Bloedige repressie in Tunesië en in Algerije: Internationale solidariteit van de hele arbeidersklasse

Printer-friendly version

 

Bloedige repressie in Tunesië en in Algerije: De bourgeoisie is een klasse van moordenaars!

Een aantal weken geleden weken is de arbeidersklasse in Tunesië in opstand gekomen tegen de ellende en de werkloosheid, die in het bijzonder de jeugd treft. Overal in het land waren er spontane betogingen, bijeenkomsten en stakingen uitgebroken tegen het regime van Ben Ali. De betogers eisen brood, werk voor de jeugd en het recht op een waardig leven. Tegenover deze revolte van de uitgebuite klasse en van de jeugd die beroofd wordt van haar toekomst, heeft de heersende klasse geantwoord met kogels en met de mitrailleur. Het zijn onze klassebroeders en hun kinderen die vermoord werden in de betogingen en het is hun bloed dat vandaag vloeit zowel in Tunesië als in Algerije! Aan het hoofd van de Tunesische of Algerijnse staat, laten de moordenaars en hun bevelhebbers in al hun wreedheid het ware gezicht zien van onze uitbuiters en van de overheersing van het kapitalistisch systeem over de hele aarde. Deze moordenaars stellen zich niet tevreden met ons sterven van ellende en honger, zij stellen zich niet tevreden met de zelfmoord tientallen jongeren, die tot wanhoop gedreven waren; neen, zij doden ons ook nog met de kogels van de repressiekrachten die met scherp op de betogers schieten! De politie-eenheden die ontplooid werden in Sidi Bouzid, Tunis en vooral in Kasserine hebben niet geaarzeld om in de menigte te schieten en koudweg mannen, vrouwen en kinderen te vermoorden en maakten, sinds het begin van de botsingen, daarbij tientallen doden. Tegenover dit bloedbad, heeft de bourgeoisie van de 'democratische' landen, en voornamelijk de Franse staat, de trouwe bondgenoot van Ben Ali, geen poot uitgestoken om de barbaarsheid van het regime te veroordelen en een einde te eisen van de repressie. Dat hoeft ons niet te verwonderen. Alle regeringen, alle staten zijn medeplichtig! Heel de wereldbourgeoisie is één klasse van uithongeraars en moordenaars!

Wat is er echt gebeurd in Tunesië en Algerije?

Alles begon op vrijdag 17 december, in het centrum van het land, als gevolg van een zelfverbranding van een jonge 26-jarige gediplomeerde werkloze, Mohamed Bouazizi, wiens karretje met fruit en groenten door de stadspolitie in beslag was genomen. Onmiddellijk ontstond er een brede beweging van solidariteit en verontwaardiging in de hele streek. Vanaf 19 december begonnen er hele vreedzame betogingen tegen de werkloosheid, de ellende en het dure leven (de protesteerders lieten stokbroden zien!). Onmiddellijk antwoordde de regering met repressie, wat de woede van de bevolking nog erger maakte.
Op 22 december begon een tweedaagse staking van de universitaire doctors van de niet-spoedeisende hulp om te protesteren tegen het gebrek aan middelen en tegen de verslechtering van hun werkomstandigheden. Deze sloeg over naar alle universitaire hospitaal-centra van het land. Op 22 december pleegde een andere jongere, Houcine Neji, in Menzel Bouzaiane voor de ogen van de menigte zelfmoord door zich aan een hoogspanningskabel te gaan hangen: “Ik wil niets meer te maken hebben met de ellende en de werkloosheid”, riep hij uit. Andere zelfmoorden versterkten de verontwaardiging en de woede nog meer. Op 24 december schoot de politie een jonge betoger van 18 jaar, Mohamed Ammari, dood. Een andere betoger die ernstig gewond was, Chawki Hidri, overleed op 1 januari. Op moment van dit schrijven is de voorlopige balans: tenminste 65 doodgeschoten mensen!
Als reactie op de repressie breidde de beweging zich heel snel over heel het land uit. Gediplomeerde werklozen betoogden op 25 en 26 december in het centrum van Tunis. Bijeenkomsten en solidariteitsbetogingen breidden zich uit over het hele land: Sfax, Kairouan, Thala, Bizerte, Sousse, Meknessi, Regueb, Souk Jebdid, Ben Gardane, Medenine, Siliana ... Ondanks de repressie, de afwezigheid van vrijheid van meningsuiting, toonden de betogers spandoeken met: “Vandaag hebben wij geen angst meer!”.
Op 27 en 28 december voegden de advocaten zich in de solidariteitsbeweging met de bevolking van Sidi Bouzid. De repressie, die vervolgens op de advocaten neerkwam, met arrestaties en afranselingen, leidde ertoe dat er voor 6 januari een algemene staking uitgeroepen. De stakingsbewegingen brachten ook de journalisten van Tunis en de leerkrachten van Bizerte in beweging. Zoals Jeune Afrique van 9 januari aangeeft, waren de sociale protestbewegingen en de samenscholingen op straat geheel spontaan en ontsnapten ze aan de leiding of de controle van politieke en vakbondsorganisaties: “De eerste zekerheid is dat de protestbeweging vooral sociaal en spontaan is. Geen enkele partij, geen enkele beweging kan beweren dat ze de straat op gang kan brengen of kan doen stoppen”, verklaarde men bij de regionale sectie van de Algemene Tunesische Vereniging van de Arbeid (UGTT).
Er was een totale black-out van de informatie georganiseerd. In de streek van Sidi Bouzid gold in verschillende gemeenten een uitgaansverbod en werd het leger gemobiliseerd. In Menzel Bouzaiane, mochten de gewonden niet vervoerd worden, had de bevolking moeite om zich van voedsel te voorzien en werden de scholen gebruikt om de politieversterkingen te huisvesten.
In een poging de zaken te kalmeren, verbrak Ben Ali zijn stilzwijgen en legde een publieke verklaring af van 13 minuten, waarin hij beloofde om in 2011-2012 300.000 banen te scheppen en alle betogers vrij te laten, behalve diegenen die daden van vandalisme hadden begaan. Hij ontsloeg de Minister van Binnenlandse Zaken, die gebruikt werd als kop van Jut en klaagde tegelijkertijd de 'politieke instrumentalisering' van de beweging aan en de activiteiten van een minderheid van 'extremisten' en van 'terroristen' die de belangen van het land in het gedrang brachten. Deze provocerende verklaring, die de beweging criminaliseerde, kon de woede van de bevolking, en in het bijzonder van de jongeren, alleen nog maar opzwepen. Vanaf 3 januari kwamen de scholieren in beweging en gebruikten internet, gsm's, facebook en twitter om op te roepen tot een algemene staking van de scholieren. De scholieren hielden op 3 en 4 januari een betoging, waar gediplomeerde werklozen in Thala zich bij voegden. De jongere betogers boden het hoofd aan de gummiknuppels en het traangas van de ordestrijdkrachten. In de loop van de betogingen werd er een inval gedaan in de regeringzetel en werd het bureau van de partij, die aan de macht is, in de fik gestoken. De nationale stakingsoproep van de scholieren, die verspreid werd via het internet, werd opgevolgd in verschillende steden. In Tunis, Sidi Bouzid, Sfax, Bizerte, Grombalia, Jbeniana, Sousse, voegden de werklozen zich bij de scholieren. Solidariteitsbijeenkomsten vonden ook plaats in Hammamet en Kasserine.

De revolte breidt zich uit naar de universiteiten

Op hetzelfde moment kwam in Algerije, op dinsdag 4 januari in Koléa, een kleine stad ten westen van de Algerijnse hoofdstad, een hele massa werklozen op hun beurt op straat. Dezelfde dag gingen de dokwerkers van de haven van Algiers in staking om te protesteren tegen een akkoord tussen de beheersmaatschappij van de haven en de vakbonden, die beknotte op de betaling van nachtelijke overuren. De stakers weigerden om gevolg te geven aan de oproep tot opschorting van de staking, die was uitgeroepen door hun vakbondsvertegenwoordigers. Ook bij hen ontstond er woede, bij deze arbeiders die ellendige lonen hebben, voor wie zichzelf en hun familie te eten geven een dagelijkse zorg is, net zoals voor de werkloze jongeren in Tunis of Algiers. De 5de verspreidde de revolte zich in Algerije langs de kust en in Kabilië (Oran, Tipaza, Bejaja, ...) rond dezelfde sociale eisen tegenover de blijvende werkloosheid van de jongeren en de woningschaarste die hen er toe dwingt om bij hun ouders te blijven wonen en zich op te stapelen in krotten (de stadsrand van Algiers puilt uit van slaapsteden, die dateren uit de jaren 1950 en die lijken op de Franse voorsteden, en waar de jongeren er toe worden aangezet om speelterreinen te kraken waar zij regelmatig worden verdreven door krachtdadig optreden van politie-eenheden). Het antwoord van de regering liet niet op zich wachten. De repressiekrachten en het leger hebben onmiddellijk en hard toegeslagen. Alleen al in de wijk Bab el Oued in Algiers, telde men honderden gewonden. Maar ook daar droeg de wrede repressie van de Algerijnse staat bij tot het opzwepen van de woede. Binnen enkele dagen kwamen er twintig departementen (wilayas) in beweging. De officiële balans bedroeg drie doden (in M'Silla, Tipaza en Boumerdès). De betogers waren razend. “Wij willen er niets meer van weten, wij willen er niets meer van weten”, “Wij hebben niets meer te verliezen”. Dat zijn de kreten die men het meeste hoorde in de straten van Algerije. Deze rellen braken uit naar aanleiding van de nieuwe drastische verhoging van de prijzen van het basisvoedsel, die 1 januari jongstleden aangekondigd werd: de graanprijzen werden verhoogd met 30%, de olie met 20% en de prijs van suiker is omhoog geschoten met 80%! Na 5 dagen van repressie en verdachtmakingen van de beweging, kondigde (president) Boutiflika aan een stap terug te doen om de spanning te kalmeren: hij beloofde dat er geen belasting zal geheven worden op de producten die fors gestegen zijn.
In Tunesië vond op 5 januari de begrafenis plaats van de jonge fruitverkoper, die op 17 december in Sisi Bouzid zelfmoord had gepleegd, en waar de woede een kookpunt bereikte. Een menigte van 5000 mensen volgde de rouwstoet en schreeuwde haar woede uit: “Vandaag wenen wij, morgen zullen wij diegenen doen wenen die jouw dood hebben veroorzaakt!”. De stoet nam het karakter aan van een betoging. De menigte scandeerde leuzen tegen de levensduurte “die Mohamed tot de zelfmoord heeft gedreven” en riep: “Schande aan de regering!”. Diezelfde avond ging de politie over tot krachtdadige aanhoudingen van betogers in Jbedania en Thala. Jongeren werden aangehouden en opgejaagd door de bewapende politie.
Op 6 januari werd de algemene staking van de advocaten voor 95% opgevolgd. In alle gemeenten van het centrum, het zuiden en het westen van het land, vonden stakingen, straatbetogingen, botsingen met de politie plaats en de agitatie bereikte zelfs de rijkste steden, die van de oostkust.
De politie werd verspreid opgesteld voor alle hogescholen en universiteiten van het land. In Sfax, Jbeniana, Tajerouine, Siliana, Makhter, Tela, werden de betogingen van scholieren, studenten en inwoners wreed uiteen gedreven door de politie. In Sousse, werd de faculteit van Sociale Wetenschappen stormenderhand ingenomen door de ordestrijdkrachten, die overgingen tot de arrestaties van de studenten. De regering besliste tot de sluiting van alle scholen en universiteiten.
Naar aanleiding van de repressie van de beweging, vonden op 7 januari in de steden Regueb en Saïda, dicht bij Sidi Bouzid, botsingen plaats tussen betogers en ordestrijdkrachten, met als resultaat: 6 gewonden. Betogers schoten projectielen af op de veiligheidsdienst en de politie schoot op de betogers. Drie jongeren werden zwaar gewond.
Op 8 januari verbrak UGTT, de officiële vakbond, eindelijk het stilzwijgen, maar klaagde de repressie niet aan. Haar secretaris-generaal Abid Brigui stelde zich, onder druk van de achterban, tevreden met de verklaring dat hij de “gewettigde eisen van de bevolking van Sidi Bouzid en de binnenlandse regio's van het land” steunde. “Wij kunnen niet buiten deze beweging blijven. Wij kunnen ons alleen maar scharen aan de zijde van de rechten van de behoeftigen en de werkzoekenden”. Over het geweld van de repressie verklaarde hij bedeesd: “Het is tegennatuurlijk om deze beweging te veroordelen. Het is niet normaal om die te beantwoorden met kogels”. Maar hij deed geen enkele oproep tot algemenen mobilisering van alle arbeiders, geen enkel oproep tot de onmiddellijke stopzetting van de repressie, die met nog meer geweld ontketend werd in de loop van het weekeinde van 8 en 9 januari.
In Kasserine, Thala en Regueb liepen de betogingen uit op slachtpartijen. De politie heeft koudweg geschoten op de betogers en maakte daarbij door een kogelregen 25 dodelijke slachtoffers. In de stad Kassernine, die geterroriseerd werd door de gewelddadigheden van de politie en die zelfs geschoten heeft op begrafenisstoeten, heeft het leger, dat verdeeld is, niet alleen geweigerd om op de bevolking te schieten, maar is het ook tussengekomen om het volk te beschermen tegen de anti-oproerpolitie. Dit leidde tot het ontslag van een chef van de generale staf. Ook al is het leger in de voornaamste steden gestationeerd om de openbare gebouwen te beschermen, toch werd het afzijdig gehouden van de directe repressie-operaties, daarbij inbegrepen in de hoofdstad waaruit het uiteindelijk is teruggetrokken. Naar aanleiding van het bloedbad is het overwerkte ziekenhuispersoneel van de spoedeisende hulp van de streek, als teken van protest, in staking gegaan.
Tijdens het bloedige weekeinde van 8 en 9 januari bereikte de woede de hoofdstad. Op 12 januari braken rellen uit in de buitenwijken van Tunis. De repressie doodde acht mensen, waaronder een jongere die gedood werd door een kogel in het hoofd. De regering stelde de avondklok in. De hoofdstad wordt sindsdien bewaakt door een controle-netwerk van de ordestrijdkrachten en de officiële vakbond UGTT riep uiteindelijk op tot een algemene staking van 2 uur op vrijdag de 14 januari. Ondanks de avondklok en de stationering van de ordestrijdkrachten in de hoofdstad, gingen de botsingen in het centrum van Tunis door en werden er overal portretten van Ben Ali verbrand. Op 13 januari bereikte de revolte de badsteden aan de kust en voornamelijk het grote toeristische centrum Hammamet waar winkels geplunderd werden en portretten van Ben Ali aan stukken werden gescheurd, terwijl de botsingen tussen betogers en ordestrijdkrachten in het hart van de hoofdstad doorgingen. Geconfronteerd met het risico van het afglijden van het land naar een chaos, geconfronteerd met de dreiging van een algemene staking, en onder druk van de 'internationale gemeenschap', en voornamelijk de Franse staat, die voor het eerst Ben Ali begint te 'veroordelen', begon deze in te binden. In een toespraak aan de bevolking op de avond van 12 januari, verklaarde hij: “Ik heb jullie begrepen” en hij bevestigde dat hij zich geen kandidaat zou stellen bij de volgende verkiezingen ... die zijn voorzien voor 2014! Hij beloofde de prijs van suiker, melk, brood te verlagen en vroeg eindelijk aan de ordestrijdkrachten om niet meer met scherp te schieten met de motivering dat er “fouten gemaakt waren en doden gevallen waren om niets”.

De medeplichtigheid van de 'democratische' staten

Tegenover de beestachtige repressie hebben alle democratische regeringen zich gedurende enkele weken tevreden gesteld met het onderstrepen van hun 'bezorgdheid' en opgeroepen tot 'kalmte' en 'dialoog'. In naam van respect voor de onafhankelijkheid van Tunesië en van de niet-inmenging in de binnenlandse zaken van het land, heeft geen enkel land de geweldplegingen van de politie en de afslachtingen door de bloedhonden van Ben Ali veroordeeld, zelfs niet op hypocriete wijze. De meerderheid betreurt 'het overmatig gebruik van geweld'. Na het bloedige weekeinde van 8 en 9 januari, betuigde de Franse staat zelfs openlijk haar steun aan de bloeddorstige dictator. Nadat zij op schijnheilige wijze de geweldplegingen had 'betreurd', stelde Michèle Alliot Marie, de Minister van Buitenlandse Zaken, in haar toespraak voor het nationale parlement op 12 januari, voor om Frankrijk 'veiligheidshulp' te laten leveren aan de repressiekrachten van de Tunesische staat: “Wij stellen voor om onze veiligheidstroepen, die over de hele wereld om zijn deskundigheid erkend wordt, toe te staan de veiligheidssituatie van dit land te laten regelen”.
Wij hebben al kunnen zien waarop deze 'deskundigheid' van de ordestrijdkrachten van de Franse staatsveiligheid neerkomt bij de politievergissingen, die in 2005tot de dood leidden van twee jongeren, die zich door elektrocuteerden, toen ze werden achtervolgd door de smerissen. Dit voorval was de belangrijkste aanleiding, die de rellen in de buitenwijken ontketende. Deze 'deskundigheid' hebben wij nogmaals aan het werk gezien bij de jongerenbeweging tegen de CPE, waarbij de anti-rellenbrigade bepaalde universiteiten met honden was binnengevallen om de studenten, die streden tegen het vooruitzicht van de werkloosheid en de precariteit, te terroriseren. Deze gedegen 'veiligheidskennis' van onze goede Franse smerissen werd nogmaals ontmaskerd in de betogingen tegen de LRU-wet in 2007, toen ze flash-kogels afschoten en meerdere scholieren verwondden. En nog onlangs, in de beweging tegen de pensioenhervorming, heeft de repressie die in Lyon werd losgelaten op jonge betogers bewezen hoe doeltreffend de 'veiligheidskrachten' van de Franse democratische staat wel zijn! Honderden jongeren werden reeds veroordeeld tot zware gevangenisstraffen of worden er mee bedreigd. Natuurlijk tomen de democratische staten zich meer in en schieten vandaag niet met echte kogels op betogers. Maar dat is geenszins omdat zij 'beschaafder' zouden zijn, minder barbaars of meer respect zouden hebben voor de mensenrechten en vrijheid van meningsuiting, maar omdat de arbeidersklasse in dit land sterker is, een lange strijdervaring heeft en niet bereid is om een dergelijke graad van repressie te aanvaarden.
Wat betreft de criminalisering van sociale bewegingen als rechtvaardiging voor repressie, hoeft Ben Ali zijn Franse medeplichtigen niet te benijden. Hij was er als eerste bij om de studenten in 2006, net zoals de werknemers van de SNCF en de RATP (spoorwegen), die in 2007 strijd voerden ter verdediging van de speciale pensioenvoorzieningen, aan te klagen als 'terroristen'.
De enige zaak waar de heersende klasse van alle landen zich mee ‘bezighoudt’ is de 'efficiënte' versterking van de politiestaat. Die moet dienen om de kapitalistische orde overeind te houden, een sociale orde die de jongere generaties geen enkele toekomst heeft te bieden. Overal ter wereld wordt het kapitalisme geconfronteerd met een onoverwinnelijke crisis. Deze orde van terreur kan alleen nog maar meer ellende, werkloosheid en repressie voortbrengen.
De medeplichtigheid van heel de bourgeoisie onthult dat het wel degelijk heel het kapitalistische systeem is dat verantwoordelijk is voor het bloedbad in Tunesië, en niet alleen het Tunesische regime, dat een karikatuur is van de kapitalistische staat!

Een revolte die aansluit bij de strijd van de wereldarbeidersklasse

Alhoewel Tunesië gedomineerd wordt door een totalitair regime, dat vermolmd is door corruptie, is de sociale toestand van het land geen uitzondering. Net zoals overal wordt de jeugd in Tunesië geconfronteerd met hetzelfde probleem: de afwezigheid van een perspectief. Deze ‘volksrevolte’ sluit aan bij de algemene strijd van de arbeidersklasse en haar jongere generaties tegen het kapitalisme. Hij is een voortzetting van de strijd die zich sinds 2006 heeft ontwikkeld in Frankrijk, Griekenland, Turkije, Italië en Groot-Brittannië, waar alle generaties elkaar gevonden hebben in een reusachtige golf van protest tegen de verslechtering van de levensomstandigheden, de ellende, de werkloosheid van de jongeren en de repressie. Het feit dat de sociale revolte, sinds de gebeurtenis op 17 december, gekenmerkt werd door een brede solidariteitsbeweging toont aan dat deze revolte, ondanks de moeilijkheden van de klassestrijd in Tunesië en Marokko, ondanks alle democratische illusies verbonden met het gebrek aan ervaring en het loden gewicht van de regimes, die de proletariërs blootstellen aan isolement en bloedbaden, behoort tot de wereldwijde strijd van de arbeidersklasse.
Het samenzwerende stilzwijgen waarmee deze gebeurtenissen zijn omgeven, heeft trouwens niet enkel gelegen aan deze regimes zelf. Ze is gedeeltelijk doorbroken door de activiteit van de jeugd zelf, die internet, twitter of facebook hebben weten te gebruiken als strijdmiddel, als een instrument tot communicatie en uitwisseling om de repressie te laten zien en aan te klagen. Ze hebben gediend als een band onder elkaar, maar ook met hun familie of vrienden buiten het land, voornamelijk in Europa. Maar overal hebben de media van de bourgeoisie bijgedragen tot het instellen van een black-out, vooral met betrekking tot de arbeidersstrijd die met deze beweging gepaard is gegaan en waarvan de echo's maar heel druppelsgewijs naar buiten sijpelen. (1)
Deze media hebben ook, zoals bij elke strijd van de arbeidersklasse, alles in het werk gesteld om deze revolte tegen de ellende en de kapitalistische terreur te verdraaien en in een kwaad daglicht te stellen. En zij hebben ze naar buiten toe voorgesteld als een ‘remake’ van de rellen in de buitenwijken in Frankrijk, als het werk van 'vandalen', onverantwoordelijke elementen en plunderaars, ook daar weer met de totale medeplichtigheid van de regering van Ben Ali, terwijl talrijke betogers de plunderingen hebben aangeklaagd als het werk van de gemaskerde politie-agenten, die de beweging daarmee in een kwaad daglicht probeerden te stellen. De amateursvideo's van de jongeren hebben ook getoond dat politie in burger, op 8 januari in Kasserine, de ruiten hebben ingeslagen om een voorwendsel te hebben voor de verschrikkelijke repressie, die ze in deze stad hebben begaan.
Tegenover het kapitalistische barbarendom, tegenover de wet van het stilzwijgen en van de leugen, moet de arbeidersklasse uit de hele wereld haar solidariteit betonen met haar klassebroeders in Tunesië en Algerije. En deze solidariteit kan enkel bevestigd worden door de ontwikkeling van haar strijd tegen alle aanvallen in alle landen, tegen deze klasse van uitbuiters, uithongeraars en moordenaars, die hun voorrechten slechts in stand kunnen houden door de mensheid steeds dichter naar de afgrond van de ellende te duwen. Enkel een massale ontwikkeling van haar strijd, door de ontwikkeling van haar solidariteit en haar internationale eenheid kan de arbeidersklasse, vooral in de meest geïndustrialiseerde 'democratische' landen, een toekomstperspectief bieden aan de maatschappij. Alleen door de weigering om op te draaien voor het bankroet van het kapitalisme overal in de wereld, zal de arbeidersklasse een eind kunnen maken aan de ellende en de terreur van de uitbuitende klasse De arbeidersklasse moet het kapitalisme omverwerpen en een andere maatschappij opbouwen, gegrondvest op de bevrediging van de behoeften van de hele mensheid en niet op winst en de uitbuiting.

Solidariteit met onze klassebroeders in de Maghreb!
Solidariteit met de jongere generatie proletariërs, overal waar zij strijden tegen een uitzichtloze toekomst!
Willen we een einde maken aan de werkloosheid, de ellende en de schoothopen, dan moeten wij het kapitalism opdoeken!

WM / 13.01. 2011

(1) Laten we ter herinnering, even terugdenken aan Tunesië in 2008, toen de streek van de fosfaatmijnen van Gafsa het toneel was van een krachtmeting met de staatsmacht, waar een hardhandige onderdrukking plaatsvond. Laten we ook even denken aan Algerije in 2010, toen 5000 stakers van de SNVI en andere bedrijven geprobeerd hadden om, ondanks de wrede tussenkomst van de ordestrijdkrachten, bijeen te komen om hun strijd uit te breiden naar en één te maken met het centrum van een industriële zone, in de streek van Rouiba aan de grens met Algiers, waar 50.000 arbeiders werken.