160 jaar na het Manifest: Marx doet de bourgeoisie nog altijd sidderen

Printer-friendly version
In de zomer van 2008 publiceerde ‘Courrier International' een reeks van persartikelen gewijd aan Karl Marx (nr. 924, 925, 926, van 17 juli tot 20 augustus) omtrent het thema ‘Marx, de terugkeer', ter gelegenheid van de 190e verjaardag van zijn geboorte, de 125e van zijn overlijden en ook van de 160e verjaardag van het verschijnen van het ‘Communistisch Manifest'. Reeds in oktober 2003 had de ‘Nouvel Observateur' een speciaal nummer gepubliceerd met als titel ‘Marx denker van het derde millennium?' en Jacques Attali, trouwe raadgever van de bourgeoisie sinds het tijdperk van Mitterrand, had in 2005 al een biografie gepubliceerd van Marx waarin hij zich had ingespannen om Marx, gebruikmakend van getrukeerde citaten, voor te stellen als een grote verdediger en diepe bewonderaar van de ‘burgerlijke democratie'1 .

De bourgeoisie en de pers die haar ter beschikking staat, maken zich ongerust over de ‘terugkeer van het marxistisch gedachtegoed' of over de ‘actualiteit van Marx en van het marxisme' en dit minder dan twintig jaar nadat zij zo triomfantelijk de ‘dood van het marxisme en van het communisme' hadden uitgeroepen, dat zij met veel tamtam hadden proberen te begraven na het ineenstorten van het Oostblok en de stalinistische regimes. Dat zij nu weer sidderen is niet verwonderlijk. We bevinden ons op een moment waarop, tegenover de ontketening van de crisis en de monsterachtige verschrikkingen die dit rottend systeem begaat, de internationale heropleving van de arbeidersstrijd de proletariërs aanzet tot een bewustwording van het feit dat er een perspectief bestaat dat aan de mensheid een uitweg kan bieden uit de impasse waarin het kapitalisme haar gestort heeft.

Sommigen spuwen hun gif uit door hun voorouderlijke haat en hun ziekelijke afkeer voor Marx en de revolutionairen uit te roepen en doen gewoon voort met hen door de modder te sleuren en te belasteren. De grootste leugen van de geschiedenis, die de hele 20e eeuw door werd gepropageerd, passen zij aan de smaak van de dag aan: de identificatie van Marx, het marxisme, het communisme en van de arbeidersklasse, aan één van de ergste vormen van de contrarevolutie, de stalinistische terreur. Net als ratelslangen, blijven ze met hun ideologische aanhangsels heftig te keer gaan. Ze beklagen zich over de ‘gevaarlijke terugkeer van de totalitaire ideologie', die volgens hen gekoppeld is aan de ‘uitspattingen van het liberalisme' en aan de duidelijke toename van de sociale ongelijkheid. Dezelfde angst voor de proletarische revolutie vinden we in feite terug bij al diegenen die Marx bewieroken om hem zo te bestrijden door zich hem toe te eigenen. Zo ziet men steeds meer journalisten en universitairen die er niet voor terugschrikken hem te bewieroken om hem vervolgens tot de profetische leermeester van de ‘alter-mondialisten' te maken, of nog tot de voorloper van de groenen. Dat illustreert eens te meer de noodzakelijke waakzaamheid, die Lenin met zoveel scherpzinnigheid formuleerde:

"De grote revolutionairen werden bij hun leven voortdurend vervolgd door de onderdrukkende klassen, die hun leer met de ruwste kwaadaardigheid, de woedendste haat en een teugelloze leugen- en lastercampagne bejegenden. Na hun dood worden pogingen gedaan hen in onschadelijke afgodsbeeldjes te veranderen, hen als het ware heilig te verklaren en hun naam een zekere wijding te verlenen tot ‘vertroosting' van de onderdrukte klassen en om hen daarmee beet te nemen, terwijl hun revolutionaire leer van haar inhoud en van haar revolutionaire scherpte wordt ontdaan en wordt gevulgariseerd.". (‘Staat en Revolutie', hoofdstuk 1).

Dit bijna profetische citaat bleek heel steekhoudend in de voortdurende leugens die alle stalinistische regimes van de wereld, die vijftig jaar lang heersten, gebruikten om de wrede uitbuiting van de proletariërs te rechtvaardigen door de lof te zingen over de grote revolutionairen. Door misbruik te maken van Marx en Engels, door ze te balsemen zoals Stalin heeft gedaan met Lenin, door voor hen standbeelden op te richten, legden zij zich er systematisch op toe om de revolutionaire inhoud van hun ideeën en activiteiten af te stompen, leeg te zuigen of te vervormen. Ze werden daarbij geholpen en aangevuld door de ‘democratische' bourgeoisie die het absolutisme en de ‘marxistische' onderdrukking van de landen onder de stalinistische knoet maximaal en openlijk in de verf zetten.

En als de bourgeoisie vandaag nog probeert om van Marx een ‘ongevaarlijk' icoon te maken, is dat omdat hij wel degelijk een waarachtig revolutionair was die zijn leven lang de meest hardnekkige strijd leverde tegen het kapitalisme. In die mate zelfs dat zijn werk en methode een zodanige revolutionaire kracht blijken te omvatten dat ze tot op vandaag nog altijd als het meest wezenlijke wapen voor de proletarische strijd worden beschouwd voor de omverwerping van het kapitalisme. Voor heel de bourgeoisie geldt, meer dan ooit, de eerste zin van het Communistisch Manifest "Een spook waart door Europa [en vandaag de hele wereld]: het spook van het communisme".

W / 20.09.2008

1 Zie Révolution Internationale nr. 366, maart 2006, ‘In verband met het boek van Attali: Was Marx een democraat of een revolutionair?'

Geschiedenis van de arbeidersbeweging: