Libanon, Syrië, Iran, ...: Naar de opening van nieuwe zones van imperialistische botsingen

Printer-friendly version

Met de moord op de voormalige premier van Libanon, Rafik Hariri, wordt in het Midden-Oosten een haard van imperia-listische confrontaties opnieuw aangewakkerd. Deze nieuwe episode van de kapitalistische barbarij die zich op wereldschaal ontwikkelt, en in het bijzonder in het Midden-Oosten, met bloedige afrekeningen en een eindeloze spiraal van terroristische aanslagen die de bevolking blindelings treffen, herinnert ons er aan dat alle mooie vredespraatjes van de bourgeoisie, van de grote zowel als de kleine landen, niets meer zijn dan schaamteloze leugens en smerig cynisme. Het zijn precies de nationale fracties van de bourgeoisie die, niet tevreden met het op grote schaal zaaien van dood en verderf, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten in Irak of van Frankrijk in Afrika, de talloze terroristische groepjes manipuleren.

Het Midden-Oosten, voortdurende twistappel van de grootmachten

De aanslag op Rafik Hariri is een duidelijke logenstraffing van alle praatjes waarin begin januari de verkiezing van Mahmoud Abbas tot president van de Palestijnse autoriteit werd begroet als een waarborg voor vrede in de regio.

Dankzij deze gebeurtenis kunnen Frankrijk en de Verenigde Staten, die het initiatief namen in september 2004 tot resolutie 1559, die de terugtrekking eiste van het Syrische leger uit Libanon, stelling nemen in het politieke leven van Libanon, door Syrië nadrukkelijk aan te wijzen als opdrachtgever van deze aanslag. Het gaat er hen niet om de ‘vrijheid’ te garanderen van de Libanese bevolking. Hoegenaamd niet. Voor Chirac is het een te mooie gelegenheid om zich te beroepen op zijn ‘vriendschap’ met Hariri om te proberen Frankrijk weer dit land binnen te loodsen waaruit het in de jaren 1980 geleidelijk aan werd buitengewerkt, met de definitieve trap onder zijn kont in 1991, toen zijn Libanese beschermeling, generaal Aoun, er uit werd gegooid. Wat de Verenigde Staten betreft gaat het om een etappe in hun militaire strategie in Zuidwestelijk Azië, die er met name op is gericht druk uit te oefenen op Syrië, dat sinds vorige lente door de regering Bush regelmatig beschuldigd wordt van het herbergen van terroristen van Al-Qaida en van voormalige Iraakse leiders. Washington heeft al regelmatig duidelijk gewaarschuwd, ook onlangs nog, dat Syrië het doelwit zou kunnen worden van militaire aanvallen.

De overeenkomst die vandaag bestaat tussen de Amerikaanse en Franse boeven op de rug van Libanon en Syrië heeft als enige reden dat zij elk de verdediging van hun respectievelijke imperialistische belangen rechtvaardigen. Ze heeft geen andere toekomst dan het scheppen van een nieuwe bron van rivaliteit, via elkaar bestrijdende terroristische bendes, en van het aanwakkeren van de chaos in de regio.

De moeilijkheden van de Amerikaanse bourgeoisie

De recente diplomatieke reizen van de kliek uit Washington zullen trouwens niet leiden tot een rooskleuriger toekomst. De laatste weken werd Europa op een intense wijze het hof gemaakt door de Amerikaanse diplomatie. Na het bezoek van staatssecretaris Kongolees Risee, was er Donald Rumsfeld die zich verplaatste naar de 41e Veiligheidsconferentie in Mün-chen, en dan was het de baas zelf, Bush, die kwam deelnemen aan de topontmoetingen van de NAVO en de Europese Unie, waarbij hij ontmoetingen had met Europese leiders, in het bijzonder degenen die zich verzet hebben tegen de militaire interventie in Irak: Chirac, Schröder, daarna ook Poetin. Waarom zo’n grote diplomatische bedrijvigheid? Wat wordt er voorbereid in de coulissen, achter de schijnheilige schouderklopjes tussen rivaliserende peetvaders, tussen Uncle Sam en de Europeanen? Wat betekenen die speeches over partnerschap om de vrijheid in de wereld te bevorderen?

De verandering van toon van de Amerikaanse grootmacht betekent niet dat deze het opgegeven heeft haar militaire macht te gebruiken om haar economische, politieke en militaire belangen in de wereld te verdedigen, maar wel dat ze haar strategie en haar ideologisch betoog probeert aan te passen, rekening houdend met de moeilijkheden die ze ondervindt, met name door het feit dat ze wegzakt in het Iraakse moeras. De politiek die in Irak wordt gevoerd zorgt ervoor dat overal ter wereld de vijandigheid toeneemt tegen de eerste mogendheid van de wereld en vergroot haar isolement op het wereldtoneel. Uncle Sam kan niet terugkrabbelen in Irak, dat zou zijn gezag op wereldschaal gevoelig verzwakken, daarom raakt hij verstrikt in moeilijk beheersbare tegenstellingen. De recente verkiezingen in Irak hebben trouwens de zege gegeven aan de verenigde lijst van sji-itische partijen, die eerder aanleunen tegen de Iraanse regering, en de nederlaag van de premier ad interim, de beschermeling van de Verenigde Staten Iyad Allaoui. “Deze regering zal uitstekende betrekkingen hebben met Iran [...]. In termen van regionale geopolitiek is dit niet het resultaat waarop de Verenigde Staten gehoopt hadden.” (Courrier International, nr. 746) Bij deze verzwakking van hun invloed op het spel van de Irakese politieke partijen moet nog het klimaat van terreur worden opgeteld dat in heel het land blijft heersen, met steeds moordender aanslagen en opeenvolgende slachtpartijen. De zogenaamde zege van de Iraakse democratie door het houden van verkiezingen heeft geenszins het gevaar bezworen van een opdeling van het land volgens de uiteenlopende belangen van de verschillende religieuze en etnische gemeenschappen. Iedereen is het er trouwens over eens dat het gewapende verzet waarschijnlijk zal blijven toenemen.

In die zin heeft het diplomatiek offensief en de Amerikaanse wil om zich opnieuw voor te doen als zijnde ‘op dezelfde golflengte als Europa’ vooral tot doel deze laatsten ervan de overtuigen zich naast hen te scharen om de democratie te verdedigen en te verbreiden over de wereld, met name in het Nabije en Midden-Oosten. De regering Bush stelt dezelfde militaire doelen als tijdens de eerste ambtsperiode na ‘11 september’, maar de ideologische verpakking ziet er anders uit om beter te beantwoorden aan de huidige situatie. Daarbij laat ze de Europese mogendheden horen dat alles voortaan in overleg met hen zal gebeuren, aangezien ze toch dezelfde menselijke, democratische vrijheden verdedigen als Amerika. Het is niet uitgesloten dat achter die maskerade bepaalde mogendheden, zoals bv. Frankrijk, een bevoorrechte rol beloofd werd in de afwikkeling van het conflict in Irak, in ruil voor een voortaan grotere inzet aan de zijde van de Amerikanen.

Achter die nadrukkelijk unitaire praat van het Amerikaans diplomatiek offensief blijven de meningsverschillen niettemin bestaan en zich ontwikkelen. Zoals een hoge verantwoordelijke van de NAVO benadrukt: “De ouwe Rumsfeld heeft viool voor ons gespeeld, zoals Kongolees Risee vorige week ook al deed” (Le Monde, 15-02-05). Terwijl de ploeg van Bush tot nu toe een politiek ‘van de ijzeren hand’ had gevoerd, wordt dat nu een politiek ‘van de ijzeren hand in een fluwelen handschoen’. Rumsfeld bevestigde dat voor de Verenigde Staten “de missie (in de militaire betekenis) de coalitie bepaalt”. Anders gezegd, Amerika zal enkel een beroep doen op de NAVO als dat zijn strategische belangen dient. Van hun kant hebben de Europeanen, en met name Duitsland, daarin gesteund door Frankrijk, openlijk gesteld dat het noodzakelijk is de NAVO te hervormen en het bondgenootschap te vervangen door een groep experts die representatief zijn voor de Amerikaanse en vooral Europese belangen. In één moeite heeft Duitsland duidelijk gezegd dat het zich ‘in het kader van Europa verantwoordelijk voelt door de internationale orde en stabiliteit’ en dat het daarom een zetel opeist als permanent lid van de VN-veiligheidsraad. Na het onmiddellijk afwijzen door de Verenigde Staten van een hervorming van de NAVO heeft Duitsland de toon opgedreven bij monde van zijn buitenlandminister Joschka Fischer die verklaarde : “We moeten weten of de Verenigde Staten zich binnen het stelsel van de Verenigde Naties bevinden, of daarbuiten.”

Deze spanning rond de rol van de NAVO concretiseert zich in de weigering van de Europeanen bij te dragen aan de opleidingsprogramma’s voor militairen en politie in Irak en hun eigen zeer beperkte deelname daaraan. Met betrekking tot Afghanistan hebben de Europese mogendheden aanvaard manschappen te leveren voor de Internationale interventiemacht (FIAS) die onder NAVO-bevel staat, want deze wordt aangevoerd door een Franse generaal en beschikt over aanzienlijke eenheden Franse en Duitse soldaten. Ze willen echter niet dat deze troepen later onder het bevel komen van de operatie ‘Enduring Freedom’, dat wil zeggen onder controle van het Amerikaanse leger. De kwestie van de NAVO is echter lang niet de enige twistappel. Nadat ze de symfonie gespeeld hebben van de Mensenrechten naar aanleiding van de onderdrukking van de studentenbeweging op het Tien An Men plein in China in 1989, staan de Europeanen, als goede kanonnenverkopers, klaar om het embargo op wapenhandel met dat land op te heffen. De Amerikanen zijn het daarmee niet eens, net zo min als Japan, maar dat heeft niets te maken met mensenrechten, het is gewoon omdat dit de wapenwedloop op het Aziatisch continent zou aanzwengelen en hun invloed in de regio zou bedreigen, een regio die al ten prooi is aan sterke militaire spanningen, die vandaag nog verhevigd worden door Noord-Korea dat officieel laat weten over het kernwapen te beschikken. Het bezoek van de Amerikaanse peetvader aan Europa zal dus niet meteen leiden tot een nieuw tijdperk van eenheid, en het zal evenmin de transatlantische betrekkingen versterken. Integendeel. De meningsverschillen stapelen zich op en de standpunten schuiven steeds verder uiteen. De strategieën en belangen van de enen en de anderen zijn verschillend want elkeen verdedigt de belangen van zijn land, zijn belangen van kapitalistische staat. Er zijn geen slechte Amerikanen aan de ene kant en goede Europeanen aan de andere. Het zijn allemaal imperialistische gangsters en de politiek van ‘ieder voor zich’ die door het gedoe van hartelijke eenheid heen schijnt kan op termijn enkel leiden tot nieuwe stuiptrekkingen, nieuwe scheuringen en tenslotte tot nieuwe militaire slachtpartijen, waarvan Iran en Syrië de komende doelwitten zouden kunnen zijn. Inderdaad, het voornaamste meningsverschil tussen de grootmachten – en dat de zwaarste gevolgen zal hebben voor dit deel van de wereld – betreft de politiek die gevoerd moet worden met betrekking tot Iran. De Europese grootmachten, Groot-Brittannië inbegrepen, zijn in het algemeen voorstander van het voortzetten van de onderhandelingen met dit land, teneinde, zoals ze zeggen, te verhinderen dat dit een militair nucleair programma zou ontwikkelen. Moskou van zijn kant is de belangrijkste partner van Teheran op nucleair vlak en is geenszins van plan zijn politiek te veranderen. Wat de Verenigde Staten betreft, rekening houdend met het gewicht van Iran als regionale macht, recent nog versterkt door de verkiezingsoverwinning van de sjiieten in Irak, willen die hun druk op de Europeanen en op Poetin vergroten om hun optie de voorkeur te geven. De kliek van Bush dreigt er daarom mee de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in beweging te zetten, met als mogelijkheid op termijn een nieuwe militaire escalatie die enkel kan leiden tot nog grotere chaos en barbaarsheid in de regio.

De Amerikaanse politiek kan alleen een kanonnenpolitiek zijn

Zoals we al herhaaldelijk geschreven hebben in onze pers zijn de chaos en de militaire conflicten die zich al jarenlang over de planeet ontwikkelen en die geen enkel werelddeel sparen het rechtstreekse gevolg van de nieuwe periode die in 1989 begon met de ineenstorting van het Oostblok en het daaropvolgende uiteenvallen van het Westerse Blok. Verre van een ‘nieuwe periode van vrede’ te openen zoals vader Bush toen beweerde, leidde dit zoals we stelden tot een wereld van moordende wanorde, van bloedige chaos waarin enkel de Amerikaanse gendarme probeerde een minimum aan orde te doen heersen door een steeds massaler en brutaler gebruik van zijn militaire macht (1).

De Golfoorlog van 1991, de oorlogen in Joegoslavië, Rwanda en Tsjetsjenië, Somalië en Oost-Timor, de aanslagen op de Twin Towers en die in Madrid, om maar enkele van de gewelddadige stuiptrekkingen te noemen van de fase van ontbinding van het kapitalisme (2), telkens gaat het om imperialistische botsingen tussen staten, klein of groot, die verantwoordelijk zijn voor die moordpartijen. Voor de Ver-enigde Staten vallen de nationale belangen samen met het behoud van een wereldorde die gebouwd is op hun eigen voordeel. De verergering van de chaos in de imperialistische conflicten maakt hun rol van leider van de wereld steeds moeilijker vol te houden. De Russische dreiging bestaat niet langer, maar hun voormalige bondgenoten, met name de Europeanen met Frankrijk en Duitsland op kop, willen voortdurend hun eigen belangen van kapitalistische naties verdedigen. De ontwikkeling van de economische crisis scherpt de imperia-listische eetlust aan van alle staten en laat geen ander keuze aan de Amerikaanse mogendheid dan zich te storten in veroveringen, in pogingen zijn rivalen te destabiliseren, en vooral in het herhaald inzetten van zijn militaire macht, wat tot resultaat heeft dat de chaos en de barbarij worden verergerd in de regio’s waar die militaire expedities plaatsvinden. In dat verband is de strategie die de regering van zoon Bush na de aanslagen van 11 september 2001 uitgestippeld heeft, de ‘oorlog aan het terrorisme’, een poging tot antwoord op de verzwakking van het Amerikaans leiderschap. Tegenover de groeiende verzet daartegen door de andere imperialistische mogendheden, gebruiken de Amerikanen het voorwendsel van de aanslagen en de noodzaak te vechten tegen de schimmige Al Qaida en Bin Laden om een ongekend militair offensief te voeren op wereldvlak. In die langdurige militaire campagne wordt een aantal landen aangeduid als leden van de ‘As van het Kwaad’ die militair moet worden opgeruimd. Dat is het geval met Afghanistan, daarna met Irak, Noord-Korea, Iran. In feite stellen de Verenigde Staten zich telkens globalere en bredere strategische doelen, die de noodzaak omvatten van een doorslaggevende aanwezigheid in Centraal Azië, met het doel de controle over dat gebied te verwerven, maar ook over het Midden-Oosten en het Indisch subcontinent. Het strategisch doel op lange termijn is de omsingeling van Europa en van Rusland. Amerika heeft als bijzondere bekommernis het verwerven van de onbetwiste controle over de voornaamste toevoerbronnen van energiegrondstoffen, teneinde die aan hun imperialistische rivalen te ontfutselen, in het bijzonder de Europese mogendheden, Rusland, Japan en China, met het oog op toekomstige imperialistische crises waarin zij tegenover hen zullen komen te staan. Sinds 2001 hebben de Verenigde Staten een dergelijke politiek in praktijk proberen te brengen, maar we moeten vaststellen dat ze grote moeite hebben om die op koers te houden, gezien de vastberadenheid van hun rivalen, die hoewel ze minder machtig zijn vast van plan zijn kost wat kost hun imperialistische belangen te verdedigen. Dat alles heeft al geleid tot de grootste chaos uit de geschiedenis, en die kan in de toekomst enkel erger worden.

Donald / 24.02.2005

(1) Zie Militarisme en ontbinding, Internationale Revue, nr. 64 (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave).

(2) Zie onze stellingen over De ontbinding, eindstadium van het verval van het kapitalisme, Internationale Revue, nr. 107.

Geografisch: