De Russische Revolutie van 1905: De Sovjets openen een nieuwe periode in de geschiedenis van de klassenstrijd (deel 1)

Printer-friendly version

We publiceren hieronder het vervolg op het eerdere artikel dat in Internationalisme, nr. 316 en 317/318 verscheen. In dat eerste deel werd de verandering van periode benadrukt in de ontwikkeling van het kapitalisme die de achtergrond vormde voor de verloop van de gebeurtenissen in 1905 in Rusland, de omslag van opgang naar neergang. We legden tevens de nadruk op de gunstige omstandigheden voor een radicalisering van de strijd in Rusland: het bestaan van een modern, samengebald en buitengewoon bewuste arbeidersklasse geconfronteerd met aanvallen van een kapitalisme waarvan de omstandigheden verslechterd waren door de rampzalige gevolgen van de oorlog met Japan. Om haar levensomstandigheden te verdedigen kwam de arbeidersklasse zo in directe confrontatie met de staat en voor deze nieuwe historische fase van haar strijd organiseerde ze zichzelf in sovjets. Het eerste deel van dit artikel somde op hoe de eerste arbeidersraden werden gevormd en aan welke behoeften deze beantwoordden. In dit tweede deel wordt de vorming van de sovjets meer in detail geanalyseerd, hoe ze verbonden waren aan de strijd van de hele arbeidersklasse en wat hun band was met de vakbonden. Eigenlijk speelden de vakbonden, die in 1905 niet meer overeenkwamen met de organisatorische behoeften van de arbeidersklasse in de nieuwe periode, enkel een positieve rol voorzover als ze werden voortgedreven door de dynamiek van de beweging, in het kielzog van de sovjets en onder hun gezag.

De revolutie van 1905 brak uit toen het kapitalisme aan zijn periode van verval begon. De arbeidersklasse stond niet voor strijd om hervormingen binnen het kapitalisme maar voor politieke strijd tegen het kapitalisme en voor zijn omverwerping, waarbij het vraagstuk van de macht eerder centraal stond dan dat van economische hervormingen. Het proletariaat beantwoordde deze uitdaging door het smeden van de wapens van zijn politieke strijd: de massastaking en de arbeidersraden (sovjets). In een eerder deel van dit artikel in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 120, en in het Nederlands gepubliceerd in Internationalisme, nr. 316 en 317-318, beschreven we hoe de revolutie zich ontwikkelde van een verzoek tot de Tsaar in januari 1905 tot aan het openlijk uitdagen van de macht van de heersende klasse in december. We lieten zien dat het een proletarische revolutie was die de revolutionaire aard van de arbeidersklasse bevestigde en die zowel uitdrukking was van, en een versnellingsfactor in de ontwikkeling van het bewustzijn van de revolutionaire klasse. We lieten zien dat de massastaking van 1905 niets te maken had met de verwarringen daarover van de anarcho-syndicalistische stroming die zich in dezelfde tijd ontwikkelden (zie de artikels in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 119-120) en waarin de massastaking werd opgevat als een middel voor de onmiddellijke economische omvorming van het kapitalisme. Rosa Luxemburg zag in dat de massastaking zowel economische strijd van de arbeidersklasse als haar politieke strijd verenigde. Daarmee vertegenwoordigde deze een kwalitatieve ontwikkeling van de klassenstrijd, zelfs als het op dat moment nog niet mogelijk was om geheel en al te begrijpen dat dit een gevolg was van de historische verandering van de kapitalistische productiewijze: “De revolutionaire strijd in Rusland, waarin de massastakingen als het belangrijkste wapen worden gebruikt, wordt door het werkende volk en op de eerste plaats door het proletariaat gevoerd voor juist diezelfde politieke rechten en voorwaarden, waarvan de noodzakelijkheid en het belang in de strijd voor de ontvoogding van de arbeidersklasse door Marx en Engels als eersten was aangetoond en binnen de Internationale tegenover het anarchisme met alle kracht bepleit. Zo heeft de historisch dialectiek, de rots waarop heel de leer van het socialisme van Marx berust, er nu toe geleid dat het anarchisme, waarmee het idee van de massastaking onafscheidelijk verbonden was, met de praktijk van de massastaking in tegenspraak is geraakt, terwijl omgekeerd de massastaking, die bestreden werd als in strijd zijnde met de politieke activiteit van het proletariaat, naar voren treedt als het machtigste wapen van de politieke strijd voor politieke rechten” (1).
De sovjets vormden de uitdrukking evenzeer een belangrijke verandering in de wijze waarop de arbeidersklasse georganiseerd was. En net zo min als de massastaking waren ze een zuiver Russisch verschijnsel. Leo Trotski en Rosa Luxemburg onderstreepten deze kwalitatieve omslag, zelfs al was Leo Trotski, net als Rosa Luxemburg, niet in staat om de gehele betekenis daarvan te vatten: “De sovjet organiseerde de werkende massa’s, leidde de politieke stakingen en betogingen, bewapende de arbeiders en beschermde de bevolking tegen pogroms. Gelijkaardig werk werd ook gedaan door andere revolutionaire organisaties vóór de sovjet tot stand kwam, samenvallend ermee en daarna. Maar dit gaf ze niet hetzelfde gezag dat de sovjet uitoefende. Het geheim van dit gezag lag in het feit dat de sovjet groeide als het natuurlijke orgaan van het proletariaat in zijn onmiddellijke strijd om de macht zoals die bepaald werd door de feitelijke loop van de gebeurtenissen. De naam van ‘arbeidersregering’ die de arbeiders enerzijds en de reactionaire pers anderzijds aan de sovjet gaven, was een uitdrukking van het feit dat de sovjet in werkelijkheid in de kiem een arbeidersregering was. De Sovjet vertegenwoordigde de macht voorzover de macht werd verzekerd door de revolutionaire kracht van de wijken van de arbeidersklasse; hij streed om de macht voorzover de macht nog in handen bleef van de militaire-politieke monarchie. Voorafgaand aan de sovjet vinden we onder de industriearbeiders een veelvoud van revolutionaire organisaties, die hoofdzakelijk geleid werden door de sociaal-democratische partij. Maar dit waren organisaties binnen het proletariaat en hun onmiddellijk doel bestond uit het verwerven van invloed over de massa’s. De sovjet was van meet af aan de organisatie van het proletariaat, en zijn doelstelling was de strijd om de revolutionaire macht.
Omdat de sovjet het brandpunt werd van alle revolutionaire krachten van het land, stond hij niet toe dat zijn klassenaard werd ontbonden in revolutionaire democratie: het was en bleef de georganiseerde uitdrukking van de klassenstreven van het proletariaat”
(2).
De ware betekenis van zowel de massastaking als de sovjets kan enkel worden begrepen door ze te plaatsen in de concrete historische context, door te begrijpen hoe de verandering van de feitelijke voorwaarden van het kapitalisme de taken en middelen van zowel bourgeoisie als proletariaat bepaalde.

Een keerpunt in de geschiedenis

In de laatste tien jaar van de negentiende eeuw begon het kapitalisme aan een periode van historische verandering. Het dynamisme van het kapitalisme waarmee het zich over de aardbol verspreidde was nog altijd overduidelijk, met nieuwe kapitalistische landen zoals Japan en Rusland die een sterke economische groei doormaakten. Maar in verschillende delen van de wereld waren er toenemende tekenen van stijgende spanning en van ontwrichting van de kapitalistische maatschappij als geheel.
Het min of meer regelmatige patroon van economische op- en neergang dat door Marx in het midden van de eeuw was geanalyseerd begon te veranderen met dieper gaande en langer durende inzinkingen.
Na tientallen betrekkelijk vredige jaren ontstonden er aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw groeiende spanningen tussen de rivaliserende imperialismes omdat de strijd om markten en grondstoffen steeds meer enkel kon worden gevoerd doordat de ene macht ze afnam van de andere. Tekenend daarvoor was het ‘Gedrang om Afrika’ waar in twintig jaar een heel continent werd opgedeeld en onderworpen werd aan één van de meest brutale uitbuiting ooit. Het ‘gedrang’ leidde tot veelvuldige diplomatieke confrontaties and militaire impasses, zoals het Fashoda-incident van 1898 toen het Britse imperialisme zijn Franse rivaal dwong om de weg vrij te maken in het Opper-Nijl-gebied.
Gedurende dezelfde periode begon de arbeidersklasse veel meer stakingen die omvangrijker en heviger waren dan in het verleden. In Duitsland bijvoorbeeld steeg het aantal stakingen van 483 in 1896 tot 1.468 in 1900, terugvallend op 1.144 en 1.190 in achtereenvolgens 1903 en 1904 (3). In Rusland in 1998 en in België in 1902 kwamen massastakingen tot ontwikkeling die vooruitliepen op die van 1905. De ontwikkeling van revolutionair en anarcho-syndicalisme was gedeeltelijk het gevolg van deze groeiende strijdbaarheid, maar het nam die vorm aan als gevolg van het toenemende opportunisme in vele delen van de arbeidersbeweging, zoals wij duidelijk maken in de serie artikels die we over dit onderwerp schrijven (4).
Voor elk van de twee belangrijkste klassen was de periode er een van enorme verandering waarbij nieuwe uitdagingen kwalitatief nieuwe antwoorden vereisten. Voor de bourgeoisie tekende dit het einde van de periode van koloniale expansie en het begin van groeiende imperialistische rivaliteit die in 1914 leidde tot de wereldoorlog. Voor de arbeidersklasse betekende dit het einde van de periode waarin hervormingen konden worden afgedwongen binnen het wettelijke of half-wettelijke kader dat was gegeven door de heersende klasse, en het begin van een periode waarin haar belangen allen nog konden worden verdedigd door het kader van de burgerlijke staat in de waagschaal te gooien. Dit leidde uiteindelijk tot de strijd om de macht in 1917 en de wereldwijde revolutionaire golf die daar op volgde. 1905 was de ‘generale repetitie’ van deze confrontatie, met veel lering voor het moment zelf en nu voor wie het interesseert.

De omstandigheden in Rusland

Rusland vormde geen uitzondering op deze historische tendens, maar de aard van de ontwikkeling van de Russische maatschappij betekende dat het proletariaat sneller en duidelijker werd geconfronteerd met sommige van de gevolgen van de komende periode. Maar hoewel we in het kort bij deze bijzondere aspecten zullen stilstaan, is het nodig om eerst nadruk te leggen op het feit dat de onderliggende oorzaak van de revolutie voorkwam uit de gelijkaardigheid van de voorwaarden die door de arbeidersklasse als geheel werd ervaren, zoals Rosa Luxemburg benadrukte: “[...] er ligt een grote mate van overdrijving in het denkbeeld dat het proletariaat in het Tsarenrijk van vóór de revolutie doorlopend de levensstandaard van een pauper zou hebben gehad. Juist de nu in economische en politieke strijd meest actieve en ijverigste laag van het groot-industriële arbeiders in de grote steden stond met betrekking tot hun materiële levensniveau nauwelijks veel lager dan een vergelijkbare laag van het Duitse proletariaat en in vele beroepen kan men in Rusland vergelijkbare, hier en daar zelfs hogere lonen vinden dan in Duitsland. Ook wat betreft de arbeidstijd zal het verschil tussen de groot-industriële bedrijven daar en hier nauwelijks van meer betekenis zijn. Vandaar dat de denkbeelden die uitgaan van een vermeende materiële en culturele staatsslavernij van de Russische arbeidersklasse behoorlijk uit de lucht gegrepen. Dit denkbeeld zou bij enig nadenken al in tegenspraak zijn met het feit van de revolutie zelf en met de uitnemende rol van het proletariaat daarin. Met paupers worden geen revoluties gemaakt van een dergelijke politiek rijpheid en scherpzinnigheid van geest, en de industriearbeiders van Sint-Petersburg en Warschau, van Moskou en Odessa, die in de vuurlijn van de strijd staan, staan cultureel en geestelijk veel dichter bij het West-Europese type dan diegenen zich inbeelden die het burgerlijk parlementarisme en de onmiddellijke vakbondspraktijk als de enige school van cultuur van het proletariaat beschouwen.” (5). Het is waar dat de ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland gebaseerd was op een brutale uitbuiting van de arbeiders, met lange werkdagen en slechte arbeidsvoorwaarden die deden denken aan het begin van de negentiende eeuw in Groot-Brittannië; maar de arbeidersstrijd ontwikkelde zich snel tegen het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw.
Deze ontwikkelingen waren vooral te zien in de Putilov fabriek in Sint Petersburg, die wapens fabriceerde en schepen bouwde. Het bedrijf stelde tienduizenden arbeiders te werk en was in staat om op zo grote schaal te produceren dat het kon wedijveren met zijn meer ontwikkelde rivalen. De arbeiders daar ontwikkelden een traditie van strijdbaarheid en stonden in het centrum van de revolutionaire strijd van het Russische proletariaat in zowel 1905 als 1917. Als de Putilov-fabriek uitblonk door de omvang, dan maakte dit niettemin deel uit van een algemene tendens in de richting van de ontwikkeling van grotere fabrieken die in heel Rusland plaatsvond. Tussen 1863 en 1891 steeg het aantal fabrieken in Europees Rusland van 11.810 naar 16.770, een toename van 42%, terwijl het aantal arbeiders steeg van 357.800 tot 738.100, een toename van 106% (6). In gebieden als Sint Petersburg daalde het aantal fabrieken zelfs terwijl het aantal arbeiders toenam, wat neerkwam op een nog sterkere tendens naar de concentratie van de productie, en, daardoor, van het proletariaat (7).
De omstandigheden van de spoorwegarbeiders in Rusland ondersteunt het argument van Rosa Luxemburg over de plaats van de meest vooroplopende delen van de Russische arbeidersklasse. Op materieel vlak hadden zij een paar grote vorderingen gemaakt: tussen 1885 en 1895 stegen de reële lonen bij de spoorwegen met gemiddeld 18%, alhoewel achter dit gemiddelde grote verschillen schuilgingen tussen arbeiders met verschillend werk en tussen de verschillende delen van het land. Op cultureel vlak was er een traditie van strijd die terugging tot de jaren 1840 en 1850, toen lijfeigenen voor het eerst werden geronseld om spoorwegen aan te leggen. Tegen het laatste kwart van de eeuw waren de spoorwegarbeiders een belangrijk deel geworden van het stadsproletariaat met een aanzienlijke strijdervaring: tussen 1875 en 1884 waren er 29 ‘incidenten’ en in het daaropvolgende decennium 33. Toen de lonen en arbeidsvoorwaarden na 1895 begonnen te dalen namen de spoorwegarbeiders de handschoen op: “[...] tussen 1895 en 1904 was het aantal spoorwegstakingen drie keer hoger dan in de voorafgaande twee decennia tezamen [...] De stakingen van het eind van de jaren 1890 werd zelfbewuster en minder defensief [...]. Na 1900 beantwoordden de arbeiders het begin van de economische crisis met toenemend strijdbaarheid waarbij de metaalarbeiders van de spoorwegen vaak optraden in overleg met vakmensen uit de private industrie, en politieke agitators, doorgaans sociaal-democraten, wonnen aanzienlijk aan invloed.” (8). In de revolutie van 1905 zouden de spoorwegarbeiders een grote rol spelen, doordat zij hun kunde en ervaring ten dienste stelden van de arbeidersklasse als geheel en streefden naar de uitbreiding van de strijd en overgingen van stakingen naar opstand. Dit was geen strijd van paupers die door honger tot rellen werden gedreven of van boeren in arbeidersoveralls, maar een vitaal en klassenbewust deel van de internationale arbeidersklasse. Het was tegen deze achtergrond van gemeenschappelijke omstandigheden en strijd dat de bijzondere kenmerken van de toestand in Rusland, de oorlog met Japan elders en de politieke onderdrukking thuis, hun invloed uitoefenden.

Het vraagstuk van de oorlog

De Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905 was een gevolg van de imperialistische rivaliteit tussen deze twee nieuwe kapitalistische machten aan het eind van de negentiende eeuw. De confrontatie begon in de jaren 1890 rond het vraagstuk van de invloed in China en Korea. Aan het begin van het decennium begon het werk aan de Trans-Siberische spoorlijn, die Rusland toegang moest verschaffen tot Mantsjoerije terwijl Japan zijn economische belangen in Korea vergrootte. Spanningen liepen tijdens het decennium op doordat Rusland Japan dwong zijn posities op het vasteland op te geven; en ze stegen ten top toen Rusland zijn eigen belangen begon te ontwikkelen in Korea. Japan stelde voor dat de twee landen overeen zouden komen om elkaars invloedssfeer te eerbiedigen. Toen Rusland daarop geen antwoord voerde Japan in januari 1904 een verrassingsaanval uit op Port Arthur. De grote ongelijkheid tussen de militaire kracht van de twee tegenspelers zorgde er eerst voor dat de afloop van de oorlog onvermijdelijk leek, en het uitbreken ervan werd in Rusland aanvankelijk begroet met een uitbarsting van vaderlandslievende begeestering, met veroordelingen van ‘onbeschofte Mongolen’ en met studentenbetogingen als steun aan de oorlog. Maar er kwam geen snelle overwinning. De Trans-Siberische spoorweg was nog niet voltooid zodat troepen niet snel naar het front gebracht konden worden; het Russische leger werd teruggeslagen; in mei was het garnizoen afgesneden en de Russische vloot die het ter hulp was gestuurd werd vernietigd; en op 20 december, na een beleg van 156 dagen, viel Port Arthur. Op militair vlak was de oorlog ongezien. Miljoenen soldaten werden in het veld gestuurd: 1.200.000 reservisten werden in Rusland opgeroepen; de industrie werd op de oorlog gericht, wat leidde tot inzinking en verdieping van de economische crisis. Bij de slag om Mukden in maart vochten twee weken lang 600.000 man, met 160.000 doden als gevolg. Het was de grootste slag in de geschiedenis en een voorteken van wat op komst was in 1914. De val van Port Arthur betekende het einde van de Russische Vloot in de Stille Oceaan en een vernedering voor de autocratie. Lenin schetste de bredere betekenis hiervan: “Maar het militaire debacle dat de autocratie heeft geleden heeft verder gaande gevolgen; het betekent het in elkaar storten van ons hele politieke systeem. De dagen dat oorlogen werden uitgevochten door huurlingen of door vertegenwoordigers van een kaste die half geïsoleerd was van het volk is voorgoed voorbij… Nu worden oorlogen door volkeren uitgevochten, dit brengt nu meer dan ooit een groot bijverschijnsel van de oorlog met zich mee, namelijk dat het de ogen opent van miljoenen voor de tegenstelling tussen volk en regering, dat tot dusverre alleen duidelijk was voor een kleine klassenbewuste minderheid. De kritiek op de autocratie door alle vooruitstrevende Russen, door de sociaal-democraten, door het Russische proletariaat, wordt nu bevestigd door de kritiek met de Japanse wapens, bevestigd in de zin dat de onmogelijkheid om nog verder te leven onder de autocratie steeds meer wordt aangevoeld zelfs door niet wetenden, maar die het toch van ganser harte zouden wensen. De onverzoenlijkheid van de autocratie met de belangen van de sociale ontwikkeling, met de belangen van het hele volk (afgezien van een handjevol bureaucraten en hoge pieten) werd overduidelijk zodra het volk daadwerkelijk voor de autocratie moest betalen met zijn eigen bloed. Haar krankzinnig en misdadig koloniaal avontuur bracht de autocratie in een impasse, waaraan het volk alleen op eigen kracht kan ontsnappen en enkel door het vernietigen van het tsarisme” (9).
In Polen waren de economische gevolgen van de oorlog wel heel vernietigend, met 25 tot 30% van de arbeiders in Warschau die hun werk kwijt raakten en de lonen die met een derde tot de helft werden verlaagd. In mei 1904 waren er schermutselingen tussen arbeiders en politie, met Kozakken die deze laatste versterkten. De oorlog begon steeds sterkere tegenstand op te roepen. Gedurende ‘Bloedige Zondag’ zelf, toen de troepen de arbeiders begonnen af te slachten die een petitie aan de tsaar wilden aanbieden, “schreeuwden de arbeiders van Sint-Petersburg het uit [...] tegen de officieren dat zij beter waren in het bevechten van het Russische volk dan van de Japanners” (10). Later kwamen sommige delen van het leger in opstand tegen hun omstandigheden en begonnen de kant van de arbeiders te kiezen: “Het moreel van de soldaten was door de nederlagen in het Oosten en de overduidelijke onbekwaamheid van het leiderschap sterk gedaald. Nu nam het ongenoegen toe door de tegenzin van de regering om de belofte na te komen van spoedige demobilisatie. Het resultaat was muiterijen in vele regimenten en bij tijd en wijle hevige strijd. Verslagen over dit soort van onrust kwamen binnen uit plaatsen zo uiteenlopend als Grodno en Samara, Rostov en Kursk, van Remebertov bij Warschau, van Riga in Letland en Viborg in Finland, van Vladivostok en Irkutsk.”
“Tegen de herfst won de revolutionaire beweging ook in de zeemacht aan kracht, met als gevolg dat er in oktober muiterij uitbrak op de marinebasis van Kronstadt in de Baltische Zee, die enkel met geweld kon worden neergeslagen. Daarop volgde een andere muiterij bij de vloot van de Zwarte Zee in Sebastopol, die op een bepaald moment dreigde de hele stad onder controle te krijgen” (11).
In hun oproep tot de arbeidersklasse in mei 1905 bundelden de Bolsjewieken het vraagstuk van oorlog en revolutie samen: “Kameraden! Wij staan nu in Rusland aan de vooravond van grote gebeurtenissen. Wij zijn verwikkeld in de laatste wanhopige strijd tegen de autocratische tsaristische regering, wij moeten deze strijd tot zijn glorieuze einde brengen. Zie wat voor rampen deze regering van bruten en tirannen, van veile hovelingen en klaplopers van het kapitaal over het gehele Russische volk heeft gebracht! De tsaristische regering heeft het Russische volk in een waanzinnige oorlog gestort met Japan. Honderdduizenden jonge levens zijn uit het volk weggerukt en omgekomen in het Verre Oosten. Woorden volstaan niet om alle rampen te beschrijven die deze oorlog ons brengt. En waarvoor dient hij? Voor Mantsoerije, dat onze vraatzuchtige tsaristische regering heeft afgenomen van China! Russisch bloed wordt vergoten en ons land geruïneerd terwille van vreemd territorium. Het leven wordt steeds zwaarder voor arbeiders en boeren; de kapitalisten en functionarissen trekken het strop strakker om hun nek aan terwijl de tsaristische regering het volk uitzendt om vreemd grondgebied te plunderen. Klungelende generaals en corrupte functionarissen hebben geleid tot de vernietiging van de Russische vloot, waarbij honderdduizenden miljoenen van de rijkdom van het land vergooid werd en hele legers verloren gingen. Maar de oorlog woedt nog steeds verder en eist nieuwe slachtoffers. Het volk raakt geruïneerd, industrie en landbouw vallen stil, en honger en cholera dreigen; maar de autocratische regering gaat in haar blinde waanzin verder op dezelfde weg; ze is bereid om Rusland te ruïneren als ze daarmee een handvol bruten en tirannen kan redden. Naast de oorlog tegen Japan is ze nu begonnen met het voeren van een andere oorlog – een oorlog tegen heel het Russische volk.” (12).

De onderdrukking door de staat

De oorlog diende ook om een andere draai te geven aan de groeiende campagne tegen de onderdrukkende politiek van de autocratie. In December 1903 werd er bericht dat Plehve, de minister van Binnenlandse Zaken gezegd had: “Om revolutie te vermijden hebben we een kleine triomferende oorlog nodig.” (13).
De macht van de autocratie was versterkt na de moord op tsaar Alexander II in 1881, door leden van de Volkswil, een groep die tegen de autocratie gebruik maakte van terrorisme (14). Nieuwe ‘uitzonderingsmaatregelen’ werden ingevoerd om alle politieke actie buiten de wet te stellen, en in plaats van uitzonderlijk te zijn werden deze de norm. “Het is waar om zeggen [...] dat er tussen het uitroepen van het Decreet van 14 Augustus 1881 en de val van de dynastie in Maart 1917, geen moment was waarin de ‘uitzonderingsmaatregelen’ niet van kracht waren in een paar delen van het land – en vaak in grote delen ervan” (15). Onder het ‘Versterkt Decreet’ konden de gouverneurs van het betreffende gebied mensen zonder proces drie maand gevangen zetten, alle besloten of openbare bijeenkomsten verbieden, fabrieken en winkels sluiten en mensen uit hun huis verbannen. Het ‘Buitengewoon Decreet’ plaatste het betreffende gebied eigenlijk onder militair gezag met willekeurige arrestaties, gevangenschap en boetes. Het gebruik van soldaten tegen stakingen en arbeidersprotesten werd gemeengoed en vele arbeiders werden in de strijd neergeschoten. Het aantal mensen in de gevangenissen en strafkolonies steeg over heel Rusland, net als het aantal dat werd verbannen naar verafgelegen delen van het land.
Gedurende deze periode steeg het aantal arbeiders onder diegenen die beschuldigd werden van misdaden tegen de staat. In 1884-1890 was slechts een kwart daarvan handarbeiders; tegen 1901-1903 was dit gestegen tot drievijfde. Dit weerspiegelde de verandering in de revolutionaire beweging van één die overheerst werd door intellectuelen naar één die uit arbeiders bestond, van een gevangenbewaarder werd verteld dat hij als commentaar gaf: “Hoe komt het dat steeds meer politieke plattelanders worden binnengebracht? Het plachten heren te zijn, studenten en jonge dames, maar nu zijn het grauwe landarbeiders zoals wijzelf.” (16).
Naast deze formele, ‘wettelijke’ vormen van onderdrukking gebruikte de Russische staat twee aanvullende vormen. Enerzijds moedigde de staat het anti-semitisme aan, en sloot de ogen voor pogroms en slachtpartijen, en er voor zorgend dat de organisaties die zich met dit werk bezighielden, zoals de Vereniging van de het Russische Volk, beter bekend als Zwarte Honderd, en die openlijk gesteund werd door de tsaar, bescherming genoten. Revolutionairen werden er openlijk van beschuldigd deel uit te maken van een georkestreerd joods complot om de macht over te nemen. Deze strategie zou tegen de revolutie van 1905 worden gebruikt en om arbeiders en boeren achteraf af te straffen.
Anderzijds probeerde de staat de arbeidersklasse te sussen door het oprichten van ‘politievakbonden’ geleid door kolonel Zubatov. Deze vakbonden waren ontworpen om de revolutionaire gemoederen binnen de grenzen van de onmiddellijke economische eisen te houden, maar de arbeiders in Rusland begonnen eerst deze grenzen te verleggen om ze in 1905 te overspoelen. Lenin beargumenteerde dat de politieke situatie in Rusland waar “de omstandigheden [...] van de arbeiders verwikkeld in economische strijd hen er toe ‘aanzetten’ zich met politieke vraagstukken bezig te houden” (17), wat betekende dat de arbeidersklasse van deze vakbonden gebruik konden maken zolang als de valstrikken die voor hen worden gespannen door de heersende klasse door de revolutionairen werden blootgelegd. “In die zin kunnen en  moeten wij tot de Zoebatov’s en Ozerow’s zeggen: gaat u voort, mijne heren, doet uw best! Iedere keer gij een val opstelt op de weg van de arbeiders [...] zorgen wij ervoor dat u ontmaskerd wordt. Maar telkens als gij een ware stap voorwaarts zet – zij het ook als een allerschuchterst ‘zigzag’, dan zullen we zeggen – Gaat voort! En de enige stap die een ware stap voorwaarts betekent is een werkelijke zij het zelfs kleine uitbreiding van het handelingsbereik van de arbeiders. Iedere dergelijke uitbreiding zal in ons voordeel zijn en bijdragen aan het ontstaan van wettige verenigingen, waarin niet de provocateurs socialisten opsporen, maar socialisten aanhangers zullen winnen.” (18). Eigenlijk, toen de revolutie er aan kwam, eerst in 1905 en dan in 1917, waren het niet de vakbonden die aan kracht wonnen maar een nieuwe organisatie, aangepast aan de revolutionaire taak die voor het proletariaat was weggelegd: de sovjets.

De bewapende confrontatie met de staat

Terwijl de factoren die we hierboven in beschouwing namen ons helpen bij het verklaren van de gebeurtenissen die in 1905 in Rusland plaatsvonden, heeft de ware betekenis van de gebeurtenissen niets met Rusland te maken. Hiervan uitgaande, wat is dan zo belangrijk van 1905? Waardoor wordt het bepaald?
Een in het oog springend kenmerk werd gevormd door de ontwikkeling van gewapende strijd in december. Trotski biedt een sterk verslag van de strijd die in Moskou plaatsvond toen de arbeidersklasse barricades opwierp om zich te verdedigen tegen de tsaristische troepen terwijl de Sociaal-Democratische Strijd Organisatie een guerrillastrijd voerde op straat en vanuit de huizen: “Hier is een typisch voorbeeld van een strijd. Vierentwintig man die een van de meest onverschrokken en moedige Georgische Druzhina (19) uitmaken marcheren tamelijk openlijk in groepjes van twee. De menigte waarschuwt hen dat zestien dragonders met hun officiers hun kant op komen. De Druzhina stopt , sluit de gelederen halen hun Mausers boven en bereiden zich voor om te vuren. Zodra de bereden eenheid verschijnt, vuurt de Druzhina. De officier is gewond, de paarden in de voorste linie die gewond zijn steigeren, de dragonders die bij verrassing gepakt zijn kunnen niet terugschieten. Dit stelt de Druzhina in staat om bijna 100 kogels af te vuren en de dragonders vluchten in wanorde en laten verschillende doden en gewonden achter. ‘Maakt nu dat jullie wegkomen’, schreeuwt het volk, ‘de artillerie is op komst’. Zij hebben het bij het juiste eind. De artillerie verschijnt onmiddellijk op het toneel, veroorzaken verschillende tientallen doden en gewonden onder de onbewapende menigte, die nooit vermoedde dat er op haar geschoten zou worden. Ondertussen begonnen de Georgiërs een andere schietpartij met troepen op een andere plaats. De Druzhina is haast onkwetsbaar omdat zij beschut zijn door het schild van de volks-sympathie.” (20). Maar het is het niet de gewapende strijd, hoe moedig ook, die 1905 kenmerkte. De gewapende strijd was inderdaad een uiting van de machtsstrijd tussen de klassen, maar het kenmerkte de laatste fase, die opkwam toen het proletariaat geconfronteerd werd met het succes van de tegenaanval van de heersende klasse. Eerst probeerden de arbeiders de troepen aan hun kant te krijgen, maar de botsingen ontwikkelden zich geleidelijk aan en werden bloediger. De gewapende strijd was eerder een poging om de wijken van de arbeidersklasse te beschermen dan de revolutie uit te breiden. Twaalf jaar later, toen de arbeiders weer geconfronteerd werden met de militaire apparaat, was het hun succes in het aan kun kant krijgen van een aanzienlijk deel van leger en vloot, waardoor het overleven en de vooruitgang van de revolutie verzekerd werd.
Verder hebben de botsingen tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie een lange geschiedenis. De eerste periode van de arbeidersbeweging in Groot-Brittannië werd gekenmerkt door gewelddadige botsingen. In 1800 en 1801 bijvoorbeeld was er een hele golf van voedselrellen, waarvan sommige van te voren gepland leken door gedrukte strooibiljetten waarin de arbeiders werden opgeroepen zich te verzamelen. Een jaar later waren er verslagen over arbeiders die oefenden met hooivorken en over geheime organisaties die complotteerden om tot revolutie te komen. In de daaropvolgende tien jaar was de Luddieten-beweging, of het Leger van Herstellers, om de naam te gebruiken die de beweging zichzelf gaf, die een antwoord vormde op de verarming van tienduizenden wevers. Weer een paar jaar later was er opnieuw de Chartisten van de Fysieke Kracht die plannen maakte voor een opstand. Tijdens se Commune van Parijs van 1871 barstte de gewelddadige confrontatie tussen de klassen openlijk uit. In Amerika lokte de brutale uitbuiting die gepaard ging met de snelle industrialisering van het land gewelddadige oppositie uit, zoals in het geval van de Molly Maguires die gespecialiseerd waren in het ombrengen van bedrijfsleiders en die stakingen omvormde tot bewapende conflicten (21). Wat 1905 zo bijzonder maakte was niet de bewapende confrontatie maar de organisatie van het proletariaat op klassenbasis om zijn algemene doelen te bereiken. Dit mondde uit in een nieuw type van organisatie, de sovjet, met nieuwe doelen die noodzakelijkerwijze de vakbonden overvleugelden.

De rol van de sovjets

In een van de eerste en belangrijkste studies van de sovjets voert Oskar Anweiler aan dat “het realistischer beeld is dat de sovjets van 1905 en van 1917 zich gedurende lange tijd ontwikkelden onafhankelijk van de Bolsjevistische Partij en haar ideologie, en dat hun doel aanvankelijk niet was de staatsmacht over te nemen” (22). Dit is een nauwkeurige vaststelling voor het eerste stadium van de sovjets, maar het geldt niet voor de latere fases waarin de arbeidersklasse zich niet langer tevreden stelde met het voortmarcheren achter Vadertje Gapon en zijn verzoekschriften. Tussen januari en december 1905 veranderde er iets. Begrijpen wat er veranderde en hoe het veranderde vormt de sleutel tot het begrip van 1905.
In het eerste artikel (zie Internationalisme, nr. 316 en 317-318) legden we de nadruk op het spontane karakter van de revolutie. De stakingen van januari, oktober en december leken uit de lucht te komen vallen, en waren ontstaan uit ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenissen, zoals het ontslag van twee arbeiders in één fabriek. De acties overspoelden zelfs de meest ogenschijnlijke radicaliteit van de vakbonden: “Op 30 september begon het te gisten in de werkplaatsen van de spoorwegen van Moskou-Kursk en Moskou-Kazan. Deze twee spoorwegen stonden klaar om de campagne op 1 oktober te openen. Ze werden tegengehouden door de spoorwegvakbond. Zich baserend op de ervaring van de stakingen van februari, april en juli van verschillende afzonderlijke lijnen, bereidde de vakbond een algemene spoorwegstaking voor die moest samenvallen met het samenkomen van de staatsdoema; voor het moment was hij tegen de gedeeltelijke actie. Maar de gisting ging onverminderd door. Op 20 september was een officiële conferentie van spoorwegafgevaardigden begonnen met het bespreken van pensioenfondsen. Deze conferentie verbrede spontaan de agenda en vormde zichzelf, onder applaus van de hele spoorwegwereld, om tot een onafhankelijke vakbond en politiek congres. Van alle kanten kwamen er steunbetuigingen. De gisting nam nog toe. Het idee van een onmiddellijke algemene spoorwegstaking begon vaste grond te vinden in de streek rond Moskou.” (23).
De sovjets ontwikkelden zich op een grondslag die de reikwijdte van de vakbond te buiten ging. Het eerste lichaam dat kan als sovjet kan worden ingedeeld dook op in Ivanovo-Voznesensk in Centraal Rusland. Op 12 mei brak er een staking uit in één fabriek in de stad, die bekend stond als Russische Manchester, en binnen enkele dagen was iedere fabriek gesloten en waren er meer dan 32.000 arbeiders in staking. Op voorstel van een fabrieksinspecteur werden er afgevaardigden gekozen om de arbeiders in gesprekken te vertegenwoordigen. De Vergadering van Afgevaardigden, samengesteld uit ongeveer 110 arbeiders, kwam in de daaropvolgende weken regelmatig bijeen. Haar taak bestond uit het leiden van de staking, afzonderlijke acties en onderhandelingen te voorkomen, orde en georganiseerd gedrag van de arbeiders te verzekeren en het werk enkel te hervatten op haar bevel. De sovjet bracht een aantal eisen naar voren, zowel economische als politieke, waaronder de achturendag, een hoger minimumloon, betaald ziekteverlof, betaald zwangerschapsverlof, vrijheid van vergadering en vrijheid van meningsuiting. Daarop vormde zij een arbeidersmilitie om de arbeidersklasse te beschermen tegen de Zwarte Honderd, om te vermijden dat stakers slaags raakten met de nog werkenden en om in contact te blijven met de arbeiders in verafgelegen gebieden. De autoriteiten weken oorspronkelijk terug voor de georganiseerde kracht van de arbeidersklasse maar begonnen tegen het einde van de maand te reageren met een verbod op de milities. Een massameeting begin juni werd door kozakken aangevallen, waarbij enkele arbeiders om het leven kwamen en andere gevangen werden genomen. De toestand tegen het einde van de maand uit de hand met rellen en verdere botsingen met de kozakken. Een nieuwe staking werd afgekondigd in juli, waarin 10.000 arbeiders betrokken waren, maar deze werd na drie maanden verslagen, met de verkorting van de arbeidsdag als enig tastbare winst.
Bij deze allereerste poging werd de fundamentele aard van de sovjets al zichtbaar: een samengaan van de economische en politieke belangen van de arbeidersklasse die, omdat hij de arbeiders verenigde op een klassenbasis eerder dan per bedrijfstak, er onvermijdelijk toe neigde om in de loop der tijd meer uitdrukkelijk politiek te worden, leidend tot een confrontatie tussen de gevestigde macht van de bourgeoisie en de opkomende macht van het proletariaat. Dat het vraagstuk van de arbeidersmilities centraal stond in het bestaan van de sovjet van Ivanovo-Voznesensk was niet gelegen in de onmiddellijke militaire dreiging maar omdat daarmee het vraagstuk van de klassenmacht werd gesteld.
Deze tendens tot het scheppen van een rivaliserende macht loopt als een rode draad door heel Trotzki’s relaas van 1905 en werd na 1917 uitdrukkelijk gesteld met de situatie van dubbele heerschappij: “Indien de staat de organisatie van de klassenheerschappij, de revolutie echter de val van de heerschende klasse is, dan moet de overgang van de macht van de ene klasse op de andere noodzakelijk tegenstrijdige staatkundige verhoudingen in het leven roepen, voor alles in de vorm van de dubbele heerschappij. De verhouding der klassenkrachten is geen wiskundige grootheid, welke van te voren te berekenen is. Indien het oude régime aan het wankelen gebracht is, kan de nieuwe machtsverhouding slechts als resultaat van een krachtmeting in de strijd ontstaan. Dit is juist de revolutie.” (24). De situatie van dubbele heerschappij werd in 1905 nog niet bereikt, maar het vraagstuk werd van meet af aan gesteld: “Vanaf het uur dat hij ontstond tot aan het uur waarin hij ten onder ging, stond de Sovjet onder de machtige, elementaire druk van de revolutie [...]. Elke stap van de arbeidersvertegenwoordiging was op voorhand bepaald. Haar ‘tactiek’ was duidelijk. De strijdmiddelen hoefden niet besproken te worden; er was nauwelijks tijd om ze te verwoorden.” (25). Dit is het belangrijkste kenmerk van de sovjet en het is wat deze onderscheidt van de vakbonden. De vakbonden zijn een wapen in de proletarische strijd binnen het kapitalisme; de sovjets zijn een wapen in de strijd tegen het kapitalisme. In aanleg zijn de twee niet tegengesteld, doordat beiden voortkomen uit de feitelijke voorwaarden van de klassenstrijd van hun tijd en in elkaars verlengde liggen voorzover ze strijd leveren voor de belangen van de arbeidersklasse. Maar ze raken met elkaar in tegenspraak als de vakbondsvorm voortbestaat nadat zijn klasseninhoud – zijn rol in het organiseren van de klasse en in het ontwikkelen van haar bewustzijn – is overgegaan naar de sovjets. In 1905 kwam deze tegenstelling nog niet aan de oppervlakte; sovjets en vakbonden konden naast elkaar bestaan en elkaar in zekere zin versterken, maar ze lag al opgesloten in de wijze waarop de sovjets de vakbonden voorbijstreefden.
De massastakingen die in oktober 1905 tot ontwikkeling kwamen leidden tot het in het leven roepen van nog veel meer sovjets, waarbij de sovjet van Sint-Petersburg de weg vooruit toonde. Alles bij elkaar zijn er zo’n veertig tot vijftig sovjets geteld, evenals enkele boeren- en soldatensovjets. Anweiler benadrukt hun uiteenlopende oorsprong: “Sommige werden gevormd naar het voorbeeld van oudere organisaties zoals stakingscomités en vergaderingen van afgevaardigden; andere werden onmiddellijk opgericht, op aanzet van sociaal-democratische partijorganisaties, die toen een aanzienlijke invloed uitoefenden binnen de sovjet. De grenzen tussen een eenvoudig stakingscomités en een volledig ontwikkelde raad van arbeidersafgevaardigden waren vaak vaag, en alleen in de voornaamste revolutionaire centra met aanzienlijke arbeidersconcentraties – zoals (behalve Sint-Petersburg), Moskou, Odessa, Novorossisysk, en het Donetz-bekken – waren de raden grondig georganiseerd.” (26). Dit kan feitelijk wel juist zijn maar het doet niets af aan hun betekenis als directe uitdrukkingen van de revolutionaire strijd van het proletariaat. In al hun nieuwheid vloeiden ze onvermijdelijk mee in de eb en vloed van het revolutionaire getij: “De kracht van de sovjets lag in deze revolutionaire stemming van de massa’s, in de oorlogszuchtige sfeer van het kapitaal, en in de onzekerheid van het regime. Gedurende de politieke zegeroes van de ‘vrijheidsdagen’ beantwoordde de arbeidersklasse bereidwillig de oproep van haar verkozen orgaan; zodra die stemming wegebde en plaats maakte voor uitputting en ontmoediging, verloren de sovjets een deel van hun invloed en gezag.” (27).
De sovjets en de massastaking kwamen voort uit de feitelijke voorwaarden van het bestaan van de arbeidersklasse, juist zoals de vakbonden vóór hen: “De sovjet ontstond als antwoord op een feitelijke behoefte – een behoefte die voortvloeide uit de loop der gebeurtenissen. Het was een organisatie die wel gezag maar nog geen tradities had; die onmiddellijk een versplinterde massa van honderdduizenden mensen kon meeslepen terwijl hij nauwelijks over enige organisatorische structuur beschikte; die de revolutionaire stromingen binnen het proletariaat verenigde; die in staat was tot initiatief en tot spontane zelfcontrole – en het allerbelangrijkste, die binnen de vierentwintig uur uit de ondergrond naar boven kon worden gebracht.” (28). Dit is de reden waarom in de eeuw sinds 1905 de sovjetvorm, in de kiem of daadwerkelijk, telkens opnieuw is opgedoken wanneer de arbeidersklasse in het offensief gaat: “De beweging in Polen heeft door haar massaal karakter, haar snelheid, haar uitbreiding over de categorieën en streken heen, niet allen de noodzaak maar ook de mogelijkheid bevestigd van de veralgemening en zelforganisatie van de strijd.” (29). “[...] de autoriteiten die gewoon waren om propaganda te voeren op grond van massale en systematische verdraaiing van de werkelijkheid ,net zoals op de totalitaire controle door de staat, dreven de Poolse arbeiders ertoe om een graad van zelforganisatie te ontwikkelen die een onmetelijke stap vooruit betekende in vergelijking met wat bereikt was welke eerdere strijd dan ook.” (30).

North, 14 juni 2005.

(Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122, derde kwartaal 2005.)

Noten

(1) Rosa Luxemburg, Massenstreik, Partei und Gewerkschaften, I, in Gesammelte Werke, Berlin, Dietz Verlag, 1972, Bd. 2, p. 96-97.
(2) Leon Trotzky, 1905, hoofdstuk 22, Summing up.
(3) The International Working Class Movement, Vol. 2, Chapter 8, Moscow, Progress Publishers, 1976.
(4) Internationale Revue, Engels-, Frans-, en Spaanstalige uitgave, nr. 118, Wat is revolutionair syndicalisme?, en nr. 120, Anarcho-syndicalisme geconfronteerd met een verandering van periode: de CGT tot aan 1914.
(5) Rosa Luxemburg, Massastreik, Partei und Gewerkschaften, V, in Gesammelte Werke, Berlin, Dietz Verlag, 1972, Bd. 2, p. 136.
(6) Zie Lenin: The development of capitalism in Russia, Appendix II, in Collected Works, Vol. 3.
(7) Ibidem, Appendix III.
(8) Henry Reichman, Railwaymen and Revolution. Russia, 1905,  University of California Press, 1987.
(9) Lenin, The Fall of Port Arthur, in Collected Works, Vol. 8.
(10) Lenin, Revolutionary days, 8, The number of killed or wounded, in Collected Works, Vol. 8.
(11) David Floyd, Russia in Revolt, Chapter 6.
(12)  Lenin, The First of May, in Collected Works, Vol. 8.
(13) Een nieuwer werk verwerpt dit gezichtspunt met het argument dat het bewijs “enkel laat zien dat [...] Plehve geen bezwaar leek te hebben tegen het feit dat Rusland in oorlog ging met Japan, ervan uitgaande dat een militair conflict de massa zou afhouden van politieke aspiraties.” (Ascher, The Revolution of 1905, Chapter 2, War and Political Upheaval).
(14) Lenin’s broer maakte deel uit van een groep die haar inspiratie haalde uit de “Volkswil”. Hij werd in 1887 opgehangen na een poging om tsaar Alexander III te vermoorden.
(15) Edward Crankshaw, The Shadow of the Winter Palace, Chapter 16, The Peace of the Graveyard.
(16) Teodor Shanin, Russia 1905-1907, Revolution as a Moment of Truth, Chapter 1, A revolution comes to the boil.
(17) Lenin, Wat te doen?, Amsterdam, Pegasus, 1976, p. 133.
(18) Lenin, Ibid., p. 133.
(19) Dit was de naam die gegeven werd aan de individuele strijdeenheden. Trotski beschrijft hen collectief als “Druzhinniki”.
(20) Leon Trotzki, 1905, Chapter 21, December.
(21) Zie Louis Adamic, Dynamite, Rebel Press, 1984.
(22) Oskar Anweiler, The Sovjets and the Russian Revolution of 1905.
(23) Leon Trotzki, 1905, Chapter 7, The strike in October.
(24) Leo Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, Amsterdam, Van Gennep, 1978, Deel 1, Dubbele heerschappij, p. 263.
(25) Oskar Anweiler, The Soviets and the Russian Revolution of 1905, Chapter 2, The Soviets and the Russian Revolution.
(26) Oskar Anweiler, Ibidem.
(27) Oskar Anweiler, Ibidem.
(28) Leon Trotzki, Ibidem.
(29) Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 23, Massastakingen in Polen 1980: het proletariaat slaat een nieuwe bres.
(30) Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 24, De internationale uitstraling van de arbeidersstrijd in Polen.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

Geschiedenis van de arbeidersbeweging: