daling van de levensstandaard zich opstapelen, wat de laatste tijd in de arbeidersklasse sterk bijdroeg tot een gevoel van onvrede. Het is dus allerminst verrassend om juist deze drie punten terug te vinden in de opdracht die de interim regering tot Pasen kreeg, met een ‘beperkt programma’:
– Ter verdediging van het nationaal belang, van de positie die de Belgische bourgeoisie inneemt tegenover de rivaliserende grootmachten, kreeg de regering de opdracht om het imago en de geloofwaardigheid van België in het buitenland op te krikken (ten minste tegenover de twijfel die in talrijke artikelen in de internationale pers is geuit), door het versterken van haar aanwezigheid op Europees vlak en in de internationale missies.
– Voortdurend bedreigd door de scherpe concurrentie tussen de nationale economieën op een verzadigde wereldmarkt, zal de slagvaardigheid van de bedrijven gewaarborgd moeten worden door een versterkte controle op de staatsbegroting, een grotere flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden op de arbeidsmarkt;
– Tenslotte, ook al belooft de regering enkele marginale maatregelen voor het ‘behoud van de koopkracht van de burgers’, zoals daling van accijnzen op energieverbruik en afspraken met de energie- en distributiesectoren om de prijsstijgingen in te tomen, zal het programma vooral dienen om het ‘sociaal overleg’ met de vakbondsorganisaties aan te gaan en er zo voor te zorgen dat deze volop hun rol gaan spelen van het ontmijnen van de toenemende sociale onvrede en om de arbeiders te betrekken bij ‘de inspanning van de burger ter verdediging van het nationaal belang’.
Het is duidelijk dat dit met betrekking tot de levensstandaard van de arbeiders helemaal geen ‘interim’ politiek is, dat dit helemaal geen ‘beperkte’ maatregelen zijn. De golven van aanvallen die sinds enkele jaren op ons afkomen beantwoorden eenvoudigweg aan de overlevingsbelangen van de nationale bourgeoisie om haar aandeel in de wereldmarkt en haar winsten te waarborgen. Wat ook de regering is die het tot Pasen moet rooien, wat ook haar programma moge zijn, watuit ook de communautaire twisten bestaan die ondertussen blijven opduiken, de arbeidersklasse heeft niets te verwachten van de strubbelingen binnen de burgerlijke fracties. In tegendeel, het is door haar strijd, door het versterken van algemene solidariteit in de strijd, dat alleen zij een perspectief zal kunnen ontvouwen tegenover dit wegrottende systeem.
Jos / 29.12.07
Voetnoten
(1) zie ook de "Resolutie over de internationale situatie " in de Internationale Revue nr. 130 (in het Engels, Frans en Spaans)
In augustus 2007organiseerden we een ‘discussie- en ontmoetingsdag met de IKS’ waar de deelnemers de kans kreeg om ‘vrijuit’ vragen te stellen en argumenten uit te diepen over de thema’s die hen het dichtst aan het hart liggen. Geen dag van of voor specialisten, maar waar vrijuit onder elkaar gedebatteerd werd en naar antwoorden werd gezocht op de vragen die door de huidige periode worden opgeworpen.
Het was een uitzonderlijke gelegenheid om eens uitvoeriger op de onderwerpen in te gaan of gewoon om kennis te maken met elkaar.
Het initiatief om deze dag te organiseren viel niet uit de lucht, de vele positieve reacties en de actieve deelname, vol enthousiasme, van de aanwezigen vormden het bewijs dat dit soort bijeenkomsten beantwoordt aan een behoefte die bij velen leeft: samen nadenken over de toekomst, samen zoeken, niet ieder in zijn hoekje, naar een alternatief voor deze zieltogende maatschappij waarin ecologische rampen, economische crisis, werkloosheid, oorlog en hongersnood met massa’s vluchtelingen als gevolg dagelijkse kost zijn en steeds meer toenemen. Maar ook om te leren uit de ervaringen van het verleden, uit de vele inspanningen en theoretische bijdragen, en vooral ook om een inzicht te krijgen in de dynamiek, de mechanismen, de krachten, die dit alternatief tot stand kunnen brengen. Waardoor verandert de maatschappij? Wie kan de noodzakelijke veranderingen verwezenlijken? Wie kan een krachtsverhouding opbouwen en waardoor?
Politieke discussie en debat zijn steeds de levensader geweest van de arbeidersbeweging omdat op die manier de vragen worden verduidelijkt die opgeworpen worden door de klassenstrijd en in de strijd voor het historisch alternatief: het kommunisme. Deze discussie kan echter vele vormen aannemen. Zo moedigen we bijvoorbeeld altijd mensen aan om ons te schrijven en ook zijn er internetforums. Maar vooral is het op de bijeenkomsten, zoals die van de voorbije zomer, waar directe discussie mogelijk is en waar in een echt debat vragen, antwoorden en bedenkingen elkaar opvolgen, dat de standpunten van de aanwezigen en de werkelijke vragen die door de klassenstrijd worden opgeworpen het best tot hun recht komen.
Om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de vragen die lezers en contacten stellen organiseerden we in de aanloop tot deze discussiedag een vragenlijst met een twintigtal mogelijke onderwerpen waaruit ieder er drie van de voor hem of haar meest prangende onderwerpen kon kiezen. De hierboven gegeven bekommernissen kwamen duidelijk als meest belangrijkste naar voren:
– Waar ligt de grens tussen de maatschappelijke klassen? Wie behoort waar bij? Is er een grens en hoe bepalen we die? Wat en wie is de arbeidersklasse, waarvoor staat ze?
– Wat is kommunisme en waarom is het meer dan ooit actueel? Wat is het perspectief van het kommunisme?
We vroegen aan enkele deelnemers om inleidingen voor de twee discussies voor te bereiden, en beide verrichtten zij uitstekend werk om de grondbeginselen van deze moeilijke onderwerpen over te brengen bij de aanwezigen.
In een korte inleiding werd vooral ingegaan op de bewering dat de arbeidersklasse niet meer zou bestaan en als ze toch zou bestaan niet meer in staat is een andere maatschappij te vestigen. Strijd voor verandering van de wereld zou daarom vergeefs zijn geworden. Een van de hoofdargumenten is dat het kapitalisme grote veranderingen heeft doorgemaakt en dat we nu een nieuw economisch model hebben met grote sociale veranderingen. Zo wordt de conclusie getrokken dat dit het einde is van de revolutionaire aard van de arbeidersklasse. Maar een kapitalisme zonder arbeiders bestaat niet, er is geen kapitaal zonder uitbuiting en geen onttrekking van meerwaarde zonder loonarbeid. Tenslotte werd ingegaan op de bijzondere aard van het proletariaat die tegelijkertijd uitgebuite en revolutionaire klasse is.
Onmiddellijk stak de discussie van wal, vooral door de aanwezige jongeren. Het begon met algemene vragen over wat de arbeidersklasse momenteel is en of ze nog wel bestaat. Er werd verschillende pogingen gedaan een definitie te geven. Vanaf het begin van de revolutionaire beweging, met name door Karl Marx, werd de noodzaak aan een klare definitie van de arbeidersklasse aangevoeld. Terwijl in de negentiende eeuw niemand het bestaan van klassen ontkende, werd het echter in de loop van de twintigste eeuw moeilijker om ze te onderkennen. In de discussie groeide het naar overeenstemming dat een definitie gegeven moet worden vanuit een historisch wordingsproces, dat van een kapitalistische maatschappij die volgt op een opeenvolging van andere maatschappijen, van de oudheid tot nu toe. In dit zoeken naar een definitie werden allerlei criteria geformuleerd, zoals de plaats die de arbeiders innemen in het productieproces. De arbeidersklasse heeft geen productiemiddelen in eigendom en beslist ook niet wat er geproduceerd wordt, maar ze verkoopt haar arbeidskracht en brengt op collectieve wijze de meerwaarde voort. Maar als er sprake is van de arbeidersklasse als uitgebuite klasse dan is er ook een klasse die uitbuit, de bourgeoisie.
Hier kwam de vraag naar voren wie deel uitmaakt van de arbeidersklasse en wie van de bourgeoisie? Zo werd geleidelijk aan de hand van voorbeelden een beeld gevormd van de methode die we moeten hanteren om antwoorden te vinden. Zo werd de vraag gesteld waar bedrijfsmanagers thuishoren en waar tal van vrije beroepen. Een arbeider heeft een loon, de manager een salaris die afgaat van de winst van het bedrijf waarvoor hij werkt. Of ook waartoe de boeren behoren, of onderwijzers en verplegend personeel, want, zo werd gesteld, hoewel ze geen meerwaarde produceren nemen ze toch indirect aan de productie deel door de reproductie van de arbeidskracht, dus aan het arbeidsproces als geheel.
Er werd geconcludeerd dat er geen duidelijke, definitieve scheidslijnen bestaan tussen de klassen. We kunnen geen genoegen nemen met louter sociologische en economische definities; ook het klassenbewustzijn is van belang. Wat de doorslag geeft is waar men zich bevindt op het moment van de klassenstrijd, dat deel uitmaakt van een historische dynamiek. Hiervoor werd verwezen naar voorbeelden uit de actualiteit en uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging wat de discussie een concreet beeld gaf.
De sfeer was enthousiasmerend. Er werd naar elkaar geluisterd en op elkaars vragen geantwoord, iedereen voelde zich betrokken en op verzoek werd de discussie na de middag nog even voortgezet om dan te worden besloten met een samenvatting.
Het tweede deel van de discussie begon met een grondige inleiding waarin veel werd belicht van wat kommunisme wél is en wat níet. Aanwezigen getuigden achteraf dat ze zelden een zo omvattende uiteenzetting van de hoofdlijnen van de toekomstige samenleving hoorden. De uiteenzetting is in z’n geheel op het web terug te vinden (internationalism.org). In de discussie werd er de nadruk op gelegd dat het kommunisme het resultaat is van een hele ontwikkeling van de mensheid en niet van te voren is vastgelegd. Marxisten houden zich niet enkel bezig met de vraag van de onmiddellijke strijd van de arbeidersklasse maar vooral ook met de vraag hoe de overwinning behaald kan worden en wat de voornaamste taken na de revolutie zijn.
Het kommunisme ontstaat niet vanzelf maar is het resultaat van strijd en van oriëntaties voor die strijd. Als de arbeidersklasse niet massaal tot strijd komt zal de maatschappij wegrotten en het kommunistisch perspectief verdwijnen. Na al de campagnes over de dood van het kommunisme, het verdwijnen van de arbeidersklasse en het bankroet van het marxisme leeft de strijd echter weer op.
Over de noodzaak van het kommunisme waren er weinig vragen. In tegenstelling daartoe waren er heel veel vragen over de mogelijkheid ervan. Dat laat zien dat er een zekere bewustwording is over de noodzaak van een andere maatschappij, maar dat er veel twijfels zijn of de omstandigheden bestaan waarin de arbeidersklasse tot succesvolle strijd kan en komen. Bij de vraag naar de mogelijkheid van het kommunisme werd tevens de vraag van de menselijke aard opgeworpen. Een deelnemer bracht naar voren dat het kommunisme de verwerkelijking is van de menselijke aard maar dat dit niet hetzelfde is als wat eigen is aan de mens wat tot interessante bedenkingen aanleiding gaf. Een andere vraag die de aanwezigen bezighield was: hoe kan de arbeidersklasse strijd leveren tegen de bourgeoisie, rekening houdend met alle middelen die deze ter beschikking heeft?
Dat kan de arbeiders een gevoel van onmacht geven. Zelfs met duizenden tegelijk in staking gaan blijft weinig in verhouding tot de geweldige omvang van de taak en zo wordt het probleem gesteld van de obstakels die de bourgeoisie opwerpt en de krachtsverhouding. Het gaat er om te weten of de arbeidersklasse bondgenoten moet zoeken zoals bijvoorbeeld de boerenmassa’s in de perifere landen. Er bleven nog heel veel andere punten onaangeroerd zoals dat van de cultuur, de menselijke betrekkingen, de man-vrouw-verhouding, de dictatuur van het proletariaat en andere, meer praktische vragen rond de overgangsperiode van kapitalisme naar kommunisme.
Zoals we al zeiden zijn de aanwezigen niet de enigen die zich dergelijke vragen stellen. In een artikel over ons laatste Internationaal Congres stelden we vast dat er een nieuwe generatie van revolutionairen opkomt (zie Wereldrevolutie, nr. 102). Het volstaat te kijken naar de vele debatten in beperkte kring of op het internet, naar de correspondentie die we ontvangen van mensen die voor het eerst contact met ons opnemen, naar de discussies met allerlei nieuwe groepen, of mensen die we ontmoeten bij vergaderingen en demonstraties. Dat alles getuigt van een toenemend aantal mensen in alle uithoeken van de planeet die zich fundamentele vragen stellen over de aard van de kapitalistische maatschappij en willen debatteren over de manier waarop een alternatief gevestigd kan worden. Als organisatie willen we aan dit proces bijdragen overal en zoveel als we kunnen, met de middelen die ons ter beschikking staan. Dergelijk debat, zo werd er in de conclusie benadrukt, is een uiting van de klassenstrijd. Klassenstrijd is niet enkel strijd op het onmiddellijke vlak maar ook een politieke strijd ter verheldering.
Het resultaat van deze discussiedag is bemoedigend: mensen die elkaar voordien niet kenden traden elkaar met open geest tegemoet, luisterden naar elkaar en antwoorden op elkaar. Deelnemers uit drie landen van verschillende generaties kwamen bijeen en discussieerden in drie talen, een praktische uiting van het internationalisme dat we in onze vaandel voeren, heel anders dan volgens de ongelijkheidbeginselen van de bourgeoisie. Wat hier op kleine schaal gebeurde legde getuigenis af van het veel grotere vermogen dat de arbeidersklasse gezamenlijk kan ontwikkelen. De strijd maakt inderdaad energie vrij en niet altijd voor mogelijk gehouden creatieve vermogens. Deze discussie- en ontmoetingsdag wierp een blik op wat het proletariaat is en waartoe het in staat is.
Wij vroegen aan het eind van de vergadering uitvoerig naar de reactie van deelnemers – ze waren allemaal enthousiast. Een van de deelnemers verwoorde het zo: "veel jongeren hier zijn er zich wellicht niet van bewust maar het is jaren geleden dat ik nog überhaupt een discussie over het kommunisme heb meegemaakt, en dat doet werkelijk deugd! Nergens wordt er nog over het kommunisme gedebateerd. Dit vraagt om een vervolg!" Al in informele besprekingen na de vergadering werden er voorstellen gedaan voor toekomstige onderwerpen. Nu wordt het tijd om wat meer concrete terugkoppeling van de deelnemers te krijgen voor de volgende dag in de zomer van 2008. Gezien het succes van deze dag zouden we die immers willen herhalen en als het kan verbreden naar nog meer deelnemers. Daarom vragen we de kameraden die willen bijdragen om contact met ons op te nemen. De inleidingen en samenvattingen van de dag van 2007 worden ook op onze website gepubliceerd.
IKS / 16.01.07
16 November: De huidige staking van de machinisten in Duitsland is een groots voorbeeld van de toegenomen strijdbaarheid en strijdwil van de arbeidersklasse. Al zeven maanden zwelt nu het conflict aan rond looneisen van de machinisten en een deel van het treinpersoneel. Al zeven maanden proberen de Duitse Spoorwegen (Deutsche Bahn) om met dreigementen, met represailles en krachtpatserij de personeelsleden te intimideren.
Al zeven maanden maken de media stemming tegen de stakers. Al zeven maanden proberen gerecht en politici om diegenen die zich verzetten, het staken te verbieden of het hen af te raden. Al zeven maanden voeren de vakbonden die niet aan de staking deelnemen hetze tegen de strijdenden, en dat op een manier, die op het gebied van vijandigheid en verachting alles in de schaduw stelt, wat de werkgevers en de politici toe nog toe hebben uitgehaald. Al zeven maanden probeert de GDL (Duitse machinistenvakbond) de strijdbaarheid van de machinisten af te remmen, ze tot symbolische actie te beperken, waarbij deze nauwelijks een gelegenheid voorbij laat gaan om te betreuren, dat het er voor de GDL in de eerste plaats niet gaat over loonsverhogingen of arbeidsvoorwaarden van de machinisten, maar om het recht van een eigen vakbond, die afzonderlijke CAO’s kan afsluiten.
Maar de spoorweglieden hebben zich niet murw laten maken. Nu, na zeven maanden, hebben ze de grootste spoorwegstaking uit de naoorlogse geschiedenis van Duitsland op gang gebracht. Drie dagen lang werd het goederenverkeer gestaakt, twee dagen lang het personenvervoer in heel Duitsland. De gevolgen: één derde van alle lange afstandstreinen en de helft van alle regionale treinen vielen uit. In het oosten reed slechts 10% van de treinen. In de zeehavens begonnen de containers zich op te stapelen, en bij Audi in Brussel lag de lopende band stil omdat onderdelen uit Slowakije in het oosten van Duitsland bleven.
Toegegeven: de verwachte ‘grote chaos’ bleef uit. Geen wonder! De chaos die was aangericht, was het werk van slechts 6.000 machinisten en begeleiders, terwijl de leden van de andere vakbonden door hun zogenaamde belangenverdediging afgehouden werden van de staking, terwijl het treinpersoneel dat nog als ambtenaar werkt, moest vrezen voor de zwaarste represailles van ‘vadertje staat’ als ze aan de staking zouden deelnemen.
Het belangrijkste van deze staking – en uiteindelijk van iedere staking – is niet de mate waarin die chaos veroorzaakt, maar de mate waarin hij in staat is een perspectief te bieden tegenover de chaos waarin het kapitalisme de mensheid heeft gestort.
De staking bij de Duitse spoorwegen heeft niet enkel de strijdwil van de loonafhankelijken aangetoond, hij liet de strijdvaardigheid van onze hele klasse zien. Hij heeft de hele maatschappij er weer aan herinnerd dat wij in een klassenmaatschappij leven, waarin alles afhangt van de arbeid van de rechteloze, eigendomsloze werkende bevolking. De vertwijfelde toestand van de spoorweglieden, die ze er toe dwingt zich te verweren, maakt duidelijk dat deze klasse van de maatschappij niet alleen slecht behandeld wordt maar ook uitgebuit. Tegelijk laat hij ook de potentiële macht van deze klasse zien, die voortkomt uit het feit dat de loonafhankelijken door hun arbeid de hele maatschappij op hun schouders torsen.
Bovendien zijn deze producenten niet van elkaar gescheiden, maar met elkaar verbonden door de productie, het transport en de maatschappij. Na de val van de Berlijnse Muur gold: Het idee van de klassenmaatschappij, van de klassenstrijd, van het socialisme, stamde uit een arbeidersbeweging van de negentiende eeuw – met één woord: de ideeën van het marxisme – zouden dood en begraven zijn, leve de klasseloze prestatiemaatschappij. Nu begint het voor velen te dagen: wij leven in een klassenmaatschappij. De klassenstrijd leeft.
De levende klassenstrijd van de spoorweglieden is ook daarom zo belangrijk, omdat door de afhankelijkheid van de moderne maatschappij van haar transportmiddelen, deze staking niet doodgezwegen kon worden. Iedereen wordt er door geraakt. Iedereen voelt zich genoodzaakt om stelling te nemen. Zo draagt deze strijd er in niet geringe mate toe bij om de sociale stemming in de maatschappij te veranderen. Daarbij zijn er twee gegevens van bijzonder belang.
De arbeidersstrijd is internationaal
Toevallig werd er in Duitsland en Frankrijk bij het spoor tegelijk gestaakt. Dat het links van de Rijn ging om pensioenen, rechts van de Rijn om lonen en arbeidsvoorwaarden, toon alleen aan hoe omvattend de aanvallen van het kapitaal vandaag zijn. Maar de gelijktijdigheid van de stakingen laat vooral zien dat de strijd van de arbeidersklasse werkelijk internationaal is, zoals het Manifest van de Kommunistische Partij van Marx en Engels het ooit formuleerde (“Proletariërs aller landen verenigt U”). In Duitsland probeert de GDL de toestand van de spoorweglieden in Duitsland als uitzondering voor te stellen. De lonen van de machinisten bij de Duitse Spoorwegen zouden in vergelijking met Europa schrikwekkend laag zijn. Vandaar dat men deze bedrijfstak bijzondere toeslagen zou kunnen toekennen, zonder daarbij de algemene noodzaak te betwijfelen om de loonafhankelijke de broekriem te laten aanhalen. In Frankrijk daarentegen beweerde de regering Sarkozy, dat de Franse spoorweglieden een bevoorrechte minderheid zouden zijn, die men rustig kon aanmanen om tot aan hun pensioen langer te werken. Maar juist de internationale omvang van de klassenstrijd maakt duidelijk hoe alle arbeiders wereldwijd met dezelfde verregaande maatregelen geconfronteerd worden.
Het geheim van de arbeidersstrijd ligt in de solidariteit
Anderzijds is de populariteit van de staking bij de Duitse spoorwegen onder de bevolking aanzienlijk. De mediameesters zelf zijn ontzet over dit feit. Hoe kan het toch dat een kleine groep, die wezenlijke uit maar één beroepstak bestaat, naar men beweerd, loonsverhogingen tot aan 31% eist, en daartoe een staking organiseert die de werkende bevolking, vooral de forenzen, treft – en daarbij ook nog zo zoveel sympathie krijgt? Op de derde stakingsdag gaf een spoedenquêtes door de ARD (Duitse radio en televisie) aan dat 61% van de ondervraagden instemde met de staking, ondanks alle last en hetze van de heersende klasse!
Aangesproken op dit raadsel gaf de redactiechef van de Duitse staatstelevisie, de ARD, afdeling politiek, het volgende antwoord: “De stemming onder de bevolking is de laatste jaren ‘omgeslagen’. Tot zover werd de noodzakelijkheid van de ‘loonmatiging’ aanvaard, ook al was het met tegenzin. Ondertussen is er echter een wijdverspreide ergernis ontstaan en een ‘gevoel van ongerechtigheid’ ten overstaan van de toenemende kloof tussen arm en rijk. Men juichte de staking van de spoorweglieden derhalve toe omdat men deze als het ware als voorvechters beschouwt, die men zelf het liefst zou navolgen. En terwijl de ‘politiek’ reeds langer een algemene en groeiende afkeuring had ervaren tegenover de aanvallen op de sociale voorzieningen voor de werklozen (die ze nu door middel van kleine corrigerende maatregelen probeert te paaien), heeft men tot op heden onderschat hebben hoe groot de onvrede is geworden, vooral ten opzichte van de loonontwikkeling van de laatste jaren.”
De goede man heeft gelijk. Juist hier ligt het brandpunt van de staking: dat wat vele commentatoren de paradox van de strijd van de spoorweglieden hebben genoemd. De GDL, als organisator van de staking, propageert openlijk het afzien van de solidariteit binnen de arbeidersklasse. Iedere beroepscategorie moet op zichzelf strijd voeren. Het staat voor een trend die in het naoorlogse Duitsland relatief nieuw is, maar internationaal overvloedig bekend is: de trend naar sectorale vakbonden. Na de vereniging Cockpit voor de piloten en de Marburgse bond voor kliniekartsen komt nu de GDL op de proppen, met de belofte van een hemel op aarde voor de machinisten. Hun motto, dat open en bloot wordt uitgebazuind, luidt: “Wat de andere beroepen betreft, dat gaat ons niks aan!” De eenheidsvakbonden de DGB, op hun beurt hitsen, in naam van ‘éénheid’ en ‘solidariteit’, op tegen de stakende piloten, kliniekartsen of machinisten en schelden ze uit voor ‘bevoorrechten’, ja voor vijanden van de andere beroepsgroepen. Wat er achter deze trend naar sectorale vakbonden schuilgaat is het volgende. Enerzijds probeert men de arbeiders die zich in hele drommen afkeren van de bestaande vakbonden op te vangen in ‘alternatieve’ vakbonden, opdat de arbeidersklasse niet opnieuw zou beginnen, zoals in de jaren na 1968, om zelfstandig en zelfgeorganiseerd te strijden.
Tegelijk wil men de loonafhankelijke voor de valse keuze plaatsen van inlijving bij de sociaal-democratische éénheidsvakbonden enerzijds of anderzijds bij de geïsoleerde niet solidaire acties onder regie van de sectorale vakbonden. Dat de SPD en de DGB knorrig reageren op de nieuwe macht van de sectorale vakbonden, omdat ze leiden tot een verzwakking van de eigen macht en voorrechten binnen het staatsapparaat, verandert niets aan het feit dat deze valse keuze tussen twee vakbondsvormen, de gehele heersende klasse ten goede komt in haar strijd tegen de arbeidersklasse. Het verleent in tegendeel deze keuze – en momenteel vooral dat van de sectorale vakbond – extra geloofwaardigheid.
Dat de heersende klasse met deze houding succes kan boeken bewijst de opkomst van de GDL. Als men echter nauwkeuriger toekijkt, dan merkt men de werkende bevolking niet wordt gedreven door de droom van los van elkaar strijdende beroepsgroepen – wat voor de arbeiders een nachtmerrie zou zijn. Achter de staking van de spoorweglieden tekent zich een groeiend gevoel af van arbeiderssolidariteit. Alleen het feit dat niet enkel de machinisten, maar ook de treinbegeleiders overgingen naar de machinistenvakbond, toont aan dat het er bij de betrokkenen niet gaat om beroepsverwaandheid, maar om een zoeken naar alternatieven voor de bestaande vakbonden. En de sympathie voor de spoorwegstaking onder de bevolking toont hetzelfde. Wat de arbeidersklasse nog onzeker en tastend zoekt, zal zij niet vinden bij (om het even welke) vakbond, maar wel in de gemeenschappelijke, solidaire strijd.
Dit aftasten, dit potentieel achter het verzet tegen de kapitalistische aanvallen, mag de ogen niet sluiten voor het feit dat de strijdende spoorweglieden door de vakbonden in een tactisch isolement zijn gedreven. Zij moeten nu, zonder de grote meerderheid van de collega’s bij het Duitse spoor, geïsoleerd en afgeschermd van andere delen van hun klasse, hun strijd uitvechten. Het komt er nu op aan om initiatieven te ontwikkelen, om aan dit isolement het hoofd te bieden, doordat men in gesprek gaat met andere spoorwegbeambten, doordat men de werkende bevolking niet langer beschouwt als ‘treinklanten’, zoals de GDL dat doet, maar als medestrijders, die als loonafhankelijken allen dezelfde belangen hebben.
De spontane sympathie van de bevolking toont aan hoe volkomen fout het zou zijn om de strijd tegen de hongerlonen en slechte arbeidsvoorwaarden als een bijzonderheid van het spoor te op te vatten. Wanneer de heersenden de laatste weken geleerd hebben om bang te worden voor de strijd van de spoorweglieden en zij er nu niet langer mee dreigen om een stakingsverbod af te kondigen, dan is dat vooral omdat ze weten dat zich daarachter een algemene ontevredenheid van de arbeidersklasse ophoopt.
Bovendien moet men waakzaam zijn voor wat de ‘tariefrondes’ aan ‘oplossingen’ bekokstoven op kosten van de betrokkenen.
Voor de gehele arbeidersklasse komt het er op aan een voorbeeld te nemen aan de strijdvaardigheid van de spoorweglieden, opdat er uit een geïsoleerde botsing geleidelijk een meer algemene en solidaire strijd zou kunnen ontstaan.
IKS / 16.11.2007
Scholieren en studenten beginnen zich te roeren, niet alleen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk en bijvoorbeeld Griekenland. Het gaat niet meer om een ‘studentenbeweging’ zoals we die gekend hebben in de jaren 1960 en 1970; nu zijn het arbeiderskinderen die de boventoon voeren omdat ze hun toekomst bedreigd zien. Dat geeft een heel ander vooruitzicht aan de beweging, die dan ook niet is afgelopen, maar die enkel een eerste slag heeft geleverd. Scholieren en studenten beginnen zich te roeren, niet alleen in Nederland, maar ook in België, Frankrijk en bijvoorbeeld Griekenland. Het gaat niet meer om een ‘studentenbeweging’ zoals we die gekend hebben in de jaren 1960 en 1970; nu zijn het arbeiderskinderen die de boventoon voeren omdat ze hun toekomst bedreigd zien. Dat geeft een heel ander vooruitzicht aan de beweging, die dan ook niet is afgelopen, maar die enkel een eerste slag heeft geleverd.
In de loop van november 2007 ontstaat door heel Nederland spontaan scholierenverzet zoals het niet meer was gezien sinds de jaren 1970. Het begint geheel spontaan, met discussie onder leerlingen waarbij allerlei ideeën worden geopperd en tegen elkaar afgewogen. De achtergrond ervan bestaat uit de algemene onvrede over de kwaliteit van het onderwijs en het uitzicht op werk dat er met de behaalde diploma’s wordt geboden.
Er is een lerarentekort door onderbetaling in het onderwijs, met de al legendarische gymleraar die uren wiskunde geeft als voorbeeld; de regering denkt dat op te lossen door de BAPO-regeling af te bouwen, zodat die voor leraren pas begint bij 60 in plaats van bij 52 jaar. Basisscholen dreigen ook hun conciërges kwijt te raken waartegen schoolleiders in Amsterdam op 8 november al wordt gedemonstreerd. Veel leerlingen eindigen niet meer een volledig diploma, maar alleen met deelcertificaten, en de scholen leiden welbewust steeds meer op voor een arbeidsmarkt die liefst laag-geschoolde, deeltijdse en onderbetaalde werkenden in dienst neemt met losse contracten. In het onderwijs is het fusies en rationalisaties alom. Ook ontstaat er steeds meer onderwijs op twee snelheden: kwaliteitsonderwijs voor wie ouders heeft die het kunnen betalen, en vuilnisbakkenonderwijs voor de rest. De onmiddellijke aanleiding voor de bredere beweging wordt uiteindelijk gevormd door het handhaven van 1040-lesurennorm, die door geen school wordt gehaald en die leidt tot de ‘ophokplicht’ van leerlingen in zinloze uren waarin er geen les wordt gegeven maar de leerlingen wél aanwezig dienen te zijn om spijbel-boetes te ontlopen.
Op vrijdag 23 november komen er naar schatting 20.000 leerlingen door heel het land op de been; de oproep daartoe wordt verspreid via msn-messenger, e-mail en sms-berichten. Op dinsdag 26 november herhaalt dit zich in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Lelystad, Leiden, Breda, Alkmaar, Bussum, Arnhem, Ede en Zwolle en andere plaatsen. Daarbij wordt er volop door de leerlingen gedebatteerd, ook met docenten, ouders en schoolleidingen, waarvan er velen steun betuigen.
De eerste reactie van de media bestaat er uit de scholieren met gewelddadigheden in verband te brengen: hier en daar was er met eieren, tomaten en vuurwerk gegooid; er zou ook ‘straatmeubilair’ zijn vernield. De politie treedt hard op in onder andere Middelburg, Amsterdam, Arnhem en Ede. Natuurlijk zijn er wat ‘relschoppers’, maar deze nieuwe generatie wordt er juist door gekenmerkt instinctief een directe confrontatie met de politie uit de weg gaat; het is veeleer de politie die de confrontatie provoceert. Het CDA steekt een beschuldigende vinger uit naar het LAKS (Landelijk Actie Komitee Scholieren) en naar Dwars, de jongerenorganisatie van Groen Links.
Maar het LAKS (Landelijk Actie Komitee Scholieren) wees al deze acties af en ook Dwars was meer dan gematigd. Er werd vooral opgeroepen het spoeddebat in de Tweede Kamer van woensdag 28 november af te wachten, terwijl alleen ‘ludieke’ acties steun zouden verdienen, zoals... het op school verschijnen in carnavalspakken.
Het LAKS wierp zichzelf steeds meer op als enige ‘erkende leiding’ hoewel het nauwelijks zeventig leerlingen bij elkaar kon brengen toen er al duizenden in actie waren en op verreweg de meeste scholen is het LAKS niet eens vertegenwoordigd. Tenslotte probeerde het LAKS ook een alleenrecht op de communicatie tussen de leerlingen te verwerven via haar website en waarschuwde het tegen msn- en sms-oproepen die niet van haar afkomstig waren. Leerplichtambtenaren gaven te kennen dat de afwezigheid van leerlingen op de scholen tijdens de demonstratie alleen door de vingers zou worden gezien als het LAKS de demonstratie organiseerde terwijl de onderwijsbonden van CNV en FNV het LAKS ‘goede raad’ gaven en logistieke steun verleenden om alles ‘in goede banen’ te leiden en vooral onder controle te houden.
Voor 30 november organiseerde het LAKS een demonstratie die eerst was aangekondigd voor het Malieveld in Den Haag en vervolgens werd verplaatst naar het Museumplein in Amsterdam. Sommige schoolleidingen steunden door bussen in te zetten, andere verboden deelname door afwezigheid van school als spijbelen aan te merken. Zo werd de beweging al opgebroken. Er zouden ook identiteitscontroles plaatsvinden en in de pers werd veel geweld aangekondigd, zowel van de kant van scholieren als van die van de politie. Zo werd het net zo oninteressant gemaakt als afschrikwekkend. Desondanks waren er volgens de politie zo’n 15.000 demonstranten.
En zelfs op weg naar de LAKS-demonstratie werd er in treinen en bussen nog volop gedebatteerd; het was zeker géén makke bedoening van leerlingen die niet eens wisten waarvoor ze demonstreerden zoals in de pers is beweerd. Maar aangekomen op het Museumplein werden de leerlingen zoetgehouden met nietszeggende toespraken, met harde muziek die massale discussie onmogelijk maakte. De intimiderende aanwezigheid van politie, met waterkanon en een aanzienlijk aantal arrestaties van scholieren wegens het gooien van wat vuurwerk, gesecondeerd door een eigen ordedienst van het LAKS, maakten gedachtenuitwisseling tussen alle aanwezigen nog verder tot een illusie. Minister Ronald Plasterk noch staatssecretaris Marja van Bijsterveld van OCW vonden het niet eens nodig om op te dagen en de meeste leerlingen wisten vervolgens niet goed meer wat ze op het Museumplein waren komen doen. Maar op de internet discussie-site van het LAKS (https://www.laks.nl [4]) betoonden leerlingen zich heel kritisch:
“Wachten, wachten, wachten... Dat is het enige dat de Nederlandse scholier tegenwoordig nog doet. Wachten tot er weer een ‘zinnig’ lesuur komt, wachten tot er weer een staking komt, wachten tot de les voorbij is en wachten op resultaten! Zoals we allemaal wel weten was het ‘spoeddebat’ maar een manier om de leerlingen rustig te houden...” “Het LAKS laat zich voor het karretje van de regering spannen door niet meer op te roepen tot acties [...] zo vermoord je het hele momentum, de hele beweging die is opgebouwd. Na de veel te laat aangekondigde demonstratie in Den Haag (specifiek erop gericht om niet te veel mensen naar Den Haag te laten komen), het verplaatsen van de demonstratie van Den Haag (specifiek erop gericht een daadwerkelijke confrontatie met de regering aangegaan [bedoeld: te voorkomen]) tekent dit het LAKS.” “De scholieren moeten zichzelf organiseren, van het LAKS valt niets meer te verwachten.” “Waarom geen staking met alle docenten, leerlingen en misschien ouders die het er niet mee eens zijn?”
Wat kunnen we concluderen? Dat het vaststellen van de plaats en het moment van de actie niet kan worden overlaten aan als het LAK die beweren de belangen van bepaalde afzonderlijke bevolkingsgroepen te verdedigen maar die actie juist uitstellen tot het gunstigste moment voorbij is, als tentamens en examens naderen; en die actie organiseren op een plaats en in omstandigheden die massale gedachtenuitwisseling hoegenaamd onmogelijk maken en verdere uitbreiding van de beweging naar bijvoorbeeld leraren, ander schoolpersoneel, ouders, en meer in het algemeen naar werkenden en werkzoekenden die met precies dezelfde problemen kampen: toenemende bestaansonzekerheid. In de strijd worden diezelfde belangen juist duidelijk.
Dat is wel degelijk mogelijk, zoals bleek uit de beweging tegen de startbaancontracten in Frankrijk, waarin precies dezelfde spontaniteit aan de dag werd gelegd ten opzichte van eenzelfde onvrede. Er werden algemene vergaderingen georganiseerd op campussen en schoolpleinen, er werden delegaties naar elkaars vergaderingen gestuurd, er werden pamfletten verspreid bij het openbaar vervoer om op te roepen tot solidariteit. Het waren de scholieren en studenten die zo hun eigen beweging organiseerden en uitbreidden. Het Franse decreet werd ingetrokken, en een vergelijkbaar decreet in Duitsland werd van de tafel gehaald uit angst voor eenzelfde beweging nog voordat er ook maar iets was gebeurd.
Ondertussen blijft het nodig te debatteren, van gedachten te wisselen, de oorzaken van de problemen en onvrede te begrijpen. Dat kan een grondslag leggen voor een nog breder en krachtiger beweging. Door lering te trekken uit de voorbije beweging wordt de volgende voorbereid.
Manus / 08.01.2007
Voetnoten
Zie ook ons artikel in Internationalisme, nr. 335 over de studentenbetoging in Brussel; de talrijke artikelen over de anti-CPE (startbaancontract) beweging in Frankrijk op onze website en de bijlage over de strijd van de studenten in Frankrijk bij Wereldrevolutie, nr. 112.
Wij publiceren een pamflet dat door onze afdeling in Groot-Britanië op 24 april uitgedeeld is tijdens de algemene staking van de leerkrachten. Het toont overduidelijk aan dat de problemen en de arbeidersstrijd die we in belgië meemaken in alle europese landen op de dagorde staan.
Voor eenheid in de strijd
Op 24 april zullen 250.000 leraren en onderwijzers een ééndags-staking houden tegen het laatste loonbod van de regering. Ander personeel uit het onderwijs, ambtenaren en gemeentearbeiders sluiten zich daar bij aan. In een groot aantal steden worden betogingen en bijeenkomsten gehouden.
Er zijn zeker goede redenen om in actie te komen, niet alleen in deze sectoren, maar in de hele arbeidersklasse:
Al deze en vele andere aanvallen op de levensomstandigheden worden onder toezicht van of direct opgelegd door niet alleen afzonderlijke ondernemers maar door de staat, zowel op nationaal als plaatselijk vlak. Geconfronteerd met een verscherpende economische crisis die duidelijk van globaal karakter is ontmaskerd de nationale staat zichzelf steeds meer als de enige kracht die in staat is de maatregelen te nemen die voor het kapitalistische systeem noodzakelijk zijn: het verlagen van de loonkosten om markten te behouden en winsten veilig te stellen. Vandaar dat de staat bankroete banken in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten op de been houdt, terwijl hij arbeiders ‘loonmatiging’ oplegt, nieuwe wetten aanneemt om in de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs te kappen (anders gezegd, verslechtering van de levensomstandigheden), en komen er nieuwe wetten om de pensioenen te verlagen en ons arbeidsleven te verlengen. En omdat economische concurrentie leidt tot militaire concurrentie, zoals in de Balkan, Afghanistan of Irak, is het ook de staat die de sociale welvaart op grote schaal ombuigt in de richting van de wapenindustrie en oorlogsvoering.
Deze politiek is niet het gevolg van kwaadaardige enkelingen of van bepaalde regeringspartijen. Rechtse zowel als linkse regeringen voeren fundamenteel dezelfde politiek. In Noord-Amerika verheerlijkt de regering Bush het vrije ondernemerschap en houdt het toezicht op een economie waarin 28 miljoen voedselbonnen nodig zijn om te overleven. In Zuid-Amerika veroordeelt Chávez Bush, heeft hij het over ‘socialisme van de 21ste eeuw’ – en zet hij bendes ‘Bolivariaanse revolutionairen’ in om stakende staalarbeiders te onderdrukken.
Geconfronteerd met deze gecentraliseerde, door de staat uitgevoerde aanval op hun arbeids- en levensomstandigheden hebben arbeiders overal dezelfde belangen: verzet tegen loonsdalingen en ontslagen, te reageren op de afbraak van hun uitkeringen. Maar ze kunnen dat niet doen door afzonderlijk de strijd aan te gaan, per sector of bedrijf. Geconfronteerd met de macht van de kapitalistische staat moet zij een eigen macht opbouwen, gebaseerd op hun eenheid en solidariteit over allen verdelingen heen van bedrijfstakken, vakbonden of nationaliteit.
Na jaren van versplintering en wanorde zijn de arbeiders nog maar net begonnen om in de praktijk te herontdekken wat eenheid en solidariteit betekenen. Ze moeten elke gelegenheid te baat nemen om deze algemene beginselen in de praktijk te brengen. Als de vakbonden oproepen tot stakingen en demonstraties rond zaken die hen onmiddellijkraken, zoals op 24 april, dan dienen arbeiders zo massaal mogelijk te reageren – door naar massabijeenkomsten te gaan, zich bij demonstraties aan te sluiten, deel te nemen aan poortblokkades, te debatteren en ideeën uit te wisselen met arbeiders uit andere bedrijven en bedrijfstakken.
Maar pas op: de vakbonden, die zichzelf voordoen als vertegenwoordigers van de arbeiders, dienen er in werkelijkheid toe ons verdeeld te houden. Dat wordt nergens duidelijker dan in de onderwijswereld. De staking op 24 april betreft leden van de NUT in lager- en middelbaar onderwijs. Het betreft niet de leraren in het hoger onderwijs die ‘andere’ bazen hebben. Ook worden leraren van andere vakbonden er niet in betrokken, zoals van de NAS/UWT die beweert dat het niet over loon gaat, maar over werkdruk. Net zo min worden duizenden werkenden in het onderwijs die geen les geven er in betrokken, zoals assistenten, onderhoudspersoneel, schoonmakers, kantinepersoneel enzovoort, hoewel die eveneens reden tot klagen hebben. En hoewel de NUT nu harde taal gebruikt riep het in 2006, toen veel van dit personeel in staking ging, op om zich daarbij niet aan te sluiten.
Hetzelfde verhaal geldt bij de ambtenarij, bij de gemeentelijke diensten, bij de metro en de spoorwegen, en heel veel andere bedrijfstakken waar arbeiders verdeel worden over verschillende categorieën en vakbonden. De Britse staat heeft het allang onwettig gemaakt dat wie voor verschillende ondernemers werken uit solidariteit met elkaar in staking gaan. Door arbeiders aan deze wetten te houden voeren de vakbonden het werk van de staat op de bedrijfsvloer uit. Datzelfde geldt voor de wetten waardoor het de arbeiders verboden wordt om in massabijeenkomsten over stakingsacties te beslissen. Met het gedaas over vakbondsstemmingen worden de handen van de arbeiders op hun rug gebonden en wordt er voorkomen dat ze beslissingen nemen als één collectieve kracht.
Daaruit volgt dat als we zo’n macht willen opbouwen we de strijd in eigen hand moeten nemen en niet overlaten aan de vakbonds-‘specialisten’. Gemeentelijke arbeiders in Birmingham stemden in een massabijeenkomst voor deelname aan de stakingen rond 24 april. Dat is een voorbeeld om te volgen: we hebben bijeenkomsten nodig in alle bedrijven waar alle arbeiders, al dan niet vakbondslid en van alle vakbonden, deelnemen aan de besluitvorming. En we dienen er op aan te dringen dat besluiten die in massabijeenkomsten worden genomen bindend zijn, niet afhankelijk van vakbondsverkiezingen, besloten bijeenkomsten of vakbondsvertegenwoordigers.
Eenheid op de werkvloer is onverbreekbaar verbonden aan het opbouwen van eenheid met arbeiders van andere bedrijven en bedrijfstakken, of we dat nu doen door het sturen van delegaties naar hun bijeenkomsten, door deel te nemen aan hun poortblokkades of door tezamen te komen bij manifestaties en demonstraties.
Alle arbeiders oproepen gezamenlijk bijeen te komen, te staken en te demonstreren voor gezamenlijke eisen is natuurlijk ‘onwettig’ voor een straat die de ware klassensolidariteit buiten de wet wil stellen. Dit kan in het begin afschrikwekkend lijken, een al te grote stap. Maar het is precies die stap van de dingen in eigen hand nemen en zich te verenigen met andere arbeiders waaruit we vertrouwen en moed kunnen putten om de strijd voort te zetten.
En gezien het onheilspellende vooruitzicht dat het wereldwijde kapitalistische systeem ons biedt – een toekomst van crisis, oorlog en ecologische rampen – is er geen twijfel dat de strijd moet voortgaan. Hij moet vertrekken van de verdediging van onze fundamentele levensomstandigheden om deze hele sociale orde ter discussie te stellen en uit te dagen.
Amos / 05.04.2008
Op 26 maart vond een discussie plaats te Antwerpen naar aanleiding van de 5 jaar oorlog in Irak op initiatief van enkele jongeren. Iedereen was welkom om mee te discussiëren en visies te delen omtrent de oorzaken van de oorlogen die de wereld maar niet lijken te verlaten. De bedoeling was zoals op de uitnodiging te lezen viel “een vrije discussie te houden, waar oprecht wordt gezocht naar antwoorden”. De IKS steunt dit iniatief. Op 26 maart vond een discussie plaats te Antwerpen naar aanleiding van de vijf jaar oorlog in Irak op initiatief van enkele jongeren. Iedereen was welkom om mee te discussiëren en visies te delen omtrent de oorzaken van de oorlogen die de wereld maar niet lijken te verlaten. De bedoeling was zoals op de uitnodiging te lezen viel “een vrije discussie te houden, waar oprecht wordt gezocht naar antwoorden”. De IKS steunt dit iniatief.
De inleiding en de discussie bevestigen andermaal de stelling van ons laatste Internationaal Congres waar we vaststelden dat er een nieuwe generatie van revolutionairen opkomt. Een toenemend aantal mensen in alle uithoeken van de planeet stellen zich dezelfde fundamentele vragen over de aard van de kapitalistische maatschappij en willen debatteren over de manier waarop een alternatief gevestigd kan worden. Als organisatie willen we aan dit proces bijdragen overal en zoveel als we kunnen, met de middelen die ons ter beschikking staan. We publiceren hier de inleiding en een korte synthese van het debat dat volgde dat we van een der iniatiefnemers ontvingen.
Naar aanleiding van de vijf jaar oorlog in Irak houden we vandaag een discussieavond over de oorlogen die deze wereld teisteren en waar geen eind aan lijkt te komen. In de eerste plaats denken we aan de oorlog in Irak, maar ook die in Afghanistan, Israël-Palestina, Sudan, Tsjaad, Congo, Somalië, Kenya, Tsjetsjenië en onlangs nog de spanningen tussen Venezuela, Ecuador en Colombia. Voor de discussie van vanavond vertrekken we van de situatie in Irak, maar het is niet uitgesloten dat die andere ook aan bod komen. We kunnen ons bijv. de vraag stellen of er een verband bestaat tussen deze oorlogen en of er een gemeenschappelijke voedingsbodem voor deze oorlogen is.
Ik begin met een kleine schets van de toestand vandaag in Irak, om toch maar niet te vergeten wat deze oorlog concreet is: 94.000 doden, 4,4 miljoen vluchtelingen, 3000 miljard $ aan militaire kosten, vernieling van elektriciteit- en watervoorzieningen, rampzalige gezondheidszorg, ‘elke dag’ wel een aanslag (bijv. midden maart blies een vrouw zich op en maakte tientallen doden en gewonden), elke buurt in Bagdad weerspiegelt de militie waardoor ze wordt gecontroleerd, corruptie alom (bijv. verkopers moeten Iraakse legerposten omkopen als ze hun goederen aanvoeren “We zijn er slechter aan toe dan de mensen in Gaza – als ze me niet doorlaten daar, moet ik het hele gebied rond om een andere controlepost te bereiken. 99 procent kans dat ik dan dood ben.”)
Ten opzichte van deze feiten is de eerste vraag van de meeste mensen hoe deze waanzin te stoppen. Om dit te weten dienen we een andere vraag te stellen: ‘waarom deze oorlog?’ Ik stel voor van deze twee hoofdvragen – ‘waarom deze oorlog?’ en ‘hoe de oorlog stoppen?’ – te vertrekken om de discussie op gang te brengen.
Hoe is zo’n oorlog mogelijk, niemand wil zoiets toch? Toch beweren velen dat de oorlogen in Irak en Afghanistan door enkele mannen van “slechte” wil worden gevoerd: Bush, Donald Rumsfeld, Blair… of Osama Bin Laden, Saddam Hoessein, Moqtada El Sadr… Maar worden oorlogen wel gemaakt door individuen? Maken enkele personen de geschiedenis? Kan meneer Bush de koers van de machtigste staat in de wereld op zijn eentje bepalen? Is hij de leider of is hij de vertegenwoordiger van de VS haar politiek? En brengt de maatschappij waarin we leven, het kapitalisme, niet de leiders voort die ze nodig heeft?
Als het dan geen kwestie is van persoonlijkheden, is het dan misschien een kwestie van slecht beleid? Hebben de leiders ‘verkeerde’ beslissingen genomen? Of was de oorlog een goede zaak, maar werd ze verkeerd gevoerd? Dat is althans wat vele politiekers en media ons opdringen. Maar waarom oorlog voeren?
Vijf jaar geleden argumenteerde de Verenigde Staten samen met Groot-Brittannië dat Irak massavernietigingswapens bezat. Sinds wanneer steekt een staat miljarden in een oorlog enkel om een land te ontwapenen? Wie vindt de rationaliteit achter ‘een oorlog om de vrede te bewaren’ ? (“War is peace, freedom is slavery, ignorance is strength”, de leuze van de totalitaire staat uit George Orwels’ boek 1984) Na vijf jaar is het al voldoende bewezen dat dit argument hol is en niet de ware beweegreden was van de oorlog.
Wordt de geschiedenis, en dus ook oorlogen, gestuwd door persoonlijkheden, door mensen van slechte wil, een toevallig ‘slecht bestuur’ of een willekeurige goesting om een oorlog te starten? Ik denk van niet. De vragen die ik me stel zijn: Welke maatschappelijke krachten maken dat deze oorlog(en) moet(en) worden gevoerd? Wat zijn de drijfveren die de heersende klasse stuwen tot oorlog voeren? (Want zelfs de bourgeoisie wil vrede, maar wegens haar natuur als verdediger van het kapitalisme kan ze niet anders dan hypocriet zijn en de oorlog blijven mennen.) Wat is de voedingsbodem van deze oorlog(en)? Waar liggen de wortels van de oorlog? Dit zijn denk ik de essentiële vragen die ons leiden naar een antwoord gestoeld op materiële argumenten.
Volgens de antiglobalisten, altermondialisten of vele linkse organisaties zou de oorlog gevoerd worden om de olie in Irak, voor verdere verkoop of voor eigen gebruik. Hetzelfde argument geldt trouwens voor sommige oorlogen in Afrika: multinationals en/of grootmachten zouden oorlogen steunen om de grondstoffen. Maar ik kan me moeilijk inbeelden dat een oorlog waarin 3000 miljard $ in gepompt is, wordt gevoerd om de onmiddellijke winst of het eigen gebruik. Daarenboven heeft de Verenigde Staten zelf verschillende olievelden en heeft ze voldoende akkoorden met Midden- en Zuid-Amerikaanse landen om zich van petroleum te voorzien.
Een ander argument is dat de Verenigde Staten en andere landen Irak binnenvielen, niet om de olie zelf, maar om de controle over de olie en de regio. Werd de oorlog gevoerd om de invloedssfeer van ieder land te vergroten? Maar invloed over wat en waarom? Invloed over een economie die er amper is? Een afzetmarkt zijn de bezette landen ook zeker niet. Zijn het dan militaire, strategische belangen die de oorlog bepalen? Maar is het kapitalisme niet in de eerste plaats een productiewijze gericht op economisch profijt? Waarom dan Irak aanvallen? Welke belangen wegen er door: economische of strategische?
“Hoe de oorlog stoppen?” is misschien de meest gestelde of in ieder geval de meest prangende vraag. Tienduizenden protesteerden recent te Londen tegen de oorlog, tienduizenden protesteerden in de Verenigde Staten. Ook in andere landen kwamen mensen op straat. Toch houden zij en de miljoenen betogers van de afgelopen jaren de oorlog niet tegen. Hoe komt dit? Kan de oorlog wel gestopt worden zonder vernietiging van het kapitalistisch systeem? Draagt het kapitalisme de oorlog niet in zich? Wie kan de oorlog tegenhouden en hoe? We kunnen enkele historische voorbeelden aanhalen om te begrijpen wie en wat een oorlog wel en niet kan stoppen:
- Aan de vooravond van Eerste en de Tweede Wereldoorlog werden eveneens pacifistische betogingen georganiseerd en toch braken beide oorlogen uit.
- De Eerste Wereldoorlog werd niet uitgevochten tot het bittere einde zoals de Tweede Wereldoorlog, maar kwam tot stilstand. Er was massale desertie en verbroedering tussen soldaten van beide kampen, zowel aan het Oostfront als aan het Westfront. De Russische Revolutie brak uit in 1917 en in 1918 braken er stakingsgolven uit in Duitsland. Bestaat er tussen deze gebeurtenissen een verband? Ik geloof van wel.
- De oorlog in Vietnam werd gestopt, wegens enerzijds gewijzigde allianties tussen de Verenigde Staten, China en de Sovjet-Unie, maar anderzijds door een druk vanuit het Amerikaanse leger zelf, waar duizenden GI’s zich organiseerden tegen de oorlog en vanuit de Verenigde Staten, waar arbeiders in staking gingen tegen de oorlog. We kunnen ons afvragen in hoeverre het laatste het eerste bepaalde, maar dat zou ons misschien te ver brengen.
Moeten we kamp kiezen in deze oorlog(en)? Moeten we kiezen tussen terroristen, Iraakse nationalisten en imperialisten? Of zijn ze allen even imperialistisch? Ikzelf weiger te kiezen en denk dat geen enkel nationalisme, of het nu Iraaks, Amerikaans, Turks of Koerdisch is, nog iets te bieden heeft buiten nog meer oorlog, nog meer bloedvergieten. Enkel het tegenovergestelde, het internationalisme, biedt volgens mij een uitweg.
Tijdens de discussie die volgde bleken er meningsverschillen te zijn over een aantal punten. Zo bleef de vraag open of economische of strategische beweegredenen doorwogen om de oorlog te voeren. Was de oorspronkelijke bedoeling van de oorlogvoerende landen om olie te winnen en is dit uitgemond in een rampzalige mislukking? Maar wat met Afghanistan, waarvan we weten dat er economisch, buiten opium, niets te winnen valt? Strategische belangen nemen hier de overhand. Of was dit enkel een “oefenterrein” voor de latere oorlog in Irak? Is Irak dan ook een voorbereiding op een volgende oorlog?
Ook de manier om een oorlog te stoppen werd bediscussieerd. Is af en toe een ‘actiedag’ genoeg om druk te zetten op staten en hun oorlogspolitiek te wijzigen? Door zulke eenmalige acties zonder enigszins diepgaande overdenking wordt de oorlog en de maatschappij zelf die ze voortbrengt niet echt in vraag gesteld. Is het pacifisme daarbij zo onschuldig als ze lijkt?
De aanwezigen hebben tezamen op een dynamische wijze door uitwisseling van argumenten verschillende vraagstukken verhelderd. Maar nieuwe vragen dringen zich op. Het debat is duidelijk een deel van een ophelderingproces. Een ongedwongen gevoel en een werkelijke zoektocht naar antwoorden zorgden voor een aangename discussiesfeer.
een van de initiatiefnemers / 26.03.08
Cijfers en citaten:
Ondanks de talloze campagnes en media-hypes die de bourgeoisie over ons uitstort, bevestigen de arbeiders in Nederland, evenals hun klassebroeders elders, langzaam maar zeker hun strijdwil. In de diverse gevechten maakten de arbeiders in de kleinmetaal, die bij de postkantoren, de schoonmakers en de leraren duidelijk dat de arbeidersklasse zich steeds meer bevestigt als zelfstandige historische kracht. Ondanks de talloze campagnes en media-hypes die de bourgeoisie over ons uitstort, bevestigen de arbeiders in Nederland, evenals hun klassebroeders elders, langzaam maar zeker hun strijdwil. In de diverse gevechten maakten de arbeiders in de kleinmetaal, die bij de postkantoren, de schoonmakers en de leraren duidelijk dat de arbeidersklasse zich steeds meer bevestigt als zelfstandige historische kracht. Zij laat zien dat ze de enige sociale factor is die de maatschappij een vooruitzicht kan bieden, tegenover de bourgeoisie, die in Nederland nu al niet meer te bieden heeft dan hogere uitgaven, lagere inkomens en een steeds onzeker wordende toekomst voor iedereen.
Tegen de achtergrond van de voortdurende aanvallen op haar levensvoorwaarden, en met het vooruitzicht van een diepe economische recessie (1), laten de acties van het afgelopen voorjaar ons zien, dat er voor de arbeidersklasse geen andere keuze overblijft dan opnieuw de weg van de strijd op te gaan.
Natuurlijk willen links en de vakbonden ons doen geloven dat we niet teveel belang moeten hechten aan de stakingen, demonstraties en werkonderbrekingen van de afgelopen maanden. Die zouden een normaal onderdeel vormen van het spel dat nu eenmaal bij cao-onderhandelingen hoort... Ook willen ze ons maar al te graag voorhouden dat het de betrokken arbeiders niet gaat om de verdediging van hun inkomen, maar veeleer om betere bijscholingsmogelijkheden, meer opleidingskansen voor jongeren, emancipatie van de inkomens voor vrouwen en allochtonen, enzovoort.
Maar een ieder die de ontwikkelingen volgt, goed komt algauw tot de conclusie dat dit leugens zijn. Niet voor niets hebben de arbeiders in de afgelopen periode, in verschillende sectoren achtereen, openlijk hun afkeuring duidelijk gemaakt over een door de vakbonden en ondernemers gesloten cao-akkoord. Eerder gebeurde dat al in het najaar van 2006 door de arbeiders bij de ECT en bij de RET.
Vervolgens, in februari 2008, door de arbeiders bij de KPN, en zelfs bij de politie-agenten. Niet voor niets hebben de arbeiders de vakbonden zodanig druk gezet, dat deze gedwongen werden om de stakingsacties en demonstraties weken- (in de kleinmetaal) en soms maandenlang (onder de schoonmakers) voort te zetten. Niet voor niets slaagde de bourgeoisie er maar met grote moeite in om de gevechten van de schoonmakers, in de kleinmetaal en onder de politieagenten uit elkaar te houden, en in tijd en ruimte van elkaar te scheiden. Al deze aspecten samen laten zien dat er veel meer op het spel staat dan een eenvoudige vorm van vakbondsactie in het kader van cao-onderhandelingen.
De stakingen van de afgelopen maanden in Nederland volgen op arbeidersgevechten die elders in Europa zijn uitgebroken, zoals vanaf het najaar 2007 in Frankrijk, Duitsland en België (2), en die de strijdbaarheid hier de weg hebben gewezen. Dat willen zeggen: de enige weg die ons uiteindelijk een vooruitzicht biedt, is die van de verdediging van onze levensvoorwaarden, en dus van de solidariteit, van de groeiende eenheid, en van het toenemende bewustzijn van onze kracht als klasse.
Maar de arbeiders ontkomen er niet aan om hun verzet op te voeren. De verdieping van de crisis dwingt hen daartoe. In die zin is de economische crisis de bondgenoot van de arbeidersklasse. Wanneer de arbeidersklasse eenmaal de strijd opneemt, is zij wel gedwongen om hem te ontwikkelen, en op een hoger plan te brengen, wil zij werkelijke vooruitzichten scheppen voor haar eigen toekomst en voor die van heel de mensheid. De crisis van het kapitalisme biedt slechts het vooruitzicht van meer ellende en vernietiging.
Net als de arbeidersklasse over de gehele wereld ondervond zij ook in Nederland lange tijd de negatieve gevolgen van de ineenstorting van het Oostblok, en vooral de druk van de enorme campagne over de dood van het communisme (de dood van ieder zelfstandig perspectief van de arbeidersklasse). In het begin van deze eeuw begon ze de weg naar overdenking en strijd opnieuw in te slaan, maar toch had ze de grootste moeite om haar klassensolidariteit handen en voeten te geven in concrete gevechten tegen de aanvallen op haar levensvoorwaarden.
In Nederland slaagde de arbeiders er uiteindelijk in oktober 2004 in om een duidelijk teken van leven te geven, toen ze hun strijdwil en solidariteit als klassebroeders tot uitdrukking brachten in een massale demonstratie op het Museumplein in Amsterdam, als protest tegen de aanvallen op de pensioenvoorwaarden door de toenmalige regering Balkenende-2. (3)
Maar terwijl de arbeidersklasse nog enigszins beduusd zat na te genieten van de kracht die ze op die tweede oktober tot uiting had gebracht, greep de bourgeoisie de moord op cineast Theo van Gogh aan om een in Nederland nog niet eerder vertoonde mediacampagne tegen het islamitisch terrorisme te lanceren. Deze was van een dermate grote omvang en intensiteit dat ze kan worden gezien als een huisgemaakte variant van de internationale campagne die op 11 september 2001 begon, waarbij ze naadloos aanhaakte. (4)
De moord op Van Gogh, en vooral het politieke- en mediageweld dat hierdoor werd ontketend, hadden een dermate grote impact, dat men opnieuw vrij gemakkelijk werd meegesleept in het idee dat alleen de burgerlijke staat onze veiligheid, en dus indirect ook onze levensvoorwaarden in het algemeen, kan ‘garanderen’. Ieder ander idee was op dat moment weer naar de achtergrond gedrongen. Opnieuw werd het perspectief van arbeidersstrijd in Nederland nagenoeg uit ieders gedachten verdrongen.
Het arbeidersverzet had in de volgende jaren lange tijd niet meer dezelfde betekenis als in 2004. Hoewel er op internationaal vlak, en met name in Europese landen als Duitsland, Engeland en Frankrijk, belangrijke strijd plaatsvond, waarbij de arbeidersklasse veel vertrouwen in haar eigen bekwaamheid tot uitdrukking bracht, bleef hij in Nederland beperkt tot een aantal verspreid opflakkerende reacties binnen enkele sectoren.
Al met al kostte het de arbeidersklasse grote moeite om de uitwerkingen van de campagne tegen het islamitisch terrorisme te boven te komen. Het duurde tot in het najaar van 2007, toen zich met een staking onder de middelbare scholieren een nieuwe generatie aanmeldde. Deze staking vormde een cruciaal moment, een soort scharnierpunt in de verandering van de situatie aan het klassenfront in Nederland. Op dat moment werd er in de arbeidersklasse in Nederland een nieuw signaal afgegeven. Het kondigde aan dat ze, bij momenten, opnieuw in staat is om het voortouw te nemen.
In de loop van de afgelopen maanden is deze tendens bevestigd geworden door de acties onder het schoonmaakpersoneel, van de metaalarbeiders en van de leraren en de arbeiders bij de postkantoren. Zelfs bij de politieagenten, die eerder hadden deelgenomen aan gewelddadig optreden tegen actievoerende scholieren, konden de cao-onderhandelingen niet tot tevredenheid leiden.
De reactie van de bourgeoisie liet ook deze keer niet lang op zich wachten. Al in november 2007 deed zich de gelegenheid voor om een omvangrijke campagne te lanceren. De extreem-rechtse Geert Wilders lanceerde het plan om een anti-islamfilm uit te brengen. Terwijl daarmee olie op het vuur gegooid werd van de campagne die imperialistische oorlogen en terrorisme voorstelt als louter een uitwas van verkeerde religieuze opvattingen, vormde de extreme toon van Wilders voor de bourgeoisie aanleiding om een verhitte tegencampagne te starten.
De campagne was er op gericht het bewustzijn binnen de arbeidersklasse te vertroebelen en haar een rad voor ogen te draaien. Nadat jarenlang de xenofobe en anti-islam campagnes de boventoon hebben gevoerd, steekt de wind vervolgens uit de meer ‘verantwoordelijke’, ‘weldenkende’ ‘democratische’, en ‘tolerante’ sectoren van de bourgeoisie op, precies zoals de koningin het in haar kersttoespraak naar voren had gebracht, en zoals Doekle Terpstra, ex-voorzitter van het CNV, het al vorig najaar had uitgebazuind.
Het was tevens een poging van de bourgeoisie om het gewicht van de ontbinding op haar eigen politieke apparaat in te perken. Extreem-rechts populisme is een verschijnsel dat vooral de laatste tien jaar in Nederland de kop heeft opgestoken. Het is een fenomeen dat het politieke spel voor de bourgeoisie steeds moeilijker controleerbaar maakt, en dat haar met het probleem opzadelt dat steeds grotere delen van het parlement zichzelf als volkomen onverantwoordelijk ontpoppen. We hebben dit vanaf het najaar 2002 gezien met Pim Fortuyn en de rattenclub ‘LPF’. Na het stranden van Balkenende-2 zit de bourgeoisie tenslotte zowel met ex-VVD’er Wilders als met ex VVD’er Verdonk opgescheept, die elk hun eigen soepje koken aan de rechter rafelrand van haar politieke spectrum.
Hoezeer de bourgeoisie haar best ook deed, de voortdurende heisa rond Wilders en zijn filmpje sloeg bij de grote massa van de bevolking niet echt aan en begon zelfs weerzin op te wekken. Zo trok de manifestatie van het zeer democratische Nederland bekent kleur op zaterdag 22 maart in Amsterdam tegen het gedrijf van Wilders en de zogenaamd ‘gevaarlijk’ lauwe reacties van ‘de gevestigde partijen’ daarop (nog voor het maakwerk ook maar ergens was vertoond), nog geen 5000 deelnemers. Onder de manifestanten bestond er zelfs belangstelling voor onze pers, die handelde over onderwerpen als de uitholling van onze inkomens en de scholierenstaking.
Door Wilders als een onverantwoordelijk element aan te klagen, kon de rest van “de politiek” zich als ‘goede en verantwoordelijke democraten’ van hem onderscheiden. Het was voor de bourgeoisie tenslotte een koud kunstje om de heetgebakerde populist in de Tweede Kamer in de hoek te zetten en de bokkenpruik te laten dragen. Maar het is de bourgeoisie niet gelukt om de aandacht in de klasse af te leiden van de verdieping van de economische crisis, de vierkante uitholling van onze inkomens en arbeidsvoorwaarden, dreigende ontslagen, de toespitsing van militaire en oorlogsconfrontaties over de hele wereld, en problemen als de vernietiging van het milieu.
Verwoede pogingen van linkse activisten, zoals de Internationale Socialisten, om de schoonmakers mee te slepen in de voortdurende ‘democratische’ campagnes van de bourgeoisie, onder het voorwendsel dat het vooral om een bijzondere categorie van vrouwen en buitenlanders zou gaan, in plaats van om arbeidersstrijd, sorteerden geen noemenswaardig effect. Ook de schoonmakers lieten zich niet in groten getale verleiden aan de demonstratie van Nederland bekent kleur deel te nemen.
Dit maal heeft de arbeidersklasse zich dus niet van de wijs laten brengen. Ze heeft haar pogingen tot strijd gewoon doorgezet, dwars door alle campagnes heen. Het bevestigt haar vastberadenheid om ook in Nederland het pad van de klassenstrijd weer op te gaan.
Fernando & Dixoff / 19.04.2008
Voetnoten
(1) Volgens Minister van Financiën, Wouter Bos, is “de huidige financiële crisis de ergste sinds die van 1929”.
(2) - Over de strijd in Duitsland, zie elders in deze uitgave, en in:
(3) Zie onze Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze! (Bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103).
(4) Voor onze regelmatige beoordelingen van de xenofobe campagnes en van de pogingen tot arbeidersstrijd in Nederland verwijzen we graag naar onze pers en website. Voor een beschouwing over de situatie na de afgang van Balkenende-2, zie het artikel "Nieuwe bewindsploeg=nieuwe aanvallen: Alleen arbeiderssolidariteit loont! in Wereldrevolutie", nr. 110 (januari-april 2007).
Honderdduizenden gemeentelijke arbeiders in Groot-Brittanië waren in staking op 15 en 17 juli met een eis van een loonsverhoging van 6%, daarbij het voorbeeld volgend van onderwijzers en ambtenaren, en van tankerpersoneel van Shell. Ze worden ongetwijfeld gevolgd door andere arbeiders, met tekenen van onvrede in de dienstverlening, bij ambtenaren en winkelpersoneel. Honderdduizenden gemeentelijke arbeiders in Groot-Brittanië waren in staking op 15 en 17 juli met een eis van een loonsverhoging van 6%, daarbij het voorbeeld volgend van onderwijzers en ambtenaren, en van tankerpersoneel van Shell. Ze worden ongetwijfeld gevolgd door andere arbeiders, met tekenen van onvrede in de dienstverlening, bij ambtenaren en winkelpersoneel.
Prijsstijgingen drijven arbeiders tot strijd. In de laatste vijf jaar – jaren waarin de economie het zo goed gedaan zou hebben – is het gemiddelde gezin er volgens een nieuw rapport van Ernst en Young 15% op achteruit gegaan, met energierekening die sinds 2003 110% stegen, huisvesting die 45% duurder werd en benzine 29%.
We staan nu voor een dramatische verslechtering van de situatie sinds de onroerend goed-zeepbel vorig jaar uiteenspatte. In het laatste jaar moesten vier miljoen huishoudens toevlucht zoeken tot korte termijn leningen en kredietkaarten om de hypotheek af te betalen, en het in gebreke blijven over onteigening overschrijdt waarschijnlijk binnenkort die van het begin van de jaren 1990. De recessie gaat samen met inflatie. De dienstensector, die 80% van de banen vertegenwoordigt, kromp in mei, banen verdwijnen ook in de financiële sector en de bouwnijverheid. Begin juli gingen er 2.000 banen in de bouw verloren en Barratt kondigde 1.000 ontslagen aan ofwel 15% van de arbeidskracht. De officiële werkloosheid steeg tot 1,64 miljoen, 5,3% in april maar het is algemeen bekend dat daarin niet zijn opgenomen de miljoenen die gedwongen zijn van een invaliditeits- of bijstandsuitkering te leven.
Ondertussen houdt de groei van de inkomsten het ritme van de inflatie niet bij – het is zelfs gedaald. Dit is precies wat de heersende klasse wil. Mervyn King, gouverneur van de Bank van Engeland, zei dat personeel dalende koopkracht niet moet beantwoorden met looneisen omdat dat enkel de inflatie zou aanwakkeren. Er wordt gezegd dat we niet uit moeten komen bij stagflatie en looneisen zoals in de jaren 1970. Anders gezegd, arbeiders moeten opdraaien voor de crisis omdat stagflatie er ook is als we niet strijden voor loonsverhoging.
Er is veel drukte gemaakt over het slechte beheer van de omstandigheden door de regering Brown, maar de economische crisis is niet alleen iets van Groot-Brittannië, hij is wereldwijd; en het zijn niet alleen Brown of King die zullen proberen ons een verlaging van de levenstandaard op te leggen. Dat is de rol van het hele staatsapparaat, en niet alleen in dit land maar wereldwijd omdat alle arbeiders van de Verenigde Staten tot China, van Frankrijk tot Venezuela, dezelfde aanvallen ondergaan.
Alle arbeiders hebben dezelfde belangen in de verdediging tegen de aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden, maar tegenover een gecentraliseerde aanval door de staat is het onmogelijk om dat te doen als we verdeeld blijven over sectoren. Het is dezelfde strijd als we kijken naar de postbeambten van vorig jaar, onderwijzers op 24 april, Shell tankerpersoneel vorige maand of gemeentelijke arbeiders dit keer. Arbeiders zien dit iedere keer als ze solidariteit betonen.
Gemeentelijke arbeiders in Birmingham stemden er in een massale bijeenkomst voor om de demonstraties en stakingen van 24 april te ondersteunen. Tijdens de staking van de postbeambten weigerden de bestuurders van bestelbusjes de blokkades te doorbreken en wilde stakers beschermden hen als ze zich daaraan hielden. Bestuurders van andere bedrijven weigerden eveneens de blokkades te doorbreken van het tankerpersoneel van Shell. Die solidariteit verontrustte zowel bazen als vakbonden zodat ze in beide gevallen een haastig akkoord afsloten.
Toch wordt de strijd verzwakt door verdeeld te raken. Toen de onderwijzers en ambtenaren op 24 april toesloegen was dat aangekondigd als “terugvecht-donderdag” voor de hele openbare sector, maar zelfs binnen de scholen bleven de arbeiders verdeeld – NUT-leden gescheiden van NAS-leden, onderwijzers in “sixth form” colleges gescheiden van onderwijzers in andere scholen, onderwijzers stakend in april, ander personeel van dezelfde scholen in juli. We kunnen daarop alleen maar antwoorden door ons te laten binden door de vakbondsverdelingen, door solidariteit te betuigen bij de blokkades zoals in de stakingen van de postbeambten en het tankerpersoneel, en door met andere arbeiders te debatteren.
Arbeiders in Frankrijk vertoonden voorbije november dezelfde neiging to gezamenlijke strijd toen spoorwegarbeiders en studenten naar elkaars vergaderingen gingen en er het woord voerden, zelfs als dat de vakbonden niet aanstond, en ze demonstreerden tezamen. En in 2006 kwam het doordat de studenten bijeen begonnen te komen dat met arbeiders dat de Franse regering besloot de CPE in te trekken, een aanval op de arbeidsomstandigheden van jonge arbeiders. In 1980 gingen Poolse arbeiders in massastaking in antwoord op prijsstijgingen, alle arbeiders tezamen, waarmee het land werd stilgelegd, en waarmee het intrekken van de prijsstijgingen werd afgedwongen, zelfs als die later geleidelijk toch werd opgelegd.
Van The Times tot The Socialist speculeren de kranten over een zomer van onvrede. Unite heeft zich aangesloten bij Unison in een oproep tot staking aan de gemeentearbeiders, waarbij er nog 40.000 mensen worden toegevoegd aan de 600.000 die het werk zullen neerleggen. De vakbond PCS stuurde een solidariteitsbrief. Unison begon erover de driejaarlijkse CAO open te breken in deze nieuwe omstandigheden, en PCS roept op tot een dergelijke overeenkomst bij het Departement van Arbeid en Pensioenen. Laat dit geen strijdbaarheid zien aan de kant van de vakbonden? En hoe zit het met het opgaan van Unite in de Amerikaanse staalarbeidersvakbond? Toont dat niet dat vakbonden beter internationale solidariteit kunnen organiseren dan gewone arbeiders op eigen houtje?
Dit alles laat zien dat arbeiders zich bewust zijn van de onvrede binnen de arbeidersklasse en van de noodzaak om daarop te reageren, maar ze doen dat om de strijd onder controle te houden en niet om die aan te moedigen. Deze keer zegt de NUT onderwijzers om blokkades van ondersteunend personeel, schoonmaak- en kantinepersoneel te doorbreken, net zoals Unison in april van haar leden verwachtte blokkades te doorbreken. Wat betreft de solidariteitsbrief van PCS, het is een illusie, een surrogaat voor ware solidariteit die door de staat onwettig is verklaard door arbeiders die in staking gaan ter ondersteuning van anderen die dezelfde eisen stellen bij andere ondernemers. De vakbonden houden de arbeiders verdeeld door deze wetgeving op de werkvloer door te drukken. Het internatonale samengaan van vakbonden zal aan die logica niet ontsnappen en niets bijdragen aan de internationale arbeiderseenheid.
Arbeiders kunnen enkel kracht ontwikkelen om de aanvallen te weerstaan als ze zich verenigen met andere arbeiders, eerst en vooral door samen te komen over alle verdelingen heen van vakbond of beroep, om te praten over hoe de aanvallen af te slaan. Dat betekent dat we de strijd in eigen hand moeten nemen en die niet mogen overlaten aan ‘specialisten’ van de vakbonden, om er voor te zorgen dat alle arbeiders kunnen deelnemen aan de besluitvorming over hoe de strijd te voeren. Het betekent ook het zich verenigen met andere arbeiders in strijd in andere werkplaatsen en industrieën door afvaardigingen te sturen naar andere massavergaderingen en blokkades of demonstraties. Hoewel dat onwettig is en een grote stap lijkt is het de enige manier waarop arbeiders de kracht kunnen vinden om zichzelf te verdedigen en de strijd verder te voeren.
Dit is het enige vooruitzicht dat ons in staat kan stellen onze levenstandaard te verdedigen, en het zelfvertrouwen te krijgen om in de toekomst het hele kapitalistische systeem ter discussie te stellen, met de economische crisis, oorlogen en ecologische rampen die het ons in het vooruitzicht stelt.
World Revolution, 05.07.2008
Eens te meer staat de Kaukasus in vuur en vlam. Op het ogenblik zelf dat Bush en Poetin zoete broodjes bakten in Beijing en praktisch zij aan zij deelnamen aan de opening van de Olympische Spelen, het zogenaamde symbool van vrede en verzoening onder de volkeren, stuurden de beschermeling van het Witte Huis en de Russische bourgeoisie hun soldaten het veld in voor een verschrikkelijke afslachting van de bevolking. Deze oorlog heeft aanleiding gegeven tot een nieuwe quasi ‘etnische zuivering’ aan beide kanten, waarvan het onmogelijk is om het juiste aantal slachtoffers in te schatten (verschillende duizenden doden), waaronder veel burgerbevolking.
Elk kamp klaagt het andere aan de oorlogsstoker te zijn of rechtvaardigt zich met de bewering met de rug tegen de muur te hebben gestaan. Het is in antwoord op een reeks provocaties van de kant van de Russische bourgeoisie en haar afscheidingsfracties in Ossetië dat de Georgische president Saakachsvili gemeend heeft om ongestraft een brutale inval te kunnen ontketenen van de minuscule provincie van Zuid-Ossetië in de nacht van 7 op 8 augustus, met Georgische troepen die gesteund werden door de luchtmacht en die, in een oogwenk de stad Tsinkvali, de ‘hoofdstad’ van de Russisch gezinde afscheidingsprovincie, in as legden.
Terwijl voor rekening van Moskou optredende milities naar die andere afscheidingshaard in Georgië trekken, naar Abkhazië en de vallei van Kodori binnentrekken, antwoordden de Russische strijdkrachten al even wreed en barbaars met het intensief bombarderen van meerdere Georgische steden (waaronder de haven van Poti aan de Zwarte Zee, die volledig vernield werd. Zij ontmantelden de zeemachtbasis en vooral Gori, waarvan de meeste inwoners op de vlucht moesten slaan door de intensieve beschieting). In een blitzkrieg bezetten de Russische tanks één derde van het Georgisch grondgebied en ze bedreigen zelfs de hoofdstad. Pantserwagens zijn doorgestoten en paraderen nu op enkele tientallen kilometers van Tiblissi, zonder dat er enkele dagen na het staakt-het-vuren ook maar de minste schijn is van terugtrekking van de troepen. Van beide kanten zijn er dezelfde scènes van wreedheid en moorden. De bijna voltallige bevolking van Tsinkvali en omgeving (30.000 vluchtelingen) was gedwongen om de gevechtszone te ontvluchten. In het hele land bedraagt het aantal vluchtelingen, afgeschrikt en verstoken van alles (waaronder de meerderheid van de inwoners van Gori), volgens een woordvoerder van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen in één enkele week al 115.000 mensen.
Het conflict lag al lang te smeulen. Zuid-Ossetië net als in Abkhazië zijn streken die verpest worden door smokkelaars van allerlei slag, het is een confetti van zelfuitgeroepen pro-Russische republieken, waarover Moskou een voortdurende controle heeft. Sinds twintig jaar, vanaf het uitroepen van de onafhankelijkheid van Georgië, zijn ze via achtervolgende oorlogen voortdurend en steeds weer het toneel geweest waar de conflicten en moordpartijen tussen de twee buurlanden worden uitgevochten. Het gebruik van Russische minderheden in Georgië om een agressieve imperialistische politiek te rechtvaardigen doet denken aan de politieke praktijk van Duitsland, niet enkel ten tijde van de nazi’s (de episode van de Sudeten in Tsjechoslovakije), maar gedurende de hele twintigste eeuw. Zoals een specialist in ‘Le Monde’ van 10 augustus verklaarde: “Zuid-Ossetië is geen land, noch een regime. Het is een gemengde maatschappij die gevormd wordt door Russische generaals en Ossetische bandieten om munt te slaan uit het conflict met Georgië”.
De toevlucht tot het meest opgeklopte nationalisme en het militair avonturisme is voor de bourgeoisie altijd al het favoriete middel geweest om te proberen de problemen van haar binnenlandse politiek te regelen. Terwijl de Georgische president, onmiddellijk na de ‘rozenrevolutie’ van oktober 2003, gericht tegen de oud ‘sovjet’ minister Shervarnadze, triomfantelijk verkozen was door 95% van de bevolking, was het voor hem moeilijk om begin 2008, en ondanks de massale steun van de Verenigde Staten, om herkozen te worden omdat hij erg in diskrediet gekomen was door fraude en autocratie. Deze onvoorwaardelijke partizaan van Washington erfde trouwens een staat die vanaf zijn oprichting in 1991 overeind hield met steun van de Verenigde Staten, als bruggenhoofd van de ‘Nieuwe Wereldorde’ van vader Bush. Dat heeft waarschijnlijk geleid tot het overschatten van de steun die hij zou krijgen van de westerse grootmachten in zijn onderneming, de Verenigde Staten voorop. Door het spannen van een valstrik voor Saakachvili, waarin deze getrapt is, heeft het Rusland van Poetin de formidabele gelegenheid te baat genomen om zijn spierballen te tonen en zijn gezag te herstellen in de Kaukasus (dat een werkelijk doorn was in het Russische oog). Dit diende als antwoord op de effectieve omsingeling van Rusland, sinds 1991, door de strijdkrachten van de NAVO.
Deze omsingeling heeft voor Rusland een onaanvaardbaar peil bereikt met de recente, door de Verenigde Staten gesteunde, aanvraag van Georgië en Oekraïne om lid te worden van de NAVO. Dat kon voor Moskou als net zo min door de beugel als het programma van het installeren van het anti-rakettenschild, in Polen en in Tsjechoslovakije. Want Rusland vindt, niet zonder reden, dat het in werkelijkheid niet gericht is tegen Iran maar tegen haarzelf. Rusland profiteerde van het feit dat het Witte Huis, waarvan de strijdkrachten verwikkeld zitten in het wespennest van Irak en Afghanistan, aan handen en voeten gebonden is, om een militair tegenoffensief te lanceren in de Kaukasus, kort nadat het met veel moeite haar gezag met moorddadige oorlogen herstelde in Tsjetsjenië.
Maar de verantwoordelijkheid van deze oorlog en de moordpartijen beperkt zich niet tot de hoofdpersonen die er direct bij betrokken zijn. Alle imperialistische grootmachten die vandaag krokodillentranen plengen over het lot van Georgië zijn zelf doordrenkt van het bloed van de gruwelijkste wreedheden. Of het nu de Verenigde Staten zijn met betrekking tot de twee Golfoorlogen, het aandeel dat Frankrijk had in de volkerenmoord in Rwanda in 1994 of ook nog Duitsland dat de aanstoot heeft gegeven tot de verschrikkelijke oorlog in de Balkan van 1992.
Het is nu wel overduidelijk dat het einde van de Koude Oorlog en de politiek van de blokken allerminst “een tijdperk van vrede en stabiliteit” in de wereld bracht, van Afrika tot het Midden-Oosten, en via de Balkan en nu in de Kaukasus. De ontmanteling van het voormalige wereldrijk van het Stalinistisch blok is enkel uitgemond in nieuwe imperialistische graaihonger en een groeiende oorlogschaos.
Georgië is trouwens de laatste jaren een belangrijke strategische pion geworden die geleid heeft tot veel verleidingsmanoeuvres uit eigenbelang. Tot dan was het in het Stalinistisch tijdperk een eenvoudige doorgang voor de Russische olie van de Wolga en de Oeral. Na 1989 is het de koninklijke weg geworden van de uitbating van de rijkdom van de Kaspische Zee. Middenin die zone werd Georgië tot een belangrijk kruispunt voor de olie en gas van de Kaspische Zee, van Kazakstan en van Turkmenistan, en sinds 2005 heeft de BTC, onder directe bescherming van de Amerikanen, de 1.800 km lange pijpleiding gebouwd. Deze verbindt de Azerische haven Bakoe met de Turkse terminal Ceyhan via Tiblissi en zet aldus Rusland buitenspel bij de levering van de petroleum vanuit de Kaspische Zee. Voor Moskou is er een naderende dreiging doordat Centraal Azië, dat 5% van de olie- en gasreserves omvat, zich opstelt als een alternatief voor de heerschappij van Rusland bij de gasbevoorrading van Europa. En zeker omdat de Europese Unie droomt van een gaspijpleidingproject van 330 kilometer, dat Nabucco gedoopt werd en parallel zou lopen met het tracé van de oliepijpleiding van BTC. Die zou de gasvelden van Iran en Azerbeidzjan direct verbinden met Europa via Turkije terwijl Rusland, wiens nieuwe baas Medvedev een oude baas is van Gazprom, als antwoord daarop een reusachtig daarmee concurrerend project op stapel zet, dat via de Zwarte Zee naar Europa geleid zou worden en waarvan de kostprijs geraamd wordt op twintig miljard dollar.
De twee blokhoofden, Rusland en de Verenigde Staten, staan vandaag weer gevaarlijk tegenover elkaar, maar in het raamwerk van inter-imperialistische verhoudingen die heel anders liggen dan in de periode van de Koude Oorlog toen er een onverbiddelijke blokdiscipline heerste. Toentertijd heeft men ons lang wijs gemaakt dat het conflict tussen de twee blokken een uitdrukking was van ideologische strijd: de strijd van de krachten van de vrijheid en de democratie tegen het totalitarisme dat gelijkgesteld werd met het kommunisme. Nu zien we goed hoe diegenen die “een nieuw tijdperk van vrede en stabiliteit” beloofden, ons hebben bedrogen, en dat hun confrontatie een dekmantel is voor een beestachtige en moordende concurrentie voor smerige en imperialistische belangen die onverbloemd tot uiting komen.
Nu worden de verhoudingen tussen de naties overheerst door het ‘ieder voor zich’. In feite is het ‘staakt-het-vuren’ niets anders dan de bevestiging van de triomf van de heersers in het Kremlin en de overmacht van Rusland op het militair terrein in Georgië en het heeft de vernederende quasi-capitulatie tot gevolg voor Georgië (waarvan de territoriale integriteit niet gewaarborgd is) onder voorwaarden die door Moskou worden opgelegd. Zo staat de parodie van de ‘vredestroepen’ die geïnstalleerd zijn in Zuid-Ossetië en Abkhazië, en die uitsluitend bestaan uit het Russische leger zelf, gelijk aan een officiële erkenning van de blijvende aanwezigheid van daadwerkelijke Russische bezettingstroepen op Georgische bodem; Rusland heeft trouwens geprofiteerd van zijn militair voordeel om zich opnieuw te installeren in Georgië in zo ongeveer het hele Georgische territorium en wel ten nadele van de ‘internationale gemeenschap’.
Dit is een klinkende tegenslag voor de ‘peetvader’ van Georgië, de Amerikaanse bourgeoisie. Terwijl Georgië een zware tol heeft betaald (en een contingent van 2.000 man zond naar Irak en Afghanistan) als blijk van zijn leenplichtigheid aan de Verenigde Staten, had Uncle Sam zijn bondgenoot niets anders te bieden dan morele steun en het uitbazuinen van betekenislozen verbale veroordelingen van Rusland, zonder ook maar een vinger uit te steken voor de verdediging van Georgië. Het belangrijkste aspect van deze verzwakking is dat het Witte Huis geen enkel alternatief plan kan voorleggen tegenover dit wankel ‘staakt-het-vuren’ dat ineengeflanst werd en waardoor het wel het ‘Europese plan’ moest slikken, en erger nog een plan waarvan de voorwaarden gedicteerd worden door de Russen zelf. Nog vernederender is dat haar vertegenwoordigster, Condoleeza Rice, op reis moest om de Georgische president te laten tekenen. Dat zegt veel over de Amerikaanse onmacht en de neergang van de grootste wereldmacht. Deze nieuwe etappe in de uitdrukking van haar verzwakking kan enkel bijdragen tot nog meer diskrediet in de ogen van de hele wereld en moet de staten die mikken op haar steun, zoals Polen en de Oekraïne, wel verontrusten.
Als de Verenigde Staten hun onmacht tonen, dan laat Europa met betrekking tot dit conflict het peil zien dat bereikt is in het ‘ieder voor zich’. Tegenover de Amerikaanse verlamming trad de ‘Europese diplomatie’ in werking. Maar het is veelbetekenend dat Sarkozy, die daarvan de woordvoerder is, als zittend voorzitter van de Europese Unie, meestal enkel zichzelf vertegenwoordigt in zijn verontwaardigingwekkend ‘heeft u mij gezien?’, dat enige samenhang ontbeert met een kampioenschap in kortzichtige koers op internationaal vlak. Eens te meer heeft Sarkozy zich gehaast om zijn graantje bij te dragen in het conflict om er eer van op te strijken. Maar het ‘fameuze Franse vredesplan’ (hij is er nauwelijks in geslaagd om de illusie in stand te houden en het te laten doorgaan voor een groot nationaal en Europees succes) is slechts een belachelijke schijnvertoning die er maar nauwelijks in slaagt om te verdoezelen dat de voorwaarden eenvoudigweg worden opgelegd door de Russen.
Wat Europa betreft, hoe zou het er winst kunnen uit slaan als haar standpunten en belangen daar diametraal tegenover elkaar staan? Hoe zou zij één gram eenheid kunnen bereiken, terwijl Polen en de Baltische Staten de meest fervente verdedigers zijn van Georgië door hun diepgewortelde anti-Russische gevoelens en anderzijds Duitsland dat, uit verzet tegen de Amerikaanse inpalming van de regio, behoorde tot de meest vastbesloten opposanten tegen de integratie van Georgië en de Oekraïne in de NAVO? Als Angela Merkel onlangs een ommezwaai maakte door de Georgische president te verzekeren van haar steun voor zijn kandidatuur, dan komt het doordat zij daartoe gedwongen wordt door de groeiende impopulariteit van Rusland. Dat gedraagt zich aanmatigend in heel Georgië, alsof het in een veroverd gebied is, en is voortaan overgeleverd aan de algemene afkeuring van de ‘internationale gemeenschap’. Desalniettemin doet Europa denken aan een wespennest met Frankrijk, dat door ‘cavalier seul’ proberen te spelen, en door de geit en de kool te willen sparen, Poetin een dienst heeft bewezen. En dan was er nog Groot-Brittannië, dat zeer snel de verdediging opgnam van Georgië om zich beter te weer te stellen tegen haar grote rivaal, Duitsland.
De winst die Rusland er zelf puurt is zeer matig. Het heeft vast en zeker haar imperialistische positie op de korte termijn versterkt, niet alleen in de Kaukasus, en zich doen vrezen op het internationaal toneel. De Russische vloot is heer en meester geworden op zee en dreigt er mee alle schepen tot zinken te brengen die zich in de regio tegen haar zouden kunnen verzetten. Maar ook al versterkt zij haar onmiddellijke posities in de Kaukasus, toch is deze militaire overwinning ontoereikend om het project voor het anti-rakettenschild op Europees grondgebied te ontmoedigen: in tegendeel, het stimuleert het Witte Huis om het versneld door te voeren zoals blijkt uit het akkoord dat pas getekend werd met Polen voor de uitvoering ervan op Pools grondgebied. Als represaille bedreigde de adjunct van de Russische stafchef Polen door het aan te wijzen als eerste doelwit van zijn kernarsenaal.
In feite heeft het Russische imperialisme minder belang bij de onafhankelijkheid of de inlijving van Zuid-Ossetië en van Abkhazië dan het touwtjes kunnen trekken in de onderhandelingen die het zal moeten voeren over de toekomst van Georgië. Maar in de grond onthullen zijn oorlogszuchtige agressiviteit en de ontzaglijke militaire middelen die het heeft ingezet in Georgië de oude angst die het opwekt bij zijn rivalen en zorgt ervoor dat het zich meer dan ooit diplomatiek geïsoleerd heeft in de poging om uit zijn isolement te breken.
Geen enkele grootmacht kan beweren meester te worden of zelfs maar de toestand te controleren, en de wisselende bondgenootschappen die wij nu meemaken zijn een treffende vertaling van de gevaarlijke destabilisering van de imperialistische verhoudingen.
Daarentegen leidt het geen enkele twijfel dat alle grootmachten, groot en klein, dezelfde belangen hebben en dezelfde drang om een rol te spelen op het diplomatiek terrein in een regio van de wereld waar de geo-strategische belangen zwaar doorwegen. Dit onderstreept de verantwoordelijkheid van de grootmachten van om het even elke omvang in de deze situatie, met de olie en het gas van de Kaspische Zee of van de meestal Turkssprekende landen van Centraal-Azië, waar weliswaar de levensbelangen op spel staan van Turkije en Iran in deze regio van de wereld, maar waarbij de hele wereld betrokken is. Men kan trouwens des te gemakkelijker de mensen als kannonenvoer gebruiken in de Kaukasus omdat deze regio een mozaïek is van multi-culturele verknopingen: de Osseten zijn bijvoorbeeld van Iraanse afkomst… Het is gemakkelijk voor de ene of andere grootmacht, die er belang bij heeft, om bij een degelijke verbrokkeling het vuur van het nationalisme aan te wakkeren. Het heerszuchtige verleden van Rusland weegt ook zwaar door. En het is een voorafspiegeling van andere imperialistische spanningen in de toekomst die nog ernstiger en breder zullen zijn: we hebben de ongerustheid en de mobilisatie gezien van de Baltische staten en vooral van Oekraïne, een militaire grootmacht dat met zijn kernarsenaal van een heel ander formaat is dan Georgië.
Deze oorlog verhoogt het risico van verdere destabilisering, niet enkel op regionaal vlak, maar ook op wereldschaal, met onvermijdelijke gevolgen voor het imperialistisch evenwicht in de toekomst. Het ‘vredesplan’ is zuiver nep, zand in de ogen dat alle ingrediënten bevat voor een oorlogsescalatie in de toekomst, die het lont in het kruidvat kan steken van een doorlopende keten van brandhaarden van de Kaukasus en tot in het Midden-Oosten.
We maken een opeenstapeling mee van risico’s op uitbarstingen in verschillende dichtbevolkte zones van de planeet: de Kaukasus, Koerdistan, Pakistan, Midden-Oosten, en ga zo maar door. Niet alleen tonen de imperialistische grootmachten er eens te meer hun onvermogen om de problemen op te lossen en wakkeren ze de brandhaarden van de conflicten juist nog aan, maar elk open conflict betekent telkens weer een hogere inzet bij wat er bij de botsingen op spel staat. Dat toont eens te meer aan dat het kapitalisme niets anders te bieden heeft dan de ontketening van oorlogsbarbarij en moordpartijen waarbij steeds grotere delen van de bevolking gegijzeld worden en waarvan zij het slachtoffer zijn. Het ballet van de gieren over Georgië is slechts één schakel in de bloedige en monsterlijke oorlogssabbat die door het kapitalisme onophoudelijk gedanst wordt in de wereld.
W / 17.08.2008
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[2] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[3] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[4] https://www.laks.nl
[5] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland
[6] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[7] https://archive.intal.be/nl/article.php?articleId=267&menuId=1
[8] https://www.nrc.nl/buitenland/article976972.ece/Internationale_Rode-_Kruis_Irak_humanitair_drama
[9] https://www.icrc.org/Web/Eng/siteeng0.nsf/htmlall/iraq?OpenDocument
[10] https://www.indymedia.be/fr/node/26620
[11] https://nl.internationalism.org/tag/4/88/irak
[12] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[13] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland