Tunesië, Egypte: De “Arabische revoluties” in het slop

Printer-friendly version
Terwijl de zogenaamde ‘Arabische revoluties’ hun tweede verjaardag vierden, kwamen rellen en massale demonstraties die zich in de afgelopen maanden en weken in Egypte en Tunesië voordoen de wereld eraan herinneren dat het vertrek van de dictators Ben Ali en Mubarak niets had opgelost. Integendeel, de economische situatie, met in zijn nasleep de toename van de werkloosheid, de ellende en de aanvallen op de arbeidersklasse, is verslechterd. En het heersende autoritarisme net als het geweld van de repressie die de demonstranten vandaag te verduren krijgen moeten in niets onderdoen voor wat er daarvóór bestond.

 

Enorme woede en moed...

 

Tunesië, waar de zelfverbranding  van de jonge Mohammed Bouazizi de aanleiding was tot  de “Arabische lente”, kent een ernstige sociale, economische en politieke crisis. Het officiële werkloosheidscijfer bedraagt 17% en sedert maanden nemen de stakingen toe in vele sectoren. De woede die zich zo openlijk en massaal heeft uitgedrukt in vele steden van het land kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Reeds in december, waren werkloze jongeren slaags geraakt met de politie in de stad Siliana, uit protest tegen het bezuinigingsprogramma dat door president Moncel Marzouki werd aangekondigd. Demonstraties van solidariteit vonden plaats in verschillende grote steden en in de hoofdstad tegen de repressie en zijn 300 gewonden, sommigen door hagel. Tegenover de groeiende sociale spanningen stelde de Tunesische president: “We hebben niet te maken met één enkele Siliana. Ik ben bang dat dit opnieuw gebeurt in meerdere regio’s”. En de moord van de seculiere opposant Chokri Belaid bracht de mensen onlangs opnieuw op straat; zijn begrafenis was voor de 50.000 mensen in de begrafenisstoet de aanleiding om op te roepen tot  “een nieuwe revolutie” en om “brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid”  te eisen, wat ook de  belangrijkste slogan was van 2011. In een twaalftal steden, werden naast politiebureaus, zoals in het centrum van Tunis, ook de gebouwen aangevallen van de islamistische partij aan de macht, Ennahda, en werd het leger ingezet om de massale protesten in Sidi Bouzid, waar de “Jasmijnrevolutie” twee jaar geleden was gestart, in te perken. Om de zaak te sussen en de beweging te recupereren, heeft de vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesië) opgeroepen tot een algemene staking, de eerste in 35 jaar, terwijl de regering voor de schijn een aantal verschuivingen doorvoerde aan het hoofd van de Staat in afwachting van de verkiezingen in juni. Op dit ogenblik lijkt de spanning weg te ebben, maar het is duidelijk dat de woede zal blijven gisten temeer dat de belofte van een toekomstige lening door het Internationaal Monetair Fonds nieuwe drastische bezuinigingsmaatregelen met zich zal meebrengen.

In Egypte is de situatie niet beter. Het land kan de rekeningen niet meer betalen. In oktober vorig jaar, publiceerde de Wereldbank een rapport waarin het zijn “bezorgdheid”  uitdrukte ten aanzien van de toename van stakingen, met een record van 300 alleen al in de eerste helft van September. Op het einde van 2012 waren er vele anti-regeringsbetogingen, in het bijzonder rond het referendum dat werd georganiseerd door de Moslimbroeders om hun macht te legitimeren. Sinds 25 januari, de tweede verjaardag van het uitbreken van de “Egyptische revolutie”, is het protest nog toegenomen. Dag na dag, stellen duizenden demonstranten de door de nieuwe regering opgelegde levensvoorwaarden aan de kaak en eisen het vertrek van president Morsi.

Maar het is uiteindelijk de woede ten opzichte van de repressie die de situatie tot ontploffing bracht. De aankondiging op 26 januari van de terdoodveroordeling van 21 al-Masry clubsupporters van Port-Said, die betrokken waren bij het drama op het einde van een voetbalwedstrijd  op de 1ste februari 2012, waarbij 77 mensen omkwamen, was de aanleiding tot een golf van geweld. De vreedzame demonstraties waartoe het Front voor Nationale Redding, de belangrijkste oppositiekracht, had opgeroepen, liepen uit op stadsguerrillataferelen. Op de avond van de 1ste februari, waren duizenden demonstranten op het Tahrirplein  en vóór het presidentieel paleis betrokken bij regelrechte gevechten  met de ordestrijdkrachten. De 2de februari waren zij nog met duizenden om stenen en molotovcocktails te gooien tegen  de omheining van het gebouw. In één week tijd leidde deze rellen die met geweld neergeslagen werden tot meer dan 60 doden, waarvan 40 in Port-Said. Een video die een naakte man toonde die geslagen wordt door de politie heeft de reeds grote woede bij de manifestanten nog aangewakkerd. Ondanks de avondklok die door het regime werd ingesteld,  waren er betogingen in drie steden langs het Suezkanaal. Een demonstrant verklaarde: “We komen nu op straat, want niemand kan ons zijn ideeën opleggen(...) we zullen ons niet onderwerpen aan de overheid.”

In de stad Ismailia werden naast betogingen, ook voetbalwedstrijden georganiseerd door de inwoners om zowel de avondklok als de verharding van het regime te trotseren, en het hoofdkwartier van het Moslim Broederschap werd in brand gestoken.

Gezien de omvang van de woede dat tot uitdrukking kwam in de beweging, heeft de politie, uit angst voor zichzelf, op 12 februari in tien provincies gedemonstreerd om de regering te vragen ze niet te gebruiken als onderdrukkingsinstrument in de onrust die het land aan het wankelen brengt ! In december reeds, weigerden velen van hen de demonstranten te confronteren in Caïro en hadden zij zich op het gepaste moment  met hen “solidair” verklaard.

 

… maar uitzichtloos...

 

In alle betogingen hoort men dezelfde leuze : “Ennahda, rot op!” en “Morsi, rot op!”, net zoals twee jaar geleden, toen er “Ben Ali, rot op!” en “Mubarak, rot op! “ scandeerde. Maar als begin 2011 de toon nog was deze van de hoop op verandering, van het inslaan van een brede weg naar “democratische” vrijheid, dan is hij in 2013 overgeslagen naar ontgoocheling en woede. Toch is het steeds dezelfde overblijvende democratische illusie die wordt uitgedrukt, een illusie dat sterk verankerd is in de geesten. En deze wordt onderhouden door de huidige ideologische stemmingmakerij, waarbij met de vinger gewezen wordt naar het religieus fanatisme, voorgesteld als de grote verantwoordelijke voor de repressie en de moorden, waardoor de continuïteit van het repressieapparaat van de bourgeoisie feitelijk versluierd wordt. Dit werd treffend geïllustreerd in Egypte en in Tunesië, waar de machthebbers meedogenloos de rellen onderdrukt hebben terwijl ze voorheen nog machteloos stonden tegenover de arbeidersstakingen : illusies betaalt men en zal men altijd meer betalen met bloedbaden. Na het vertrek van de “seculiere” dictators kwamen de religieuze leiders, die op “democratische” wijze een andere dictatuur proberen op te leggen, die van de sharia, waarop alles nu wordt gefocust. Maar het gaat om dezelfde dictatuur, deze van de bourgeoisie en haar staat tegen de bevolking, die van de meedogenloze uitbuiting van de arbeidersklasse. Dezelfde vraag rijst met betrekking tot het geloof in de mogelijkheid om “de zaken te veranderen” door te kiezen voor de ene of andere kliek van de bourgeoisie. Want, zoals we recent nog hebben kunnen zien, zijn het ook deze illusies die de weg vrijgemaakt hebben voor de repressie en de explosie van staatsgeweld. Dit is vooral het geval in deze landen die al tientallen jaren worden geleid door achterlijk burgerlijke fracties, overeind gehouden door de ontwikkelde landen, en waar een alternatieve ploeg met een geloofwaardig perspectief, buiten het afslachten van de bevolking, niet voorhanden is. Men hoeft maar te kijken naar de staat van ontbinding waarin de aan de macht zijnde coalities verkeren in beide landen. Zij besteden hun tijd aan het vormen en opblazen van coalities zonder erin te slagen vorm te geven aan een enigszins geloofwaardig economisch programma. De snelheid waarmee de armoede zich veralgemeent, met een agrarische en dus ook een voedselcrisis tot gevolg, is zonder weerga. Het gaat er niet om dat de leiders dommer zijn dan elders, maar dit toont de complete impasse aan waarin de bourgeoisie van deze landen zich bevindt. Ze heeft niet de minste manoeuvreerruimte, ze is in feite een  afspiegeling van de wereldbourgeoisie en van het ganse kapitalistische systeem die geen enkele oplossing meer te bieden hebben aan de mensheid.

“Het volk wil een nieuwe revolutie,” riepen  de jonge werklozen uit Siliana.  Maar als ‘revolutie’ alleen betekent een verandering van regering of regime, in afwachting van rauw opgepeuzeld te worden door de nieuwe machthebbers, of als het slechts betekent focussen op straatgevechten en confrontaties met deze of gene fractie van de bourgeoisie, zonder organisatie tegenover de professionele moordenaars die bewapend worden door de grote mogendheden, dan is dit zelfs geen illusie meer, maar pure zelfmoord.

Het is veelzeggend dat als de Egyptische en Tunesische bevolking erin slaagden het hoofd opnieuw op te richten, dan is dat omdat in hun midden een sterke arbeiderscomponent bestaat die duidelijk in 2011 op het voorplan trad in de vele stakingen. Maar zij moet er op letten zich niet te laten meeslepen door de vele illusies die de anti-islamieten en/of pro-of anti-liberalen van allerlei slag spuien.  De voortzetting van de stakingen toont inderdaad de potentiële kracht van het proletariaat om zijn levens- en werkvoorwaarden te verdedigen en deze enorme moed moet begroet worden.

 

 ... zolang de strijd zich niet ontwikkelt in de centrale landen

 

Deze gevechten kunnen echter geen reëel vooruitzicht bieden zolang ze geïsoleerd blijven. Wij hebben ook in 1979, in Iran, een reeks indrukwekkende opstanden en stakingen gezien, die de sterkte van de proletarische reacties aantoonden. Maar doordat ze opgesloten bleven in een nationaal kader bij gebrek aan perspectieven en aan rijping van de arbeidersstrijd op wereldvlak,  werden ze verstikt door de democratische illusies en in het keurslijf gedrongen van de confrontaties tussen burgerlijke klieken. Op de schouders van het westerse proletariaat, gezien zijn ervaring en concentratie, rust de verantwoordelijkheid om een echt revolutionair perspectief aan te wijzen. De beweging van de Indignados in Spanje en de Occupy-bewegingen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hebben zich expliciet beroepen op de continuïteit met de opstanden in Tunesië en Egypte, op hun immense moed en ongelooflijke vastberadenheid. De kreet van de “Arabische lente”, “We zijn niet meer bang” moet daadwerkelijk een bron van inspiratie vormen voor het gehele wereldproletariaat. Maar alleen het opdringen van de arbeidersvergaderingen in het hart van het kapitalisme, tegen de aanvallen van het kapitalisme in crisis, kan een baken betekenen dat ons brengt naar een alternatief dat kan leiden naar de werkelijke omverwerping van dit systeem van uitbuiting, dat ons steeds dieper meesleurt in ellende en barbarij. De arbeidersklasse mag het werkelijke gewicht dat ze vertegenwoordigt in deze maatschappij niet onderschatten, niet enkel door haar plaats in het productieproces, maar vooral ook door het perspectief dat ze betekent voor de ganse samenleving en voor de toekomst van de wereld. Als de arbeiders van Egypte en Tunesië zich niet mogen laten  misleiden door de illusies van de burgerlijk democratische ideologie, dan is het ongetwijfeld ook de verantwoordelijkheid van de arbeiders van de centrale landen om hen de weg te tonen. Het is meer bepaald in Europa dat de proletariërs de langste ervaring hebben in de confrontatie met de burgerlijke democratie en met de meest verfijnde valstrikken waartoe ze in staat is. Daarom moeten zij de vruchten plukken van deze historische ervaring en hun bewustzijn op een hoger niveau dan vandaag tillen. Door hun eigen strijd te ontwikkelen als revolutionaire klasse, zullen ze het huidig isolement doorbreken van de wanhopige gevechten  die vele regio’s in de wereld treffen. Op deze manier zullen zij ook aan de gehele mensheid de hoop teruggeven op de mogelijkheid om een nieuwe wereld op te bouwen.

Wilma / 15.1.2013

 

Recent en lopend: