Internationalistisch anarchisme en linkskommunisme. Zonder pedanterie de bestaande meningsverschillen tegemoet treden.

Printer-friendly version

In het zomernummer van 2011 Buiten de Orde is een artikel verschenen van de hand van Jan Bervoets, getiteld: ”Over Bolsjewisme en anarchisme. Een individueel antwoord op een uitnodiging tot een collectieve uitnodiging van de IKS.” In dit zomernummer reageert Jan Bervoets op de driedelige reeks, verschenen in Wereldrevolutie: “Kommunistische linkerzijde en internationalistisch anarchisme”.

Allereerst willen we onze excuses maken voor de wat late reactie onzerzijds op het artikel. Dat de reactie pas nu verschijnt, moet geenszins opgevat worden als een teken van onderschatting of misprijzen van de bijdrage in Buiten de Orde. De verschijning van het artikel in Buiten de Orde kan alleen maar onze waardering wegdragen. En we hopen dat de rest van deze reactie dit ook kan aantonen.

In het artikel van Buiten de Orde verwijst de schrijver naar een aantal andere artikels, die de belangstelling van de anarchisten zou moeten opwekken: “Ook andere artikels lezen die in het blad lezen die in het blad voorkomen, waarin de arbeidersklasse langs allerlei wegen wordt opgeroepen te vechten tegen de staat en voor de massastaking.  Karakteristieke titels zijn “De beweging tegen de CPE in 2006 is een voorbeeldige strijd  voor de arbeidersklasse.” “Algemene vergaderingen en zelfgekozen stakingscomités bieden uitzicht op uitbreiding.” “Strijden achter de vakbonden is recht op de nederlaag afgaan”.

“Wanneer men mij vraagt hoe een anarchist zou kunnen reageren op het voorstel van de IKS om een gesprek aan te gaan, dan zal ik mijn kameraden voorstellen in ieder geval bladen als Wereldrevolutie te lezen omdat men daarin tal van oproepen vindt aan de arbeidersklasse om zichzelf te organiseren tegen het kapitalisme, de staat en de vakbondsbureaucratie.”

Wij kunnen de reactie van de schrijver van het artikel enkel begroeten, net zoals we in Internationalisme 351 hebben gedaan in reactie op een artikel “Linkse communisten over het internationalistische anarchisme”,

dat verschenen was in De Vrij Communist nr 8.(1) We beschouwen de reactie in Buiten de Orde als een serieuze poging om te beantwoorden aan de oproep dat “de Linkskommunisten en de internationalistische anarchisten de plicht hebben om het debat aan te gaan en zelfs om samen te werken.”

Een inspanning tot wederzijds respect op basis van een open debatcultuur

Zoals het artikel in Buiten de Orde duidelijk aantoont, zijn echter ook een aantal kwesties waar anarchisten en kommunisten elkaar moeilijk kunnen vinden. En die punten liggen niet alleen op het theoretische vlak, maar ook en met name op het vlak van de moeite die de kommunisten hebben (gehad) om toe te geven dat er door hen tragische fouten gemaakt zijn, en dat vele oprechte, revolutionaire klassebroeders, anarchistische kameraden daar het slachtoffer van geworden zijn. In die zin is het heel begrijpelijk dat de kommunisten nog een pedanterie wordt verweten door de anarchisten:

“Soms kijken we wat vreemd aan tegen de uitspraken zoals het is de plicht van het proletariaat en reageren wij op zin zachts gezegd geërgerd op (…) de claim van de IKS alsof zij de enige wijsheid in pacht heeft ten aanzien van de verbanden tussen van het precariaat met de gehele arbeidersklasse.” Voor de anarchisten waren de kommunisten (Trotsky b. v.) lange tijd onbereikbaar als het ging om een discussie aan te gaan over de wijze waarop er leiding is gegeven aan de Ie Internationale en over de pijnlijke gebeurtenissen die ten tijde van de revolutie van October 1917 in Rusland hebben plaatsgevonden.

Dat we op het punt van het toegeven van de fouten, die door onze klassebroeders in het verleden zijn begaan, stappen vooruit aan het maken zijn, mag blijken uit de volgende passages uit de reeks: “Wij respecteren de diepgaande revolutionaire aard van de internationalistische anarchisten, wij weten dat wij zij aan zij zullen strijden als er bewegingen van massale strijd zich zullen voordoen. (…) “De houding van de meerderheid van de Bolsjewistische Partij in de jaren 1918-1924 (het verbod zonder onderscheid van iedere anarchistische publicatie, de botsing met het leger van Machhno, het bloedig neerslaan van de opstandige matrozen van Kronstadt...) heeft een kloof geslagen tussen de revolutionaire marxisten en de anarchisten. Maar vooral de afslachting van duizenden anarchisten in naam van 'kommunisme', heeft tientallen jaren lang een waar trauma veroorzaakt.” (Wereldrevolutie 124)

De stappen vooruit mogen ook blijken uit de toegeving die gedaan wordt in de volgende passage: “De vervelendste fout die door dit artikel begaan wordt, betreft de opstand in Barcelona in mei 1937. We schreven inderdaad: “De anarchisten werden medeplichtigen van de repressie door het Volksfront en de regering van Catalonië”. In werkelijkheid vormden de militanten van de CNT en de FAI daarentegen de grote meerderheid van de opstandige arbeiders van Barcelona en waren zij de voornaamste slachtoffers van de repressie, die georganiseerd werd door de stalinistische horden! Het was veel juister geweest de collaboratie van de leiding van de CNT aan de slachting aan te klagen dan die van ‘de anarchisten’. (Wereldrevolutie 122)

Betekent deze houding dat we onszelf dus nog steeds beschouwen “als een verlichte minderheid die anderen de waarheid, het goede geweten en bewustzijn moet influisteren?” (…) “Een dergelijke opvatting zou totaal in tegenspraak zijn met de eigenlijke traditie van het Linkskommunisme. En nog diepgaander toont zij die tegenspraak in de band die de kommunistische revolutionairen verbindt met hun klasse. (Wereldrevolutie 124).

Nee, we beschouwen ons verre van een verlichte minderheid:“Reeds de Socratische Dialoog begreep dat de ontwikkeling van debat niet enkel een kwestie is van denken; het is een ethische kwestie. Vandaag dient het streven naar verheldering de zaak van het proletariaat, terwijl de sabotage van verheldering het schade toebrengt. In die zin zou de arbeidersklasse het motto kunnen aannemen van de Duitse verlichte Lessing, die zei dat er één zaak was die hij nog meer liefhad dan de waarheid, namelijk het op zoek gaan naar de waarheid” (De Debatcultuur: Een wapen in de klassenstrijd)

Dat de schrijver nog niet helemaal overtuigd is en dat het oude gevoel ten opzichte van de kommunisten nog doorwerkt in zijn bijdrage, blijkt wel uit zijn reactie op een artikel in Wereldrevolutie: “De solidariteit met het precariaat kan alleen door de solidariteit met en in de hele arbeidersklasse te versterken”. Refererend aan het artikel krijgen de negatieve gevoelens van de schrijver ten opzichtige van de linkskommunisten, ondanks alle pogingen op een positieve manier te antwoorden op onze oproep, toch weer even de overhand:

De kameraad van Buiten de Orde stelt dat dit een titel zou “kunnen  zijn van een artikel uit de anarchistische of anarcho-syndicalistische pers” (…) “ware het niet dat Wereldrevolutie deze leuze “solidariteit met het precariaat kan enkel door solidariteit met de hele arbeidersklasse te versterken” voor zichzelf claimt en met name de kameraden van Doorbraak en de AAGU verwijt, dat die zich exclusief zouden beperken tot het precariaat.” Is dit ook weer een vorm van ”pedanterie, die geen onderscheid weet te maken tussen het werkelijk zoeken naar kennis en het vervormen van kennis tot ideologie.”?

We kunnen de kameraad misschien niet overtuigen met een citaat van Marx, maar we willen hem deze toch niet onthouden. In zijn Frans-Duitse Annalen beweerde hij namelijk het tegendeel: “Wij stellen ons niet voor aan de wereld als doctrinairen, gewapend met een nieuw beginsel: hier is de waarheid, op de knieën ervoor! Wij vertegenwoordigen voor de wereld nieuwe beginselen die wij halen uit de beginselen van de wereld zelf. Wij zeggen hem niet: “Stop met je strijd, het zijn kinderachtigheden; het is aan ons om de werkelijke raadgevingen voor de strijd te geven”. “Al wat wij doen is aan de wereld laten zien waarom hij in werkelijkheid strijdt ”. (Wereldrevolutie 124)

Onze oproep tot een discussie tussen de internationalistische anarchisten en de linkskommunisten in Wereldrevolutie is welgemeend. En we hopen in het bovengenoemde gedeelte een bijdrage te hebben geleverd om de internationalistische anarchisten, die zich oprecht en uit solidariteit inzetten voor de strijd van de klasse ervan te overtuigen dat, zonder de meningsverschillen, misverstanden en/of onbegrip te verdoezelen en een kunstmatig front te vormen, samenwerking in de strijd tegen het kapitalisme, de staat en de vijandige burgerlijke partijen op dit moment niet mag leiden onder feit dat er nog belangrijke, ernstige meningsverschillen bestaan over bepaalde episodes in de geschiedenis.

Enkele kwesties die een eigen leven zijn gaan leiden en verheldering verdienen

Allereerst over hoe de IKS wordt karakteriseert. In de titel wordt gesproken: “Over Bolsjewisme en anarchisme….”. Verderop in het artikel zelf schrijft men: “De IKS (…) beschouwt zichzelf als erfgenaam van het bolsjewisme, maar beschouwt zich niet expliciet als een stroming van de IVe Internationale.”

Wat dat laatste betreft heeft de schrijver helemaal gelijk, alhoewel er nog de suggestie in zit dat Wereldrevolutie toch nog zo half en half trotskistische standpunten verdedigt. De IKS is echter noch trotskistisch noch bolsjewistisch. De IKS is kommunistisch of, noch beter gezegd, links-kommunistisch. Het baseert haar uitgangspunten op politiek van de kommunisten die in de loop van de jaren 1920 uit de Kommunistische Internaionale zijn gezet of zijn gegaan: met name de Duits-Hollandse en Italiaanse Linkerzijde

We zijn geen bolsjewisten, want bolsjewisme is het proces dat gekenmerkt wordt door “Het stalinistische offensief om de controle te verwerven over de verschillende nationale kommunistische partijen, rond de ‘bolsjewisering’ van deze partijen en de uitsluiting van militanten, die weigerden om deze nieuwe politiek te accepteren”. (Have we become "Leninists? - part 1, International Review 96). We hebben ons altijd gedistantieerd van de politiek van het socialisme in één land, zoals is die werd aangenomen op het Vde Congres van de Kommunistische Internationale. Kommunisme is internationalistisch of het is niets.

Alhoewel we Trotsky tot aan zijn dood zijn blijven beschouwen als deel uitmakend van de arbeidersklasse, zijn we ook geen trotskisten. Voor ons is Trotsky’s kritiek van het bolsjewisme altijd halfslachtig gebleven omdat hij de Sovjetmaatschappij in de grond beschouwde als een arbeidersmaatschappij. Zijn kritiek op het proces van staatskapitalistische ontwikkeling, dat in de Sovjet-Unie vanaf het begin van de jaren 1920 plaatsvond, op het neerslaan van de opstand van Kronstad,.op de politiek van het socialisme in één land, enzovoort, zijn altijd dualistische geweest.

Als de kameraad dan ook Mao Ze Dong en Lin Piao Rode Khmer aanhaalt als voorbeelden van het Bolsjewisme, suggerend dat de IKS daar dus ook politieke verwantschap mee zou hebben, dan is hij volledig de verkeerde weg ingeslagen. Het Stalinisme en de bolsjewisering van de respectievelijke kommunistische partijen (dat wil zeggen: hun onderwerping aan de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie) is door de voorlopers van de IKS altijd grondig afgewezen. En het Chinese en Cambodjaans staatskapitalisme zijn nooit een uitdrukking geweest van het kommunisme en door de Wereldrevolutie nooit en te nimmer als zodanig beschouwd.

Dan over de kwestie van het precariaat. Er is geen sprake van dat Wereldrevolutie de leuze“solidariteit met het precariaat kan enkel door solidariteit met de hele arbeidersklasse te versterken” voor zichzelf claimt. De vraag die zich alleen stelt is de volgende: “omdat een deel van de arbeidersklasse hierin (het precariaat) terechtkomt, moet deze dan ook als aparte klasse, als onderklasse beschouwd worden? Moeten we onze solidariteit tot haar beperken, zoals Doorbraak en verschillende anarchistische groepen doen? Kan zoiets een perspectief bieden aan de gezamenlijke strijd voor hun en onze belangen en de strijd tegen het kapitalisme?” (Wereldrevolutie 123)

De IKS is van mening dat dit geen perspectief biedt: want de onderdompeling in de totale armoede is niet iets dat alleen de ‘preciaren’ van  nù treft: ‘de opperste ellende’ is een verschijnsel dat ons in de toekomst allemaal te wachten staat, als we  niet een bewust en eendrachtig verzet organiseren tegen de staat en de ondernemers, tegen links en de vakbonden.  (Wereldrevolutie 123)

“Het anarchisme heeft altijd de leus hoog gehouden ‘de bevrijding van de arbeider, zal het werk van de arbeiders zelf zijn’. Desalniettemin hebben ze daarbij vaak hun verwachtingen gericht op de het revolutionaire potentieel van de ‘marginalen’ in de maatschappij, zoals de lompenproletariërs, en anderen die op de een of andere manier op de onderste ladder van de maatschappij vertoeven. Nu er zich daadwerkelijk een materiële grondslag ontwikkelt, waarbij steeds grotere delen van de arbeidersklasse in absolute armoede geworpen worden, gaan ze steeds meer hun aandacht op deze groepen richten. (Wereldrevolutie 123)

Je kunt er inderdaad van mening zijn dat de precairen de katalysator zijn voor een radicale strijd tegen het kapitalisme, en dat zij dus het subject van de revolutie zijn. Maar de volgende vraag die zich dan stelt is: hoe breng je uiteindelijke een eenheid tot stand met andere delen van de arbeidersklasse, en de niet-uitbuitende bevolking als je als basis voor de mobilisatie bent uitgegaan van een fundamenteel onderscheid tussen de onderklasse en de rest? Als je dus andere delen van de arbeidersklasse van de bevolking daarvan dus bij voorbaat uitsluit?. Een zo groot mogelijke eenheid in de strijd is dan nog moeilijk te bewerkstelligen, als het ene deel als bijzonder naar voren geschoven wordt en als fundamenteel (Ravachol; ASB) anders gekarakteriseerd wordt en de andere delen vol schaamte genegeerd worden, alsof ze behoren tot een arbeidersaristocratie, die alleen maar profiteert van de ellende van de onderklasse.

Een tweede kwestie die in dit standpunt van de precairen over het hoofd gezien wordt, is dat iedere uitgebuite klasse nog geen revolutionaire klasse is. En in het verlengde daarvan kan je ook niet stellen dat hoe harder een klasse uitgebuit, en hoe lager zij op de ladder van de maatschappij staat, des te revolutionairder zij kan of zal optreden. Om een revolutionaire klasse te zijn binnen het kapitalisme komt er wel meer voor kijken dan alleen tot op het bot uitgebuit te worden. Een voorwaarde om als een revolutionaire klasse aangemerkt te worden, is niet alleen dat je binnen het kapitalisme niets te verliezen hebt, maar ook dat je een centrale positie inneemt in het productieproces.

De arbeidersklasse is revolutionair, niet als gevolg van het feit dat ze het meestal (maar niet altijd: sommige delen van de wereldbevolking hebben nog meer te lijden) het hardst onderdrukt wordt en vaak het meest te lijden heeft onder barbaarse levensomstandigheden, maar vanwege haar plaats in het produktieproces: door te beseffen dat zij de voortbrengster is van de meerwaarde en door tot begrip te komen van haar eigen wezen. Namelijk die van een klasse met een collectief karakter, georganiseerd, gedisciplineerd, methodisch, eensgezind, en vóór alles bewust, een kenmerk dat zowel merkbaar is in het arbeidsproces zelf als in de collectieve strijd.

Burgerlijke ideologen, met hun moderne sociologische theorieën proberen een meer verfijnde onderverdeling aan te brengen binnen de arbeidersklasse en ons wijs te maken dat er niet langer één ondeelbare arbeiderklasse bestaat. Maar “Kommunisten gaan niet uit van de een of andere bijzondere situatie van de arbeidersklasse. Ook al beweren sociologen honderd keer dat ze wel bestaan, voor kommunisten bestaan er geen zwarte, witte of gele arbeidersklasse. Voor kommunisten maakt het geen enkel verschil of een arbeider toevallig wel een eigen huis of geen eigen huis bezit. Kommunisten beseffen maar al te goed dat de nog-werkenden van vandaag de werklozen van morgen kunnen zijn. Waar de arbeiders ook hun leven proberen op te bouwen, in China of in Peru, in Roemenië of in Holland, overal heeft ze te maken met dezelfde aanval op haar leefomstandigheden. Daarom kan ze alleen in haar eenheid tegenover het kapitalisme de basis kan leggen voor een maatschappij zonder uitbuiting en armoede”. (Wereldrevolutie 123)

Een derde kwestie waar het anarchisme en het kommunisme behoorlijk van elkaar verschillen is die betreffende de revolutionaire aard van de boeren. De anarchisten proberen de kommunisten ervan te overtuigen dat de boeren een zelfstandige revolutionaire klasse vormen: “… ook een zelfde vorm van uitbuiting bestaat in de agrarische sector ( …) De bezielde revolutionaire adem bestaat daar ook en daarin vindt men dezelfde potentiëlen als die van de arbeidersklasse…”

Volgens de kommunisten bestaat de ‘revolutionaire’ aard van de boeren slechts daarin dat ze zich, naar Lenin’s overtuiging, uiteindelijk ongetwijfeld aan de zijde van de soldaten en arbeiders zullen scharen: “Kameraden, de revolutie van de arbeiders en boeren, waarover de bolsjewieken steeds gesproken hebben, is nu een feit”. (“Rapport over de taken van de Sovjetmacht”) Lenin, de bewonderaar van de creatieve kracht van de massa’s, ging ervan uit dat de boeren zouden inzien dat ze beter af waren met de dictatuur van het proletariaat dan met de dictatuur van de bourgeoisie en dus het zegevierende revolutionaire proletariaat zouden vervoegen.


Dellix / 2012.01.15

Thema's verdiepen: 

Politieke stromingen en verwijzingen: 

Theoretische vraagstukken: