Marxisme en Ecologie: Het kapitalisme vergiftigt de aarde

Printer-friendly version

Hoe langer de kapitalistische beschaving blijft bestaan, hoe dichter ze ons brengt naar een ecologische ramp van planetaire proporties, een ramp die niet kan worden vermeden zonder de vernietiging van het kapitalisme.

De feiten zijn allemaal goed gekend en kunnen gehaald worden uit een aantal publicaties, zowel populaire als wetenschappelijke, zodat wij er hier niet in detail op zullen ingaan. Een eenvoudige lijst volstaat om de draagwijdte en de diepte van het gevaar aan te tonen: de toenemende vervalsing van het voedsel door additieven en ziektes van de veestapel; de vervuiling van de watervoorziening door het ongeremde gebruik van kunstmest en het dumpen van giftig afval; de luchtvervuiling, vooral in de grootsteden door het gecombineerde effect van industriële uitstoot en uitlaatgassen van auto's; de bedreiging van radioactieve vervuiling vanwege de kernreactors en het lozen van afval in alle geïndustrialiseerde landen en ex-stalinistische regimes - een bedreiging die al tot een werkelijke nachtmerrie werd met de rampen in Windscale, Three Mile Island en vooral met Tsjernobil; de vergiftiging van de rivieren, de meren en de zeeën die al tientallen jaren gebruikt worden als afvalstorten van de wereld en die nu zouden kunnen leiden tot het ineenstorten van een hele complexe voedselketen en de vernietiging van organismen die een belangrijke rol spelen in de regulatie van het klimaat op de wereld; de versnelde vernietiging van de wouden in de wereld, in het bijzonder de tropische regenwouden, leidt naast de aantasting van het wereldklimaat ook tot landerosie die op zijn beurt bijdraagt tot andere rampspoed, zoals de oprukkende woestijn in Afrika en de overstromingen in Bangladesh.

Bovendien is het nu duidelijk dat de kwantiteit aan het overslaan is in kwaliteit, nu de gevolgen van de vervuiling zowel globaler als onberekenbaarder worden. Ze zijn globaal in de mate dat ieder land ter wereld er door getroffen wordt: niet alleen het geïndustrialiseerde Westen, maar ook de ‘onderontwikkelde' Derde Wereld en de stalinistische en ex-stalinistische regimes, die zo bankroet zijn dat ze zich zelfs niet de minimale controles kunnen veroorloven die in het Westen zijn ingevoerd. Vroegere ‘socialistische' landen zoals Polen, Oost-Duitsland en Roemenië behoren misschien wel tot de meest vervuilde ter wereld; omzeggens elke stad in Oost-Europa heeft zijn horrorgeschiedenis van lokale fabrieken die kanker, ademhalingsaandoeningen en nog andere ziekten veroorzaakten doordat dodelijk gif uitbrak, of van rivieren die ontvlammen wanneer je er een lucifer ingooit, enzovoort. Maar derdewereldsteden zoals Mexico of Curbutao in Brazilië moeten er zeker niet voor onderdoen.

Toch ligt er een ander en zelfs nog beangstigendere betekenis in het woord ‘globaal' in deze context; namelijk dat de ecologische ramp nu voelbaar het voortbestaan van het planetaire ecosysteem bedreigt. De verdunning van de ozonlaag, die hoofdzakelijk het resultaat schijnt te zijn van de uitstoot van CFK gassen, is daar een duidelijk voorbeeld van, aangezien de ozonlaag al het leven op aarde beschermt tegen de dodelijke ultraviolet straling. En het is onmogelijk om in dit stadium te zeggen wat de gevolgen van dat proces zullen zijn op lange termijn. Hetzelfde is van toepassing op het probleem van de het broeikaseffect, dat nu aanvaard wordt als een werkelijke bedreiging door een groeiend aantal wetenschappelijke commissies, de meest recente die van de intergouver-nementele commissie van de VN over de klimaatsverandering. Het IPCC en andere hebben niet alleen gewaarschuwd voor massale overstromingen, droogtes en hongersnoden die er zouden kunnen uit voortvloeien als er geen betekenisvolle terug-schroeving is in het huidige niveau van uitstoot van broeikasgassen, in het bijzonder koolstofdioxide; ze hebben ook gewezen op het gevaar van een ‘terugslag' effect, waarbij ieder aspect van de vervuiling en vernietiging van het leefmilieu reageert op het andere en zo en onomkeerbare spiraal van rampen op gang kan brengen.

Het is eveneens overduidelijk dat de klasse, wier systeem die puinhoop heeft veroorzaakt, er niet toe in staat is om er iets aan te verhelpen. Natuurlijk hebben bijna alle verlichte geesten van de bourgeoisie zich de laatste jaren op miraculeuze wijze bekeerd tot de zaak van de redding van het leefmilieu. De supermarkten puilen uit van goederen die aanprijzen hoe vrij ze wel zijn van kunstmatige additieven; cosmetica, detergenten en luiermerken wedijveren met elkaar om te bewijzen hoeveel respect zij hebben voor de ozonlaag, de lucht en de rivieren. En de politieke leiders van Tatcher tot Gorbatchov hebben het er steeds meer over hoe wij allen de handen in elkaar moeten slaan om de bedreigde planeet te beschermen.

Zoals gewoonlijk kent de schijnheiligheid van deze klasse van gangsters geen grenzen. De werkelijke bezorgdheid van de bourgeoisie voor het redden van de planeet kan worden afgemeten aan wat ze van plan is te doen. Zij maakt bijvoorbeeld veel poeha over de recente ozonconferentie in Londen, waar de belangrijkste landen ter wereld, en daarbij inbegrepen de tegensputterende derdewereld reuzen zoals India en China, tot een overeenkomst kwamen om de CFK's uit te bannen tegen het jaar 2000. Maar dit betekent dat er in de komende 20 jaar nog eens 20 procent van de ozonlaag zou kunnen vernietigd worden. Tijdens die periode zou een volume ozon verdwijnen gelijk aan de helft van het totale ozonvolume dat sinds de uitvinding van de CFK's verdween.

Het is nog erger wanneer wij het hebben over het broeikaseffect. De VS administratie heeft de uitdrukking ‘globale opwarming' gebannen uit al haar officiële communiqués. En de landen die op papier de voorspellingen van het IPCC aanvaarden, hebben zich er slechts toe verbonden om de koolstofuitstoot te stabiliseren op het huidige niveau, niets meer dan dat. En vooral hebben ze geen ernstige strategie voor het verminderen van de afhankelijkheid van hun economieën van fossiele brandstoffen, noch voor het wagenpark van privéauto's, die de grootste bijdrage leveren tot het broeikaseffect. Er wordt niets gedaan aan het tegenhouden van de vernietiging van de regenwouden, en dat leidt zowel tot de opeenhoping van broeikasgassen als tot de vermindering van de capaciteit van de planeet om ze te absorberen: het eigen Actieplan voor de Tropische Wouden van de VN wordt helemaal gedomineerd door de houtvesterbedrijven. En terzijde gezegd zou het kaalslaan van de regenwouden door de houtvesters, door veeteelt en de industriële belangen, zowel als door de hongerende boeren die wanhopig op zoek zijn naar land en brandstof, alleen kunnen gestopt worden indien de Derde Wereld plotseling zou bevrijd worden van de massale last van schulden en armoede. Wat de plannen betreft van het bouwen van verdediging tegen overstromingen of het voorkomen van hongersnood, kan de bevolking van de meest bedreigde landen zoals Bangladesh, dezelfde soort ‘hulp' verwachten als die welke werd verleend aan de bewoners van de aardbevingszones op de wereld, of aan de slachtoffers van de droogtes in Afrika.

Het antwoord van de bourgeoisie op al deze problemen belicht dat het juist de structuur is van het systeem die de bourgeoisie niet in staat stelt om met de ecologische problemen, die het systeem heeft veroorzaakt, in het reine te komen. Globale ecologische  problemen vereisen globale oplossingen. Maar ondanks alle internationale conferenties, ondanks al het vroom gezwets over internationale samenwerking, is het kapitalisme onlosmakelijk gebaseerd op de wedijver tussen de nationale economieën. Zijn onvermogen om te komen tot een werkelijk niveau van globale samenwerking wordt vandaag nog erger gemaakt door het ineenzijgen van de oude blokstructuren en het afglijden van het systeem in een oorlog van allen tegen allen. De verdieping van de economische wereldcrisis die het Russische blok op de knieën dwong zal de wedijver en de nationale rivaliteiten nog verergeren; dit betekent dat ieder bedrijf, ieder land met een steeds toenemende onverantwoordelijkheid zal optreden bij het scharrelen als gekken voor het economisch overleven.

Welke ook de kleine toegevingen zijn die gemaakt worden uit milieubezorgdheid, toch zal de overheersende trend neerkomen op het door het raam keilen van de controles voor gezondheid, veiligheid en vervuiling. Dit is al eerder het geval geweest in het laatste decennium, dat een scherpe stijging had laten optekenen van het aantal industriële en transportrampen, als resultaat van verwoede kostenbesparingen in het licht van de economische crisis. Naarmate de handelsoorlog tussen de naties verhit, kunnen de zaken enkel verergeren.

Wat meer is, het ieder-voor-zich zal het gevaar verhogen op lokale militaire conflicten in streken waar de arbeidersklasse te zwak is om deze te verhinderen. Nu deze conflicten niet langer worden afgeremd door de discipline van de oude imperialistische blokken, lopen ze een veel groter risico op het ontbranden van de horrors van chemische en zelfs van kernoorlogen op een ‘lokale' schaal, die miljoenen zou afslachten en de atmosfeer van de planeet verder zou vergiftigen. Wie kan er aannemen dat, gegrepen door een aanzwellende spiraal van chaos en verwarring, de bourgeoisie van de wereld op een harmonieuze wijze zou gaan samenwerken om de bedreiging van het leefmilieu aan te pakken? Als de ecologische moeilijkheden - dalende watervoorzieningen, overstromingen, twisten over vluchtelingen, enz. - een effect hebben, zal het de opdrijving van lokale imperialistische spanningen zijn. De bourgeoisie is zich daarvan reeds bewust. Zoals de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken Boutros Ghali het recent nog stelde: "de volgende oorlog in onze regio zal draaien rond de waters van de Nijl, niet over politiek".

In de huidige fase van voortschrijdende ontbinding verliest de heersende klasse in toenemende mate de controle over haar sociaal systeem. De mensheid kan het zich niet langer veroorloven om het lot van de planeet in de handen van de bourgeoisie te laten. De ‘ecologische crisis' is een verder bewijs dat het kapitalisme moet vernietigd worden vooraleer het de hele wereld meesleept naar de afgrond.

De ideologische vervuiling

Maar ook al is de bourgeoisie niet in staat om de schade te herstellen die zij heeft toegebracht aan de planeet, toch zal zij niet aarzelen om ecologische thema's te misbruiken als voer voor haar misleidingscampagnes die gericht zijn tegen de enige kracht die iets kan doen tegen het probleem - de arbeidersklasse.

Het ecologische vraagstuk is op dit vlak ideaal. Dat is de reden waarom de bourgeoisie weinig pogingen doet om de ernst van het probleem te verdoezelen (en zelfs een lichte aandikking toestaat als het van pas komt). Steeds maar weer wordt ons wijsgemaakt dat problemen, zoals dat van de ozonlaag, of de globale opwarming, ‘ons allen treffen', dat ze ‘geen onderscheid maken' voor kleur, klasse of land. En het is waar dat de vervuiling, zoals andere aspecten van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij (drugsverslaving, criminaliteit, enz.), alle klassen van de maatschappij treft (ook al zijn het gewoonlijk de meest onderdrukten die er het meest onder lijden). Welke betere basis kon er bestaan voor het oplossen van het proletariaat, door het zijn eigen klassebelangen te doen vergeten, door het mee te sleuren in een amorfe massa waar er geen onderscheid meer is tussen arbeiders, winkeliers... of de heersende klasse zelf? De constante ideologische muur over het leefmilieu is dus een complement van alle campagnes over democratie en ‘volksmacht' die werden ontketend na de val van het Oostblok.

Laten we kijken hoe zij de ecologische thema's verdraaien om ze aan hun noden aan te passen. Deze problemen zijn zo afschrikwekkend, zo dringend, zeggen zij, dat ze zeker belangrijker zijn dan jouw eigen egoïstische strijd voor hogere lonen of tegen baanverlies, ja toch? Inderdaad zijn de meeste van deze problemen niet te wijten aan het feit dat de arbeiders in de ontwikkelde landen ‘te veel consumeren'? Zouden zij niet bereid moeten zijn om minder vlees te eten, minder energie te verbruiken, of zelfs deze of gene bedrijfssluiting te aanvaarden ‘in het belang van de planeet'? Bestaat er een beter excuus voor de opofferingen die de crisis van de kapitalistische economie vereist?

En dan zijn er nog al de argumenten ter ondersteuning van de mythologie van de ‘hervormingen' en de ‘realistische verandering'. Het is zeker dat er nu iets kan worden gedaan, zeggen zij. Zouden wij dan niet uitkijken naar een verkiezingskandidaat die de beste ecologische politiek voorstelt? Welke partij belooft het meest te zullen doen voor het leefmilieu? Bewijzen de betrokkenheid van Gorbatchov of Mitterand of Tatcher niet dat politici wel degelijk ingaan op druk vanuit het volk? Bewijzen de experimenten met energiebesparing, met zonne-energie of windkracht, die verschillende ‘verlichte' regeringen zoals in Zweden of Nederland vandaag uitvoeren, dat de verandering enkel een zaak is van goede wil en aanpak vanwege de politici, gecombineerd met de druk van onderop door de burgers? Bewijst de overgang naar milieuvriendelijke producten niet dat de grote bedrijven werkelijk kunnen worden beïnvloed door ‘consumentenactie'?

En als al deze ‘hoopvolle' en ‘positieve' benaderingen niet kunnen overtuigen, dan kan de bourgeoisie toch nog gebruik maken van de gevoelens van hulpeloosheid en ontreddering die alleen versterkt kunnen worden wanneer de geïsoleerde burger uit zijn venster kijkt en ziet hoe een hele wereld wordt vergiftigd. Als de bourgeoisie er niet in slaagt om de uitgebuiten te laten geloven in haar leugens, dan betekent een geatomiseerde arbeidersklasse tenminste geen bedreiging voor het  systeem.

De valse alternatieven van de ‘Groenen'

Maar in de laatste tien jaar is er een nieuwe politieke kracht op het toneel gekomen - één die beweert op te komen voor een radicale benadering die de verdediging van het leefmilieu boven alle andere beschouwingen stelt: de Groenen. In Duitsland zijn zij een kracht geworden waarmee rekening moest worden gehouden in het nationale politieke leven. In Oost-Europa zijn de ecologische groepen sterk vertegenwoordigd in de democratische oppositie die in de bres gesprongen zijn, die werd opengelaten met de ineenstorting van het Stalinisme. Groene partijen en drukkingsgroepen komen op in het merendeel van de ontwikkelde landen en zelfs in de Derde Wereld.

Maar de Groenen maken ook deel uit van het rottende kapitalisme. Het spreekt voor zich als je kijkt naar de Groenen in Duitland: zij zijn een respectabele parlementaire partij geworden, met talrijke zetels in de nationale Bondsdag en bekleden verschillende verantwoordelijke posten in lokale en regionale regeringen. De openlijke integratie van de Groenen in de kapitalistische normaliteit werd enkele jaren geleden gesymboliseerd door het feit dat de ‘buiten-parlementaire', anarchistische rebel van 1968, Daniel Cohn Bendit (herinner je de slogan ‘Elections, piège à cons', ‘verkiezingen valstrik voor het klootjesvolk') zelf parlementslid werd in het Duitse parlement, en zelfs zijn verlangen te kennen gaf om minister te worden. In de Bondsdag nemen de Groenen deel aan alle smerige manoeuvres die typisch zijn voor de burgerlijke partijen - nu eens treden zij op als een rem om de SPD in de oppositie te houden, dan weer vormen zij een bondgenootschap met de sociaal-democraten tegen de heersende CDU.

Het is waar dat de Groenen verdeeld zij over een ‘realistische' vleugel die tevreden is met de aandacht in de parlementaire arena, en een ‘puristische' vleugel die meer radicale, buitenparlementaire vormen van actie ondersteunt. En veel van de aantrekkingskracht van de Groene partijen en de drukkingsgroepen ligt in het feit dat zij inspelen op het wantrouwen van de bevolking tegenover bureaucratische centrale regeringen en parlementaire corruptie. Als alternatief bieden zij campagnes aan tegen locale gevallen van vervuiling, spectaculaire proteststunts van het type waarin Greenpeace gespecialiseerd is, marsen en betogingen, terwijl zij oproepen tot de decentralisatie van de politieke macht en ‘burgerinitiatieven' van allerlei slag. Maar geen van deze activiteiten stappen buiten de krijtlijnen van de algemene campagnes van de bourgeoisie. Integendeel, ze dienen om te verzekeren dat deze campagnes diep doordringen in de bodem van de maatschappij.

De ‘radicale Groenen' zijn de kampioenen van het interklassisme. Zij richten zich tot het ‘verantwoordelijke individu', tot de ‘lokale gemeenschap', tot het goede geweten van de mensheid in het algemeen. De acties die zij opzetten proberen alle burgers te mobiliseren, ongeacht hun klasse, in de strijd tegen de vervuiling. En wanneer zij de bureaucratie en de laksheid van een centrale regering bekritiseren, is het alleen met de bedoeling om een visie van ‘lokale democratie' voorop te stellen die naar inhoud even burgerlijk is.

Zij zijn niet minder ijverig in hun steun aan de reformistische illusie. De acties die zij organiseren zijn er onveranderlijk op gericht om ondernemingen of regeringen meer verantwoordelijk, properder, ‘groener' te maken. Slechts één voorbeeld: een pamflet van ‘Friends of the Earth' legt uit hoe de schuld van de Derde Wereld leidt tot de vernietiging van de regenwouden. Wat is dan de oplossing? De westerse banken "zouden alle schulden moeten liquideren van de armste landen in de wereld, en de schulden verminderen van de andere grote schuldenlanden met minstens de helft. Zij kunnen zich dit nu permitteren" (‘Stamp out the debt, not the rainforest) [delg de schulden, niet het regenwoud]. En hoe zullen de banken er van overtuigd worden om dat te doen? "De banken zullen niet bewegen tenzij hen wordt aangetoond hoe erg hun klanten begaan zijn met dit thema. Je cheques afstempelen met ‘Delg de schuld niet het regenwoud' en door het opnemen van een ‘Schuld Gelofte' zijn twee krachtige manieren om hen te tonen hoe jij je voelt" (Ibid.).  

De Groenen nodigen ons dus uit om geloof te hechten aan de doeltreffendheid van de ‘consumentenmacht', en in de mogelijkheid om een beroep te doen op de goede inborst van de rijken die zich er niet om bekommeren dat ze miljoenen mensen veroordelen tot de hongerdood enkel door het versluizen van hun kapitaal van het ene land naar het andere. Het komt op hetzelfde neer wanneer de Groenen hun blauwdruk voorstellen voor de toekomst: een wereld waar kleine, ecologische ondernemingen nooit ontaarden in de roofzuchtige kapitalistische reuzen, een pacifistische visie van één natie die praat tot een andere natie, kortom, een vriendelijk, zorgzaam, pacifistisch, onmogelijk kapitalisme.

Maar er zijn ook stromingen in of rond de Groene beweging, die beweren radicaler te zijn dan dit, die eigenlijk het kapitalisme bekritiseren en het zelfs hebben over revolutie. Sommigen onder hen zijn zo radicaal dat zij beweren dat het marxisme niet meer is dan de andere zijde van de kapitalistische ‘megamachine'. Kijk naar de regimes in Oost-Europa, zeggen zij: het is een logisch resultaat van de verering van het marxisme voor de ‘vooruitgangs' technologie, voor de industrie. Geïnspireerd door ‘denkers' zoals Baudrillard, kunnen zij zelfs in een heel ingewikkelde taal uitleggen dat marxisme slechts één van de andere ‘productivistische' ideologieën is (hier werden ze vervoegd door berouwvolle Stalinisten zoals Martin Jacques, die op een recente conferentie van de ineenstortende Britse CP, beweerde dat "men het feit niet kon ontwijken dat de marxistische traditie in de kern productivistisch is... de onderwerping van de natuur, de productiekrachten, de inzet voor de economische groei"). Anarcho-primitivisten zoals de ‘Fifth Estate', uitgegeven in Detroit, roepen op tot niets minder dan het uitroeien van de industrieel-technologische maatschappij en een terugkeer naar een primitief kommunisme. De ‘onwrikbare ecologisten' van ‘Earth First' gaan nog verder: voor hun ideologen ligt het probleem niet enkel in de industriële maatschappij of beschaving, maar in de mens zelf...

Marxisme tegen de groene misleidingen

De notie dat een abstracte entiteit, ‘mens' genoemd, verantwoordelijk zou zijn voor de huidige ecologische puinhoop blijft niet beperkt tot een paar esoterische groene ideologen; het is in feite een wijdverspreid cliché. Maar in beide gevallen, is het een idee dat enkel kan leiden tot wanhoop, want als de menselijke wezens zelf het probleem vormen, hoe kunnen menselijke wezens er dan een oplossing voor vinden? Het is niet toevallig dat sommigen onder de ‘onwrikbare ecologisten', AIDS hebben verwelkomd als een noodzakelijke agent om in de wereld het teveel aan mensen weg te snoeien ...

Het standpunt van de anarcho-primi-tivisten leidt tot dezelfde sombere gevolgtrekkingen. ‘Tegen de technologie' zijn, is ook tegen de mensheid zijn. De mens heeft zichzelf geschapen via de arbeid, en "arbeid begint met het maken van gereedschap" 1. De logica van het anti-technologisch standpunt is te proberen om terug te gaan tot het voor-menselijk verleden toen de natuur nog ongerept was, wars van het geratel van de menselijke activiteit: "Samengevat zien we dat de dieren hun omgeving slechts gebruiken en daarmee veranderingen aanbrengen omwille van hun aanwezigheid. De mensen brengen wijzigingen aan die nuttig zijn voor zichzelf, ze beheersen de omgeving. Dat is het essentiële verschil tussen de mens en andere dieren, en eens te meer is het de arbeid die leidt tot dit verschil." 1

Maar zelfs als de anti-technologisten tevreden zouden zijn om terug te keren naar het cultuurstadium van de jagers-verzamelaars, zou het resultaat hetzelfde zijn, aangezien de materiële voorwaarden van een dergelijke maatschappij een wereldbevolking vooronderstelde van niet meer dan een paar miljoen. Deze voorwaarden zouden enkel kunnen vervuld worden door een selectieve eliminatie van menselijke wezens, iets waarop het kapitalisme ons, in zijn doodsstrijd, al voorbereidt. Aldus worden deze radicale ecologisten - producten van een ontbindende kleinburgerij die geen historische toekomst heeft en alleen kan terugblikken op een geïdealiseerd verleden - gerekruteerd als theoretici en apologeten voor een afdaling in de barbarij die al een flinke vaart heeft genomen.

Tegen deze nihilistisch ideologieën, stelt het marxisme, als uitdrukking van het standpunt van de enige klasse die heden een toekomst heeft, dat de huidige ecologische nachtmerrie niet kan uitgelegd worden door terug te vallen op categorieën als de mens, de technologie of de industrie op een totaal vage en ahistorische manier. De mens bestaat niet buiten de geschiedenis, en de technologie kan niet gescheiden worden van de sociale relaties waarin ze zich ontwikkeld heeft. De interactie van de mens met de natuur kunnen alleen begrepen worden in hun werkelijk historisch en sociaal verband.

De mensheid leeft al honderdduizenden jaren op deze planeet - voor het merendeel in het stadium van het primitieve communisme van de jager-verzamelaargemeen-schappen waar er een stabiel evenwicht was tussen mens en natuur, een feit dat weerspiegeld werd in de mythen en rituelen van de primitieve volkeren. De ontbinding van deze archaïsche gemeenschap en de opkomst van de klassenmaatschappij, een kwalitatieve stap in de vervreemding van de mensheid, bepaalde ook nieuwe vervreemdingen tussen mens en natuur. De eerste gevallen van extensieve ecologische vernietiging vallen samen met de eerste stadsstaten. Er is aanzienlijk bewijsmateriaal dat het echte ontbossingproces dat beschavingen zoals de Sumerische, de Babylonische, de Singalese en andere toestond om zich te ontwikkelen op basis van grootschalige landbouw ook, op langere termijn, een aanzienlijke rol speelde in hun verval en hun verdwijning.2 

Maar dit waren lokale, beperkte verschijnselen. Voorafgaand aan het kapitalisme waren alle beschavingen gebaseerd op een ‘natuureconomie': het gros van de productie was nog altijd gericht op de onmiddellijke consumptie van gebruiksgoederen, ook al werd er,  in tegenstelling tot de primitieve maatschappij, een groot deel onteigend door de heersende klasse. Kapitalisme daarentegen is een systeem waarbij al de productie wordt gericht op de markt, naar de uitgebreide reproductie van de ruilwaarde. Het is een sociale formatie die veel dynamischer is dan enig ander voorafgaand systeem en zijn dynamiek dwong het om meedogenloos te streven naar de schepping van de wereldmarkt. Maar het werkelijke dynamisme en de globale aard van het kapitalisme betekent dat het probleem van de ecologische vernietiging nu uit de pan gerezen is tot een planetair niveau. Want het is niet het marxisme, maar het kapitalisme dat ‘in zijn wezen productivistisch' is. Gedreven door de wedijver, door de anarchistische rivaliteit van de kapitalistische eenheden die vechten voor de controle van de markt, gehoorzaamt het aan de innerlijks drang om uit te breiden tot zijn verst mogelijke grenzen. En in deze meedogenloze drang om zichzelf uit te breiden kan het geen pauze houden om acht te slaan of de gezondheid of het welzijn van de producenten, of van de toekomstige ecologische gevolgen van hoe en wat het produceert. Het geheim van de huidige ecologische vernietiging is te vinden in het geheim van de kapitalistische productie: "Accumuleert, accumuleert. Dat is zijn Mozes en zijn profeten (...) De accumulatie om de accumulatie, de productie om de productie (...)" (Het Kapitaal, deel 1, ‘Omzetting van meerwaarde in kapitaal').

Het probleem achter de ecologische ramp is dus niet de ‘industriële maatschappij' abstract genomen, zoals zo vele ecologisten beweren: de enige industriële maatschappij die tot nog toe heeft bestaan is het kapitalisme. Dit omvat natuurlijk ook de stalinistische regimes, die een werkelijke karikatuur zijn van de kapitalistische onderschikking van de consumptie aan de accumulatie. Diegenen die het marxisme de ecologische vernietiging in Oost-Europa verwijten, lenen hun stem aan het geroep van de bourgeoisie over het ‘bankroet van het communisme', dat volgde op de ineenstorting van het imperialistische Oostblok. Het probleem berust niet in deze of gene vorm van het kapitalisme, maar in de wezenlijke mechanismen van een maatschappij die niet in bewuste harmonie groeit met de noden van de mens en met de natuur, die door Marx het ‘anorganisch lichaam' van de mens werd genoemd, maar die zich ontwikkelt ‘om te ontwikkelen'.

Maar het ecologisch probleem heeft ook zijn specifieke geschiedenis binnen het kapitalisme.

Reeds in de bloeiperiode, hadden Marx en Engels veel gelegenheden om de manier aan te klagen waarop de dorst naar winst van kapitalisme, de levens- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse vergiftigde. Zij meenden zelfs dat de industriële grootsteden reeds te groot geworden waren om als basis te dienen voor leefbare menselijke gemeenschappen en beschouwden de "opheffing van de scheiding tussen stad en land" als een integraal deel was van het kommunistische programma (beeld je even in wat zij zouden gezegd hebben over de megasteden van de 20e eeuw...).

Maar het is in wezen in het huidige tijdperk van het kapitalisme, het tijdperk dat sinds 1914 door de marxisten gedefinieerd werd als dat van het verval van deze productiewijze, dat de genadeloze vernietiging van het leefmilieu een andere schaal en kwaliteit aanneemt, terwijl het tezelfdertijd elke historische rechtvaardiging verliest. Dit is het tijdperk waarin alle kapitalistische naties gedwongen worden om met elkaar te wedijveren op een oververzadigde wereldmarkt. Het is dus een tijdperk van permanente oorlogseconomie, met een onevenredige groei van de zware industrie; een tijdperk dat wordt gekenmerkt door de irrationele, verspillende verveelvoudiging van de industriële complexen binnen elke nationale entiteit, door de radeloze plundering van natuurlijke grondstoffen door iedere natie bij hun poging om te overleven in de genadeloze concurrentie van de wereldmarkt. De gevolgen van dit alles voor het leefmilieu zijn glashelder. De verheviging van de ecologische problemen kan worden afgemeten aan de verschillende fasen in het kapitalistische verval. De belangrijkste toename van de uitstoot van koolstofdioxide heeft plaatsgevonden in de 20e eeuw, met een aanzienlijke stijging sinds de jaren 1960. CFK's werden pas uitgevonden in de jaren 1930 en zijn sindsdien slechts intensief gebruikt tijdens de laatste tientallen jaren. De opkomst van de megasteden is een verschijnsel van na de Tweede Wereldoorlog, net zoals de ontwikkeling van vormen van landbouw die niet minder milieuonvriendelijk waren dan de meeste vormen van industrie. De waanzinnige vernietiging van de regenwouden heeft plaatsgevonden in dezelfde periode en vooral tussen 1980 en 1990: het tempo is toen waarschijnlijk verdubbeld.

Wat wij vandaag zien is de opeenhoping van tientallen jaren van onge-plande, verspillende, irrationele economische en militaire activiteit door het kapitalisme in verval. De kwalitatieve versnelling van de ecologische crisis tijdens de voorbije tien jaren ‘valt samen' met de ingang van de eindfase van het  kapitalistisch verval - de fase van de ontbinding. Daarmee bedoelen wij dat na 20 jaar van diepgaande en steeds verslechterende economische crisis, waarin geen van de beide bepalende sociale krachten in staat zijn geweest om hun historisch alternatief van wereldoorlog of wereldrevolutie door te drijven, de hele sociale orde is beginnen spaak lopen, om af te stevenen op  een ongecontroleerde neergaande spiraal van chaos en vernietiging (zie Internationale Revue nr. 13, ‘Ontbinding, de eindfase van het kapitalistische verval').

Het kapitalistische systeem vormt al lang geen enkele vooruitgang meer voor de mensheid. De rampzalige ecologische gevolgen van zijn ‘groei' sinds eind 1945, tonen eens te meer aan dat deze groei heeft plaatsgevonden op een ziekelijke, vernietigende grondslag, en betekent een klap in het gezicht van alle "experten" - waarvan sommige jammer genoeg nog te vinden zijn in de proletarische politieke beweging - die op deze groei wijzen om de marxistische notie van het verval van het kapitalisme te bestrijden.

Maar dit betekent niet dat marxisten - in tegenstelling tot de bourgeoisie van vandaag, en al haar kleinburgerlijke aanhangsels - de notie van vooruitgang opgeven of enige toegevingen doen aan de anti-technologische vooroordelen van de radicale "Groenen".

De marxistische opvatting van vooruitgang was nooit dezelfde als de burgerlijke éénzijdige, lineaire notie van een gestage opgang van primitieve duisternis en bijgeloof naar het licht van moderne rede en democratie. De marxistische opvatting is een dialectische visie die erkent dat er historische vooruitgang heeft plaatsgevonden doorheen de botsing van de tegenstellingen, dat dit rampen met zich heeft meegebracht en zelfs teruggang, dat het voortschrijden van de beschaving ook de verfijning van de uitbuiting en de verergering van de vervreemding onder de mensen en tussen mens en natuur betekende. Maar het erkent ook dat het feit dat de mens in toenemende mate in staat is om de natuur om te vormen doorheen de ontwikkeling van zijn productie-krachten, om de onbewuste processen van de natuur onder zijn eigen bewuste controle te brengen. Dit vormt de enige basis om deze vervreemding te overstijgen en te komen tot een hogere vorm van gemeenschap dan het beperkte kommunisme van de primitieve tijden, d.w.z. een wereldwijde gemeenschap die niet zal gebaseerd zijn op grond van schaarste en de onderwerping van het individu aan het collectief, maar op een ongezien niveau van overvloed dat "de materiële voorwaarden zal verschaffen voor de totale, universele ontwikkeling van de productiekrachten van het individu" (Marx, ‘Grundrisse'). Door het scheppen van de materiële basis voor de globale mensengemeenschap, vertegenwoordigde het kapitalisme een onmetelijke stap vooruit ten opzichte van de natuureconomieën die er aan voorafgingen.

Vandaag is de notie van het ‘controleren' van de natuur smerig vertekend door de ervaring van het kapitalisme, die de gehele natuur simpelweg heeft behandeld net zoals elke andere waar, als een levenloze zaak, als iets dat wezenlijk buiten de mens staat. Tegen dit gezichtspunt - maar ook tegen de passieve natuurverering die overheerst bij vele van de Groenen van vandaag - definieerde Engels het communistisch standpunt als volgt:

"Bij ieder stap worden wij er aan herinnerd dat wij op geen enkele wijze heersen over de natuur als een veroveraar over een vreemd volk, als iemand die buiten de natuur staat - maar dat wij, met vlees, bloed en hersens, deel uitmaken van de natuur, en er middenin bestaan, en dat al onze kunde er in bestaat dat wij een voordeel hebben over alle andere schepsels, van in staat te zijn tot het leren begrijpen van zijn wetten en ze correct toe te passen" (Engels, ‘De rol gespeeld door de arbeid...').

In werkelijkheid laat het kapitalisme vandaag blijken dat, ondanks alle zogenaamde ‘veroveringen' zijn controle over de natuur neerkomt op de ‘controle' van een leerling tovenaar, niet van de tovenaar zelf. Het heeft de grondvesten gelegd voor het werkelijk bewust beheersen van de natuur, maar zijn echte werkwijze verandert al deze verworvenheden om tot rampen. Zoals Marx het neerschreef:

"Aan eenzelfde ritme waarmee de mensheid de natuur beheerst, schijnt de mens meer en meer onderworpen te worden aan de andere mensen of aan zijn eigen laagheid. Zelfs de helderheid van de wetenschap wordt aan het oog onttrokken, tenzij tegen een zwarte achtergrond van onwetendheid. Al onze uitvindingen en vooruitgang schijnen uit te monden in een poging om materiële krachten een soort intellectueel leven te geven, en het menselijk leven daarentegen te reduceren tot een materiële kracht." (Toespraak bij de verjaardag van ‘The Peoples Paper', april 1856).

Vandaag heeft deze tegenspraak het punt bereikt waarbij de mensheid op een tweesprong staat op de weg van de geschiedenis en voor de keuze staat tussen aan één kant de bewuste controle over zijn eigen sociale en productieve krachten, en dus van een ‘correcte toepassing' van de natuurwetten, en aan de andere kant de vernietiging aan de hand van juist die krachten die hij zelf op gang heeft gebracht. Met andere woorden de keuze tussen communisme of barbarendom.

Alleen de proletarische revolutie kan de planeet redden

Als het communisme het enige antwoord is op de ecologische crisis, dan is de arbeidersklasse enige kracht die een communistische maatschappij kan creëren. Net zoals bij de andere aspecten van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij belicht de bedreiging van het leefmilieu dat hoe langer het proletariaat zijn revolutie uitstelt, hoe groter het gevaar wordt dat de revolutionaire klasse uitgeput en ondermijnd raakt, en dat het hele verloop naar vernietiging en chaos een punt bereikt waarna geen weg terug is. Dat zou zowel de strijd voor de revolutie als de opbouw van een nieuwe maatschappij tot een onmogelijke taak maken. Dus in zoverre als het de toenemende dringendheid van de kommunistische revolutie onderstreept, zal een besef van de diepte van de huidige ecologische problemen een rol spelen in de overgang van de proletarische strijd van een defensief, economisch niveau naar een niveau van een bewuste politieke strijd tegen het kapitaal in zijn geheel.

Maar het zou een misvatting zijn om te denken dat het ecologisch thema op zich vandaag een focus zou kunnen worden voor de mobilisering van het proletariaat op zijn eigen klasse-terrein. Alhoewel bepaalde beperkte aspecten van het probleem (bijvoorbeeld de gezondheid en veiligheid op het werk) geïntegreerd kunnen worden in waarachtige klasse-eisen, laat het thema als dusdanig het proletariaat niet toe om zichzelf op te werpen als een onderscheiden sociale klasse. Integendeel, zoals wij gezien hebben, verschaft het aan de bourgeoisie een ideaal voorwendsel voor inter-klassistische campagnes. En de arbeiders zullen actief weerstand moeten bieden aan de pogingen van de bourgeoisie, in het bijzonder van de groene en linkse elementen ervan, om het thema te misbruiken als een middel om hen af te leiden van hun eigen klasse-terrein. Het blijft nog altijd zo dat de arbeiders vooral in de strijd tegen de gevolgen van de economische crisis - loonsdalingen, werkloosheid, toenemende verarming op alle niveaus - in staat zullen zijn om zichzelf om te vormen tot een kracht die de hele burgerlijke orde kan te lijf gaan.

De arbeidersklasse zal slechts in staat zijn om het ecologisch thema aan te pakken in zijn geheel nadat zij de politieke macht heeft veroverd op wereldvlak. Het is overduidelijk dat dit één van de meest dringende taken zal worden van de overgangsperiode. Het is in ieder geval nauw verbonden met andere dringende problemen zoals de honger in de wereld en het herorganiseren van de landbouw.

We kunnen hier geen gedetailleerde discussie starten over de maatregelen die het proletariaat zal moeten nemen, zowel voor wat betreft het opruimen van de puinhoop die is achtergelaten door het kapitalisme, als de stap vooruit naar een kwalitatieve nieuwe verhouding tussen mens en natuur. Hier willen wij slechts één punt aanstippen: de problemen van een triomferend proletariaat zullen niet fundamenteel technisch zijn, maar politiek en sociaal van aard.

De bestaande technische en industriële infrastructuur is diepgaand verwrongen door de irrationaliteit van de kapitalistische ontwikkeling in dit tijdperk. En het leidt geen twijfel dat een zeer aanzienlijk deel ervan zal moeten worden vernietigd als voorwaarde voor het opbouwen van een productiebasis die geen bedreiging meer zal vormen voor het natuurlijk leefmilieu. Op het zuiver technisch niveau zijn er echter al een heel aantal alternatieven of zouden er kunnen worden ontwikkeld als er genoeg in wordt geïnvesteerd. Het is bijvoorbeeld al mogelijk in de elektriciteitscentrales die koolwaterstoffen verbranden, het merendeel van de uitstoot aan koolstofdioxide en andere schadelijke stoffen te elimineren door doeltreffend gebruik te maken van bijna 100% van het geproduceerde afvalmateriaal. Evenzo is het reeds mogelijk om vele andere alternatieve energiebronnen te ontwikkelen: zonne-energie, windkracht, golfkracht, enz., die hernieuwbaar zijn en bijna vrij van vervuiling. Er zitten ook enorme mogelijkheden in het proces van kernfusie, die vele van de problemen zou kunnen vermijden die verbonden zijn aan de kernsplitsing.

Het kapitalisme heeft reeds zijn technische capaciteiten ontwikkeld tot op het punt waarop het probleem van de vervuiling zou kunnen worden opgelost. Maar het feit dat het werkelijke probleem van sociale aard is, wordt belicht door de vele gevallen waarbij de eigen korte termijn politiek en de militaire belangen van het kapitalisme het niet toestonden om niet vervuilende technologieën te ontwikkelen. Wij weten bijvoorbeeld dat na de tweede wereldoorlog de Amerikaanse olie- gas- en elektriciteitsindustrieën een campagne hebben opgezet om de ontwikkeling van zonne-energie te verdringen; wij vernamen onlangs dat de Britse regering meewerkte aan een rapport dat sleutelde aan de schema's om te bewijzen dat kernenergie goedkoper was dan golfkracht; de automobielindustrie heeft lang de weg geblokkeerd voor de ontwikkeling van minder vervuilende vormen van transport, enzovoort.

Maar de vraag ligt dieper dan de bewuste politiek van deze of gene regering of industrie. Zoals wij hebben gezien, ligt  het probleem in de basiswerking van de kapitalistische productiewijze, en het kan enkel worden opgelost door het aanvallen van deze productiewijze in zijn werkelijke wortels.

Het kapitaal vernietigt lichtzinnig het natuurlijk leefmilieu omdat het moet groeien om te groeien; het enige antwoord is dus het afschaffen van het beginsel van de kapitalistische accumulatie, niet voor de winst te produceren, maar voor de menselijke behoeften te bevredigen. Het kapitalisme verwoest de natuurlijke hulpbronnen, omdat het opgedeeld is in concurrerende nationale eenheden, omdat het fundamenteel chaotisch is en het produceert zonder te denken aan de toekomst. Het enige antwoord is dat van de afschaffing van de natie-staat, het gemeenschappelijk maken van de menselijke en natuurlijke hulpbronnen en het uittekenen van wat Bordiga noemde "een levensplan voor de menselijke soort". Kortom, het probleem kan enkel worden opgelost door een arbeidersklasse die zich bewust is van de noodzaak om de grondslagen zelf van het sociale leven radicaal om te gooien, en die in haar handen de politieke instrumenten heeft om de overgang door te voeren naar een communistische maatschappij.

Georganiseerd op wereldvlak, alle onderdrukten met zich meeslepend, kan en moet het internationale proletariaat zich inzetten voor de schepping van een wereld waarin er een ongeziene materiële overvloed zal zijn  die niet in conflict zal komen met de gezondheid of het natuurlijk leefmilieu. Beiden worden gezien als wederzijdse voorwaarden voor elkaar. Een wereld waarin de mensheid, eindelijk bevrijd van de overheersing van de arbeid en de schaarste, volop kan genieten van de planeet. Borend doorheen de mist van de uitbuiting en de vervuiling, waarmee de kapitalistische beschaving de aarde heeft omhuld, was dit zeker de wereld die Marx voor ogen had toen hij in 1844 in zijn Manuscripten vooruitblikte naar een maatschappij die belichaming zou zijn van "de eenheid van mens en natuur - de ware heropstanding van de natuur - de vernatuurlijking van de mens en de vermenselijking van de natuur, die beiden tot ontplooiing zouden komen".

CDW

1 Engels, ‘De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens'

2 Jared Diamond schreef het boek ‘Collapse' (2005), waarin hij voorbeelden geeft van maatschappijen die in het verleden ten onder gingen, mede door een ongecontroleerde ontbossing.  Diamond  is echter geen marxist, maar breidt verder op de theorie van Matlthus die stelde dat de ecologische hulpbronnen nooit de volledige bevolking zouden kunnen voorzien in hun behoeften, doordat de populatie te snel groeit. Engels noemde de theorie van Malthus de wreedste en meest barbaarse theorie ooit.

Theoretische vraagstukken: 

Rubric: 

Ecologie & Milieu