Inleiding 2e bijeenkomst van de discussiecyclus: bewustwording en organisatie

Printer-friendly version

Discussiecyclus: strijdvormen en organisatie
Inleiding 2e avond: bewustwording en organisatie

Even terug naar de 1e discussieavond  

In de vorige discussie op de 1e dag hebben we vooral de kwestie bekeken van de verschillende strijdvormen tegen het kapitalisme en zijn uitwassen, van het belang van inhoud en vorm van deze strijd. Ook onderlijnden we: ·         dat deze botsingen verschillende vormen aannemen, naargelang de historische periode, de objectieve en subjectieve voorwaarden en omstandigheden voor de strijd, en naargelang welke sociale lagen in verzet komen.  Want niet alle botsingen en strijd slagen er in een echte krachtsverhouding op te bouwen, of een perspectief te geven voor de oplossing van de problemen. Naarmate de arbeidersklasse betrokken partij is in deze strijd neemt de krachtsverhouding toe en ook de overdenkingen over de finaliteit van het productiesysteem.

·         Dat we in de strijd daarom ook steeds weer de wisselwerking zien tussen de 2 dimensies van deze arbeidersstrijd: de economische en de politieke. En dat politisering van de strijd een voorwaarde is voor een echte verandering. Dat er daarom een band is tussen inhoud en vorm van de strijd, tussen middelen en doel.

We onderlijnden in de inleiding dat het kapitalisme de klasse mensen heeft voortgebracht die haar kan vernietigen: de arbeiders of proletariërs. Het is hun capaciteit tot het uitbouwen van een nieuw productiesysteem dat hen tot drager van een nieuwe maatschappij maakt [1]. Daarom is er een schijnbare tegenstelling binnen de klasse tussen hun wezen als economisch uitgebuite klasse en hun revolutionaire karakter die net alle uitbuiting zal afschaffen. Dit geeft aan de klassenstrijd twee gezichten: de economische en de politieke. De economische is uiteraard direct bepaald door de mogelijkheden die het kapitalisme materieel nog kan bieden tot verdere ontwikkeling van de productiekrachten. Van zodra deze mogelijkheden afkalven, stelt zich al gauw de kwestie van de krachtsverhouding klasse tegenover klasse, van de solidariteit en eenheid van de klasseactie en dus ook van de politisering van de strijd.

 “De economische verhoudingen hebben eerst de massa van de bevolking in arbeiders veranderd. De heerschappij van het kapitaal heeft voor deze massa een gemeenschappelijke situatie en gemeenschappelijke belangen geschapen. Deze massa is daarmee al een klasse tegenover het kapitaal, maar nog niet voor zich zelf. (…). De strijd van klasse tegen klasse is echter een politieke strijd.(…) Er is geen politieke beweging die niet tegelijk ook een maatschappelijke is. “ (K. Marx, De armoede van de filosofie, 1847).

De kwestie zoals die nu duidelijker naar voor komt draait dus rond hoe men van een “klasse op zich”(an sich, een sociologische entiteit, een uitgebuite economische entiteit door haar objectieve plaats in het productieproces), een “klasse voor zichzelf” (fur sich, een politieke entiteit, een revolutionaire entiteit met een visie voor de toekomst) wordt. [2]

 

Dat is wat we vandaag in deze tweede discussie gaan proberen uit te diepen.

Laat ons duidelijk zijn dat we hier niet alle aspecten kunnen behandelen. We gaan er ook geen opsommingslijst van voorbeelden van maken. We kunnen ook niet het effect, het nut van iedere actie afzonderlijk behandelen. Het gaat over grote lijnen, een proces, Niet enkel over hoe een motor draait, maar vooral waarom hij draait.

Er zullen wellicht nog meer vragen rijzen dan er eerst waren, maar dat is nu net waar het om gaat in deze discussiecyclus. “Het zoeken naar de waarheid is belangrijker dan de waarheid zelf”.

 

 

Hoe verloopt deze politisering?

 

 

Politisering heeft duidelijk alles te maken met het bewustwordingsproces. Hoe wordt de klasse zich bewust van zijn revolutionaire aard, van zijn historische rol, als drager van de toekomstige maatschappij? Hoe ontwikkelt een strijd zich eigenlijk? De start is meestal toevallig en zuiver economisch en is ook meestal een gedeeltelijke aangelegenheid. Maar van zodra de actie grotere proporties aanneemt, worden de eisen breder. Daar waar nodig worden rechten opgeëist (recht van vergaderen en van meningsuiting, stakingsrecht, openstelling van de stakingskassen, enz.) , solidariteitsoproepen worden geformuleerd, men trekt van arbeidsplaats tot arbeidsplaats, er komt verzet tegen de repressie. Daar waar het spreken en onderlinge discussie wordt verboden, begint het handelen. De krachtsverhoudingen tonen zich. De economische factor en de versplintering worden gebundeld tot klasse actie en worden politiek, een algemene eisenbeweging voor rechten, die dan weer uitvloeit in een reeks van plaatselijke, gedeeltelijke, economische gevechten. Dit wekt het klasse gevoel op (klasse-identiteit) en het klassenbewustzijn.

“De vooruitgang van de beweging in haar geheel uit zich niet hierin dat het economische beginstadium wegvalt, veeleer echter in de snelheid waarmee de ontwikkelingsstadiums tot politieke manifestatie doorlopen worden en (…) tot waar zich de massastaking voortbeweegt.

De beweging in haar geheel echter ontwikkelt zich niet enkel van economische tot politieke strijd, maar ook omgekeerd. (…) Met de uitbreiding, loutering en potentialiteit van de politieke strijd treedt niet alleen de economische strijd niet op het achterplan, maar breidt zich uit, loutert en is er potentiëring in gelijke mate. Er bestaat tussen beide voortdurende wisselwerking.”(R.Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, 1906)

Dat is de les die toen al getrokken werd uit de massastakingen die einde 19e eeuw en begin 20e eeuw verliepen. De bewegingen sindsdien zijn fundamenteel niet anders, zoals die in 1968 in Frankrijk of in 1969 in Italië aantonen, of die van 1980 in Polen, of de bewegingen van de recentere periode in Tunis, Egypte, Spanje of de USA. (daar spraken we in de eerste discussie al over).

De fundamentele tegenstelling, als energiebron voor onze motor, is dat de arbeidersklasse de eerste klasse is in de geschiedenis die tegelijk uitgebuit is én drager van de nieuwe maatschappij. Door de groeiende tegenstellingen in de reële wereld waarin we leven, het tot stand komen van de voorwaarden voor een andere, hogere vorm van samenleving en daardoor een verheviging van de strijd wordt het bewustzijn aangescherpt.

“De productie van ideeën, voorstellingen, bewustzijn, is in eerste instantie direct vervlochten met de  materiële activiteit en het materiële verkeer van de mens, de taal van het werkelijke leven. (…)Niet het bewustzijn bepaalt het leven, maar het leven bepaalt het bewustzijn. (…); uit deze hele santenkraam houden we alleen dit ene resultaat over, dat deze drie momenten: de productiekracht, de maatschappelijke toestand en het bewustzijn met elkaar in tegenspraak kunnen en moeten komen(...)Deze ‘vervreemding’(…) kan natuurlijk slechts onder twee praktische voorwaarden opgeheven worden. Wil zij een ‘ondraaglijke’ macht worden, d.w.z. een macht waartegen men een revolutie begint, is het nodig, dat zij de massa der mensheid tot volstrekte ‘bezitsloosheid’ gebracht heeft en haar tegelijkertijd in contradictie met een voorhanden wereld van rijkdom en cultuur heeft gebracht; beide voorwaarden vooronderstellen een grote stijging, een hoge ontwikkelingsgraad van de productiekracht. (K.Marx, De Duitse Ideologie, 1845)

Hieruit blijkt dat de revolutionaire omwenteling niet zomaar een kwestie is van voluntarisme, iets dat men ‘wil’ en dat dus op ieder moment mogelijk zou zijn. Of dat het een zuivere kwestie is van agitatie en propaganda.

Als we nu terug concreet over de sluiting van de Ford, Opel, VW of Renault fabrieken in België spreken van de laatste jaren of over de steenkoolmijnen, de scheepsbouw, de staalindustrie of wat voor industrietak dan ook, zien we dat de arbeiders vechten voor het behoud van hun “job”, voor het behoud van hun “loon”, voor het behoud van hun “werk en levensvoorwaarden”, dat ze daar de nodige toegevingen in doen, indien ze geen alternatief zien. In deze economische strijd botsen ze op grenzen, die niet enkel te maken hebben met de winsthonger van één of andere individuele kapitalist, maar met de grenzen van een systeem, van het gehele kapitalisme. Deze botsing roept vragen op. Maar zij zien ook het groeiend contrast tussen wat er allemaal kan, waaraan er allemaal behoefte is en wat er uiteindelijk is en waar het terecht komt. Zij zien de scheiding tussen wat ze produceren (hun arbeid) en de bestemming ervan (winst realiseren). De vervreemding tussen de arbeid en het product ervan. Ze zien dat deze toestand de hele arbeidersklasse te beurt valt overal in de wereld. Deze kloof wordt steeds groter, deze verontwaardiging wordt steeds feller. Het verscheurt hen als “individuen” want het verplicht hen individueel keuzes te maken die niet de hunne zijn. De aparte leden van de klasse zitten gevangen tussen hun objectieve sociologische positie waar ze allen concurrenten zijn van elkaar en zich machteloos voelen, en de opkomst als collectieve, geassocieerde belangengemeenschap, als klasse voor zichzelf. Eerst in deze beweging als collectieve klasse, als autonome belangengemeenschap tegenover het kapitaal kan zij een bredere visie ontwikkelen, een politieke visie, een hoger bewustzijn en een grotere eenheid door de toename van het klasse-gevoel. Zo niet blijven zij steken, ieder op zich, in een vals bewustzijn, doorspekt met beelden en ideeën die hun oorsprong vinden in de dominante burgerlijke ideologie.

Daarom neemt haar strijd steeds twee gezichten aan: de economische verzetsstrijd om de effecten van de uitbuiting te bekampen en de politieke om de uitbuiting op te heffen.

De genetisch gemanipuleerde aardappel, de vervuilde natuur, de gedwongen migratie, de groeiende risico’s die er steeds meer worden genomen om de winstmarges te garanderen, terwijl de techniek en de wetenschap ons toelaten echt rekening te houden met de behoeften van allen, dat is wat wij, de bezitloze, zien, het echte leven rondom ons. De irrationaliteit van een systeem in verval, de bloedige slachtingen van het gevecht voor invloedssferen en afzetmarkten, dat alles is de materiele wereld die ons bewustzijn beïnvloed maar daarom nog niet ons klasse-gevoel aanwakkert, onze drang naar eenheid kan smeden. Of ons het voldoende vertrouwen geeft om een toekomstige samenleving op te bouwen, een universele mensengemeenschap zonder uitbuiting, in harmonie met de natuurlijke omgeving. Het kan een schat van ideeën voortbrengen, maar opdat dit zaad zou opschieten, moet de strijd en het bewustzijn op klasse-terrein plaatsvinden. [3]

 “De maatschappelijke krachten werken net als de natuurkrachten: blindelings, gewelddadig, vernielend zolang wij ze niet begrijpen en er geen rekening mee houden. Maar hebben wij ze eenmaal leren kennen en hun werkzaamheid, hun richting, hun uitwerkingen begrepen, dan hangt het slechts van ons af, om ze steeds meer aan onze wil te onderwerpen en om door middel van die krachten ons doel te bereiken. En dit geldt zeer in het bijzonder voor de huidige, geweldige productiekrachten. Zolang wij hardnekkig weigeren hun aard en karakter te begrijpen — en daartegen verzetten zich de kapitalistische productiewijze en haar verdedigers — zolang oefenen deze krachten hun werking uit ondanks ons, tegen ons. (…) Maar eenmaal in hun aard en wezen begrepen, kunnen zij in handen van samenwerkende producenten van duivelse heersers tot gewillige dienaren gemaakt worden. Het is het onderscheid tussen het vernielende geweld van de elektriciteit in de bliksem van het onweer, en de beteugelde elektriciteit van telegraaf en booglamp. (…)Met zulk een behandeling van de huidige productiekrachten op grond van hun eindelijk begrepen natuur, treedt in de plaats van de maatschappelijke anarchie in de productie een maatschappelijk planmatige regeling van de productie naar de behoeften van de gemeenschap, en tevens van iedere enkeling.”

“Deze wereldbevrijdende daad te volbrengen, is de historische roeping van het moderne proletariaat. Haar historische voorwaarden en daarmee haar natuur zelf te doorgronden en zo aan de tot actie geroepen, thans onderdrukte klasse de voorwaarden en de aard van haar eigen actie tot bewustzijn te brengen, dat is de taak van de theoretische uitdrukking der proletarische beweging, van het wetenschappelijk socialisme.” (Engels, 1876, anti-Dühring, II.Theoretische kwesties )

Deze laatste paragraaf laat duidelijk uitschijnen dat de bekwaamheid de wereld om te vormen een zekere graad van bewustzijn vereist.

De vraag die zich dus stelt is: Hoe ontwikkelt zich dan wel deze bewustwording en die eenheid door de toename van het klasse-gevoel?

 

 

 

Klassenbewustzijn en klasse-eenheid

 

 

Uit wat we voordien al zagen kan er geen sprake zijn van twee afzonderlijke processen: van de georganiseerde strijd als uitgebuite klasse (sociologisch) en van de georganiseerde strijd als drager van de toekomstige maatschappij (politiek). Er is geen tegenstelling tussen de economische strijd en de politisering ervan. Er is ook geen tegenstelling tussen de inzet voor eenmaking van de strijd als klasse en voor de overdenking van de opgedane ervaringen. Zij maken deel uit van dezelfde strijd als klasse. Dat de verscherping van de klassentegenstelling het proletariaat tot bewustzijn zal brengen, is een algemeen aanvaarde stelling in brede kringen. Maar de ontwikkeling van het bewustzijn en haar eenheid is niet zomaar een automatisch, mechanisch proces dat zich tegelijk en eenvormig in de hele arbeidersklasse en onder de bezitloze ontwikkeld. Het verloopt heterogeen, ongelijkmatig. In plaats en ruimte.

Het trekt de lessen uit voorbije strijd, bestudeerd de omstandigheden waarin strijd zich ontwikkeld (de crisis, de oorlogen, enz), hoe eenheid en solidariteit te versterken voor de volgende strijdperiode voor te bereiden, de leugens en campagnes van de uitbuiters te ontmaskeren om vijanden van medestanders te onderscheiden.

Het heeft een vorm (de georganiseerde politieke activiteit en het streven naar eenheidsorganisaties in de strijd) en een inhoud (theoriesering gebaseerd op het verleden, het heden en de toekomst van de strijd).

Laten we proberen enkele kenmerken op te lijsten voor het opwekken van het klassegevoel (klasse-identiteit) en het klassebewustzijn:

·         -We zagen dus dat het geen zuiver intellectueel, theoretisch proces is, iets dat buiten de algemene strijd staat. Bewustwording en de realisatie van haar eenheid is in de eerste plaats een praktisch proces dat zich uit in de strijd. Het is een samenvloeien van theorie en praktijk, van overdenken en handelen. Beide zijn onverbrekelijk onderdeel van hetzelfde praktische geheel van strijd. Handelen zonder discussie en studie is blind. Kennis en discussie zonder handelen is steriel. Bewustzijn rijpt niet volledig buiten de strijd. Anders wordt de strijd een spiegel van een vooraf gerijpt bewustzijn. Als een soort kwalitatieve stap die iedere keer gezet wordt.

·         Het is ook niet iets dat zich in de hoofden van ieder arbeider afzonderlijk afspeelt. De ontwikkeling verloopt niet ieder afzonderlijk, maar collectief (geen kwestie van wat iedere arbeider afzonderlijk denkt of doet, zoals in een stemhokje).

·         We zagen dat het ook geen zuiver spontaan proces is, dat politisering van de strijd plots zou uitbarsten vanuit de blauwe lucht zonder dat er een of andere vorm van organisatie en continuïteit is in dit proces.

·         Maar het is zeker ook geen proces dat “door een besluit” van een of andere centrale partijinstantie kan uitgelokt worden: alsof het een zuiver technische kwestie is. Een kwestie van vorm (zonder inhoud). Of dat moed en goede wil volstaan om bewust te handelen, het bewustzijn kan uitgelokt worden met directe actie, revolutionair in de meest directe (immediatistische) zin van “er met de hooivork op los gaan”.

Veel van de voorgaande stellingen zien de revolutionaire arbeidersbeweging alsof die door enkele opruiers en ophitsers wordt veroorzaakt, of door zuivere theoretische propaganda en studie.

·         De klasse-identiteit of het klassenbewustzijn ontwikkelt zich ook niet omdat men fysiek eenzelfde arbeidsplaats of bedrijf deelt, maar in het objectief behoren en subjectief herkennen van de voorwaarden van ieder zijn bestaan in de gemeenschappelijke belangenstrijd van de ganse wereldklasse. Daarom zal haar bewustzijn groeien met haar streven naar eenheid en vice versa, en daarom zal ze iedere versnippering , iedere scheiding, iedere grens van welke aard ook (racisme, sexisme, lokalisme, regionalisme, nationalisme of eigen bedrijf of sectorialisme) moeten doorbreken. “de arbeidersklasse is niet zwak omdat ze innerlijk verdeeld is, maar ze is innerlijk verdeeld omdat ze zwak is” (A. Pannekoek, Partij en arbeidersklasse, 1936))[4]

·         We zagen ook dat de ontwikkeling niet ogenblikkelijk maar historisch verloopt. (geen hier en nu, of nu of nooit). Er is iets als een collectief geheugen. De historische ervaringen worden getoetst en in een kader geplaatst om ze beter te begrijpen en er lessen uit te trekken. Het klassenbewustzijn en de georganiseerde uitdrukking ervan is dus geen zuivere afspiegeling van de sociologische samenstelling van de klasse als uitgebuite entiteit, maar van zijn bestaan als historisch wezen.[5]

·         Het bewustwordingsproces verloopt ook via ondergrondse rijping ervan buiten de momenten van open directe strijd. Want de klasse ontbindt zich niet tussen de periodes van strijd, niet sociologisch, maar ook niet als politiek wezen. Dit ontkennen maakt dat men de ontwikkeling van het bewustzijn enkel van de objectieve omstandigheden doet afhangen als een soort mechanisch proces. Uiteraard is dit proces beperkt in de breedte, in de draagwijdte. Maar het kan in de diepte evolueren. (enkele voorbeelden zijn: het ontwikkelen van de analyses in “Het kapitaal” in ‘kalme’ periode in de 19e eeuw, de bijdrages van de kommunistische linkerzijden in de ‘zwarte’ periode tussen de 2 wereldoorlogen, de bijdrages van talrijke stromingen in de terugval periode van de strijd tussen 1989 en 2005, enz.).

We kunnen dus twee dimensies onderscheiden in het proces van het klassenbewustzijn in de ganse klasse: de draagwijdte en de diepgang.

Grosso modo kunnen we dit zeggen dat deze ondergrondse rijping:

- bij een brede laag, waar de diepgang beperkter is, doet het de tegenstelling toenemen tussen het historisch wezen, de reële behoeften van de klasse en de oppervlakkige aanhang door de arbeiders van de dominante burgerlijke ideeën. Dit kan lang sluimeren, of zich uiten in desillusies, en het zich losmaken van de voornaamste ideologische campagnethema’s van de bourgeoisie. (sexisme, racisme, migratie, religie, nationalisme, armoede is je eigen fout, kapitalisten verdienen meer omdat ze meer verantwoordelijkheid dragen,…). [6]

-bij een minder brede laag, waar de diepgang dus groter is, doet het een overdenking groeien over de lessen uit de voorbije strijdmomenten, met min of meer formele discussies aangaande de komende gevechten, met de opkomst van strijdbare kernen en discussiekringen. Een soort manifestatie van het collectief geheihgen van de klasse. (duidelijk terug te vinden in verschillende landen na de Indignadosbeweging, de Occupybeweging,  of in Kroatië, Servië, Canada, Italië en Oostenrijk na de massale studentenbewegingen, of in Polen 1980, of de vele kringen en strijdcomités in de jaren 1970 en 1980)

-bij een minderheid van de klasse, waar de diepgang het grootste is, zien we een uitdrukkelijke verdediging van politieke standpunten en oriëntaties en een bewuste hergroepering met het oog van een georganiseerde activiteit in de strijd.

 

 

 

Welke rol spelen die politieke minderheden en organisaties ?

 

 

De kakofonie van interpretaties op dit vlak is groot, maar dat mag ons niet afschrikken. We zullen hier zeker niet ingaan op alle facetten maar ons beperken tot enkele kenmerken.

In dit proces gaan minderheden in de klasse zich dus groeperen omdat er ALTIJD, in de periodes van open strijd en tijdens de momenten van ondergrondse rijping, een proces van bewustzijnsontwikkeling is. Op dat moment verheffen ze zich echter van louter product van de strijd, tot een actieve factor in de strijd.

Welke rol:

·         De klassenstrijd leiden en organiseren als een militaire generale staf  of het bewustzijn van buitenaf implementeren en opleggen aan de klasse?

Deze visie die ook wel Substitutionisme wordt genoemd (-daaronder wordt begrepen: de praktijk van groepen die zich in de plaats van de arbeidersklasse willen stellen, haar leiden en de macht grijpen in haar naam-) is een erfenis uit de oude arbeidersbeweging van de 19e eeuw. Het is vooral de erfenis van de sociaal-democratische opvatting van de partij, als enige drager van het bewustzijn, die dan weer van buitenaf door “intellectuele bourgeois” moest binnengebracht worden.

Kautsky bijvoorbeeld stelt: “Het socialisme als leer wortelt weliswaar, evenals de klassenstrijd van het proletariaat, in de huidige economische verhoudingen, ontspruit evenals deze uit de strijd tegen de massale armoede en de massale ellende, die het kapitalisme voortbrengt, maar beide ontstaan naast elkaar, niet uit elkaar en onder verschillende voorwaarden. (…) Het socialistisch bewustzijn is dus iets, dat in de klassenstrijd is binnen gedragen, niet iets, dat oorspronkelijk daaruit is ontstaan” (geciteerd in Wat te doen van Lenin).

Velen tot in de kommunistische linkerzijde namen gedeeltelijk of volledig deze visie over (zoals vooral Lenin). Zeker tot 1905 zagen we weinig kritiek en invraagstelling hiervan. En deze vergissing heeft zwaar gewogen op de voorbije strijdbewegingen van die periode.

Maar sinds 1905 nam de revolutionaire ervaring van de klasse toe en werd het bewustzijn op dit vlak verdiept zoals R. Luxemburg aantoont:  

 “Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, die zich zowel in politieke als in economische stormachtige massakampen en massastakingen ontlaadt, zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.” (R.Luxemburg, idem)

Het is trouwens vooral na 1920, met de tragische isolatie van de revolutie en de ontbinding van de raden dat de theorie van de “dictatuur van de partij” echt vorm krijgt en tot partijfetishisme wordt verheven.

Het zijn de kommunistische linkerzijdes, waaronder A. Pannekoek, die hier sinds de jaren 1920 een belangrijke bijdrage hebben geleverd om deze visies fundamenteel te bekritiseren. De Kautskaanse opvatting werd radikaal opzij geschoven en het doorslaggevend belang van de “zelf-organisatie” van de arbeidersklasse werd aangetoond.[7]

 

Niet het hoofd breken over de tactiek, strategie, het technische probleem, als generale staf, maar de richting aangeven, oriënteren, achtergrond geven, kader schetsen, het klassekarakter onderlijnen en aanduiden. Als georganiseerde minderheid optreden binnen de klasse en niet boven de klasse. Niet de leiding nemen over de klasse, maar bijdragen opdat deze in handen van de klasse zelf blijft.

·         De apart georganiseerde politieke formaties bestrijden of enkel deelnemen als individuele (sociologische) leden van de klasse aan de strijd?

Al vanaf 1924 zien we dan de keerzijde van dezelfde medaille, en dreigt men het kind met het badwater weg te gooien. Er ontstaat binnen de kommunistische linkerzijde een tendens om alle politieke organisaties te bestrijden en als burgerlijk te bestempelen. (vb Rühle). Deze stelling noemt men ook wel radenisme. Iedere georganiseerde politieke stroming, los van de eenheidsorganisatie van de klasse moest bestreden worden. Daarom werden er  een soort ‘eenheidsorganisaties’ met tegelijk politieke inslag opgericht (AAUD-E). De vorm op zich wordt aangevallen, niet de realiteit van het politiseringsproces of de bewustwording. Men denkt de arbeiders op die manier te beschermen tegen manipulatie, zelf-geproclameerde chefs, ideeën die van buitenaf zouden opgelegd worden. De realiteit heeft aangetoond dat het net andersom werkte.

In ons voorgaande stukken van deze uiteenzetting hebben we uitvoerig aangetoond dat het de strijd als uitgebuite klasse met haar specifieke organisaties gericht op haar eenheid (als sociologisch gedefinieerde) klasse, niet mag gelijk gesteld worden met de minderheid die uitdrukking is van haar politiek bewustwordingsproces. De beslissingsbevoegdheid is fundamenteel anders, de grond van hun samenstelling uiteraard ook.

·         In de korte voorstelling van de standpunten van onze organisatie schrijven we in verband met de rol van de organisatie en haar activiteit het volgende:

* De revolutionaire politieke organisatie is de voorhoede van het proletariaat, een actieve factor in het proces van veralgemening van het klassebewustzijn in het proletariaat. Haar rol bestaat er niet in 'de arbeidersklasse te organiseren' of in haar naam 'de macht re grijpen', maar wel actief bij te dragen tot de eénmaking van de strijd, tot het in eigen har1den nemen van de strijd door de arbeiders, en een revolutionaire politieke oriëntatie uit te stippelen voor de strijd van het proletariaat.

ONZE AKTIVITEIT

·         De theoretische en politieke verheldering van het doel en de middelen van de strijd van het proletariaat, van de historische en onmiddellijke voorwaar den ervan.

·         De georganiseerde, verenigde en gecentraliseerde tussenkomst op internationaal vlak, om bij te dragen tot het proces dat leidt naar de revolutionaire akte van de arbeidersklasse.

·         De hergroepering van de revolutionairen in het vooruitzicht van de vorming van een echte kommunistische wereldpartij, die onmisbaar is voor proletariaat om tot omverwerping van de kapitalistische heerschappij komen en voor zijn ontwikkeling naar een kommunistische samenleving.

Lac / 07.03.2013

 


 

[1] Niet alleen hun technisch inzicht of fysiek, intellectuele arbeid, maar vooral hun sociaal, geassocieerd karakter maakt hen tot revolutionaire klasse. “De associatie van arbeiders is een revolutionaire daad, die tegelijk de werkelijkheid en de arbeiders zelf verandert. Het creëert de andergerichtheid en wederzijdsheid waardoor het Gemeinwesen wordt geaffirmeerd( Marx, K., Economisch-filosofische manuscripten, 1844). Het gaat om een nieuwe mens die zijn medemens nodig heeft, waarvoor sociabiliteit een doel op zich wordt.

[2]  Vooral R. Luxemburg in 1906 komt uitvoerig terug op de eenheid van de economische en politieke strijd:  “In een woord: de economische strijd leidt van het ene politieke knooppunt tot het andere, de politieke strijd is de periodieke bevruchting van de bodem voor de economische strijd. Oorzaak en werking verwisselen hier ieder ogenblik van plaats, en zo vormen de economische en de politieke factoren in de massastakingsperiode, ver van zich scherp te scheiden of wederkerig uit te sluiten, zoals het schema het wil, veel meer slechts twee vervlochten zijden van de proletarische klassenstrijd in Rusland. En hun eenheid is juist de massastaking. “ en “Inderdaad. De scheiding tussen de politieke en de economische strijd en de verzelfstandiging van beide is niets dan een kunstmatig, zij het dan ook historisch noodzakelijk product van de parlementaire periode. Aan de ene kant wordt hier bij de rustige normale gang van de burgerlijke maatschappij de economische strijd versnipperd, in een veelvuldigheid van afzonderlijke geschillen in elke onderneming, in elke productietak, opgelost. Aan de andere kant wordt de politieke strijd niet door de massa zelf door middel van een direct optreden gevoerd, maar wel in overeenstemming met de vormen van de burgerlijke staat, langs representatieve weg. Door drukking op de wetgevende vertegenwoordiging. (…) De klassenstrijd van de arbeidersklasse is één, al komt hij ons ook gescheiden voor onder de vormen van economische en politieke klassenstrijd. Hij is tegelijkertijd gericht èn op de beperking van de kapitalistische uitbuiting, èn op de afschaffing van die uitbuiting tegelijk met de opruiming van de burgerlijke maatschappij zelf.(…)” (R Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, 1906)

[3] Daarom is deelstrijd een glibberig pad, omdat het meestal enkel het probleem met de vinger wijst, en zelden de oorzaak, laat staan de oplossing aantoont. (Hier kunnen we ook verwijzen naar de discussies tijdens de eerste discussieavond over de beweging van de Indignados en Occupy).

[4] “Om echter, als massa, een directe politieke actie aan te binden, moet zich het proletariaat eerst weer tot een massa scharen, en te dien einde moet het voor alles uit fabrieken en werkplaatsen, uit schachten en mijnen naar buiten, moet het de verpulvering, de verbrokkeling in de afzonderlijke werkplaatsen overwinnen, waartoe het onder het dagelijkse juk van het kapitalisme veroordeeld is.”(R.Luxemburg, De massastaking, idem)

[5] In de Heilige Familie voegt Marx er aan toe: “It is not a question of what this or that proletarian, or even the whole proletariat, at the moment regards as its aim. It is a question of what the proletariat is, and what in accordance with this being, it will historically be compelled to do”

[6] Een beetje zoals Antonio Gramsci (1891-1937) sprak over het ‘dubbel bewustzijn’ van iedere arbeider, een mengelmoes van ‘common sense’ (gezond verstand) ideeën overgenomen van de dominante bourgeosie en ‘good sense’ (goed verstand) ideeën die de reële ervaringen en belangen van arbeiders uitdrukken.

[7] De organisatie die Marx op het oog heeft is expliciet antisubstitutionistisch: “de emancipatie van de arbeidersklasse zal het werk zijn van de arbeidersklasse zelf”. Hij keert zich tegen het idee van een revolutie gedragen door een minderheid: “The point of view of the minority is dogmatic instead of critical, idealistic instead of materialistic. They regard not the real conditions but a mere effort of will as the driving force of the revolution. Whereas we say to the workers: ‘You will have to go through 15, 20, 50 years of civil wars and national struggles not only to bring about a change in society but also to change yourselves, and prepare yourselves for the exercise of political power’, you say on the contrary: ‘Either we seize power at once, or else we might as well just take to our beds’.” (Marx, K., Revelations concerning the communist trial in Cologne).

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

Theoretische vraagstukken: 

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: