ECONOMISCHE TORNADO RAAST OVER BELGIË: Arbeiders moeten weigeren op te draaien voor crisis van kapitalisme

Printer-friendly version

2009 is gestart onder dezelfde sombere vooruitzichten als de tweede helft van 2008. Oktober 2008: « Zwaarste beurskrach sinds 1970 » (De Morgen, 11.10.2008), terwijl in België de aandelen van Fortis en Dexia ¾ van hun beurswaarden verloren. Januari 2009: « Obama erft een crisis van historische proporties en waarschuwt zelf voor een jarenlange recessie » (DM, 20.01.2009), terwijl de derde Belgische bank, de KBC, zijn beurswaarde ziet ineenzijgen onder het gewicht van de rommelkredieten. En het einde van de crisis van het banksysteem, dat nochtans de hartslag vormt van het functioneren van de kapitalistische productiewijze, ligt ongetwijfeld nog ver af: « Het is dus best mogelijk dat de kredieten waarvan bankiers vandaag beweren dat er geen vuiltje meer aan de lucht is, straks ook bij de rommel belanden en dat de hele kredietportefeuille onder de noemer van rommelkredieten terechtkomt (...) "Wees maar zeker dat er nog verliezen op de kredietportefeuilles worden geboekt. Door de crisis kunnen bedrijven hun schulden nog moeilijk afbetalen of ze gaan failliet. Particulieren worden werkloos en komen in betalingsmoeilijkheden" (I. Van de Cloot, hoofdeconoom van het Itinera Institute) » (DM, 24.01.09).

 

De onmacht van de bourgeoisie
tegenover de economische crisis

 

De moeilijkheden van het banksysteem leiden tot zware liquiditeitsproblemen voor de bedrijven en bemoeilijken hun investeringscapaciteiten. Bijgevolg gaat de bankcrisis steeds duidelijker gepaard met een ineenstorting van de productie (terugval van de industriële productie in de Eurozone met 5,7% in één jaar tijd) en met de explosie van de werkloosheid (mogelijks 51 miljoen werklozen meer in 2009 t.o.v. 2007 volgens de Internationale arbeidsorganisatie) . Op één en dezelfde dag kondigden de multinationals wereldwijd aan 62.000 banen te schrappen (Corus, Caterpillar, Sprint Nextel, Philips, General Motors, Home Depot, DM 27.01.2009).

In een dergelijke internationale context, geconfronteerd met de noodzaak om haar bedreigde vitale belangen te verdedigen in de economische draaikolk (cf. Fortis en KBC, bijvoorbeeld), ziet de Belgische bourgeoisie zich verplicht om haar politieke stammentwisten tussen de regionale fracties opzij te zetten. Na 18 maanden van politiek immobilisme en crisis van de instellingen, en ondanks het voor haar verlammende perspectief van een nieuwe verkiezingsronde in juni (regionale en Europese verkiezingen), heeft zij een nieuwe regering op poten gezet onder leiding van de vroegere kamervoorzitter, Herman Van Rompuy. Als zij deze eindeloopbaan politicus er kunnen toe bewegen heeft om ‘met tegenzin' de post van eerste minister te aanvaarden, dan is het omdat zij er zich rekenschap van geeft dat ze niet kan wachten op het resultaat van de verkiezingsmanoeuvres om op de best mogelijke wijze de economische tsunami te beteugelen die het wereldkapitalisme overhoop haalt: de nieuwe eerste minister heeft trouwens gesproken van "de ergste economische crisis sinds de Tweede Wereldoorlog".

Dat maatregelen zich opdringen om de belangen te vrijwaren van de Belgische bourgeoisie blijkt duidelijk uit de meest recente economische gegevens: rommelkredieten van de banken die nog 62 miljard Euros vertegenwoordigen in België (!!!) en die de regering zou moeten overnemen via bijvoorbeeld het in het leven roepen van een ‘bad bank';  een budgettekort van 10 miljard in 2009 (hetzij 3% van het Bruto Binnenlands Product) en tegen de 15 miljard in 2010 (hetzij 4,3% van het BBP, DM, 20.01.2009); een terugval van de uitvoer en een negatieve groei van het BNP van - 1,9% (een maand geleden voorzag de Nationale Bank nog een terugval van - 0,2%), massale technische werkloosheid die zich dreigt om te vormen tot 100.000 bijkomende werklozen voor 2009 (DM, 12.01.2009). Met een beperkte interne markt en een economie die massaal gericht is op uitvoer, met de belangrijkste schuldenberg in de EU, na Italië, die het niet mogelijk maken om het budgettekort te laten aanzwellen, heeft de Belgische bourgeoisie echter weinig middelen ter beschikking om een relanceplan op te zetten. Het verdedigen van haar belangen is bijgevolg wezenlijk gericht op twee krachtlijnen: het redden van haar eigen banksysteem en de verbetering van de concurrentiepositie van de nationale economie door de lasten van de bedrijven te verlagen. Om dit te doen moet zij toch de schulden laten oplopen (de inspanning van 10 jaar soberheid die aan de arbeiders werd opgedrongen is in 6 maanden tijd volkomen weggesmolten !). Verder bereidt ze plannen voor tot het verminderen van de sociale uitgaven van de staat en wil ze een loonmatiging doorvoeren. Kortom, of het op een directe of indirecte manier is, het zal eens te meer de arbeidersklasse zijn die voor het wezenlijk deel zal opdraaien voor de reddingspoging van de Belgische bourgeoisie, die meegezogen wordt in de wervelwinden van het kapitalisme in neergang.

Hoe kan men de bevolking, en vooral de arbeidersklasse deze zoveelste periode van een ‘onontkoombare' soberheid doen slikken? Hoe de offers doen aanvaarden voor het welzijn van de ‘nationale gemeenschap'? Voor de bourgeoisie is dat de prangende vraag. Ze is des te hachelijker omdat het vandaag moeilijk is om nog een perspectief aan te wijzen voor een heropleving van het kapitalisme: inderdaad, sinds de jaren 1970 hebben zowel het ‘reaganistisch' liberalisme, dat opriep tot minder staat, als de neo-keynesiaanse politiek die meer staatstussenkomst voorstond, hun beperkingen getoond. Bijgevolg streefde de burgerlijke mediacampagne er integendeel naar om de omvang van de catastrofe ruimschoots uit te stallen, met de bedoeling de arbeiders af te schrikken en hun de ‘onmisbare opofferingen' te doen aanvaarden als het minste kwaad. Verre van het verbergen van de omvang van de ramp die zich aankondigt, stouwen zij ellenlange bladzijden vol met onrustwekkende informatie en rampzalige scenario's om de arbeiders te terroriseren. Het doel van deze politiek is dubbel: eerst en vooral is het ontwikkelen van angst bij de bevolking een traditioneel middel om hen er toe te drijven om beschutting te gaan zoeken bij de staat en hem hun vertrouwen te schenken. Vervolgens mikt men er op om de arbeiders te overtuigen van de zinloosheid van hun verweer tegen de aanvallen en dus om hun woede te kanaliseren naar onmacht.

 

Om verweer te organiseren mag men niet rekenen op de vakbonden

 

De aanvallen van de regering en de patroons stapelen zich als donderwolken op aan de horizon: verlaging van de sociale budgetten; massale technische werkloosheid die dreigt permanent te worden, een steeds zwaarder drukkende schuldenlast. Tegenover de omvang van de bedreiging, manifesteert er zich een aarzeling, een zekere ontreddering bij de arbeiders over de manier waarop men het verweer kan organiseren. Dat is het moment dat de vakbonden kiezen om zich in december op te werpen als de belangrijkste advocaten van een interprofessioneel akkoord dat twee jaar ‘sociale vrede' moet waarborgen tegen een aalmoes van ongeveer 10 Euro aan loonsverhoging onder de vorm van maaltijdcheques (DM, 09.12.2008). Maar ze roepen vooral hun gesprekspartners op om "hun verantwoordelijkheden op te nemen voor het behoud van het model van sociaal overleg op zijn Belgisch". Voor de redding van de concurrentiepositie van de Belgische economie en de winsten van het nationaal kapitaal, zijn de vakbonden er toe bereid om mee te werken aan het opdringen van een drastische soberheid aan de arbeidersklasse.

Vanuit historisch oogpunt gezien is het niet voor het eerst dat zij zich aan het hoofd stellen van het heilig verbond ter verdediging van het kapitalisme. Reeds bij de uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog bijna een eeuw geleden, hebben ze niet geaarzeld om zij aan zij te gaan staan met de kapitalisten voor de verdediging van het ‘vaderland' en om in de fabrieken alle verzet tegen de oorlog te breken als een daad van ‘hoogverraad'. En het ging er niet anders aan toe in de jaren 1930, tijdens de Tweede Wereldoorlog of tijdens de heropbouwperiode die er op volgde. Vandaag gaan ze niet anders tewerk: in december 2007 hadden alle vakbonden, broederlijk verenigd, een nationale betoging georganiseerd in Brussel, ter verdediging van het behoud van de koopkracht en vóór de solidariteit (‘redt de koopkracht en de solidariteit'); in de voorbije herfst zetten ze een stoere borst op en kondigden ze grote mobilisaties aan tegen de aanvallen. Vandaag echter ondersteunen ze de noodzaak van opofferingen wanneer de tijden hard zijn. Zo begroeten ze bijvoorbeeld de massale uitbreiding van de technische werkloosheid als een minste kwaad en smoren ze elke poging tot verweer in de bedrijven in de kiem. Zo hebben ze geweigerd om de wilde staking te erkennen van verschillende depots van het openbaar vervoer in Brussel. En toen ze merkten dat er een ‘interbedrijven' solidariteitscomité was opgericht door arbeiders uit verschillende sectoren rond Bekaert Hemiksem, dat met sluiting bedreigd wordt, wat deden ze toen ? Ze hebben het omgevormd tot een comité ter bescherming van de rechten van de vakbondenafgevaardigden in de bedreigde bedrijven ! Kortom, deze manifestatie van strijdwil en het zoeken naar solidariteit buiten het bedrijf en de sector en buiten de vakbondskanalen is omgevormd tot een instrument van de vakbondsstrijd. Streven naar het in de kiem smoren van elke uitdrukking van strijdbaarheid en het omvormen ervan tot een instrument van solidariteit met de burgerlijke democratie, dat is de manier waarop de vakbonden meesterlijk hun rol invullen binnen het geheel van de burgerlijk apparaat om de arbeidersstrijdbaarheid te neutraliseren, haar te ontkrachten en haar geen andere keuze voor te schotelen dan zich gedwee op te stellen achter de burgerlijke staat.

 

De schrik voor de economische recessie kan in een eerste fase belemmerend werken, een zekere ontreddering teweeg- brengen onder de arbeiders en het gevoel versterken van atomisering en onmacht tegenover de ravages van de crisis. Maar op termijn zal ze ook de vragen aanwakkeren omtrent de middelen en de doelstellingen van de strijd tegen de aanvallen op hun levensomstandigheden. Om een massale en ééngemaakte strijd van het geheel van de arbeiders te ontwikkelen die absoluut noodzakelijk is tegenover de onvermijdelijke aanvallen, is het immers onmisbaar om de lessen te trekken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de centrale lessen is dat de arbeiders, om doeltreffend te strijden, om een ééngemaakt en solidair antwoord te geven door steeds meer op zoek te gaan naar de uitbreiding van hun strijd, enkel kunnen rekenen op eigen kracht. Zij zullen geen andere keuze hebben dan hun strijd in eigen handen te nemen en alle valstrikken, alle verdelingsmanoeuvres, elke sabotage van de vakbonden te verijdelen n

 

Jos / 30.01.2009  

Territoriale situatie: