Migranten en vluchtelingen: slachtoffers van het kapitalisme (deel II)

Printer-friendly version

Aan het begin van de jaren 1930 was de fysieke nederlaag van het proletariaat een feit, de wereldrevolutie was volledig verpletterd. De opeenvolgende bloedbaden in Rusland en Duitsland, na de nederlaag van het proletariaat in Berlijn in 1919, het zoeken van zondebokken, de vernedering als gevolg van het verdrag van Versailles en de behoefte aan vergelding, dat alles leidde tot een nieuwe stap in de spiraal van de kapitalistische verschrikkingen in de 20e eeuw.

Hoe de wereld een concentratiekamp werd

Met de afkondiging van ‘het socialisme in één land’ toonde het nieuwe stalinistische regime in Rusland bereid te zijn om, in een poging  zijn achterstand in te halen, zich in een mateloze wedloop van industrialisatie te storten. Door de planning van de zware industrie en de productie van wapens werd de uitbuiting tot het uiterste opgedreven. Tot aan de verschrikkelijke depressie van de jaren 1930 zochten de Westerse ‘zegevierende’ landen ook goedkope arbeidskrachten die ze moesten verdelen en controleren. Maar door de economische crisis en de massale werkloosheid werden de migranten en vluchtelingen meer openlijk ‘ongewenst’. Vanaf 1929 werd de migratiegolf, met name in de Verenigde Staten, vrij bruut afgeremd. [1] Lees ons artikel Immigratie en arbeidersbeweging, Internationale Revue nr. 140, eerste kwartaal 2010.

Deze laatste hadden quota's vastgesteld en “filterden” de migranten door ze op te delen en te scheiden van de andere proletariërs. In een dergelijke context, waarbij hele bevolkingen waren ontheemd, werden de gedeporteerden en vluchtelingen (tijdens en na de oorlog) onder verschrikkelijke omstandigheden op transport gezet: vaak eindigden ze in concentratiekampen, die zo’n beetje overal begonnen te ontstaan. Terwijl de crises en de imperialistische spanningen toenamen, was de verslagen arbeidersklasse niet in staat om daar enig verzet tegenover te stellen.

Dat kwam tot uiting in Spanje in 1936 waar, in naam van het ‘antifascisme’, de inlijving begon van het proletariaat in de oorlog. Deze nieuwe totale oorlog mobiliseerde veel wreder en massaler de burgerbevolking (vrouwen, jongeren, ouderen) dan de eerste Grote Oorlog. Hij zou veel vernietigender en barbaarser blijken te zijn. De staat luidde, door op een directere manier op het geheel van het sociale leven in te grijpen, een soort tijdperk van concentratiekampen in. Dat alles leidde tot deportaties, ‘etnische zuiveringen’, hongersnoden en massale uitroeiing.

Deportaties, moordpartijen en dwangarbeid

Het stalinistische geweld, even wreed als onvoorspelbaar, was daar een eerste voorbeeld van. De staat aarzelde niet om bij zuiveringsacties authentieke kommunisten te arresteren, om 95% van de leiders van een regio te executeren, voor de controle en de beheersing van zijn territorium hele bevolkingen te deporteren. In de jaren 1931-1932 gebruikte Stalin koeltjes ‘het wapen van de honger’ om de weerstand te breken van de Oekraïners, die gericht was tegen de gedwongen collectivisatie. De verschrikkelijke hongersnood, opzettelijk veroorzaakt, leidde in totaal tot bijna 6 miljoen doden! In Siberië en elders waren miljoenen mannen en vrouwen veroordeeld tot dwangarbeid.

In de loop van 1935 bijvoorbeeld, groeven 200.000 gevangenen het kanaal Moskou-Volga-Don en 150.000 anderen legden de tweede Trans-Siberische route aan. De plotselinge collectivisatie van de landerijen, waarbij miljoenen koelaks werden gedeporteerd naar onleefbare plaatsen van hervestiging, de plannen voor de zware industrie en de uitbuiting door de dwangarbeid waar de arbeiders zich op het werk (in de ware zin van het woord) doodwerkten, voedde de obsessie van Stalin om de achterstand op de kapitalistische landen in te halen [2]. Hier moeten we preciseren dat Rusland zelf in feite een kapitalistisch land was, een karikaturale uitdrukking van de tendens tot staatskapitalisme in de vervalperiode van dit systeem.

Zelfs vóór zijn actieve deelname aan de oorlog, in 1941, ging de stalinistische staat over tot een echte ‘etnische zuivering’ aan zijn grenzen teneinde zijn veiligheid te waarborgen. Verschillende bevolkingen, die werden verdacht van ‘collaboratie’  met de Duitse vijand, werden daarom met geweld onderworpen aan massale collectieve verplaatsingen. De deportatie, omwille van zuiver etnische redenen, van 170.000 Koreanen naar Centraal Azië, in 1937 – een deportatie die tot zware menselijke verliezen leidde - vormde een voorproefje van wat nog zou komen. Onder de verplaatsingen die daarop volgden, waren er 60.000 Polen, die in 1941 naar Kazachstan werden gedeporteerd.

Na de breuk in het Duits-Russische pact vonden verschillende golven van deportatie plaats, in het bijzonder van de bevolking van Duitse origine. Met name de mensen in de Baltische Republieken waren openlijk ‘vijanden van het volk’ geworden: 1,2 miljoen van hen werden van de ene dag op de andere verbannen naar Siberië en Centraal-Azië. Tussen 1943 en 1944 was het de beurt aan de bevolkingen van de Noordelijke Kaukasus (Tsjetsjenen, Ingoetsjenen…) en van de Krim (Tartaren) om op wrede wijze verplaatst te worden. Vele van deze slachtoffers, uitgehongerd, gecriminaliseerd en verbannen door de ‘socialistische’ staat, stierven tijdens het transport in veewagens (bij gebrek aan water, voedsel of door ziektes zoals vlektyfus).

Terwijl de plaatselijke bevolking over het algemeen een grote solidariteit aan de dag legde ten opzichte van deze ongelukkige bannelingen, onderhield de officiële propaganda een klimaat van haat ten opzichte van deze nieuwe slaven. Tijdens het vervoer werden ze vaak bekogeld met stenen, vergezeld van de ergste verwensingen. Bij hun aankomst, volgens een verslag van Beria van juli 1944, “organiseerden bepaalde voorzitters van de kolchozen kloppartijen om hun weigering te rechtvaardigen de gedeporteerden in dienst te nemen, wier lichamelijke conditie erg verslechterd was [3]. Isabelle Ohayon, La déportation des peuples vers l’Asie centrale. Le XXe siècle des guerres, Editions de l’Atelier, 2004.

Onder deze extreme omstandigheden werden tenslotte tien tot vijftien miljoen Russen naar de “heropvoedingskampen door werk” gestuurd, die officieel vanaf de jaren 1930 door het regime waren ingesteld [4]. Marie Jego, Le Monde, 3 maart 2003.

In Duitsland nam, toen de nazi’s aan de macht kwamen, het aantal concentratiekampen overal in het land en vooral in Polen, sterk toe. Maar voordat ze uitgroeiden tot vernietigingsindustrie, waren het werkkampen. Deze tendens tot ontwikkeling van kampen voor gevangenen of vluchtelingen, die zo ongeveer overal sterker werd, ook in democratische staten zoals Frankrijk en de Verenigde Staten, beoogde zowel de controle over de bevolking als een nagenoeg gratis gebruik van arbeidskrachten.

Normaal gesproken stelt de proletariër, bij de verkoop van zijn arbeidskracht, de kapitalist in de gelegenheid om meerwaarde, dat wil zeggen winst, te onttrekken. De voorwaarden van dit ‘contract’ waarborgen dat de uitbuiting de maximale productiviteit bereikt, en tegelijkertijd, door het lage niveau van het loon, de eenvoudige reproductie van de arbeidskracht. In de concentratiekampen werd de arbeidskracht op bijna absolute wijze uitgebuit. In Duitsland werkten de gedeporteerden meer dan 12 uur per dag, onder alle omstandigheden, onder bevel van ‘kapos’.

In de concentratiekampen of in de nabijheid ervan bevonden zich geheime wapenfabrieken of dochtermaatschappijen van grote Duitse bedrijven. Deze oorlogsindustrieën profiteerden van bijna gratis arbeidskrachten, zeer overvloedig en gemakkelijk te vervangen. Aangezien de reproductie van de arbeidskracht was teruggebracht tot het eenvoudige voortbestaan van de werker/gevangene, werd de zeer geringe productiviteit van deze arbeidskrachten gedeeltelijk door zeer lage onderhoudskosten gecompenseerd. Het voedsel werd teruggebracht tot het minimum om te overleven, net als het vervoer, vaak beperkt tot de eenvoudige verplaatsing naar een afgelegen en geïsoleerde plaats, die van het kamp.

In de democratische staten werden de kampen eveneens gebruikt ter versterking van de staatscontrole over de gevangen bevolking en/of voor de uitbuiting van hun arbeidskracht. Geconfronteerd met de toestroom van Spaanse vluchtelingen (120.000 tussen juni en oktober 1937. 440.000 in 1939) reageerde de Franse regering op dezelfde manier ten aanzien van deze ‘ongewensten’, verantwoordelijk voor ‘revolutionaire activiteiten’. [5] P.J Deschodt, F. Huguenin, La République xénophobe, JC Latten, 2001.

In Noord-Afrika werden 30.000 van hen ingezet voor dwangarbeid. De Spaanse vluchtelingen leefden, gestationeerd op Franse bodem, in interneringskampen (de autoriteiten spraken zelf van “concentratiekampen”), die in alle haast waren opgezet in het zuiden van het land (met name op de stranden van Roussillon). Het aantal van deze vluchtelingen in Argelès beliep bijvoorbeeld 87.000. Ze werden onder ellendige omstandigheden uitgebuit als slaafse arbeidskrachten, die op het zand sliepen, en in het oog werden gehouden door ‘kapos’ van de Republikeinse Garde of Senegalese scherpschutters. Tussen februari en juli 1939, zijn ongeveer 15.000 Spaanse vluchtelingen in deze kampen gestorven, het merendeel door uitputting of als gevolg van dysenterie.

Onder vele andere voorbeelden kon men een tijdje later, tijdens de oorlog, vaststellen hoe de Verenigde Staten, tussen maart 1942 en maart 1946, eveneens meer dan 120.000 personen geïnterneerd hebben. Het ging om een Japans-Amerikaanse bevolking, gestationeerd in concentratiekampen in het noorden en oosten van Californië. Deze mannen, die onderworpen werden aan de vreemdelingenhaat van de staat, werden op verschrikkelijke wijze behandeld, net als de ergste misdadigers. [6] Volgens een veteraan van Guadalcanal: de Japanner kan niet beschouwd worden als een intellectueel (...), het is eerder een dier en een generaal van de Marines verklaarde eveneens dat “het doden van een Japanner hetzelfde was als een adder doden”. Zie Ph Masson, Une guerre totale, coll. Pluriel.

De volkerenmoord op de Joden: een toppunt van kapitalistisch barbarendom

Wij hebben benadrukt dat de concentratiekampen in Duitsland in eerste instantie werkkampen waren. De grootste volksverplaatsingen in de richting van Duitsland vond plaats door geweld, door maatregelen zoals de verplichte arbeidsdienst in België en Nederland, de plundering, de massieve deportaties van Joden en de razzia's een beetje overal in Europa. In de fabrieken, de landbouw of de mijnbouw maakte dwangarbeid een kwart van de arbeidskracht uit, met name in het kader van ‘Generalplan Ost’.

Om zijn oorlogsmachine draaiende te houden, werden door Nazi-Duitsland in totaal 15 tot 20 miljoen mensen gedeporteerd! Een dergelijke politiek verhoogde het aantal vluchtelingen die het regime en zijn mensenjacht ontvluchtten. In de jaren 1930 werden ongeveer 350.000 vluchtelingen geteld afkomstig uit Nazi-Duitsland, 150.000 uit Oostenrijk (na de Anschluss) en Sudeten-Duitsland (na de aansluiting bij Nazi-Duitsland).

Vanaf het jaar 1942 en het project van ‘definitieve oplossing’, worden de concentratiekampen zoals die van Auschwitz-Birkenau, Chelmno, Treblinka, Belzec, Sobibor, Maidanek… veranderd in vernietigingskampen. Onder gruwelijke omstandigheden werden onder de zeer talrijke slachtoffers, zes miljoen Joden in konvooien getransporteerd en afgeslacht; het merendeel werd vergast en verbrand in crematoria. Het meest sinistere en meest imposante aantal slachtoffers werd geleverd door Polen (300.0000) en de USSR (100.0000).

De vernietigingskampen, zoals Auschwitz (1.200.000) en Treblinka (800.000) draaiden op volle toeren. Deze barbaarsheid is goed gekend door het feit dat zij, na de oorlog, langdurig werd getoond en tot uit den treuren ideologisch werd uitgebuit door de Geallieerden, en aldus diende als alibi om hun eigen misdaden te rechtvaardigen of te verbergen.

In de jaren 1920 had zich een pogrommentaliteit geïnstalleerd die de bloedige nederlaag van het proletariaat bezegelde en zijn grote revolutionaire figuren identificeerde met het ‘Jodendom’: Ofschoon vele Joodse revolutionairen, zoals Trotski of Rosa Luxemburg, zich beschouwden als niet-Joods (...) wordt de Jood gezien als de aankondiger van de subversie, als een vertegenwoordiger van de vernietiging van de fundamentele waarden: vaderland, familie, eigendom, godsdienst. Het enthousiasme van een aantal Joden ten opzichte van alle vormen van de moderne kunst of nieuwe uitdrukkingsvormen, zoals de film, rechtvaardigt nog deze reputatie als ondermijnende geest”. [7] Ph. Masson, a.w..

In feite maakte de nederlaag van de revolutie het mogelijk de grote democratieën mogelijk in Hitler niet meer en niet minder te zien dan een effectief ‘bolwerk tegen het bolsjewisme’. Het was toentertijd voor alle staten heel gewoon om het Joodse en kommunistische aspect door elkaar te gooien. Churchill zelf beschuldigde de Joden ervan verantwoordelijk te zijn voor de Oktoberrevolutie: “Het is niet nodig de rol te overdrijven, die deze internationale en voor het merendeel atheïstische Joden gespeeld hebben in de creatie van het Bolsjewisme en het daadwerkelijk tot stand brengen van de Russische revolutie.” (8) Illustrated Sunday Herald, 8 februari 1920, overgenomen in Wikisource.

Het idee van een ‘joods-marxistisch’ complot, dat eerst door de ‘Witte Legers’ werd uitgedragen, rijpte op basis van een verbreid antisemitisme: “is het nodig om te benadrukken dat Hitler niet aan de oorsprong ligt van dit antisemitisme (...) na de Eerste Wereldoorlog bestaat dit antisemitisme in het merendeel van de Europese landen”. (9) Ph Masson, a.w..

De Joden konden dus systematisch gestigmatiseerd worden, gemarginaliseerd, tot zondebokken gemaakt zonder dat dit de democratische leiders in verlegenheid bracht, waarvan sommigen, zoals Roosevelt, reeds openlijk xenofobe en antisemitische neigingen vertoonden. Een groot deel van de Joden, die zich in Polen, in USSR en in getto's bevonden, waren in feite vaak genoodzaakt de democratische landen te ontvluchten als gevolg van dit antisemitisme (in tegenstelling tot wat men ons wil laten geloven, was het antisemitisme van de regering van Vichy, bijvoorbeeld, geen spontaan verschijnsel, noch iets dat specifiek was voor dit regime).

Het is dus niet verwonderlijk dat de antisemitische wetten van Neurenberg, in 1935, bijna onopgemerkt konden passeren. Door de Joodse burgers te isoleren en te marginaliseren, konden hun goederen straffeloos worden geplunderd, zonder enige gewetenswroeging ten aanzien van hen, die men beschouwde als ‘schadelijke wezens’. In werkelijkheid is het deze hele dynamiek, deze walgelijke voedingsbodem, die het bed spreidde voor de hygiënische en eugenetische propaganda van de nazi’s. Vanaf januari 1940 was ‘Aktion T4’ (de gedwongen zelfdoding) in Duitsland reeds de voorbode voor de Holocaust, door de systematische  uitroeiing van lichamelijke en geestelijk gehandicapten.

Tegenover de tragedie die volgde, weigerden de Geallieerden de hulp aan de Joden “om de oorlogsinspanning niet te destabiliseren” (Churchill). De Geallieerden bleken net zo verantwoordelijk en medeplichtig aan een genocide, die vooral een product was van het kapitalistische systeem. In een zeer vroeg stadium sloten de democratische landen zich af door de weigering om steun te bieden aan de Joden die beschouwd werden als paria’s die niet welkom waren [10]. Lees onze brochure Fascisme en democratie, twee uitdrukkingen van de dictatuur van het kapitaal.

Ten aanzien van de repressie en de vervolgingen door de nazi’s toonde de Volksfrontregering in Frankrijk zich bijvoorbeeld onvermurwbaar. Zo bepleitte een rondschrijven van de hand van Roger Salengro, van 14 augustus 1936, verhuld in een democratisch vernis, om “(...) in Frankrijk geen enkele Duitse emigrant meer toe te laten en over te gaan tot het terugsturen van iedere buitenlander, Duits onderdaan of afkomstig uit Duitsland, die, binnengekomen na 5 augustus 1936, niet zou voorzien zijn van de vereiste stukken…” [11] P.J Deschodt, F. Huguenin, a.w..

De barbarij wordt veroorzaakt door beide imperialistische kampen

Alle activiteiten en administratieve maatregelen om bevolkingen te deporteren, te verjagen, uit te roeien waren veel indrukwekkender en hadden vooral veel dramatischer gevolgen dan in 1914-1918. Het aantal vluchtelingen/migranten was buitensporig groot. Het gebruikte geweld - de concentratiekampen en hun gaskamers, de bommentapijten, het fosforgas, de atoombommen, het gebruik van chemische en biologische wapens - heeft talloze slachtoffers veroorzaakt en een langdurig lijden na de oorlog, met een ongekend aantal trauma's.

De balans is angstaanjagend! De vernielingen hebben in totaal bijna 66 miljoen doden (20 miljoen soldaten en 46 miljoen burgers) veroorzaakt tegenover 10 miljoen voor 1914-1918! Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog moest men 60 miljoen personen hervestigen, dat wil zeggen tien keer meer dan na de Eerste Oorlog! In het centrum van Europa zijn 40 miljoen mensen gestorven. In Oost-Azië, in China, zijn meer dan 12 miljoenen personen in de rechtstreekse militaire confrontaties gedood, en men telde bijna 95 miljoen vluchtelingen in China.

Een aantal belegeringen en veldslagen van deze oorlog behoren tot de bloedigste uit de geschiedenis. Om enkele voorbeelden te geven: in Stalingrad zijn er, aan beide zijden, bijna een miljoen mannen onder hels vuur gestorven. In een beleg, dat bijna drie jaar heeft geduurd, zijn er minstens 1.800.000 gestorven. De slag rond de inname van Berlijn heeft het leven gekost van 300.000 Duitse of Russische soldaten en aan meer dan 100.000 burgers. Tijdens de beroemde slag van Okinawa werden 120.000 soldaten, maar ook 160.000 burgers gedood. De Japanse troepen hebben 300.000 Chinezen afgeslacht in Nanking!

De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki zouden, volgens de historicus Howard Zinn, 250.000 doden hebben veroorzaakt! De verschrikkelijke Amerikaanse bombardementen op Tokio, in maart 1945, veroorzaakten 85.000 doden. In USSR telde men 27 miljoen slachtoffers. De Oekraïne verloor 20% van zijn bevolking, Polen 15% (in meerderheid Joden). Honderden steden in Europa werden gedeeltelijk verwoest of nagenoeg volkomen vernietigd. In Rusland zijn 1700 steden, in de Oekraïne 714 steden getroffen en bijna 70.000 dorpen werden vernietigd!

In Duitsland hebben de bommentapijten, en vooral de fosforbommen, van de Geallieerden en van de ‘Bomber Command’ een enorm aantal slachtoffers gemaakt, en werden de steden Dresden en Hamburg met de grond gelijk gemaakt (bijna 50.000 doden). Een stad als Keulen werd voor 70% vernietigd! Men schat tenslotte dat er in Duitsland, bij het einde van de oorlog, tussen 18 en 20 miljoen daklozen waren, 10 miljoen in de Oekraïne! Het aantal oorlogswezen was eveneens veelzeggend: 2 miljoen in Duitsland, meer dan een miljoen in Polen. In de straten van Rome, Napels en Milaan waren zo’n 180.000 kinderen veroordeeld om als zwervers te leven.

Het verschrikkelijke lijden dat door deze vernielingen werd veroorzaakt, ging zeer vaak gepaard met verschrikkelijke wraakacties en barbaarse daden tegen de bevolking, de geterroriseerde burgers en vluchtelingen. Dat was ook het geval met de Geallieerden, nochtans voorgesteld als de ‘grote bevrijders’: “de driestheid, de bliksem van de wraak sloeg neer op de overlevenden; de ontdekking van de gruweldaden begaan door overwonnenen voedt slechts het geruste geweten van de overwinnaar”. [12] zie Ph. Masson, a.w.. De opeenstapeling van geweld, dat door het kapitalisme in verval veroorzaakt wordt, eens dat ontketend wordt, leidt tot de gruwelijkste gebeurtenissen, tot ‘etnische zuiveringen’ en handelingen van een onvoorstelbare barbaarsheid.

Zowel tijdens als na de oorlog in Kroatië werden bijna 600.000 Serviërs, moslims en Joden vermoord door de Ustaša-regering, die het gehele land wensten ‘te zuiveren’. Griekse gemeenschappen werden door het Bulgaarse leger afgeslacht, Hongaren deden hetzelfde met de Serviërs in Vojvodina. Tijdens de oorlog gingen nederlagen altijd gepaard met tragische migratie. Zo vluchtten bijvoorbeeld vijf miljoen Duitsers voor het Rode Leger. Velen stierven, werden langs de route gelyncht. Het ging hier om een van de ‘heroïsche’ episodes van de ‘bevrijders’, van deze ‘ridders van de vrijheid’ die, ondanks hun nooit bestrafte misdaden, na de oorlog cynisch de rol van openbare aanklager op zich nemen:

“Men kan onmogelijk de verschrikkelijke lijdensweg vergeten van de bevolking in Oost-Duitsland tijdens de opmars van het Rode Leger (...) de sovjetsoldaat werd het instrument van een koele berekening, van een opzettelijke uitroeiing (...) Colonnes vluchtelingen werden onder de rupsvoertuigen verpletterd of systematisch door de luchtmacht beschoten. De bevolking van hele agglomeraties werd met verfijnde wreedheid afgeslacht. Naakte vrouwen werden aan de deuren van schuren gekruisigd. Kinderen werden onthoofd, hun hoofd verpletterd onder de slagen van geweerkolven, of ze werden levend in troggen geworpen om aan de varkens te worden gevoerd. (...)

De Duitse bevolking in Praag werd met een zeldzame wreedheid afgeslacht. Nadat ze waren verkracht werden bij de vrouwen de achillespezen doorgesneden en waardoor ze veroordeeld waren om, in een gruwelijk lijden, dood te bloeden. Kinderen werden bij de uitgang van de scholen beschoten, van de verdiepingen van de flatgebouwen op straat geworpen of in fonteinen verdronken; in totaal meer dan 30.000 slachtoffers (...) het geweld spaart ook de jonge hulpkrachten van de seinwachters van de Luftwaffe niet die in het vuur van in brand gestoken hooibergen werden gegooid. Wekenlang voerde de Vltava (Moldau) duizenden lichamen af; waarbij soms hele gezinnen op vlotten waren vastgespijkerd. [13] zie Ph. Masson, a.w..

Het is moeilijk te zeggen hoeveel vrouwen tijdens de oorlog door Duitse soldaten verkracht werden. Wat zeker is, is dat toen de legers van de Geallieerden in hun opmars en ‘bevrijding’ van gebieden de vrouwen een andere test wachtte. In Duitsland werden een miljoen vrouwen door de geallieerde troepen verkracht. Alleen al in Berlijn, rond de 100.000 gevallen. De schattingen voor Boedapest lopen uiteen tussen de 50.000 tot 100.000 verkrachtingen.

Wat wij vooral willen benadrukken, is dat de Geallieerden in de verste verte niet opgetreden zijn voor de ‘verdediging van de vrijheid’. De grote democratieën hebben zich slechts geëngageerd in de oorlog om zuiver imperialistische belangen te verdedigen. Het lot van bevolkingen en vluchtelingen, daar trokken zij zich geen zier van aan zolang zij er niet mee belast waren of zij hen niet gebruiken om hun arbeidskracht uit te buiten. Zij maakten nooit melding van het lot van de Joden in hun propaganda tijdens de oorlog, weigerden hen zelfs hun hulp en leverden hen zo over aan de nazi’s.

De reden voor de Geallieerden om de oorlog aan te gaan was een heel andere dan de wil tot ‘bevrijding’. Voor Frankrijk en Groot-Brittanië ging het er in werkelijkheid om ‘het Europese evenwicht’ te verdedigen’“. Voor de Verenigde Staten, de expansie en de bedreigingen van de USSR te blokkeren. Voor laatstgenoemde, om zijn invloed naar West-Europa uit te breiden. Kortom, zuiver strategische, imperialistische en militaire motieven en redenen. Niets is minder klassiek! Het was absoluut niet om “Duitsland van de bruine pest te bevrijden” dat zij gehandeld hebben. Deze fabel is slechts een helse montage die op het moment van de bevrijding van de kampen in scène gezet werd.

Alles werd door de geallieerde generale staf en hun politiekers uitgewerkt, bezorgd als ze waren om hun eigen misdaden te verbergen (of is men zo naïef te geloven dat democratische militairen en politiekers nooit aan propaganda doen?). Als de ‘bevrijding’ wel degelijk een eind heeft kunnen maken aan de folterpraktijken van de vijand, dan is dat vooral een indirect gevolg van het bereiken van een zuiver militair doel en niet omwille van ‘humanitaire’ redenen. Het beste bewijs is dat de voornaamste democratische machten na de oorlog imperialistische belangen zijn blijven verdedigen die nieuwe slachtoffers veroorzaken, koloniale moordpartijen, nieuwe breuken die op hun beurt hun talloze vluchtelingen en ellende meegebracht hebben

WH, 28/06/2015

Rubric: 

Migratie en vlucht