Meer dan dertig jaar verscherping van de economische crisis (2)

Printer-friendly version

In het eerste deel van dit artikel, verschenen in het vorig nummer van Internationalisme hebben we de ontwikkeling van de economische crisis van het kapitalisme laten zien sinds het einde van de jaren 1960, na de wederopbouwperiode van na de Tweede Wereldoorlog. In dit tweede gedeelte zullen we proberen aan te tonen dat de kapitalistische wereld nu wegzinkt in een nieuwe wereldwijde recessie, die de bourgeoisie steeds zwaarder op de arbeidersklasse moet laten doorwegen.

Het wereldkapitalisme staat voor een nieuwe verscherping van zijn crisis

Geconfronteerd met die nieuwe aftakeling van de kapitalistische economie heeft de bourgeoisie ons begin jaren 2000 wijs willen maken dat er een nieuwe fase van economische expansie begon, met name in de Verenigde Staten, maar ook in China en India. Wat die landen in Azië betreft ging het om  schammteloze leugenpropaganda van de bourgeoisie, we komen daar in een komend artikel nog uitvoerig op terug.

Wat betreft de Verenigde Staten, de eerste economische macht van de wereld, is het niet moeilijk aan te tonen dat de burgerlijke leugens terzake niets om het lijf hebben. Zonder een federaal begrotingstekort, waarvan de omvang en de groei de bourgeoisie zelf angst aanjaagt, zou de Amerikaanse economie zonder de minste twijfel in recessie zijn.

Maar welke andere factoren spelen er mee bij die fameuze Amerikaanse ‘heropleving’?

De eerste oorzaak is de massale steun die de Amerikaanse regering ontwikkelde voor de consumptie door de huishoudens. Die politiek is het gevolg van een spectaculaire daling van de belastingen van de betere en de middenklassen ten koste van een versnelde aftakeling van de federale begroting.

Op de tweede plaats is er de daling van de rentevoeten van 6,5% begin 2001 naar 1% begin 2004, waardoor de schuldenlast van de huishoudens werd opgedreven.

En tenslotte wordt er steeds meer beroep gedaan op spaargeld, dat daardoor wegsmelt als sneeuw voor de zon: van 12% in 1980 naar een magere 2% begin jaren 2000.

De spectaculaire daling van de rentevoeten en het massaal gebruiken van spaargeld vertalen zich in de Verenigde Staten dus in een massale schuldenlast van de huishoudens.

De Amerikaanse staat heeft zo op volledig kunstmatige wijze de onroerend goedmarkt en de automarkt ondersteund. De Amerikaanse bourgeoisie heeft de huishoudens, soms met gratis leningen ertoe gedreven hun eigen huis te kopen, waardoor er meer leningen dan ooit werden afgesloten. Sinds 1977 zijn de Amerikaanse hypothecaire leningen met 94% gestegen tot een totaal van 7,4 miljard dollar. Sinds 1977 zijn de bankkredieten bestemd om onroerend goed te verwerven toegenomen met 200%. Sinds 1988 is de prijs van onroerend goed meer dan verdubbeld. Gemiddeld vertegenwoordigt de hypothecaire schuld van een familie van vier personen een gemiddelde som van zo’n 120.000 dollar. De doorgedreven stijging van de roerend goedprijzen heeft ook voor koortsachtige speculatie in die sector geleid. Zolang de interestvoeten laag blijven, dicht bij nul, kan de schuldenlast van de huishoudens nog draaglijk zijn. Maar met de stijging van de interestvoeten die op gang komt en de toename van de schuld die eruit voortkomt wacht een grote meerderheid van Amerikaanse huishoudens kort en goed de ruïnering.

En tenslotte voeren de Verenigde Staten met dat beleid van uiterst lage interestvoeten een schaamteloze politiek van devaluatie van de dollar om de eigen concurrentiekracht te vergroten, waardoor ze de ergste gevolgen van de verslechtering van de economische crisis op de rest van de wereld kunnen afwentelen. Geconfronteerd met de ernst van die crisis stort elke bourgeoisie zich in een genadeloze handelsoorlog.

Het proletariaat in Europa heeft bittere ervaringen opgedaan met van de massale ontwikkeling van ontslagen en de ontmanteling van de ‘welvaartsstaat’ (terugbetaling van dokters- en medicijnkosten, uitverkoop van de pensioenen,…). Maar wat nog meer opvalt is dat deze heropleving, ondanks de grote middelen die zijn ingezet, van zeer korte duur waren. De nieuwe recessie en de terugkeer van de inflatie laten de bourgeoisie geen enkel respijt. De recessie kondigt zich aan en de inflatie doet haar herintrede. De financiële groep TD Bank wil iedereen graag geruststellen, maar kondigt niettemin een vertraging aan van de wereldwijde groei: “Het reëel Bruto Intern Product zal wereldwijd waarschijnlijk afnemen van 4,8% in 2004 naar 4,2% in 205 en 3,9% in 2006… In feite zal de Amerikaanse groei vertragen van 4,4% in 2004 naar 3,8% in 2005, en dan 3,2% in 2006, terwijl men in China voorziet dat de groeivoet er zal schommelen rond 8%-8,5%, tegenover meer dan 9% in 2004.” Toch lijken die voorspellingen door de burgerlijke deskundigen de werkelijkheid nog te onderschatten, wat niet belet dat ze al donkere dagen voorzien voor de kapitalistische economie, die openlijk de ideologische campagnes van de bourgeoisie tegenspreken.

Op 22 februari jl. doken nieuwe belangrijke problemen op de financiële markten op, die andermaal wezen op de rampzalige omstandigheden waarin het internationaal financieel systeem zich bevindt. Op 24 februari stelde het hoofdartikel van de New York Times vast dat “De koersdaling van de dollar dinsdag geen ineenstorting veroorzaakte. Maar ze heeft er zonder twijfel een voorproefje van gegeven […] De episode van dinsdag vindt haar oorsprong in structurele Amerikaanse onevenwichten…” De Washington Post schreef in de loop van dezelfde maand: “De klok brengt ons steeds sneller bij de catastrofe. Een afgeleefde financiële bovenbouw wordt door elkaar geschud door een nieuwe energiecrisis, door de agitatie rond de dollar en de ongecontroleerde Amerikaanse financiën.” Een tijdje geleden werd 1,32 dollar nog geruild tegen 1 euro. Een daling van de dollar leek onafwendbaar. Maar de crisis die de Europese economische ruimte momenteel treft heeft dat tijdelijk verstoord. Op 3 juni haalde de euro zijn laagste peil sinds acht maanden, samenvallend met een bruuske opgang van de dollar.

De bourgeoisie heeft af te rekenen met steeds ernstiger monetaire turbulenties, die haar elke visie op middenlange termijn ontnemen. Daar moeten we nog aan toe voegen dat de dollar de laatste jaren vooral door Japan, Saoedi-Arabië en China werd ondersteund. We weten dat de Saoedi’s sinds twee jaar hun investeringen uit de Verenigde Staten verhuizen naar andere delen van de wereld. Vandaag toont China dat het op dat vlak ook een punt bereikt heeft dat onhoudbaar is geworden voor zijn economie. De woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken Aing Gang verklaarde in april in Peking dat “als een land niet in staat is die tekorten met binnenlands spaargeld te ondersteunen, het niet kan steunen op het spaargeld van een ander land”. Anders gezegd: op zijn beurt is China niet meer in staat het enorme Amerikaan tekort te financieren. De Aziatische, Japanse en Chinese centrale banken zijn overspoeld met krediet-dollars, met banken aan de rand van het failliet die ze niet meer kunnen opslorpen. De grootste obliga-tiehouders van de Amerikaanse staat zijn de centrale banken van Azië en de regio van de Stille Oceaan. Zij beschikken samen, met die van Japan en China, over Amerikaanse staatsobligaties ter waarde van meer dan een miljard dollar. China zet een groot gedeelte van zijn productie af op de Amerikaanse binnenlandse markt. Het wordt dan in dollars betaald, die het voor een deel gebruikt om obligaties van de Amerikaanse schatkist te kopen, en zo het kolossaal Amerikaans begrotingstekort te financieren. Die politiek maakt het Peking op zijn beurt mogelijk om elke dag nieuwe fabrieken voor exportgoederen te openen, voor uitvoer naar de markt van de Verenigde Staten en met Amerikaanse goedkeuring. Ondertussen wordt de Chinese economie gesubsidieerd door het begrotingstekort en het staatsschulden. Dat blijft maar aangroeien en komt net als in de Verenigde Staten in een zone van hoge turbulentie. In 1987 bedroeg het nog iets meer dan 100 miljard yuan, momenteel is dat bijna 500 miljard. Een tekort dat voornamelijk door het Chinese banksysteem wordt gefinancierd en dat daardoor verzuipt in dubieze schuldbekentenissen. De toenemende instabiliteit van de dollar brengt het internationaal financieel systeem vandaag in een verhoogde risicozone.

Voor de meeste landen heeft het bezit van dollars allen zin omdat het gaat om de voornaamste munt van de wereldhandel. Precies die functie van de dollar wordt in gevaar gebracht door de mogelijke ineenstorting ervan. Ondanks de huidige stijging van de dollar in vergelijking met de verzwakking van de euro, kan de ongelooflijke schuldenlast van de Amerikaanse economie in de huidige periode de dollar alleen naar een nieuwe daling drijven. Dit gevaar stelt vele landen voor de noodzaak om hun tegoeden in andere, sterkere deviezen om te zetten. Er is het oplaaien van de grondstofprijzen, die op 8 maart volgens de index van het CRB (Commodity Research Bureau), die de 17 belangrijkste grondstoffen omvat, het hoogste peil sinds 24 jaar bereikten. Er is dus niet allen de aardolie die duurder wordt, al kost een vat dat zes jaar geleden 10 dollar kostte nu meer dan 55 dollar. De speculatie, die altijd aanwezig is, ook bij het vormen van een onroerend goedballon die op het punt staat uiteen te knallen, en de rampzalige toestand van het internationaal monetair systeem hebben de goudprijs naar een nieuw historisch record gedreven van 440 dollar per ounce. Twee dagen later verklaarde de voormalige premier van Australië, Paul Keating: “We moeten ons voorbereiden op een rampzalige krach van de dollar en op het uitbarsten van paniek.

Ondanks een neerwaartse druk op de prijzen door een politiek van terugdringen van de lonen, doet deze algemene schuldenlast overal samen met de recessie ook het spook van de inflatie weer opduiken. De uitermate sterke druk om de loonmassa te verlagen, die een tendens tot prijsdaling meebrengt, is niet meer in staat de inflationistische tendensen op langere termijn tegen te houden. Alle geïndustrialiseerde landen van Europa, Azië en ook van Amerika zelf ondergaan opnieuw inflationistische tendensen. De vermindering van de monetaire massa die daaruit onherroepelijk voortvloeit, zal op haar beurt een bijkomende actieve factor zijn in de recessie die zich vandaag aftekent. De bourgeoisie wordt aldus zelf gedwongen maatregelen te nemen die de economie zullen vertragen, terwijl de recessie al opnieuw aanwezig is. Met een schuld die gelijk was aan 58% van het BIP en een groei die voor 60% toe te schrijven is aan militaire uitgaven, geeft de Amerikaanse recessie die komt opzetten de toon aan voor het geheel van de wereldeconomie. De verzwakking van de economische samenhang in de Europese Ruimte, met name op monetair vlak, zal zich in die internationale context vertalen in een nog sterkere intrede in de recessie. De turbulentie die het internationaal financieel systeem zal doormaken zal zonder twijfel ook nog moeilijk te meten gevolgen hebben voor de aftakeling van de kapitalistische economie.

Een recessie die dieper zal zijn dan de voorgaande

De zeer korte economische heropleving begin jaren 2000 heeft geleid tot een massale versnelling van de werkloosheid en van de verarming van de arbeidersklasse. We kunnen ons dus al inbeelden wat de omvang zal zijn van de aanval die het kapitalisme nu zal proberen uitvoeren op het proletariaat. Eén van de symbolen van de fameuze heropleving die pas ineengestort is was waarschijnlijk het virtueel failliet van twee van de grootste autoconstructeurs van de wereld: General Motors en Ford. Gesteld voor een dergelijke aftakeling van de kapitalistische economie en een dergelijke ontwikkeling van de uitbuiting van de arbeiders mag het proletariaat zich minder dan ooit vergissen wie de vijand is. Die vijand is niet het liberalisme of de vrije concurrentie, het is evenmin het privé-patronaat, of wat men de globalisering noemt. De vijand is het kapitalisme dat nu failliet is, de burgerlijke klasse en haar staat. Dat zijn de enige ware vijanden van de arbeidersklasse en van de gehele mensheid. Nu al kunnen we stellen dat de nieuwe recessie veel dieper zal zijn dan alle voorgaande sinds het einde van de wederopbouwperiode. Maar het proletariaat moet zich niet laten ontmoedigen door dit vooruitzicht. Als de economische crisis versnelt en met haar ook de aanvallen tegen de arbeidersklasse zullen toenemen, dan ontwikkelen die zich op een moment waarop het proletariaat dankzij een groeiend zelfvertrouwen weer de weg opgaat van de strijd en van de ontwikkeling van zijn solidariteit en klassenbewustzijn. Dat is een situatie die veel mogelijkheden biedt voor de klassenstrijd.

Tino

Theoretische vraagstukken: